Een bezoek bij Henrik Ibsen
did méml van den daq
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
DIAMANT
Dieren als weer-
profeten
De ongenaakbare
dramaschrijver
DEN
FORT-MYSTERY
A
Bak- en Braadvet
WOENSDAG 28 MAART 1934
Hoe een vertegenwoordiger van
het keizerlijk-koninklijk Burg
theater te Weenen door
Ibsen werd ontvangen
Na de première van
„Kroonpretendenten"
Rijk observatieveld voor natuur
vrienden De veel gesmade
boomkikvorsch Spinnen
in den morgen Vogels
voorspellen regen
en sneeuw.
Levende barometers
Bezwaren tegen reizen
in het buitenland
Duikers naar een ver
loren schat
De tempel van Sheve
Dagon
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
door
Kafharina en Robert Pinkerton
HOOFDSTUK XIV
DE LANGE TOCHT
Vier en veertig jaren geleden kwam de
beroemde leider van het keizeriyk-ko-
ninkiyk Burgtheater te Weenen, Burck-
hardt, tot het koene besluit, om in het speel
plan op te nemen een werk van Henrik Ibsen,
wiens persoonlijkheid en werk nooit anders ge
daan hadden dan het wantrouwen en de ont
stemming op te wekken der „K. K. Hoftheater-
zensur". Burckhardt dacht aan het stuk
„Kroonpretendenten". Onder de toenmalige
omstandigheden was het echter onmogelijk, om
het stuk zonder schrappingen te vertoonen.
Van den anderen kant scheen het echter even
eens een ding der onmogelijkheid, om ver
schillende passages te schrappen zonder toe
stemming van den dichter. Daar hoorde
Burckhardt dat de- toendertijd zeer bekende
tooneelspeler Georg Reimers naar München
moest en hij vond dit een pracht-gelegenheid
om dezen te verzoeken, zich in verbinding te
stellen met Henrik Ibsen, die toen in Mün
chen woonde. Reimers zou logeeren bij den
schilder Defregger. Deze werd ingelicht en
deed de eerste stappen, om voor den officieelen
afgezant van het K. K. Burgtheater toegang
te verkrijgen bij den schier ongenaakbaren,
eeuwig knorrigen Ibsen. Toen Reimers in
München aankwam, was alles in orde. Ibsen
zou hem den volgenden dag ontvangen.
En Reimers vertelt:
Precies op den bepaalden tijd stond ik voor
de deur van Ibsen's woning. Niet zonder angst.
Want ik had veel gehoord over het ongenaak
bare wezen van den „Noorschen magus" en
over de ijzige gereserveerdheid, die de groote
dramaschrijver zelfs tegenover zijn beste vrien
den aan den dag placht te leggen. Maar ik
kwam tenslotte toch niet als particulier per
soon, maar als legaat van het K. K. Burgthea
ter, welks souvereine positie in het tooneelleven
van dien tijd door geen mensch ter wereld
werd aangevochten.
Ik pakte al mijn moed tezamen en belde. Na
een korte pauze hoorde ik binnen voetstappen.
De deur ging open. En voor mij stond de dich
ter zelf. Niet zoo koninklijk als ik had gedacht
in sjamberloek en sloffen. Hij scheen alleen
in huis te zijn en nam mij met afwijzende
oogen op. Ik had een heel pijnlijk gevoel, een
ongewenschte gast te zijn. Ik stelde mij echter
voor en Ibsen vroeg mij op knorrigen toon bin
nen te komen.
Defregger had Ibsen precies verteld, waar
om ik kwam. Niettegenstaande dit maakte de
oude man mij, jongen man, het heelemaal niet
gemakkelijk. Op afgebeten toon vroeg hij, wat
ik wilde.
Ik overwon de teleurstelling, die de ijskoude
ontvangst mi) bezorgde en begon. Ik vertelde
hem, dat het K. K. Burgtheater het plan had,
zijn „Kroonpretendenten" te spelen. Voorzich
tig duidde ik aan, dat de K. K. Hofzensur be
paalde moeilijkheden maakte.
Ik maakte een pauze en haalde adem. Ibsen
bleef onbewegelijk en deed, of een opvoering
van een zijner werken aan het Burgtheater
hem volslagen koud liet. Hij zeide niets. Ik
moest dus verder praten en zeide, dat Burck
hardt reeds een paar passages had geschrapt
en mij de opdracht had gegeven, om zijn toe
stemming te verkrijgen.
Ibsen keek mi) stom van hoofd tot voeten
aan en zijn heele houding werd geen nuance
vriendelijker. Maar ook raakte hij niet in op
winding, wat meestal auteurs overkomt, die
door de censuur worden bedreigd. Hij sneed
echter ieder verder spreken af door het schud
den van zijn geweldigen, grijzen leeuwenkop en
zei volslagen onbewogen:
„Doet wat U wilt, mij interesseert dat niet!"
Deze verwonderlijke houding van den dichter
tegenover het lotgeval van zijn werk verbaas
de mij geweldig. Ik vertelde hem, welke passa
ges geschrapt moesten worden. Ibsen keek mij
aan of liever door mij heen en zeide snijdend:
„Schrapt wat U wilt". Ik werd hoe langer hoe
moediger en zei, dat er een hééle scène weg
moest. Ibsen zei nog ijziger: „Verstaat u mij
niet? Ik zei toch al: schrapt wat wilt. Mij
interesseert dat niet!"
Nu werd het mij toch te bar. Ik kreeg een
rood hoofd. Ik was jong en vol temperament
en voelde de onverschilligheid van Ibsen tegen
over het Burgtheater als een persoonlijke be>
leediging. Ik zeide hem, dat een opvoering van
zijn stuk in het K. K. Burgtheater toch wel
eenige belangstelling zijnerzijds verdiende,
Ibsen keek mij met booze, ijskoude blikken
aan, bleef volslagen onbewogen en het gesprek
beëindigend, verklaarde hij: „Mij laat dat alles
koud, ik interesseer mij niet voor zulke din.
gen."
Ik was geslagen, moest echter nog een op
dracht vervullen. Namens de directie vroeg ik
hem, of hij bij gelegenheid der première naar
Weenen wilde komen.
„Neen", zeide hij met bijtende onhoffelijk
heid, „ik reis niet."
Nu had ik er genoeg van. Ik vroeg den on
genadigen oude om verontschuldiging, dat ik
bestond. En ging. Ibsen ging mee naar de deur,
opende en zei koel: „Goeden dag." Mijn zen
ding was volbracht.
Nog eenmaal trof ik Ibsen. Precies een jaar
later bij de première van de „Kroonpretenden
ten". De oude, die „niet reisde", had zijn be
zoek aangekondigd. Zenuwachtig wachtten wij
op hem. Onmiddellijk voor het begin van de
generale repetitie verscheen hij. Burckhardt
ontving hem en bracht hem naar zijn plaats.
Het scheen, dat de illustere gast met gespan
nen aandacht het spel volgde. Na het tweede
bedrijf gebeurde er iets ontzettends. Toen het
doek opging, was Ibsen verdwenen. Hij was
klaarblijkelijk dus niet nieuwsgierig naar het
geen nog volgde. Men kan begrijpen, in welk
een gedeprimeerde stemming wij verder speel
den.
Maar op de première verscheen hij weer en
liet zich zelfs na de voorstelling op het tooneel
door het enthousiaste publiek huldigen, maar
met hetzelfde versteende gezicht, dat ik maar
al te goed kende.
Over de voorstelling zelve zeide hij geen
woord. Maar hij nam, tegen alle verwachting
in, een uitnoodiging aan voor een intiem souper
na de voorstelling. Van alle zijden drong men
er bij mij op aan, dat ik een huldigingsgedicht,
ter eere van Ibsen gemaakt, zou voordragen.
Ik deed het, zoo goed als ik kon. Toen de laat
ste verzen verklonken waren, klonken allen
met den gevierden dichter. Ook ik wilde dat
doen, hief mijn glas op. Ibsen stiet grimmig met
my aan en dankte mij, dat wil zeggen: hij
zeide tot mijn niet geringe ergernis en verbluf
fing:
„Dat was niet mooi van U, meneer Reimers,
dat hadt U niet mogen doen!"
In één woord: noch ik, noch het Burg
theater hadden met den Magus uit het Noorden
ook maar een sikkepit geluk. Of toch. Den vol
genden morgen kreeg ik van den reeds vertrok
ken dichter een couvert. Ik brak het open en
las in het zorgvuldig gecalligrafeerde hand
schrift van den dichter op den achterkant van
zyn fotografie: „Dem lieben Künstler Georg
Reimers in Ergebenheit Henrik Ibsen."
De oude knorpot was nog zoo kwaad niet.
In onzen tijd, nu de techniek triomfen viert,
zouden wij haast vergeten, dat er een groot
aantal dieren zijn, die evenals een gevoelige
barometer iedere verandering in de weersge
steldheid vooruit voelen. De toenemende vochtig
heidsgraad der lucht by te verwachten regen
werkt op de huid en de ademhanngs-organen
van sommige dieren, de sterke electriciteit bü
opkomend onweer maakt de dieren opgewon
den en onrustig, voor den veranderden lucht
druk bij een naderenden storm zijn ze eveneens
gevoelig en bij een groot aantal speelt boven
dien de buitengewoon fün ontwikkelde reuk
zin een groote rol.
niniiMiiiiimiiiimmiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII|L=
Er zyn immers ook tegenwoordig nog men-
schen die zweren by de weervoorspellende
eigenschappen van grootmoeder's rheumatische
teenen, waarom zouden dan sommige dieren
ook geen barometer kunnen vervangen?
In de stad heeft men natuurlijk zelden ge
legenheid nauwkeurige en uitgebreide waarne
mingen bij de dieren te doen. Maar van de
menschen van het land, die veel nauwer met
de natuur vergroeid zyn, kunnen wy leerzame
gegevens te weten komen. Zij kyken naar geen
barometer of weerbericht in de krant, maar
richten zich naar betrouwbare weerprofeten in
bosch en veld en water.
Daar is vooreerst de beroemde en veel be
spotte boomkikvorsch. Bij goed weer houdt hij
zich buiten het water op, dreigt er regen te ko
men, dan duikt hy onder en is er storm op
komst dan verbergt hy zich heelemaal. In ge
vangenschap, wanneer hy geen zorg meer kent
voor zijn voeding, wordt hy lui en traag en by-
wijlen kan het voorkomen, dat hy ook zyn
plichten als weerprofeet tot ergenis der familie
slechts gebrekkig of in het geheel niet vervult.
De bruine grasldkvorschen die in onze slooten
leven, komen kort voor den regen in grooten
getale aan land en laten een langgerekt ge
kwaak hooren. Ook padden, hagedissen en sa
lamanders komen uit hun schuilhoeken te voor
schijn als er regen op komst is.. Op dezelfde
manier gedraagt zich de regenworm, die by
dreigenden regen aan de oppervlakte van den
aardbodem komt.
Een goede weerprofeet is ook de spin. Wan
neer men haar manier van doen gadeslaat, kan
men met groote betrouwbaarheid en vaak lang
tevoren het komende weer bepalen. Op het
land richten zich vele ervaren huisvrouwen
tegenwoordig nog bij het vaststellen van den
grooten waschdag naar de gedragingen der
spinnen, opdat b.v. niet een plotselinge regen
of onweer de wasch, die te drogen opgehangen
is, zou bederven. Op goed weer kan men reke
nen, wanneer dc diertjes yverig spinnen en
yverig aan het werk zyn, hoe langer de draden,
des te langer zal het weer goed biyven.
Is de spin daarentegen gehaast en spint zy
slechts korte draden en een kort net, dan kan
men gerust binnenkort regen verwachten. Ver
laat zy het net geheel om zich te verbergen,
dan staat veel regen of een onweer te wachten.
Zit de spin midden in het net, dan zal het weer
eveneens mooi blijven, verwydert zij zich ech-
Wij weten, dat nu binnenkort
De taal haar meester vindt
En dat dus voor de spellerij j
De schoonmaaktijd begint!
Hoe of dit nu precies sal zijn
Kan enkel maar gegist,
Maar niettemin, er wordt reeds veel 1
Geschreven en getwist
De taalgeleerden roeren zich, l
Natuurlijk met de pen
En wat de meeste aandacht trekt
Is onze letter N.
Jervalt de N of blijft de N
Voor 't mannelijk geslacht
Of wordt bij officieel besluit
De N ten val gebracht? I
Nu velen zich beijveren
Door 't geven van 'n wenk,
Mag ik misschien hier fluisteren 1
Hoe ik er over denk?
Welaan, de man dan, legt het af,
De vrouw wordt baas, de hen
Kraait koning! en dat uite men
Door 't schrappen van de N.
Het vrouwelijke overheerscht
En dat bemerken we
Dan duidelijk in onze taal
Door 't schrijven van de „de".
Alleen wanneer ik aan een woord
Iets mannelijks herken
Doordat de kracht me tegenstraalt,
Dan schrijf ik graag nog „den"-
Dus schrijve men dan van „de" man.
Die ik als zwak beschouw,
En eer het baasschap door voortaan
Te spreken van „den" vrouw!
MARTIN BERDEN
1 (Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiü
ter van het middelpunt, om zich in haar nest,
het trechtervormig gedeelte boven het eigen
lijke net, terug te trekken, dan kan men er op
rekenen, dat het weer omslaat. Ook als zy geen
lust heeft, haar beschadigd net te herstellen,
kan men op slecht weer rekenen. De beste tijd
om spinnen te observeeren is de morgen. In den
winter kan men deze weerprofeten slechts zel
den raadplegen, daar zy zich meestal verbor
gen houden.
Onder de vogels zijn natuurlijk ook uitsteken
de weervoorspellers. Als de leeuwerik 's morgens
vroeg hoog in de lucht stijgt, dan zal het mooie
weer aanhouden. Algemeen bekend is ook het
feit dat zwaluwen bü dreigenden regen vlak bo
ven den grond vliegen, waar ook de insecten
zich ophouden wanneer er regen op komst is.
De zeventigjarige dr. Mary W. Griscom, ge
neesheer aan het vrouwenhospitaal te Phila
delphia, die driemaal een reis om de wereld ge
maakt heeft, is voornemens de Vereenigde Sta
ten niet meer te verlaten, teneinde te kunnen
deelen in de nalatenschap van haar vader, groot
f 150.000. Haar vader heeft in zyn testament be
paald, dat zyn erfgenamen het geld niet voor
buitenlandsche reizen mogen gebruiken. Dr.
Griscom, die medisch werk heeft verricht in Ja
pan, China, Korea en Indië en die twee jaar ge
leden van haar laatste reis naar de Oost huis
waarts keerde heeft verteld, dat haar vaders
verbod hoofdzakeiyk voor haar bedoeld is. Haar
reislust was hem nooit welgevallig geweest. Hij
had haar, zoo zeide zy, altü'd by zich thuis wil
len houden. Zij is thans van plan zich by zijn
wenschen neer te leggen; voortaan zal zij zich
bepalen tot uitstapjes in de Vereenigde Staten.
Ik zwierf over het kleurig kermisterrein,
toen ik Dora in 't oog kreeg, die naar een
rij kraampjes staarde, wier eigenaars hun
kost ophaalden met te speculeeren op de spe
culatiezucht van anderen. Hier kon je naar
allerlei snuisterijen wei-pen met rieten ringen,
die nooit iets vingen, al was je kampioen in 't
mikken; daar mocht je voor een stuiver drie
maal een houten goudvisch uit een bassin
scheppen, welke goudvisch nooit het nummer
droeg dat correspondeerde op een wekker of
een fluitketel. En in een derde instituut prijk
ten cocosnoten op lange stokken met een blik
ken miniatuurschoteltje bovenaan
„Beproeft uw geluk, dames en heeren, drie
ballen voor één kwartje, wat je omsmijt mag
je houwe."
Dora staarde, gefascineerd. Er lag een wee
moedige uitdrukking op haar lief gezichtje.
„Hallo!" zei ik, een beetje onzeker.
Dora scheen geheel verslonden in de be
schouwing van het cocosnoten-paleis.
„Ik vermoed," waagde ik, „dat je misschien
nog eens een uurtje hebt nagedacht over
nu jaover een huwelijk met my?"
„Néén," zei Dora stijf. Ze scheen niet in de
stemming om de conversatie voort te zetten,
tot ze eensklaps iets in 't oog kreeg, dat ik
cnder m'n arm droeg.
„Je hebt een cocosnoot gewonnen!" zei ze
afgunstig.
„Ja."
„Echt gewonnen? Eerlijk?"
„Zoo eerlijk mogelijk."
Dora zuchtte.
„Ik kan die cocosnoten niet naar beneden
krijgen," sprak ze spijtig. „En ik heb 't toch
al zoo dikwijls geprobeerd; voor drie kwart
jes, maar zonder eenig succes. En ik wou zoo
graag met een cocosnoot naar huis gaan."
„Neem de mijne dan," bood ik aan.
„O neen, ik bedoel een die ik zelf naar bene
den had gemikt. Ik wou dat het niet zoo vree-
selyk moeilyik was."
„Het is niet moeilijk," verzekerde ik haai'.
„Als je er maar eenmaal den slag van beet
hebt, is 't eenvoudig. Ik wil wedden dat je er
best een naar beneden krygt, als je het ab
soluut wilt."
„Heusch? Dan geloof ik dat ik 't nog eens
zal probeeren."
„Wat zou je er van zeggen, als we eens een
kleinen wedstryd hielden," stelde ik voor. „We
zullen eens probeeren wie de meeste cocosno
ten omver gooit."
„En de prijs?" vroeg Dora onverschillig.
„Welals jij 't wint, zal ik voor altijd uit
je leven verdwijnen, en als ik 't win, zal jy
van nu af aan de vraag van me, je weet wel,
in ernstige overweging nemen."
„Jij wint natuurlyk," wierp Dora tegen.
„Nu, laten we 't dan omkeeren."
„Je bedoelt, dat, als ik meer cocosnoten om
gooi dan jij, ik met je trouwen moet."
Ik knikte.
„Je bent erg optimistisch."
„Dat hebben ze me meer gezegd," stemde
ik toe.
„Goed dan," zei Dora; „ik zal beginnen."
Ze kocht voor twee kwartjes ballen van den
spullebaas en stelde zich in positie. Met een
veldheersblik overschouwde zij de gelederen der
cocosnoten op den diepsten achtergrond van
de kraam, slingerde haar arm drie maal rond
en wierp den eersten bal. Hij steeg hoog in
de lucht en verdween onverwacht over het zeil-
doek van de kraam. De tweede viel op den
vloer zonder iets te raken en rolde beschaamd
weg in een hoek. De derde trof den spullebaas
op het linkeroog. Dora keek me aan.
„Zeg eens, je schijnt den slag nog niet heele
maal te pakken te hebben," zei ik voorzichtig.
„Ik voor mij vind altijd, dat je meer trefkans
hebt, als je je oogen open houdt by 't mikken,
ofschoon
eens gaan probeeren. 't Ziet er daar veel ge-
makkelyker uit."
Ze ging weg; ik was er erg mee ingenomen,
want ik was niet van plan, nog één cocosnoot
te raken, als ik er iets aan doen kon, en ik
wilde liever niet, dat Dora er getuige van zou
zyn, wanneer er misschien bij ongeluk een
omviel.
Dora's eigen
werkmethode
was zeker ver i t\ j
van geruststel- Wedstrijd Op
lend, maar ik had
toch goede hoop, i de kermis
dat ze tenmin-
een cocosnoot
haar evenwicht zou doen verliezen, als ze maar
lang genoeg bezig bleef. Ik zou er wel voor
zorgen, dat ik er geen kreeg.
Een half uur later zag ik Dora terug. Ik
knipperde met m'n oogen, want in haar armen
torste ze niet één cocosnoot, maar vier. Ze
glimlachte triomfantelijk.
„Hoeveel heb je er?" informeerde ze.
„Geen een," zei ik. „Jij hebt 't gewonnen."
„Dan heb ik je verslagen!" Ze wachtte even;
toen zuchtte ze, „Dus nu word ik verondersteld,
ernstig te gaan denken over je aanzoek!" ging
ze voort met een gezicht als een ter dood ver
oordeelde.
„Dat was de afspraak."
„Wel," zei Dora, half glimlachend, „wat zou
je er van zeggen, als je me op een thé-complet
uitnood:gde? Ik kan iltyd het beste denken
als ik thee drink."
„Ik moet je eerst een bekentenis doen," zei
ik langzaam. „Ik.... ik heb gesmokkeld. Ik heb
heelemaal niet m'n best gedaan om nog meer
cocosnoten te winnen. De ééne die ik per ver
gissing raakte, heb ik weggegeven aan een klei
nen jongen."
„O," zei Dora.
Eensklaps kwam een kort, dik mannetje
amechtig op ons toehollen. Hij zag er uit als
een derderangs groenteboertje of iemand van
een fruitkar.
„Overal naar uwes gezocht, juffrouw," hijg
de hij. „U weet wel, die vier cocosnoten, die u
gekocht hebt.... uwes kreeg nog geld weerom."
Dora keek me aan en bloosde tot achter d'r
ooren. Ze keerde zich tot den fruitventer.
„Je mag 't houden," mompelde ze, „omdat je
zoo recht door zee gaat! Dat doen we niet
allemaal." -
„Ik kan ook niets raken, als je me zoo op de
vingers kijkt," klaagde Dora.
„Aan den anderen kant van 't veld is nog
zoo'n cocosnotentent. Ik zal het daar maar
Engeland heeft de merkwaardigste schatzoe
kers ter wereld. Zy wonen aan de rivier de
Avon, de streek van den onsterfelijken Shakes
peare. Des zomers is het aan de oevers dezer
rivier druk; er heeft zich daar een volledig
strandleven ontwikkeld. Een dame wilde vanuit
haar bootje te water gaan. Daartoe deed zij
haar juweelen af, welke zy in haar handtaschje
deed. Het taschje legde zij op de zitplank van
het bootje, maar een oogenblik later stootte zy
er tegen. Het taschje viel open, de zakdoek
viel in het water en mèt den zakdoek verdwenen
de juweelen in de diepte. De juweelen hadden
een waarde van 700 pond, voor welk bedrag zij
ook was verzekerd. De dame kreeg een aanval
van razernij. Iedereen begon te zoeken. De ver
zekeringmaatschappij, die het bedrag moest be
talen, zond den besten duiker n&èriMè „plaats
des onheils," Men dook en zocht, zocht en dook-
Alles tevergeefs. Het zand van den rivierbodenP
werd doorzeefd, maar alles wat men vond, was
een oude brilDe duikers keerden teleurge
steld terug en de verzekeringmaatschappij be
taalde. Voor haar en haar cliënte was de zaak
hiermede afgedaan. Evenwel niet voor het pu
bliek! Na de ambtelijke duikers komen nu de
particuliere. Er hebben zich kleine maatschap
pijen gevormd, die het strand hebben verdeeld.
Met of zonder duikhelm duikt men thans en
zoekt. „Eigenaardige sport," zal een vreemdeling
zeggen, als hy hier voorbij komt en niets van
de juweelen weet. Maar als hij het verhaal heeft
gehoord, zal hy begrypen en misschien w'
mee duiken!
In den eersten tyfd had ik den moed niet my dat ik begeerde. Toen ik nog klein was, zei om, alleen lucht en soms wat wolkenBe- sent. Ik kreeg langzamerhand zulk een heim-
opnieuw te uiten, 't Kostte stryd en ook ontel- moeder dikwyls, dat er nog eens boerenkool op grijpelük was ik op 't appèl, toen van der Hoop wee naar de lucht, dat wilde fantasiën me door
baar veel zuchten, die vader en moeder bang myn lyf zou groeien als ik zoo zuinig bleef met met de zynen de lucht zou ingaan naar Indië. 't hoofd speelden; vooral 's nachts. Soms zag ik
maakten, dat ik gekke dingen uit zou halen, wasschen. Myn gevoelens by dit vertrek beschreef ik me met vleugels over steden, dorpen, bergen en
Toen zei vader op een keer, word maar bestel- reeds, 't Was een smartelijk verlangen om het zeeën vliegen; dan weer ging een stoomboot de
Ier of agent. van der Hoop na te doen. 't Liefst wilde ik zijn lucht in. Niet op de manier van het schip van
Er zat met 't oog op mijn watervrees dus een record slaan. Van Speyk, maar de boot kreeg de schroef van
geduchte donkere kant aan 't monsteren op een voren en.... daar ging het heen. Over bergen
Ik voelde voor t een, noch voor t ander wat. schip. En toch.... Tot in myn brein een nieuw en dalen. Tot wij eindelyk neerploften in het
Ik wilde reizen en toch was het het water niet plan rijpte. De vliegmachine! Geen water rond- Toen Koppen later vertrok was ik weer pre- Rokin.
Men is voornemens in den beroemden tempel
van Sheve Dagon, waarvan den gouden spits
boven Rangoon domineert, een electrische lift
aan te leggen.
De tempel wordt reeds verlicht door een
„flood-light" installatie.
Niettegenstaande al deze moderne installaties
in den tempel mag men dezen toch slechts on
geschoeid betreden.
45 ets p. pond - 221 ets p. half pond
All 1 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofkfifk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor "7Cfï bij een ongeval met O Cfk bij verlies van
Alle aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O l/t/t/»—verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I f doodelijken afloop# £nJU.m een voet of
een hand 1 C oij verlies van een f Cfk by een breuk van Afk by verlies van 'n
i £i %A. duim of wy svinger *#l#»"been of arm# Tri/v
een oog
anderen vinger
min
43.
(Korte inhoud van het voorafgaande:
David Patterson is de eigenaar van een
bloelenden Delshandei in Noord-Canada
Ziln expansie-zucht vindt slechts een hin
derpaal, de machtige Hudson Bay Com
pany ziln grootste concurrent. Oeze oezet
een oost „Fort Mvsterv" genaamd en door
Herbert Morley Deheerd waar Patterson
ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge
slaagd is yasten voet te yerkrygen Bruce
Rochette. die een diepen haat koestert te
gen de Hudson's zal dan voor Patterson
trachten een handelspoet te vestigen tn
het veelomstreden gebied. Hy vertrekt met
Joe Snowbird en wordt hartelilk door Mor
ley en ziln echtgenoote ontvangen Bruce
geeft voor belast te zyn met het doen van
waarnemingen voor een aardrijkskundig
genootschap Zt1n bediende Joe Snowbird
laat hem dan plotseling in den steek
Bruce vreest, dat Morley hem heeft door
zien en hem in een valstrik tracht te lok
ken. maar hij blijft moedig op zijn post
en helpt bil het bijhouden der boeken,
waardoor hij vele interessante bijzonderhe
den over de Hudson's Cy. te weten komt.)
Die bevestiging van myn vermoedens was
my welkom. Ge deedt alles buitengewoon han
dig, en ik vond het heerUJk. Zelfs toen Herbert
u vroeg hem te helpen met de boeken van
Fort-Mystery maakte ik hiertegen geen enkel
bezwaar. De strijd werd er des te vinniger door
en ik was er van overtuigd, dat ik ten slotte
toch zou overwinnen.
Doch ziet ge niet, wat dat alles thans be-
teekent, m'n jongen? Voel je niet, hoe alles
verloopt? Ge kwaamt hier als.... nu, ge speel -
det een rol om te trachten Herbert's succes te
ondermynen
De Hudson's Bay zou hetzelfde doen,
onderbrak Bruce. Dat is nu eenmaal het ge
bruik, en het is altyd zoo geweest Alles is ge
oorloofd, mits je de pelsen maar bemachtigt.
Ik weet het, Bruce, antwoordde ze vlug. Ik
heb het spel gespeeld en ken alle regels. Ik heb
je niet minder geacht, om de wyze waarop ge
dit huis binnengekomen zijt. Doch ik heb u be
grepen! Maar, Bruce, Evelyn kan dat nooit
begrypen! En juist daarom spreek ik thans met
u daarover. Daarom ook heb ik uwe hulp inge
roepen. Hoe moeten we ons hieruit redden?
Een oogenblik slechts keek Bruce met verba
zing naar mevrouw Morley.
Niet begrypen! riep hy uit. Waarom....
we kunnen haar alles vertellenIk kan het
ook wel doen. Een verklaring geven van de
wyze, hoe hier alles in het werk gaat en wat
beschouwd wordt als „fair".
Mevrouw Morley schudde langzaam haar
hoofd.
Evelyn zal het nooit kunnen aanvoelen,
zooals wy, Bruce, zei ze. Gij zyt geboren in
het pelsland en hier grootgebracht. Ik heb hier
lang genoeg geleefd om de principes van dit land
te leeren kennen en ik heb hierin ook een rol
gespeeld. Doch Evelyn! Ge hebt zeJf gehoord
hoe ze over dit land dacht en hoe zy denkt, dat
het de menschen hier sterk en goed maakt. Wat
zal ze wel denken, wanneer ze te weten komt
wat ge hier doet en op welke wijze? Hoe zal het
haat mogelijk zijn een besluit te nemen wanneer
ze de zeden en gebruiken van het pelsland
gaat vergelyken met die, welke haar altyd zyn
voorgehouden en die zy, geleid door
haar jeugd en onschuld, enkel en alleen aan
vaardt?
Oh, Bruce ze ging by hem staan en
streek hem over het hoofd met een plotseling
moederiyk gebaar we moeten Evelyn redden
We moeten geen nieuw offer aan het pelsland
brengen! Daarom heb ik u willen spreken. Tot
gisterenavond was ik nog meedoogenloos. Ik
wilde u bestryden en u verslaan zender de
minste scrupule. Ik bemachtigde uwe notities
toen ge uit waart, zooodra ik wist dat ze com
pleet waren. Toen ge beiden binnenkwaamt voor
de thee werd me alles duidelijk. Ik had me blind
gestaard op een ding: den strijd voor de pelsen.
Doch uw gezichten, de taal van uw beider oogen
zeiden me alles. Toen zag ik duideüjk in wat we
beiden hadden gedaan.
En, Bruce, het is onmogelijk! Onmogelyk!
Ze mag niets weten; we mogen haar niet onge
lukkig maken. Ze heeft een eenzaam leven, een
leven vol verlangens gehad. Ik dacht, dat alleen
Herbert en ik eenzaam leefden, tot Evelyn hier
kwam en toen werd het me pas duidelijk hoe ze
naar ons had verlangd. Toen werd ook gy een
stuk van haar leven en ik kan me niet neerleg
gen bij de gedachte dat haar, na deze korte
periode van geluk, een ander verdriet zal tref
fen. Ziet ge dat dan ook niet in, Bruce?
Hij antwoordde niet, keek ook niet op. Hij
wist dat mevrouw Morley waarheid sprak; hy
wist ook dat Evelyn de in de pelslanden gelden
de moraal nooit zou begrijpen, en evenmin hoe
hy er toe kwam in een huis te dringen om te
trachten de bewoners ten ondergang te voeren.
Hiertegenover stonden zijn levenswerk, de her
innering aan de eenige andere vrouw die hij in
het pelsland had gekend, aan een koud en stijf
lichaam, dat naast hem lag in het kamp bij het
kreupelhout.
Er is nog iets, wat ge weten moet, ver
volgde mevrouw Morley, Bruce's gedachtengang
onderbrekend. Ge zyt overwonnen, Bruce, over
wonnen door de sluwheid van het pelsland. En
ik heb zulks bewerkt, terwijl ge slechts een
handig vijand waart'van Fort-Mystery. Nu ge
van m'n dochter houdt en zy uw liefde beant
woordt, moet ik u waarschuwen. Door mijn
schuld mag haar geen onheil geschieden.
Ik heb niet alleen uwe notities bemachtigd,
doch ik heb er ook voor gezorgd, dat uw leven
hier niet meer veilig is. Ge moet handelen en
spoedig handelen om uzelf nog te redden. Ik
ben het geweest, die de Indianen tegen u heb
opgestookt. Door Nee-da-boy heb ik ze bewerkt
en ze overtuigd, dat gij en uw meteorologische
instrumenten verantwoordelijk zyn voor hun
lyden en ontberingen. Deze Indianen zijn boos
en knorrig, en erg primitief in hun hartstoenten.
Ik weet niet wat ze van plan zijn, doch Nee-da-
boy is een vindingrijk „medewiwin" en hy is
belust op macht.
En Evelyn dan! riep Bruce uit, haar waar
schuwing over het hoofd ziende. Ik ben er zeker
van, dat ze zal begrypen, dat het de gebrui
ken van het pelsland zyn, dat u zoowel als ik,
dat iedereen die succes wil oogsten, strijden
moet overeenkomstig die gebruiken.
Ik ben haar moeder, en ik weet, dat ze
het niet begrypen zal.
En als het toch eens zoo zou zyn?
Als eenig antwoord reikte mevrouw Morley
aan Bruce de papieren over, die zy tydens het
onderhoud in haar hand had gehouden.
U speelt met open kaart, zei hij. terwyi hy
een poging deed om te glimlachen. Doch u hebt
me geheel en al overwonnen. Ik.... wat moeten
we nu doen?
Ik weet het niet, Bruce, Daarom wilde ik
juist met u spreken. Ik zie geen uitweg.
Ik zal trachten te weten te komen, wat
Evelyn over dat alles denkt! riep hy, terwül hy
overeind sprong. Ik zal haar niets zeggen, ver
volgde hy, toen hij het ontsteld gelaat van
mevrouw Morley zag. Er staan nog andere
wegen open. Ik moet echter eerst weten hoe
Evelyn over alles denkt voor ik een besluit kan
nemen.
Bruce ging regelrecht naar zyn kamer. Door
de nooit vermoede situatie, waarin hy plotseling
geplaatst werd, gepaard aan een openbaring,
die hem verstomd deed staan, waarby hy ge
steld werd voor de keuze: zyn levenstaak op te
geven of zyn levensgeluk te vernietigen, verloor
hy niet alleen zyn zelfvertrouwen, ook angst
sloeg hem om het hart. Hy kon zichzelf niet
meer vertrouwen in geval hy iemand ontmoette.
Doch terwyi hy op den rand van zijn ledikant
zat en vast besloten was den toestand kalm te
overzien, kwam hy tot de ontdekking, dat zyn
geest zich alléén met ééne zaak bezig hield en
deze niet zou loslaten voor een ander denk
beeld.
Hy stond zelfs niet verbaasd over de werke-
lyke mevrouw Morley, zooals deze zich aan hem
had geopénbaard. Evenmin gevoelde hy eenige
spyt er over. dat zy hem feiteiyk overwonnen
had. Hy bemerkte zelfs, dat hy de Hudson's
Bay Company niet haatte; het verleden was
echter van belang: Wat dacht Evelyn Morley
van hem?
Voor de eerste maal in zyn leven trachtte
Bruce den pelshandel te bezien van het stand
punt van den buitenstaander. Hy was geboren
in het Noorden, was grootgebracht in een pels-
post. zyn vader was een eerzaam man geweest,
iemand met een vlekkeloos verleden, en hy zou
zeker goedgekeurd hebben wat Bruce thans had
gedaan. De wetten van de pelslanden luidden
nu eenmaal dat zulks niet alleen rechtvaardig,
doch ook loffeiyk was.
(Wordt vervolgd.)