Na de muiterij
„De Zeven
aan boord van
Provinciën"
Medische Kroniek
Biddend werken, werkend bidden
Het Ibeste beentje voor
DE OFFICIEREN VOORDEN
KRIJGSRAAD
ZONDAG 15 APRIL 1934
Kinderstuipen
Meer samenwerking?
De moordaanslag in
Den Haag
„Maar liever geen
feesten"
IDEEËN
In het hotel-, café en restaurant
bedrijf
Het slachtoffer geeft geen
inlichtingen
De laatste acte van het droevig
drama onzer koloniale ge
schiedenis voor de rech
ters te Soerabaja
Het somber karakter van deze zitting wordt
Formeele schermutseling
Geen bloedbad
Bereid om „iets te doen
0 m i
Het Is in onzen tijd van veel rumoer, van
Verstrooiing en afleiding, een groote kunst om
üe aandacht van anderen te trekken en vast
te honden. Vandaar, dat de reclame, vooral in
haar toepassing, tot een veel beoefende weten
schap is uitgegroeid.
Bij reclame nu, denkt men gemeenlijk slechts
aan het aanprijzen van zaken, die winst moeten
opleveren. In dezen lawaaierigen tijd is het ech
ter noodig ook voor geestelijke goederen reclame
te maken, wil men niet het gevaar loopen met
zijn idealen alleen te blijven staan.
Over zulk soort reclame voor een geestelijk
goed wilden wij het vandaag eens hebben. Meer
dan honderd jaar wordt nu al in ons land de
trom geroerd, om op den bodem, waar de Hol-
landsche beschavingsgeschiedenis begon, name
lijk te Egmond, een der oudste kloosters opnieuw
op te bouwen. Er is voor het idee zóó veel en
zoo luid reclame gemaakt, dat welhaast iedere
landgenoot er van vernomen heeft.
Toen het aan dit geslacht beschoren scheen
dit werk te verwezenlijken, toen keerde het eco
nomisch getij en dreigde voor de zooveelste maal
oen mislukking. Maar opnieuw waren er idea
listen, die het enthousiasme van hun voorgan
gers overnamen en ondanks slechte tijden en
leege beurzen zal weldra de eerste spade in den
grond gaan. Maar niet met aller instemming!
Wy zouden geen Nederlanders zijn, en Nurks
zou niet in Kennemerland zijn geboren, wan-
heer wy zulk een onverwacht succes zoo maar
zonder critiek lieten groeien. En zoo ooit, dan
is hier de critiek heel wat gemakkelijker dan de
kunst. Is dit nu een tyd om geld te verzamelen
voor een historische aardigheid? Hebben wü
hu heusch niet wat beters te doen dan eenige
tienduizenden guldens voor den bouw van een
abdij by elkaar te brengen? Is het eigeniyk niet
ten hemel schreiend, om, wanneer wy zien hoe-
Veel honger en ellende er geleden wordt, geld te
durven vragen voor den bouw van een klooster?
Hat kan O. L. Heer nooit goed vinden en de
toenschen, die zulke dingen uitdenken en door
zetten zyn, zacht gesproken, onmaatschappelijke
Wezens.
Ziedaar het gemor en gemopper, dat thans
ïondom de propaganda voor Egmond te verne
men is. Zonder party te kiezen is het op zich
zelf al de moeite waard om zulk een ernstig
meeningsverschil tusschen geloofsgenooten onder
de oogen te zien. Er zijn twee gronden, waarop
de herbouw van de Egmondsche abdij verdedigd
kan worden. De eerste is een cultuur-historische
en het is te verklaren, dat velen daarvoor thans
in dezen malaisetyd niet veel gevoelen. Toch
Bchuive men deze overweging zoo maar niet
zonder meer ter zyde. In de vorige eeuw hebben
liberalen en protestanten voor een opbouw van
het oude, Roomsche Egmond geüverd en wel
met een vuur, dat ons thans beschaamd doet
staan. Er is dus voor den onverschillige van
heden wel alle aanleiding, om althans naar de
oorzaak van dit niet-katholieke enthousiasme te
Zoeken. Daarbü komt hij in de oudste tyden on
zer vaderlandsche geschiedenis terecht. Helaas
is liefde voor het nationaal verleden geen deugd
Van ons nuchter koopmansvolk. Toch heeft de
tijdgeest ook ons niet geheel onberoerd gelaten
en zijn er teekenen de Willem de Zwijger
herdenking, de vraag naar historische lectuur
e.d, dat ook by den Nederlander de zin voor
het volkseigene en voor de kennis van het eigen
Verleden toeneemt. Dan dringt zich de historie
Van Kennemerland wel heel sterk op! Hier toch
kwamen de eerste geloofsverkondigers uit Ier
land aan wal; van hieruit ontving Nederland
Zijn grootste weldaad, het christeiyk geloof, tege
lijk met zyn beschaving. Hier heeft de wieg van
onze Hollandsche nationaliteit gestaan; hierheen
moeten onze gedachten, om er de eerste graven
Van Holland te ontmoeten. En voor een groot
on gewichtig deel speelt zich die eerste geschie
denis van Holland af rondom de abdij van Eg
mond, gegroeid uit een kapel, door vrome ge-
loovigen gebouwd ter eere van St. Adelbert, den
eersten geloofsprediker in deze streken. Wel
Werd de kapel door de Noormannen verschil
lende malen verwoest, maar door Gods Voor
zienigheid en het ingrepen van den heilige zelf
Werd St. Adelbert's gebeente opgegraven, waar
hij een wonderbare bron ontsprong en vele won
deren geschiedden. En zoo werd deze heilige
Plek de plaats van het vermaarde Benedictijner
klooster, dat onverbrekeiyk met onze vader
landsche historie is saamgegroeid.
Het is dus geen wonder, dat Mr. D. J. v. Len-
hep reeds in 1841 in de vereenlgde zitting van
de vier klassen van het Koninkiyk Nederlandsch
Instituut in tegenwoordigheid van Koning Wil
lem II en prins Alexander een vurig pleidooi
hield voor het herstel der abdy van Egmond
i»door Hollands oudste graven gesticht en be
giftigd"; dat deze geleerde dichter en groot
Vaderlander Frankryk en Engeland ten voor
beeld stelde in hun eerbied voor historische mo
numenten.
Het is geen wonder, dat de liberale journalist
Charles Boissevain in een van zijn beroemde
Van-dag-tot-dag-artikelen in het Algemeen
Handelsblad van 1905 heel Nederland opriep om
Egmond de verwoeste abdy op te bouwen.
«Wordt er geld gegaard aldus eindigde hy
Pijn met enthousiasme geschreven artikel
°m dus piëteit te toonen aan het Stamhuis „dat
Tusschen de hoofdbesturen van den R. K.
®ond van Werkgevers in het Hotel-, Café-,
Restaurantbedrijf en aanverwante bedrijven
«St. Jozef" en den R.K. Bond van Hotel-,
Café- en Restaurant-Geëmployeerden „St. An-
tonius" heeft een bespreking plaats gehad,
Waarin werd besloten tot samenwerking om te
komen tot het instellen van een permanente
pommissie ter behartiging van de belangen van
het bedrijf en de bedryfsgenooten.
He Patroonsvereeniging „Horecaf" heeft zich
}*eds eenigen tyd geleden hiertoe bereid ver
klaard.
Getracht zal worden zoo spoedig mogeiyk tot
•en hechte samenwerking met alle organisaties
«eraken.
den grond heeft gelegd tot ons bloeijen" door
de roemryke oude abdy, die hun gebeente eens
dekte, in herinnering te houden, dan draag ik
mijn penningske by en ga collecteeren by vrien
den en vriendinnen."
Maar, zooals wy boven reeds zeiden, in dezen
tijd van economischen neergang is het verklaar
baar, dat de nood, die uit de monden van hon
derdduizenden werkloozen schreit, den lust voor
het stichten van een kostbaar, historisch monu
ment doet verdwijnen. De propagandisten van
Egmond, die een mooie traditie levend houden,
hebben dat begrepen. Het groote plan van den
architect Kropholler, in betere jaren ontworpen
en dat de oude abdy op teekening in vollen luis
ter laat zien, is opgeborgen.... voor onbepaal-
den tyd. Maar wat niet verdwenen mag, dat is
de kern, het eenvoudige klooster, door Bene-
dictus' zonen zelf op te trekken, op Hollands
heiligste plek, op Adelbertus' doodenakker. Dit
is geen weelde, dit is noodzaak.
Niemand behoeft meer gewezen te worden op
den zegenryken arbeid van de Benedictynen in
Oosterhout. Wanneer er in een Roomsch hart
ooit heimwee was naar het intens katholieke
leven der middeleeuwen, dan vond het daar, in
een geheel aparte kloostersfeer, de verwezeniy-
king van wat in de twintigste eeuw een utopie
lijkt. Vandaar de groote trek naar Oosterhout,
zóó groot, dat aanvragers moeten worden afge
wezen. Het zou in zulke omstandigheden de
natuur verkrachten zyn, om moedwillig de
stichting van een nieuw klooster en dan op
de door de historie aangewezen plaats, Egmond,
tegen te houden.
Ziedaar het geheim van den moed, van den
durf dergenen, die, ondanks malaise en slechte
economische vooruitzichten toch voor Egmond
biyven pleiten en.... bedelen. Of liever juist,
omdat we zulke moeiiyke tyden beleven.
Wat toch is het doel van den heropbouw van
Egmonds abdy? Een kern stichten van mannen,
die biddend werken en werkend bidden en dat
midden in Holland, op weinig kilometers afstand
van de hoofdstad, ten voorbeeld van het jach
tende leven rondom.
Biddend werken! O, er is en er wordt gewerkt
in deze wereld. Er is krankzinnig hard gewerkt
tydens en sinds den grooten oorlog. Er is ge
produceerd, nacht en dag; er zyn machines uit
gevonden, die de producten afleveren, kant en
klaar, met iederen tik van de klok. Maar juist
door dien arbeid, zonder maat of regel, zonder
bezinning of moraal, is de wereld uit haar voe
gen geslagen. Wij hebben gewerkt zonder bid
den; door den arbeid alleen op winst gericht,
werd het bidden verleerd.
De monniken, bezield met den evenwichtigen,
rustigen, den christelyken geest der middeleeu
wen, moeten ons weer leeren wat biddend wer
ken is. Zy zullen meer doen. Het jachtende le
ven zal ons blijven vasthouden, niet enkel de
leeken, zelfs een groot deel van de priesters
in de steden en groote dorpen. Dat enerveeren-
de, moderne leven legt zelfs op Gods dienaren
beslag van den vroegen ochtend tot den laten
avond. Welk een heerlijke gedachte, dat er man
nen zyn, „vrijgestelden" zooals een van Eg
monds vurige propagandisten, pastoor Nolet, ze
geestig noemde die bidden, mediteeren, die de
verschuldigde eer brengen aan den Schepper en
's Hemels zegen afsmeeken, terwyi wy zwoegen
en sloven en bezig zijn met wereldsche dingen.
Deze waarheid, deze wijsheid, staat zóó vast
in de hoofden van de bewonderaars van Eg
mond, dat zy thans besloten hebben, iedereen,
ook den eenvoudigen man, ook den niet bemid
delde ,zyn penningske voor Egmonds klooster
te doen bijdragen. Egmond toch moet het bezit
van heel Nederland worden; er is niemand, of
hy heeft behoefte aan het gebed van de kloos
terlingen. Vandaar de stichting der vereeniging
„Vrienden van Egmond".
Is het een dwaasheid om in d e z e n tyd
geld te vragen voor het oprichten van een kloos
ter? Ach, er geschieden zooveel dwaasheden.
Heel ons economisch leven is één groote dwaas
heid. Terwijl de graanschuren van Amerika en
Canada tot berstens toe vol zyn en het oude
koren wordt verbrand om den nieuwen oogst
nog een klein prijsje te gunnen, beijveren alle
landen zich om eigen broodkoren te telen. En
wat met het graan geschiedt geldt voor tien
tallen andere bodemgewassen. Laat de waan
wijze wereldling, die zoo slecht zyn eigen zaken
regelt, dus niet te spoedig van dwaasheden spre
ken. Er was ook eens een „dwaasheid van het
kruis". En die dwaasheid heeft de trotsche hei-
densche wereld overwonnen. In dien zin zullen
alle oprechte christenen ook, juist in dezen tyd,
de dwaasheid van Egmond verstaan!
LIBRA.
Noot. Elders In dit blad vindt men de
adressen, waar men zich als vriend van Egmond
kan opgeven.
Hoewel het slachtoffer van het revolverschot,
dat Vrijdagnamiddag te ongeveer vyf uur in
een café aan de Roomstraat 5 te Den Haag op
hem werd gelost, tot spreken in staat is, heeft
hy zich over het gebeurde niet of nauwelijks
willen uitlaten; het is althans de politie nog
niet mogen gelukken in het ziekenhuis posi
tieve inlichtingen van den getroffene te kry-
gen, die de motieven van zyn aanslagpleger
den 35-jarigen B. J. B. zouden kunnen ver
klaren. Laatstgenoemde kwam met den ander
wel meer in hetzelfde café. Zyn laatste woon
plaats is echter niet bekend aan het adres,
waar hy bij de politie stond ingeschreven, ter
wijl ook anderen, die B. van aanzien kenden,
zyn tegenwoordig adres niet konden opgeven.
Zoodoende heeft de dader zich tot heden nog
kunnen schuilhouden.
Op de in beslag genomen revolver zat nog
een aantal patronen.
Zaterdag tegen den middag werd de toestand
van U> liet slachtoffer, minder gunstig.
SOERABAJA, 14 April. (ANETA). Voor de
vierschaar, in dezelfde samenstelling welke hon
derden aanstichters van en deelnemers aan de
muiterij aan boord van de „De Zeven Provin
ciën" vonniste, verschenen heden in het tot
rechtszaal ingerichte gymnastiek-lokaal van de
Marine-kazerne Goebeng, 16 der 17 officieren
van de „De Zeven Provinciën", wier terecht
staan de laatste acte vormt van het Zeven Pro
vinciën-drama voor den Zeekrygsraad te Soera
baja.
De Krijgsraad wordt gepresideerd door den
luitenant-kolonel van het corps Mariniers C. J.
O. Dorren, met als leden de luitenants ter zee
der eerste klasse H. Pitlo, G. G. Bozuwa, den of
ficier van den Marine Stoomvaart Dienst der
eerste klasse J. Walrave, en den officier van
administrate! der eerste klasse J. C. Nidelstein
Walter.
De officier van administratie der eerste klas
se L. P. van Boven treedt op als fiscaal, de of
ficier van administratie der tweede klasse S. D.
Duyverman als secretaris.
In het middenvak van de rechtszaal is de
groep der beklaagden in vier rijen gezeten met
den oudsten officier, den heer Fels, in het
front.
Links worden zy geflankeerd door de verte
genwoordigers van de pers, rechts door een vier
tal raadslieden, t. w. de officier van den Ma
rine Stoomvaart Dienst der eerste klasse C. B.
Eenhoorn voor den luitenant ter zee der eerste
klasse F. en den officier van den Marine
Stoomvaart Dienst Smits, de luitenant ter zee
der eerste klasse H. D. Lindner voor alle te
rechtstaande luitenants ter zee der derde klas
se, met uitzondering van Baron de V. van St..
de officier van administratie der tweede klasse
H. C. van 't Hoff voor de officieren Marine
Stoomvaart Dienst der tweede klasse De W.
en Van B. en de eerste luitenant van het
corps mariniers H. O. Romswinckel voor den
luitenant ter zee D.
De Krygsraad zoowel als de beklaagden zyn
in klein officieel tenue, t. w. gewoon witte klee
ding met sabel en handschoenen.
In tegenstelling met hetgeen tot dusver ge
schiedde roept de president één voor één de be
klaagden binnen. Hy controleert naam, stam
boeknummer, enz. alvorens de zitting publiek te
verklaren, waarna de pers en het publiek, be
staande uit marine-officieren binnentreedt, als
de groep der beklaagden voltallig is gezeten.
Te 9 uur 15 voorm. verklaart de president de
zitting geopend.
verhoogd door het feit dat allen rouw dragen
in verband met het overlijden van H. M. de
Koningin Moeder.
De fiscaal leest de ten laste legging voor,
waarna de door den raadsman den officier van
administratie der tweede klasse Van 't Hoff
gedaagde deskundige de officier van gezond
heid Bottema, verklaringen zal afleggen.
Alvorens zulks zal geschieden, heeft een
kort debat plaats tusschen den fiscaal en den
raadsman, waarbij laatstgenoemde verzoekt
raadpleging van de aanteekeningen door den
getuige-deskundige, hetgeen eerstgenoemde on
geoorloofd acht, daar dit zou neerkomen op te
voren beantwoorden van te voren gestelde vra
gen, hetgeen gelijkstaat met een te voren opge
steld pleidooi ten behoeve van den beklaagde
t. w. den officier van gezondheid B.
De Raad begeeft zich in raadskamer, n. 1.
het kantoor, van Overste Dorren, gelegen aan
de andere zyde van het oefenveld, behooren-
de by de Marine-kazerne Goebeng.
Na terugkeer van den Krygsraad wordt me
degedeeld dat getuige-deskundige Maandagoch
tend 8 uur zal worden gehoord, terwijl de
Krijgsraad zich nader zal beraden over het
bezwaar van den fiscaal.
De officier van gezondheid Bottema verlaat
den getuige-stoel, waarna de secretaris van den
Krijgsraad, de officier van administratie der
tweede klasse S. D. Duyverman de telegram
men voorleest, welke betrekking hebben op de
muitery en dienstweigering.
De secretaris leest het eerder beklaagden
voorgehouden verhoor voor van getuige Eiken
boom betreffende o. a. het berucht telegram in
zake de orders tegen opruiing en de salariskor
ting, hetwelk commandant Eikenboom uitlegde
als zou de korting voorgoed van de baan zijn,
het omslaan van de stemming toen de korting
doorging, het gedrag van de bemanning tydens
de reis naar Sumatra, de ontvangen telegrafi
sche orders om korporaal Boshart in de gaten
te houden, de telegrafische orders inzake de
bewaking van de radio-hut, die werd opgedra
gen aan den luitenant ter zee der derde klasse
Baron de V. van S., die echter 30 Januari het
bekende telegram van de onderofficieren, waar
in informaties werden verzocht, doorliet, des
wege hy werd gestraft.
Het verhoor wordt snel doch duidelijk voorge
lezen.
De voorlezing van het verhoor van comman
dant Eikenboom duurt voort en levert weinig
belangrijke momenten op.
Bekl., luitenant ter zee der eerste klasse F.
knikt instemmend met gebogen hoofd als voor
gelezen wordt, dat commandant Eikenboom
heeft verklaard dat de heer F. waarschuwde om
in dezen tyd maar liever heelemaal geen fees
ten te houden.
De heer F. verzinkt opnieuw in somber ge
peins, als blijkt, dat commandant Eikenboom
heeft verklaard geen reden te hebben om den
officier van dienst F. ongeschikt te achten lei
ding te geven bij afwezigheid van den comman
dant en den eersten officier.
Overigens wekte de langdurige voorlezing van
de den beklaagden bekende verklaring, bevat
tend overbekende feiten, geenerlei reactie.
De voorlezing gaat voort tot de overgave door
de muiters en daalt daarna af in details, o. a.
wordt verklaard dat er geen reden aanwezig was
om de officieren van geladen pistolen te voor
zien, dat er geen motief aanwezig was tot ver
wijdering van korporaal Boshart.
Bekl. de luitenant ter zee der eerste klasse
F. wordt voorgeroepen. Hy heeft geen vragen
te stellen.
De heer F. onderhoudt zich een enkele mi
nuut met zijn raadsman en neemt dan zyn
plaats weer in.
De secretaris van den Krijgsraad leest het
tweede verhoor van commandant Eikenboom
voor, naar aanleiding van vragen en mededee-
lingen van den bekl. F., die in bijzijn van den
eersten officier van den commandant de ver
klaring zou hebben ontvangen by onregelma
tigheden niet te schieten en geen bloedbad aan
te richten, hetgeen de heer Eikenboom ten
stelligste ontkent.
Bekl. de luitenant ter zee der eerste klasse
F. wordt wederom voorgeroepen en deelt op
bewogen toon mede dat de geciteerde woorden
betreffende het niet-schieten en het niet-aan-
richten van een bloedbad woordelijk door den
commandant Eikenboom zyn gesproken. „Daar
blijf ik by. Dat verklaar ik voor God."
De heer F. stelde den commandant de vraag
inzake het optreden by onregelmatigheden, daar
hy evenals de eerste officier indertijd de mui
terij aan boord van de „Koningin-Regentes"
heeft meegemaakt.
Getuige brengt in herinnering het inkoppelen
van de stuurinrichting met toestemming van
de hoogere officieren, voorts om op het achter
schip te vuren, indien de gewapende muiters
doordrongen, zulks in tegenstelling met de or
ders van anderen, wier beleid gericht was op
het voorkomen van geweld, hetgeen eveneens
een reden was om geen uitval te wagen, tenzij
hulp van buiten werd verleend.
De officier van den M. S. D. tweede klasse
S. maakte echter een uitvalplan op, hetgeen
geen steun kreeg van zijn collega De W. uit
angst, van zyn collega Van B. uit onverschil
ligheid, van den luitenant ter zee D. op grond
van diens opvattingen, dat toch alle officieren
ongetwijfeld zouden meewerken indien het tot
een uitval kwam.
De voorlezing van het verhoor van den heer
B. gaat voort. O. a. volgt een detaileering van
het gedrag der verschillende officieren, waar
in wordt medegedeeld dat de heer Van B.
hoofdzakelijk overleg pleegde met den officier
van gezondheid, voorts speciaal met den heer
S., alsmede met de jongere zee-officieren K.
en S.
Baron de V. van S. was bereid „iets te
doen."
Na een pauze welke een kwartier duurde,
maakt bekl. S. aanmerking op de verklaring
van den heer B., als zou S. tegen den luitenant
ter zee der derde klasse R. hebben ge
zegd het pistool niet zoo zichtbaar te dragen,
doch de woordenwisseling tusschen den presi
dent van den Krijgsraad en beklaagde S. is
vrijwel niet te verstaan. Blijkbaar komt een
en ander neer op een waarschuwing om de
pistolen niet in de longroom te laten slinge
ren.
De secretaris van den Krygsraad leest ver
klaringen voor van Kawilarang, bevattende de
bekentenis en den opzet en uitvoering der mui
terij-plannen, welke reeds eerder in extenso zyn
gepubliceerd.
De zitting wordt verdaagd tot Maandag 16
April.
Wanneer een kindje stuipen krijgt, slaat
de moeder de schrik om het hart. Er
is iets beangstigends in het zien van
die trekkende en krampachtige bewegingen,
waar het kind niet meer meester over is, en
die door een geheimzinnige en kwaadaardige
kracht schijnen te worden veroorzaakt In het
latere leven der kinderen hoort men dan wel
zeggen, dat deze of gene afwijking uit de stui
pen is overgebleven. En de vrees voor de gevol
gen, gepaard met den angst voor het onmiddel
lijk gevaar, en het schrik aanjagend gezicht
maken, dat altijd spoedig de dokter geroepen
wordt. Wanneer deze aankomt, zyn in den
regel de stuipen alweer voorbij en dan doet
zich de moeilijkheid voor, om uit te maken, wat
het geweest is. Nu maakt het al dadelijk een
heel groot verschil, hoe oud het kind is. Wan
neer het een pasgeborene is, ontstaan de stui
pen meestal door een beleediging van de her
senen van het kind, en uit den aard der zaak
is deze beleediging of beschadiging natuurlijk
bij kunstgeboorten meer voorkomend dan by
een natuurlijke geboorte. (Dit heeft in medi
sche kringen de waardeering van de kunst
geboorten weer verminderd: men tracht zoo
veel mogelijk de geboorte zonder operatief in
grijpen tot stand te brengen; men vermijdt
zooveel mogelijk de tangen. Toch heeft deze
ingreep in den regel geen schadelijke gevolgen).
Behalve door deze geboortebeschadigingen,
kunnen ook krampen ontstaan door aange
boren gebreken aan de hersenen; en een enkele
maal komt het ook voor, dat de pasgeborene
de kraamvrouwenstuipen van de moeder ver
toont. Daarvoor is geen andere verklaring mo
gelijk, dan dat er in 't bloed van de lyderes een
stof circuleert, die krampen opwekt; deze stof
gaat over in het bloed van het kind en ver
wekt by dit eveneens krampen.
In den regel worden deze stuipen en kram
pen nog waargenomen door dengene, die de
verlossing geleid heeft; en dan is het dus
meestal niet zoo moeilijk uit te maken, wat de
oorzaak is.
Maar wanneer het kindje al iets ouder is,
b.v. de drie maanden gepasseerd, dan zijn het
heel andere dingen, waaraan de medicus denkt.
Vooreerst kan er reeds dan een begin van rha-
chitis, Engelsche ziekte zyn, en nu is deze ziek
te vaak vergezeld van een neiging tot krampen.
Men weet ook wel met groote zekerheid, hoe
dit komt. Deze neiging tot krampen wordt toe
geschreven aan een gebrekkige werkzaamheid
van de bijschildklieren, heel kleine lichaampjes,
die links en rechts achter de schildklier liggen,
en die een zeer belangrijke functie hebben. In
elk geval, er wordt dan onderzocht of het kind
deze krampachtige neiging, die in het Grieksch
spasmophile diathese heet, bezit. Daartoe gaat
men na of de spieren prikkelbaarder zyn dan
by een gewoon kind. Om dit vast te stellen,
dienen verschillende teekenen, die naar hunne
ontdekkers de teekenen van Choostek, fïemich,
Escherich genoemd worden. Het is zeer een
voudig. Men klopt met een klein hamertje op
een plaats bij het oor, en men ziet dan een
optrekken van den mondhoek, neusvleugels,
soms van een ooglid; dergelijke spiertrekkingen
kan men ook aan mond en lippen uitlokken.
Ook kan men nog nagaan of andere spieren en
zenuwen prikkelbaar zijn. Bovendien wordt na
tuurlijk gezocht naar de gewone teekenen van
rhachitis, die hier niet genoemd behoeven te
worden, en dan is het vaak, dat men met zeker
heid kan besluiten tot de diagnose van spas
mophile diathese. De behandeling ligt dan voor
de hand, en deze valt gedeeltelijk samen met
de behandeling van de rhachitis. Vooral koe
melk wordt verboden, levertraan of een der
moderne middelen wordt gegeven, soms nog
een kalkpraeparaat.
Dit soort krampen treedt herhaaldelijk op,
en vooral in winter en voorjaar. Ze kunnen
reeds voorkomen by kinderen van 3 a 6 maan
den, maar dit is zeldzaam, meestal betreft het
kinderen tusschen een half en twee jaar. Wan
neer de moeder niet te lang wacht, is ne ziekte
meestal gemakkelijk te genezen.
Stuipen bij kleine kinderen komen nog al
eens voor, wanneer zy hooge koorts hebben,
b.v. bij het begin van roodvonk, mazelen, nier-
bekkenontsteking. Wanneer bij een ouder per
soon een koude rilling optreedt, krijgt een klein
kind vaak een stuip. In het verdere verloop
van zulk een ziekte ziet men dan bijna nooit
nog een andere stuip. Toch wordt elke kramp
aanval of stuip behandeld, want men is alge
meen overtuigd, dat wanneer ze te lang duren,
de hersenen daardoor lijden. Ze worden steeds
behandeld met een verdoovingsmiddeL en se
dert tientallen van jaren is dit nog steeds
chloral. Daarmee kan men dan het onmiddel
lijke gevaar bezweren, en dan verder maat
regelen nemen tegen de ziekte zelf, of ook
tegen het opnieuw optreden van stuipen.
Ook vallende ziekte komt reeds in deze jaren
voor, maar om bij een aanval van stuipen vast
te stellen, dat zij door vallende ziekte, epilep
sie veroorzaakt worden, is moeilijk. Met de
grootste zorg moeten alle begeleidende omstan
digheden worden nagegaan; zoodat wy hier
over niet verder zullen uitweiden. Interessant
is, dat men er vrijwel in geslaagd is, zulk een
aanval uit te lokken, en aldus toch den aard
van de ziekte vast te kunnen stellen. Hoewel
men de epilepsie in de eerste vijf levensjaren
in 't geheel niet mag verwaarlooeen, is het toch
een feit, dat in zeker 80 pet. van de gevallen
deze ziekte eerst later optreedt.
Er zijn heel wat dingen, die stuipen genoemd
worden en het niet zijn. Bij kleine kinderen in
de eerste een of twee maanden ziet men vaak
een eigenaardig draaien met de oogen, een
trekken met arm of been; en van de armen kan
het zelfs vry sterk zijn, ook trekkingen in het
gezicht. Dit alles heeft met stuipen niets te
maken. Echte stuipen zijn iets, waarin men
zich niet vergist.
Nog een ander ding, waarover de ouders zich
vaak zeer ongerust maken. Kinderen zijn soms
een oogenblik, zooals men noemt „afwezig", zij
houden even met hun bezigheid of met spreken
op, trekken even met het gezicht, knippen
even met de oogen; in een minuut is alles voor
bij; maar dit geval herhaalt zich soms tien
tallen malen op een dag. Dan blijft het weer
maanden lang weg. Wanneer dat in de eerste
jaren van het leven voorkomt en met ineen
zakken gepaard gaat, is het niet zelden ernstig;
maar deze afwezigheden bij overigens normale
kinderen van ouder dan 4 jaar zijn in den
regel volkomen onschadelijk. Ik zelf herinner
mij niet, hieruit ooit iets ernstigs te hebben
zien voortkomen. De lezer moge niet denken,
dat daarmee het hoofdstuk „kinderstuipen" is
geëindigd. Er zijn nog tal van andere ziekten,
die krampen khnnen veroorzaken, maar de
kwestie is, dat de stuipen daar niet als het
voornaamste of eenigste in het oog springen,
doch slechts een begeleidend verschijnsel zijn
van een andere ziekte.
Zooals uit al het voorafgaande is gebleken,
is het in de overgroote meerderheid van de ge
vallen, waarin stuipen voorkomen, en dat is in
gevallen van koortsige ziekten en bij spasmo
phile diathese, lang niet meer zoo gevaarlijk
als men vroeger dacht. Men moet dus niet al te
zeer schrikken. Veel beter is het, dat de moeder
zich volkomen kalm houdt en zoo bedaard mo
gelijk waarneemt en onthoudt, wat zich alles
met het kind afspeelt, hoe lang de aanval
duurt, welke bewegingen worden gemaakt, van
armen, beenen of gelaatsspieren, of ook van
den romp, hoe de gelaatskleur is, hoe de inade
ming en uitademing. Wanneer dan straks de
dokter komt, weet zij hem precies te vertellen,
wat er gebeurd is; en een nauwkeurig relaas
van de moeder is het beste, dat zij in die oogen-
blikken voor haar kind kan doen; behalve na
tuurlijk de zorg, dat de patiënt zich tijdens de
krampen niet bezeert.
TH. H. SCHLICHTING.