Napoleon op St. Helena
Met wtdml van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
FORT-MYSTERY
HISTORISCH TOONEEL-
SPEL
DE PAASCHOS
ZATERDAG 24 MAART 1934
„In het drama zijn de groote
mannen meer echt dan
in de historie"
200.000 werken over
den Corsicaan
De onveiligste stad van
Europa
Oud-telegrafist seint om
eigen redding
Een duur kopje thee
Na den Boeren-oorlog
by. Je zult het Josuah Bounderby
Amerika en Europa
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
door
Katharina en Robert Pinkerton
Ic herinner mij niet uit welke krant „El De-
bate" het overschreef, maar een of andere
JParijsche journalist moet midden in ce hui
dige periode van politieke en financieele troe
belen de verzuchting geslaakt hebben: „De
heeren, die thans aan de regeering zijn, mogen
blij wezen, dat er niet een of andere kleine
Corsicaan werkloos rondloopt!"
Napoleon is in onzen tijd, welke niet ophoudt
om den sterken man te vragen, in de mode.
Maar heeft de wereld hem sinds hij honderd
en-dertien jaren geleden stierf, eigenlijk wel
een oogenblik lang kunnen vergeten?
„Vanaf Las Cases' „Mémorial de Sainte-Hé-
lène" tot aan de boeken der hedenaaagsche
schrijvers van het „Institut Napoléon" ce Parijs
zijn er ongeveer tweemaal honderd-duizend
verschillende werken over Napoleon geschre
ven."
Aldus de aanhef der inleiding van „Napoleon
op St. Helena", historisch tooneelspel door Jan
Vuijsters. Uitg. Boekerij „Oud Brabant". Oister-
wijk. En Vuijsters gaat voort:
„Waarom ceze onafzienbare literatuur met
nog meer bladzijden uitgebreid?.... Al die
schrijvers, voor- of tegenstanders, volgen Na
poleon 't liefst op den Thabor van zijn glorie,
om hu» lezers te verzadigen met den glans, die
afstraalt van den roem zijner geniale daden.
Weinigen onder hen volgen Napoleon naar zijn
ballingsoord Sint Helena, succes alleen
boeitNog zeldzamer zijn de schrijvers, die,
aan het slot hunner beschouwingen over dit
zeldzaam wondere leven, den mooisten glans
geven: den glans van 't christelijk geloof waar
heen ten slotte de tegenspoed Napoleon terug
voerde
Intusschen gaf ons Vuijsters niet, zooals zijn
inleiding misschien zou doen vermoeden, een
verslagen, wanhopigen Napoleon, die van zijn
wilskracht, zijn idealen en de rest van zijn
leven afstand heeft gedaan om zich in ootmoed
en geduld voor te bereiden op zijn dood. Inte
gendeel werken de wat aftandsche figuren van
Bertrand, Montholon, Las Cases en Gourgaud,
alsook de armoede van Longwood, er toe mee
om de figuur van Napoleon een luister bij te
zetten, dien minstens op het tooneel de
Tuilerieën waarschijnlijk niet hadden kunnen
geven.
Vuijsters bewijst de waarheid van dit woord
van Napoleon: „In het drama zijn de groote
mannen meer echt dan in de historie". Waar
mee natuurlijk niet gezegd is, dat de schrijver
ten onrechte hoopt, dat een ander woord van
zijn held op zijn stuk van toepassing moge zijn:
„II a dit la verité".
Wij schrijven hier een tooneel over uit het
eerste bedpjf.. De Engelsche gouverneur Hudson
Lowe verschijnt in Longwood.
Hudson Lowe: Generaal Bonaparte. Na-
poleon: Generaal Bonaparte? De laatste
maal, dat ik van hem hoorde, was bij den slag
der Pyramiden. H.L. Generaal! Een onaan
gename plicht voert mij tot u. Ik moet een pijn
lijke aangelegenheid met u bespreken. Mijn re
geering heeft uw jaarlijksch inkomen vastge
steld op 12.000. Om dit bedrag niet te over
schrijden, zal het gebiedend noodig zijn, uw
uitgaven belangrijk in te krimpen. Ik deed u
mijn instructies hieromtrent toekomen en
wensch thans gaarne te vernemen, hoe v hier
over denkt. N. Hoe ik hierover denk? Hoe
durft ge de onbeschaamdheid zoo ver drijven,
dat ge het waagt, mij over dergelijke ordinaire
zaken te komen spreken? H. L. Mijnheer, ik
betwijfel of dit de juiste toon is tegenover
iemand, wiens positie gij blijk geeft niet vol
doende te kennen. N. Parbleu! Vanwaar zou
ik u kennen? Ik heb u op geen enkel slagveld
gezien. Ik ken de namen van al de Engelsche
generaals, die zich onderscheiden hebben, maar
van u heb ik nooit als zoodanig hooren spreken.
Gij waart enkel goed voor 't aanwerven van
Corsicaansche roovers en bandieten. H. L.
(toont heftige verontwaardiging.) N. Ik, die
de wereld heb geregeerd, weet welk soort men-
schen men voor dergelijke posten gebruikt. Het
zijn alleen eerloozen, die ze aannemen. (En 't
hoofd van H. L. afwendend en zich richtend
tot Malcolm.) Begrijpt u, Sir Malcolm, dat hij
(wijzend op H. L.) zoo kleinzielig is geweest,
een boek, voor mij bestemd, achter te houden,
omdat de opdracht van den auteur mijn naam
vermeldde als „keizer"? (En H. L. fixeerend.)
Ik ben keizer Napoleon, mijnheer, keizer Napo
leon, verstaat gij goed? Beleeöigend en dwaas
is het mij anders te noemen. Engeland zal niet
meer bestaan en nog zal men spreken over kei
zer Napoleon! H. L. Ik vervul slechts mijn
plicht. N. Ontneem mij zooveel gij wilt. Ont
houd mij zelfs 't noodzakelijkste. Daarginds is
het kamp van het dappere 53ste. Ik zal er mij
melden en zeggen: de oudste soldaat van Euro
pa vraagt mee te eten uit uw ketel en nipmand
zal weigeren het rantsoen met hem te deelen.
Maar genoeg. Val me niet meer lastig. Kom
niet meer onder mijn oogen dan alleen wan
neer ge de acte van mijn doodvonnis komt be-
teekenen. Dan zullen alle deuren wijd voor u
openstaan
Vuijsters' tooneelspel bestaat uit vier bedrij
ven De Rots, De Adelaar, Ten doode gewond
en Het brekende oog naar de zon cn een
tafereel tusschen het derde en het vierde be
drijf: Een sterfplaats zoekend. De eerste twee
bedrijven handelen kort na Napoleon's aan
komst op St. Helena, het derde speelt vijf jaren
later, het vierde den 5 Mei 1821, den dag van
Napoleon's dood.
De schrijver volgt de nieuwere opvatting der
Napoleon-figuur en beschouwt ,,dit wonder van
verstand en energie minder als oorlogsman,
dan als staatsman, organisator, schepper van
vreedzame werken". Hij laat in het eerste be
drijf zijn held uitroepen:
Altijd vrede? Dat had ik bereikt als te Wa
terloo de elementen mij niet hadden gedwars
boomd. Daar, te Waterloo, had het eindpunt
gestaan achter mijn oorlogen. Daar was mijn
„Heilige Alliantie" begonnen; de Vereeniging
der Staten van Europa. Eén wet, één gerechts
hof, één munt, maat en gewicht. Geen grenzen
meer en tolmuren. Slechts enkele jaren en ik
had Europa van gedaante doen veranderen.
Frankrijk een roman van schoonheid, 't Oude
Rome, Herculanum en Pompei van onder hun
puinen herrijzend. Parijs, de door zijn pracht en
luister verblindende hoofdstad der wereld. Wat
al perspectieven van arbeid en welvaart! Ik ben
van het ras der Caesars, van hen die stichten.
En gesticht had ik de „Pax Romana", het pro
bleem van den honderdjarigen vrede opgelost.
Maar neen. Napoleon was bij de koningen maar
een oorlogsdwaas, een tiran! De vredesduif in
zijn ijzeren vuist? En toch! Eens zullen de fei
ten mij in het gelijk stellen. Geen heil voor het
in zijn staten en staatjes verkankerend Europa
dan: een bond der Volken! De dag zal komen,
dat de geschiedschrijver zijn spijt betuigen zal,
dat mijn eerzucht ook hier niet tot volle ont
plooiing komen kon.
En in het tweede bedrijf:
Gij wilt weten, Heeren, welke schatten Na
poleon bezit? Inderdaad, deze zijn onmetelijk,
maar ze liggen open en bloot voor de gansche
wereld. Ziehier De prachtige dokken van Ant
werpen en Vlissingen, Duinkerken en Cher
bourg. De mooie wegen van Antwerpen naar
Amsterdam, van Mainz naar Metz, van Bor
deaux naar Bayonne; de passen, welke de Alpen
in vier richtingen openen, de Romeinsehe bouw
werken in stoutheid overtreffend. Hier alleen
reeds vindt ge 800 millioen francs. De brug van
Jena, Austerlitz, Eèvre, Tours. De kanalen, die
de zeeën rond Europa met elkaar verbinden,
de waterwerken te Parijs, de tallooze verfraaiin
gen en werken van kunst in alle landen Sui
kerfabrieken, ontelbare spin- en weverijen.
Paardenfokkerij. Schapenteelt. Akkerbouw.
Zietdaar weer een schat van vele milliarden.
Dat zijn monumenten, die allen laster te schan
de maken. En de geschiedenis is daar om te be
wijzen, dat dit alles tot stand kwam tijdens
oorlogen en zender eenige leening.
Als gezegd was het bovenal Vuijsters' doel
„dit zeldzaam wondere leven den mooisten
glans te geven: den glans van 't christelijk ge
loof, waarheen ten slotte de tegenspoed Napo
leon terugvoerde". De auteur is hierin geslaagd.
Zijn held houdt geen lange preeken en barst
ook niet uit in dramatische gebeden, maar zijn
geest is van het begin tot het einde van het
godsgeloof doordrongen. De Napoleon van
Vuijsters is en blijft de keizer, die Gourgaud
het zwijgen oplegt met den uitval: „Ik behoor
tot hen, die geen kameraden kennen". Maar
van een der historische figuren rondom hem
is hij niet alleen de kameraad, doch ten slotte
de zoon die tot zijn vader spreekt. Deze figuur
draagt den naam van kapelaan Vignali.
Deze „Napoleon op St. Helena" is ook in het
Fransch verschenen. De heer G. Mauguin,
hoofdredacteur der „Revue des Etudes napo-
leonniennes" schreef den auteur:
votre manuscritm'a fait la meil-
leure impression. Votre drame est d'une haute
spiritualité, il contient de trés belles scènes, ap-
puyées sur une „bruiterie" comme on dit
aujourd 'hui, impressionnante."
De heer Mauguin gaf het stuk ook ter lezing
aan den heer Driault, voorzitter van het „In
stitut Napoléon", die het gespeeld zou willen
zien in het „Theatre Francais".
„Le drame" aldus het oordeel van den
heer Driault „m'a beaucoup plu et ému. J'en
aime la verité historique et le mouvement dra-
matique né de cette verité même."
Barcelona kan er op bogen de onveiligste
stad van Europa te zijn. De aanslagen zijn er
legio; gewapende benden, waartegen de politie
machteloos schijnt, vallen nu eens een maga
zijn dan een bank aan of dringen bij particu
lieren binnen en rooven alles wat van hun
gading is. Deze ongure elementen zijn steeds
welgewapend met revolvers, met handgranaten
en bommen en zien er, als het noodig is, vol
strekt geen bezwaar in van hun wapenen ge
bruik te maken.
Om zich tegen deze „pistoleros" te kunnen
verdedigen, hebben de groote winkels en de
banken zich in staat van verdediging gebracht.
Zij hebben maatregelen genomen, die tot dus
ver alléén in Chicago werden toegepast. Niet
alleen zijn in deze gebouwen de nieuwste al
armtoestellen aangebracht. Men is veel verder
gegaan. De banken hebben geblindeerde toon
banken doen aanbrengen in den vorm van
amphitheaters, waarin schietgaten zijn uitge
spaard, opdat de employés, die alle gewapend
zijn, zich tegen „pistoleros" zullen kunnen ver
dedigen, zonder zelf onmiddellijk gevaar te
loopen te worden gedood. Deze toonbanken,
die te Chicago reeds in gebruik zijn, vormen
het laatste woord op verdedigingsgebied. Iedere
beambte kan door een druk op een knop alle
deuren en vensters van het gebouw tegelijk
sluiten. Vóór het gebouw weerklinken tegelij
kertijd een aantal alarmschellen, die in staat
zijn ieder straatlawaai te overstemmen.
Dezer dagen ontstond op de Plaza de Cata-
lunya, het groote plein aan het einde der
Ramblas, een ware paniek. Men dacht aan
een overval, toen, bij onderzoek, bleek, dat de
leiding van de bank slechts een proef met de
nieuwe veiligheidsinstallatie nam.
De tram- en autobusmaatschappij heeft bij
zeventien maatschappijen haar rijtuigen tegen
de gevaren van brand en „opblazing" doen
verzekeren. De onderneming betaalt een hooge
premie; de gebeurtenissen der laatste maan
den hebben dan ook wel getoond, dat het
risico voor de verzekeringsmaatschappijen niet
gering is.
Ten slotte heeft het bewind van de Gene-
ralidad alle agenten tegen de gevolgen van
aanvallen laten verzekeren. De politie is even
min in staat voor zichzelf veiligheid te schep
pen als voor de Barceloneezen, die hun ver
trouwen in de handhavers der orde reeds lang
kwijt zijn.
uiiiiiiimiimi
iiiiiiiiiiiiuiii=
De ossen houden mode-show,
Precies als ieder jaar.
Doch slanke lijn is niet gewild,
De mode vraagt hier: zwaar!
De schoonheidskoning van het rund
Behaalt slechts zijn brevet
Als hij voldoen kan aan den eisch
Van kilogrammen vet!
De os, die uitmunt, mag er zijn!
Want hoe u 't ook belicht,
Hij blijkt dan toch in elk geval
Een beestje van gewicht!
Men maakt een foto van het dier,
Men plaatst die in de krant
En een medaille stelt men zelfs
Den eigenaar ter hand!
Vervolgens stelt men hern ten toon
Voor 't etalage-raam,
De dikste deelen uitgebeend,
Terwille van zijn faam.
De lof der ijdélheid, ook hier,
Laat hem ten slotte los-
De slachtbank is het einde van
Den prijsbekroonden os!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
nllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllin
Een oud-radiotelegrafist bij de Amerikaan-
sche vloot heeft van zijn tijdens den oorlog op
gedane ervaring een goed gebruik weten te ma
ken. Bij het kappen van brandhout voor zijn
kamp nabij Echo Lake, honderd mijl ten Noor
den van Telegraph Creek, aldus wordt gemeld,
raakte de man den slagader van zijn voet. Hij
bond de wond zoo goed mogelijk af en sleepte
zich vijf mijl door de sneeuw naar de dichtst
bijzijnde telegraaflijn, welke hij aftapte, ten
einde om bijstand te vragen. Een telegrafist,
die den verblindenden sneeuwstorm trotseerde,
vond den man uitgeput door bloedverlies, ter
wijl hij nog met inspanning van zijn laatste
krachten trachtte in beweging te blijven. Nadat
de eerste hulp verleend was, werd verdere hulp
verzocht en tenslotte werd een vliegtuig gezon
den, waarmede de gewonde ter verdere behan
deling naar Telegraph Creek is vervoerd.
Een zakenman uit Nelson, Nieuw Zeeland, die
lust had om te zwemmen, vertrok met zijn
wekelijksche ontvangsten ten bedrage van meer
dan f 750.naar zijn zomerhuisje aan zee.
Hij had geen tijd gehad het geld naar de
bank te brengen en borg het in het fornuis
wat hem, onder de gegeven omstandigheid de
beste plaats leek. Tijdens zijn afwezigheid
kwamen eenige familieleden in het huisje. Niet
op de hoogte van de aanwezigheid van den ver
borgen schat, maakten zij het fornuis aan om
thee te zetten.
Toen de eigenaar voldoende van zijn zwem
men had genoten en naar zijn huisje terugge
keerd was. bemerkte hij tot zijn grooten schrik,
dat zijn geld tot asch was vergaan. Er restten
hem slechts twee zilveren geldstukken, die on
beschadigd waren gebleven. De kostbare thee
zal den hartochtelijken zwemmer slecht heb
ben gesmaakt.
Dezer dagen werd een zwaar gouden ring
'oij den gezant van Afrika in Londen afgegeven.
Hij was eenmaal het eigendom van een Boer,
die in den slag van Elandslaagte in October
1899 viel. Een Engelsch soldaat zag den ring,
trok hem den doode van den vinger en droeg
den ring tot heden.
Om welke redenen hij pas nu van het waar
devolle stuk afstand deed, is niet bekend; de
overhandiging geschiedde anoniem en waar
schijnlijk is de strijder uit Afrika gestorven en
heeft zijn achtergebleven familieleden ver
plicht den ring terug te geven. Den vertegen
woordiger van Zuid-Afrika werd verzocht de
bloedverwanten van den dooden Boer te ont
dekken.
Ook een Bijbel van groote waarde zal op
deze wijze zijn weg naar Afrika vinden.
Een Londenaar, die hem van een Engelsche
soldaat, die vroeger in Zuid-Afrika gestreden
heeft, kocht, gaf hem aan den gezant van
Afrika met het verzoek het boek weer aan den
rechtmatigen eigenaar te doen toekomen.
De bijbel is zóó zwaar, dat hij als gewoon
pakket niet verzonden kan worden. Volgens een
schrijven op het titelblad behoort hij aan een
familie Standerston in Transvaal.
Er zijn overigens nog meer Bijbels van Boe
renfamilies, die tijdens den oorlog verloren ge
gaan waren, weer te voorschijn gekomen en
aan hun eigenaars teruggegeven.
De vorstelijke woning van Jo6uah Bounder-
by, den grooten man in Londensche too-
neelkringen. baadde in het maanlicht.
Alleen in den dienstbodenvleugel op de onder
ste verdieping glansde een geel schijnsel tus
schen dichtgetrokken gordijnen. In het uitge
strekte park was het doodstil; geen blaadje
bewoog. Ergens in de verte riep klaaglijk een
uil. Van een verwijderde stadstorenklok klon
ken elf slagen. Toen werd de stilte even verbro
ken door een zacht gekraak; een raam van de
provisiekamer, dat door het personeel niet ge
sloten was, werd langzaam omhoog geduwd door
behoedzame vingers. In de schaduw van het
huis heesch een vermomde gestalte zich op de
vensterbank, gleed bedaard door het raam en
stond gespannen te luisteren. Snel ademend
sloot de indringer het raam achter zich. Over
z'n schoenen droeg hij wollen kousen. Het was
heel rustig in huis; een zacht gemompel van
stemmen kwam uit de bediendenvertrekken.
De indringer gTinnikte. En nu naar Josuah
Bounderby, den tooneeldirecteur, acteur en too-
neelschrijver, die steeds tot laat in den nacht
in z'n studeerkamer zat. Lastings wist het. Hij
wist eveneens waar Bounderby z'n twee Rem-
brandts en z'n kostbaar zilver bewaarde.
Lastings deinsde voor niets terug, als hij een
eenmaal vastgesteld p,lan wilde uitvoeren. Hij
had zich van alle bijzonderheden op de hoogte
gesteld. Hij had een passe-partout bij zich, een
wondersleutel. waaraan zeer weinig sloten kon
den weerstaan. Lastings grinnikte in 't donker;
deed een smal masker van zwart vilt voor
en trok z'n geruite pet goed neer. Zacht
sloop hij naar boven over de met een zach-
ten looper bedekte gang. Tegenover de deur
van Bounderby's studeerkamer bleef hij een
oogenblik staan en haalde een automatische
revolver te voorschijn. Met het wapen in de op
geheven rechterhand sloot Lastings zorgvuldig
de deur achter zich en liep langzaam het ruime,
rijk gemeubelde vertrek door.
.Handen omhoog!" snauwde hij. „Vlug wat!"
De tengere man achter het enorme mahonie
houten bureau, die er uitzag als een schuchter
kamergeleerde, stak de handen op. Ze rezen
langzaam boven zijn hoofd. Hij keerde zich om
op z'n draaistoel, zoodat hij den onverwachten
bezoeker in 't gezicht keek en trok vragend
z'n wenkbrauwen op.
„Mag ik vragen." vroeg hij minzaam, „waar
aan ik het genoegen dank
„Leuter niet," viel Lastings hem ruw in de
rede. „Bewaar die kletspraatjes maar voor de
planken hoor! Je hebt nu te maken met het
werkelijke leven, begrepen? Doe wat ik je zeg,
of je zult wat anders beleven."
„Ik ben bang dat ik u niet heelemaal begrijp,"
zei de ander koel. „U komt deze kamer binnen
en bedreigt me met een revolver. Weet u dan
niet dat we in een beschaafd land leven en
dat de straf voor zoo iets lang niet malsch is?"
„Nog één woord," snerpte Lastings, „en je
bent er geweest. Geen onzin, of ik blaas je de
hersens uit je hoofd. Je hebt te doen met een
wanhopig man. Geen tooneeltrucjes met mij,
denk daar aan."
„Mag ik misschien opmerken," zei de ander
zacht, „dat het geluid van een schot dadelijk
de bedienden hierheen zal doen stormen? Een
koord om je hals moet geen prettig gevoel zijn,
dunkt me."
Lastings lachte woest.
„Deze studeerkamer is geluid-dicht," zei hij
„In elk geval heeft m'n revolver een patent-
apparaat, waardoor een schot geruischloos
wordt. Je hoeft dus geen kunsten uit te halen,
Bounderby. Sta op, hou je handen omhoog
en ga in dien hoek staan met je gezicht naar
den muur. Als je je beweegt of omkijkt, is 't
met je gedaan. Dichter tegen den muur en je
handen hooger!"
Lastings legde het wapen vlak voor de hand
op den rand van het bureau. Hij wijdde al z'n
aandacht aan de laden en z'n sleutel deed z'n
werk goed. Een voor een werden ze ontsloten,
uitgetrokken en doorwoeld. Lastings trok met
z'n voet een leeren tasch naderbij, die in een
hoek van 't vertrek lag. IJverig vulde hij die
tasch. Toen hij met de laden klaar was, opende
hij met z'n onbetaalbaren sleutel de in den
muur ingebouwde brandkast. Meer kostbaar
heden verdwenen in de tasch; gouden en zil
veren voorwerpen. Ook geld, veel geld. Eindelijk
was de tasch vol.
[\nm
Toen van der Hoop per vliegmachine een
Holland-Indië-vlucht wou gaan maken, stond
ik vol vreugde te kijken, want zoo'n tochtje zou
mij ook wel lijken. Men zou dan later in de
boeken niet tevergeefs mijn naam gaan zoeken,
maar dan zou men direct zien staan: Bok Bols
de groote luchtvaartheld.
Het reizen zat mij in het bloed. Toen ik acht
maanden was maakte ik al een reis uit de
wieg naar den grond. Mijn moeder, die erg
schrok, besloot mij voortaan vast te binden,
want anders zou het vast nog wel eens
gebeuren.
Toen ik drie jaar was, heb ik de buurt in
rep en roer gebracht. Ik ben toen de straat op
gegaan, maar liet mij bijtijds weer pakken. Een
oude juffrouw, die mij zag, liet mij door de
politie halen. Mijn moeder haalde mij weer te
rug en zei, dat ze mij vreeselijk dom vond.
Het schoolgaan beviel mij niet erg, veel liever
ging ik de stad in. En, 't is misschien wel niet
zoo mooi, maar ik verslond Gullivers reizen.
Ook ging ik vaak naar de haven en huilde vele
tranen als een boot zoo heerlijk door de golven
schoot.
„Twee Rembrandts op de étage hier boven,"
zei Lastings. „En hier en daar nog een paar
kleine collecties edelsteenen en munten die ik
vlak voor 't weggaan kan afwerken. Ik heb die
Rembrandts in een ommezien uit de lijsten.
Draai je nu om, hierheen! Gauw wat!"
De ander keerde zich paar hem om. Hij
scheen wat ineen gezakt in z'n dure maat-
kieeren, z'n kaal hoofd glansde onder het elec-
trische licht. Lastings' onderkaak stak boosaar
dig vooruit, z'n schouders kromden zich als van
een roofdier vóór den sprong. Uit zijn oogen
sprak niet veel goeds.
„Ik heb nu zoowat alles, wat de moeite waard
is," sprak hij langzaam. „Maar de RemBïandts
zijn er nog, waaraan je zoo gehecht bent. Die
zijn nu voor mij. Maar je zult ze niet missen,
Bounderby. Dacht je dat ik stom genoeg zou zijn
om ie hier alarm te laten maken, terwijl ik met
dat zware
vrachtje aftrek?
Ik denk er niet D inbraak bij
aan. Even een
schot, Bounder- T
niet hooren en 't
zal geen pijn
doen. Neen, één klein plofje.... en je gaat uit
als een nachtkaars. Doode menschen kunnen
geen kwaad meer doen."
De andere zakte als verlamd op z'n knieën en
Lastings drukte de revolver stevig tegen het
hooge voorhoofd, juist tusschen de witte, bor
stelige wenkbrauwen.
„Doe je oogen dicht," zei hij, ,,'t Is zóó ge
beurd. Ben je klaar?"
De oudere man stotterde iets onverstaanbaars.
Terwijl hij nog trachtte te spreken, trok Las
tings eensklaps z'n revolver weg en rukte de
cache-nez van z'n hals en de pet van z'n hoofd.
Lachend nam hij z'n masker af en glimlachte
den ander welwillend toe in het angstig ver
wrongen gezicht.
„Peter Lastings, mijnheer, om u te dienen,"
zei hij en boog. „Tooneelspeler van beroep: ver
geef me. Een kleine practische demonstratie,
mijnheer, dat ik de rol van inbreker kan ver
vullen. Ik bied u m'n excuses aan. Ik heb het
wel ver gedreven, maar als men zich toelegt op
realistische uitbeelding, moet men wel tot het
uiterste gaan! Ik heb nooit het voorrecht gehad
met u in kennis te komen, mijnheer. U en ik
waren volslagen vreemdelingen voor elkaar. Ik,
een onbemiddeld acteur; u, de zoo succesvolle
directeur en tooneelschrijver. Ik heb dit alles
geënsceneerd om u te toonen, dat ik de rol
van inbreker kan vervullen, precies zóó, als die
eene scène het eischt in dat nieuwe stuk van il,
dat u binnenkort laat instudeeren. Ik bied me
nu rechtstreeks aan bij den man. die de ziel
is der geheele tooneelwereld, aan u mijnheer.
Denkt u, dat ik de bewuste rol in „Sloten en
sleutels" waard ben? Heb ik me niet aardig in
de inbrekersmentaliteit ingewerkt?"
„Drommels," zei de oudere man, z'n voor
hoofd afvegend, „er zit pit in jou. Lastings.
Acteeren? Je kunt het."
Hij lachte zachtjes, toen hij de leege kamers
van de revolver inspecteerde, die de ander hem
voorhield en reikte naar een karaf port, die
boven op het bureau stond.
Hij vulde twee glazen. „Drink, jij jonge dui
vel, avontuurlijke schavuit, de drommel hale
je! Mooi zoo. Binnen 24 uur heb je een brief
van me. Nog een glas? Neen? Misschien heel
verstandig van je. Al lang in 't vak?"
De oude man luisterde met belangstelling.
Na 10 minuten wisselde hij een handdruk
met den pseudo-inbreker en lachte weer ge
amuseerd.
„Ik zou maar terugkeeren langs den zelfden
weg dien je gekomen bent," raadde hij. „De
huisknecht mocht het eens vreemd vinden
iemand te moeten uitlaten, dien hij niet bin
nen gelaten heeft. Nu, goeden nacht. Binnen
24 uur hoor je dus van me. Nu moet ik gauw
deze tasch uitpakken en m'n schatten weer
wegbergen."
De oude man scheen een joviaal mensch te
zijn. Hij schreef Lastings adres in een klein
zakboekje.
Teen de jonge acteur voorzichtig door het
raam der provisie-kamer naar buiten was ge
komen en in den nacht verdween, vond hij, dat
die oude Bounderby een prachtstuk van 'n man
was en met brandend ongeduld wachtte hij de
komst van de postbode af.
Den volgenden morgen lag er een brief in z'n
bus. Hij las:
„M'n waarde jonge „Inbreker". De manier
waarop je gisteravond je rol speelde, was
uiterst realistisch. Ik was vooral ingenomen
met de wijze, waarop je laden opende, die, naar
ik oacht, ernstige moeilijkheden zouden opleve
ren. Hetzelfde geldt van de safe. Je bent een
vlugge werker, die de waarde van den tijd kent.
De twee Rembrandts zijn een ware verzoeking
voor menschen van jouw „vak". Ik heb deze
mèt de kostbaarheden die je zoo ijverig ver
zamelde en in mijn tasch pakte, meegenomen. Ze
moeten maar over zee en ik ga met ze mee. Een
tweede bezoek hier zou mogelijk wel tot eenig
resultaat kunnen leiden, maar ik zou je aan
raden te wachten tot Josuah Bounderby uit
Amerika terugkomt. Hij is daar nu ongeveer
een week geweest en kan elk oogenblik de
terugreis aanvaarden.
Met oprechten dank,
een echte inbreker."
WASHINGTON, 23 Maart (Reuter) Op
het Witte Huis werd heden als uiterste grens,
tot waartoe Amerika kan gaan nopens een
Europeesch veiligheidsaccoord, een toetreden
genoemd tot het consultatief pact.
A 11*% **1%. A*°P dlt blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bij een ongeval met OC/} bij verlies van een hand IOC
£x ttc U uO Tl Tl c O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OirUU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i doodelijken afloop 1 Ait/1/» een voet of een oog f /Art/»"
oij verlies van een C/t
duim of wijsvinger I ÖU%~
bij een breuk van f40.- bjj verlies van *n
been of
anderen vinger
40
(Korte Inhoud van het voorafgaande
David Patterson is de eigenaar van een
bloeienden pelshandel in Noord-Canada
Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin
derpaal, de machtige Hudson Bay Com
pany zim grootste concurrent Deze oezet
een post .Fort Mvsterv" genaamd en door
Herbert Morley beheerd waar Patterson
ondanks herhaalde pogingen nooit ln ge
slaagd is vasten voet te verkrijgen Bruce
Rochette die een diepen haat koestert te
gen de Hudson's zal dan voor Patterson
trachten een handelspost te vestigen ln
het veelomstreden gebied. Hit vertrekt met
Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor
ley en zijn echtgenoote ontvangen Bruce
geeft voor belast te ziln met het doen van
waarnemingen voor een aardrijkskundig
genootschap Zijn bediende Joe Snowbird
laat hem dan plotseling in den steek
Bruce vreest, dat Morley hem heeft door
zien en hem in een valstrik tracht te lok
ken, maar hij blijft moedig op zijn post
en helpt bil het bijhouden der boeken,
waardoor hij vele interessante bijzonderhe
den over de Hudson's Cy. te weten komt-)
Bedoelt u....? begon hij, doch voleindigde
zijn zin niet.
Heeft u me nooit gewantrouwd? liet ze er
dadelijk op volgen.
Hij schudde slechts zijn hoofd, want hij moest
zijn geest aanpassen aan een begrip, dat hij op
zijn minst als iets miraculeus beschouwde.
Ik moet u eerst een geschiedenis vertellen,
m'n eigen geschiedenis, zoodat u alles zult be
grijpen, antwoordde ze. Ik heb dit te voren nooit
aan iemand verteld.
Ze ging zitten en viel met de deur in huis.
vlug pratend, alsof de woorden een last waren,
waarvan ze zich wilde bevrijden.
Herbert Morley en ik trouwden vier en
twintig jaar geleden, aldus begon ze haar ver
haal. Hij was nog een jongen toen-hij reeds in
betrekking was bij de Hudson's Bay Campany en
bij zijn familie. Ik ging met hem mee naar
bracht zijn eersten verloftijd door in Engeland,
Canada. Ik was ongeveer zoo oud als Evelyn,
toen ze hier aankwam. Ik vond het Noorden een
wonder mooi land. Ik werd aangegrepen door de
romantiek van den pelshandel. door het schil
derachtige van het land en zijn volk. Ik hield
van dat alles en ik voelde me gelukkig.
Herbert had de leiding van een goeden
post. Het eerste jaar had hij succes. Er was geen
tegenstand. Hij was een loyaal, enthousiast be
ambte van de maatschappij.
Ook hij werd aangegrepen door de romantiek
van het Noorden. Beiden waren we zeer geluk
kig.
Ik interesseerde me bijzonder voor de jagers en
hun gezinnen. Gedurende jaren werkte ik onder
hen, altijd hoopvol, altijd eerlijk en altijd ver
langend hen te helpen. U kent de Indianen en
dus weet u ook hoe gering m'n belooning was
voor m'n arbeid, en hoe weinig ik tot stand
bracht.
In den loop van het derde jaar daagde een
vrijhandelaar op. Hij bemachtigde het leeuwen
aandeel der pelsen. Den zomer daarop werd
Herbert uitgezonden naar een anderen post.
Daar gebeurde hetzelfde. De oppositie bemach
tigde zelfs meer dan haar aandeel. Eerst ver
bitterde het mij. Herbert was m'n afgod. Hij
was voor mij de pelshandelaar, de beambte van
Hudson's Bay Company. Dat hij niet slaagde
was alleen te danken aan tegenspoed. Daar was
ik zeker van.
Opnieuw werd hij overgeplaatst, en weer op
nieuw het jaar daarop. Wanneer hij de post over
nam verminderden de pelsinkoopen. Hij werkte
wel flink en deed goed zijn best: daar lag het
niet aan. Doch eerst toen wij een vierde maal
werden overgeplaatst, moest ik wel inzien, wat
van dit alles de reden was. Ik zag toen duide
lijk in, dat Herbert geen pels-handelaar was;
dat hij de Indianen niet begreep, en evenmin
wist wat handeldrijven was. Hij was eenvoudig
een loyale, ijverige kerel, doch God vergeve
m'n uitdrukking geheel niet iemand die voor
zijn taak berekend was. En thans is hij reeds
meer dan dertig jaren in den handel.
Dertig jaren! riep Bruce uit. Bedoelt u
dan....
Wacht, zei mevrouw Morley. Het is beter
voor me, dat ik m'n verhaal voltooi. Dan zult u
alles begrijpen.
Haar oogen stonden vol tranen, en het duurde
een paar minuten voor zij verder ging; en Bruce
trachtte in die enkele oogenblikken verband te
leggen tusschen alles wat hij reeds gehoord had
en alles wat hij sinds zijn komst op Fort-
Mystery had zien gebeuren.
In dien tusschentijd werd Evelyn geboren,
vervolgde ze eindelijk. Ik was naar Engeland
teruggekeerd en had haar daar achtergelaten. Ik
kon haar niet hier houden; ik mocht niets om
handen hebben, wat me zou hebben kunnen be
lemmeren in de taak die ik op mij ging nemen.
Want ik zag duidelijk, dat Herbert thans succes
móést hebben, wilden we ten minste verder ge
lukkig kunnen leven; doch ik moest hèm vrij
waren voor de gevolgen van zijn eigen tekort
komingen. Hij ging geheel op in den pelshandel.
Hij geloofde dat de Hudson's Bay Company bijna
iets goddelijks was. Wanneer hij had gefaald
zou zijn geestkracht gebroken, zou zijn leven
vernietigd zijn. Ik had getracht hem te doen
zien, waarin hij verkeerd had gehandeld, doch
hij begreep het niet. Ik moest thans zélf han
delen.
Begrijp me niet verkeerd, Bruce zei ze,
terwijl ze zich naar hem overboog, alsof ze een
beroep op hem wilde doen. Herbert is een goed
echtgenoot voor me geweest, een mensch met
een fijn besnaard gemoed, een werkelijk bemin
nenswaardig mensch. Deze hoedanigheden zullen
u tijdens uw verblijf hier wel niet zijn ontgaan.
Doch hij was geen pelshandelaar en het zou hem
gebroken hebben als hij dit had ontdekt. Ik
moet hem dit niet laten blijken. Ik leerde gron
dig de Cree- en de Ojibwatalen, terwijl Hubert
na korten tijd de studie daarvan opgaf. Ook nu
kent hij die talen nog niet. Ik stelde ook veel
belang in, het geestesleven van den Indiaan, in
zijn geloof, in zijn mentaliteit, in zijn bijgeloo-
vigheden. Ik schafte me boeken aan over de
Algoquinvolkeren en ik maakte me grondig ver
trouwd met hun legenden en met hun geloof.
Ik werkte, overwoog m'n verdere plannen, en
toen Herbert ten slotte hierheen, naar Round
Lake, werd overgeplaatst, bracht ik mijn plan
ten uitvoer.
Ik had een voorgevoel, dat wanneer Her-
bert hier thans geen succes zou hebben, dit voor
hem het einde zou zijn. Hij was reeds zoo vaak
overgeplaatst, had steeds met zoo weinig succes
gewerkt, dat de beteekenis van deze overplaat
sing hem niet kon ontgaan. Het was mijn
laatste kans.
De Indianen hier zijn uiterst primitief; ze
behooren tot de meest noordelijke stammen der
Ojibwa's en zijn een geïsoleerd, alleenstaand
volk, dat alleen in de korte zomerperiode iets
van andere volkeren ziet. De cultureele ontwik
keling van de zuidelijke Ojibwa's toonde groote
tekorten. Talrijke mythen waren bij dit volk in
vergetelheid geraakt. Vóór ik hier kwam leerde
ik ze allen.
Ook was het volk door en door bijgeloovig.
Dit was grootendeels te danken, dat meen ik te
mogen aannemen ten minste, aan een legende,
waarvan u zeer zeker reeds zult nebben ge
hoord. De Indianen gelooven er aan en dét heeft
juist mijn arbeid hier gemakkelijker gemaakt
dan ik onder andere omstandigheden had mogen
hopen. De legende komt hierop neer. dat op
zekeren dag een aantal jagers besloten hun
pelsen te gaan verkoopen aan een anderen vrij
handelaar vèr in het zuiden. Ik vermoed dat het
gebeurd is in den tijd der oude North-West-
Company.
De gebouwen waren gelegen verschillende
mijlen van het meer en den eersten nacht, na
laat afgereisd te zijn, kampeerde de jagers bij
een klein meertje in de nabijheid. Weken later
werd het kamp door hun eigen volk aangetrof
fen; alle jangers waren gestorven. Het.Dooden -
kamp" wordt die plaats sindsdien genoemd.
Er waren geen sporen van geweld, doch
men vond een berkenschors-ketel, waarin heete
steenen waren geworpen. Zooals u weet is dit de
primitieve kookmethode. Graatrestan toonden
aan, dat men visch had gegeten. En zoo ont
stond de legende, dat de een of andere sterke
geest vergramd was geworden door hun besluit
om de Hudson's Bay Company den rug toe
te keeren en hij om hen te straffen de visch in
het meer had vergiftigd. Sinsdien hebben de
Indianen geen visch meer uit dit meer gegeten.
Ik had van deze legende gehoord en ik
kwam naar Round Lake Fort-Mystery, zooals
het thans heet bereid mij van die legende en
haar gevolgen te bedienen, ofschoon het langen
tijd geduurd heèft voor ik een zeer eenvoudige
verklaring vond voor den dood dier Indianen.
De rotsen, die het „Meer aan het Doodenkamp"
omringen, bevatten sommige mineralen of schei
kundige stoffen, die, bü verhitting worden opge
lost en vergiften zijn; zooodat die jagers zich
geheel onwetend hebben vergiftigd.
(Wordt vervolgd).