Jid v&daal aan den daq PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Lentestemming aan het Walchen-meer mmmM FORT-MYSTERY TWEEMAAL RONDOM NEDERLAND WAARDEERING mm VRIJDAG 13 APRIL 1934 DOOR NEVEL SCHADUW EN Overgelukkig en verbaasd treden we in veel licht, warmte en schoonheid Als een geheimzinnig bewogen tapijt.... BEIERSCHE VOLKSDANS Kind in een duiker geraakt r De mantel van Napoleon Wanneer men de grenzen van ons land, van begin tot einde zou af bakenen met de hoeveelheid Sunlight Zeep, die jaarlijks wordt verbruikt, dan zou een dubbele muur van dit zuiver Nederlandsch product ont staan. Dit geweldig groot verbruik bewijst welk een vooraanstaande plaats Sunlight Zeep bij de Neder- landsche huisvrouwen inneemt en hoe zij de volmaakte kwaliteit heb ben leeren waardeeren. THANS VOOR 4 (iROOTK STI KKEN, BOVENDIEN Havik vliegt in een auto Twee kinderen verwond Munten van San Marino Bevers in Zweden P vrienden SS3r2 IDe menschen- AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL -JUUI door Katharina en Robert Pinkerton Door een uitgestrekt, moerassig landschap, waarover de lente een teeren groenen sluier gespreid heeft langs weiden en beemden, waaruit de eerste bloesems sprui ten rijden de .treinen van den Isardal-spoor- weg naar de bergen. Plotseling eindigt het Opper-Beiersche vlakkeland en daarmee ook de spoorlijn. Wij zijn te Kochel aangekomen. Het liefelijke landschapsbeeld rond het Kochel- meer brengt den reiziger in blijde stemming. Langs den ouden historischen weg of wel langs den nieuwen, bochten-rijken weg waarop jaarlijks de internationale Kesselberg-autoren- nen worden gehouden gaat de route over den Kesselberg naar het Walchen-meer. Hoe wel het Kochel-meer zeer dichtbij is gelegen, verschilt het Walchen-meer er hemelsbreed mee. Door nevel en schaduw beklimmen wij een naar de zon-ziide gelegen, heerlijk plekje aarde. We zijn overgelukkig en verbaasd tegelijkertijd, onverwacht in zooveel licht, warmte en schoon heid te treden. De pashoogte wordt door een smalle rotspoort gevormd; hier moet iedere wandelaar of autobestuurder zich eenige oogen- bükken ophouden. Men staat er als op een traptrede en ziet naar de in sneeuw glinsteren de zuilen, torens en tinnen van Karwendel en Wetterstein, als waren zij lichtende altaren, waarover in heiligen schijn de Stubaier en Oetztaler gletschers blinken. Wanneer de blik in grooten eerbied omlaag gaat, ontwaart hij rondom de zwarte dennen- bosschen tegen de bergen: Hochkopf, Altlach- berg en Pischberg, bosschen, die als het ware opgetrokken zijn tot een hooge vesting aan de voeten der altaren. En beneden ligt het Walchenmeer als een geheimzinnig bewogen tapijt. De donkergroene kleur van het water laat zijn ondoorgrondelijkheid vermoeden. Over den breeden spiegel zweeft de plechtige stem ming van het geweldige en het ongerepte. On willekeurig dringt zich bij den toeschouwer de gedachte op, dat daar beneden een machtig schepsel moet wonen, waarvoor de natuur dit heiligdom geschapen heeft. En het bergvolk vertelt een sage, volgens welke in de diepte een monster woont, dat den Kesselberg zal doen springen en met het losbrekende water Godes wraak zal uitoefenen, wanneer de zonden van de menschen te groot zijn geworden.... Zoo zal het Walchen-meer in de ziel van den lente-reiziger den rustigen ernst brengen, maar ook de blijde stemming, welke het meer van zijn liefelijke oevers met hun in bloemenweelde prijkende landouwen ontvangt. En hij zal met een blij hart verder wandelen langs den weg, welken Goethe eenmaal naar Italië volgde, naar het mooie Urfeld, de oer-oude jager- en visschersnederzetting en naar het oude dorp Walchensee, gelegen temidden van groene, bloeiende weiden. Van overal leiden talrijke JW In het program voor de deelnemers jf aan onze premiereis naar Oberam- H mergau men vrage inlichtingen aan het bureau van dit blad: afd. H Reis Oberammergau is ook opge- nomen een diner aan het Walchen- |j H meer met zijn onvergelijkelijke ver- §1 gezichten. §j Behalve van de Lucullische ge- H noegens, die dan geboden worden, zullen de reizigers ook genieten van het zitje op dit idyllische plekje, zoo- als uit het bijgaand artikel over len- E testemming aan het Walchen-meer blijkt. ff wegen naar de zorgvuldig beschutte schoon heden en geheimen rond de oevers van het meer, naar Zwergem, Sachenbach of Altlach, naar Wiederach of Jachenau. Wie echter aan getrokken wordt door de zon-beschenen berg toppen, de steile rotsen of de diepte van hoog gelegen donkere dennenbosschen, ook die vindt hier een rijk veld tot zijn beschikking. Te Hamilton (Ontario) is een twee-jarig meisje, Margaret Scott geheeten, op het nip pertje aan den dood ontsnapt. Het kind speelde met haar oudere zusje in de nabijheid van een bergstroom, waarbij het in het water terecht kwam. Het kind werd on middellijk naar een duiker gezogen, welke den waterstroom onder den weg verder voert. Het' zusje schreeuwde zoo hard zij kon om hulp en liep naar den anderen kant van den weg. Binnen weinige seconden kwam de kleine Mar garet, aan den anderen kant van den weg, weer uit den duiker, waardoor de stroom haar gevoerd had, te voorschijn. Een onbekende, die zonder zich te bedenken, in het water sprong, mocht het genoegen smaken het meisje te grij pen juist op het oogenblik, dat de stroom haar voerde naar den waterval, die hier van den berg stort en welke haaranders zou hebben medegenomen en op de uitstekende rotsen te pletter zou hebben geworpen. Het terugvinden onlangs van een aantal ridderorden en decoraties van Napoleon in het Berlijnsche „Zeughaus" vestigt wederom de aandacht op een bekend souvenir van den groo ten keizer, dat in het bezit is van een vervaar diger van harnassen in Traunstein, Beieren. Het souvenir in kwestie is een zwart lakensche mantel, afgezet met leeuwenhuid, waarvan men gelooft, dat hij door Napoleon tijdens zijn winterveldtocht naar Rusland is gedragen. De omstandigheden vooral, waaronder ae mantel in Beieren is beland, zijn curieus. Een kurassier uit Beieren, Joseph Hubar, afkomstig uit Traunstein, maakte, gedurende de vijftien jaren, dat hij in het leger van Napoleon dien de, vele gevechten mede en tenslotte werd hij als bediende opgenomen in het gevolg van den keizer. Toen Hubar eindelijk moegestreden, na vele ontberingen, huiswaarts keerde, ver klaarde hij, dat Napoleon na den brand van Moskou, vermomd als boer, door Duitschland was gevlucht. Zijn mantel had hij aan zijn trouwen be diende gegeven, die hem op den rampspoedigen terugtocht veilig bewaarde. S 23.0252 H Een groote havik vloog door het geopende zijraam van een auto, waarin zich een drietal kinderen bevond, dat op weg was naar school, in Porth Elizabeth (Zuid-Afrika). De vogel wierp zich onmiddellijk op een van de kinde ren en bewerkte dit danig met snavel en klau wen. Het meisje trachtte haar gezicht met haar schooitasch te beschermen tegen de woe dende aanvallen van haar belager, doch deze richtte zich toen op borst en armen van het kind en bracht het ernstige verwondingen toe. Een schoolmakkertje, dat zich eveneens in den auto bevond, hielp het meisje. Hij greep den vogel en wierp dezen op den bodem van den wagen, waar hij hem met zijn beenen naar beneden bleef houden. Hierbij haalde de havik het been van het ventje geheel open. Inmiddels had de bestuurder van den auto, gealarmeerd door het geschreeuw achter hem, gestopt, en gewapend met een zwaren sleutel, snelde hij de kinderen te hulp. Met een stevi- gen tik van den sleutel op den kop werd de vogel gedood. Biiiimiimimmi liimmmmiu De kleine herdersrepubliek San Marino is er steeds op bedacht haar zelfstandigheid te bewaren. Zoo heeft zij niet alleen haar eigen postzegels, maar ook eigen geld. Deze munten ,met de drie veeren", het wapen van San Ma rino, werden tot dusverre slechts zelden en in geringe hoeveelheden vervaardigd. Dat had ten gevolge dat ontmiddelijk, nadat een nieuwe zending was uitgekomen, de handelaars zich daarop pleegden te werpen, om het geld vaak met zeer groote winst aan verzamelaars te ver- koopen. Intusschen liep de valuta van de dwergrepubliek daardoor geen gevaar, want waar het Italiaansche geld ook in San Marino geldig is, behielp men zich daarmede. Nu heeft echter de Italiaansche regeering een. dikke streep door de rekening der hande laars gehaald. In den loop van de laatste twee jaar zijn te Rome San Marino bezit natuur lijk geen eigen muntinstituut zooveel stuk ken van vijf, tien en twintig lire met „de drie veeren" geslagen, dat ook voor de eerstvolgen de jaren van zeldzaamheid dezer muntstukken geen sprake kan zijn. Daarmede vervalt dus ook de bijzondere overwaarde. Er is een van Eyck gestolenf E En u weet het uit de krant: Een beroemd en kostbaar stukje, 2 Sieraad van des meesters hand. Het bericht is zeer uitvoerig Door de wereldpers vermeld. En, natuurlijk, ieder staat ook Van zoo'n wandaad zeer ontsteld. Maaris het niet buitensporig, Dat een kunststuk, zoo perfect, Eerst wanneer het is gestolen Algemeen de aandacht trekt? 't Hing in Gent, maar wie in Gent kwam, Ging niet naar dit schilderij. Want een kunstwerk, ach, hoe gaat het, f Loopt men doorgaans gauw voorbij. 1 Maar, nu dat het is gestolen! f f En men 't van een foto kent, Nu spreekt ieder van den diefstal Van dit meesterstuk in Gent! Nu kent iedereen de waarde, Nu voelt ieder het gemis, Nu zou ieder 't willen zien gaan, Nu.... 't er echter niet meer is! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) f jjiiiiiiiiiiiniiimii hui mum in i in i illinium in mui ii hui mui mi in imiiïï Van een aantal streken in Zweden, waaruit hij een eeuw geleden vrijwel geheel was ver dwenen, is de bever bezig opnieuw bezit te ne men. Eertijds kwam de bever in Zweden vrijwel veel voor. De intensieve jacht evenwel, die op deze dieren met hun waardevolle pels werd gemaakt, was oorzaak dat zij verdwenen Later heeft men den bever, die bekend is als bouw- kundige-bij-uitnemendheid in de dierenwereld, wettelijk beschermd. Van de twee a drie plaat sen, waar nog eenige beverkolonies bleven be staan, beginnen de dieren zich thans weer over Zweden te verspreiden. Een aantal bevers heeft zich ook van de grens van Noorwegen, waar zij nog veelvuldig leven, naar Zweden begeven. In 't gedenkwaardige jaar 1918 vertrok Is- sachar Pooley van Liverpool met het doel in Amerika fortuin te maken. Een paar maan den geleden zag Engeland hem terugkeeren, maar zonder eenig uiterlijk teeken van wel stand. Niemand, die Issachar alleen naar z'n kleeren beoordeelde, zou hem voor een kapita list hebben gehouden. Vermelding verdient, dat Issachar, nadat hij z'n intrek op bescheiden kamers genomen had, z'n aandacht concentreerde op de familieleden, van wie hij zoo lang gescheiden geweest was. Hij had veel aan hen gedacht; veel meer dan zij aan hem. Tenslotte namen z'n gedachten vasten vorm aan. Hij schreef brieven aan zes van z'n bloedverwanten. Acht en veertig uren later waren er drie ant woorden in Issachar's bezit. „Lieve oom," schreef een „toegenegen neef." „Het zal u veel pleizier doen, dat ik mij door uw vergeetachtigheid inzake onze familieban den niet in 't minst gegriefd heb gevoeld. Ik ben blij, dat u slechts tijdelijk te kort aan con tanten hebt. Bij mij is dat te kort chronisch. Als u soms kans ziet van iemand anders iets los te krijgen, stuur me dan a.u.b. een paar shilling." De andere brieven waren vrijwel in denzelf den trant. Issachar had niet verwacht dat ze anders zouden zijn. Hij grinnikte en ging een wandeling maken. Toen hij een hoek omsloeg, liep hij haast een anderen voetganger omver! Issachar herkende hem als iemand, wien hij eens een kleinen dienst had bewezen. Na weder zij dsche begroeting vroeg Issachar, meer in scherts dan in ernst, den ander 20 shilling te leen. „Ik heb geen 20 stuiver bij mij," lachte de aangesprokene, „maar thuis heb ik nog een spaarvarken. Daar zou misschien iets in te vin den zijn. Geef me je adres, dan loop ik van avond bij je aan en breng het geld mee." „Denk je?" vroeg Issachar. Hij gaf echter z'n adres en liet alle hoop varen, den ander terug te zien. Maar nog dienzelfden avond wandelde Issachar's vriend diens eenvoudige zitkamer binnen, legde een banknoot van een pond op tafel en zei opgeruimd: „Ziezoo, daar ben ik! 't Spijt me, dat ik je vanmiddag niet onmiddellijk helpen kon." Issachar keek naar het pond en antwoordde rustig: „Dank je; ik zal dit niet vergeten." Meer zei hij niet, maar in z'n brein was een idee aan 't kiemen, tengevolge van enkele zin netjes, die hij dien middag toevallig in de Openbare Leeszaal had opgevangen. Een der bezoekers had o.m. tegen een ander gezegd: „Ja, de knapste advocaat hier in de stad is Dan Jelleby. Jammer, dat hij nooit meer pleit sinds hij ook notaris is. Z'n eenige fout is, dat hij zoo'n kletskous is. Hij kan eenvoudig z'n mond niet houden. Vertel hem een geheim, en binnen een uur weet de heele stad het." Den volgenden morgen liep Pooley het kan toor van notaris Jelleby binnen. „Waarmee kan ik u van dienst zijn?" vroeg de man der wet. „Ik lijd aan een hartziekte, mijnheer," ant woordde de bezoeker, „en wil m'n testament maken. Kort en goed, ik ben een rijk man, die zich voordoet als een arme drommel. Ik heb m'n geld verdiend met hard werken, en ik heb lang genoeg geleefd om te weten, dat weelde in de handen van zelfzuchtigen een vloek kan worden." De notaris boog ten teeken dat hij het daar mee eens was. „Mijn bezit in Amerikaansche effecten," ging de rijke man voort, bedraagt ongeveer 1 mil- lioen p. st. Aan aandeelen in Canadeescne maatschappijen bezit ik een kwart millioen en m'n bezittingen in Australië bedragen ook zoo veel." Mijnheer Jelleby boog weer, maar nu veel dieper. „Ik kwam naar Engeland, om m'n geboorte plaats te bezoeken, en m'n geld na te laten aan menschen, die er een edelmoedig, maar niet roekeloos gebruik van zouden maken. Waar zou ik nu die menschen vinden? Natuurlijk wendde ik me eerst tot m'n familieleden. Hier hebt u naam en adres van ieder, moet goed in 't wie* Deze typisch Beiersche volksdans zal te Garmisch-Partenkirchen voor de deelne mers aan onze premiereis worden gedemon streerd, met bijpassende muziek en jodeln. Een der agenten maakte mij echter in het Duitsch, dat ik wel zoo'n beetje verstaan kon, duidelijk, dat arrestanten het niet altijd zoo goed hadden, maar dat meneer Sidney Bey een goed kostje voor mij had besteld en dat zou betalen, 't Denkbeeld om met hem weg te gaan leek mij er des te aantrekkelijker door, want zooals de man in 't eene was, zou hij ook in 't andere zijn. Zoo verliepen drie dagen. De commissaris zei mij, dat Sidney Bey tegen den avond uit Am sterdam terug verwacht kon worden, wat mij in hevige spanning bracht. M'n boterham wilde haast niet naar binnen, evenmin als de rijst met botersaus en bruine suiker, 'k Had een brok in m'n keel en verkeerde in groote op winding. Nergens vond ik rustik snakte naar zekerheid. Toen kwam er een telegram van Sidney Bev waarin hij mededeelde, dat hij den volgenden dag van Schiphol zou vertrekken en om onge veer 5 uur te Weenen hoopte aan te komen. Ik was blij zekerheid te hebben, doch betreur de het, dat mijn vriend ik begon 'sheeren Bey's bemoeiingen met mij als echte vriendschap te gevoelen niet even de woorden „in orde, Bok" had vermeld. Toen ik hierover nadacht, bekroop mij de vrees, dat het hommeles was. Wat moest ik dan? Ik nam mü voor, als mijn vermoeden juist was, direct na aankomst van Sidney Bey stie- kum van het vliegveld te verdwijnen en loopend naar huis terug te keeren. De gedachte als een weggeloopen jongen onder politiegeleide naar Amsterdam te worden gebracht, boezemde mij een geweldigen afkeer in. oog houden dat het m'n streven is geweest, hen en anderen in den waan te brengen, dat ik arm ben. Daarin ben ik geslaagd. Toen stelde ik ieder van hen op de proef, door een leen te vragen: Het spijt me u te moeten zeggen, j dat m'n bloed- verwanten zich één voor een als volkomen on waardig deden kennen." „Lieve hemel!" riep mijnheer Jelleby, „dat klinkt ongeloofelijk!" „Ze wilden me geen shilling leenen. Er was één uitzondering op al die treurige staaltjes van menschelijke kleinzieligheid. Ik ontmoette toevallig een ouden kennis die Pancks heet. Hij beroofde zich zelf van z'n spaarpenningen om mij een pond te leenen. Ik zou graag willen, dat u z'n naam neerschreef voor een legaat van 1000 pond. „IJ is een menschen vriend, mijnheer!" riep de notaris, vol geestdrift. „Een bagatel," zei Issachar. „Om nu kort te zijn, ik zou wenschen, dat u betrouwbare in lichtingen inwon, zoodat u me de namen kunt opgeven van enkele menschen die mijn geld op de juiste wijze zouden gebruiken." Dan Jelleby verzekerde z'n rijken bezoeker, dat deze in alles op hem kon rekenen. „Dat is dus afgesproken," hernam Issachar. „Natuurlijk reken ik er op, mijnheer Jelleby, dat u iedereen tot aan mijn dood die met m'n hartkwaal wel niet lang zal uitblijven in den waan laat, dat ik een arm man ben." Voor de rest van den dag bleef Issachar Pooley op z'n kamer. Met de laatste postbe stelling kwam er een brief van notaris Jelleby, waarin hij de namen opgaf van zes inwoners der stad „van erkende voorzichtigheid en edel moedigheid." Issachar las de namen en grinnikte daarbij. Op de lijst stond o.a. Amos Nubbs, die vier maal failliet was geweest en er iedere maal zeer wel bij was gevaren en Aubrey Mannery, die z'n kassier twee pond per week liet ver dienen en hem aan de politie overleverde, toen hij zich een bankbiljet van 10 shillings had toe geëigend. Issachar kende ze allen. De een was al niet beter dan de ander, maar ze hadden geld en dat was het eenige dat er op aan kwam. Toen ging Issachar zitten en schreef een nieuwen brief. Aan elk van de personen, door Jelleby opgegeven, verzond hij er een. De brief bevatte de mededeeling, dat de schrijver zich in financieele moeilijkheden bevond, en dat een voorschot van 100 of zelfs van 50 pond dankbaar zou worden aanvaard. Den volgenden morgen ging hü een wande lingetje maken, maar moest telkens stilstaan, blijkbaar om z'n hartkwaal. Toen hij voor de zooveelste maal stil stond, dook een goed ge kleed man met een rood gezicht, eensklaps uit een auto en zei met hartelijk meegevoel: „Arme kerel, je bent ziek. Kan ik iets voor je doen? Mijn naam is Nubbs." „Ik heb een zwak hart, mijnheer," ant woordde Issachar, nederig. „Laat me u meenemen in m'n auto. Ik zal u in tien tellen naar uw huis brengen." Een andere man, mager en hoekig van ge- gezicht, kwam op hen af. „M'n naam is Man nery," zei hij. „M'n eenig levensdoel is armen, zieken en ongelukkigen bij te staan. Wat zou u wenschen? Een diner, een nieuw costuum?" „Die arme man is m ij n gast," zei de goed gekleede menschenvriend, verontwaardigd. „Beeldt u zich soms in, mijnheer," zoo stoof de magere op, „dat het vuur der naastenliefde alleen in uw borst gloeit? Ik zal mij m'n vreug de niet laten ontnemen. Ik zal weldoen." „Wees zoo goed, me door te laten, heeren," sprak Issachar koeltjes; „o, m'n arm hart; ik kan niet verder vóór ik een glas port heb gehad." „Kom mee naar m'n club, die is vlak by," drong de dikke man aan. Hij greep Issachar bij den arm en sleurde hem in z'n auto, terwijl de magere menschenvriend het met machte- looze woede aanzag. De wjjn deed Issachar goed. Op weg naar huis, bemerkte hij, dat hij het voorwerp der algemeene belangstelling was. Op drukke kruis punten hielden politie-agenten het heele ver keer voor hem staande; z'n hospita kwam in z'n kamer om hem te zegen, dat hij maar niet moest tobben als hij z'n rekening eens een week niet betalen kon. Wat later kwam een aange- teekende brief van den dikken menschenvriend, er lag een chèque in van 50 pond; een tweede brief van den mageren bevatte 10 bankbiljet ten, elk van 10 pond. Er volgden nog meer brieven met waardevollen inhoud. Den volgenden dag bezochten hem verschei dene „edelmoedige" familieleden. De geschie denis, door Dan Jelleby rondgebazuind, had hun ooren bereikt. Ze hoopten, dat het nog niet te laat was om hun onvergeeflijk verzuim te herstellen, kwamen haastig aangeloopen en dwongen hun goeden, ouden oom les, min of meer belangrijke sommen van hen te leenen. Toen de laatste bloedverwant afscheid van hem genomen had, ging Issachar zitten en schreef in z'n notitieboekje: In kas bij aanvang: nihil. Bijdragen van publiek en menschen vrienden: 1000 pond. Bijdragen van liefhebbende familieleden: 1500 pond. Te betalen aan Dan Jelleby: nihil. Te betalen aan den ouden Pancks: 1000 pond. Acht dagen later scheepte Issachar Pooley zich in op de „Mauretania", met bestemming naar New-York. A 11** op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofiftfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f '7Cf\ bij een ongeval met f OCfï bij verlies van een hand f 1 9C 3U verlies van een f Cfk by een breuk van f A fï by verlies van 'n ■ritte (LOOTl IIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen üï/t/ï/»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I f doodelyken afloop een voet of een oog i duim of wijsvinger been of arm/ Tw«" anderen vinger (Korte Inhoud van het voorgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloeienden oelshandel in Noord-Canada. Ziin expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal. de machtige Hudson Bav Com pany, zyn grootste concurrent. Deze oezet een post „Port Mystery" genaamd en door Herbert Morlev beheerd waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce Rochette, die een diepen haat koestert te gen de Hudson's zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen in het veelomstreden gebied. Hi1 wordt har telijk door Morlev en ziin echtgenoote ont vangen. Bruce geeft voor belast te ziin met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap en helpt bij het bijhouden der boeken waardoor hit vele interessante bijzonderheden over de Hud son's Cy. te weten komt. Bruce neeft inmiddels een groote genegenheid opgevat voor Evelyn. Morley's dochter Hij gaat door met zijn plannen tot hem plotseling blijkt dat mevr Morlev hem heeft door. zien. Hij geeft zij nplannen om Hudsons te bestrijden op en verlaat Fort Mysterie Juist als de Indianen, die hem achtervolgen, hem willen dooden, snellen de Morley's te hulp.) Ofschoon Bruce's gezondheidstoestand vooruit ging en de wond zondereenig gevaar voor com plicaties genas, voelde hij, dat de druk, dien hij in het begin van zijn ziekte had gevoeld, hem nog steeds bezwaarde. Hij voelde zich oud en erg vermoeid. De jongeman, die zoo vol geestdrift was vertrokken met het doel zich op de Hudson's Bay Company te wreken, was dood. Zijn lichaam was er nog wel, zijn trekken waren nog dezelfde, doch een nieuwe persoonlijkheid scheen zich in hem te hebben vastgezet. Bij het beschouwen der gebeurtenissen van den afgeloopen winter, vond hij zijn oude ik moeilijker te begrijpen. De geest van haat, die zijn geheele leven had gedomineerd en geleid, was voor hem een raadsel. Hoe was het moge lijk, terwijl de wereld goed en schoon was, en iedereen gelukkig kon wezen, dat hij er in had kunnen toestemmen, dat die donkere en wraak zuchtige gedachten alles in en voor hem had den zwart gemaakt? Plotseling voelde hij zich oud, dood, uitgeleefd. Het leek hem alsof hij de rijkdommen en de heerlijkheden van het leven, al de romantiek en alle emoties, die hij had meegemaakt, voor iets ij dels had verspeeld. Nu zat hij op de puinhoopen van zijn geluk. Het grootste in zijn leven was heengegaan en niets was er, wat die ledige plaats kon inne men. Omdat hij zoo verkeerd had gewild, zoo onevenwichtig was geweest, had hij niet alleen zichzelf beroofd van een geluk, doch ook een ander het geluk afgenomen, waarop z\j recht had. Eens had hij, in zijn jeugdig gemoed, de hoop gekoesterd de moeilijkheden te overwin nen en door zijn vastberadenheid alles wederom recht te kunnen zetten en dan voor hen beiden, voor hem en Evelyn, een gelukkig leven op te bouwen. In zijn huidige zwakheid voelde hij, dat zulks hem nooit mogelijk zou zijn. In die dagen begon hij hoe langer hoe meer steun te vinden bij mevrouw Mor ley; hij vond in haar een bron, niet van hoop misschien, doch van realiteit en gezond-denken. Niet alleen haar verstand, waarvan de scherpte de oorzaak van zijn ondergang was geweest, doch al het vrouwelijke, al het moederlijke in haar, welke eigenschappen hij vroeger in haar gemeend had te missen, lagen thans voor hem open in de lange uren, die zij bij zijn ziekbed door bracht. Zij sprak over alle mogelijke dingen, dikwijls op een manier, die Bruce verstomd deed staan, dat zij aan de vér-afgelegen wereld nog zoo gebonden was. Zij bracht hem er toe te vertel len van zijn jeugd, van zijn moeder, van de jaren die hij in de Vereenigde Staten had doorgebracht, en ze deed dit, op een wijze die den zieke deed glimlachen door zijn tranen, die hem deed zien. dat ziin leven niet altijd gevoed was geworden met haat. Soms ook liep het gesprek over het leven rond den post. Zij deed niet meer, zooals vroeger, alsof ze met dat leven in dit district niets te maken had, ofschoon ze zelden sürak van Evelyn of iets. dat met hun persoonlijk pro bleem verband hield. Op zekeren dag echter was men toch op dit onderwerp terecht gekomen en Bruce stelde de vraag, die hij steeds, sinds zijn ontwaken na zijn verwonding verlangd had te stellen. Hij dacht te weten, welk antwoord er komen zou. Een nieuwe, vertrouwensvolle houding had hem zekerheid gegeven. Doch hij wilde van haar lippen de bevestiging hooren van zijn hoop, dat hij het zorgvuldig werk van jaren her niet had vernietigd. Is alles in orde? vroeg hij plotseling. Zal mijnheer Morley nooit te weten komen wat u dien dag aan de Indianen hebt gezegd? Mijn beste jongen, alles is beter afge loopen dan ik ooit had kunnen denken, ant woordde ze vriendelijk. Herbert is, zooals ik het altijd heb verlangd dat hij zijn zou. Hij heeft zich werkelijk geuit. Je hebt zelf gezien hoe hij de Indianen bang maakte, hoe hü zijn prestige handhaafde. Hij is sterker dan ik het ooit zou kunnen zijn. De Indianen verafgoden hem, ze zien in hem 'n geheel ander mensch. En hü voelt de stimulans van zijn succes. Al mijn kleine gedoe staat daardoor in een bespottelijk licht. Ik kan je niet zeggen.... Haar stem stokte en Bruce, haar in de oogen ziende, zag er een licht van liefde en geluk in schitteren. De Indianen zijn vergeten, wat ik gezegd heb, vervolgde ze; ofwel ze hebben er niets van begrepen. Nu moet ik alleen voorzichtig van den ouden weg en de oude gebruiken afwijken. Door Evelyn wordt dat gemakkelijk. Ze denkt, dat ze my op het goede pad terugbrengt. Door den tocht, dien u gemaakt hebt om mij het leven te redden? drong Bruce aan. Morley is zoo trotsch op me, dat het me verlegen maakt, antwoordde mevrouw Morley met tranen in haar oogen. Hij denkt, dat ik zijn plaats innam, dat ik, tijdens zijn afwezigheid, inzag, welke verplichtingen hij had jegens iedereen, die in gevaar verkeert in het district waarover hij staat, dat ik handelde zooals ieder beambte der Hudson's Bay zou doen, zooals de traditie dit van hem vergt. Ze hield een oogenblik op en ging toen hartstochtelijk verder: Bruce, was het noodig? Wist je wel, wat je deed? Stond je besluit dan werkelijk vast, dat het benutten van je inlichtingen belang rijker was dan de liefde voor Evelyn? Had je dan niet kunnen wachten, en je haar eerst alles vertellen voor je wegging? Kreeg u dan mijn briefje niet? riep hij uit. Hij had het niet noodig gevonden alles aan Evelyn te vertellen, doch verkeerde in de meening, dat mevrouw Morley wist, waarom hij heengegaan was. Haar verbazing was een vol doende antwoord op zijn vraag en hij vervolgde vlug: Voor ik des avonds vertrok, schreef ik een briefje voor u en gaf het aan Clara. Ik zei daarin, dat ik naar Winnipeg ging en geen minuut mocht verliezen, want ik wilde mijn verbintenis met mijn patroon verbreken en ook moest ik beletten, dat de handelsuitrusting werd afgezonden vóór ik daar aankwam. Ik wilde alles goed maken, voor zoover het in mijn macht lag. En ik dacht, dat je je plan wilde door drijven! riep mevrouw Morley uit. Ik dacht, dat je gaan wilde, wat het ook jou of Evelyn zou gekost hebben. Nu zie ik, dat Ik de oorzaak van je ondergang ben. Het was mijn opzet om je tegen te houden. O, Bruce, kunnen jij en Evelyn me nog vergeven wat ik deed? De fout ligt aan mij, want ik heb den grondslag van alles gelegd, antwoordde hij. Ik wilde echter alles recht zetten. Had ik gekund, ik zou naar Evelyn gegaan zijn. Nu is de han delsuitrusting onderweg en ik moet hier blijven en alles aanzien. Doch je probeerde toch alles ongedaan te maken, zei mevrouw Morley. Wanneer je het niet kon, bleef je toch trouw aan je overeen komst. Daar komt toch alles op neer. Dankbaar keek hij haar aan. Plotseling werd het hem duidelijk dat tusschen hem en deze vrouw een innige band van vriendschap en eikander-begrijpen bestond. Beiden hadden met het Noorden te kampen gehad en het veroverd en daartegenover had het Noorden ook hen veroverd Beiden hadden het onmogelijke ge waagd en hadden het gevaar en de nutteloos heid gezien om zich te mengen in de zaken van anderen. Alleen, zij had een geluk ver overd, waarvan hij nooit iets zou vermoeden. Doch zelfs die gedachte zou voor hem niets bitters Rebben gehad. Een poosje zeiden ze geen van beiden iets. Toen sprak ze weer. (Wordt vervolg.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9