Na de muiterij „De Zeven aan boord van Provinciën" Medische Kroniek Biddend werken, werkend bidden Het Ibeste beentje voor DE OFFICIEREN VOORDEN KRIJGSRAAD ZONDAG 15 APRIL 1934 Kinderstuipen Meer samenwerking? De moordaanslag in Den Haag „Maar liever geen feesten" IDEEËN In het hotel-, café en restaurant bedrijf Het slachtoffer geeft geen inlichtingen De laatste acte van het droevig drama onzer koloniale ge schiedenis voor de rech ters te Soerabaja Het somber karakter van deze zitting wordt Formeele schermutseling Geen bloedbad Bereid om „iets te doen 0 m i Het Is in onzen tijd van veel rumoer, van Verstrooiing en afleiding, een groote kunst om üe aandacht van anderen te trekken en vast te honden. Vandaar, dat de reclame, vooral in haar toepassing, tot een veel beoefende weten schap is uitgegroeid. Bij reclame nu, denkt men gemeenlijk slechts aan het aanprijzen van zaken, die winst moeten opleveren. In dezen lawaaierigen tijd is het ech ter noodig ook voor geestelijke goederen reclame te maken, wil men niet het gevaar loopen met zijn idealen alleen te blijven staan. Over zulk soort reclame voor een geestelijk goed wilden wij het vandaag eens hebben. Meer dan honderd jaar wordt nu al in ons land de trom geroerd, om op den bodem, waar de Hol- landsche beschavingsgeschiedenis begon, name lijk te Egmond, een der oudste kloosters opnieuw op te bouwen. Er is voor het idee zóó veel en zoo luid reclame gemaakt, dat welhaast iedere landgenoot er van vernomen heeft. Toen het aan dit geslacht beschoren scheen dit werk te verwezenlijken, toen keerde het eco nomisch getij en dreigde voor de zooveelste maal oen mislukking. Maar opnieuw waren er idea listen, die het enthousiasme van hun voorgan gers overnamen en ondanks slechte tijden en leege beurzen zal weldra de eerste spade in den grond gaan. Maar niet met aller instemming! Wy zouden geen Nederlanders zijn, en Nurks zou niet in Kennemerland zijn geboren, wan- heer wy zulk een onverwacht succes zoo maar zonder critiek lieten groeien. En zoo ooit, dan is hier de critiek heel wat gemakkelijker dan de kunst. Is dit nu een tyd om geld te verzamelen voor een historische aardigheid? Hebben wü hu heusch niet wat beters te doen dan eenige tienduizenden guldens voor den bouw van een abdij by elkaar te brengen? Is het eigeniyk niet ten hemel schreiend, om, wanneer wy zien hoe- Veel honger en ellende er geleden wordt, geld te durven vragen voor den bouw van een klooster? Hat kan O. L. Heer nooit goed vinden en de toenschen, die zulke dingen uitdenken en door zetten zyn, zacht gesproken, onmaatschappelijke Wezens. Ziedaar het gemor en gemopper, dat thans ïondom de propaganda voor Egmond te verne men is. Zonder party te kiezen is het op zich zelf al de moeite waard om zulk een ernstig meeningsverschil tusschen geloofsgenooten onder de oogen te zien. Er zijn twee gronden, waarop de herbouw van de Egmondsche abdij verdedigd kan worden. De eerste is een cultuur-historische en het is te verklaren, dat velen daarvoor thans in dezen malaisetyd niet veel gevoelen. Toch Bchuive men deze overweging zoo maar niet zonder meer ter zyde. In de vorige eeuw hebben liberalen en protestanten voor een opbouw van het oude, Roomsche Egmond geüverd en wel met een vuur, dat ons thans beschaamd doet staan. Er is dus voor den onverschillige van heden wel alle aanleiding, om althans naar de oorzaak van dit niet-katholieke enthousiasme te Zoeken. Daarbü komt hij in de oudste tyden on zer vaderlandsche geschiedenis terecht. Helaas is liefde voor het nationaal verleden geen deugd Van ons nuchter koopmansvolk. Toch heeft de tijdgeest ook ons niet geheel onberoerd gelaten en zijn er teekenen de Willem de Zwijger herdenking, de vraag naar historische lectuur e.d, dat ook by den Nederlander de zin voor het volkseigene en voor de kennis van het eigen Verleden toeneemt. Dan dringt zich de historie Van Kennemerland wel heel sterk op! Hier toch kwamen de eerste geloofsverkondigers uit Ier land aan wal; van hieruit ontving Nederland Zijn grootste weldaad, het christeiyk geloof, tege lijk met zyn beschaving. Hier heeft de wieg van onze Hollandsche nationaliteit gestaan; hierheen moeten onze gedachten, om er de eerste graven Van Holland te ontmoeten. En voor een groot on gewichtig deel speelt zich die eerste geschie denis van Holland af rondom de abdij van Eg mond, gegroeid uit een kapel, door vrome ge- loovigen gebouwd ter eere van St. Adelbert, den eersten geloofsprediker in deze streken. Wel Werd de kapel door de Noormannen verschil lende malen verwoest, maar door Gods Voor zienigheid en het ingrepen van den heilige zelf Werd St. Adelbert's gebeente opgegraven, waar hij een wonderbare bron ontsprong en vele won deren geschiedden. En zoo werd deze heilige Plek de plaats van het vermaarde Benedictijner klooster, dat onverbrekeiyk met onze vader landsche historie is saamgegroeid. Het is dus geen wonder, dat Mr. D. J. v. Len- hep reeds in 1841 in de vereenlgde zitting van de vier klassen van het Koninkiyk Nederlandsch Instituut in tegenwoordigheid van Koning Wil lem II en prins Alexander een vurig pleidooi hield voor het herstel der abdy van Egmond i»door Hollands oudste graven gesticht en be giftigd"; dat deze geleerde dichter en groot Vaderlander Frankryk en Engeland ten voor beeld stelde in hun eerbied voor historische mo numenten. Het is geen wonder, dat de liberale journalist Charles Boissevain in een van zijn beroemde Van-dag-tot-dag-artikelen in het Algemeen Handelsblad van 1905 heel Nederland opriep om Egmond de verwoeste abdy op te bouwen. «Wordt er geld gegaard aldus eindigde hy Pijn met enthousiasme geschreven artikel °m dus piëteit te toonen aan het Stamhuis „dat Tusschen de hoofdbesturen van den R. K. ®ond van Werkgevers in het Hotel-, Café-, Restaurantbedrijf en aanverwante bedrijven «St. Jozef" en den R.K. Bond van Hotel-, Café- en Restaurant-Geëmployeerden „St. An- tonius" heeft een bespreking plaats gehad, Waarin werd besloten tot samenwerking om te komen tot het instellen van een permanente pommissie ter behartiging van de belangen van het bedrijf en de bedryfsgenooten. He Patroonsvereeniging „Horecaf" heeft zich }*eds eenigen tyd geleden hiertoe bereid ver klaard. Getracht zal worden zoo spoedig mogeiyk tot •en hechte samenwerking met alle organisaties «eraken. den grond heeft gelegd tot ons bloeijen" door de roemryke oude abdy, die hun gebeente eens dekte, in herinnering te houden, dan draag ik mijn penningske by en ga collecteeren by vrien den en vriendinnen." Maar, zooals wy boven reeds zeiden, in dezen tijd van economischen neergang is het verklaar baar, dat de nood, die uit de monden van hon derdduizenden werkloozen schreit, den lust voor het stichten van een kostbaar, historisch monu ment doet verdwijnen. De propagandisten van Egmond, die een mooie traditie levend houden, hebben dat begrepen. Het groote plan van den architect Kropholler, in betere jaren ontworpen en dat de oude abdy op teekening in vollen luis ter laat zien, is opgeborgen.... voor onbepaal- den tyd. Maar wat niet verdwenen mag, dat is de kern, het eenvoudige klooster, door Bene- dictus' zonen zelf op te trekken, op Hollands heiligste plek, op Adelbertus' doodenakker. Dit is geen weelde, dit is noodzaak. Niemand behoeft meer gewezen te worden op den zegenryken arbeid van de Benedictynen in Oosterhout. Wanneer er in een Roomsch hart ooit heimwee was naar het intens katholieke leven der middeleeuwen, dan vond het daar, in een geheel aparte kloostersfeer, de verwezeniy- king van wat in de twintigste eeuw een utopie lijkt. Vandaar de groote trek naar Oosterhout, zóó groot, dat aanvragers moeten worden afge wezen. Het zou in zulke omstandigheden de natuur verkrachten zyn, om moedwillig de stichting van een nieuw klooster en dan op de door de historie aangewezen plaats, Egmond, tegen te houden. Ziedaar het geheim van den moed, van den durf dergenen, die, ondanks malaise en slechte economische vooruitzichten toch voor Egmond biyven pleiten en.... bedelen. Of liever juist, omdat we zulke moeiiyke tyden beleven. Wat toch is het doel van den heropbouw van Egmonds abdy? Een kern stichten van mannen, die biddend werken en werkend bidden en dat midden in Holland, op weinig kilometers afstand van de hoofdstad, ten voorbeeld van het jach tende leven rondom. Biddend werken! O, er is en er wordt gewerkt in deze wereld. Er is krankzinnig hard gewerkt tydens en sinds den grooten oorlog. Er is ge produceerd, nacht en dag; er zyn machines uit gevonden, die de producten afleveren, kant en klaar, met iederen tik van de klok. Maar juist door dien arbeid, zonder maat of regel, zonder bezinning of moraal, is de wereld uit haar voe gen geslagen. Wij hebben gewerkt zonder bid den; door den arbeid alleen op winst gericht, werd het bidden verleerd. De monniken, bezield met den evenwichtigen, rustigen, den christelyken geest der middeleeu wen, moeten ons weer leeren wat biddend wer ken is. Zy zullen meer doen. Het jachtende le ven zal ons blijven vasthouden, niet enkel de leeken, zelfs een groot deel van de priesters in de steden en groote dorpen. Dat enerveeren- de, moderne leven legt zelfs op Gods dienaren beslag van den vroegen ochtend tot den laten avond. Welk een heerlijke gedachte, dat er man nen zyn, „vrijgestelden" zooals een van Eg monds vurige propagandisten, pastoor Nolet, ze geestig noemde die bidden, mediteeren, die de verschuldigde eer brengen aan den Schepper en 's Hemels zegen afsmeeken, terwyi wy zwoegen en sloven en bezig zijn met wereldsche dingen. Deze waarheid, deze wijsheid, staat zóó vast in de hoofden van de bewonderaars van Eg mond, dat zy thans besloten hebben, iedereen, ook den eenvoudigen man, ook den niet bemid delde ,zyn penningske voor Egmonds klooster te doen bijdragen. Egmond toch moet het bezit van heel Nederland worden; er is niemand, of hy heeft behoefte aan het gebed van de kloos terlingen. Vandaar de stichting der vereeniging „Vrienden van Egmond". Is het een dwaasheid om in d e z e n tyd geld te vragen voor het oprichten van een kloos ter? Ach, er geschieden zooveel dwaasheden. Heel ons economisch leven is één groote dwaas heid. Terwijl de graanschuren van Amerika en Canada tot berstens toe vol zyn en het oude koren wordt verbrand om den nieuwen oogst nog een klein prijsje te gunnen, beijveren alle landen zich om eigen broodkoren te telen. En wat met het graan geschiedt geldt voor tien tallen andere bodemgewassen. Laat de waan wijze wereldling, die zoo slecht zyn eigen zaken regelt, dus niet te spoedig van dwaasheden spre ken. Er was ook eens een „dwaasheid van het kruis". En die dwaasheid heeft de trotsche hei- densche wereld overwonnen. In dien zin zullen alle oprechte christenen ook, juist in dezen tyd, de dwaasheid van Egmond verstaan! LIBRA. Noot. Elders In dit blad vindt men de adressen, waar men zich als vriend van Egmond kan opgeven. Hoewel het slachtoffer van het revolverschot, dat Vrijdagnamiddag te ongeveer vyf uur in een café aan de Roomstraat 5 te Den Haag op hem werd gelost, tot spreken in staat is, heeft hy zich over het gebeurde niet of nauwelijks willen uitlaten; het is althans de politie nog niet mogen gelukken in het ziekenhuis posi tieve inlichtingen van den getroffene te kry- gen, die de motieven van zyn aanslagpleger den 35-jarigen B. J. B. zouden kunnen ver klaren. Laatstgenoemde kwam met den ander wel meer in hetzelfde café. Zyn laatste woon plaats is echter niet bekend aan het adres, waar hy bij de politie stond ingeschreven, ter wijl ook anderen, die B. van aanzien kenden, zyn tegenwoordig adres niet konden opgeven. Zoodoende heeft de dader zich tot heden nog kunnen schuilhouden. Op de in beslag genomen revolver zat nog een aantal patronen. Zaterdag tegen den middag werd de toestand van U> liet slachtoffer, minder gunstig. SOERABAJA, 14 April. (ANETA). Voor de vierschaar, in dezelfde samenstelling welke hon derden aanstichters van en deelnemers aan de muiterij aan boord van de „De Zeven Provin ciën" vonniste, verschenen heden in het tot rechtszaal ingerichte gymnastiek-lokaal van de Marine-kazerne Goebeng, 16 der 17 officieren van de „De Zeven Provinciën", wier terecht staan de laatste acte vormt van het Zeven Pro vinciën-drama voor den Zeekrygsraad te Soera baja. De Krijgsraad wordt gepresideerd door den luitenant-kolonel van het corps Mariniers C. J. O. Dorren, met als leden de luitenants ter zee der eerste klasse H. Pitlo, G. G. Bozuwa, den of ficier van den Marine Stoomvaart Dienst der eerste klasse J. Walrave, en den officier van administrate! der eerste klasse J. C. Nidelstein Walter. De officier van administratie der eerste klas se L. P. van Boven treedt op als fiscaal, de of ficier van administratie der tweede klasse S. D. Duyverman als secretaris. In het middenvak van de rechtszaal is de groep der beklaagden in vier rijen gezeten met den oudsten officier, den heer Fels, in het front. Links worden zy geflankeerd door de verte genwoordigers van de pers, rechts door een vier tal raadslieden, t. w. de officier van den Ma rine Stoomvaart Dienst der eerste klasse C. B. Eenhoorn voor den luitenant ter zee der eerste klasse F. en den officier van den Marine Stoomvaart Dienst Smits, de luitenant ter zee der eerste klasse H. D. Lindner voor alle te rechtstaande luitenants ter zee der derde klas se, met uitzondering van Baron de V. van St.. de officier van administratie der tweede klasse H. C. van 't Hoff voor de officieren Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse De W. en Van B. en de eerste luitenant van het corps mariniers H. O. Romswinckel voor den luitenant ter zee D. De Krygsraad zoowel als de beklaagden zyn in klein officieel tenue, t. w. gewoon witte klee ding met sabel en handschoenen. In tegenstelling met hetgeen tot dusver ge schiedde roept de president één voor één de be klaagden binnen. Hy controleert naam, stam boeknummer, enz. alvorens de zitting publiek te verklaren, waarna de pers en het publiek, be staande uit marine-officieren binnentreedt, als de groep der beklaagden voltallig is gezeten. Te 9 uur 15 voorm. verklaart de president de zitting geopend. verhoogd door het feit dat allen rouw dragen in verband met het overlijden van H. M. de Koningin Moeder. De fiscaal leest de ten laste legging voor, waarna de door den raadsman den officier van administratie der tweede klasse Van 't Hoff gedaagde deskundige de officier van gezond heid Bottema, verklaringen zal afleggen. Alvorens zulks zal geschieden, heeft een kort debat plaats tusschen den fiscaal en den raadsman, waarbij laatstgenoemde verzoekt raadpleging van de aanteekeningen door den getuige-deskundige, hetgeen eerstgenoemde on geoorloofd acht, daar dit zou neerkomen op te voren beantwoorden van te voren gestelde vra gen, hetgeen gelijkstaat met een te voren opge steld pleidooi ten behoeve van den beklaagde t. w. den officier van gezondheid B. De Raad begeeft zich in raadskamer, n. 1. het kantoor, van Overste Dorren, gelegen aan de andere zyde van het oefenveld, behooren- de by de Marine-kazerne Goebeng. Na terugkeer van den Krygsraad wordt me degedeeld dat getuige-deskundige Maandagoch tend 8 uur zal worden gehoord, terwijl de Krijgsraad zich nader zal beraden over het bezwaar van den fiscaal. De officier van gezondheid Bottema verlaat den getuige-stoel, waarna de secretaris van den Krijgsraad, de officier van administratie der tweede klasse S. D. Duyverman de telegram men voorleest, welke betrekking hebben op de muitery en dienstweigering. De secretaris leest het eerder beklaagden voorgehouden verhoor voor van getuige Eiken boom betreffende o. a. het berucht telegram in zake de orders tegen opruiing en de salariskor ting, hetwelk commandant Eikenboom uitlegde als zou de korting voorgoed van de baan zijn, het omslaan van de stemming toen de korting doorging, het gedrag van de bemanning tydens de reis naar Sumatra, de ontvangen telegrafi sche orders om korporaal Boshart in de gaten te houden, de telegrafische orders inzake de bewaking van de radio-hut, die werd opgedra gen aan den luitenant ter zee der derde klasse Baron de V. van S., die echter 30 Januari het bekende telegram van de onderofficieren, waar in informaties werden verzocht, doorliet, des wege hy werd gestraft. Het verhoor wordt snel doch duidelijk voorge lezen. De voorlezing van het verhoor van comman dant Eikenboom duurt voort en levert weinig belangrijke momenten op. Bekl., luitenant ter zee der eerste klasse F. knikt instemmend met gebogen hoofd als voor gelezen wordt, dat commandant Eikenboom heeft verklaard dat de heer F. waarschuwde om in dezen tyd maar liever heelemaal geen fees ten te houden. De heer F. verzinkt opnieuw in somber ge peins, als blijkt, dat commandant Eikenboom heeft verklaard geen reden te hebben om den officier van dienst F. ongeschikt te achten lei ding te geven bij afwezigheid van den comman dant en den eersten officier. Overigens wekte de langdurige voorlezing van de den beklaagden bekende verklaring, bevat tend overbekende feiten, geenerlei reactie. De voorlezing gaat voort tot de overgave door de muiters en daalt daarna af in details, o. a. wordt verklaard dat er geen reden aanwezig was om de officieren van geladen pistolen te voor zien, dat er geen motief aanwezig was tot ver wijdering van korporaal Boshart. Bekl. de luitenant ter zee der eerste klasse F. wordt voorgeroepen. Hy heeft geen vragen te stellen. De heer F. onderhoudt zich een enkele mi nuut met zijn raadsman en neemt dan zyn plaats weer in. De secretaris van den Krijgsraad leest het tweede verhoor van commandant Eikenboom voor, naar aanleiding van vragen en mededee- lingen van den bekl. F., die in bijzijn van den eersten officier van den commandant de ver klaring zou hebben ontvangen by onregelma tigheden niet te schieten en geen bloedbad aan te richten, hetgeen de heer Eikenboom ten stelligste ontkent. Bekl. de luitenant ter zee der eerste klasse F. wordt wederom voorgeroepen en deelt op bewogen toon mede dat de geciteerde woorden betreffende het niet-schieten en het niet-aan- richten van een bloedbad woordelijk door den commandant Eikenboom zyn gesproken. „Daar blijf ik by. Dat verklaar ik voor God." De heer F. stelde den commandant de vraag inzake het optreden by onregelmatigheden, daar hy evenals de eerste officier indertijd de mui terij aan boord van de „Koningin-Regentes" heeft meegemaakt. Getuige brengt in herinnering het inkoppelen van de stuurinrichting met toestemming van de hoogere officieren, voorts om op het achter schip te vuren, indien de gewapende muiters doordrongen, zulks in tegenstelling met de or ders van anderen, wier beleid gericht was op het voorkomen van geweld, hetgeen eveneens een reden was om geen uitval te wagen, tenzij hulp van buiten werd verleend. De officier van den M. S. D. tweede klasse S. maakte echter een uitvalplan op, hetgeen geen steun kreeg van zijn collega De W. uit angst, van zyn collega Van B. uit onverschil ligheid, van den luitenant ter zee D. op grond van diens opvattingen, dat toch alle officieren ongetwijfeld zouden meewerken indien het tot een uitval kwam. De voorlezing van het verhoor van den heer B. gaat voort. O. a. volgt een detaileering van het gedrag der verschillende officieren, waar in wordt medegedeeld dat de heer Van B. hoofdzakelijk overleg pleegde met den officier van gezondheid, voorts speciaal met den heer S., alsmede met de jongere zee-officieren K. en S. Baron de V. van S. was bereid „iets te doen." Na een pauze welke een kwartier duurde, maakt bekl. S. aanmerking op de verklaring van den heer B., als zou S. tegen den luitenant ter zee der derde klasse R. hebben ge zegd het pistool niet zoo zichtbaar te dragen, doch de woordenwisseling tusschen den presi dent van den Krijgsraad en beklaagde S. is vrijwel niet te verstaan. Blijkbaar komt een en ander neer op een waarschuwing om de pistolen niet in de longroom te laten slinge ren. De secretaris van den Krygsraad leest ver klaringen voor van Kawilarang, bevattende de bekentenis en den opzet en uitvoering der mui terij-plannen, welke reeds eerder in extenso zyn gepubliceerd. De zitting wordt verdaagd tot Maandag 16 April. Wanneer een kindje stuipen krijgt, slaat de moeder de schrik om het hart. Er is iets beangstigends in het zien van die trekkende en krampachtige bewegingen, waar het kind niet meer meester over is, en die door een geheimzinnige en kwaadaardige kracht schijnen te worden veroorzaakt In het latere leven der kinderen hoort men dan wel zeggen, dat deze of gene afwijking uit de stui pen is overgebleven. En de vrees voor de gevol gen, gepaard met den angst voor het onmiddel lijk gevaar, en het schrik aanjagend gezicht maken, dat altijd spoedig de dokter geroepen wordt. Wanneer deze aankomt, zyn in den regel de stuipen alweer voorbij en dan doet zich de moeilijkheid voor, om uit te maken, wat het geweest is. Nu maakt het al dadelijk een heel groot verschil, hoe oud het kind is. Wan neer het een pasgeborene is, ontstaan de stui pen meestal door een beleediging van de her senen van het kind, en uit den aard der zaak is deze beleediging of beschadiging natuurlijk bij kunstgeboorten meer voorkomend dan by een natuurlijke geboorte. (Dit heeft in medi sche kringen de waardeering van de kunst geboorten weer verminderd: men tracht zoo veel mogelijk de geboorte zonder operatief in grijpen tot stand te brengen; men vermijdt zooveel mogelijk de tangen. Toch heeft deze ingreep in den regel geen schadelijke gevolgen). Behalve door deze geboortebeschadigingen, kunnen ook krampen ontstaan door aange boren gebreken aan de hersenen; en een enkele maal komt het ook voor, dat de pasgeborene de kraamvrouwenstuipen van de moeder ver toont. Daarvoor is geen andere verklaring mo gelijk, dan dat er in 't bloed van de lyderes een stof circuleert, die krampen opwekt; deze stof gaat over in het bloed van het kind en ver wekt by dit eveneens krampen. In den regel worden deze stuipen en kram pen nog waargenomen door dengene, die de verlossing geleid heeft; en dan is het dus meestal niet zoo moeilijk uit te maken, wat de oorzaak is. Maar wanneer het kindje al iets ouder is, b.v. de drie maanden gepasseerd, dan zijn het heel andere dingen, waaraan de medicus denkt. Vooreerst kan er reeds dan een begin van rha- chitis, Engelsche ziekte zyn, en nu is deze ziek te vaak vergezeld van een neiging tot krampen. Men weet ook wel met groote zekerheid, hoe dit komt. Deze neiging tot krampen wordt toe geschreven aan een gebrekkige werkzaamheid van de bijschildklieren, heel kleine lichaampjes, die links en rechts achter de schildklier liggen, en die een zeer belangrijke functie hebben. In elk geval, er wordt dan onderzocht of het kind deze krampachtige neiging, die in het Grieksch spasmophile diathese heet, bezit. Daartoe gaat men na of de spieren prikkelbaarder zyn dan by een gewoon kind. Om dit vast te stellen, dienen verschillende teekenen, die naar hunne ontdekkers de teekenen van Choostek, fïemich, Escherich genoemd worden. Het is zeer een voudig. Men klopt met een klein hamertje op een plaats bij het oor, en men ziet dan een optrekken van den mondhoek, neusvleugels, soms van een ooglid; dergelijke spiertrekkingen kan men ook aan mond en lippen uitlokken. Ook kan men nog nagaan of andere spieren en zenuwen prikkelbaar zijn. Bovendien wordt na tuurlijk gezocht naar de gewone teekenen van rhachitis, die hier niet genoemd behoeven te worden, en dan is het vaak, dat men met zeker heid kan besluiten tot de diagnose van spas mophile diathese. De behandeling ligt dan voor de hand, en deze valt gedeeltelijk samen met de behandeling van de rhachitis. Vooral koe melk wordt verboden, levertraan of een der moderne middelen wordt gegeven, soms nog een kalkpraeparaat. Dit soort krampen treedt herhaaldelijk op, en vooral in winter en voorjaar. Ze kunnen reeds voorkomen by kinderen van 3 a 6 maan den, maar dit is zeldzaam, meestal betreft het kinderen tusschen een half en twee jaar. Wan neer de moeder niet te lang wacht, is ne ziekte meestal gemakkelijk te genezen. Stuipen bij kleine kinderen komen nog al eens voor, wanneer zy hooge koorts hebben, b.v. bij het begin van roodvonk, mazelen, nier- bekkenontsteking. Wanneer bij een ouder per soon een koude rilling optreedt, krijgt een klein kind vaak een stuip. In het verdere verloop van zulk een ziekte ziet men dan bijna nooit nog een andere stuip. Toch wordt elke kramp aanval of stuip behandeld, want men is alge meen overtuigd, dat wanneer ze te lang duren, de hersenen daardoor lijden. Ze worden steeds behandeld met een verdoovingsmiddeL en se dert tientallen van jaren is dit nog steeds chloral. Daarmee kan men dan het onmiddel lijke gevaar bezweren, en dan verder maat regelen nemen tegen de ziekte zelf, of ook tegen het opnieuw optreden van stuipen. Ook vallende ziekte komt reeds in deze jaren voor, maar om bij een aanval van stuipen vast te stellen, dat zij door vallende ziekte, epilep sie veroorzaakt worden, is moeilijk. Met de grootste zorg moeten alle begeleidende omstan digheden worden nagegaan; zoodat wy hier over niet verder zullen uitweiden. Interessant is, dat men er vrijwel in geslaagd is, zulk een aanval uit te lokken, en aldus toch den aard van de ziekte vast te kunnen stellen. Hoewel men de epilepsie in de eerste vijf levensjaren in 't geheel niet mag verwaarlooeen, is het toch een feit, dat in zeker 80 pet. van de gevallen deze ziekte eerst later optreedt. Er zijn heel wat dingen, die stuipen genoemd worden en het niet zijn. Bij kleine kinderen in de eerste een of twee maanden ziet men vaak een eigenaardig draaien met de oogen, een trekken met arm of been; en van de armen kan het zelfs vry sterk zijn, ook trekkingen in het gezicht. Dit alles heeft met stuipen niets te maken. Echte stuipen zijn iets, waarin men zich niet vergist. Nog een ander ding, waarover de ouders zich vaak zeer ongerust maken. Kinderen zijn soms een oogenblik, zooals men noemt „afwezig", zij houden even met hun bezigheid of met spreken op, trekken even met het gezicht, knippen even met de oogen; in een minuut is alles voor bij; maar dit geval herhaalt zich soms tien tallen malen op een dag. Dan blijft het weer maanden lang weg. Wanneer dat in de eerste jaren van het leven voorkomt en met ineen zakken gepaard gaat, is het niet zelden ernstig; maar deze afwezigheden bij overigens normale kinderen van ouder dan 4 jaar zijn in den regel volkomen onschadelijk. Ik zelf herinner mij niet, hieruit ooit iets ernstigs te hebben zien voortkomen. De lezer moge niet denken, dat daarmee het hoofdstuk „kinderstuipen" is geëindigd. Er zijn nog tal van andere ziekten, die krampen khnnen veroorzaken, maar de kwestie is, dat de stuipen daar niet als het voornaamste of eenigste in het oog springen, doch slechts een begeleidend verschijnsel zijn van een andere ziekte. Zooals uit al het voorafgaande is gebleken, is het in de overgroote meerderheid van de ge vallen, waarin stuipen voorkomen, en dat is in gevallen van koortsige ziekten en bij spasmo phile diathese, lang niet meer zoo gevaarlijk als men vroeger dacht. Men moet dus niet al te zeer schrikken. Veel beter is het, dat de moeder zich volkomen kalm houdt en zoo bedaard mo gelijk waarneemt en onthoudt, wat zich alles met het kind afspeelt, hoe lang de aanval duurt, welke bewegingen worden gemaakt, van armen, beenen of gelaatsspieren, of ook van den romp, hoe de gelaatskleur is, hoe de inade ming en uitademing. Wanneer dan straks de dokter komt, weet zij hem precies te vertellen, wat er gebeurd is; en een nauwkeurig relaas van de moeder is het beste, dat zij in die oogen- blikken voor haar kind kan doen; behalve na tuurlijk de zorg, dat de patiënt zich tijdens de krampen niet bezeert. TH. H. SCHLICHTING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5