VOORJAAR 1934 De nieuwe hoedjes DE NIEUWE MODE Kruippakje voor kinderen van 1 jaar Eieren en aardappelen Gebreid Bamesvest V ernieuwingen in huis mBÊSÊÊBm iiiiiiiiii ffilllllliiiiillllliliil Er zijn nog altijd degelijke, ouderwet- sche menschen, die al die „overgangs modellen" en „overgangshoeden" den grootst mogelijken onzin vinden. Die van meening zijn, dat 'n mensch zomergoed en wintergoed behoort te hebben, liefst zóó solide, dat 't een jaar of wat mee kan, en dat hij zich verder met al dien nieuwer- wetschen onzin en die eendags-modesnuf jes niet heeft op te houden. En er zijn ook vrouwen en heusch niet altijd de meest gefortuneerde of de best- gekleede die 't andere uiterste huldigen: die graag begin Januari met 'n nieuw stroo- hoedje loopen en in Juli 'n herfst-complet moeten hebben. Hun voorjaarsmantel kun nen ze in den zomer onmogelijk meer dra gen, omdat de kleur al weer vier maanden oud is en er intusschen weer wat nieuws gebracht is. Naar de kwaliteit van al hun lorrige snufjes moet men gewoonlijk maar niet al te veel vragen; ze dragen liever 'n goedkoop prul van een hoedje, dat de mo- detint vertoont, waar iedereen mee loopt, dan een goeden, duurderen en minder op vallenden hoed te koopen, die wat langer mee moet. De laatsten zijn dwaas maar de eersten evenzeer. We komen ze dikwijls genoeg op straat tegen, die menschen, die niet van overgangskleeren willen weten. In April, als iedereen gezellige, voorjaarsachtige din gen draagt, ziet men ze schuiven in vale dikke winterjassen met muf, vettig gewor den kraagbont, omdat 't nog te frisch is voor den zomermantel. Ook hun dikke wol len winterjurken en truien dragen ze tot die met één slag verwisselen voor gebloem de japonnetjes met korte mouwtjes. Maar dan moet 't ook al flink warm zijn! Men hoeft heusch niet over een buiten- sporig-ruime beurs te beschikken om 't een beetje anders in te richten. Met wat over leg kan iedereen wat aardige overgangs kleeren hebben, die zóó gekozen zijn, dat ze ook verder nog dienst kunnen doen. De modellen, stoffen en modekleuren van dit speciale voorjaar van 1934 leenen zich al bijzonder goed tot zoo'n experiment voor wie zich daar nog nooit aan gewaagd heeft. Laten we eens zien, hoe we zonder eenige verkwisting onze garderobe zóó kunnen hervormen, dat het resultaat fleurig en te gelijk practisch is. Om te beginnen, een van d e modekleuren is marineblauw. Wat is nu keuriger en te gelijk nuttiger dan een donkerblauwe over- gangs jas, zonder bont, die zoo heerlijk warm zit op de vele kille, winderige voorjaarsda gen en toch, door het ontbreken van den ruigen kraag, schijnt te zeggen dat de win ter voorbij is. Een andere tint, zooals bij voorbeeld het lichtbeige kameelhaar, dat verscheidene seizoenen opgang deed, is vaak uitgesproken lente-achtig en staat daarom in den herfst niet gezellig meer. Maar dezen donkerblauwen mantel kunnen we ook in het komend najaar, wanneer de al wat koele wind door de dunne zomer jas blaast en een wintermantel toch nog wat pessimistisch staat, met het grootste succes dragen. Ook de marineblauwe japonnetjes, ont worpen om op de eerste zachtere dagen zon der mantel te dragen, zijn buitengewoon practisch voor de vrouw, die met haar klee- ren nogal lang moet doen. Wanneer we er nu een koopen, dragen we 't eerst voor middagbezoeken onder de overgangsjas; wat later als wandeljurk. Op koele, som bere zomerdagen is zooiets de aangewezen dracht; heel wat juister dan de kleumige gebloemde floddertjes. In het najaar is het alweer even keurig en ook in den winter kunnen we het jurkje, dat van zeer soepele dunne wollen georgette gemaakt is, uitste kend doordragen. Onze overgangsjurk blijkt zóó, inplaats van een onpractisch en extra- Bij het decreteeren van de voorjaars mode verviel Vrouwe Mode wederom van het eene uiterste in het andere. Zeer zeker waar het de hoeden betreft. In tegenstelling met de ondeugende ba retmodellen, die gedurende de wintermaan den zoozeer in zwang waren, en diep over het rechteroog gedragen werden, hebben de nieuwe voorjaarsdopjes neiging ach ter over hellen. Sommigen hebben 'n op geslagen rand en laten het voorhoofd en in vele gevallen een gedeelte van het kap sel vrij. Deze dopjes zijn allercharmantst doch eerlijk gezegd alleen geschikt voor vrouwen en meisjes met een jong en frisch gezicht. Voor oudere dames zal een mo delletje met een smallen rand of iets met een dun voiletje stellig beter voldoen. vagant snufje, een aanwinst voor het heele jaar. Een andere modekleur is zachtblauw, en doordat deze lavendel-tint zoo licht en vroolijk is, hebben we aan zoo'n costuumpje meteen een heerlijke zomerjurk voor meer gekleede gelegenheden. Want onze over gangsjurk zal allicht lange mouwen hebben en effen staat altijd iets geposeerder dan gebloemd. Die kleurige bespikkelde en ge- patroonde dingetjes mogen ideaal zijn voor strand of hei in den vacantia tijd als we er menschen zóó mee door de stad zien loo pen, doen ze toch altijd een beetje non chalant aan. Dan is onze effen zachtblauwe jurk voor dat doel heel wat fijner en er zul len weinig dagen komen, dat we het er warm in hebben. We zijn zoo licht geneigd, te veel vast te houden aan óf winterstoffen óf zomerstof fen. En we vergeten, dat men altijd het meest heeft aan een stof die past bij het type van weer, dat in een bepaald klimaat nu eenmaal het meest voorkomt door het jaar. Ons klimaat nu brengt vele winter dagen die niet koud, en vele zomerdagen die niet warm zijn. 'n Jurk in gedekte tint, van een dunne wollen stof, die behaaglijk- warm zit en ons toch niet gauw doet „puf fen", en die bovendien niet kreukt, is voor alle omstandigheden, niet het minst voor de reis, in welk jaargetijde die ook valt, wel het ideaal. We zullen er dus nooit spijt van hebben, als we onze garderobe met een paar van zulke jurken verrijken. Want dat is het soort kleeding, die we eigenlijk nooit weghangen omdat het seizoen er voor af- geloopen is. Ze is in alle jaargetijden heer lijk om bij de hand te hebben. Dergelijke japonnen komen te kust en te këur voor, juist onder de overgangs-model- len. En wie ze er uit weet te pikken, die „doordraag-jurken", is zuinig inplaats van verkwistend! Want ze zijn een schat juist voor wie geen al te uitgebreide garderobe bezit. Een uitgesproken zomer- of winter jurk immers, hoe mooi en degelijk ze ook Een vroolijk avondtoilet mag zijn, moet toch steeds voor een half jaar als onbruikbaar terzij worden gelegd. Komt ze dan het volgend jaar weer voor den dag, dan is ze vaak, hoe solide de stof ook gebleken is, tóch niet meer dat. Ze is wat ouderwetsch geworden of heeft mis schien aan frischheid ingeboet. In elk geval, ze staat ons niet meer zoo aan. Weggebor gen kleeren vallen altijd tegen als men ze terugziet. Is echter een jurk, die ons bij zonder goed bevalt en die we steeds met genoegen aandoen, van het type dat het heele jaar door bruikbaar is, dan beleven we het pleizier, ze ook werkelijk te kunnen ex- ploiteeren, ze op te dragen vóór ze antiek wordt. Behalve de genoemde modetinten van dit voorjaar zijn voor zulke japonnen uitste kend: niet tè licht beige, zachtgrijs, licht, maar toch gedekt groen, middenblauw, dof rood, licht goudbruin. S. A. T. KNIPPATROON Benoodigd: 1.20 M. stof van 70 c.M. breedte of 60 c.M. stof van 100 c.M. breedte, 7 kleine knoopjes, 50 c.M. elastiek. Dit pakje kunt ge maken van tobralco, vlisco en andere goed waschbare stoffen. Het halsje en de armsgaatjes kunt ge afwerken met een schuin biesje naar den goeden kant, terwijl een gehaakt randje in een bijpassende tint ook heel aardig kan staan. Het pakje sluit op de schoudertjes en onderaan, wat vooral bij kleine kinder tjes het voordeel heeft, dat ge ze gemakke lijk kunt helpen. Bij warme zomerdagen kunt ge het zoo aantrekken, terwijl bij kou dere dagen een truitje er onderaan getrok ken kan worden. Ge teekent het patroontje op de aangegeven maten, waarna ge het op de vaste lijnen uitknipt. Hierna legt ge het patroon op de stof; bij de breede stof wor- MARQUERITü1 den de patroontjes naast elkaar wegge- De nieuwe mode heeft haar intrede gedaan. De modeshows zijn grooten- deels voorbij, de magazijnen hebben hun nieuwe collectie ontvangen; het wordt tijd, dat ook wij onze garderobe gaan her nieuwen. Wij zullen U weer iedere week hiermee een handje helpen. Deze week beginnen we met de bakvis- schen. Wij laten voor deze meisjes tusschen 15 en 18 jaar drie leuke modellen zien. No. 825 is zeer eenvoudig, maar keurig van lijn. Deze mantel wordt gemaakt van een goede kwaliteit stof. De vierkante kraag en de breede revers geven zooiets flinks en pittigs aan het figuur. De mouwen loopen naar onderen iets wijder uit. De sluiting bestaat uit één mooien knoop of een gesp. No. 827 is gemaakt van diagonaalstof, heeft ook groote revers en een sjaal en ceintuur van 'n lichtere kleur stof. De man tel heeft schuine zakken en de mouwen hebben een regenmantel-sluiting. Fig. 826 heeft schouderkleppen, die op den rug doorloopen en hier in het midden ge spleten zijn. Voor- en achterpand zijn op gestikt. De mouwen hebben onder den el leboog een kleinen ballon en het kraagje staat van achteren een beetje op. Deze meer gekleede mantel is gemaakt van 'n modem grof weefsel, dat poreus is, dus uitstekend geschikt is voor zomerkleeding. POLA „Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo dellen, die aan het mode-album „Zomerpracht" ontleend zijn, kunnen bij het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1, Haarlem, patronen be steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasjes en kin- derkleeding. Voor toezending per post 1 0 ets. éxtra. Het fraai uitgevoer de album zelf, 1 60 modellen bevattend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar." knipt, alles met één c.M. naad, uitgezonderd de beide schoudertjes met 2 c.M. Wanneer alles geknipt is, worden de zij naadjes van onder- en bovenstuk met een platten naad verbonden. Hierna wordt het broekje bo venaan ingerimpeld en passend op het bo venstuk gemaakt. De rafels neemt ge naar den verkeerden kant en werkt ze af met een smal biesje. Tegen de schoudertjes zet ge 'n recht stukje, dat ge 9 c.M. lang en 4 c.M. breed knipt, en dat aan- en op den ver keerden kant opgestikt wordt. Het halsje en de armsgaatjes werkt ge af met een schuin biesje, dat ge 3 c.M. breed knipt en dan aan- en op den goeden kant opgestikt wordt. Onderaan den voorkant wordt voor de knoopsgaatjes een stukje aan den ver keerden kant tegengestikt, dat 14 c.M. lang en 4 c.M. breed is geknipt. Aan den achter kant wordt voor het onderslagje in den aangegeven vorm ook een stukje tegenge stikt. Het pijpje wordt dan afgewerkt óf met een biesje óf met een smal zoompje, terwijl hierdoor later het elastiek wordt ge haald. De knoopsgaatjes worden ingemaakt op de aangegeven plaatsen en mogen vooral niet te groot zijn, DINT' UIT DE KEUKEN Gevulde eieren kan men op allerlei ma nieren klaar maken, en men kan allerlei kleine restjes van vleesch, ham, zalm, kreeft enz. productief maken door ze bij het vulsel voor de eieren te ver werken. Om te beginnen worden de eieren hard gekookt, in ongeveer 10 minuten, waarna men ze in koud water legt en netjes pelt. Ze worden dan, ofwel in de lengte, ofwel dwars door midden gesneden, de dooiers worden er voorzichtig uitgehaald, fijnge maakt en vermengd met peper en zout en met het een of andere smaakje. Men kan daarvoor enkel een beetje fijngemaakte sla nemen met mayonnaise, of wat fijn gehakte peterselie met een stukje boter. Heeft men 'n restje zalm of kreeft of gar nalen, dan roert men dat, met wat mayon naise, door de fijn gewreven dooiers en vult dan de eiwitten weer met dit mengsel, dat men op smaak afmaakt met peper en zout, nootmuscaat en, zoo men wil, wat Maggi's aroma. Ook restjes vleesch of ham, fijngehakt, kunnen uitstekend voor vulling dienen. Gevulde eieren met vleesch. Een uitste kend recept hiervoor is het onderstaande, waarvoor men bij 6 hard gekookte eieren noodig heeft: Vt ons kalfsvleesch en I ons ossevleesch of ossetong, y2 ons bloem, 10 gram boter en lA d.L. bouillon of melk. Van boter, bloem en melk of bouillon maakt men, op de gewone manier, 'n saus je. Men roert daar de fijngehakte vleesch- resten doorheen, de fijngewreven eier dooiers en zout, peper en noot naar smaak. Men maakt het geheel nog smakelijker als men er 'n stuk of 10 klein gesneden cham pignons bijvoegt. Met deze massa vult men dan, goed warm, de eihelften, die men op een verwarmden schotel plaatst. - Men kan ze opdienen bij rijst of maca roni voor het middagmaal, ofwel als lunch- schoteL Omelette met aardappelen. Men heeft er 4 eieren voor noodig, 1 grooten aardappel, peper en zout, wat geraspte kaas en boter. De 4 eieren worden, met peper en zout en 2 lepels water flink geklutst. De aardappel wordt geschild en in zéér kleine dobbel steentjes gesneden. Die aardappelstukjes braadt men met heete boter vlug lichtbruin. Dan laat men in de koekenpan voldoende boter voor de omelette smelten zonder dat ze bruin wordt. Men laat dan de geklutste eieren erin glijden, strooit de aardappel stukjes erover heen en bedekt het geheel met een laagje geraspte kaas. Op 'n klein vuurtje laat men de omelette langzaam bruin bakken aan één kant, slaat ze dan dubbel en dient ze op, op 'n verwarmden schotel. Aardappelkoek. Bij kg. gekookte aard appelen heeft men noodig: 6 eieren, 1 ons geraspte kaas, 2 afgestreken eetlepels bloem, 3 afgestreken eètlepels boter, 2 theelepels Maggi's aroma, 1 uitje, peper en zout. De aardappelen worden in dunne plakjes gesneden en het uitje fijn gesnipperd. In 2/3 van de boter laat men beide dan zacht jes lichtbruin bakken. Intusschen klopt men de eieren, mengt er de met 'n weinig ei aangemaakte bloem door, de geraspte kaas, Maggi en zout en peper naar smaak. Men giet dit mengsel over de gebakken aardappelen, bakt den koek aan den on derkant mooi bruin, keert hem om en bakt hem, met de rest van de boter, ook aan den anderen kant. Deze omelette, die men op een verwarm den schotel opdient, smaakt uitstekend bij sla, spinazie of boontjes. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL Een snoezig voorjaarsjaponnetje met lange mouwen en hoog aan den hals, van voren met knoopen gesloten. Wanneer men zóó breit, dat er, uitge streken, 7 st. komen op 2 A c.M., dan wordt bij het onderstaand op gegeven aantal steken de wijdte onder de armen'85 c.M. Men kan dus zelf nagaan hoeveel men moet opzetten voor de ge- wenschte maat. De rug. 108 st. opzetten en 7 c.M. 1 r. 1 aver, breien voor een boord, Dan begint men aan het patroon, dat uit 2 toeren be staat. Ie toer: 4 r. Verder telkens: 1 aver. 9 r. tot de laatste 4 st. Dan 1 aver., 4 r. 2e toer: aver. Men blijft in patroon breien, doch meer dert 1 st. aan beide kanten van de naald, in eiken 8sten toer tot men 120 st. heeft. Als het werk ongeveer 30 c.M. lang is, be gint men aan de armsgaten. Aan het be gin van de eerstvolgende 2 naalden kant men daarvoor 6 st. af. Verder breit men nog 2 st. samen, aan het begin en aan het einde van de eerstvolgende 8 toeren en breit dan recht door tot het werk 45 cM. lang is. Voor de schouders kant men, aan het be gin van de eerstvolgende 8 toeren, 7 st. af. Dan kant men ook de middelste st. af. Rechter voorpand 64 st. opzetten en 8 toeren 1 r. 1 aver, breien. Dan maakt men het eerste knoopsgat aldus: 4 st. breien, 3 st. afkanten. Verder de naald uitbreien. In den daaropvolgenden toer zet men boven de afgekante st. weer 3 st. bij op. Dit vormt het eerste knoopsgat. Men blijft 1 r. 1 aver, breien tot de boord even hoog is als bij den rug. Dan begint men aan het patroon. De 12 st. aan den knoopsgatenkant blijft men echter 1 r. 1 aver, breien voor 'n randje. Men breit daarin een knoopsgat om de 6 èi 7 c.M. en aan den kant van het armsgat meerdert men, in eiken 8sten toer, 1 st. tot men 6 keer gemeerderd heeft en breit dan recht door tot aan het armsgat. Voor het armsgat kant men 6 st. af en mindert d»"" nog 8 keer 1 st. Dan breit men recht r tot het werk ongeveer 39 c.M. lang is en men 6 knoopsgaten heeft gemaakt. Dan begint men aan den knoopsgatenkant met de halsopening aldus: De 12 steken van het randje afkanten. Verder in patroon de naald uitbreien. Nu breit men, in eiken toer, aan den kant van den hals, 2 st. samen tot er nog 28 st over blijven. Men breit dan recht door, in pa troon, tot het werk 45 c.M. lang is. Voor den schouder kant men nu, aan den kant van het armsgat, 7 st. af aan het begin van elke naald, tot alle st. zijn afgekant. Het linker voorpand wordt op dezelfde wijze gebreid, doch zonder knoopsgaten. Men breit de 12 st. 1 r. 1 aver, in de recht- sche toeren nu niet aan het begin maar aan het einde van de naald, enz. De mouwen. 56 st. opzetten en 7K c.M. 1 r. 1 aver, breien voor de manchet. Verder breit men in patroon, beginnende met 3 r Verder 1 aver., 9 r. En aan het einde van de naald: 1 aver., 2 r. In eiken 8sten toer meerdert men, aan weerskanten van de naald 1 st., tot men 84 st. op de naald heeft. Verder breit men recht door in pa troon, tot de mouwen ongeveer 45 cM. lang zijn. Dan breit men, aan het begin en aan het einde van de naald 2 st. samen tot men nog 28 st. in het midden overhoudt, die hem afkant. Opstaande boord. 16 st. opzetten en 1 r. 1 aver, breien tot men 40 cM. heeft. Dan breit men 1 knoopsgat aldus: 6 st. breien, 4 st. afkanten, 6 st. breien. In den volgen den toer boven de afgekante st. weer 4 st. bij opzetten. Dan breit men nog ongeveer 1 a 1M c.M. 1 r. 1 aver, en kant den boord af. Men strijkt dan het breiwerk onder een vochtigen doek, naait de schoudemaden dicht, de mouwen in en de zijnaden en mouwnaden dicht. Dan naait men t boord je op, met 't knoopsgat aan den knoops gatenkant, waarbij men den boord zoo noo dig even uitrekt. Tot slot de knoopen aan naaien. DORA Wanneer U in 't bezit bent van een kleine slaapkamer met erker, kunt U de erkerruimte benutten voor 'n toilettafel. Het is een uitnemend plekje voor een toilettafel, daar het licht goed op het gelaat valt. U kiest daar gordijntjes tot aan de ven sterbank, meeloopend met den erker; van boven een val voor afwerking. In de erkerruimte komt precies passend een blad, rustend op consoles, achter en opzij bevestigd tegen den wand. Onder dit blad, op dezelfde manier als 'n tafellade, komen twee ondiepe laden om verschillende benoodigdheden in te doen. De open ruimte van voren is afgeschut met stof in een zelfde patroon als de gordijnen. Deze ruimte kan benut worden voor het opbergen van allerlei voorwerpen. Voor een kleine ruimte is het opklapta- feltje de aangewezen oplossing. Het half cirkelvormige blad wordt scharnierend ge maakt aan een reep hout van 3 c.M., pre cies op de helft. Onder den halven cirkel is een kwart cirkel aangebracht, welke even eens scharnierend zit aan een reep hout. vertikaal geplaatst tegen den muur. U ge bruikt piano-scharnieren, een lange strook scharnieren aaneen. Wanneer U het boven blad oplicht, den kwart cirkel van den muur afdraait naar voren, dan sluit deze precies tusschen de smalle latjes hout (zie fig. A) geplaatst in het midden aan den onderkant van het bovenblad. Men krijgt aldus "n ste vig verband. Een klein vouwstoeltje kan men gebrui ken voor de slaapkamer, wanneer het met een extra hoesje van cretonne wordt over trokken en het houtwerk een lakverfje krijgt. Onderaan ziet U het soort vouwstoeltje, dat reeds voor 85 ct. verkrijgbaar is. Ze zijn van tamelijk glad hout, doch U kunt ze nog een beetje schuren met schuurpapier. Daarna krijgen ze een grondverfje en wor den ten slotte gelakt. Op een kleine slaapkamer zal zoo'n rood gelakt stoeltje met een hoes en zitting van wit gebloemd cretonne zeer vriendelijk aan doen; ook de kleuren geel, blauw, groen of oranje kunnen in aanmerking komen. Voor de badkamer kunt U een gelakt rood of blauw stoeltje, met een hoes en kussen van badstof maken. De hoes, welke over den rug wordt ge schoven, is opgevuld met wol of kapok. ANEMOON V m HAAK HHJIHSHOHJDMCi iiiii ^VVWWVWWVVWWWWWWVWWVVWWVWWAWWIMWWA

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7