fff
Zeekrijgsraad zal oordeelen
De passie op het „Heilig Land"
■I
Onnes-affaire
De dubbele moord
in Den Haag
HOE DE KRUISWEG WAS
14 APRIL BERECHTING
ZONDAG 1
APRIL 1934
Lijdensmonumenten in de onge
repte natuur dwingen tot
godsvrucht
Helpt de Basiliek
bouwen
De voetwassching
De Kruisweg
De basiliek in aanbouw
Kindje geworgd
Lijkje uit een sloot opgehaald
Buitenlandsch weer-
overzicht
EERST UITKIJKEN, DAN
OVERSTEKEN!
Vrouw aangereden en ernstig
gewond
Inbrekers hadden pech
Een doelmatig gebleken onderzoek
voor het naar bed gaan
ONDER EEN VRACHTAUTO
GERAAKT
R.K. STAATSPARTIJ
Zomervergadering van den Partij
raad te Breda
Tweede rapport Pacht-
commissie
DE KRUISWEG OP DE II. LAND-STICHTING
Het zingen van de Passie voor het paleis van Pilatus
CHRISTELIJK NATIONAAL
VAKVERBOND
Ministerieele belangstelling voor
het zilveren jubileum
DE FRAUDE MET
AARDAPPELEN
TRAGISCH ONGEVAL
Nadere bijzonderheden over den
vermoedelijken dader en
zijn vrouw
Raadselachtig
Thans is de dagvaarding tegen de
officieren van „De Zeven
Provinciën" uitgebracht
Maatregelen nagelaten
Toen officieren bedreigd
werden
Niet tegen daders opgetreden
Radiohut verlaten
Muitelingen toegelaten
Geen vuurwapens gebruikt
De Zaterdagzitting werd gevuld
met getuigenverklaringen
over Koning
Brand in het pakhuis
Verdedigers protesteeren
Onderhoud over den brand
Vervolging wegens „smaad"
Request invrijheidstelling
Onnes
Verdrongen door de
machine
Massa-ontslag aan sigarenmakers
Het was een wonderbaar treffen, dat het Juist
Goede Vrijdag was, toen ^re gevolg gaven aan
de uitnoodiging van pastoor Arn. Suys, om eens
te komen zien naar het werk, door hem in
twintig jaren tot stand gebracht, de Heilig
Land-stichting te Nijmegen. Kan er een betere
dag gekozen worden voor een bezoek aan die
plaats, eenig in Europa, waar ln het golvend
heuvelland tusschen de Keizerstad en Groes-
beek in natuurgetrouwe weergeving de monu
menten zijn nagebootst, die voor twintig eeuwen
de stomme getuigen waren van het leven en
lijden van onzen heiligen Verlosser? Door ge
heel Europa verkrijgt deze plek allengs be
roemdheid, en speciaal in de Goede Week is
het pelgrimshuis van de Zusters Kanunnikessen
van het H. Graf geheel bezet niet alleen met
geloovlgen uit alle deelen van Nederland, maar
ook van over de grenzen.
Wij troffen er een Waalsch student, wiens
belangstelling voor dit werk was opgewekt door
een geïliustreerd artikel in een Amenkaansch
periodiek. En ook wij kennen geen plaats, waar
de ongerepte natuur en het werk van men-
schenhanden zóózeer zijn saamgegroeid tot een
pieus gebied van innige devotie, dan hier, waar
Plet Gerrlts, geleid door zijn fijne kunstenaars
ziel en zijn degelijke kennis van het Oosten, de
heilige plaatsen zoo nauwkeurig mogelijk heeft
weergegeven. Want ondanks de streng-weten-
schappelijke reproductie is dit terrein veel méér
dan een bezienswaardigheid, een museum. Het
geloof en de bezieling, waarmede dit werk is
opgebouwd, maken het tot een levend iets, le
vend als de heerlijke natuur zelf, die hier ner
gens door het kunstwerk is verdrongen, doch er
in is opgenomen en ermee vereenigd, om te
zamen te symbollseeren de heiliging van den
natuurlijken mensch door den Godsdienst.
Slechts twee voorbeelden, die aan de bezoe
kers wellicht minder bekend zijn.
De voorhof van de pastorie, ter rechterzijde
van de Cenakelkerk. Door een poortje komt
men er binnen. Een rechthoekig plaatsje, aan
drie zijden omsloten door het lage, in Ooster-
sehen sCTJT gehouden gebouw, met kleine, hoog
aangebrachte, getraliede vensters. Tegen de wit
te wanden aan weerszijden riet en cederboo-
men. En in het midden van het plaatsje, te
genover de zinken deur der pastorie, een wa
terbekken. waarop af en toe twee spierwitte
duiven neerstrijken, om hun dorst te ïesschen.
De vrede is hier tastbaar. Men waant zich voor
een kloosterpoort in het Oosten, tijdens de
grijze middeleeuwen
De graven rondom den Calvarieberg.... Dit
is geen kerkhof, maar een rustplaats. De dood
schijnt hier niet afschrikwekkend. Geen pom
peuze monumenten of zware zerken, maar na
tuur en eenvoud. Een houten plankje of een
stéle van graniet duldt de plaats aan waar een
doode ligt. Nergens is de wilde natuur geweld
aangedaan. Sommige graven zijn omgeven met
een laag steenen muurtje. Op het graf van een
acht-Jarig meisje staat een berk, en daarin
hangt een vogelhuisje. Men denkt hier niet aan
den dood, doch aan de Opstanding.
Wij zijn blij, dat wij de uitnoodiging van pas
toor Suys hebben aangenomen, om ook 's mid
dags te blijven, om de Kruiswegoefening mede
te maken. Want de plechtigheden der Goede
Week worden hier op geheel bijzondere wijze
gevierd. De pastoor vertelde ons, hoe den avond
te voren in de Cenakelkerk de voetwassching
had plaats gevonden, geheel naar Oostersch ge
bruik.
Piet Gerrlts weet zulke plechtigheden op on
navolgbare wijze te regisseeren. In den doorgang
tusschen de stoelen der geloovigen zaten aan
weerszijden zes personen in Oostersche kleeder
dracht. De pastoor, die de voetwassching ver
richtte, droeg zijn priesterkleeding, doch had
de lendenen omgord met een lendendoek.
Na de voetwassching trokken priesters en ge
loovigen naar buiten, naar den hof Gethse-
mané. Deze is tegen een der heuvelen in de
nabijheid geheel natuurgetrouw weergegeven.
Daar onder de altijd groene sparren werd bij
het schijnsel van lantaarns, de tekst van het
evangelie gezongen, die op den doodsangst van
Christus betrekking heeft. Gebezigd werd de
Nederlandsche tekst, maar hij werd gezongen
op den gewonen passie-toon, door drie pries
ters: een verhaler, een Christus- en een Judas-
parti), terwijl een groep zangers de soldaten en
het volk verzinnebeeldde.
Op dergelijke wijze is ook de Kruisweg ge
beden, en wij achten het een voorrecht, daarbij
aanwezig geweest te zijn.
Met een grooten en gemengden stoet geloo
vigen hebben wij den lijdensweg gevolgd. Er
waren pelgrims uit het geheele land, maar het
grootste contingent werd natuurlijk geleverd
door Nijmegens bevolking. Tweehonderd werk-
loozen vormden een bijzondere groep, waarvoor
deze lijdensweg wel een bijzondere beteekenis
heeftTezamen waren er meer dan duizend
menschen. Vanuit de kerk trok men in een
onafzienbaren stoet naar het paleis van Pilatus.
Een prachtig monument is dat. Door een nau
we poort komt men binnen en dan staat men
plotseling op het llthostratos; het plein met de
roode steenen, voor de majestueuze trap, die
opvoert naar het rechtshuis van den landvoogd.
Niets verstoort hier de illusie. Het plein is op
natuurlijke grootte, geheel zooals het volgens
Gen-its' opvatting in Christus' tijd geweest moet
zijn. Aan vier zijden is het omsloten door lage
Joodsche huizen met getraliede vensters en
platte daken.
Het plein was geheel gevuld met kruisweg-
gangers, toen drie priesters de treden bestegen
om het lijdensverhaal volgens Marcus te zin
gen, op dezelfde wijze als den avond te voren
geschied was. Pastoor Suys, in zwart kazuivel,
stond met zijn assistenten 'terzijde. Nadat het
eerste deel van de passie gezongen werd, ving
op dezelfde plaats de Kruiswegoefening aan.
Meer dan eenige andere plek leenen deze plaat
sen zich om het Lijden des Heeren te overwe
gen. Aan het groote plein is nog een stuk van
een Jeruzalemsche straat aangebouwd: gedeel
telijk overdekt, nauw en hobbelig, met kleine
winkeltjes aan weerszijden. Verder voert de weg
door het landschap, met de staties terzijde op
gesteld. Sommige zijn prachtig uitgevoerd in
mozaiek of tegelwerk, alles van Piet Gerrlts.
Eén daarvan is aangebracht in de poort van
Jerusalem. De weg van het rechtshuis via de
poort naar Calvarië heeft Juist de lengte die hij
in werkelijkheid heeft, en is voor das niet-
deskundige verrassend kort.
ters den Kruisberg, waarop het groen-omkrans-
te Kruis zich symbolisch afteekende tegen den
grauwen hemel. De menigte bleef aan den voet
van de rots staan.
Daar werd, ontroerend-zuiver, het laatste deel
der passie gezongen en de Kruisweg ten einde
gebeden. Het was een aangrijpende plechtigheid
geweest. De heilige plaatsen in ons eigen land,
in Nijmegen, zijn in meer dan één opzicht het
middelpunt van ons Katholiek leven.
En nu komen we vanzelf te spreken over de
feitelijke reden waarom we 's morgens eigenlijk
naar Nijmegen waren gegaan, en waarom we
door pastoor Suys waren uitgenoodigd. Het was
om te spreken over de Basiliek, den machtigen
tempelbouw, die de voltooiing en bekroning
moet worden van het grootsche werk, vóór twin
tig jaar begonnen met den bouw der Cenakel
kerk.
De Basiliek is reeds in aanbouw, maar het
geld is nog lang niet bij elkaar. Dat moet ver
kregen worden door verschillende loterijen,
waarvan de loten over het heele land verkocht
worden. Van de eerste zal op 30 April as. de
trekking zijn, en er zijn nog enkele duizenden
loten over. Die kosten 1.per stuk en 10.
per boekje van elf stuks. Geweldige prijzen: de
eerste prijs is een stuk grond met de gegaran
deerde waarde van tienduizend gulden. De loten
kan men bij den pastoor op het H. Land te
Nijmegen bestellen: gironummer 66602.
Dat is in het kort waarom we in Nijmegen
kwamen. Maar over de Basiliek: wat er staat
en wat er nog komt, valt nog heel wat te ver
tellen. Daarover de volgende week.
Te Maarssen is uit een sloot, welke in verbin
ding staat met de rivier de Vecht, het lijkje op
gehaald van een pasgeboren kind. Om het halsje
zat een lint, waarmede de kleine vermoedelijk is
geworgd. In de nabijheid van het lijkje dreef een
mand, waarin zich een onderrok bevond. Ver
moed wordt, dat het lijkje ln deze mand heeft
gelegen, maar dat door den stroom de mand
is gekanteld.
Na het wegtrekken van de kleine storing
die Vrijdag hier te lande Noorwestelijke win
den bracht, heeft de hooge drukking zich verder
over het Noord-Westen en Zuid-Oosten uitge
breid en is de depressie op den Oceaan inder
daad naar de Golf van Biscaye vertrokken,
maar neemt in beteekenis af, zoodat van Noor
wegen en Zuid-Zweden tot Midden Europa en
de Golf van Biscaye zwakke tot matige Oos
telijke winden waaien bij over het algemeen
stijgenden barometer.
Er is gisteren zeer weinig neerslag gevallen,
de vooruitzichten voor de Paaschdagen zijn dus
gunstig met kans op geleidelijk stijgende tem
peratuur.
In Zuid-Zweden valt nog 'n weinig regen en
sneeuw, Ook in Ierland ls de lucht betrokken
en er valt een weinig regen, in West-Duitsch-
land was vanochtend mist die voor de zon wel
wijken zal.
In Zuid-Frankrijk heerscht op zeer veel
plaatsen windstilte bij stijgende temperatuur,
de vorst ln Scandinavië ls nog slechts van wei
nig beteekenis.
Zaterdagmorgen heeft te Rauwerd een aan
rijding plaats gehad met ernstige gevolgen.
Aan den rechterkant van den dorpsweg te
Rauwerd stonden een autobus en een melk
wagen achter elkaar. Bij den melkwagen haalde
de weduwe D. Beetstra melk. Toen zij klaar was
met haar boodschap, stak zij den weg over, zon
der op te letten of deze wel vrij was. Op het
moment dat zij overstak, kwam van achter de
autobus een taxi, bestuurd door den chauffeur
R., aangereden. Een aanrijding was onvermij
delijk. De vrouw bleef zwaargewond op den weg
liggen. Zij is naar het Diaconessenhuis te
Leeuwarden vervoerd.
Vrijdagavond, terwijl de dochter van den
koopman van Hinther te Megen voor het naar
bed gaan achter de woning nog een onderzoek
instelde, om te zien, of alles goed gesloten was,
bemerkte zij, dat de spijlen uit het raam van
den kelder waren gebroken.
Haar eerste werk was haar vader te waar
schuwen. Deze begaf zich direct naar den kel
der. Doch nauwelijks was hij daar aangekomen,
of twee mannen, die zich in een hoek hadden
verborgen, sprongen te voorschijn en trachtten
te ontkomen.
Met een der mannen heeft v. H. nog gewor
steld, maar kon hem niet overmeesteren.
Een der huisgenooten begaf zich inmiddels
naar den burgemeester van Megen, den heer
Vlokhoven. Deze stelde met de gemeente-politie
direct een onderzoek in de woning in en waar
schuwde de marechaussee te Oss.
Spoedig waren enkele marechaussees met een
politiehond te Megen gearriveerd en werd den
hond lucht gegeven aan een pet, welke een der
bandieten bij de worsteling had verloren.
Direct daarop begaf de hond zich in de rich
ting van de woning van B. te Megen, die van
zijn bed werd gelicht en na een voorloopig ver
hoor voor den burgemeester werd overgebracht
naar de marechaussee-kazerne te Oss.
In den loop van Zaterdag is nog gearresteerd
van R., eveneens te Megen woonachtig.
Het schijnt, dat de beide verdachten zich heb
ben willen laten insluiten om in den nacht hun
slag te kunnen slaan.
Na den geheelen morgen te Oss in verhoor
te zijn geweest, hebben beiden bekend en wer
den enkele voorwerpen in hun woning in beslag
genomen.
Vrijdagmiddag heeft te Well, gemeente
Ammerzoden, een droevig ongeval plaats gehad.
Het 10-jarig zoontje van den graanhandelaar
Joh. van Ballegojen uit Veen bij Heusden, was
met den chauffeur van de vrachtwagen van
zijn vader, die geladen was met een vracht meel
welke bij klanten moest worden afgeleverd,
meegereden. De jongen was tijdens de afle
vering van het meel van den wagen geklom
men en toen de chauffeur voor het bezoeken
van een anderen klant eenige meters moest
achteruit rijden, is de jongen onder de achter
wielen van den auto geraakt. Met zware inwen
dige kneuzingen werd hij opgenomen. De direct
ontboden geneeskundige hulp achtte overbren
ging naar het Ziekenhuis te Den Bosch nood
zakelijk. Het slachtoffer is Zaterdag aan de
bekomen verwondingen overleden.
Het Dagelijksch Bestuur der R. K. Staats
partij heeft besloten den datum der a.s. Zomer
vergadering van den Partijraad vast te stellen
op Vrijdag 20 en Zaterdag 21 Juli 1934. De ver
gadering zal worden gehouden te Breda. Hoe
wel de agenda nog niet definitief vaststaat, zal
er naar alle waarschijnlijkheid een hartig stukje
reglementen-arbeid moeten worden klem ge
maakt. De vacantietijd, om eens „uit te blazen",
staat dan echter voor de deur.
Meegedeeld wordt, dat ter perse Is en bin
nenkort zal verschijnen een tweede rapport van
de Commissie ter bestudeering van het paclit-
vraagstuk, aansluitend bij het rapport over de
ethische grondslagen voor de regeling van het
pachtwezen in Nederland, verschenen in Augus
tus 1933. In dit nieuwe rapport heeft de Com-
aJB,
missie-Houben vastgelegd, welke consequenties
uit het beginsel-rapport voortvloeien en heeft
zij, zonder te vervallen in het opstellen van
eigenlijke wetsartikelen, algemeene gedachten
gegeven, die als richtlijnen zouden kunnen die
nen voor de practische toepassing van het be
ginselrapport. Het nieuwe rapport verschijnt in
de Uitgavenreeks der R. K. Staatspartij onder
nummer 23. Volledigheidshalve is de tekst van
het eerste rapport (No. 20 der Uitgavenreeks)
als Deel I in het nieuwe rapport opgenomen.
Daarmede komt dus practisch uitgave No. 20
te vervallen.
Op 1 Juli a.s. zal het Christelijk Nationaal
Vakverbond 25 jaar bestaan. Het ligt in de be
doeling, dat dit jubileum zal worden herdacht
door het beleggen van eenige vergaderingen en
de uitgave van een gedenkboek.
Het voornemen bestaat, op Zaterdag 30 Juni
a.s., de/l dag vóór den jubileum-datum, te
Utrecht een meeting te houden, waar de Mi
nister-President, Dr. H. Coiyn en de Minister
van Sociale Zaken, Dr. J. R. Slotemaker de
Bruine, het woord zullen voeren. Vervolgens
zal een défilé plaats vinden.
De afdeeling Rotterdam van de Ned. Aard
appelcentrale heeft, naar „De Telegraaf" mee
deelt, onmiddellijk, nadat haar bekend was ge
worden, dat de exporteur De B. in Oud-Beljer-
land een partij „bonken" had gekocht, deze
zaak in onderzoek genomen. Wel stond De B.
als exporteur bij de centrale ingeschreven, maa.
zoolang zij bestaat, had hij nog nimmer aard
appelen geëxporteerd. Toen er plotseling een
order van hem kwam, heeft de Centrale een on
derzoek ingesteld naar de plaats waar deze
aardappelen werden ingevoerd. Toen bleek, dat
een partij naar IJsselmonde werd vervoerd, is
de hulp van de politie ingeroepen, in verband
met het feit, dat de bevoegdheden van een
ambtenaar in dezen niet toereikend waren.
Zaterdagmorgen wilde de 44-jarige Hekkert uit
Voorhout te Sassenheim op het trottoir een
paar voetgangers passeeren, waartoe hij met
één been van het trottoir stapte. Dit been werd
gegrepen. De man slingerde op straat en kreeg
een zware, met steenen beladen, vrachtauto
over het lichaam. De man is in zorgwekkenden
toestand naar het St. Elisabethsziekenhuis te
Leiden vervoerd.
Wij hadden Zaterdagmorgen een onderhoud
met den heer M. A. C. van Zijl, den melkleveran-
cier van V., die ons het navolgende mededeel
de:
Het bevreemdde mij dat V. Vrijdag de melk
niet afhaalde en dus besloot ik even naar de
Veenkade te gaan. Ik kwam tegelijk aan met
een zwager van V., die op zijn bellen geen
gehoor had gekregen. De winkel was gesloten,
het luik was aan de winkeldeur aangebracht en
een briefje vermeldde, dat de zaak wegens fa
milieomstandigheden gesloten was. Ik wist wel
dat V.'s schoonmoeder, die in de Kritzlnger-
straat woont ernstig ziek was en hij is daar
Donderdagavond tusschen half acht en half ne
gen met zijn vrouw en kind nog op bezoek ge
weest. Ook is hij nog met vrouw en kind naar
de begrafenisplechtigheid van de'Koningin-Moe
der gaan zien. Een jongetje van twaalf jaar uit
de buurt heeft naar zijn beweren V. Donder
dagochtend ongeveer tien uur nog gezien. Hij
was gekleed in een zwart costuum en droeg een
donkerblauwen hoed.
Omtrent het huwelijksleven van V., die nog
maar kort gehuwd was, is niets bijzonders be
kend. Wel moet, naar verluidt, de familie van
de vermoorde vrouw zich tegen dit huwelijk heb
ben verzet. Voor zoover bekend, hielden man en
vrouw zeer veel van elkaar.
Ook van het bestaan van bijzondere finan-
cieele moeilijkheden was niets bekend. De huis
heer, de heer B., uit de Helmersstraat deelde me
de dat de huur prompt op tijd betaald werd.
Uit een gesprek, dat wij met den bovenbuur
man, den heer L. hadden, viel niets bijzonders op
4e maken. Deze stond zeer verwonderd toen in
den avond de politie kwam teneinde langs den
achterkant van het bovenhuis met behulp van
een touw toegang tot het benedenhuis te ver
krijgen. De heer L. had ook niet het minste ge
rucht gehoord.
Woensdagmiddag omstreeks twaalf uur hielp
zijn veertienjarig zoontje de vrouw nog bij het
binnenhalen van den kinderwagen. Nooit heeft
hij iets van eenige onaangenaamheid tusschen
de echtelieden bemerkt.
In het perceel zelf, dat een soberen Indruk
maakt, was de inspecteur van politie de heer
Waltman aanwezig tot het nemen van afdruk
ken enz.
Een groot aantal nieuwsgierigen hield zich
in de nabijheid van het perceel op.
SOERABAJA, 31 Maart. (Aneta.) Aan de op
14 April voor den Zeekrijgsraad te Soerabaja
terecht staande 16 officieren van de „De Zeven
Provinciën", is ten laste gelegd, dat zij op de
„De Zeven Provinciën" in den avond van 4 Fe
bruari 1933, terwijl beklaagde W. F. J. Fels,
luitenant ter zee eerste klasse, bij afwezigheid
van den commandant, kapitein-luitenant ter zee
P. Eikenboom, oudst-aanwezend zee-officier aan
boord was, en beklaagde E. M. Hornsveld, lui
tenant ter zee tweede klasse, officier van de
wacht was, na vernomen te hebben dat dien
zelfden avond munitie uit een verlaat-rolkast
was ontvreemd, dat voorts meerdere manschap
pen, kennelijk met kwade bedoelingen m een
der walegangen waren op- en samengedron
gen en zich aan de geweerrekken hadden ver
grepen, deze eigenmachtig hadden ontsloten en
zich van geweren meester maakten of hadden
gemaakt; in ieder geval na uit soortgelijke be
richten begrepen te hebben, dat een deel der
bemanning zich op ongeoorloofde wijze eigen
machtig van geweren en munitie had meester
gemaakt, en zich had gewapend; na zich na
het alarmgeroep van 'n geladen pistool te heb
ben voorzien en zich naar 't opperdek te hebben
begeven, alwaar zij constateerden dat het voor
schip in donker was gezet, aan hen de vrije
beschikking ever de beide in gebruik zijnde
motorsloepen was onttrokken, de statie-trap
aan stuurboord door eenige manschappen werd
geheschen en verscheidene schepelingen op het
opperdek samengroepten,
kortom uit de door hen waargenomen
situatie aan boord in verband met de reeds
ontvangen berichten, begrepen, althans
moesten begrijpen, dat een deel der beman
ning tegen het wettig gezag aan boord in
opstand was gekomen en een aantal hunner
voorzien van geweren en munitie zich op het
voorschip bevond; derhalve er van over
tuigd zijnde, dat zij van hun vrijheid van
handeling werden beroofd;
opzettelijk nalieten tegen de daders de door
het belang der zaak gevorderde maatregelen
van geweld naar vermogen aan te wenden,
voor wat betreft beklaagde Fels door zich
niet aan het hoofd te stellen van eenige te
zijner beschikking staande gewapende onder
geschikten, naar voren te gaan en tegen voor
noemd gedeelte der bemanning van de vuur
wapens gebruik te maken, of te doen gebruik
maken, dan wel eenige andere noodzakelijke
maatregelen van geweld toe te passen; voor wat
betreft beklaagde Hornsveld door zich niet in
de richting van het voorschip te begeven en
niet middels gebruikmaking van zijn vuurwa
pen dan wel op eenige andere gewelddadige
wijze tegen de delinqueerende schepelingen op
te treden, teneinde voren omschreven hande
lingen van de zijde van de bemanning onmid
dellijk te doen beëindigen, althans hun voort
gang te stuiten, in ieder geval den omvang
daarvan te verminderen, hebbende zij geen en
kelen maatregel van geweld aangewend en in
stede daarvan zich naar de campagne en van
daar ln een Inmiddels gestreken vlet begeven
en zich zoo snel mogelijk van het schip ver
wijderd.
Ten aanzien van den derden tot veertienden
beklaagde (de luitenants ter zee 2de klasse L.
D. de Kroon en D. Dekker, de luit. ter zee 3de
klasse A. E. J. Modderman, R. Ritsema van
Eek, J. A. Agelink van Rentergem, H. T. Kop
pen, F. J. Reynierse en A. N. Baron de Vos
van Steenwljk, de officieren M. S. D. 2de klasse
L. de Wilde, G. Smits, C. M. W. van Balkom en
den officier van gezondheid der tweede klasse
H. O. Bos) luidt de ten laste legging:
dat zij, getuige zijnde dat een deel der be
manning, derhalve hun minderen, zich kenne
lijk met kwade bedoelingen op ongeoorloofde
wijze eigenmachtig van wapens en munitie
meester maakte, althans had gemaakt, zich van
geweren met bajonet en van pistolen had voor
zien en deze wapens openlijk droeg, aldus ge
wapend het voor- en middenschip, en de toe
gangen tot het voorschip, de machinekamers,
stookplaatsen en de brug bezette, derhalve
vaardig was om bij een eventueel actief op
treden der officieren van vuurwapens tegen
deze meerderen gebruik te maken; de aan
boord aanwezige officieren en de zich bij deze
gevoegd hebbende onderofficieren aldus met
wapengeweld bedreigde, voorts, dat het schip
door de bemanning eigenmachtig onder stoom
werd gebracht en gehouden, het anker werd
gelicht, de machines in werking werden ge
steld, de communicatie met den wal werd ver
broken en het schip van zijn ankerplaats werd
weggevaren, door welke gezamenlijke handelin
gen de beklaagden door hun minderen opzet
telijk werden verhinderd de noodige maatre
gelen, waaronder de instandhouding der ver
binding met den wal en de bewerkstelliging
van persoonlijk contact met den afwezigen
commandant te nemen;
opzettelijk nalieten tegen de daders de door
het belang der zaak gevorderde maatregelen
van geweld naar vermogen aan te wenden,
door, hoewel zij gewapend waren en de beschik
king hadden over een zevental gewapende on
derofficieren van den aanvang af gedurende
ongeveer drie uren, waarin de leiding, welke
van beklaagde Fels en na diens vertrek van
den luitenant ter zee der tweede klasse Van
Boven, als oudst-aanwezend zeeofficier, had
behooren uit te gaan, ontbrak, na te laten,
hetzij gezamenlijk, hetzij individueel, tegen de
muitende manschappen van de vuurwapens
gebruik te maken of te doen gebruikmaken,
althans eenigen anderen maatregel van geweld
toe te passen, teneinde de orde en de tucht te
herstellen,
voren omschreven handelingen der be
manning onmiddellijk te doen beëindigen, al
thans in hun voortgang te stuiten, in ieder ge
val in omvang te verminderen, hebbende zij
geen enkelen maatregel van geweld aangewend,
terwijl in het bijzonder de beklaagden de Wil
de, Smits, en Van Balkom opzettelijk nalieten
de toegangen tot de machine-kamers en de
stookplaatsen zoo noodig met wapengeweld te
forceeren en de manschappen te dwingen hun
ontoelaatbare verrichtingen te staken, en de
beklaagden Dekker, Ritsema van Eek, Agelink
van Rentergem, Koppen en De Vos van Steen-
wijk, toen zij zich onder aanvoering van luite
nant Van Boven gewapend naar de brug wil
den begeven, en door een aldaar geposteerden
gewapenden schepeling een geweerschot werd
gelost, opzettelijk hebben nagelaten het vuur
te openen, doch den terugtocht hebben onder
nomen.
De ten laste legging van luitenant Baron
de Vos van Steenwljk houdt bovendien nog in,
dat hij in genoemden nacht, toen hij zich in
de radiohut bevond en deed uitluisteren naar
radioseinen en over een geladen pistool be
schikte, opzettelijk naliet tegen den korporaal
machinist M, Boshart, die hem onder bedrei
ging met een pistool dwong de radiohut te ver
laten, althans onder voorhouding van een pistool
aandrang op hem uitoefende tot het verlaten
van bedoelde radiohut, met gebruikmaking van
zijn vuurwapen gewelddadig op te treden, al
thans tegen dezen korporaal eenigen geweld-
maatregel, welke noodzakelijk was ter verzeke
ring van de radio-communicatie aan te wenden.
Voorts luidt de ten laste legging ten aanzien
van de beklaagden De Kroon, Dekker, Modder
man, Ritsema van Eek, Agelink van Rentergem,
Koppen, Reynierse, De Vos van Steenwljk, De
Wilde Smits, Van Balkom, Bos, Cool en Stege-
man:
dat zij gedurende den verderen loop van den
nacht zich by voortduring van gewelddadig op
treden onthielden, zelfs toen eenige minderen
het door beklaagden bezette achterschip be
traden en de door beklaagden ontkoppelde
stoomstuurinrlchting weder inschakelden; voorts
dat zü nimmer gedurende vyf achtereenvolgen
de dagen een gewapenden uitval ondernamen
met het doel het schip onder het wettig gezag
terug te brengen of het gedeelte van het schip
waar zich de machine-kamers bevonden, te be
zetten; terwyi zij daarentegen by herhaling mui
tende schepelingen in het door hen bezette ge
deelte van het schip toelieten.
Tenslotte wordt nog aan den luitenant ter zee
derde klasse Cool en den officier M. S. D. tweede
klasse Smits ten laste gelegd, dat zy nalieten
hun vuurwapenen te gebruiken toen gewapende
schepelingen de campagne, waar deze beklaag
den zich bevonden, bezetten met het doel con
tact tusschen hen en de overige officieren te
verhinderen.
Rechercheur de Weilé deelt dan mede, dat hij
de vroegere echtgenoote van Koning heeft ge
hoord, en dat zij verklaard heeft, dat er nooit
een hond met gebroken pooten is geweest. Wel
I is er eens een hond doodgeschoten.
Getuige Koning komt dan naar voren en ver
zoekt de rechtbank ook zijn getuigen in deze
kwestie te hooren. De verdedigers protesteeren,
dat een getuige het verzoek doet andere getui
gen te hooren. De president zegt Koning, dat de
Officier de getuigen oproept en de Officier
neemt haastig de namen over en zegt de getui
gen te zullen oproepen.
Een heftig debat tusschen verdediging en
Officier is het gevolg. Mr. Kappeyne wijst erop,
dat Koning, nu hy in vryheid is, zich zooveel
makkeiyker op zijn verdediging kan instellen.
De Officier neemt het voor Koning op.
Officier: Koning wordt met modder gegooid,
zou hy zich daar tegen niet mogen verdedigen?
Als tenslotte deze discussie ten einde is, wordt
getuige van der Lee, expediteur te Utrecht, ge
hoord. Hij doet een zeer uitvoerig verhaal over
zijn ondervindingen met den getuige Koning.
In 1921 had hij in zijn pakhuis op verzoek
van Koning een aantal schilderyen opgesla
gen. Toen de schilderstukken werden gebracht,
had hij nog aanmerking gemaakt op de verpak
king, die volgens hem wel wat degelqker had
kunnen zyn. Op Zaterdag 12 Maart 1921 werd
hy in het holst van den nacht gewaarschuwd,
dat zijn pakhuis waar 42 inboedels waren opge
borgen, in brand stond. Toen hij met den agent
ter plaatse kwam, viel het hem op, dat de stal
deur en de trapdeur open stonden, ofschoon hy
in den laten avond nog ter controle in het pak
huis was geweest. Bij onderzoek was het hem
later opgevallen, dat daar waar de schilderijen
hadden gestaan, brandhaarden waren. Herhaal-
deiyk is hij naar het Utrechtsche politiebureau
geweest om verklaringen af te leggen. Toen hij
vertelde, dat de schilderyen aan Koning toe
behoorden, had iemand op het bureau gezegd:
„Weet je 'niet hoe ze hem noemen? Brand-
koning!"
Getuige vertelt dan nog, dat hy indertyd
door de rechtbank werd veroordeeld tot be
taling van schadevergoeding, wat hem eenige
duizenden kostte.
Ook de detective Johanknegt speelt in deze
geschiedenis weer een rol. In 1932 kwam er
iemand bij getuige,, die hem Johanknegt
voorstelde. Deze detective had hem verteld, dat
hij dikwijls naspeuringen voor verzekerings-
maatschappyen deed. Zoo was hij toen weer
bezig aan de opsporing van de gestolen Nyen-
rode-schilderijen
In den loop van het onderhoud was de
brand in het pakhuis ter sprake gekomen. Jo
hanknegt had toen gezegd: „Ik weet, wie by
u den brand heeft gesticht, ik ken hem en
spreek hem bijna iederen dag, de dader is toen
door een ruit gevallen en heeft daarby zyn
been bezeerd".
„Inderdaad", zoo vervolgt getuige zijn relaas,
heb ik opgemerkt, dat er een zolderruit kapot
was."
Pres.: „Wie was er by dat onderhoud tegen
woordig?"
Getuige: „De rechercheur Bleyenburg".
Pres.: „Hebt u dan den naam van den
brandstichter niet gevraagd?"
Getuige: „Neen, dat heb ik niet gedaan, pas
later kwam ik er op".
Pres.: „Maar hier beschuldigt n meneer Ko
ning van brandstichting".
Mr. Muller Massis: „Neen, meneer de presi
dent, dat doet getuige niet, hij geeft slechts de
feiten weer".
De officier vindt het vreemd, dat getuige,
die gehoord heeft dat men Koning „Brand-
koning" noemt niet meer heeft aangedrongen
op een scherper onderzoek.
Getuige: „Maar dat zei de Utrechtsche po
litie me, en als die 't wist, was het toch vol
doende. Ik heb ze er nog eens over gesproken
en toen zeiden ze: ,,'t was maar beter, als jij
eens een half jaartje in voorarrest had ge
zeten".
Het verhoor van getuige duurt eindeloos. Het
oude en reeds verjaarde brandgeval wordt tot
in de finesses behandeld.
Den officier interesseert vooral de rol, die
de Utrechtsche rechercheur Bleyenburg heeft
gespeeld in deze affaire.
Koning schuifelt naar voren, hy verzoekt
den president getuige eenige vragen te mogen
stellen.
De goederen waren oorspronkeiyk in een an
der pakhuis en zyn overgebracht op last van
den expediteur.
Koning vraagt, of hem van die overbrenging
kennis is gegeven.
Het blijkt dan, dat dit inderdaad het geval
is, daar hij het aan den notaris van Koning
had geschreven en dat bovendien de chauffeur
van Koning er naar gevraagd heeft op last
van zyn baas.
Koning (tot getuige): „Hebt u zooeven in de
wachtkamer niet tegen twee menschen gezegd,
dat u de vaststaande bewijzen had, dat ik in
Utrecht brand heb gesticht."
Getuige ontkent dit.
Koning zegt met verheffing van stem, dat
hy tegen dezen getuige een vervolging wegens
smaad zal verzoeken (groote vrooiykheid in de
zaal).
De zitting wordt te kwart over een geschorst
tot Dinsdag a.s. te 10 uur.
De beide verdedigers van Onnes, mrs. Muller
Massis en Kappeyne van de Coppelo hebben
een request ingediend tot invryheidstelling van
hun cliënt, op grond van diens steeds achter-
uitgaanden gezondheidstoestand.
Over dit verzoek zal in raadkamer beslist
worden, het is niet onwaarschynlijk, dat het
resultaat hiervan Dinsdag a.s. bekend zal
worden.
Aan de K.V.W. fabrieken te Wemhout zyn Za
terdag 176 arbeiders ontslagen wegen ver door
gevoerde mechanisatie van het bedrijf.
Het ligt in de bedoeling dit personeel weer
geleideiyk in dienst te nemen.