Het dresseeren van dieren Markies deVauban GESNEUVELDE HELDEN Een groepje inboorlingenéén van de vele attracties van een circus Driehonderd jaar geleden op zijn kasteel te Vauban geboren V estingbouwer De olifanten maken een morgenwandeling VAN ALLE JVERELDDEELEN MORGENSTEMMING BIJ GLEICH DE WERELD99 IN OPBOUW In een ongeloofelijk tempo wordt het circuspaleis opgebouwd en afgebroken VOORNAME ARTISTEN Twee Indiaansche stamhoofden vormden een kostbaar bezit van Sarrassani Niet vredelievend? Hoe paarden zonder intelligentie met geduld gedresseerd worden IJver en liefde voor het werk Wereld op zichzelf Een groepjedat voor den lach zorgt een balkon en brak den nek. De Prangaise Jenny Baronin Rhaden begon tijdens een num mer plotseling zigzagsgewijze door de arena te rijden. Bij onderzoek bleek, dat zij ineens blind was geworden. Zoo zou de rij met taHijke andere voorbeelden aan te vullen zijn, die alle even droevig klinken. Maar genoeg. Laten we liever nog even een anderen kant van het circusleven belichten, een kant, die eigenlijk niets met het circus als zoodanig heeft te maken en die juist open en bloot ligt voor de buitenwereld. Is het u wel eens opgevallen, hoe kwiek en toch kalm de circusmenschen hun enorme tent opbouwen en afbreken in minder dan geen tijd? Zij komen 's morgens in de stad en 's avonds zit gü te genieten van hun toeren, alsof zij in dien tus- schentijd niet een stadje in het klein hebben opgebouwd en een leger van dieren gevoed. En op den laatsten avond hebt gij wederom enkele uren genoten en als gij 's morgens vol aange name herinneringen voorbij het circus wilt wandelen, dan constateert gij, dat alleen de plaats waar het stond nog aanwezig is. Het circus zelf met al zijn zeil, planken, palen, die ren en menschen, zit reeds lang op den nach telijken goederentrein, en terwijl gij droomt van de capriolen van dien avond, hebben de artisten even, in de gauwte, hun geweldige tent afgebroken, kalm en rustig, in groote regel maat, maar met een snelheid, waar men van te kijken staat. Dat is een buitenkant van het circusleven, dien wij allen kennen en als we d&éxnaar den ijver der artisten moeten af meten, laten we dan een voorbeeld nemen aan deze menschen, die bij alle gevaren van him vak dit uitoefenen met groot doorzettingsver mogen en groote liefde. Laat daarom deze menschen liever niet uit den tijd raken. Maar we hadden het daar straks over circus literatuur. Er zijn inderdaad heel u*at boeken geschreven, die het circusleven tot onderwerp hebben. Niet alleen in het buitenland, ook in Nederland zijn circuswerken verschenen. Onder andere heeft Jeanne Reineke van Stuwe zoo'n boek het licht doen zien, zonder er nochtans in te slagen een bijzonderen kijk op dit leven te geven. Ook werden talrijke tooneelstukken geschre ven, die op het circusleven betrekking hebben of op z'n minst een bekenden circusclown tot onderwerp nemen. Denkt u maar aan stukken „De man die de klappen krijgt" en „Voulez-vous jouer avec moi?" enz. En hoeveel films hebt u al niet gezien, waarin de clown de hoofdrol speelt. Dit ligt voor de hand, want hoe gemak kelijk grijpt men niet naar een stof, die gemak kelijk te verwerken is en bovendien zoo senti menteel, dat het publieke tranen verwekt. De man, die aan een ongelukkige liefde Hjdt, maar toch avond aan avond moet optreden om andere menschen te laten lachen; de man, wiens kind op sterven ligt, maar die toch grappen moet verkoopen om andere menschen te amuseeren, is dat geen dankbare stof voor film of tooneel? Men vraagt zich daarbij niet eens af, of het nu nog de moeite loont, die overbekende en sinds jaren uitgemelkte gevoelens steeds maar weer voor den dag te halen. Want sinds de „Paljas" van Leon Cavallo, heeft men de huil- stukken van den beklagenswaardigen clown als het ware uit den grond gestampt en niet altijd deed men het met evenveel smaak als Charlie Chaplin in zijn film „Circus". Laten we daarom afscheid van hem nemen en hem achterlaten op het terrein Waar hij thuis hoort. Driehonderd jaar geleden werd in het Kasteel de Bazoches te Saint-Léger Vauban (Yonne) in Frankrijk geboren de beroemde Sébastian de Prestre, de grootste vestingbouwkundige, dien Frankrijk ooit gekend heeft. Op dezelfde plaats waar de markies ge boren werd, is thans na driehonderd jaar een tentoonstelling georganiseerd van souvenirs aan den vernuftigen man. De voornaamste sou venirs zijn echter niet te verzamelen, want dit zijn de wallen, grachten, forten, die hij liet ver vaardigen naar zijn ontwerpen en die door heel Frankrijk verspreid zijn en in den loop der eeuwen stand gehouden hebben tegen alle aan vallen van woedende vijanden. De fortificaties van Vauban golden steeds als de sterkste in het land. Markies de Vauban had zich ook eenigszins met politiek te bemoeien en om dit uiteen te zetten moeten we even erop wijzen, dat Lode- wijk XIV twee groote raadslieden had, Colbert en Louvois, die steeds ruzie met elkaar had den en uit wier oneenigheid de koning voort durend profijt trok. Vauban stond aan de zijde van Louvois. Toen hij 17 jaar oud was, diende hij in het Spaansche leger, dat, aangevoerd door Condé, tegen Frankrijk vocht. De Fran- schen namen hem gevangen in 1653 en be noemden hem tot officier bij de genie. Vooral de vestingwerken hadden zijn bijzondere aan dacht en reeds op zijn twintigste jaar was hij adviseerend ingenieur van den koning. Kort daarna werd hij door een familielid van Col bert beschuldigd van malversaties en dit was voor Louvois voldoende aanleiding om de ver dediging van den ingenieur op zich te nemen. Dit was het begin van een langdurige samen werking tusschen beide mannen. In 1658 nam Vauban de leiding op zich van de belegeringen van Yperen, Grevelingen en Oudenaerde en een paar jaar later begon hu aan den bouw van de fortificaties van Duin kerken, Doornik en Kortrijk. Daarna volgde nog een groot aantal Fransche vestingen, waarna hij in 1669 algemeen inspecteur werd van de Fransche vestingwerken en in 1703 tot maarschalk werd verheven. Vier jaar later publiceerde hij een geschrift, waarin hij protesteerde tegen de hooge be lastingen, die volgens hem ongelijk gedragen werden. Onder andere ging hij nogal te keer tegen het feit, dat de hoogere standen vrij van belasting waren. Het boek werd door den ko ning verboden en dit was een groote teleur stelling voor den man die op dat oogenblik bijna 60 dienstjaren achter den rug had, aan 140 gevechten had deelgenomen en zijn leven lang hard voor zijn land gewerkt had. Men beweert zelfs, dat dit koninklijk verbod de directe oorzaak van zijn dood is geweest. In ieder geval stierf hij enkele dagen later nl op 30 Maart 1707. Precies honderd jaar later gaf Napoleon be vel het stoffelijk overschot naar Parijs te ver voeren en bij te zetten bij de groote mannen in den Dóme des Invalides. En nu, driehonderd jaar na zijn geboorte herdenkt Frankrijk hem weer als den man die het land de sterkste bolwerken heeft verschaft. UIT HET CIRCUSLEVEN b.v. naast het paard en tikt het even op den hals. Het paard wendt den kop en wil bijten, maar de dresseur heeft een zakdoek gereed en duwt die in den paardenbek. Hij herhaalt dit enkele malen en wisselt den zakdoek af met een klontje suiker. Het paard gaat nu zakdoek en klontje suiker beschouwen als twee dingen die bij elkaar hooren en waarvan het eene een be looning is voor het andere. Zoo zal het tenslot te overal den zakdoek vandaan halen, als het maar een stukje suiker krijgt. Spoedig is de temmer zoover dat hij het paard kan comman- deeren een zakdoek van den grond op te rapen en ziedaar: de bijter is een raper geworden. Wanneer nu een paard geruimen tijd samen werkt met denzelfden temmer, dan zal het al zijn bewegingen en teekenen gaan verstaan, ook die, welke wij toeschouwers niet eens op merken. Dit geschiedt o.a. bij het tellen met de pooten, dat wij vaak bij circuspaarden be wonderen. Met intelligentie heeft dit volstrekt niets te maken; integendeel beweren de meeste temmers, dat paarden alle intelligentie missen, al zijn er, die deze meening weer fel bestrijden. Op dit gebied zijn zeer interessante proeven genomen. Een Duitscher, een zekere von Osten. had een paard gekocht, dat kon rekenen en zelfs wortel trekken, lezen en fonetisch woor den spellen. Hij deed dit ook in afwezigheid van den temmer en zelfs telefonisch. Het paard kreeg zelfs uitkomsten, die aanvankelijk on juist leken, maar die bij nader onderzoek als juist werden erkend, omdat het paard reke ning hield met factoren, die aan menschen niet bekend waren. Er werden professoren bij gehaald en geen van hen kon ontkomen aan een stomme verbazing voor de verrichtingen van het paard, maar gelooven konden zij niet en daarom veronderstelden zij een truc. Von Osten moest het op den duur opgeven, wan hopig over den tegenstand, dien hij onder vond. En nog steeds is het geval von Osten een onopgelost raadsel. Dieren werken graag in een circus, liever dan dat zij in de stallen blijven. Vermoedelijk ligt dat hieraan omdat het circus de eenige plaats is, waar zij actief werkzaam kunnen zijn. Zoo had b.v. Schumann van het circus van dien naam een hond, die iederen avond het nummer verrichtte, waarin hij met zijn bek aan een touw hing, dat een hengst aan het andere einde in den bek had. De hengst liep dan op zijn achterpooten de arena uit en droeg den hond mee. De hond nu werd ziek en kreeg een plaatsvervanger, maar als het bewuste nummer begon, wilde hij met alle geweld de arena in. Men bracht hem daarom naar den ingang, waar hij met droeve oogen zijn col lega bij zijn eigen lieve nummer gadesloeg. Hij herhaalde dit zoolang hij kon en toen de laatste maal de muziek voor zijn nummer werd ingezet, en men hem, omdat hij te ziek was, maar liet liggen, strompelde hij naar de arena, waar hij dood neerviel. Dit verhaaltje heeft weliswaar voornamelijk betrekking op den hond en de hondentrouw in het algemeen en het bewijst dus niet, dat een hond bij voorkeur graag in een circus werkt, maar het bewijst zeker niet het tegen deel Een van de aardigste circusnummers is dat van de amazone, de juffrouw, die op het be kende houten dakje op een galoppeerend paard staat en wiegend en dansend rondrijdt. Deze plank is een matraszadel en reeds meer dan honderd jaar in zwang en moet volgens zeer bijzondere voorschriften worden gemaakt. Het is meestal 1.20 bij 0.70 meter of iets kleiner. Meisjes, die tot paardrijdster worden opge leid, krijgen reeds heel vroeg onderricht. Zij krijgen een band om het lichaam, waaraan een koord is bevestigd. Dit koord loopt over een katrol, die in de kap van de tent is opgehangen. Dan moet het meisje een kalmen galop maken en zoolang oefenen, tot dit volkomen lukt. Daarna knielt zij op een knie en oefent weer, dan op twee knieën en zoo oefent zij zoolang, tot zij alle gewenschte toeren behoorlijk kent. Bij al deze oefeningen wordt zij tegen vallen beschermd door het katrolkoord. In de wereld van het circus heerscht een speciaal heldendom. Velen zijn op het veld van eer gesneuveld, slachtoffer van hun beroep, dat waarlijk niet zonder levensgevaar is. Daar is o.a. de bekende Fransche rijdster Emilie Loisset, die, hoewel volleerd rijdster, bij een repetitie onder haar paard kwam en aan de bekomen verwondingen overleed. De Duitsche mevrouw Haneman bleef eveneens onder haar paard dood, een jaar nadat haar man in Moskou op dezelfde wijze om het leven was gekomen. De Italiaan Corradini stortte met zijn paard van behoeven we slechts de namen te noemen van de drie Fratellini's, die Parijsche grappenma kers, die een wereldnaam hebben verworven, maar die dan ook verder grepen dan de domme August gewend is te doen. Zij hebben namelijk het vak van den clow*n verheven tot op een plan, dat het plan van de kunst is en als zoodanig worden zij dan ook algemeen erkend. Vergeten we vooral niet den beroemden Grock, die weliswaar geen circus-artist is en voornamelijk, of liever uitsluitend in theaters optreedt, maar die zijn vak van clown beoefent met een vaardigheid en een fijnheid, die werkelijk overstelpend is. Waarlijk deze groote kunstenaar, die een slacht offer is geworden van de ellendige tijdsomstan digheden, heeft beter verdiend dan al zijn spaarduiten te verliezen, zoodat hij gedwongen is op hoogen leeftijd wtederom opnieuw den clown te gaan spelen, juist op het oogenblik, dat hij zijn schaapjes op het droge had. Even vermakelijk overigens als de domme Augusten, is de reclametekst van het circus. Wat daarin zooal gezegd wordt over de paarden, de wilde dieren en vooral den circuskoning zelf en zijn artisten, grenst aan het ongelooflijke. En deze lyriek betreft niet alleen de teksten, maar zoo mogelijk nog meer de voorstellingen in gekleurde beelden. We zien op de affiches de meest fantastische bewegingen. Artisten en dieren zwieren door de lucht alsof het de ge woonste zaak van de Wereld is. Zij doen toeren, die absoluut onmogelijk zijn, zooals zij in de teksten overladen worden met illustere eigen schappen, die zelfs geen tien genieën in zich kunnen vereenigen. Maar komaan, deze dingen neemt men met een korreltje zout. Menschen, die met olifanten en tijgers omgaan, kan men wel wat opschepperij vergeven, want men schrijft al deze loftuitingen neer, niet zoozeet om het publiek zand in de oogen te strooien, maar veeleer omdat de mannen van 't circus zelf steeds leven te midden van prestaties, die zij zelf zeer verdienstelijk vinden. Men zou kunnen zeggen, dat zij in hun tent een verkleind oer woud zien, dat met ontzaglijke geldelijke offers naar de beschaafde wereld werd overgebracht. Dat is waarlijk geen kleinigheidje. Zè deden het toch maar.... En nu wordt het langzamerhand zomer en het lijkt niet uitgesloten, dat een of ander cir cus weer om toegang vraagt in ons land, en dat duizenden jongeren en ouderen gaan genie ten van deze wereld der onwezenlijkheid. Want het circus is nog lang niet uit den tijd.... Als gezegd: het publiek wil in 't algemeen genomen niet gelooven, dat de dierendressuur vredelievend kan zijn, hetgeen natuurlijk niet zeggen wil, dat zij dat ook altijd en inder daad is. Jaren geleden heeft een dierentemmer van een circus, dat te Amsterdam voorstellingen gaf eens een ingezonden stuk in ons blad ge schreven, waarin hij wees op de publieke op vattingen van dressuur en daarbij legde hij een schrijven over van den voorzitter eener dierenbeschermingsvere jniging, die hem com plimenten gaf over zijn dressuurmethoden. Be doelde voorzitter wenschte den temmer geluk met een jubileum (een dertig jarig jubileum nog wel!) en complimenteerde hem over het feit, dat hij al die jaren de dressuur zoodanig heeft toegepast, dat nij daardoor in breeden kring liefde voor de dieren heeft gewekt en met het feit dat alle vereenigingen tot be scherming van dieren met hem sympathiseeren. Geduld en rust zijn de twee factoren die het temmen beheerschen. Een driftig mensen is een slecht dresseur en zeker zal zoo'n man, wanneer het hem al lukt dieren te temmen, steeds gevaar loopen, dat de dieren wraak op hem nemen. Hij wordt nJ. nooit de vertrouwde vriend, maar de onderdrukker der dieren, wier instinct hen voldoende waarschuwt. Met alle mogelijkheden moet een temmer rekening houden. B. v. wanneer hij een dier wil leeren liggen en zijn discipel gehoorzaamt hem, dan kan het gebeuren dat het beest in een spij ker of een glasscherf valt. Onmogelijk natuur lijk voor zoo'n leerling om te achterhalen, dat hier van een ongeluk sprake is. Integendeel zal hij bij instinct vermoeden, dat de pijn, die hij voelt verbonden is met den val, dien hij doet, een volgende maal zal hij weigeren. Een van de moeilijkste dingen is te profitee- ren van de goede eigenschappen van het dier Een paard b.v. heeft de kwade gewoonte om te bijten. Deze kwade gewoonte kan in een goede worden omgezet. Een temmer plaatste zich Er wordt wel eens beweerd dat het circus uit den tijd zou zijn. Niets is minder waar dan dat. Wel is het waar, dat talrijke andere middelen tot verzet en ontspanning in de plaats van de oudere vermaken zijn gekomen, maar wat zegt dat? Heeft men ook niet voort durend betoogd, dat Carnaval niet meer bestaat? Het is ook dit jaar weer bewezen, dat het nog Wel degelijk leeft en dat het voorloopig niet sterven zal. Heeft men niet volgehouden, dat de kennissen uit de mode zijn? Ook dat is niet juist. Men noemt tegenwoordig de kermisweek een feestweek, zoodat alleen het woord „kermis" heeft afgedaan, terwijl het begrip lustig blijft Voortleven en allerminst er aan denkt te ver dwijnen. Zoo is het ook met het circus. Dat deze instellingen veel minder te doen hebben en nau welijks of heelemaal niet het hoofd boven Water kunnen houden, is weer een andere kwestie, die Dauw samenhangt met de jammerlijke tijdsom standigheden, waarvan wel populairder verma ken als b.v. de bioscoop deerlijk te lijden heb ben. Afgedaan heeft het circus dus volstrekt hiet. Het bestaat nog. Hebben wij niet in Nederland onlangs Sa- rassani gehad en Schneider en Gleich? Wat eer. vreugde hebben die gebracht aan oud en jong. De tent zat natuurlijk niet zoo vol als dat in betere dagen steeds het geval was, maar er was toch heel wat belangstelling. Welk een aandacht hebben de schrijvers vaak hiet besteed aan het circusleven, al moeten we hierbij opmerken, dat die schrijvers niet steeds de juiste verhoudingen hebben gezien en meer de romantiek in het circus hebben ontdekt dan de werkelijkheid. Vooral de clowns zijn heel dik wijls het onderwerp van boek en film geweest, met name de cloWn, wiens taak het was te lachen en te doen lachen, terwijl zijn arme hart door leed werd verscheurd, welk leed steeds liefdesverdriet was. De bewoners van de circustent vormen een wereld op zich zelf en wel zoo sterk, dat men van hen kan zeggen, dat zij inderdaad buiten het gewone leven staan. Zij brengen hun mees ten tijd door in de stallen, de woonwagens en vooral het eigen oefenterrein, het circus zelf. Zij leven steeds in dien merkwaardigen reuk, die U treft, zoodra gij een circustent binnentreedt en dien de artisten overal met zich mee dragen. Wie over een circus praat, kan niet ontkomen aan de kwestie van de dressuur. Met beslistheid zijn voor- en tegenstanders van de dressuur verdeeld. Men is Qf vlak vóór dressuur of vlak er tegen. Er is geen middenweg. Hoort men een dresseur spreken over zijn taak de wilde dieren te temmen, dan wordt men bepaald een vriend van hem, zoozeer weet hij u te overtuigen van de volstrekte onschuld zijner methode. Ziet men echter de verrichtingen van leeuw en tijger, olifant en beer, dan draait het hart in uw lichaam om, zoozeer krijgt gij een afschuw van deze practijken, die de wildste dieren temmen en klein maken en dit, voor zoover een leek kan nagaan, alleen doen kan door middel van ver- dooving of wreedaardig geweld en folteringen. Sommige dompteurs leggen een bijzondere koelbloedigheid aan den dag. Zoo is het verhaal bekend van den Duitschen temmer kapitein Schneider, nog steeds een be roemdheid, die eens in de leeuwenkooi in de tent zat, terwijl de tent gevuld was met publiek en plotseling het licht uitging. Het publiek be gon te schreeuwen en naar buiten te dringen. Maar Schneider had de tegenwoordigheid van geest om het publiek in het duister toe te schreeuwen, dat er toch zeker voor de bezoekers geen reden was tot ongerustheid, omdat hij de eenige in het circus was, die in gevaar ver keerde en na afloop zou het publiek w"el merken, Wat er nog van hem overgebleven was. Men öioge hieruit afleiden, dat deze temmer zijn beestjes kende en afdoende kende. Anders zou SKgjSjHgjittMf ,s. hij niet met zooveel tegenwoordigheid van geest gehandeld hebben. Maar dit is eer een bewijs van absolute macht over de dieren dan van het tegenovergestelde. Daarom klinkt het verzet van sommigen niet zoo heel vreemd. Men weet dat er zelfs een ver bond bestaat, het Jack London-verbond, dat zich o.m. keert tegen dierenmishandeling en dat niet ophoudt de aandacht te vestigen op het temmen der wilde dieren door de circustemmers. Maar telkens verzetten de temmers zich tegen deze aanklachten en leggen getuigenissen over van vereenigingen tot bescherming van dieren en die vertellen weer, dat de temmers inderdaad volkomen onschuldig zijn en de dieren temmen, zonder hun pijn toe te brengen. Men weet dus niet precies wat men van alle verhalen gelooven moet, maar feit is, dat een leeuw, die koning der dieren met zijn majestueuzen tred, zielig om te zien is, wanneer hij zijn enorme pooten kalmpjes neerzet op een houten bankje als een stoute jongen, die zich schaamt omdat hij on deugend is geweest. Het is verschrikkelijk ellen dig den tijger te zien, die door een hoepel springt of den olifant, die het zweepje van het tem- stertje moet oprapen en dan een apennootje tot belooning krijgt. Dit alles is te zieliger naar mate het meiske dun en mager en tenger is en voor den olifant niet eens zwaar genoeg om haar gew'icht ook maar te voelen, als zij in de bocht van zijn snuit zou liggen. Het schijnt intusschen, dat de wilde dieren voor zoover men die nog wild kan noemen voornamelijk geïmponeerd worden door de rust en de zekerheid van optreden van den temmer, in wien zij een meerdere, een sterkere zien, terwijl deze, wetend dat hij de zwakkere is, voortdurend op zijn hoede is voor eventueele aanvallen van zijn lievelingen. Kent gij nog de beroemde namen van vroe gere circussen? Daar was het circus Renz, waar bij de befaamde Therese Renz was, die nu op 75-jarigen leeftijd nog wel eens te paard zit in het circus. Wie zou durven beweren, dat het circusleven afmattend en fnuikend is? Daar was verder Carré, om in ons land te blijven, aan wien wij het Amsterdamsche Carré te danken hebben. Dan het circus Busch niet te vergeten, in Duitschland. Verder Althoff (Corthy Althoff), Barnum en Bailey enz. En uit den laatsten tijd Gleich, Sarassani, enz. De voornaamste man van het circus, althans de voornaamste attractie was steeds de clow*n. De domme August, zooals men hem ook wel noemt. Hij laat lachen, verbindt de diverss nummers aan elkaar in de tusschen-pauzen, die, in weerwil van de verbijsterende snelheid der verwisselingen, noodzakelijkerwijs moeten ont staan. Hij imiteert de groote nummers en paro dieert ze, onverschillig of het nummer wordt uitgevoerd door een kudde olifanten of door een fijn meiske, dat te paard rond holt. De clown wordt verondersteld alles te kunnen en doet zijn werk inderdaad vaak met een ernst, een betere zaak waardig, maar juist deze ernst is zoo koddig met de volstrekte mislukking van zijn poging in tegenspraak, dat daardoor die gulle lach ontstaat, die speciaal het circuspu- bliek eigen is. Er zijn geweldig beroemde clowns en hier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13