Napoleon op St. Helena Met wtdml van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND FORT-MYSTERY HISTORISCH TOONEEL- SPEL DE PAASCHOS ZATERDAG 24 MAART 1934 „In het drama zijn de groote mannen meer echt dan in de historie" 200.000 werken over den Corsicaan De onveiligste stad van Europa Oud-telegrafist seint om eigen redding Een duur kopje thee Na den Boeren-oorlog by. Je zult het Josuah Bounderby Amerika en Europa AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL door Katharina en Robert Pinkerton Ic herinner mij niet uit welke krant „El De- bate" het overschreef, maar een of andere JParijsche journalist moet midden in ce hui dige periode van politieke en financieele troe belen de verzuchting geslaakt hebben: „De heeren, die thans aan de regeering zijn, mogen blij wezen, dat er niet een of andere kleine Corsicaan werkloos rondloopt!" Napoleon is in onzen tijd, welke niet ophoudt om den sterken man te vragen, in de mode. Maar heeft de wereld hem sinds hij honderd en-dertien jaren geleden stierf, eigenlijk wel een oogenblik lang kunnen vergeten? „Vanaf Las Cases' „Mémorial de Sainte-Hé- lène" tot aan de boeken der hedenaaagsche schrijvers van het „Institut Napoléon" ce Parijs zijn er ongeveer tweemaal honderd-duizend verschillende werken over Napoleon geschre ven." Aldus de aanhef der inleiding van „Napoleon op St. Helena", historisch tooneelspel door Jan Vuijsters. Uitg. Boekerij „Oud Brabant". Oister- wijk. En Vuijsters gaat voort: „Waarom ceze onafzienbare literatuur met nog meer bladzijden uitgebreid?.... Al die schrijvers, voor- of tegenstanders, volgen Na poleon 't liefst op den Thabor van zijn glorie, om hu» lezers te verzadigen met den glans, die afstraalt van den roem zijner geniale daden. Weinigen onder hen volgen Napoleon naar zijn ballingsoord Sint Helena, succes alleen boeitNog zeldzamer zijn de schrijvers, die, aan het slot hunner beschouwingen over dit zeldzaam wondere leven, den mooisten glans geven: den glans van 't christelijk geloof waar heen ten slotte de tegenspoed Napoleon terug voerde Intusschen gaf ons Vuijsters niet, zooals zijn inleiding misschien zou doen vermoeden, een verslagen, wanhopigen Napoleon, die van zijn wilskracht, zijn idealen en de rest van zijn leven afstand heeft gedaan om zich in ootmoed en geduld voor te bereiden op zijn dood. Inte gendeel werken de wat aftandsche figuren van Bertrand, Montholon, Las Cases en Gourgaud, alsook de armoede van Longwood, er toe mee om de figuur van Napoleon een luister bij te zetten, dien minstens op het tooneel de Tuilerieën waarschijnlijk niet hadden kunnen geven. Vuijsters bewijst de waarheid van dit woord van Napoleon: „In het drama zijn de groote mannen meer echt dan in de historie". Waar mee natuurlijk niet gezegd is, dat de schrijver ten onrechte hoopt, dat een ander woord van zijn held op zijn stuk van toepassing moge zijn: „II a dit la verité". Wij schrijven hier een tooneel over uit het eerste bedpjf.. De Engelsche gouverneur Hudson Lowe verschijnt in Longwood. Hudson Lowe: Generaal Bonaparte. Na- poleon: Generaal Bonaparte? De laatste maal, dat ik van hem hoorde, was bij den slag der Pyramiden. H.L. Generaal! Een onaan gename plicht voert mij tot u. Ik moet een pijn lijke aangelegenheid met u bespreken. Mijn re geering heeft uw jaarlijksch inkomen vastge steld op 12.000. Om dit bedrag niet te over schrijden, zal het gebiedend noodig zijn, uw uitgaven belangrijk in te krimpen. Ik deed u mijn instructies hieromtrent toekomen en wensch thans gaarne te vernemen, hoe v hier over denkt. N. Hoe ik hierover denk? Hoe durft ge de onbeschaamdheid zoo ver drijven, dat ge het waagt, mij over dergelijke ordinaire zaken te komen spreken? H. L. Mijnheer, ik betwijfel of dit de juiste toon is tegenover iemand, wiens positie gij blijk geeft niet vol doende te kennen. N. Parbleu! Vanwaar zou ik u kennen? Ik heb u op geen enkel slagveld gezien. Ik ken de namen van al de Engelsche generaals, die zich onderscheiden hebben, maar van u heb ik nooit als zoodanig hooren spreken. Gij waart enkel goed voor 't aanwerven van Corsicaansche roovers en bandieten. H. L. (toont heftige verontwaardiging.) N. Ik, die de wereld heb geregeerd, weet welk soort men- schen men voor dergelijke posten gebruikt. Het zijn alleen eerloozen, die ze aannemen. (En 't hoofd van H. L. afwendend en zich richtend tot Malcolm.) Begrijpt u, Sir Malcolm, dat hij (wijzend op H. L.) zoo kleinzielig is geweest, een boek, voor mij bestemd, achter te houden, omdat de opdracht van den auteur mijn naam vermeldde als „keizer"? (En H. L. fixeerend.) Ik ben keizer Napoleon, mijnheer, keizer Napo leon, verstaat gij goed? Beleeöigend en dwaas is het mij anders te noemen. Engeland zal niet meer bestaan en nog zal men spreken over kei zer Napoleon! H. L. Ik vervul slechts mijn plicht. N. Ontneem mij zooveel gij wilt. Ont houd mij zelfs 't noodzakelijkste. Daarginds is het kamp van het dappere 53ste. Ik zal er mij melden en zeggen: de oudste soldaat van Euro pa vraagt mee te eten uit uw ketel en nipmand zal weigeren het rantsoen met hem te deelen. Maar genoeg. Val me niet meer lastig. Kom niet meer onder mijn oogen dan alleen wan neer ge de acte van mijn doodvonnis komt be- teekenen. Dan zullen alle deuren wijd voor u openstaan Vuijsters' tooneelspel bestaat uit vier bedrij ven De Rots, De Adelaar, Ten doode gewond en Het brekende oog naar de zon cn een tafereel tusschen het derde en het vierde be drijf: Een sterfplaats zoekend. De eerste twee bedrijven handelen kort na Napoleon's aan komst op St. Helena, het derde speelt vijf jaren later, het vierde den 5 Mei 1821, den dag van Napoleon's dood. De schrijver volgt de nieuwere opvatting der Napoleon-figuur en beschouwt ,,dit wonder van verstand en energie minder als oorlogsman, dan als staatsman, organisator, schepper van vreedzame werken". Hij laat in het eerste be drijf zijn held uitroepen: Altijd vrede? Dat had ik bereikt als te Wa terloo de elementen mij niet hadden gedwars boomd. Daar, te Waterloo, had het eindpunt gestaan achter mijn oorlogen. Daar was mijn „Heilige Alliantie" begonnen; de Vereeniging der Staten van Europa. Eén wet, één gerechts hof, één munt, maat en gewicht. Geen grenzen meer en tolmuren. Slechts enkele jaren en ik had Europa van gedaante doen veranderen. Frankrijk een roman van schoonheid, 't Oude Rome, Herculanum en Pompei van onder hun puinen herrijzend. Parijs, de door zijn pracht en luister verblindende hoofdstad der wereld. Wat al perspectieven van arbeid en welvaart! Ik ben van het ras der Caesars, van hen die stichten. En gesticht had ik de „Pax Romana", het pro bleem van den honderdjarigen vrede opgelost. Maar neen. Napoleon was bij de koningen maar een oorlogsdwaas, een tiran! De vredesduif in zijn ijzeren vuist? En toch! Eens zullen de fei ten mij in het gelijk stellen. Geen heil voor het in zijn staten en staatjes verkankerend Europa dan: een bond der Volken! De dag zal komen, dat de geschiedschrijver zijn spijt betuigen zal, dat mijn eerzucht ook hier niet tot volle ont plooiing komen kon. En in het tweede bedrijf: Gij wilt weten, Heeren, welke schatten Na poleon bezit? Inderdaad, deze zijn onmetelijk, maar ze liggen open en bloot voor de gansche wereld. Ziehier De prachtige dokken van Ant werpen en Vlissingen, Duinkerken en Cher bourg. De mooie wegen van Antwerpen naar Amsterdam, van Mainz naar Metz, van Bor deaux naar Bayonne; de passen, welke de Alpen in vier richtingen openen, de Romeinsehe bouw werken in stoutheid overtreffend. Hier alleen reeds vindt ge 800 millioen francs. De brug van Jena, Austerlitz, Eèvre, Tours. De kanalen, die de zeeën rond Europa met elkaar verbinden, de waterwerken te Parijs, de tallooze verfraaiin gen en werken van kunst in alle landen Sui kerfabrieken, ontelbare spin- en weverijen. Paardenfokkerij. Schapenteelt. Akkerbouw. Zietdaar weer een schat van vele milliarden. Dat zijn monumenten, die allen laster te schan de maken. En de geschiedenis is daar om te be wijzen, dat dit alles tot stand kwam tijdens oorlogen en zender eenige leening. Als gezegd was het bovenal Vuijsters' doel „dit zeldzaam wondere leven den mooisten glans te geven: den glans van 't christelijk ge loof, waarheen ten slotte de tegenspoed Napo leon terugvoerde". De auteur is hierin geslaagd. Zijn held houdt geen lange preeken en barst ook niet uit in dramatische gebeden, maar zijn geest is van het begin tot het einde van het godsgeloof doordrongen. De Napoleon van Vuijsters is en blijft de keizer, die Gourgaud het zwijgen oplegt met den uitval: „Ik behoor tot hen, die geen kameraden kennen". Maar van een der historische figuren rondom hem is hij niet alleen de kameraad, doch ten slotte de zoon die tot zijn vader spreekt. Deze figuur draagt den naam van kapelaan Vignali. Deze „Napoleon op St. Helena" is ook in het Fransch verschenen. De heer G. Mauguin, hoofdredacteur der „Revue des Etudes napo- leonniennes" schreef den auteur: votre manuscritm'a fait la meil- leure impression. Votre drame est d'une haute spiritualité, il contient de trés belles scènes, ap- puyées sur une „bruiterie" comme on dit aujourd 'hui, impressionnante." De heer Mauguin gaf het stuk ook ter lezing aan den heer Driault, voorzitter van het „In stitut Napoléon", die het gespeeld zou willen zien in het „Theatre Francais". „Le drame" aldus het oordeel van den heer Driault „m'a beaucoup plu et ému. J'en aime la verité historique et le mouvement dra- matique né de cette verité même." Barcelona kan er op bogen de onveiligste stad van Europa te zijn. De aanslagen zijn er legio; gewapende benden, waartegen de politie machteloos schijnt, vallen nu eens een maga zijn dan een bank aan of dringen bij particu lieren binnen en rooven alles wat van hun gading is. Deze ongure elementen zijn steeds welgewapend met revolvers, met handgranaten en bommen en zien er, als het noodig is, vol strekt geen bezwaar in van hun wapenen ge bruik te maken. Om zich tegen deze „pistoleros" te kunnen verdedigen, hebben de groote winkels en de banken zich in staat van verdediging gebracht. Zij hebben maatregelen genomen, die tot dus ver alléén in Chicago werden toegepast. Niet alleen zijn in deze gebouwen de nieuwste al armtoestellen aangebracht. Men is veel verder gegaan. De banken hebben geblindeerde toon banken doen aanbrengen in den vorm van amphitheaters, waarin schietgaten zijn uitge spaard, opdat de employés, die alle gewapend zijn, zich tegen „pistoleros" zullen kunnen ver dedigen, zonder zelf onmiddellijk gevaar te loopen te worden gedood. Deze toonbanken, die te Chicago reeds in gebruik zijn, vormen het laatste woord op verdedigingsgebied. Iedere beambte kan door een druk op een knop alle deuren en vensters van het gebouw tegelijk sluiten. Vóór het gebouw weerklinken tegelij kertijd een aantal alarmschellen, die in staat zijn ieder straatlawaai te overstemmen. Dezer dagen ontstond op de Plaza de Cata- lunya, het groote plein aan het einde der Ramblas, een ware paniek. Men dacht aan een overval, toen, bij onderzoek, bleek, dat de leiding van de bank slechts een proef met de nieuwe veiligheidsinstallatie nam. De tram- en autobusmaatschappij heeft bij zeventien maatschappijen haar rijtuigen tegen de gevaren van brand en „opblazing" doen verzekeren. De onderneming betaalt een hooge premie; de gebeurtenissen der laatste maan den hebben dan ook wel getoond, dat het risico voor de verzekeringsmaatschappijen niet gering is. Ten slotte heeft het bewind van de Gene- ralidad alle agenten tegen de gevolgen van aanvallen laten verzekeren. De politie is even min in staat voor zichzelf veiligheid te schep pen als voor de Barceloneezen, die hun ver trouwen in de handhavers der orde reeds lang kwijt zijn. uiiiiiiimiimi iiiiiiiiiiiiuiii= De ossen houden mode-show, Precies als ieder jaar. Doch slanke lijn is niet gewild, De mode vraagt hier: zwaar! De schoonheidskoning van het rund Behaalt slechts zijn brevet Als hij voldoen kan aan den eisch Van kilogrammen vet! De os, die uitmunt, mag er zijn! Want hoe u 't ook belicht, Hij blijkt dan toch in elk geval Een beestje van gewicht! Men maakt een foto van het dier, Men plaatst die in de krant En een medaille stelt men zelfs Den eigenaar ter hand! Vervolgens stelt men hern ten toon Voor 't etalage-raam, De dikste deelen uitgebeend, Terwille van zijn faam. De lof der ijdélheid, ook hier, Laat hem ten slotte los- De slachtbank is het einde van Den prijsbekroonden os! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) nllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllin Een oud-radiotelegrafist bij de Amerikaan- sche vloot heeft van zijn tijdens den oorlog op gedane ervaring een goed gebruik weten te ma ken. Bij het kappen van brandhout voor zijn kamp nabij Echo Lake, honderd mijl ten Noor den van Telegraph Creek, aldus wordt gemeld, raakte de man den slagader van zijn voet. Hij bond de wond zoo goed mogelijk af en sleepte zich vijf mijl door de sneeuw naar de dichtst bijzijnde telegraaflijn, welke hij aftapte, ten einde om bijstand te vragen. Een telegrafist, die den verblindenden sneeuwstorm trotseerde, vond den man uitgeput door bloedverlies, ter wijl hij nog met inspanning van zijn laatste krachten trachtte in beweging te blijven. Nadat de eerste hulp verleend was, werd verdere hulp verzocht en tenslotte werd een vliegtuig gezon den, waarmede de gewonde ter verdere behan deling naar Telegraph Creek is vervoerd. Een zakenman uit Nelson, Nieuw Zeeland, die lust had om te zwemmen, vertrok met zijn wekelijksche ontvangsten ten bedrage van meer dan f 750.naar zijn zomerhuisje aan zee. Hij had geen tijd gehad het geld naar de bank te brengen en borg het in het fornuis wat hem, onder de gegeven omstandigheid de beste plaats leek. Tijdens zijn afwezigheid kwamen eenige familieleden in het huisje. Niet op de hoogte van de aanwezigheid van den ver borgen schat, maakten zij het fornuis aan om thee te zetten. Toen de eigenaar voldoende van zijn zwem men had genoten en naar zijn huisje terugge keerd was. bemerkte hij tot zijn grooten schrik, dat zijn geld tot asch was vergaan. Er restten hem slechts twee zilveren geldstukken, die on beschadigd waren gebleven. De kostbare thee zal den hartochtelijken zwemmer slecht heb ben gesmaakt. Dezer dagen werd een zwaar gouden ring 'oij den gezant van Afrika in Londen afgegeven. Hij was eenmaal het eigendom van een Boer, die in den slag van Elandslaagte in October 1899 viel. Een Engelsch soldaat zag den ring, trok hem den doode van den vinger en droeg den ring tot heden. Om welke redenen hij pas nu van het waar devolle stuk afstand deed, is niet bekend; de overhandiging geschiedde anoniem en waar schijnlijk is de strijder uit Afrika gestorven en heeft zijn achtergebleven familieleden ver plicht den ring terug te geven. Den vertegen woordiger van Zuid-Afrika werd verzocht de bloedverwanten van den dooden Boer te ont dekken. Ook een Bijbel van groote waarde zal op deze wijze zijn weg naar Afrika vinden. Een Londenaar, die hem van een Engelsche soldaat, die vroeger in Zuid-Afrika gestreden heeft, kocht, gaf hem aan den gezant van Afrika met het verzoek het boek weer aan den rechtmatigen eigenaar te doen toekomen. De bijbel is zóó zwaar, dat hij als gewoon pakket niet verzonden kan worden. Volgens een schrijven op het titelblad behoort hij aan een familie Standerston in Transvaal. Er zijn overigens nog meer Bijbels van Boe renfamilies, die tijdens den oorlog verloren ge gaan waren, weer te voorschijn gekomen en aan hun eigenaars teruggegeven. De vorstelijke woning van Jo6uah Bounder- by, den grooten man in Londensche too- neelkringen. baadde in het maanlicht. Alleen in den dienstbodenvleugel op de onder ste verdieping glansde een geel schijnsel tus schen dichtgetrokken gordijnen. In het uitge strekte park was het doodstil; geen blaadje bewoog. Ergens in de verte riep klaaglijk een uil. Van een verwijderde stadstorenklok klon ken elf slagen. Toen werd de stilte even verbro ken door een zacht gekraak; een raam van de provisiekamer, dat door het personeel niet ge sloten was, werd langzaam omhoog geduwd door behoedzame vingers. In de schaduw van het huis heesch een vermomde gestalte zich op de vensterbank, gleed bedaard door het raam en stond gespannen te luisteren. Snel ademend sloot de indringer het raam achter zich. Over z'n schoenen droeg hij wollen kousen. Het was heel rustig in huis; een zacht gemompel van stemmen kwam uit de bediendenvertrekken. De indringer gTinnikte. En nu naar Josuah Bounderby, den tooneeldirecteur, acteur en too- neelschrijver, die steeds tot laat in den nacht in z'n studeerkamer zat. Lastings wist het. Hij wist eveneens waar Bounderby z'n twee Rem- brandts en z'n kostbaar zilver bewaarde. Lastings deinsde voor niets terug, als hij een eenmaal vastgesteld p,lan wilde uitvoeren. Hij had zich van alle bijzonderheden op de hoogte gesteld. Hij had een passe-partout bij zich, een wondersleutel. waaraan zeer weinig sloten kon den weerstaan. Lastings grinnikte in 't donker; deed een smal masker van zwart vilt voor en trok z'n geruite pet goed neer. Zacht sloop hij naar boven over de met een zach- ten looper bedekte gang. Tegenover de deur van Bounderby's studeerkamer bleef hij een oogenblik staan en haalde een automatische revolver te voorschijn. Met het wapen in de op geheven rechterhand sloot Lastings zorgvuldig de deur achter zich en liep langzaam het ruime, rijk gemeubelde vertrek door. .Handen omhoog!" snauwde hij. „Vlug wat!" De tengere man achter het enorme mahonie houten bureau, die er uitzag als een schuchter kamergeleerde, stak de handen op. Ze rezen langzaam boven zijn hoofd. Hij keerde zich om op z'n draaistoel, zoodat hij den onverwachten bezoeker in 't gezicht keek en trok vragend z'n wenkbrauwen op. „Mag ik vragen." vroeg hij minzaam, „waar aan ik het genoegen dank „Leuter niet," viel Lastings hem ruw in de rede. „Bewaar die kletspraatjes maar voor de planken hoor! Je hebt nu te maken met het werkelijke leven, begrepen? Doe wat ik je zeg, of je zult wat anders beleven." „Ik ben bang dat ik u niet heelemaal begrijp," zei de ander koel. „U komt deze kamer binnen en bedreigt me met een revolver. Weet u dan niet dat we in een beschaafd land leven en dat de straf voor zoo iets lang niet malsch is?" „Nog één woord," snerpte Lastings, „en je bent er geweest. Geen onzin, of ik blaas je de hersens uit je hoofd. Je hebt te doen met een wanhopig man. Geen tooneeltrucjes met mij, denk daar aan." „Mag ik misschien opmerken," zei de ander zacht, „dat het geluid van een schot dadelijk de bedienden hierheen zal doen stormen? Een koord om je hals moet geen prettig gevoel zijn, dunkt me." Lastings lachte woest. „Deze studeerkamer is geluid-dicht," zei hij „In elk geval heeft m'n revolver een patent- apparaat, waardoor een schot geruischloos wordt. Je hoeft dus geen kunsten uit te halen, Bounderby. Sta op, hou je handen omhoog en ga in dien hoek staan met je gezicht naar den muur. Als je je beweegt of omkijkt, is 't met je gedaan. Dichter tegen den muur en je handen hooger!" Lastings legde het wapen vlak voor de hand op den rand van het bureau. Hij wijdde al z'n aandacht aan de laden en z'n sleutel deed z'n werk goed. Een voor een werden ze ontsloten, uitgetrokken en doorwoeld. Lastings trok met z'n voet een leeren tasch naderbij, die in een hoek van 't vertrek lag. IJverig vulde hij die tasch. Toen hij met de laden klaar was, opende hij met z'n onbetaalbaren sleutel de in den muur ingebouwde brandkast. Meer kostbaar heden verdwenen in de tasch; gouden en zil veren voorwerpen. Ook geld, veel geld. Eindelijk was de tasch vol. [\nm Toen van der Hoop per vliegmachine een Holland-Indië-vlucht wou gaan maken, stond ik vol vreugde te kijken, want zoo'n tochtje zou mij ook wel lijken. Men zou dan later in de boeken niet tevergeefs mijn naam gaan zoeken, maar dan zou men direct zien staan: Bok Bols de groote luchtvaartheld. Het reizen zat mij in het bloed. Toen ik acht maanden was maakte ik al een reis uit de wieg naar den grond. Mijn moeder, die erg schrok, besloot mij voortaan vast te binden, want anders zou het vast nog wel eens gebeuren. Toen ik drie jaar was, heb ik de buurt in rep en roer gebracht. Ik ben toen de straat op gegaan, maar liet mij bijtijds weer pakken. Een oude juffrouw, die mij zag, liet mij door de politie halen. Mijn moeder haalde mij weer te rug en zei, dat ze mij vreeselijk dom vond. Het schoolgaan beviel mij niet erg, veel liever ging ik de stad in. En, 't is misschien wel niet zoo mooi, maar ik verslond Gullivers reizen. Ook ging ik vaak naar de haven en huilde vele tranen als een boot zoo heerlijk door de golven schoot. „Twee Rembrandts op de étage hier boven," zei Lastings. „En hier en daar nog een paar kleine collecties edelsteenen en munten die ik vlak voor 't weggaan kan afwerken. Ik heb die Rembrandts in een ommezien uit de lijsten. Draai je nu om, hierheen! Gauw wat!" De ander keerde zich paar hem om. Hij scheen wat ineen gezakt in z'n dure maat- kieeren, z'n kaal hoofd glansde onder het elec- trische licht. Lastings' onderkaak stak boosaar dig vooruit, z'n schouders kromden zich als van een roofdier vóór den sprong. Uit zijn oogen sprak niet veel goeds. „Ik heb nu zoowat alles, wat de moeite waard is," sprak hij langzaam. „Maar de RemBïandts zijn er nog, waaraan je zoo gehecht bent. Die zijn nu voor mij. Maar je zult ze niet missen, Bounderby. Dacht je dat ik stom genoeg zou zijn om ie hier alarm te laten maken, terwijl ik met dat zware vrachtje aftrek? Ik denk er niet D inbraak bij aan. Even een schot, Bounder- T niet hooren en 't zal geen pijn doen. Neen, één klein plofje.... en je gaat uit als een nachtkaars. Doode menschen kunnen geen kwaad meer doen." De andere zakte als verlamd op z'n knieën en Lastings drukte de revolver stevig tegen het hooge voorhoofd, juist tusschen de witte, bor stelige wenkbrauwen. „Doe je oogen dicht," zei hij, ,,'t Is zóó ge beurd. Ben je klaar?" De oudere man stotterde iets onverstaanbaars. Terwijl hij nog trachtte te spreken, trok Las tings eensklaps z'n revolver weg en rukte de cache-nez van z'n hals en de pet van z'n hoofd. Lachend nam hij z'n masker af en glimlachte den ander welwillend toe in het angstig ver wrongen gezicht. „Peter Lastings, mijnheer, om u te dienen," zei hij en boog. „Tooneelspeler van beroep: ver geef me. Een kleine practische demonstratie, mijnheer, dat ik de rol van inbreker kan ver vullen. Ik bied u m'n excuses aan. Ik heb het wel ver gedreven, maar als men zich toelegt op realistische uitbeelding, moet men wel tot het uiterste gaan! Ik heb nooit het voorrecht gehad met u in kennis te komen, mijnheer. U en ik waren volslagen vreemdelingen voor elkaar. Ik, een onbemiddeld acteur; u, de zoo succesvolle directeur en tooneelschrijver. Ik heb dit alles geënsceneerd om u te toonen, dat ik de rol van inbreker kan vervullen, precies zóó, als die eene scène het eischt in dat nieuwe stuk van il, dat u binnenkort laat instudeeren. Ik bied me nu rechtstreeks aan bij den man. die de ziel is der geheele tooneelwereld, aan u mijnheer. Denkt u, dat ik de bewuste rol in „Sloten en sleutels" waard ben? Heb ik me niet aardig in de inbrekersmentaliteit ingewerkt?" „Drommels," zei de oudere man, z'n voor hoofd afvegend, „er zit pit in jou. Lastings. Acteeren? Je kunt het." Hij lachte zachtjes, toen hij de leege kamers van de revolver inspecteerde, die de ander hem voorhield en reikte naar een karaf port, die boven op het bureau stond. Hij vulde twee glazen. „Drink, jij jonge dui vel, avontuurlijke schavuit, de drommel hale je! Mooi zoo. Binnen 24 uur heb je een brief van me. Nog een glas? Neen? Misschien heel verstandig van je. Al lang in 't vak?" De oude man luisterde met belangstelling. Na 10 minuten wisselde hij een handdruk met den pseudo-inbreker en lachte weer ge amuseerd. „Ik zou maar terugkeeren langs den zelfden weg dien je gekomen bent," raadde hij. „De huisknecht mocht het eens vreemd vinden iemand te moeten uitlaten, dien hij niet bin nen gelaten heeft. Nu, goeden nacht. Binnen 24 uur hoor je dus van me. Nu moet ik gauw deze tasch uitpakken en m'n schatten weer wegbergen." De oude man scheen een joviaal mensch te zijn. Hij schreef Lastings adres in een klein zakboekje. Teen de jonge acteur voorzichtig door het raam der provisie-kamer naar buiten was ge komen en in den nacht verdween, vond hij, dat die oude Bounderby een prachtstuk van 'n man was en met brandend ongeduld wachtte hij de komst van de postbode af. Den volgenden morgen lag er een brief in z'n bus. Hij las: „M'n waarde jonge „Inbreker". De manier waarop je gisteravond je rol speelde, was uiterst realistisch. Ik was vooral ingenomen met de wijze, waarop je laden opende, die, naar ik oacht, ernstige moeilijkheden zouden opleve ren. Hetzelfde geldt van de safe. Je bent een vlugge werker, die de waarde van den tijd kent. De twee Rembrandts zijn een ware verzoeking voor menschen van jouw „vak". Ik heb deze mèt de kostbaarheden die je zoo ijverig ver zamelde en in mijn tasch pakte, meegenomen. Ze moeten maar over zee en ik ga met ze mee. Een tweede bezoek hier zou mogelijk wel tot eenig resultaat kunnen leiden, maar ik zou je aan raden te wachten tot Josuah Bounderby uit Amerika terugkomt. Hij is daar nu ongeveer een week geweest en kan elk oogenblik de terugreis aanvaarden. Met oprechten dank, een echte inbreker." WASHINGTON, 23 Maart (Reuter) Op het Witte Huis werd heden als uiterste grens, tot waartoe Amerika kan gaan nopens een Europeesch veiligheidsaccoord, een toetreden genoemd tot het consultatief pact. A 11*% **1%. A*°P dlt blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/1 bij een ongeval met OC/} bij verlies van een hand IOC £x ttc U uO Tl Tl c O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OirUU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i doodelijken afloop 1 Ait/1/» een voet of een oog f /Art/»" oij verlies van een C/t duim of wijsvinger I ÖU%~ bij een breuk van f40.- bjj verlies van *n been of anderen vinger 40 (Korte Inhoud van het voorafgaande David Patterson is de eigenaar van een bloeienden pelshandel in Noord-Canada Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal, de machtige Hudson Bay Com pany zim grootste concurrent Deze oezet een post .Fort Mvsterv" genaamd en door Herbert Morley beheerd waar Patterson ondanks herhaalde pogingen nooit ln ge slaagd is vasten voet te verkrijgen Bruce Rochette die een diepen haat koestert te gen de Hudson's zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen ln het veelomstreden gebied. Hit vertrekt met Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor ley en zijn echtgenoote ontvangen Bruce geeft voor belast te ziln met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap Zijn bediende Joe Snowbird laat hem dan plotseling in den steek Bruce vreest, dat Morley hem heeft door zien en hem in een valstrik tracht te lok ken, maar hij blijft moedig op zijn post en helpt bil het bijhouden der boeken, waardoor hij vele interessante bijzonderhe den over de Hudson's Cy. te weten komt-) Bedoelt u....? begon hij, doch voleindigde zijn zin niet. Heeft u me nooit gewantrouwd? liet ze er dadelijk op volgen. Hij schudde slechts zijn hoofd, want hij moest zijn geest aanpassen aan een begrip, dat hij op zijn minst als iets miraculeus beschouwde. Ik moet u eerst een geschiedenis vertellen, m'n eigen geschiedenis, zoodat u alles zult be grijpen, antwoordde ze. Ik heb dit te voren nooit aan iemand verteld. Ze ging zitten en viel met de deur in huis. vlug pratend, alsof de woorden een last waren, waarvan ze zich wilde bevrijden. Herbert Morley en ik trouwden vier en twintig jaar geleden, aldus begon ze haar ver haal. Hij was nog een jongen toen-hij reeds in betrekking was bij de Hudson's Bay Campany en bij zijn familie. Ik ging met hem mee naar bracht zijn eersten verloftijd door in Engeland, Canada. Ik was ongeveer zoo oud als Evelyn, toen ze hier aankwam. Ik vond het Noorden een wonder mooi land. Ik werd aangegrepen door de romantiek van den pelshandel. door het schil derachtige van het land en zijn volk. Ik hield van dat alles en ik voelde me gelukkig. Herbert had de leiding van een goeden post. Het eerste jaar had hij succes. Er was geen tegenstand. Hij was een loyaal, enthousiast be ambte van de maatschappij. Ook hij werd aangegrepen door de romantiek van het Noorden. Beiden waren we zeer geluk kig. Ik interesseerde me bijzonder voor de jagers en hun gezinnen. Gedurende jaren werkte ik onder hen, altijd hoopvol, altijd eerlijk en altijd ver langend hen te helpen. U kent de Indianen en dus weet u ook hoe gering m'n belooning was voor m'n arbeid, en hoe weinig ik tot stand bracht. In den loop van het derde jaar daagde een vrijhandelaar op. Hij bemachtigde het leeuwen aandeel der pelsen. Den zomer daarop werd Herbert uitgezonden naar een anderen post. Daar gebeurde hetzelfde. De oppositie bemach tigde zelfs meer dan haar aandeel. Eerst ver bitterde het mij. Herbert was m'n afgod. Hij was voor mij de pelshandelaar, de beambte van Hudson's Bay Company. Dat hij niet slaagde was alleen te danken aan tegenspoed. Daar was ik zeker van. Opnieuw werd hij overgeplaatst, en weer op nieuw het jaar daarop. Wanneer hij de post over nam verminderden de pelsinkoopen. Hij werkte wel flink en deed goed zijn best: daar lag het niet aan. Doch eerst toen wij een vierde maal werden overgeplaatst, moest ik wel inzien, wat van dit alles de reden was. Ik zag toen duide lijk in, dat Herbert geen pels-handelaar was; dat hij de Indianen niet begreep, en evenmin wist wat handeldrijven was. Hij was eenvoudig een loyale, ijverige kerel, doch God vergeve m'n uitdrukking geheel niet iemand die voor zijn taak berekend was. En thans is hij reeds meer dan dertig jaren in den handel. Dertig jaren! riep Bruce uit. Bedoelt u dan.... Wacht, zei mevrouw Morley. Het is beter voor me, dat ik m'n verhaal voltooi. Dan zult u alles begrijpen. Haar oogen stonden vol tranen, en het duurde een paar minuten voor zij verder ging; en Bruce trachtte in die enkele oogenblikken verband te leggen tusschen alles wat hij reeds gehoord had en alles wat hij sinds zijn komst op Fort- Mystery had zien gebeuren. In dien tusschentijd werd Evelyn geboren, vervolgde ze eindelijk. Ik was naar Engeland teruggekeerd en had haar daar achtergelaten. Ik kon haar niet hier houden; ik mocht niets om handen hebben, wat me zou hebben kunnen be lemmeren in de taak die ik op mij ging nemen. Want ik zag duidelijk, dat Herbert thans succes móést hebben, wilden we ten minste verder ge lukkig kunnen leven; doch ik moest hèm vrij waren voor de gevolgen van zijn eigen tekort komingen. Hij ging geheel op in den pelshandel. Hij geloofde dat de Hudson's Bay Company bijna iets goddelijks was. Wanneer hij had gefaald zou zijn geestkracht gebroken, zou zijn leven vernietigd zijn. Ik had getracht hem te doen zien, waarin hij verkeerd had gehandeld, doch hij begreep het niet. Ik moest thans zélf han delen. Begrijp me niet verkeerd, Bruce zei ze, terwijl ze zich naar hem overboog, alsof ze een beroep op hem wilde doen. Herbert is een goed echtgenoot voor me geweest, een mensch met een fijn besnaard gemoed, een werkelijk bemin nenswaardig mensch. Deze hoedanigheden zullen u tijdens uw verblijf hier wel niet zijn ontgaan. Doch hij was geen pelshandelaar en het zou hem gebroken hebben als hij dit had ontdekt. Ik moet hem dit niet laten blijken. Ik leerde gron dig de Cree- en de Ojibwatalen, terwijl Hubert na korten tijd de studie daarvan opgaf. Ook nu kent hij die talen nog niet. Ik stelde ook veel belang in, het geestesleven van den Indiaan, in zijn geloof, in zijn mentaliteit, in zijn bijgeloo- vigheden. Ik schafte me boeken aan over de Algoquinvolkeren en ik maakte me grondig ver trouwd met hun legenden en met hun geloof. Ik werkte, overwoog m'n verdere plannen, en toen Herbert ten slotte hierheen, naar Round Lake, werd overgeplaatst, bracht ik mijn plan ten uitvoer. Ik had een voorgevoel, dat wanneer Her- bert hier thans geen succes zou hebben, dit voor hem het einde zou zijn. Hij was reeds zoo vaak overgeplaatst, had steeds met zoo weinig succes gewerkt, dat de beteekenis van deze overplaat sing hem niet kon ontgaan. Het was mijn laatste kans. De Indianen hier zijn uiterst primitief; ze behooren tot de meest noordelijke stammen der Ojibwa's en zijn een geïsoleerd, alleenstaand volk, dat alleen in de korte zomerperiode iets van andere volkeren ziet. De cultureele ontwik keling van de zuidelijke Ojibwa's toonde groote tekorten. Talrijke mythen waren bij dit volk in vergetelheid geraakt. Vóór ik hier kwam leerde ik ze allen. Ook was het volk door en door bijgeloovig. Dit was grootendeels te danken, dat meen ik te mogen aannemen ten minste, aan een legende, waarvan u zeer zeker reeds zult nebben ge hoord. De Indianen gelooven er aan en dét heeft juist mijn arbeid hier gemakkelijker gemaakt dan ik onder andere omstandigheden had mogen hopen. De legende komt hierop neer. dat op zekeren dag een aantal jagers besloten hun pelsen te gaan verkoopen aan een anderen vrij handelaar vèr in het zuiden. Ik vermoed dat het gebeurd is in den tijd der oude North-West- Company. De gebouwen waren gelegen verschillende mijlen van het meer en den eersten nacht, na laat afgereisd te zijn, kampeerde de jagers bij een klein meertje in de nabijheid. Weken later werd het kamp door hun eigen volk aangetrof fen; alle jangers waren gestorven. Het.Dooden - kamp" wordt die plaats sindsdien genoemd. Er waren geen sporen van geweld, doch men vond een berkenschors-ketel, waarin heete steenen waren geworpen. Zooals u weet is dit de primitieve kookmethode. Graatrestan toonden aan, dat men visch had gegeten. En zoo ont stond de legende, dat de een of andere sterke geest vergramd was geworden door hun besluit om de Hudson's Bay Company den rug toe te keeren en hij om hen te straffen de visch in het meer had vergiftigd. Sinsdien hebben de Indianen geen visch meer uit dit meer gegeten. Ik had van deze legende gehoord en ik kwam naar Round Lake Fort-Mystery, zooals het thans heet bereid mij van die legende en haar gevolgen te bedienen, ofschoon het langen tijd geduurd heèft voor ik een zeer eenvoudige verklaring vond voor den dood dier Indianen. De rotsen, die het „Meer aan het Doodenkamp" omringen, bevatten sommige mineralen of schei kundige stoffen, die, bü verhitting worden opge lost en vergiften zijn; zooodat die jagers zich geheel onwetend hebben vergiftigd. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13