JCd mfiaal van den daa
DIAMANT
De moderne aardrijkskunde Aan banden die waren
FORT-MYSTERY
MERCATOR WAS EENDER
PIONIERS
versleten.
werd menig ongeluk
geweien!
\Bweu/x!\
Bak- en Braadvet
WOENSDAG 7 MAART 1934
Zijn systeem wordt nu bijna vier
eeuwen ongewijzigd toegepast
Van groot belang voor
de zeevaart
Maurice Baring
De roman C
Liefdadigheidsreis van
Mevr. Roosevelt
Een 30-urïge werkweek
in Amerika?
Maharadja van De was
in hongerstaking
Nieuwe tocht naar de
stratosfeer
Arbeid in radium-
mijnen
\óOPDANK
eerlijkheid I
„Alles inbegrepen"
Iets nieuws der Zwitsersche
Spoorwegen
Rouwpostzegel voor
Koning Albert
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
mm
door
Katharina en Robert Pinkerton
Mercator is de Latijnsche naam voor
koopman en in casu de latini
seering van Kremer, Gerhard Kre-
mer, den grondlegger van de moderne
aardrijkskunde. Gerhard Kremer zag het
levenslicht in het liefelijk Vlaamsche stadje
Rupelmonde op den 5den Maart 1512. Omtrent
zijn afkomst bestaat niet slechts verschil, doch
werkelijk strijd. De meest waarschijnlijke lezing
is echter, dat papa Kremer afkomstig was uit
het Rijnland, zich uit allesbehalve vrijen wil
(men leest van schulden en andere juridische
narigheden) te Rupelmonde vestigde en daar
met een Vlaamsche dienstbode in het huwelijk
trad. Hier werd Gerhard Kremer geboren.
Het bleek de familie overigens niet slecht te
gaan, daar de jonge Gerhard in staat was, om
aan de universiteit van Leuven te studeeren.
Een geheel en al intellectueele loopbaan scheen
hij echter niet te ambieeren, of misschien was
zijn maatschappelijk aanzien nog van dien
aard, dat hij daarvoor niet in aanmerking
kwam. Hij bekwaamde zich tevens in de in
strumentmakerij en in de kopergraveerkunst.
In 1552 scheen hij eyenwel reeds naam te
hebben gemaakt. Toen vertrok hij van Leuven
naar Duisburg en werd daar benoemd tot cos-
mograaf van den Hertog van Gulik. Deze be
trekking heeft hij tot aan zijn dood, op den
25sten December 1594, bekleed.
Zijn voornaamste werken zijn: Atlas sive
cosmographicae meditationes de fabrica mundi
et fabricati figura (Duisburg 1585): Atlas, ofte
wel cosmographische studie over de inrichting
der wereld en hare gedaante, sedert 1604 door
den Amsterdamschen boekhandelaar Hondius
opnieuw ter perse gelegd en langzamerhand
veranderd. Vervolgens de Tabulae geographicae
ad mentem Ptolemaei restitutae Keulen 1578):
Aardrijkskundige tabellen volgens de opvattin
gen van Ptolemaeus vervaardigd, alsmede een
pas in 1889 teruggevonden kaart van Europa.
Al dit werk, vrijwel door hemzelf gegraveerd,
staat wetenschappelijk en typografisch op het
hoogste peil, doch de verdienste hiervan zakt
in het niet, als ze vergeleken wordt met den
lof, dien hij met de naar hem genoemde kaart
projectie, de z.g. Mercators-projectie, verwierf.
Deze methode werd voor het eerst gebruikt bij
zijn in 1569 verschenen wereldkaart en vindt
sedert, behalve op vele landkaarten, op zee
kaarten vrijwel uitsluitend toepassing. Daarom
zullen we dit nader beschouwen.
Zooals bekend is de aarde een bol en een van
haar onhebbelijkste eigenschappen is hare on-
ontwikkelbaarheid. D.w.z. noch de aardopper
vlakte geheel, noch een deel daarvan, kan zon
der vervormingen in een plat vlak worden
neergelegd of geteekend. Wil men nu de aard
oppervlakte in kaart brengen, dan moet men
zich dus vervormingen getroosten. Verschillende
projectiemethoden zijn in toepassing en ieder
vindt op haar gebied een dankbare aanwending,
doch het grootste succes boekte Mercator, wiens
systeem nu sedert bijna vier eeuwen ongewij
zigd wordt toegepast. De tegenwoordige zee
kaart is veel veranderd bij vroeger: meermin
nen, scheepjes, fraaie kleuren, boomen, bergen
en inboorlingenhutten vindt men er niet meer
voor den niet ingewijde is er geen stuk papier
zoo dor als de moderne zeekaart, doch het prin
ciep van teekenen is nog immer als Gerhard
Kremer, genaamd Mercator het bedacht.
Hij teekende de meridianen als rechte, even
wijdige lijnen en de moderne hydrographen
van de twintigste eeuw doen het hem prompt
na. Nu loopen de meridianen op aarde gelijk
de mootjes van een sinaasappel, in de pool in
één punt uit. De afstanden tusschen de me
ridianen, die met het klimmen der breedte
voortdurend kleiner worden, bleven dus gelijk,
zoodat de kaart op grootere aardrijkskundige
breedte voortdurend meer in de breedte uit
gerekt zou worden en zelfs in de kleinste dee-
len niet meer zou gelijken. Dat moest voorkomen
worden. De lengte van de parallel tusschen
twee meridianen is kleiner dan het stuk
equator tusschen dezelfde meridianen, en is
toch even groot geteekend, derhalve met een
bepaald bedrag vermenigvuldigd. Door het aan
grenzende stuk meridiaan met hetzelfde bedrag
te vermenigvuldigen, werd nu de kaart in de
lengte evenveel uitgerekt als in de breedte en
kregen de kleine deelen hun goeden vorm te
rug. Door dit van minuut tot minuut, later zelfs
met oneindig kleine stukken te doen, werd de
kaart in zijn kleine deelen een getrouwe af
beelding van de aardoppervlakte. De hoeken op
de aarde vormen gelijke hoeken op de kaart
en de lijn volgens welke de zeeman stoomt: n.l.
volgens een bepaalden koers, die alle meridianen
onder gelijke hoeken snijdt, de z.g. loxodroom,
die op de globe een vrij ingewikkelde kromme
lijn vormt, wordt in de Mercatorskaart een
rechte lijn. Vandaar de voorkeur der nautici.
Een Mercatorskaart heeft zooals alle men-
schenwerk ook haar nadeelen; naar boven toe
beeldt hij de aarde immer grooter af, zoodat
een schooljongen er geheel verkeerde opvat
tingen door zou krijgen, doch dat is de moei
te niet voor een zeeman. Verder is het uitge
sloten om ooit de pool op een Mercatorskaart
te krijgen. Hij zou tenslotte zoo groot worden,
dat de Eskimo's er driemaal levensgroot op
kwamen, doch de pool bereikte hij nooit. Ook
dit is voor een zeeman hoegenaamd geen be
zwaar, want in dergelijk barre gebieden heeft
hij toch niets te zoeken. Neen, voor den zeeman
is er geen betere dan Mercators kaart en al zijn
er nu menschen die zich afvragen, wie Mercator
was, de tijd zal veel veranderen. Als Hitier,
Mussolini en Stalin nog slechts bekend zullen
zijn bij de schoolgaande jeugd en daar gevloekt
zullen worden om hun binnendringen in jaar
tallen-boekjes, zal ieder jaar opnieuw op alle zee
vaartscholen, dan misschien luchtvaartscholen,
de naam van Mercator vol lof worden vermeld.
Dan nog zal hü bekend staan als de uitvinder
van de Mercatorskaart, een der weinige uit
vindingen, die eeuwenlang geen principieele wij
zigingen ondergingen.
Baring heeft een nieuw boek geschreven,
uitgegeven in de Albatros-serie, en ge
titeld „C". Met dezen klank werd genoemd
de held van het verhaal, Caryl Bramsley, een
jongere zoon van een Lord, opgevoed in de
kostschool, en in Eton en Oxford, nooit bemind
door zijn ouders, schuw en geheimzinnig, inge
wijd in de wonderlijke wereld der dichtkunst,
van serene bewondering vervuld voor een onbe
middeld, katholiek meisje, en later verliefd op
een gehuwde vrouw, die de belichaming is van
het verraad, en niet beter dan een prostitué.
Wat blijft er van den man over; een klein
baantje op een kantoor, als journalist naar den
Zuid-Afrikaanschen oorlog, zijn leven is geheel
opgevreten en vernietigd door de liefde en net
verraad: zijn verzen heeft hij zelf vernietigd, en
de verzen, die hij richtte tot zijn geliefde, zijn
door haar niet gelezen, maar wel verloren. Hij
sterft jong. Dat is het onderwerp van dezen
roman.
Het verhaal van bijna 400 bladzijden vloeit
in één stroom voort, als 't ware zonder op
houden, zonder verdeeling, en zonder dat ook
maar één keer op een spannend moment het
scherm valt. Het is uiterst decent geschreven
en tegelijk van een ontstellende waarachtig
heid. Geen enkele schablone, geen trucs, maar
een zeer kalme en daarom des te onverbidde
lijker voortgang en ontwikkeling. Hoe langer
hoe duidelijker wordt de vernietiging van C, en
hoe langer hoe klaarder de volkomen zedeloos
heid van zijn geliefde. Over hetgeen deze vrouw
denkt en gevoelt, hoort men niets, geen enkel
woord: blijkbaar heeft Baring dat niet willen
zeggen, of heeft hü het niet geweten. Maar het
J*0M' *EO
innerlüke leven van den held ligt in dit boek
open.
Door de waarachtigheid en juistheid van dit
verhaal wordt in het licht gesteld, waarin de
zonde eigenlijk schuilt: in de liefde tot het
eindige. C. komt er toe, en dat is het tragische,
om zijn geliefde, zoo slecht en verraderlijk als
zü is, te beminnen met heel zün hart, en wel
bewust de eeuwigheid te verzaken; de lezer
komt onder den indruk van de wanhoop, die in
een dergelijke liefde heerscht.
Door de tafereelen, door de bladzijden van
den roman ziet men steeds wandelen de gestalte
van de geliefde vrouw, lieflü'k, onschuldig, vrien-
dehjk en bekoorlijk, en daarachter den man, die
'strompelt van den eenen kuil van verraad in
den anderen. De schrijver is een onverbiddelijk
officier van justitie, maar een mild rechter,
want C. sterft niet zonder althans de moge
lijkheid gezien te hebben van een verbinding
tusschen de wereld en de eeuwigheid.
Het werk van Baring is moeilijk met andere
romans te vergelijken. Men weet in het geheel
niet, hoeveel kunst daarin schuilt, maar als men
na de lezing er over nadenkt, komt men tot de
overtuiging, dat het veel kunstvaardiger ge
schreven is, dan men bü eerste lezing zou den
ken.
Het is onbeschrijfelijk Engelsch en zuiver ka
tholiek van inspiratie. Er komen bladzijden van
groote schoonheid in voor, en wel vooral zulke,
waarin de kunst van groote actrices beschreven
wordt.
Maurice Baring, zelf jongere zoon van een
lord, zelf ook klassiek opgevoed, zelf dichter,
zelf in de diplomatie geweest (gelijk de held
van het verhaal), zelf ook oorlogscorrespondent
geweest in den Russisch-Japanschen oorlog,
katholiek geworden, persoonlijk bevriend met
de allerberoemdste actrices, Sarah Bernard en
Eleonora Duse, en ten slotte zich zelf. ook als
mislukkeling beschouwend. Maurice Baring
schrijft met kennis van zaken over de vele mi
lieux, waarin de roman speelt.
Het is een werk van katholieke inspiratie, met
een onthechtheid geschreven, en tegeiijkertüd
een liefderijke, maar ook ongesluierde teeke-
ning, meestal slechts aanduiding der personen,
die weldadig en waarachtig aandoen.
Het heeft de sfeer van een lichtenden zomer
ochtend met een fijnen nevel en schoone, iets
wazige kleuren, gelijk de schilderstukken der
groote Engelsche meesters. Zonder twü'fel
wordt het werk van Baring steeds krachtifer
en schooner.
WASHINGTON, 6 Maart (Reuter) Mevrouw
Roosevelt is in gezelschap van professor Tug-
well en eenige deskundigen naar Miami ver
trokken, vanwaar zü zich per vliegtuig naar
Porto Rico zal begeven. Zij zal zich op de
hoogte stellen van de in deze kolonie heer-
schende armoede, teneinde op doelmatiger
wüze hulp te kunnen verleenen.
Mevrouw Roosevelt heeft verklaard, dat zü
zeer veel belang stelt in Porto Rico, sedert
„Ted Roosevelt", toen gouverneur van dit ge
bied, een fonds heeft gesticht tot het ver
schaffen van voedsel en kleeding aan arme
kinderen. Zü zal niet vóór 17 Maart hier
terugkomen.
WASHINGTON, 6 Maart. (Reuter) Het naas
te doel van generaal Johnson is, het doen te
werk stellen van minstens een millicen werk
lozen door de particuliere ondernemingen. De
beidscommissie van het Huis van Afgevaar
digden heeft eenstemmig de 30-urige werk
week voor de bü de Nira aangesloten indus
trieën goedgekeurd, wijzigingen in uitzonde
ringsgevallen bü gebrek aan werkkrachten
voorbehouden.
De maharadja van Dewas, Sir Tukoji Rao,
die reeds sedert 68 dagen in gedeeltelijke hon
gerstaking is, heeft aangekondigd, dat hij voor
nemens is, zich te laten doodhongeren, als de
Indische regeering niet bereid is haar stand
punt te wijzigen.
De lüfarts van den Maharadja heeft een te
legram gezonden aan den Britschen onder
koning, den minister-president en den minis
ter van Buitenlandsche Zaken, waarin hij ver
klaart dat zijn hooge patient zijn hoeveelheid
voedsel opnieuw verminderd heeft.
Als hü zijn dieet nog verder vermindert, al
dus wordt in het telegram gezegd, zal hij zeker
zün leven offeren op het altaar van de heilige
zaak en zün familie-eer.
Belgische geleerden bullen dit jaar een nieu
wen tocht naar de stratosfeer ondernemen,
Profesor Piccard en Ingenieur Cosijns zullen
binnenkort den nieuwen bolvormigen gondel
van aluminium onderzoeken, om na te gaan of
deze een tocht naar de stratosfeer zonder ge
vaar kan doorstaan.
De ballon zal voorzien worden van hoogte
controle-kleppen, van het systeem Demuyter,
zoodat de inzittenden in staat zullen zün het
stügen op iedere hoogte te doen ophouden. De
opstijging zal vermoedelük te Houx-Avennes
plaats hebben.
Deze expeditie wordt gefinancierd door het
fonds van wijlen Koning Albert voor weten
schappelijk onderzoek.
De arbeiders in de radium-münen te Jachy-
nox fBohemen) hebben betere arbeidsvoor
waarden en hooger loon gevraagd in verband
met hun uitzonderlijke werkzaamheden en als
compensatie voor hun vroegtijdigen dood.
De invloed van het radium op de arbeiders
is namelijk zoo sterk, dat deze na 15 jaar ster
ven en gemiddeld niet ouder worden dan 37
jaar.
Volgens de bestaande voorwaarden wordt aan
nabestaanden van de arbeiders alleen dan een
pensioen uitbetaald als gebleken is, dat de
dood een rechtstreeksch gevolg is van de in
werking van het radium op het gestel der ar
beiders. Geen schadeloosstelling wordt uitge
keerd, als dit niet duidelijk of slechts bü een
lükschouwing blükt.
Onder leiding van den ouden, tanigen huis
knecht, die met het kille huis vergroeid
scheen, nam Jacques Duval zijn erfenis
in oogenschouw. Het huis en alles wat het be
vatte was nu door oom Camille's dood zijn
eigendom geworden en het minste wat hü doen
kon was den boel eens opnemen.
Het overlüden van oom Camille had den
jongeman weinig of in het geheel niet beroerd.
Het was onzin om het tegendeel te beweren.
Camille Duval was zijn geheele leven een zon
derling geweest, die zich zoo ver mogelijk bui
ten het bereik der menschen had teruggetrok
ken. Ongeveer twintig jaar lang woonde hij
hier in dit afgelegen huis, met als eenige be
dienden den ouden huisknecht en een keuken
meid. Vrienden bezat hij niet en om zijn fa
milieleden bekommerde hij zich zoo weinig, dat
zij van lieverlede allemaal waren weggebleven.
Zün eenige genot bestond in het verzamelen
en bewonderen van schilderijen, waarbij hü een
zonderlinge voorliefde voor oude meesters aan
den dag legde. Geen enkele moderne schilder
vond genade in zijn oogen. En van de ouden
koos hü er ook slechts weinigen tot zijn vrien
den.
„Hier is de werkkamer," zei de huisknecht
op gedempten toon. Hij leidde Jacques binnen
in een ruim vertrek, aan welks wanden ver
scheidene schilderüen hingen. Ook in de slaap
kamer, die zich er achter bevond, waren ver
scheidene meesterstukken.
Jacques kreeg een vreemd weemoedig gevoel
bij 't zien van de schatten van zün oom. Bij hen
had de man het grootste deel van zijn leven
doorgebracht. En waarschijnlijk om wille van
deze schilderstukken had hij zich uit de wereld
teruggetrokken. En thans?
De oude man had het tijdelijke voor het
eeuwige gewisseld, onbetreurd door zijn mede-
menschen, maar ook in den steek gelaten door
zijn oude meesters.
Jacques bande echter die troostelooze ge
dachten uit zün geest en begon in de beide
kamers rond te snuffelen. Ten slotte opende hij
een kluis, die in den wand van de studeerka
mer was ingemetseld en daar deed hij opeens
een verrassende ontdekking. De kluis bevatte
o m. een doek, dat in mooie blauwe kleuren
een portret vertoonde van een man van mid
delbaren leeftijd. In het licht beschouwde
Jacques Duval het schilderij nader en toen be
merkte hü met schrik dat het een Goya was,
en wel een Goya, die ongeveer een jaar geleden
uit het Louvre was gestolen. De mannenfiguur
stelde een burgemeester voor en in de signature
van den meester kon hij zich niet vergissen.
Een tijdlang bekeek de jongeman het prach
tige werk. Het was een der mooiste portretten,
die de meester ooit vervaardigd had en de blau
we kleur was verrukkelijk in al haar nuances.
Maar dan begon het tot hem door te dringen
hoe het te verklaren was dat dit gestolen schii-
derü in het huis van zijn oom gekomen kon
zijn. Er was maar één verklaring: oom Camille
moest het gestolen hebben. Louter en alleen
omdat hij verzot was op dergehjke oude mees
ters en in het bizonder op Goya. Zooals een
hartstochtelijk verzamelaar geen moeite ontziet
om een kostbaar stuk machtig te worden, zoo
had oom Camille de wet met voeten getreden,
om den Goya in zün bezit te krijgen.
Maar dan was er ook slechts één oorzaak.
Oom Camille moest gek zijn geweest, te zeer
bezeten door een idee fixe, dat hem de controle
over zijn daden ontnam.
Jacques voelde zich opeens erg onbehaagbjk.
Hier werd hem een verantwoordelijkheid op
de schouders gelegd, die hij absoluut niet wilde
dragen. Of oom Camille geestelijk abnormaal
was geweest, toen hij het stuk stal, was per slot
van rekening bijzaak, maar dat hü nu met het
gestolen schilderij opgescheept zat, bezwaarde
hem.
Wat moest hij er mee aanvangen?
Geen oogenblik behoefde hij daaraan te twü-
felen. Het schilderü moest teruggebracht wor
den naar het Louvre, vanwaar het gekomen
was. Jacques was niet in het minst van plan
om het doek te behouden.
De moeilijkheid was echter gelegen in dat
terugbrengen. Wanneer hij het doek onder den
arm nam en het aan den conservator ter hand
stelde, zouden er vragen worden gesteld. Er
zou groote last uit ontstaan en aan het eind
OS POSTER
ZSOTCAT ZE'
een Beetjes
TBÉTER 'CS
Ji.'ALLO paar otap in, l om7)
MELC> ER 't> WEE?P
WlN/ÈEL POM MET DE BOOT
WAT DICHTER BH OEM WAL.
«cCJn» i A w
iJ/l [1
JVE ZO/JSM ANM/E 'A/Dl- MOR-
OSNUREM AAN BOORD VAM MET
JACHT BPEMOEM. EE MAO M/ET5
AAH BAJTHAS MAMPEEPSMER
MAó OEEN V/ERÓ/ANM6 DE/MAAPT
WOROSM. /H//AAB MOT MOET ALLE5
TOT JA/DE pJ/VTJEA //V OROE ZHM.
PAT L/SVEP/MD AL5
WE HAAT MAAR óOED
SM WE/ //y 'T JACHT
EO A/MEM KM/JÓSM
LAAT DAT MAAR AAH
JE VA DEPT/E OVER/
/P VEESTAL MOE /P
DAT AAM MOETPAP-
PEM.
zou het bekend worden dat oom Camille het
werk gestolen had.
Dit wilde Jacques tot eiken prijs voorkomen.
Hoewel hii voor zichzelf de zekerheid had dat
oom Camille voor den diefstal niet toereken
baar was geweest, toch wist hij zeer goed dat
andere menschen dit niet zouden willen ee-
looven. Het was duidelijk dat hij op die manier
den goeden naam van zijn oom aan de klets-
zucht van allerlei menschen zou blootstellen.
Hij moest nadenken en daarom zette hij het
schilderij weer weg en verliet, het huis. Pe
huisknecht, die met een jaargeld beloond was,
maakte zich eveneens gereed om de woning te
verlaten, voorgoed.
Het duurde lang voordat Jacques een middel
had gevonden, maar eindelijk slaagde hü er in.
Het was heel
eenvoudig. Hij i
had niets an- r)M7V7/'c
ders te doen dan JJUvill o
een vergunning
aan te vragen, j
om in het Lou-
vre te mogen co-
pieeren. Te gelegener tijd zou hem dan de
kans geboden worden om het schilderstuk
terug te brengen, zonder dat iemand wist wie
het had gedaan.
De vergunning was spoedig in orde en dag
aan dag begaf Jacques zich gewapend met
schildergerei en groote map naar het museum.
Het duurde niet lang voordat hij erin slaagde
het doek binnen te smokkelen en het in het
museum achter te laten.
Opgelucht begaf hü zich naar huis, blij ein-
delük van den last bevrijd te zijn.
Den dag daarop ontdekte een van de sur
veillanten van het Louvre het blauwe schilderij.
Oogenblikkelijk zag hij de overeenkomst met
de Goya, die een jaar geleden uit dezelfde zaal
gestolen was.
„Eigenaardige dieven," bromde hij in zün
puntbaardje. „Daar zal ik monsieur le conser-
vateur van in kennis moeten stellen."
En hij voegde de daad bij het woord
„Inderdaad, eigenaardig," zei de conservator,
toen hij het doek bekeken had. „Die dieven
zijn wel gulle menschen geweest. Ze stelen de
echte Goya en om ons nu een beetje schade
loos te stellen, brengen ze er ons een copie van
weinig waarde voor terug. Breng dat ding naar
den zolder, Francois, en laten we hopen dat
de dieven ons ook nog eens het origineel te
rugbrengen."
De surveillant deed wat hem bevolen was.
De wensch van den conservator ging echter
nooit in vervulling. Het origineel werd niet
teruggevonden en evenmin teruggebracht. Wat
ook een onmogelijkheid zou zijn geweest, daar
het zich al in het Louvre, zij het dan op den
zolder, bevond.
De Zwitsersche Bondsspoorwegen hebben
naar ons wordt gemeld iets nieuws in
gevoerd ter bevordering van het vreemdelin
genverkeer. Van 1 April a.s. af worden aan
alle stations der Zwitsersche spoorwegen en
in het buitenland ook aan de verkeersbureaux
verkrijgbaar gesteld biljetten „alles inbegre
pen", biljetten voor een verblijf van seven da
gen of langer in een of andere Zwitsersche
badplaats, tegen afgeronde prijzen. De prijzen
bedragen al naar de hotelklasse welke men
wenscht, van 55 tot 120 francs voor zeven da
gen hotelverblijf met volledig pension, fooien,
belasting, muziek, verwarming, licht, omnibus
en vervoerkosten van bagage inbegrepen.
De Zwitsersche Bondsspoorwegen verwachten
hiervan een toeneming van het aantel bad
gasten en dientengevolge van het aantal te
vervoeren reizigers.
De rouwpostzegel, ter herinnering aan den
dood van koning Albert zal binnen een maand
worden uitgegeven.
De zegel zal het beeld dragen van den ge-
helmden koning en omgeven zijn door een
rouwrand. Vervaardigd zullen worden zegels van
75 centimes voor het binnenland en van 1.75
voor het buitenland.
45 cis p. pond - 22} cis p. half pond
A 11** °P dit blad zijn ingevolge de verzeker ings voorwaard en tegen f Ofl/lfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f '7lTfï bij een ongeval met f 9C/1 bij verlies van een hand f IOC sij verlies van een f Cfï bij een breuk van f Af) by verlies van 'n
/illC CL O OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i v(/#" doodelijken afloop# %JUmm een voet of een oog# 1 éLt m duim of wijsvinger O l/«"been of arm# anderen vinger
25
(Korte Inhoud van het voorafgaande:
David Patterson is de eigenaar van een
bloeienden pelshandel in Noord-Canada
Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin
derpaal. de machtige Hudson's Bay Com
pany zün grootste concurrent. Deze oezet
een post „Fort Mystery" genaamd en door
Herbert Morley beheerd, waar Patterson
ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge
slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce
Rochette, die een diepen haat koestert te
gen de Hudson's, zal dan voor Patterson
trachten een handelspost te vestigen in
het veelomstreden gebied. Hij vertrekt met
Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor
ley en zijn echtgenoote ontvangen. Bruce
geeft voor belast te zün met het doen van
waarnemingen voor een aardrijkskundig
genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid
om een tocht te mak'en naar een afgelegen
kamp en ontdekt hier het geheim van Port
Mystery.
Wel, Joe, je gaat niet weg; zet dus die
gedachte maar uit je hoofd. Je hebt met mü
een overeenkomst aangegaan en je bent ver
plicht je daaraan te houden.
Hü keek Joe daarbü uitdagend aan, doch de
halfbloed bleef strak voor zich uit kijken en
sloeg blijkbaar geen acht op de aanmerkingen
van zijn chef.
Denk er aan, Joe, zei Bruce verder, wan
neer je me in den steek laat, zul je je eigen
proviand en dekens moeten voortduwen. Ik geef
je mijn honden niet af.
Ik ga weg.
Bruce, gesteld voor dit dillemma, dacht plot
seling aan een vergelük. Hü had het geheim
van Fort-Mystery ontdekt; hü had slechts een
korte poos noodig om uit de boeken van den
post de voor hem noodige bijzonderheden te
putten. Daarmede zou zün taak zün afgeloo-
pen.
In orde, Joe, zei hij, wederom op vriende
lijken toon. Ik heb een idee. Ik ben bijna klaar
met mün werk en kan dan ook vertrekken. Blijf
nog enkele dagen hier. Dan gaan we samen en
je krijgt je loon.
Joe schudde enkel met zün hoofd.
Ik ga vandaag nog.
Het was een gezegde zonder veel nadruk ge
uit. evenmin was de toon halsstarrig of onaan
genaam. Bruce zag echter duidelük in, dat de
beslissing van den halfbloed onherroepelük
vaststond.
In orde! snauwde hü hem toe. Ga dan.
Doch denk er aan, dat het je eigen schuld is,
wanneer je je loon niet krijgt uitbetaald. Je bent
dwaas, dat je nog niet een paar dagen wacht.
Bruce kende de Indianen te goed, dan dat hü
er aan zou hebben gedacht zün rijd te ver
spillen met argumenteenen. De man had nu
eenmaal een besluit genomen en niets ter wereld
was bij machte hem daarvan te doen afzien. Dit
is nu eenmaal zoo bü de Indianen en het doet
niets terzake hoeveel blank bloed met het
Indiaansche vermengd is; een halfbloed is en
blüft in zün gedachtenleven een Indiaan. Joe
Had over alles nagedacht en het besluit geno
men te vertrekken. Hü had alleen gewacht tot
zün besluit vast stond en toen maakte hü dit
ook bekend. Bruce kende de reden van deze
beslissing niet, noch verlangde die te kennen
Te veel vrije tijd was ongetwü'feld oorzaak ge
weest, dat de man grieven was gaan voelen.
U doet beter ook mee te gaan, zei Joe
ernstig, toen Bruce op het punt stond de
trading-shop weer binnen te gaan.
De toon van dit gezegde was zóó veelzeggend,
dat Bruce zich omkeerde.
Wat bedoel je?
U doet beter ook te vertrekken,
Joe's stem klonk rustig. Toch was zijn toon
waarschuwend; hieraan twüfelen was onmoge-
lük-
Zeg me. wat je weet, beval Bruce. Je hebt
me nog niet alles verteld, wat je hier hebt
gehoord.
Ik weet niets, ging Joe verder, op drin
genden toon. Niemand heeft me iets verteld,
doch ik ben een Indiaan, en de Indiaan kent
dingen, die de blanke nooit zél kennen. Ik
zeg u: alle Indianen zün hier bang. De medi
cünman is doorloopend boos. Vandaag vertrek
ik. doet beter ook heen te gaan.
Bruce lachte om dit alles. Een Indiaan is nu
eenmaal alüjd bang, wanneer hü bü een hem
onbekenden stam vertoeft. Iedere ongewone
gebeurtenis, de minste uiting van toorn is
voldoende opdat hü zich overgeve aan een
zenuwachtige vrees. Iedere reiziger, die het
hooge Noorden doorkruist, wordt hierdoor
menigmaal in verlegenheid gebracht, want deze
toestand is 't gevolg van verwrongen herinne
ringen aan lang geleden oorlogen tusschen de
Indianenstammen alsmede de onbestemde vrees
van den Indiaan voor stammen wier bedoelin
gen hü niet kent. Dit, gevoegd bü den gewel
digen invloed der geestenbezwering, die op
Fort-Mystery blükbaar sterk was, had den
Indiaan in Joe geheel met schrik vervuld en
had hem iedere ambitie en elk verantwoorde
lijkheidsgevoel, eigenschappen, die hü van het
blanke ras had geërfd, doen vergeten.
Denk er aan, dat je een blanke bent, Joe,
spotte Bruce. En nu hebben Nee-da-bov en
zün gekonkel je den schrik op het lüf gejaagd
Nauwelüks hoopte Bruce Joe zooveel moed te
kunnen inspreken, dat hü toch blüven zou
doch hij vond het niettemin, dat het de moeite
loonde een poging in die richting te doen. Joe
keek gemelijk.
Nee-da-boy is het niet, zei hü na een
poosje. Alle Indianen hier zijn boos. Zü zeggen
dat u het weer slechter maakt met uwe
machines. Allen lü'den gebrek. lederen dag
opnieuw komen hier Indianen aan. De koerier
van den post is sinds eenigen tüd bezig met al
maar door proviand naar de verschillende
kampen te brengen. Het is zoo koud dat niets
zich kan roeren. Er is geen konün te vangen
Het is te koud om met de netten te gaan vis-
schen. De jagersamuletten hebben hun kracht
verloren. Alle Indianen zijn kwaad.
Joe wierp een angstigen blik in de richting
van den thermometrograaf, die onder de
veranda van het woonhuis was opgesteld. Bruce
zag nu wel in, dat het onbegonnen werk was
nog verder te argumenteeren. Hü stond niet in
het minst verbaasd over datgene, wat de
Indianen over zün werkzaamheden dachten,
doch, dat dit op zijn hondendrüver zóó'n uit
werking zou hebben, had hij allerminst ver
wacht.
Natuurlijk zullen ze er over praten, zei hij.
Doch ze doen nooit iets. En wanneer het war
mer wordt, zullen ze alles daarover wel ver
geten zijn.
Nee-da-boy zegt, dat zijn talismannen niet
deugen zoolang de machine werkt, drong Joe
aan. U doet beter ook mee te gaan. Alle
Indianen zijn kwaad op die duivelsche machine.
In Joe's oogen lag een uitdrukking van vrees
voor den man. die zijn meester was.
Ik ben niet bang, zei Bruce lachend.
Het was Rochette ook niet langer mogelük
verstoord te zijn op een slachtoffer van eigen-
gesuggereerde vrees, ofschoon hü zich volko
men bewust was van dat. wat Joe's vertrek
voor hem nu beteekende. Een gewaagde ge
dachte kwam bij Bruce op. De voor hem noodige
inlichtingen zou hij binnen twee weken in zün
bezit hebben. Hij had reeds de mogelükheid
overwogen aan David Pattison bericht te zen
den, opdat deze zoo spoedig mogelijk een volle
dige handelsuitrusting tegen den aanvang van
den zomer zou kunnen doen aanrukken.
Waarom dit nu niet wat verhaast? Hü kende
nu toch eenmaal het groote geheim van Fort-
Mystery. Nog een weekje en alle bijzonder
heden zouden onder zün bereik zün.
Joe, zei Bruce, neem de honden maar. En
je krijgt ook je loon uitbetaald, doch dan moet
je iets voor me doen. Ik zou een brief willen
meegeven voor mr. Pattison. Ik zal hem schrij
ven, dat hü je loon maar moet uitbetalen,
wanneer je hem den brief overhandigt. En dan
kun je straks reeds vertrekken. Maak de slee
met de honden klaar en in dien tusschentüd
ga ik den brief schrijven.
In orde, beaamde Joe.
Hij aarzelde een oogenblik, alsof hü nog iets
wilde zeggen. Toen zei hü nogmaals op bangen
toon:
U doet beter ook mee te gaan.
Bü dit aandringen van Joe voelde Bruce een
onbestemde vrees. Hü kon dit niet aan iets
bepaalds toeschrijven, doch alles werkte daar
toe mee: de bevreesde Indiaan, die daar voor
hem stond, de witte uitgestrekte, naakte sneeuw
en ijsvlakte die hem omringde met als eenig
teeken van leven den post der groote maat
schappij, die hü bekampte, en niet in het minst
de waarschuwende woorden van zün drijver. Hü
kende nu het geheim van den post, kende de
basis van Morley's macht in dit district. Hier
mede kon hü gerust bü Pattison aankomen, die
hem zeer zeker een uitrusting zou geven, waar
mede hij dan zou terugkomen om in dit dis
trict zün overwinning te behalen.
(Wordt vervolgd)