Een bezoek bij Henrik Ibsen did méml van den daq PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND DIAMANT Dieren als weer- profeten De ongenaakbare dramaschrijver DEN FORT-MYSTERY A Bak- en Braadvet WOENSDAG 28 MAART 1934 Hoe een vertegenwoordiger van het keizerlijk-koninklijk Burg theater te Weenen door Ibsen werd ontvangen Na de première van „Kroonpretendenten" Rijk observatieveld voor natuur vrienden De veel gesmade boomkikvorsch Spinnen in den morgen Vogels voorspellen regen en sneeuw. Levende barometers Bezwaren tegen reizen in het buitenland Duikers naar een ver loren schat De tempel van Sheve Dagon AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL door Kafharina en Robert Pinkerton HOOFDSTUK XIV DE LANGE TOCHT Vier en veertig jaren geleden kwam de beroemde leider van het keizeriyk-ko- ninkiyk Burgtheater te Weenen, Burck- hardt, tot het koene besluit, om in het speel plan op te nemen een werk van Henrik Ibsen, wiens persoonlijkheid en werk nooit anders ge daan hadden dan het wantrouwen en de ont stemming op te wekken der „K. K. Hoftheater- zensur". Burckhardt dacht aan het stuk „Kroonpretendenten". Onder de toenmalige omstandigheden was het echter onmogelijk, om het stuk zonder schrappingen te vertoonen. Van den anderen kant scheen het echter even eens een ding der onmogelijkheid, om ver schillende passages te schrappen zonder toe stemming van den dichter. Daar hoorde Burckhardt dat de- toendertijd zeer bekende tooneelspeler Georg Reimers naar München moest en hij vond dit een pracht-gelegenheid om dezen te verzoeken, zich in verbinding te stellen met Henrik Ibsen, die toen in Mün chen woonde. Reimers zou logeeren bij den schilder Defregger. Deze werd ingelicht en deed de eerste stappen, om voor den officieelen afgezant van het K. K. Burgtheater toegang te verkrijgen bij den schier ongenaakbaren, eeuwig knorrigen Ibsen. Toen Reimers in München aankwam, was alles in orde. Ibsen zou hem den volgenden dag ontvangen. En Reimers vertelt: Precies op den bepaalden tijd stond ik voor de deur van Ibsen's woning. Niet zonder angst. Want ik had veel gehoord over het ongenaak bare wezen van den „Noorschen magus" en over de ijzige gereserveerdheid, die de groote dramaschrijver zelfs tegenover zijn beste vrien den aan den dag placht te leggen. Maar ik kwam tenslotte toch niet als particulier per soon, maar als legaat van het K. K. Burgthea ter, welks souvereine positie in het tooneelleven van dien tijd door geen mensch ter wereld werd aangevochten. Ik pakte al mijn moed tezamen en belde. Na een korte pauze hoorde ik binnen voetstappen. De deur ging open. En voor mij stond de dich ter zelf. Niet zoo koninklijk als ik had gedacht in sjamberloek en sloffen. Hij scheen alleen in huis te zijn en nam mij met afwijzende oogen op. Ik had een heel pijnlijk gevoel, een ongewenschte gast te zijn. Ik stelde mij echter voor en Ibsen vroeg mij op knorrigen toon bin nen te komen. Defregger had Ibsen precies verteld, waar om ik kwam. Niettegenstaande dit maakte de oude man mij, jongen man, het heelemaal niet gemakkelijk. Op afgebeten toon vroeg hij, wat ik wilde. Ik overwon de teleurstelling, die de ijskoude ontvangst mi) bezorgde en begon. Ik vertelde hem, dat het K. K. Burgtheater het plan had, zijn „Kroonpretendenten" te spelen. Voorzich tig duidde ik aan, dat de K. K. Hofzensur be paalde moeilijkheden maakte. Ik maakte een pauze en haalde adem. Ibsen bleef onbewegelijk en deed, of een opvoering van een zijner werken aan het Burgtheater hem volslagen koud liet. Hij zeide niets. Ik moest dus verder praten en zeide, dat Burck hardt reeds een paar passages had geschrapt en mij de opdracht had gegeven, om zijn toe stemming te verkrijgen. Ibsen keek mi) stom van hoofd tot voeten aan en zijn heele houding werd geen nuance vriendelijker. Maar ook raakte hij niet in op winding, wat meestal auteurs overkomt, die door de censuur worden bedreigd. Hij sneed echter ieder verder spreken af door het schud den van zijn geweldigen, grijzen leeuwenkop en zei volslagen onbewogen: „Doet wat U wilt, mij interesseert dat niet!" Deze verwonderlijke houding van den dichter tegenover het lotgeval van zijn werk verbaas de mij geweldig. Ik vertelde hem, welke passa ges geschrapt moesten worden. Ibsen keek mij aan of liever door mij heen en zeide snijdend: „Schrapt wat U wilt". Ik werd hoe langer hoe moediger en zei, dat er een hééle scène weg moest. Ibsen zei nog ijziger: „Verstaat u mij niet? Ik zei toch al: schrapt wat wilt. Mij interesseert dat niet!" Nu werd het mij toch te bar. Ik kreeg een rood hoofd. Ik was jong en vol temperament en voelde de onverschilligheid van Ibsen tegen over het Burgtheater als een persoonlijke be> leediging. Ik zeide hem, dat een opvoering van zijn stuk in het K. K. Burgtheater toch wel eenige belangstelling zijnerzijds verdiende, Ibsen keek mij met booze, ijskoude blikken aan, bleef volslagen onbewogen en het gesprek beëindigend, verklaarde hij: „Mij laat dat alles koud, ik interesseer mij niet voor zulke din. gen." Ik was geslagen, moest echter nog een op dracht vervullen. Namens de directie vroeg ik hem, of hij bij gelegenheid der première naar Weenen wilde komen. „Neen", zeide hij met bijtende onhoffelijk heid, „ik reis niet." Nu had ik er genoeg van. Ik vroeg den on genadigen oude om verontschuldiging, dat ik bestond. En ging. Ibsen ging mee naar de deur, opende en zei koel: „Goeden dag." Mijn zen ding was volbracht. Nog eenmaal trof ik Ibsen. Precies een jaar later bij de première van de „Kroonpretenden ten". De oude, die „niet reisde", had zijn be zoek aangekondigd. Zenuwachtig wachtten wij op hem. Onmiddellijk voor het begin van de generale repetitie verscheen hij. Burckhardt ontving hem en bracht hem naar zijn plaats. Het scheen, dat de illustere gast met gespan nen aandacht het spel volgde. Na het tweede bedrijf gebeurde er iets ontzettends. Toen het doek opging, was Ibsen verdwenen. Hij was klaarblijkelijk dus niet nieuwsgierig naar het geen nog volgde. Men kan begrijpen, in welk een gedeprimeerde stemming wij verder speel den. Maar op de première verscheen hij weer en liet zich zelfs na de voorstelling op het tooneel door het enthousiaste publiek huldigen, maar met hetzelfde versteende gezicht, dat ik maar al te goed kende. Over de voorstelling zelve zeide hij geen woord. Maar hij nam, tegen alle verwachting in, een uitnoodiging aan voor een intiem souper na de voorstelling. Van alle zijden drong men er bij mij op aan, dat ik een huldigingsgedicht, ter eere van Ibsen gemaakt, zou voordragen. Ik deed het, zoo goed als ik kon. Toen de laat ste verzen verklonken waren, klonken allen met den gevierden dichter. Ook ik wilde dat doen, hief mijn glas op. Ibsen stiet grimmig met my aan en dankte mij, dat wil zeggen: hij zeide tot mijn niet geringe ergernis en verbluf fing: „Dat was niet mooi van U, meneer Reimers, dat hadt U niet mogen doen!" In één woord: noch ik, noch het Burg theater hadden met den Magus uit het Noorden ook maar een sikkepit geluk. Of toch. Den vol genden morgen kreeg ik van den reeds vertrok ken dichter een couvert. Ik brak het open en las in het zorgvuldig gecalligrafeerde hand schrift van den dichter op den achterkant van zyn fotografie: „Dem lieben Künstler Georg Reimers in Ergebenheit Henrik Ibsen." De oude knorpot was nog zoo kwaad niet. In onzen tijd, nu de techniek triomfen viert, zouden wij haast vergeten, dat er een groot aantal dieren zijn, die evenals een gevoelige barometer iedere verandering in de weersge steldheid vooruit voelen. De toenemende vochtig heidsgraad der lucht by te verwachten regen werkt op de huid en de ademhanngs-organen van sommige dieren, de sterke electriciteit bü opkomend onweer maakt de dieren opgewon den en onrustig, voor den veranderden lucht druk bij een naderenden storm zijn ze eveneens gevoelig en bij een groot aantal speelt boven dien de buitengewoon fün ontwikkelde reuk zin een groote rol. niniiMiiiiimiiiimmiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII|L= Er zyn immers ook tegenwoordig nog men- schen die zweren by de weervoorspellende eigenschappen van grootmoeder's rheumatische teenen, waarom zouden dan sommige dieren ook geen barometer kunnen vervangen? In de stad heeft men natuurlijk zelden ge legenheid nauwkeurige en uitgebreide waarne mingen bij de dieren te doen. Maar van de menschen van het land, die veel nauwer met de natuur vergroeid zyn, kunnen wy leerzame gegevens te weten komen. Zij kyken naar geen barometer of weerbericht in de krant, maar richten zich naar betrouwbare weerprofeten in bosch en veld en water. Daar is vooreerst de beroemde en veel be spotte boomkikvorsch. Bij goed weer houdt hij zich buiten het water op, dreigt er regen te ko men, dan duikt hy onder en is er storm op komst dan verbergt hy zich heelemaal. In ge vangenschap, wanneer hy geen zorg meer kent voor zijn voeding, wordt hy lui en traag en by- wijlen kan het voorkomen, dat hy ook zyn plichten als weerprofeet tot ergenis der familie slechts gebrekkig of in het geheel niet vervult. De bruine grasldkvorschen die in onze slooten leven, komen kort voor den regen in grooten getale aan land en laten een langgerekt ge kwaak hooren. Ook padden, hagedissen en sa lamanders komen uit hun schuilhoeken te voor schijn als er regen op komst is.. Op dezelfde manier gedraagt zich de regenworm, die by dreigenden regen aan de oppervlakte van den aardbodem komt. Een goede weerprofeet is ook de spin. Wan neer men haar manier van doen gadeslaat, kan men met groote betrouwbaarheid en vaak lang tevoren het komende weer bepalen. Op het land richten zich vele ervaren huisvrouwen tegenwoordig nog bij het vaststellen van den grooten waschdag naar de gedragingen der spinnen, opdat b.v. niet een plotselinge regen of onweer de wasch, die te drogen opgehangen is, zou bederven. Op goed weer kan men reke nen, wanneer dc diertjes yverig spinnen en yverig aan het werk zyn, hoe langer de draden, des te langer zal het weer goed biyven. Is de spin daarentegen gehaast en spint zy slechts korte draden en een kort net, dan kan men gerust binnenkort regen verwachten. Ver laat zy het net geheel om zich te verbergen, dan staat veel regen of een onweer te wachten. Zit de spin midden in het net, dan zal het weer eveneens mooi blijven, verwydert zij zich ech- Wij weten, dat nu binnenkort De taal haar meester vindt En dat dus voor de spellerij j De schoonmaaktijd begint! Hoe of dit nu precies sal zijn Kan enkel maar gegist, Maar niettemin, er wordt reeds veel 1 Geschreven en getwist De taalgeleerden roeren zich, l Natuurlijk met de pen En wat de meeste aandacht trekt Is onze letter N. Jervalt de N of blijft de N Voor 't mannelijk geslacht Of wordt bij officieel besluit De N ten val gebracht? I Nu velen zich beijveren Door 't geven van 'n wenk, Mag ik misschien hier fluisteren 1 Hoe ik er over denk? Welaan, de man dan, legt het af, De vrouw wordt baas, de hen Kraait koning! en dat uite men Door 't schrappen van de N. Het vrouwelijke overheerscht En dat bemerken we Dan duidelijk in onze taal Door 't schrijven van de „de". Alleen wanneer ik aan een woord Iets mannelijks herken Doordat de kracht me tegenstraalt, Dan schrijf ik graag nog „den"- Dus schrijve men dan van „de" man. Die ik als zwak beschouw, En eer het baasschap door voortaan Te spreken van „den" vrouw! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiü ter van het middelpunt, om zich in haar nest, het trechtervormig gedeelte boven het eigen lijke net, terug te trekken, dan kan men er op rekenen, dat het weer omslaat. Ook als zy geen lust heeft, haar beschadigd net te herstellen, kan men op slecht weer rekenen. De beste tijd om spinnen te observeeren is de morgen. In den winter kan men deze weerprofeten slechts zel den raadplegen, daar zy zich meestal verbor gen houden. Onder de vogels zijn natuurlijk ook uitsteken de weervoorspellers. Als de leeuwerik 's morgens vroeg hoog in de lucht stijgt, dan zal het mooie weer aanhouden. Algemeen bekend is ook het feit dat zwaluwen bü dreigenden regen vlak bo ven den grond vliegen, waar ook de insecten zich ophouden wanneer er regen op komst is. De zeventigjarige dr. Mary W. Griscom, ge neesheer aan het vrouwenhospitaal te Phila delphia, die driemaal een reis om de wereld ge maakt heeft, is voornemens de Vereenigde Sta ten niet meer te verlaten, teneinde te kunnen deelen in de nalatenschap van haar vader, groot f 150.000. Haar vader heeft in zyn testament be paald, dat zyn erfgenamen het geld niet voor buitenlandsche reizen mogen gebruiken. Dr. Griscom, die medisch werk heeft verricht in Ja pan, China, Korea en Indië en die twee jaar ge leden van haar laatste reis naar de Oost huis waarts keerde heeft verteld, dat haar vaders verbod hoofdzakeiyk voor haar bedoeld is. Haar reislust was hem nooit welgevallig geweest. Hij had haar, zoo zeide zy, altü'd by zich thuis wil len houden. Zij is thans van plan zich by zijn wenschen neer te leggen; voortaan zal zij zich bepalen tot uitstapjes in de Vereenigde Staten. Ik zwierf over het kleurig kermisterrein, toen ik Dora in 't oog kreeg, die naar een rij kraampjes staarde, wier eigenaars hun kost ophaalden met te speculeeren op de spe culatiezucht van anderen. Hier kon je naar allerlei snuisterijen wei-pen met rieten ringen, die nooit iets vingen, al was je kampioen in 't mikken; daar mocht je voor een stuiver drie maal een houten goudvisch uit een bassin scheppen, welke goudvisch nooit het nummer droeg dat correspondeerde op een wekker of een fluitketel. En in een derde instituut prijk ten cocosnoten op lange stokken met een blik ken miniatuurschoteltje bovenaan „Beproeft uw geluk, dames en heeren, drie ballen voor één kwartje, wat je omsmijt mag je houwe." Dora staarde, gefascineerd. Er lag een wee moedige uitdrukking op haar lief gezichtje. „Hallo!" zei ik, een beetje onzeker. Dora scheen geheel verslonden in de be schouwing van het cocosnoten-paleis. „Ik vermoed," waagde ik, „dat je misschien nog eens een uurtje hebt nagedacht over nu jaover een huwelijk met my?" „Néén," zei Dora stijf. Ze scheen niet in de stemming om de conversatie voort te zetten, tot ze eensklaps iets in 't oog kreeg, dat ik cnder m'n arm droeg. „Je hebt een cocosnoot gewonnen!" zei ze afgunstig. „Ja." „Echt gewonnen? Eerlijk?" „Zoo eerlijk mogelijk." Dora zuchtte. „Ik kan die cocosnoten niet naar beneden krijgen," sprak ze spijtig. „En ik heb 't toch al zoo dikwijls geprobeerd; voor drie kwart jes, maar zonder eenig succes. En ik wou zoo graag met een cocosnoot naar huis gaan." „Neem de mijne dan," bood ik aan. „O neen, ik bedoel een die ik zelf naar bene den had gemikt. Ik wou dat het niet zoo vree- selyk moeilyik was." „Het is niet moeilijk," verzekerde ik haai'. „Als je er maar eenmaal den slag van beet hebt, is 't eenvoudig. Ik wil wedden dat je er best een naar beneden krygt, als je het ab soluut wilt." „Heusch? Dan geloof ik dat ik 't nog eens zal probeeren." „Wat zou je er van zeggen, als we eens een kleinen wedstryd hielden," stelde ik voor. „We zullen eens probeeren wie de meeste cocosno ten omver gooit." „En de prijs?" vroeg Dora onverschillig. „Welals jij 't wint, zal ik voor altijd uit je leven verdwijnen, en als ik 't win, zal jy van nu af aan de vraag van me, je weet wel, in ernstige overweging nemen." „Jij wint natuurlyk," wierp Dora tegen. „Nu, laten we 't dan omkeeren." „Je bedoelt, dat, als ik meer cocosnoten om gooi dan jij, ik met je trouwen moet." Ik knikte. „Je bent erg optimistisch." „Dat hebben ze me meer gezegd," stemde ik toe. „Goed dan," zei Dora; „ik zal beginnen." Ze kocht voor twee kwartjes ballen van den spullebaas en stelde zich in positie. Met een veldheersblik overschouwde zij de gelederen der cocosnoten op den diepsten achtergrond van de kraam, slingerde haar arm drie maal rond en wierp den eersten bal. Hij steeg hoog in de lucht en verdween onverwacht over het zeil- doek van de kraam. De tweede viel op den vloer zonder iets te raken en rolde beschaamd weg in een hoek. De derde trof den spullebaas op het linkeroog. Dora keek me aan. „Zeg eens, je schijnt den slag nog niet heele maal te pakken te hebben," zei ik voorzichtig. „Ik voor mij vind altijd, dat je meer trefkans hebt, als je je oogen open houdt by 't mikken, ofschoon eens gaan probeeren. 't Ziet er daar veel ge- makkelyker uit." Ze ging weg; ik was er erg mee ingenomen, want ik was niet van plan, nog één cocosnoot te raken, als ik er iets aan doen kon, en ik wilde liever niet, dat Dora er getuige van zou zyn, wanneer er misschien bij ongeluk een omviel. Dora's eigen werkmethode was zeker ver i t\ j van geruststel- Wedstrijd Op lend, maar ik had toch goede hoop, i de kermis dat ze tenmin- een cocosnoot haar evenwicht zou doen verliezen, als ze maar lang genoeg bezig bleef. Ik zou er wel voor zorgen, dat ik er geen kreeg. Een half uur later zag ik Dora terug. Ik knipperde met m'n oogen, want in haar armen torste ze niet één cocosnoot, maar vier. Ze glimlachte triomfantelijk. „Hoeveel heb je er?" informeerde ze. „Geen een," zei ik. „Jij hebt 't gewonnen." „Dan heb ik je verslagen!" Ze wachtte even; toen zuchtte ze, „Dus nu word ik verondersteld, ernstig te gaan denken over je aanzoek!" ging ze voort met een gezicht als een ter dood ver oordeelde. „Dat was de afspraak." „Wel," zei Dora, half glimlachend, „wat zou je er van zeggen, als je me op een thé-complet uitnood:gde? Ik kan iltyd het beste denken als ik thee drink." „Ik moet je eerst een bekentenis doen," zei ik langzaam. „Ik.... ik heb gesmokkeld. Ik heb heelemaal niet m'n best gedaan om nog meer cocosnoten te winnen. De ééne die ik per ver gissing raakte, heb ik weggegeven aan een klei nen jongen." „O," zei Dora. Eensklaps kwam een kort, dik mannetje amechtig op ons toehollen. Hij zag er uit als een derderangs groenteboertje of iemand van een fruitkar. „Overal naar uwes gezocht, juffrouw," hijg de hij. „U weet wel, die vier cocosnoten, die u gekocht hebt.... uwes kreeg nog geld weerom." Dora keek me aan en bloosde tot achter d'r ooren. Ze keerde zich tot den fruitventer. „Je mag 't houden," mompelde ze, „omdat je zoo recht door zee gaat! Dat doen we niet allemaal." - „Ik kan ook niets raken, als je me zoo op de vingers kijkt," klaagde Dora. „Aan den anderen kant van 't veld is nog zoo'n cocosnotentent. Ik zal het daar maar Engeland heeft de merkwaardigste schatzoe kers ter wereld. Zy wonen aan de rivier de Avon, de streek van den onsterfelijken Shakes peare. Des zomers is het aan de oevers dezer rivier druk; er heeft zich daar een volledig strandleven ontwikkeld. Een dame wilde vanuit haar bootje te water gaan. Daartoe deed zij haar juweelen af, welke zy in haar handtaschje deed. Het taschje legde zij op de zitplank van het bootje, maar een oogenblik later stootte zy er tegen. Het taschje viel open, de zakdoek viel in het water en mèt den zakdoek verdwenen de juweelen in de diepte. De juweelen hadden een waarde van 700 pond, voor welk bedrag zij ook was verzekerd. De dame kreeg een aanval van razernij. Iedereen begon te zoeken. De ver zekeringmaatschappij, die het bedrag moest be talen, zond den besten duiker n&èriMè „plaats des onheils," Men dook en zocht, zocht en dook- Alles tevergeefs. Het zand van den rivierbodenP werd doorzeefd, maar alles wat men vond, was een oude brilDe duikers keerden teleurge steld terug en de verzekeringmaatschappij be taalde. Voor haar en haar cliënte was de zaak hiermede afgedaan. Evenwel niet voor het pu bliek! Na de ambtelijke duikers komen nu de particuliere. Er hebben zich kleine maatschap pijen gevormd, die het strand hebben verdeeld. Met of zonder duikhelm duikt men thans en zoekt. „Eigenaardige sport," zal een vreemdeling zeggen, als hy hier voorbij komt en niets van de juweelen weet. Maar als hij het verhaal heeft gehoord, zal hy begrypen en misschien w' mee duiken! In den eersten tyfd had ik den moed niet my dat ik begeerde. Toen ik nog klein was, zei om, alleen lucht en soms wat wolkenBe- sent. Ik kreeg langzamerhand zulk een heim- opnieuw te uiten, 't Kostte stryd en ook ontel- moeder dikwyls, dat er nog eens boerenkool op grijpelük was ik op 't appèl, toen van der Hoop wee naar de lucht, dat wilde fantasiën me door baar veel zuchten, die vader en moeder bang myn lyf zou groeien als ik zoo zuinig bleef met met de zynen de lucht zou ingaan naar Indië. 't hoofd speelden; vooral 's nachts. Soms zag ik maakten, dat ik gekke dingen uit zou halen, wasschen. Myn gevoelens by dit vertrek beschreef ik me met vleugels over steden, dorpen, bergen en Toen zei vader op een keer, word maar bestel- reeds, 't Was een smartelijk verlangen om het zeeën vliegen; dan weer ging een stoomboot de Ier of agent. van der Hoop na te doen. 't Liefst wilde ik zijn lucht in. Niet op de manier van het schip van Er zat met 't oog op mijn watervrees dus een record slaan. Van Speyk, maar de boot kreeg de schroef van geduchte donkere kant aan 't monsteren op een voren en.... daar ging het heen. Over bergen Ik voelde voor t een, noch voor t ander wat. schip. En toch.... Tot in myn brein een nieuw en dalen. Tot wij eindelyk neerploften in het Ik wilde reizen en toch was het het water niet plan rijpte. De vliegmachine! Geen water rond- Toen Koppen later vertrok was ik weer pre- Rokin. Men is voornemens in den beroemden tempel van Sheve Dagon, waarvan den gouden spits boven Rangoon domineert, een electrische lift aan te leggen. De tempel wordt reeds verlicht door een „flood-light" installatie. Niettegenstaande al deze moderne installaties in den tempel mag men dezen toch slechts on geschoeid betreden. 45 ets p. pond - 221 ets p. half pond All 1 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofkfifk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor "7Cfï bij een ongeval met O Cfk bij verlies van Alle aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O l/t/t/»—verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I f doodelijken afloop# £nJU.m een voet of een hand 1 C oij verlies van een f Cfk by een breuk van Afk by verlies van 'n i £i %A. duim of wy svinger *#l#»"been of arm# Tri/v een oog anderen vinger min 43. (Korte inhoud van het voorafgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloelenden Delshandei in Noord-Canada Ziln expansie-zucht vindt slechts een hin derpaal, de machtige Hudson Bay Com pany ziln grootste concurrent. Oeze oezet een oost „Fort Mvsterv" genaamd en door Herbert Morley Deheerd waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge slaagd is yasten voet te yerkrygen Bruce Rochette. die een diepen haat koestert te gen de Hudson's zal dan voor Patterson trachten een handelspoet te vestigen tn het veelomstreden gebied. Hy vertrekt met Joe Snowbird en wordt hartelilk door Mor ley en ziln echtgenoote ontvangen Bruce geeft voor belast te zyn met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap Zt1n bediende Joe Snowbird laat hem dan plotseling in den steek Bruce vreest, dat Morley hem heeft door zien en hem in een valstrik tracht te lok ken. maar hij blijft moedig op zijn post en helpt bil het bijhouden der boeken, waardoor hij vele interessante bijzonderhe den over de Hudson's Cy. te weten komt.) Die bevestiging van myn vermoedens was my welkom. Ge deedt alles buitengewoon han dig, en ik vond het heerUJk. Zelfs toen Herbert u vroeg hem te helpen met de boeken van Fort-Mystery maakte ik hiertegen geen enkel bezwaar. De strijd werd er des te vinniger door en ik was er van overtuigd, dat ik ten slotte toch zou overwinnen. Doch ziet ge niet, wat dat alles thans be- teekent, m'n jongen? Voel je niet, hoe alles verloopt? Ge kwaamt hier als.... nu, ge speel - det een rol om te trachten Herbert's succes te ondermynen De Hudson's Bay zou hetzelfde doen, onderbrak Bruce. Dat is nu eenmaal het ge bruik, en het is altyd zoo geweest Alles is ge oorloofd, mits je de pelsen maar bemachtigt. Ik weet het, Bruce, antwoordde ze vlug. Ik heb het spel gespeeld en ken alle regels. Ik heb je niet minder geacht, om de wyze waarop ge dit huis binnengekomen zijt. Doch ik heb u be grepen! Maar, Bruce, Evelyn kan dat nooit begrypen! En juist daarom spreek ik thans met u daarover. Daarom ook heb ik uwe hulp inge roepen. Hoe moeten we ons hieruit redden? Een oogenblik slechts keek Bruce met verba zing naar mevrouw Morley. Niet begrypen! riep hy uit. Waarom.... we kunnen haar alles vertellenIk kan het ook wel doen. Een verklaring geven van de wyze, hoe hier alles in het werk gaat en wat beschouwd wordt als „fair". Mevrouw Morley schudde langzaam haar hoofd. Evelyn zal het nooit kunnen aanvoelen, zooals wy, Bruce, zei ze. Gij zyt geboren in het pelsland en hier grootgebracht. Ik heb hier lang genoeg geleefd om de principes van dit land te leeren kennen en ik heb hierin ook een rol gespeeld. Doch Evelyn! Ge hebt zeJf gehoord hoe ze over dit land dacht en hoe zy denkt, dat het de menschen hier sterk en goed maakt. Wat zal ze wel denken, wanneer ze te weten komt wat ge hier doet en op welke wijze? Hoe zal het haat mogelijk zijn een besluit te nemen wanneer ze de zeden en gebruiken van het pelsland gaat vergelyken met die, welke haar altyd zyn voorgehouden en die zy, geleid door haar jeugd en onschuld, enkel en alleen aan vaardt? Oh, Bruce ze ging by hem staan en streek hem over het hoofd met een plotseling moederiyk gebaar we moeten Evelyn redden We moeten geen nieuw offer aan het pelsland brengen! Daarom heb ik u willen spreken. Tot gisterenavond was ik nog meedoogenloos. Ik wilde u bestryden en u verslaan zender de minste scrupule. Ik bemachtigde uwe notities toen ge uit waart, zooodra ik wist dat ze com pleet waren. Toen ge beiden binnenkwaamt voor de thee werd me alles duidelijk. Ik had me blind gestaard op een ding: den strijd voor de pelsen. Doch uw gezichten, de taal van uw beider oogen zeiden me alles. Toen zag ik duideüjk in wat we beiden hadden gedaan. En, Bruce, het is onmogelijk! Onmogelyk! Ze mag niets weten; we mogen haar niet onge lukkig maken. Ze heeft een eenzaam leven, een leven vol verlangens gehad. Ik dacht, dat alleen Herbert en ik eenzaam leefden, tot Evelyn hier kwam en toen werd het me pas duidelijk hoe ze naar ons had verlangd. Toen werd ook gy een stuk van haar leven en ik kan me niet neerleg gen bij de gedachte dat haar, na deze korte periode van geluk, een ander verdriet zal tref fen. Ziet ge dat dan ook niet in, Bruce? Hij antwoordde niet, keek ook niet op. Hij wist dat mevrouw Morley waarheid sprak; hy wist ook dat Evelyn de in de pelslanden gelden de moraal nooit zou begrijpen, en evenmin hoe hy er toe kwam in een huis te dringen om te trachten de bewoners ten ondergang te voeren. Hiertegenover stonden zijn levenswerk, de her innering aan de eenige andere vrouw die hij in het pelsland had gekend, aan een koud en stijf lichaam, dat naast hem lag in het kamp bij het kreupelhout. Er is nog iets, wat ge weten moet, ver volgde mevrouw Morley, Bruce's gedachtengang onderbrekend. Ge zyt overwonnen, Bruce, over wonnen door de sluwheid van het pelsland. En ik heb zulks bewerkt, terwijl ge slechts een handig vijand waart'van Fort-Mystery. Nu ge van m'n dochter houdt en zy uw liefde beant woordt, moet ik u waarschuwen. Door mijn schuld mag haar geen onheil geschieden. Ik heb niet alleen uwe notities bemachtigd, doch ik heb er ook voor gezorgd, dat uw leven hier niet meer veilig is. Ge moet handelen en spoedig handelen om uzelf nog te redden. Ik ben het geweest, die de Indianen tegen u heb opgestookt. Door Nee-da-boy heb ik ze bewerkt en ze overtuigd, dat gij en uw meteorologische instrumenten verantwoordelijk zyn voor hun lyden en ontberingen. Deze Indianen zijn boos en knorrig, en erg primitief in hun hartstoenten. Ik weet niet wat ze van plan zijn, doch Nee-da- boy is een vindingrijk „medewiwin" en hy is belust op macht. En Evelyn dan! riep Bruce uit, haar waar schuwing over het hoofd ziende. Ik ben er zeker van, dat ze zal begrypen, dat het de gebrui ken van het pelsland zyn, dat u zoowel als ik, dat iedereen die succes wil oogsten, strijden moet overeenkomstig die gebruiken. Ik ben haar moeder, en ik weet, dat ze het niet begrypen zal. En als het toch eens zoo zou zyn? Als eenig antwoord reikte mevrouw Morley aan Bruce de papieren over, die zy tydens het onderhoud in haar hand had gehouden. U speelt met open kaart, zei hij. terwyi hy een poging deed om te glimlachen. Doch u hebt me geheel en al overwonnen. Ik.... wat moeten we nu doen? Ik weet het niet, Bruce, Daarom wilde ik juist met u spreken. Ik zie geen uitweg. Ik zal trachten te weten te komen, wat Evelyn over dat alles denkt! riep hy, terwül hy overeind sprong. Ik zal haar niets zeggen, ver volgde hy, toen hij het ontsteld gelaat van mevrouw Morley zag. Er staan nog andere wegen open. Ik moet echter eerst weten hoe Evelyn over alles denkt voor ik een besluit kan nemen. Bruce ging regelrecht naar zyn kamer. Door de nooit vermoede situatie, waarin hy plotseling geplaatst werd, gepaard aan een openbaring, die hem verstomd deed staan, waarby hy ge steld werd voor de keuze: zyn levenstaak op te geven of zyn levensgeluk te vernietigen, verloor hy niet alleen zyn zelfvertrouwen, ook angst sloeg hem om het hart. Hy kon zichzelf niet meer vertrouwen in geval hy iemand ontmoette. Doch terwyi hy op den rand van zijn ledikant zat en vast besloten was den toestand kalm te overzien, kwam hy tot de ontdekking, dat zyn geest zich alléén met ééne zaak bezig hield en deze niet zou loslaten voor een ander denk beeld. Hy stond zelfs niet verbaasd over de werke- lyke mevrouw Morley, zooals deze zich aan hem had geopénbaard. Evenmin gevoelde hy eenige spyt er over. dat zy hem feiteiyk overwonnen had. Hy bemerkte zelfs, dat hy de Hudson's Bay Company niet haatte; het verleden was echter van belang: Wat dacht Evelyn Morley van hem? Voor de eerste maal in zyn leven trachtte Bruce den pelshandel te bezien van het stand punt van den buitenstaander. Hy was geboren in het Noorden, was grootgebracht in een pels- post. zyn vader was een eerzaam man geweest, iemand met een vlekkeloos verleden, en hy zou zeker goedgekeurd hebben wat Bruce thans had gedaan. De wetten van de pelslanden luidden nu eenmaal dat zulks niet alleen rechtvaardig, doch ook loffeiyk was. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 14