de Inktvisch
Engeïands merkwaardig overschot
VRIJDAG 6 APRIL 1934
WAT GEBEURT MET
T SURPLUS?
Belastingverlaging of
loonpeilherstel
Raming en opbrengst
P.T.T.
Onderwijs aan Duitsche
scholen
Dreigend conflict in het
loodgietersbedrijf
Nieuwe Staatsleening
»Het gunstige financieele resultaat
is een gevolg van de door alle
lagen des volks ge~
brachte offers
NA DE PAASCHVACANT1E
EEN „BIJZONDERE ZAAK"
Pseudo-ambtenaar aan het werk
De cijfers over Februari
Beantwoordt het aan letter en
geest van onze wetgeving?
Broeders der Onbevlekte Ont
vangenis
Pastoor F. E. J. Peeters *j*
De eerste schooldag wordt alreeds goed begonnen
Naar een oplossing?
DRONKEN ONDERZEEBOOT
Steiger te Den Helder geramd
INVOER VAN TAPIJTEN
Geen wijziging der consenten
DE TENTOONSTELLING TE
BRUSSEL
Zal Nederland er toch aan
deelnemen?
OOK EEN UITNOODIGING
„Komt u eens bij mij ruiken"
HET SPELLINGVRAAGSTUK
Nog niet in den ministerraad
behandeld
DE STRIJD OM HET WERELD
KAMPIOENSCHAP
Een prachtige tweede partij
DOOR PETER BARON
(Van onzen Londenschen correspondent)
Het „financieele jaar" eindigt voor En
geland op 31 Maart. Den volgenden mor
gen reeds publiceeren alle kranten de
balans over de afgeloopen twaalf maanden, en
ofschoon men dan uit den laatsten weekstaat
reeds in hoofdzaak het eindresultaat heeft
kunnen afleiden, wordt toch het officieele en
concrete balanscijfer een batig of een nadeelig
saldo met algemeene en groote belangstel
ling tegemoet gezien.
Een jaar geleden schatte Mr. Chamberlain
het surplus voor 1933—'34 op 1.921.000 pd. st.
Deze raming werd met giroote voldoening
begroet, want over het voorafgaande jaar was
er een deficit geweest van 32.278.989 pd. st.
Voldeden de volgende twaalf maanden aan de
verwachtingen van den Kanselier der Schat
kist, dan zou dus eindelijk de nationale balans
hersteld, ja, er zou zelfs een saldo van ongeveer
één-en-een-kwart millioen zijn.
Maar de verwachtingen zijn ver overtroffen
geworden, want het surplus bedraagt 31.147.860
pd. st. Wij laten de totalen der inkomsten en
der uitgaven, naast die der ramingen in het
vorige budget, volgen:
Bedragen Ramingen
Inkomsten 724.567.149 pd. st. 698.777.000 pd. st.
Uitgaven 693.419.289 pd. st. 697.486.000 pd. st.
Surplus 31.147.860 pd. st. 1.291.000 pd. st.
Opgemerkt moet worden dat de begrooting
niet voorzag in betalingen ten behoeve van het
amortisatiefonds, noch in de nominale oorlogs
schuldbetalingen, welke in het afgelcopen be
lastingjaar geschied zijn. Te zamen hebben zij
11.054.260 pd. st. bedragen, zoodat het eigenlijke
surplus, vergeleken bij de ramingen 42.202.120
pd. st. beloopt.
Het zou ons te ver voeren indien wij deze
cijfers aan uitvoerige beschouwingen gingen
onderwerpen. Wij kunnen ons vergenoegen met
op te merken dat zij het resultaat zijn van een
radicale besnoeiing der uitgaven sinds 1931, van
verbetering in den commercieelen toestand, maar
vooral ook van de groote persoonlijke offers,
welke alle burgers zich hebben moeten getroos
ten, en waarvan wij mogen constateeren dat zij
gebracht zijn met een blijmoedigheid waardoor
een treffender getuigenis van ware vaderlands
liefde afgelegd wordt dan door het oorverdoo-
vende nationalistische gebral, waarop sommige
andere volken het menschdom nu en dan ont
halen.
Mr. Alexander, Eerste Lord der Admiraliteit
In het Labour-kabinet, en het hoofd der coö
peratieve beweging, een man, wiens invloed
meer dan die van één zijner collega's in de
socialistische regeering bijgedragen heeft tot het
dolzinnig opvoeren der uitgaven, heeft een spij
tige kritiek uitgeoefend op de financieele re
sultaten, door het Nationale Kabinet bereikt,
en hierbij o.a. de opmerking gemaakt dat die
resultaten slechts hieraan te danken zijn dat
aan Amerika alleen maar nominale bedragen
uitbetaald zijn geworden. In vorige jaren werd
de nationale rekening zwaar gedrukt door de
afbetaling der oorlogsschuld. Dit is slechts
schijnbaar juist. Afgezien van het Hoover-mo
ratorium had Engeland vóór de Nationale re
geering aan het bewind kwam en zelfs nog
daarna ongetwijfeld eenige milliarden per
jaar uit te geven voor zijn schuld aan Amerika,
maar hiertegenover stond dat het een ongeveer
gelijk bedrag inde van Duitschland eenerzijds
en zijn voormalige bondgenooten anderzijds.
Daar de overeenkomsten van Lausanne nog
steeds niet geratificeerd zijn, toestaat de Duit-
sche reparatie-schuld theoretisch nog steeds;
hetzelfde geldt van de oorlogsschulden van
Frankrijk en andere landen aan Groot-Brittan-
nië, en zelfs in nog sterker mate. Zoolang het
ooriogsschuldenprcbleem niet definitief geregeld
is, ontvangt Engeland niets van zijn Europee-
sche debiteuren, maar het betaalt ook niets
behalve nominale bedragen aan zijn Ameri-
kaanschen crediteur. Het eene weegt tegen het
andere op, en de door Mr. Alexander uitge
oefende kritiek raakt dus kant noch wal.
Men houdt zich evenwel veel minder bezig
met het bespreken van de vraag hoe de
resultaten over het afgeloopen jaar ver
kregen werden en welke waarde aan de cijfers
moet toegekend worden, dan met die wat de
kanselier der schatkist met het surplus doen zal.
Want dit is niet alleen een kwestie, welke
het volk collectief interesseert. Milliosnen heb
ben er direct en iedereen heeft er indirect be
lang bij.
De opmerking is wel eens gemaakt dat, van
het standpunt van „hoofdbreken" bezien, een
surplus voor een minister van financiën en
diens collega's een bijna even kritiek probleem
kan zijn als een deficit. Onder zeer normale
omstandigheden wordt een saldo automatisch
gebruikt voor delging der Nationale Schuld,
maar aangezien de omstandigheden allesbehalve
normaal zijn, kan hiervan in geen geval sprake
zijn.
Vandaag over veertien dagen dient de kan
selier zijn begrooting in, en dan zullen wij ook
weten hoe hij het deficit denkt aan te wenden,
maar ondertusschen loopt men algemeen op
zijn plannen vooruit een vrij onbegonnen
werk, want er zijn zeker wel een dozijn manie
ren, waarop de milliarden aangenaam en nut
tig besteed kunnen worden.
Wij beoogen dan ook niets anders dan be
langstellenden een weinig te ,,orl6nteeren". De
omstandigheden zeiden wij zijn verre van
normaal. Waarom? Omdat het surplus grooten-
deels te danken is aan bezuinigingen, die niet
het tegenovergestelde waren van verkwistingen,
en dus op zichzelf heilzaam waren, doch die
slechts konden worden doorgevoerd tot den
Cl«iïCir""ïvXL> "VtiSVGv-offprc von rlo -vxrxx.
andere staten en volkeren. Het heeft ook zijn
intellectueele en politieke problemen, maar het
zal deze zelf oplossen binnen het kader vat
de Tsjecho-Slowaaksche republiek."
„Het Slowaaksche volk verlangt niet term
te keeren tot Hongarije, en benijdt niet het
lot der Slowaken, die op den dag van vandaag
nog in dat land worden verdrukt en uit na
tionaal oogpunt daar tot ondergang gedoemd
blijven." „Wij willen in vrede leven met al
onze buren, zelfs met de Hongaren, maar wij
bullen ons nooit verzoenen met een politiek,
elke 4e. Tsjecho-Slowaaksche republiek _wil
lastingen;
2o. verlaging van jaarwedden en loonen;
3o. verlaging der werkloozen-uitkeeringen.
Het surplus is groot genoeg om alle directe
belastingen terug te brengen tot het peil van
1931. De 6 d. per pond (2yt proc.), welke Mr.
Snowden op de inkomstenbelasting legde, was
voor de heele bevolking een zware last. 't Was
een ,,crisis"-verhooging. Nu de crisis, blijkens
de officieele gegevens, voorbij is, zou het dus
billijk zijn indien ook dit offer niet meer ver
langd werd. Hiermede zou 20.000.000 pd. st.
gemoeid zijn. Het terugbrengen van de belas
tingvrijstellingen tot het niveau van 1931 zou
18.000,000 pd. st. kosten.
Beide maatregelen zouden ten goede komen
aan de gemeenschap, aangezien de koopkracht
er door verhoogd en het concurrentie-vermcgen
der industrie tegenover het buitenland er door
versterkt zou worden.
Maar het zou even billijk, zoo niet nog billij
ker zijn, indien de loonsverlagingen ingetrokken
werden. Hiermede is een bedrag van 11.500.000
pd. st. gemoeid; er zou dus nog heel wat over
blijven om concessies in andere richtingen te
doen. Ten gunste van het herstel der rijksloo-
nen wordt aangevoerd dat, terwijl door de be-
lastingverhoogingen iedereen getroffen werd, al
leen de Rijksbeambten leden onder de salaris
bezuinigingen, en bovendien de hoogere belas
tingen mcesten opbrengen. Dit evenwel is meer
een schijnbare dan een reëele waarheid, aange
zien ook de meeste gemeentelijke overheden en
particuliere werkgevers de salarissen en loonen
sinds 1931 verlaagd hebben.
Hiertegenover stelt men weer dat het Rijk,
door de loonen te herstellen, een voorbeeld zal
geven dat in breede kringen navolging zal vin
den.
Misschien! Misschien ook niet!
Intrekking van de korting van 10 proc. op
werkloozen-uitkeeringen zou de schatkist op
4.000,000 pd. st., verhooging van de uitkeering
per kind in een werkloos gezin zou haar op
1.000.000 pd. st. te staan komen. Het totaal be
drag is niet zoo groot dat er ook in andere
richtingen niet veel met 't surplus gedaan zou
kunnen worden, en vooral nu een ieder ver
wacht dat de werkloosheid zal blijven afnemen
en dus ook het totaal der uitkeeringen
zal de minister zonder gevaar de werkloozen ter
wille kunnen zijn. De mogelijkheid dat hij het
surplus gebruiken zal tot delging van de schuld
van het Werkloozenfonds is echter geenszins uit
gesloten.
Men beschouwe het bovenstaande niet als een
ook maar eenigszins volledige verhandeling. Het
is integendeel niets anders dan een poging den
lezer een heel klein beetje te oriënteeren.
ment. Alle desbetreffende mededeelingen zijn
dus gelogen. Men wenscht op het Departement
zelfs niets met hem te maken te hebben, zoo
dat blijkbaar de genoemde De Vries er in slaagt,
de door hem afgesloten contracten via derden
hun bestemming te doen bereiken.
Door het Departement ter verantwoording
geroepen, ontkende de genoemde De Vries de
waarheid van de klacht, zoodat de klager zich
daardoor verplicht ziet deze minderwaardige
practijken bekend te maken."
De heer dr. ir. M. L. van der Schaaff, oc
trooigemachtigde, schrijft het volgende:
„Reeds geruimen tijd tracht iemand, die zich
telefonisch aandient als „De Vries, ambtenaar
ter Generale Thesaurie van het Departement
van Financiën", zich in te dringen bij de lei
ders van kantoren en bedrijven, met het ver
zoek om een persoonlijk onderhoud met dien
leider over een „bijzondere zaak".
Na een tamelijk tijdroovende gewichtig schij
nende inleiding blijkt de bezoeker dan slechts
te komen voor het afsluiten van een contract
voor een advertentie in een of andera Rijks
uitgave.
Gewezen op het onbehoorlijke van deze ma
nier van doen, verklaart hij dan, dat zijn offi
cieele titel nu eenmaal is „ambtenaar voor bij
zondere zaken", zoodat voor hem dan ook een
advertentiecontract een bijzondere zaak is, en
hij spreekt verder over zijn „onmiddellijken chef"
wiens goedkeuring dit optreden zou hebben,
over de groote onmiskenbare voordeelen, die
door zijn werk voor 's Rijks schatkist zouden
zijn ontstaan, enz.
Uit een correspondentie en een bespreking
met het genoemde Departement is echter ge
bleken, dat deze man niet bij het Departement
van Financiën in eenige functie werkzaam is
en dus in het geheel niet het recht heeft zich
aan te dienen als ambtenaar bij dat Departe-
De diensten der P. T. en T. hebben over de
maand Februari 1934 opgebracht:
Posterijen 2.839.465 36.565 meer dan vo
rig jaar en 54.765 meer dan de begrooting).
Telegrafie 345.767 15.100 meer dan vorig
jaar en 60.267 meer dan de begrooting).
Telefonie 1.952.622 98.856 meer dan vorig
jaar en 131.622 meer dan de begrooting).
Postcheque- en girodienst 608.353 42.710
meer dan vorig jaar en 53.533 meer dan de
begrooting)
Totaal 5.746.387 193.261 meer dan vorig
jaar en 300.187 meer dan de begrooting).
Voor de eerste twee maanden van het jaar
tezamen bedroeg de opbrengst:
Posterijen: 5.856.234 147.691 meer dan
vorig jaar en 151.034 meer dan de begrooting).
Telegrafie 727.134 56.999 meer dan vorig
jaar en 130.434 meer dan de begrooting).
Telefonie 3.927.587 136.627 meer dan vo
rig jaar en 217.187 meer dan de begrooting).
Postcheque- en girodienst 1.096.275 105 096
meer dan vorig jaar en 74.675 meer dan de
begrooting).
Totaal 11.607.230 446.413 meer dan vo
rig jaar en 573.330 meer dan de begrooting).
i
Op de vragen van het soc.-dem. Eerste Ka
merlid Polak in verband met hetgeen voorkomt
in het jaarverslag-1933 van de Deutsche Schul-
verein te Amsterdam met betrekking tot de
richting van het onderwijs aan deze instelling,
heeft minister Merchant geantwoord, dat hem
uit een bericht in de pers is bekend geworden,
dat in het jaarverslag 1933 van de Deutsche
Schulverein te Amsterdam de bedoelde passage
moet voorkomen.
De minister vermoedt, dat onder de woorden:
die Kinder im Sinne des neuen Deutschlands
zu erziehen" iets anders is te verstaan dan de
Nederlandsche wet verstaat onder het doel van
het onderwijs in Nederland.
De school van de Deutsche Schulverein te
Amsterdam geniet uit de openbare kassen sub
sidie krachtens de bepalingen der Lager-onder-
wijswet 1920. Zij werd geacht onder de toe
passing van artikel 207 dier wet te vallen en
staat dientengevolge, mits voldoende aan de
voorschriften, bedoeld in artikel 88, in dit op
zicht met elke andere bijzondere lagere school
gelijk.
De minister acht niet toelaatbaar, dat over
heidsgelden worden besteed voor onderwijs, dat
niet ten volle beantwoordt aan letter en geest
van de Nederlandsche wetgeving.
De vraag, in hoeverre dit hier het geval is,
is in onderzoek.
Reeds eenlgen tijd geleden heeft hij aan het
Rijksschooltoezicht opdracht gegeven hem ten
aanzien van de hier te lande gevestigde z.g.
Duitsche scholen verschillende gegevens te ver
strekken, teneinde te kunnen vaststellen of het
onderwijs, aan deze scholen gegeven, beant
woordt aan letter en geest van de Nederland
sche wetgeving. Aan de hand van de te ont
vangen ambtsrapporten zal de minister over
wegen, of de bestaande toestand kan blijven
bestendigd.
In het Moederhuis „De Beyart" te Maastricht
had de verkiezing plaats van het nieuwe hoofd
bestuur.
In de plaats van den aftredenden Alg. Over
ste, Broeder Mathias, werd als zoodanig ge
kozen Broeder Christinus, tot nu toe alg. Over
ste in Den Haag (Westeinde).
Als Raadsbroeders werden gekozen: Br. Ed-
gard, Br. Accatius, Br. Erhardus en Br. Arca-
dius. Tot secretaris: Br. Fernandez. Tot Eco
noom: Br. Alexius.
Gisternamiddag is op 59-jarigen leeftijd in
het St. Canisius-ziekenhuis te Nijmegen over
leden de Z.E. heer F. E. J. Peeters, pastoor der
St. Dionysiuskerk te Heyen bij Gennep. Hij
was er sinds 5 jaar pastoor en werd in 1903
priester gewijd.
Donderdagmorgen had op het departement
van Sociale Zaken een conferentie plaats van
den Rijksbemiddelaar, mr. de Vries, met de
werknemers en werkgevers in het loodgieters-
bedrijf.
Na breedvoerige onderhandelingen heeft de
Rijksbemiddelaar het voorstel gedaan, dat de
loonen verminderd zullen worden met de helft
van het verschil tusschen de thans geldende
loonen en die van het collectief contract voor
de bouwvakken. Dit komt over het algemeen
neer op loonsverlaging van 2 cent per uur, in
enkele gemeenten zal dit 3 of 4 cent bedragen.
Verder heeft de Rijksbemiddelaar voorgesteld,
dat de overige eischen door beide patroons
bonden oorspronkelijk gesteld, worden terug
genomen en dat het thans geldende loon voor
het laatst zal worden uitbetaald op Zaterdag
14 April.
De organisatiebestuurders hebben op zich ge
nomen om deze voorstellen in hun organisaties
te verdedigen. Dat de loodgieters een eenigs
zins hooger uurloon zullen ontvangen dan de
bouwvakarbeiders, kan gemotiveerd worden
door het gemis over het algemeen van tarief-
werk bij de loodgieters, terwijl dat bij de bouw
vakarbeiders veel vaker voorkomt. Desgewenscht
wordt er van de zijde van de werknemersorga
nisaties geen bezwaar tegen gemaakt, dat voor
Limburg en Noord-Brabant een afzonderlijk
collectief contract wordt gesloten.
Donderdagmiddag omstreeks half vier is de
onderzeeboot K XVII, commandant luitenant
ter zee eerste klasse A. H. I. Kramers, toen zij
van een tocht op de reede in de haven van
Den Helder terugkeerde, in volle vaart op den
steiger van de Texelsche stoomboot geloopen.
Deze steiger werd vrijwel geheel vernield en
omhoog gedrukt.
Een vrachtauto, die op dezen steiger stond,
werd eveneens omhoog gedrukt, doch kon nog
in veiligheid worden gebracht. De onderzeeboot
kon niet op eigen kracht wegvaren. De sleep
boot „Drente" van het bureau Weismuller,
welke ter hulp werd geroepen, slaagde er in de
onderzeeboot vlot te krijgen. De boot van Texel
zal voorloopig niet bij den steiger kunnen aan
leggen. Dit veroorzaakt o.m. veel ongerief voor
de auto's, die voor Texel bestemd zijn. De
oorzaak van het ongeval moet te wijten zijn
aan een defect aan het roer van de K XVII.
Op de vragen van mejuffrouw Katz betref
fende het nemen van maatregelen van Regee-
ringswege tot het doen wijzigen of vervallen
van de te verleenen consenten aan importeurs
van tapijten, die een invoerconsent hebben
verkregen, gebaseerd op den grooten verkoop
op veilingen in de jaren 1930-1931, heeft Mi
nister Verschuur geantwoord, dat, zooals reeds
eerder werd opgemerkt, aan de importeurs van
gecontingeerde artikelen invoervergunningen
worden verleend naar rato van het door hen
gedurende het gestelde basis-tijdvak geïmpor
teerde.
Als basis voor te verleenen invoervergunningen
geldt dusslechts de vroegere invoer hier te
lande, niet de omzet. Waar deze regeling niets
anders beoogt dan hetgeen ten aanzien van den
invoer van eenig gecontingenteerd artikel in
het algemeen wordt geregeld, kan de Minister
daarin op zich zelf geen onbillijkheid zien.
De Minister kan niet inzien, dat een wijzi
ging der betrokken bepalingen, waarbij hij over
de bevoegdheid zou beschikken vergunningen
geheel of gedeeltelijk te weigeren, hem in de
gelegenheid zou stellen de billijkheid te bevor
deren.
Het zal in vele gevallen niet de importeur
zijn geweest, die zich aan de gewraakte prak
tijken heeft schuldig gemaakt. Verder zal het
ondoenlijk zijn uit te maken, welk gedeelte van
de ingevoerde tapijten op de gewraakte wijze
verhandeld is. Bovendien ziet de Minister niet,
op welke wijze hij de aldus eventueel vrijgeko
men invoervergunningen billijk over andere
importeurs zou moeten verdeelen naar rato van
de door hen ten gevolge van meergemelde prak
tijken ondervonden nadeelen.
Eenigen tijd geleden heeft de Nederlandsche
regeering aan den commissaris-generaal van de
internationale tentoonstelling, welke in 1935 te
Brussel zal worden gehouden, laten weien, dat
Nederland om financieele redenen niet officieel
aan de tentoonstelling zou kunnen deelnemen.
Deze mededeeling heeft in officieele Belgische
kringen teleurstelling gewekt, vooral omdat de
betrekkingen tusschen beide landen van den
meest vriendschappelijken aard zijn.
Van Belgische zijde zijn daarom stappen ge
daan om de Nederlandsche regeering te bewegen
op haar besluit terug te komen en naar „De Te
legraaf" verneemt, hebben deze pogingen succes
gehad.. Nederland zal een paviljoen op de ten
toonstelling krijgen en de regeering onderzoekt
op het oogenblik op welke wijze zü haar be-
beslissing zal kunnen herzien.
De eerste steenlegging voor het tentoonstel
lingsgebouw zal op 23 April plaats vinden door
koning Leopold, die bij die gelegenheid een
rede zal uitspreken, evenals burgemeester Max,
voorzitter van het uitvoerend comité, en graaf
Van den Burgh, commissaris-generaal van de
regeering.
Een raadslid van een der randgemeenten van
Den Haag, dat al eenige vergeefsche pogingen
heeft aangewend om een hinderlijke, stank-
verspreidende sloot gerioleerd en gedempt te
krijgen, verzond dezer dagen, zoo vertelt „De
Maasbode", de volgende uitnoodiging:
„Ondergeteekende noodigt Burgemeester, se
cretaris, wethouders, hoofdambtenaren en
raadsleden der gemeente beleefd uit één dezer
dagen bij hem de thee te komen gebruiken.
Deze zal dan, bij gunstig weer, geserveerd wor
den in den voortuin, zoodat men niet alleen
genieten kan van de frissche buitenlucht, maar
ook van het aroma van het open riool, dat een
sieraad is voor onze gemeente en een „bron"
van vreugd voor de bewoners."
Naar „De Volkskrant" uit de beste bron
verneemt, is het bericht, volgens hetwelk de
ministerraad het voorstel van Minister Mar-
chant tot vereenvoudiging der spelling zou heb
ben afgewezen, uit de lucht gegrepen. Het voor
stel is zelfs nog niet in den ministerraad be„
handeld.
Blijkens een bericht in het Amsterdamsch
Effectenblad van 4 April j.l. zou het prospectus
van de 4 pCt. Nederlandsche Staatsleening 1934
aanleiding geven tot de opvatting, dat het pu.
bliek zijn inschryvingsbiljetten op die Staats
leening rechtstreeks moet inzenden bij het
Agentschap van het Ministerie van Financiën
of bij de bijbank of de agentschappen van de
Nederlandsche Bank.
Ter voorkoming van misverstand zij er ten
overvloede op gewezen, dat dit uiteraard niet
de bedoeling is, daar gelijk reeds uit de
provisiebepaling blijkt het een ieder vrij
staat desgewenscht gebruik te maken van de
tusschenkomst van zijn bankier of commis-
sionnair in effecten, zooals ook bij vorige
Staatsleeningen steeds het geval is geweest.
De tweede partij, waarin Aljechin de witte
stukken voerde, leverde den wereldkampioen
een schitterende overwinning op, welke mis
schien van grooten invloed zal zijn op het eind
resultaat. Het is immers reeds bij tal van wed
strijden gebleken, dat Bogoljubow's „moreel*
ten sterkste afhankelijk is van zijn start en
en deze is op het oogenblik stellig niet geluk
kig geweest. In de eerste partij komt hij schijn
baar op winst te staan, doch op het laatste
nippertje kruipt Aljechin nog door de mazen
van het net, in de tweede kiest Boggie, zooals
we direct zullen zien, met zwart een zeer gun
stig bekend staande variant, doch vindt zijn
tegenstander een nieuwe voortzetting, welke
wit overwegend spel geeft. Wij achten de kan
sen van Aljechin dan ook aanmerkelijk geste
gen.
De tweede partij werd door Aljechin gespeeld
met 1. d4, waar Bogoljubow de Meranerverde-
diging tegenover zette. Op den 13den zet speelde
wit zeer sterk zijn a-pion op, vermoedelijk een
verbetering van de bestaande theorie. De zwarte
damevleugel werd nu zwak, de zwarte toren
moest naar het ongunstige veld a7, wit bezette
de c-lijn en kon een tegenactie van zwart ge
makkelijk afslaan, zoodat Boggie op den
37sten zet moest capituleeren.
Wit Aljechin, zwart Bogoljubow
Meranerverdediging
1. d2_4d Pg8—f6, 2. c2_c4 c7—c6, 3. Pbl_
c3 d7d5, 4. e2e3 e7—e6, 5. Lfl—d3 Pb8
d7, 6. Pglf3 d5Xc4, 7. Ld3xc4 b7—b5, 8. Lc4—
d3 a7a6, 9. 00
Het is voor theoretici opmerkelijk, dat Alje
chin hier niet de voor wit voordeelige, doen
„zweischneiöige" voortzetting van Blumenfeld
kiest, die ingeleid wordt door 9. e4c5, 10. e5
enz. Waarschijnlijk had de wereldkampioen
zijn nieuwen 13den zet op het oog. 9
c6c5, 10. a2a4 b5_b4, 11. Pc3—e4 Lc8—b7.
12. Pe4d2 Een bekende stelling, die
onder de loupe dient te worden genomen, daar
het karakter van de partij door de nu vol
gende zetten bepaald wordt.
Wit heeft door een kleine omgroepeering zijn
dampaard in de gelegenheid gebracht het be
langrijke veld c4 te bezetten. In de stamparty
van deze variant (GrünfeldRubinstein, Me-
ran 1924) geschiedde nu 12Le7, 13. De2
00, 14. Tdl a5 en zwart kreeg een prachtigen
stand. In de partij Miss MenchikSpanjaard
liet zwart 14. a6a5 na, waarna wit gelegenheid
kreeg door a4a5 het zwarte spel in te snoeren.
Opmerkelijk is het nu in de tekstpartij, dat
Aljechin zwart den tijd niet geeft tot a6a5
te komen. Na 12Lf8e7 speelt wit n.L.
direct 13. a4a5! in plaats van het oppervlak
kige 13. De2. Een open vraag blijft het nu, of
zwart direct 12a6a5 (in plaats van
Le7) kan spelen. Ons lijkt dit in verband met
13. Lb5 Le7, 14. Pe5! op zijn minst genomen
twijfelachtig. Na 1400 volgt 15. Pc6!,
na 14Tc8 komt 15. De2 en eventueel
La6. Een interessante opgave voor theoretici!
Dus: 12Lf8e7, 13. a4—a5 0—0, 14.
Pd2c4 Dd8c7, 15. Ddle2 Pf6—g4, 16. e3—
e4 C5XÓ4. Deze pion mag niet worden terug
genomen wegens mat op h2 en er dreigt nu
e6e5, 17. h2h3 Pg4e5. Beter lijkt ons
Pg4f6_, dreigt e6e5; de verzwakking 18. e5
Pd5, 19. Dc4 g6 lijkt niet aangenaam voor
zwart, doch de tegenkansen met Pc5 zijn dan
niet te onderschatten.
18. Pf3Xe5 Pd7xe5, 19. Lel—f4 Le7—d6, 20.
Lf4Xe5 Ld6xe5, 21. Pc4—b6
Dit paard staat nu buitengewoon sterk.
21Ta8a7? Zwart had veel beter ge
daan den pion, dien hij vóór is, terug te ge
ven. Na 21Tad8 schept zijn d-pion
eventueel goede tegenkansen. 22. Talcl Dc7
d6, 23. Telc4 f7f5. De opening van de
diagonaal b7g2 is zwart's eenige tegenspel.
24. e4Xf5 e6xf5, 25. Tfl—el Dd6—g6, 26. f2—
f3
Er dreigde mat op g2. 26Tf8e8 ziet
er buitengewoon gevaarlijk uit, doch Aljechin
vindt een prachtige parade. Er dreigt b.v. Lh2t
met damewinst.
27. f3f4! Aljechin moet wel zeer
scherp berekend hebben, dat de opening van de
diagonaal geen gevaren oplevert. 27
Dg6g3, 28. f4Xe5 Te8xe5, 29. Tc4—c8t!
De pointe is, dat zwart dezen toren niet mag
slaan, daar dan de matdreiging op g2 opgehe
ven is en gewoon 30. De5: zou volgen.
29Kg8f7, 30. De2—h5t g7—g6, 3L
Dh5xh7t Kf7—f6, 32. Tc8—f8t Kf6—g5, 33.
h3h4t Kg5_f4, 34. Dh7—h6t gft—g5, 35.
Tf8Xf5t Te5Xf5, 36. Dh6—d6t Kf4—g4, 37.
Ld3Xf5t en zwart gaf het op wegens mat op
dameverlies.
Een door dr. Aljechin glashelder opgezette
en afgewikkelde partij.
De stand is thans: Dr. Aljechin llA, Bogol
jubow y2.
15
„Vertel op," zei hij kort en bondig tegen Fen
ton.
Fenton keek zenuwachtig den hertog aan, en
begon toen aan zijn verhaal.
„Mijnheer Leicester kwam hier ongeveer een
Uurtje geleden aanloopen, om zijn sigaretten
koker te halen, dien hij een paar dagen geleden
had laten liggen."
„Freddie?" vroeg de hertog plotseling. „Ik wist
Wel, dat het met dien knaap nog eens slecht zou
fcfloopen."
Hij perste zijn lippen vast op elkaar en de
butler, die hem even zenuwachtig aangekeken
had, vervolgde beschroomd zijn verhaal.
„Ik wilde hem voor hem gaan halen, maar hij
ging zelf naar boven."
Weer keek hij naar den hertog, alsof hij ver-
Wachtte, dat die een gloeiende verdedigings-
speech voor zijn neef zou gaan afsteken.
„Mijnheer Leicester was al een tijdje hier,
toen ik boven eens kwam kijken of ik hem mis
schien kon helpen. De kamer zag er precies uit,
zooals u ze nu ziet, mijnheer, en mijnheer Lei
cester zei, dat er ingebroken was,
„En dat, zei Framlingham bitter, „is natuur
lijk juist zoon geestige opmerking, die je van
Freddie verwachten kunt!"
„Ik belde dadelijk de politie op, mijnheer," ver
volgde de butler, die van het eene been op het
andere ging staan, „en de hoofdagent verzocht
mijnheer Leicester mee te gaan naar het bu
reau."
„Wat?"
Loseley stapte plotseling op Fenton toe en keek
boos. Toen herstelde hij zich en wendde zich tot
den hertog.
„Dat is verbazend vreemd. Erb," zei hij. „Er
schijnt niets anders weggenomen te zijn, dan de
tiara en toch is de kamer...."
Hij wees beteekenisvol met zijn hand, en zijn
kalmte was nu weer buitengewoon groot.
„Zij moeten alles grondig onderzocht hebben
en toch sta ik ervan te kijken, dat ze de safe ge
vonden hebben."
Hij wendde zich tot Fenton.
„Ruim die rommel op," beval hij en keek toen
de anderen aan. „Ik denk, dat we het beste doen,
ook maar even naar het politiebureau te gaan
om Freddie vrij te maken."
„Ik heb altijd wel geweten, dat die bliksemsche
kwajongen misdadige neigingen had," mompel
de Zijne Genade. „Maar als hij zijn familie wilde
blameeren, waarom het dan niet gedaan op een
manier, die een man van zijn stand past. Dron
ken geworden en een politie-agent aangevallen
bijvoorbeeld. Maar Freddie is nou nooit erg con
ventioneel geweest."
„Maar, t is immers onmogelijk, dat Freddie
dat zou gedaan hebben," protesteerde Leslie in
eens vooruitstappend. „Hij zou er de".... ver
standelijke vermogens niet voor hebben, wilde je
zeker zeggen," onderbrak Zijne Genade haar
spijtig. „Ik geef het graag toe, maar hij had hier
slechts eenige handigheid noodig, en daar maak
te hij niet eens gebruik van. Hoe kwam die ezel
er anders bij, om zijn plannen aan Jimmy te
verraden?"
„Hij zei alleen maar, dat hij belangstelde in
diamanten," verdedigde Jimmy.
„Juist, juist," zei Zijne Genade. „Maar na
tuurlijk denk ik er oog geen oogenblik aan, dat
hij het zou gedaan hebben. Hij heeft er alleen
maar onvergelijkelijk slag van, om op een ver-'
keerden tijd op een verkeerde plaats terecht te
komen en zich op die manier in een chaos van
beroerdigheden te storten."
Hij keek den baronet eens aan.
„Zullen we dien idioot verlossen?" vroeg hij.
„Het zou hem anders geen kwaad doen, als je
hem van den roof beschuldigde."
Sir Marcus grijnsde, en, gevolgd door Leslie,
ging hij naar de deur toe en keek daar nog even
om naar Jimmy.
„Kom je nog?" vroeg hij.
„Nee, mijnheer," zei Jimmy, „ik moet Fenton
nog wat vragen."
De hertog keek hem achterdochtig aan.
„De pers," zei hij beschuldigend. „Je riekt
beslist naar drukinkt op 't oogenblik, jij men-
schelijke bloedzuiger. Heb je dien nieuwsglans
in zijn oogen gezien, Marky?"
De ander glimlachte.
Als 't je interesseert, Jimmy," zei hij, „de
tiara, die ge meegenomen hebben, was een waar-
delocze imitatie vervaardigd door Levalleurs uit
de Regent Street."
Freddie keek ietwat afwezig naar den hoofd
inspecteur en toen naar den hoofdagent, onder
wijl zich beijverend iets tusschen zijn tanden
vandaan te halen.
„Waar is al die herrie toch goed voor, va
dertje?" informeerde hij vriendelijk. „En zou u
dan alstublieft zoo goed willen zijn, om die brave
ziel daar te verzoeken, zijn grijpers niet zoo hef
tig in 't werk te stellen."
„U hebt de beschuldiging van den hoofdagent
gehoord," snauwde de hoofdinspecteur. „Hij zegt
u gearresteerd te hebben in het studeervertrek
van sir Marcus Loseley, ongeveer een kwartier
nadat de inbraak heeft plaats gehad."
De hoofdinspecteur nam boos zijn pen op. Hij
wenschte niet met „vadertje" aangesproken te
worden.
„O, maar natuurlijk kan hij niet weten, hoe
lang het juist erna was," protesteerde Freddie.
„En...."
„Naam?" vroeg de hoofdagent onverbiddelijk.
„Frederik Herbert Leicester," antwoordde de
beschuldigde, gehoorzaam, „maar let nu even
op, mijn beste schreeuwlelijk...."
„Beroep?" snauwde de hoofdinspecteur, „en
noem mij geen schreeuwleelijk."
Freddie rilde: „Onafhankelijk," zei hij.
„Adres?"
„Framlingham House, Upper Berkeley Street,"
zuchtte Freddie, alsof hij het alfabet moest op
zeggen, V
„Framlingham House? Dat is "t paleis van den
hertog. Familie van hem?"
„Neef. Maar let er wel op, dat ik niet wil heb
ben, dat onze goeie nieuwsverkoopers uitkomen
met een kolom over: „Freddie, de Eerste Misda
dige Framlingham" of zooiets?"
„Neef?" snauwde de hoofdinspecteur: „Wat?
Wie? U of hij"
„Ik," zei Freddie minzaam, „en let op, lieve
man van de politie.
„Wat deed u, op dien tijd van den avond, in
het studeervertrek van sir Marcus Loseley?"
„Ik zocht mijn sigarettenkoker," zei Freddie.
„Hoe laat was het, toen u op Loseley House
aankwam?"
„.Negen uur," antwoordde Freddie gehoor
zaam. „Mischien was het ook negen uur één."
„Waar bracht u de rest van den avond door,
daarvóór dus?"
„In de „Notumes" paps," antwoordde Fred
die.
„Hebt u misschien kennissen, die u zoudt kun
nen opbellen om al die verklaringen te bevesti
gen?" vroeg de hoofdinspecteur.
„Niet noodig," antwoordde Freddie. „Ze zullen
wel aanstonds allemaal hier komen, cm hun ver
loren kind aan hun boezem te drukken. Ik zal
hun al de leelijke dingen vertellen, die u tegen
kleine Fred gezegd hebt."
Zijn humor liet den hoofdagent en den hoofd
inspecteur koud.
„Gearresteerd onder verdenking," zei de laat
ste en begon te schrijven.
Een politieagent was al naar voren gestapt
toen er iets tusschenbeide kwam.
Sir Marcus, gevolgd door den hertog en Les
lie, kwamen het bureau binnen en gingen recht
op den hoogen lessenaar af, waarachter de
hoofdinspecteur verscholen zat.
„O! Erb," riep Freddie luidruchtig uit. „Kijk
eens wat ze Freddie allemaal aandoen. Slaak
mijne boeien, schurk!"
Dit tot den politie-agent dien hij een dreigen
de vuist onder zijn neus hield.
De hoofdinspecteur keek de pas aangekome-
nen wantrouwend aan: „Mag ik vragen wat u
wenscht?"
„Ik ben sir Marcus Loseley," zei de baronet,
die vooruittrad. „Ik denk, dat mijnheer Leices-
ter hier vastgehouden wordt, verdacht van dief
stal van de Loseley-tiara?"
„Juist," antwoordde de hoofdinspecteur, die
een beetje begon in te binden. „U komt zeker
uw beschuldiging inbrengen."
„Beschuldiging, nonsens!" viel Loseley barsch
uit.
„Ik ben absoluut niet van plan een aanklacht
in te dienen. Mijnheer Leicester is een persoon
lijke vriend, het idee is gewoon belachelijk.
„Bravo, Marky, geef hem den wind van voren!"
riep Freddie aanmoedigend uit „ontmasker hem
maar.... dat valsch, akelig spook."
De hoofdinspecteur keek van den een naar
den ander; een tikje verbouwereerd, toen zag hij
Freddie's stralend gelaat en fronste even zijn
wenkbrauwen.
„Honi soit," zei de jongeheer vroolijk.
(Wordt vervolgd*