JCd mfiaal van den daa DIAMANT De moderne aardrijkskunde Aan banden die waren FORT-MYSTERY MERCATOR WAS EENDER PIONIERS versleten. werd menig ongeluk geweien! \Bweu/x!\ Bak- en Braadvet WOENSDAG 7 MAART 1934 Zijn systeem wordt nu bijna vier eeuwen ongewijzigd toegepast Van groot belang voor de zeevaart Maurice Baring De roman C Liefdadigheidsreis van Mevr. Roosevelt Een 30-urïge werkweek in Amerika? Maharadja van De was in hongerstaking Nieuwe tocht naar de stratosfeer Arbeid in radium- mijnen \óOPDANK eerlijkheid I „Alles inbegrepen" Iets nieuws der Zwitsersche Spoorwegen Rouwpostzegel voor Koning Albert AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL mm door Katharina en Robert Pinkerton Mercator is de Latijnsche naam voor koopman en in casu de latini seering van Kremer, Gerhard Kre- mer, den grondlegger van de moderne aardrijkskunde. Gerhard Kremer zag het levenslicht in het liefelijk Vlaamsche stadje Rupelmonde op den 5den Maart 1512. Omtrent zijn afkomst bestaat niet slechts verschil, doch werkelijk strijd. De meest waarschijnlijke lezing is echter, dat papa Kremer afkomstig was uit het Rijnland, zich uit allesbehalve vrijen wil (men leest van schulden en andere juridische narigheden) te Rupelmonde vestigde en daar met een Vlaamsche dienstbode in het huwelijk trad. Hier werd Gerhard Kremer geboren. Het bleek de familie overigens niet slecht te gaan, daar de jonge Gerhard in staat was, om aan de universiteit van Leuven te studeeren. Een geheel en al intellectueele loopbaan scheen hij echter niet te ambieeren, of misschien was zijn maatschappelijk aanzien nog van dien aard, dat hij daarvoor niet in aanmerking kwam. Hij bekwaamde zich tevens in de in strumentmakerij en in de kopergraveerkunst. In 1552 scheen hij eyenwel reeds naam te hebben gemaakt. Toen vertrok hij van Leuven naar Duisburg en werd daar benoemd tot cos- mograaf van den Hertog van Gulik. Deze be trekking heeft hij tot aan zijn dood, op den 25sten December 1594, bekleed. Zijn voornaamste werken zijn: Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura (Duisburg 1585): Atlas, ofte wel cosmographische studie over de inrichting der wereld en hare gedaante, sedert 1604 door den Amsterdamschen boekhandelaar Hondius opnieuw ter perse gelegd en langzamerhand veranderd. Vervolgens de Tabulae geographicae ad mentem Ptolemaei restitutae Keulen 1578): Aardrijkskundige tabellen volgens de opvattin gen van Ptolemaeus vervaardigd, alsmede een pas in 1889 teruggevonden kaart van Europa. Al dit werk, vrijwel door hemzelf gegraveerd, staat wetenschappelijk en typografisch op het hoogste peil, doch de verdienste hiervan zakt in het niet, als ze vergeleken wordt met den lof, dien hij met de naar hem genoemde kaart projectie, de z.g. Mercators-projectie, verwierf. Deze methode werd voor het eerst gebruikt bij zijn in 1569 verschenen wereldkaart en vindt sedert, behalve op vele landkaarten, op zee kaarten vrijwel uitsluitend toepassing. Daarom zullen we dit nader beschouwen. Zooals bekend is de aarde een bol en een van haar onhebbelijkste eigenschappen is hare on- ontwikkelbaarheid. D.w.z. noch de aardopper vlakte geheel, noch een deel daarvan, kan zon der vervormingen in een plat vlak worden neergelegd of geteekend. Wil men nu de aard oppervlakte in kaart brengen, dan moet men zich dus vervormingen getroosten. Verschillende projectiemethoden zijn in toepassing en ieder vindt op haar gebied een dankbare aanwending, doch het grootste succes boekte Mercator, wiens systeem nu sedert bijna vier eeuwen ongewij zigd wordt toegepast. De tegenwoordige zee kaart is veel veranderd bij vroeger: meermin nen, scheepjes, fraaie kleuren, boomen, bergen en inboorlingenhutten vindt men er niet meer voor den niet ingewijde is er geen stuk papier zoo dor als de moderne zeekaart, doch het prin ciep van teekenen is nog immer als Gerhard Kremer, genaamd Mercator het bedacht. Hij teekende de meridianen als rechte, even wijdige lijnen en de moderne hydrographen van de twintigste eeuw doen het hem prompt na. Nu loopen de meridianen op aarde gelijk de mootjes van een sinaasappel, in de pool in één punt uit. De afstanden tusschen de me ridianen, die met het klimmen der breedte voortdurend kleiner worden, bleven dus gelijk, zoodat de kaart op grootere aardrijkskundige breedte voortdurend meer in de breedte uit gerekt zou worden en zelfs in de kleinste dee- len niet meer zou gelijken. Dat moest voorkomen worden. De lengte van de parallel tusschen twee meridianen is kleiner dan het stuk equator tusschen dezelfde meridianen, en is toch even groot geteekend, derhalve met een bepaald bedrag vermenigvuldigd. Door het aan grenzende stuk meridiaan met hetzelfde bedrag te vermenigvuldigen, werd nu de kaart in de lengte evenveel uitgerekt als in de breedte en kregen de kleine deelen hun goeden vorm te rug. Door dit van minuut tot minuut, later zelfs met oneindig kleine stukken te doen, werd de kaart in zijn kleine deelen een getrouwe af beelding van de aardoppervlakte. De hoeken op de aarde vormen gelijke hoeken op de kaart en de lijn volgens welke de zeeman stoomt: n.l. volgens een bepaalden koers, die alle meridianen onder gelijke hoeken snijdt, de z.g. loxodroom, die op de globe een vrij ingewikkelde kromme lijn vormt, wordt in de Mercatorskaart een rechte lijn. Vandaar de voorkeur der nautici. Een Mercatorskaart heeft zooals alle men- schenwerk ook haar nadeelen; naar boven toe beeldt hij de aarde immer grooter af, zoodat een schooljongen er geheel verkeerde opvat tingen door zou krijgen, doch dat is de moei te niet voor een zeeman. Verder is het uitge sloten om ooit de pool op een Mercatorskaart te krijgen. Hij zou tenslotte zoo groot worden, dat de Eskimo's er driemaal levensgroot op kwamen, doch de pool bereikte hij nooit. Ook dit is voor een zeeman hoegenaamd geen be zwaar, want in dergelijk barre gebieden heeft hij toch niets te zoeken. Neen, voor den zeeman is er geen betere dan Mercators kaart en al zijn er nu menschen die zich afvragen, wie Mercator was, de tijd zal veel veranderen. Als Hitier, Mussolini en Stalin nog slechts bekend zullen zijn bij de schoolgaande jeugd en daar gevloekt zullen worden om hun binnendringen in jaar tallen-boekjes, zal ieder jaar opnieuw op alle zee vaartscholen, dan misschien luchtvaartscholen, de naam van Mercator vol lof worden vermeld. Dan nog zal hü bekend staan als de uitvinder van de Mercatorskaart, een der weinige uit vindingen, die eeuwenlang geen principieele wij zigingen ondergingen. Baring heeft een nieuw boek geschreven, uitgegeven in de Albatros-serie, en ge titeld „C". Met dezen klank werd genoemd de held van het verhaal, Caryl Bramsley, een jongere zoon van een Lord, opgevoed in de kostschool, en in Eton en Oxford, nooit bemind door zijn ouders, schuw en geheimzinnig, inge wijd in de wonderlijke wereld der dichtkunst, van serene bewondering vervuld voor een onbe middeld, katholiek meisje, en later verliefd op een gehuwde vrouw, die de belichaming is van het verraad, en niet beter dan een prostitué. Wat blijft er van den man over; een klein baantje op een kantoor, als journalist naar den Zuid-Afrikaanschen oorlog, zijn leven is geheel opgevreten en vernietigd door de liefde en net verraad: zijn verzen heeft hij zelf vernietigd, en de verzen, die hij richtte tot zijn geliefde, zijn door haar niet gelezen, maar wel verloren. Hij sterft jong. Dat is het onderwerp van dezen roman. Het verhaal van bijna 400 bladzijden vloeit in één stroom voort, als 't ware zonder op houden, zonder verdeeling, en zonder dat ook maar één keer op een spannend moment het scherm valt. Het is uiterst decent geschreven en tegelijk van een ontstellende waarachtig heid. Geen enkele schablone, geen trucs, maar een zeer kalme en daarom des te onverbidde lijker voortgang en ontwikkeling. Hoe langer hoe duidelijker wordt de vernietiging van C, en hoe langer hoe klaarder de volkomen zedeloos heid van zijn geliefde. Over hetgeen deze vrouw denkt en gevoelt, hoort men niets, geen enkel woord: blijkbaar heeft Baring dat niet willen zeggen, of heeft hü het niet geweten. Maar het J*0M' *EO innerlüke leven van den held ligt in dit boek open. Door de waarachtigheid en juistheid van dit verhaal wordt in het licht gesteld, waarin de zonde eigenlijk schuilt: in de liefde tot het eindige. C. komt er toe, en dat is het tragische, om zijn geliefde, zoo slecht en verraderlijk als zü is, te beminnen met heel zün hart, en wel bewust de eeuwigheid te verzaken; de lezer komt onder den indruk van de wanhoop, die in een dergelijke liefde heerscht. Door de tafereelen, door de bladzijden van den roman ziet men steeds wandelen de gestalte van de geliefde vrouw, lieflü'k, onschuldig, vrien- dehjk en bekoorlijk, en daarachter den man, die 'strompelt van den eenen kuil van verraad in den anderen. De schrijver is een onverbiddelijk officier van justitie, maar een mild rechter, want C. sterft niet zonder althans de moge lijkheid gezien te hebben van een verbinding tusschen de wereld en de eeuwigheid. Het werk van Baring is moeilijk met andere romans te vergelijken. Men weet in het geheel niet, hoeveel kunst daarin schuilt, maar als men na de lezing er over nadenkt, komt men tot de overtuiging, dat het veel kunstvaardiger ge schreven is, dan men bü eerste lezing zou den ken. Het is onbeschrijfelijk Engelsch en zuiver ka tholiek van inspiratie. Er komen bladzijden van groote schoonheid in voor, en wel vooral zulke, waarin de kunst van groote actrices beschreven wordt. Maurice Baring, zelf jongere zoon van een lord, zelf ook klassiek opgevoed, zelf dichter, zelf in de diplomatie geweest (gelijk de held van het verhaal), zelf ook oorlogscorrespondent geweest in den Russisch-Japanschen oorlog, katholiek geworden, persoonlijk bevriend met de allerberoemdste actrices, Sarah Bernard en Eleonora Duse, en ten slotte zich zelf. ook als mislukkeling beschouwend. Maurice Baring schrijft met kennis van zaken over de vele mi lieux, waarin de roman speelt. Het is een werk van katholieke inspiratie, met een onthechtheid geschreven, en tegeiijkertüd een liefderijke, maar ook ongesluierde teeke- ning, meestal slechts aanduiding der personen, die weldadig en waarachtig aandoen. Het heeft de sfeer van een lichtenden zomer ochtend met een fijnen nevel en schoone, iets wazige kleuren, gelijk de schilderstukken der groote Engelsche meesters. Zonder twü'fel wordt het werk van Baring steeds krachtifer en schooner. WASHINGTON, 6 Maart (Reuter) Mevrouw Roosevelt is in gezelschap van professor Tug- well en eenige deskundigen naar Miami ver trokken, vanwaar zü zich per vliegtuig naar Porto Rico zal begeven. Zij zal zich op de hoogte stellen van de in deze kolonie heer- schende armoede, teneinde op doelmatiger wüze hulp te kunnen verleenen. Mevrouw Roosevelt heeft verklaard, dat zü zeer veel belang stelt in Porto Rico, sedert „Ted Roosevelt", toen gouverneur van dit ge bied, een fonds heeft gesticht tot het ver schaffen van voedsel en kleeding aan arme kinderen. Zü zal niet vóór 17 Maart hier terugkomen. WASHINGTON, 6 Maart. (Reuter) Het naas te doel van generaal Johnson is, het doen te werk stellen van minstens een millicen werk lozen door de particuliere ondernemingen. De beidscommissie van het Huis van Afgevaar digden heeft eenstemmig de 30-urige werk week voor de bü de Nira aangesloten indus trieën goedgekeurd, wijzigingen in uitzonde ringsgevallen bü gebrek aan werkkrachten voorbehouden. De maharadja van Dewas, Sir Tukoji Rao, die reeds sedert 68 dagen in gedeeltelijke hon gerstaking is, heeft aangekondigd, dat hij voor nemens is, zich te laten doodhongeren, als de Indische regeering niet bereid is haar stand punt te wijzigen. De lüfarts van den Maharadja heeft een te legram gezonden aan den Britschen onder koning, den minister-president en den minis ter van Buitenlandsche Zaken, waarin hij ver klaart dat zijn hooge patient zijn hoeveelheid voedsel opnieuw verminderd heeft. Als hü zijn dieet nog verder vermindert, al dus wordt in het telegram gezegd, zal hij zeker zün leven offeren op het altaar van de heilige zaak en zün familie-eer. Belgische geleerden bullen dit jaar een nieu wen tocht naar de stratosfeer ondernemen, Profesor Piccard en Ingenieur Cosijns zullen binnenkort den nieuwen bolvormigen gondel van aluminium onderzoeken, om na te gaan of deze een tocht naar de stratosfeer zonder ge vaar kan doorstaan. De ballon zal voorzien worden van hoogte controle-kleppen, van het systeem Demuyter, zoodat de inzittenden in staat zullen zün het stügen op iedere hoogte te doen ophouden. De opstijging zal vermoedelük te Houx-Avennes plaats hebben. Deze expeditie wordt gefinancierd door het fonds van wijlen Koning Albert voor weten schappelijk onderzoek. De arbeiders in de radium-münen te Jachy- nox fBohemen) hebben betere arbeidsvoor waarden en hooger loon gevraagd in verband met hun uitzonderlijke werkzaamheden en als compensatie voor hun vroegtijdigen dood. De invloed van het radium op de arbeiders is namelijk zoo sterk, dat deze na 15 jaar ster ven en gemiddeld niet ouder worden dan 37 jaar. Volgens de bestaande voorwaarden wordt aan nabestaanden van de arbeiders alleen dan een pensioen uitbetaald als gebleken is, dat de dood een rechtstreeksch gevolg is van de in werking van het radium op het gestel der ar beiders. Geen schadeloosstelling wordt uitge keerd, als dit niet duidelijk of slechts bü een lükschouwing blükt. Onder leiding van den ouden, tanigen huis knecht, die met het kille huis vergroeid scheen, nam Jacques Duval zijn erfenis in oogenschouw. Het huis en alles wat het be vatte was nu door oom Camille's dood zijn eigendom geworden en het minste wat hü doen kon was den boel eens opnemen. Het overlüden van oom Camille had den jongeman weinig of in het geheel niet beroerd. Het was onzin om het tegendeel te beweren. Camille Duval was zijn geheele leven een zon derling geweest, die zich zoo ver mogelijk bui ten het bereik der menschen had teruggetrok ken. Ongeveer twintig jaar lang woonde hij hier in dit afgelegen huis, met als eenige be dienden den ouden huisknecht en een keuken meid. Vrienden bezat hij niet en om zijn fa milieleden bekommerde hij zich zoo weinig, dat zij van lieverlede allemaal waren weggebleven. Zün eenige genot bestond in het verzamelen en bewonderen van schilderijen, waarbij hü een zonderlinge voorliefde voor oude meesters aan den dag legde. Geen enkele moderne schilder vond genade in zijn oogen. En van de ouden koos hü er ook slechts weinigen tot zijn vrien den. „Hier is de werkkamer," zei de huisknecht op gedempten toon. Hij leidde Jacques binnen in een ruim vertrek, aan welks wanden ver scheidene schilderüen hingen. Ook in de slaap kamer, die zich er achter bevond, waren ver scheidene meesterstukken. Jacques kreeg een vreemd weemoedig gevoel bij 't zien van de schatten van zün oom. Bij hen had de man het grootste deel van zijn leven doorgebracht. En waarschijnlijk om wille van deze schilderstukken had hij zich uit de wereld teruggetrokken. En thans? De oude man had het tijdelijke voor het eeuwige gewisseld, onbetreurd door zijn mede- menschen, maar ook in den steek gelaten door zijn oude meesters. Jacques bande echter die troostelooze ge dachten uit zün geest en begon in de beide kamers rond te snuffelen. Ten slotte opende hij een kluis, die in den wand van de studeerka mer was ingemetseld en daar deed hij opeens een verrassende ontdekking. De kluis bevatte o m. een doek, dat in mooie blauwe kleuren een portret vertoonde van een man van mid delbaren leeftijd. In het licht beschouwde Jacques Duval het schilderij nader en toen be merkte hü met schrik dat het een Goya was, en wel een Goya, die ongeveer een jaar geleden uit het Louvre was gestolen. De mannenfiguur stelde een burgemeester voor en in de signature van den meester kon hij zich niet vergissen. Een tijdlang bekeek de jongeman het prach tige werk. Het was een der mooiste portretten, die de meester ooit vervaardigd had en de blau we kleur was verrukkelijk in al haar nuances. Maar dan begon het tot hem door te dringen hoe het te verklaren was dat dit gestolen schii- derü in het huis van zijn oom gekomen kon zijn. Er was maar één verklaring: oom Camille moest het gestolen hebben. Louter en alleen omdat hij verzot was op dergehjke oude mees ters en in het bizonder op Goya. Zooals een hartstochtelijk verzamelaar geen moeite ontziet om een kostbaar stuk machtig te worden, zoo had oom Camille de wet met voeten getreden, om den Goya in zün bezit te krijgen. Maar dan was er ook slechts één oorzaak. Oom Camille moest gek zijn geweest, te zeer bezeten door een idee fixe, dat hem de controle over zijn daden ontnam. Jacques voelde zich opeens erg onbehaagbjk. Hier werd hem een verantwoordelijkheid op de schouders gelegd, die hij absoluut niet wilde dragen. Of oom Camille geestelijk abnormaal was geweest, toen hij het stuk stal, was per slot van rekening bijzaak, maar dat hü nu met het gestolen schilderij opgescheept zat, bezwaarde hem. Wat moest hij er mee aanvangen? Geen oogenblik behoefde hij daaraan te twü- felen. Het schilderü moest teruggebracht wor den naar het Louvre, vanwaar het gekomen was. Jacques was niet in het minst van plan om het doek te behouden. De moeilijkheid was echter gelegen in dat terugbrengen. Wanneer hij het doek onder den arm nam en het aan den conservator ter hand stelde, zouden er vragen worden gesteld. Er zou groote last uit ontstaan en aan het eind OS POSTER ZSOTCAT ZE' een Beetjes TBÉTER 'CS Ji.'ALLO paar otap in, l om7) MELC> ER 't> WEE?P WlN/ÈEL POM MET DE BOOT WAT DICHTER BH OEM WAL. «cCJn» i A w iJ/l [1 JVE ZO/JSM ANM/E 'A/Dl- MOR- OSNUREM AAN BOORD VAM MET JACHT BPEMOEM. EE MAO M/ET5 AAH BAJTHAS MAMPEEPSMER MAó OEEN V/ERÓ/ANM6 DE/MAAPT WOROSM. /H//AAB MOT MOET ALLE5 TOT JA/DE pJ/VTJEA //V OROE ZHM. PAT L/SVEP/MD AL5 WE HAAT MAAR óOED SM WE/ //y 'T JACHT EO A/MEM KM/JÓSM LAAT DAT MAAR AAH JE VA DEPT/E OVER/ /P VEESTAL MOE /P DAT AAM MOETPAP- PEM. zou het bekend worden dat oom Camille het werk gestolen had. Dit wilde Jacques tot eiken prijs voorkomen. Hoewel hii voor zichzelf de zekerheid had dat oom Camille voor den diefstal niet toereken baar was geweest, toch wist hij zeer goed dat andere menschen dit niet zouden willen ee- looven. Het was duidelijk dat hij op die manier den goeden naam van zijn oom aan de klets- zucht van allerlei menschen zou blootstellen. Hij moest nadenken en daarom zette hij het schilderij weer weg en verliet, het huis. Pe huisknecht, die met een jaargeld beloond was, maakte zich eveneens gereed om de woning te verlaten, voorgoed. Het duurde lang voordat Jacques een middel had gevonden, maar eindelijk slaagde hü er in. Het was heel eenvoudig. Hij i had niets an- r)M7V7/'c ders te doen dan JJUvill o een vergunning aan te vragen, j om in het Lou- vre te mogen co- pieeren. Te gelegener tijd zou hem dan de kans geboden worden om het schilderstuk terug te brengen, zonder dat iemand wist wie het had gedaan. De vergunning was spoedig in orde en dag aan dag begaf Jacques zich gewapend met schildergerei en groote map naar het museum. Het duurde niet lang voordat hij erin slaagde het doek binnen te smokkelen en het in het museum achter te laten. Opgelucht begaf hü zich naar huis, blij ein- delük van den last bevrijd te zijn. Den dag daarop ontdekte een van de sur veillanten van het Louvre het blauwe schilderij. Oogenblikkelijk zag hij de overeenkomst met de Goya, die een jaar geleden uit dezelfde zaal gestolen was. „Eigenaardige dieven," bromde hij in zün puntbaardje. „Daar zal ik monsieur le conser- vateur van in kennis moeten stellen." En hij voegde de daad bij het woord „Inderdaad, eigenaardig," zei de conservator, toen hij het doek bekeken had. „Die dieven zijn wel gulle menschen geweest. Ze stelen de echte Goya en om ons nu een beetje schade loos te stellen, brengen ze er ons een copie van weinig waarde voor terug. Breng dat ding naar den zolder, Francois, en laten we hopen dat de dieven ons ook nog eens het origineel te rugbrengen." De surveillant deed wat hem bevolen was. De wensch van den conservator ging echter nooit in vervulling. Het origineel werd niet teruggevonden en evenmin teruggebracht. Wat ook een onmogelijkheid zou zijn geweest, daar het zich al in het Louvre, zij het dan op den zolder, bevond. De Zwitsersche Bondsspoorwegen hebben naar ons wordt gemeld iets nieuws in gevoerd ter bevordering van het vreemdelin genverkeer. Van 1 April a.s. af worden aan alle stations der Zwitsersche spoorwegen en in het buitenland ook aan de verkeersbureaux verkrijgbaar gesteld biljetten „alles inbegre pen", biljetten voor een verblijf van seven da gen of langer in een of andere Zwitsersche badplaats, tegen afgeronde prijzen. De prijzen bedragen al naar de hotelklasse welke men wenscht, van 55 tot 120 francs voor zeven da gen hotelverblijf met volledig pension, fooien, belasting, muziek, verwarming, licht, omnibus en vervoerkosten van bagage inbegrepen. De Zwitsersche Bondsspoorwegen verwachten hiervan een toeneming van het aantel bad gasten en dientengevolge van het aantal te vervoeren reizigers. De rouwpostzegel, ter herinnering aan den dood van koning Albert zal binnen een maand worden uitgegeven. De zegel zal het beeld dragen van den ge- helmden koning en omgeven zijn door een rouwrand. Vervaardigd zullen worden zegels van 75 centimes voor het binnenland en van 1.75 voor het buitenland. 45 cis p. pond - 22} cis p. half pond A 11** °P dit blad zijn ingevolge de verzeker ings voorwaard en tegen f Ofl/lfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f '7lTfï bij een ongeval met f 9C/1 bij verlies van een hand f IOC sij verlies van een f Cfï bij een breuk van f Af) by verlies van 'n /illC CL O OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i v(/#" doodelijken afloop# %JUmm een voet of een oog# 1 éLt m duim of wijsvinger O l/«"been of arm# anderen vinger 25 (Korte Inhoud van het voorafgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloeienden pelshandel in Noord-Canada Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal. de machtige Hudson's Bay Com pany zün grootste concurrent. Deze oezet een post „Fort Mystery" genaamd en door Herbert Morley beheerd, waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce Rochette, die een diepen haat koestert te gen de Hudson's, zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen in het veelomstreden gebied. Hij vertrekt met Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor ley en zijn echtgenoote ontvangen. Bruce geeft voor belast te zün met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid om een tocht te mak'en naar een afgelegen kamp en ontdekt hier het geheim van Port Mystery. Wel, Joe, je gaat niet weg; zet dus die gedachte maar uit je hoofd. Je hebt met mü een overeenkomst aangegaan en je bent ver plicht je daaraan te houden. Hü keek Joe daarbü uitdagend aan, doch de halfbloed bleef strak voor zich uit kijken en sloeg blijkbaar geen acht op de aanmerkingen van zijn chef. Denk er aan, Joe, zei Bruce verder, wan neer je me in den steek laat, zul je je eigen proviand en dekens moeten voortduwen. Ik geef je mijn honden niet af. Ik ga weg. Bruce, gesteld voor dit dillemma, dacht plot seling aan een vergelük. Hü had het geheim van Fort-Mystery ontdekt; hü had slechts een korte poos noodig om uit de boeken van den post de voor hem noodige bijzonderheden te putten. Daarmede zou zün taak zün afgeloo- pen. In orde, Joe, zei hij, wederom op vriende lijken toon. Ik heb een idee. Ik ben bijna klaar met mün werk en kan dan ook vertrekken. Blijf nog enkele dagen hier. Dan gaan we samen en je krijgt je loon. Joe schudde enkel met zün hoofd. Ik ga vandaag nog. Het was een gezegde zonder veel nadruk ge uit. evenmin was de toon halsstarrig of onaan genaam. Bruce zag echter duidelük in, dat de beslissing van den halfbloed onherroepelük vaststond. In orde! snauwde hü hem toe. Ga dan. Doch denk er aan, dat het je eigen schuld is, wanneer je je loon niet krijgt uitbetaald. Je bent dwaas, dat je nog niet een paar dagen wacht. Bruce kende de Indianen te goed, dan dat hü er aan zou hebben gedacht zün rijd te ver spillen met argumenteenen. De man had nu eenmaal een besluit genomen en niets ter wereld was bij machte hem daarvan te doen afzien. Dit is nu eenmaal zoo bü de Indianen en het doet niets terzake hoeveel blank bloed met het Indiaansche vermengd is; een halfbloed is en blüft in zün gedachtenleven een Indiaan. Joe Had over alles nagedacht en het besluit geno men te vertrekken. Hü had alleen gewacht tot zün besluit vast stond en toen maakte hü dit ook bekend. Bruce kende de reden van deze beslissing niet, noch verlangde die te kennen Te veel vrije tijd was ongetwü'feld oorzaak ge weest, dat de man grieven was gaan voelen. U doet beter ook mee te gaan, zei Joe ernstig, toen Bruce op het punt stond de trading-shop weer binnen te gaan. De toon van dit gezegde was zóó veelzeggend, dat Bruce zich omkeerde. Wat bedoel je? U doet beter ook te vertrekken, Joe's stem klonk rustig. Toch was zijn toon waarschuwend; hieraan twüfelen was onmoge- lük- Zeg me. wat je weet, beval Bruce. Je hebt me nog niet alles verteld, wat je hier hebt gehoord. Ik weet niets, ging Joe verder, op drin genden toon. Niemand heeft me iets verteld, doch ik ben een Indiaan, en de Indiaan kent dingen, die de blanke nooit zél kennen. Ik zeg u: alle Indianen zün hier bang. De medi cünman is doorloopend boos. Vandaag vertrek ik. doet beter ook heen te gaan. Bruce lachte om dit alles. Een Indiaan is nu eenmaal alüjd bang, wanneer hü bü een hem onbekenden stam vertoeft. Iedere ongewone gebeurtenis, de minste uiting van toorn is voldoende opdat hü zich overgeve aan een zenuwachtige vrees. Iedere reiziger, die het hooge Noorden doorkruist, wordt hierdoor menigmaal in verlegenheid gebracht, want deze toestand is 't gevolg van verwrongen herinne ringen aan lang geleden oorlogen tusschen de Indianenstammen alsmede de onbestemde vrees van den Indiaan voor stammen wier bedoelin gen hü niet kent. Dit, gevoegd bü den gewel digen invloed der geestenbezwering, die op Fort-Mystery blükbaar sterk was, had den Indiaan in Joe geheel met schrik vervuld en had hem iedere ambitie en elk verantwoorde lijkheidsgevoel, eigenschappen, die hü van het blanke ras had geërfd, doen vergeten. Denk er aan, dat je een blanke bent, Joe, spotte Bruce. En nu hebben Nee-da-bov en zün gekonkel je den schrik op het lüf gejaagd Nauwelüks hoopte Bruce Joe zooveel moed te kunnen inspreken, dat hü toch blüven zou doch hij vond het niettemin, dat het de moeite loonde een poging in die richting te doen. Joe keek gemelijk. Nee-da-boy is het niet, zei hü na een poosje. Alle Indianen hier zijn boos. Zü zeggen dat u het weer slechter maakt met uwe machines. Allen lü'den gebrek. lederen dag opnieuw komen hier Indianen aan. De koerier van den post is sinds eenigen tüd bezig met al maar door proviand naar de verschillende kampen te brengen. Het is zoo koud dat niets zich kan roeren. Er is geen konün te vangen Het is te koud om met de netten te gaan vis- schen. De jagersamuletten hebben hun kracht verloren. Alle Indianen zijn kwaad. Joe wierp een angstigen blik in de richting van den thermometrograaf, die onder de veranda van het woonhuis was opgesteld. Bruce zag nu wel in, dat het onbegonnen werk was nog verder te argumenteeren. Hü stond niet in het minst verbaasd over datgene, wat de Indianen over zün werkzaamheden dachten, doch, dat dit op zijn hondendrüver zóó'n uit werking zou hebben, had hij allerminst ver wacht. Natuurlijk zullen ze er over praten, zei hij. Doch ze doen nooit iets. En wanneer het war mer wordt, zullen ze alles daarover wel ver geten zijn. Nee-da-boy zegt, dat zijn talismannen niet deugen zoolang de machine werkt, drong Joe aan. U doet beter ook mee te gaan. Alle Indianen zijn kwaad op die duivelsche machine. In Joe's oogen lag een uitdrukking van vrees voor den man. die zijn meester was. Ik ben niet bang, zei Bruce lachend. Het was Rochette ook niet langer mogelük verstoord te zijn op een slachtoffer van eigen- gesuggereerde vrees, ofschoon hü zich volko men bewust was van dat. wat Joe's vertrek voor hem nu beteekende. Een gewaagde ge dachte kwam bij Bruce op. De voor hem noodige inlichtingen zou hij binnen twee weken in zün bezit hebben. Hij had reeds de mogelükheid overwogen aan David Pattison bericht te zen den, opdat deze zoo spoedig mogelijk een volle dige handelsuitrusting tegen den aanvang van den zomer zou kunnen doen aanrukken. Waarom dit nu niet wat verhaast? Hü kende nu toch eenmaal het groote geheim van Fort- Mystery. Nog een weekje en alle bijzonder heden zouden onder zün bereik zün. Joe, zei Bruce, neem de honden maar. En je krijgt ook je loon uitbetaald, doch dan moet je iets voor me doen. Ik zou een brief willen meegeven voor mr. Pattison. Ik zal hem schrij ven, dat hü je loon maar moet uitbetalen, wanneer je hem den brief overhandigt. En dan kun je straks reeds vertrekken. Maak de slee met de honden klaar en in dien tusschentüd ga ik den brief schrijven. In orde, beaamde Joe. Hij aarzelde een oogenblik, alsof hü nog iets wilde zeggen. Toen zei hü nogmaals op bangen toon: U doet beter ook mee te gaan. Bü dit aandringen van Joe voelde Bruce een onbestemde vrees. Hü kon dit niet aan iets bepaalds toeschrijven, doch alles werkte daar toe mee: de bevreesde Indiaan, die daar voor hem stond, de witte uitgestrekte, naakte sneeuw en ijsvlakte die hem omringde met als eenig teeken van leven den post der groote maat schappij, die hü bekampte, en niet in het minst de waarschuwende woorden van zün drijver. Hü kende nu het geheim van den post, kende de basis van Morley's macht in dit district. Hier mede kon hü gerust bü Pattison aankomen, die hem zeer zeker een uitrusting zou geven, waar mede hij dan zou terugkomen om in dit dis trict zün overwinning te behalen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9