I ONZE 294e UITKEERING f 78.170 Met w&aal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Bij een Weenschen portretschilder keerden wij heden uit „p, „<;-PUNTEN FORT-MYSTERY ALS KEIZERS POSEEREN 0f MODEPLAAT MAANDAG 16 APRIL 1934 Otto en de aflossing van de wacht \Paul huurt Aartshertog Karl had er niet de minste belangstelling voor hoe zijn portret zou uitvallen ingevolge de voor onze abonnes geldende gratis-ongevallen-verzekering aan den Heer TH. DE LANGE, Dorpsweg 207, Hem (N.H.) wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS f Vacantie-reductiereis in Zwitserland Diefstallen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL mm door Kafharina en Robert Pinkerton In het atelier van Tom von Dreger, den Weenschen portretschilder, blikken twee generaties der Oostenrijksche geschiedenis op den bezoeker neer. Daar hangen de grooten Uit het rijk der Habsburgsche dynastie, daar hangen ook de conterfeitsels der leidende per soonlijkheden van het nieuwe Oostenrijk: Mgr. Seipel, Kardinaal Innitzer, Kanselier Dollfuss, de ministers Schusznigg en Warwinsky. In het „Neuer Wiener Journal" vertelt de schilder over zijn ontmoetingen met den ouden keizer Franz Joseph. Er waren reeds voor den wereldoorlog maar heel weinig portretschilders, die er zich op konden beroemen, dat Franz Joseph voor hen had geposeerd. Hoe ik zoo vertelt von Dreger het klaar speelde, is een avontuurlij ke geschiedenis. Ik maakte een critieken tijd door, omdat ik mij niet wilde aanpassen aan de telkens zich afwisselende nieuwe kunstrich tingen en modes. Ik kwam achterop. Mijn schil derijen, die ik inzond op de expositie van het „Künstlerhaus" werden zonder uitzondering geweigerd. Dat maakte mü natuurlijk despe raat, want ik had een naam op het spel te setten. In die troostelooze situatie kwam ik op een zonderlinge gedachte: hoe zou het zijn, als ik den Keizer zeiven op mijn werk opmerk zaam zou kunnen maken? Ik trachtte langs den weg der gewone instanties een audiëntie te verkrijgen. Maar dat hielp niets. Nu schreef ik, wat iets heel ongewoons en stoutmoedigs Was, aan den Keizer persoonlijk, dat ik schil der was en om de genade vroeg, hem eenige mijner werken te mogen toonen. Het ant woord kwam spoediger dan ik had durven ver- Wachten. De opperhofmaarschalk, graaf Gude- nus, deelde mij mede, dat Zijne Majesteit ge neigd was, mijn verzoek in te willigen. Ik moest mijn schilderijen naar Schönbrunn brengen en alles arrangeeren met den kamerdienaar des Keizers. In een der vertrekken, die de monarch moest passeeren, om in zijn arbeidskabinet te komen, arrangeerde ik een kleine tentoonstel ling, alleen bestaande uit werken, die door de jury van het „Künstlerhaus" waren geweigerd. De Keizer kwam en bezichtigde met groote be langstelling mijn portretten, vooral een portret van den reeds in hoogen ouderdom staanden klavier-virtuoos Leschetitzky en van diens zeer mooie, nog haast bloed jonge vrouw. De monarch kende Leschetitzky persoonlijk, lachte vriendelijk malicieus bij het zien van dit dub bele portret en zeide: „Heel goed getroffen, maar die vrouw is wel een beetje te jong en te mooi voor den ouden heer." Ik vertelde den Keizer, dat al die schilderijen, die hem schenen te bevallen, geen genade hadden gevonden in de oogen der collega's van het „Künstlerhaus". De Keizer was veel te veel cavalier om partij te kiezen in een strijd tusschen kunstenaars, maar ik bespeurde toch een zekere mate van verbluffing op zijn gezicht. Nog in Schönbrunn, in een gang voor de keizerlijke vertrekken, pakte ik een schets uit van den keizer, welke ik tevoren naar foto's en naar vluchtige in drukken van ontmoetingen had gemaakt en begon deze thans snel af te werken naar de pas verzamelde indrukken. Ik werkte met groo te haast, om niets te vergeten. De kamerdienaar kwam toevallig voorbij, keek nieuwsgierig naar het portret: de keizer in z'n huisjasje, dat hij bij de audiëntie" had aangehad. Hij nam 't meteen mêe en zeide: „Wacht IJ 'n oogenblik, ik zal het den Keizer laten zien." En het scheen den Keizer ook werkelijk te syn bevallen. Dit leidde ik af uit het feit, dat een paar minuten later de adjudant van den monarch, Nicolaus von Horthy, uit diens Werkkabinet kwam en tot mij zeide, terwijl hij lachend salueerde: „Wat U daar in een half Uur tot stand hebt gebracht, grenst aan het Wonderbare!" Ik was met het geheele geval zeer tevreden en ook de Keizer scheen het te zijn. Want toen eenigen tijd later de Engelsche ambassadeur, dien de Keizer bijzondere sym pathie toedroeg, van zijn post terugtrad, wilde de Keizer hem een bijzonder geschenk geven en droeg mij op, Hoogstdezelver persoon in Britsche admiraalsuniform te schilderen. Ik verlangde, dat de Keizer eenige uren voor mij zou poseeren. Dit werd toegestaan een zeld zaam feit in de laatste levensjaren van den stokouden Keizer. Met het oog op diens hoo gen leeftijd, maakte ik de zittingen zoo kort mogelijk, om den ouden heer, die reeds een zeer lijdenden indruk maakte, niet te zeer te vermoeien. Als gunst werd mij echter toege staan, dat ik den Keizer uit de verte mocht waarnemen op zijn dagelijksche wandelingen door de groote galerij van Schönbrunn. Bijna vier maanden werkte ik aan het groote, repre sentatieve paradeschilderij, dat den Keizer van Oostenrijk-Hongarije midden in de groote galerij voorstelde. Op den achtergrond schil derde ik den doorkijk op de Gloriette en had den goeden inval, om het eveneens zichtbare groote grasvlak fleurig te maken door een groot aantal parkbezoekers, Weensche typen. Het waren heel kleine, maar subtiel uitgevoer de figuurtjes. Toen het schilderij klaar was, exposeerde de kamerdienaar het in het werkkabinet van den Keizer, waar het een mooi effect maakte. Zicht baar verrast, ging de Keizer naar het schilderij. Zijn belangstelling ging echter niet uit naar zijn portret, maar naar de voor een officieel Keizerportret origineele stoffage. De kamer dienaar moest een loupe brengen en tevreden en geamuseerd bezichtigde Zijne Majesteit meer dan een half uur ieder der kleine figuurtjes. Dezelfde schilder kreeg ook opdracht, om Aartshertog Karl te portretteeren. Hij vertelt daarvan: „Om en om 1914 kreeg ik van den Peldzeugmeister Madlé-Lenzbrugy, president van de Touringclub, opdracht, om den jongen Aartshertog Karl Franz Joseph te schilderen. Deze was toen nog geen troonopvolger. Een paar maanden later zou in Serajewo zijn oom, de troonopvolger Franz Ferdinand worden vermoord en Karl troonopvolger worden. Met veel moeite en kunst werd de noodige audiëntie op het kasteel van Hetzendorf ge arrangeerd, want de jonge Karl was een ver klaarde vijand van het vervelende model-zitten. Hij liet ook duidelijk merken, dat hij van mijn werkzaamheden absoluut geen aangename uren verwachtte. Hij vroeg aan den Feldzeugmeister Madlé, die mij voorstelde: „Wilt U by het schilderen misschien blijven kijken?" De doorknede man van het hof begreep di reet deze „fagon" van spreken, salueerde en verdween. Nu was ik met den jongen prins alleen en beging al direct my'n eersten „faux pas". Karl bood my een sigaret aan. Ik meen de uit bescheidenheid te moeten zeggen, dat ik niet rookte. Hij beet zich op zijn lippen en rookte uit hoffeiykheid ook niet. Ik pakte my'n schilders-utensilien uit. Ook een foto apparaat. „Ah, u fotografeert. Ik ook!" Het was een sombere dag, en daar ik het onge duld van mijn model heel sterk bemerkte, was ik bang, dat Karl niet lang genoeg stil zou staan. Ik nam daarom mijn toevlucht tot een trucje en vroeg hem, hoe lang er bij dit weer geëxposeerd moest worden. Zyn Keizerlyke Hoogheid keek naar buiten, dacht na en zei de: „Oh, zeker vier seconden." Nu hy zelf vier seconden als noodzakelijk achtte, bleef hij ook geduldig staan. Maar toen ik begon te schilderen, was het spoedig met zyn geduld gedaan. Hij vroeg, of hy niet in de kamer mocht rondloopen en praten. Ik had daar niets tegen. En toen werd het wat ge zelliger. Maar over één ding moest ik my heenzetten: de jonge heer had niet de aller minste belangstelling er voor, hoe zyn portret zou uitvallen. Ik schilderde er op los met een soort bliksemachtige snelheid, want van het korte samenzijn met Karl had ik al dadelyk den indruk, dat het niet gemakkelijk zou zyn, om een tweede zitting bewilligd te krijgen. Kort na den dood van Franz Joseph trof ik den nieuwen jongen keizer in Schönbrunn. Hij was in begeleiding van zijn gemalin, keizerin Zita, die belangstelling had getoond voor een paar mijner kinderportretten. Zij droeg mij op naar Luxemburg te komen, om daar den klei- amiiiiium O, modeplaat, je tent "beslist De schoonste aller platen, Omdat van jou geen enk'le vrouw De oogen af kan laten! Hetzij zij jong is, ietwat oud, Of leeftijd middelmatig, Verdund of dik, 't zij groot of klein I Te nonchalant of statig, Zij zal den man gehoorzaam zijn, Naar kerk'lijke geboden.. Doch slaafs buigt zij zich toch alléén Voor het gezag der mode! Hoe of een vrouw van binnen is Dit komt u nooit te weten. Een mannenleeftijd is te kort Om daarvan kaas te eten! Vandaar dat felle streven om In kleuren en in lijnen, Zooals zij zich het liefste dénkt, Dus voor den mante schijnen! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) F, n 11 i 11 i 1111 n 111 n 11 u i n 11111111111111111 n n 1111111111111 li11111111 r m H1111111 n mm 111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111117 nen troonopvolger Otto te schilderen. Op een bepaalden dag liet zy mij afhalen in een met prachtige paarden bespannen hofrijtuig, dat my bracht naar het slot van Luxemburg, het welk in den oorlog voor iedereen hermetisch was afgesloten en in zijn doodsche stilte haast angst aanjoeg. Toen wij het binnenplein op- galoppeerden, sprongen ons. drie alleraardigste kinderen tegemoet. Zy verwachtten klaarblij kelijk een bekende. Toen ze echter zagen en constateerden, dat het „maar een vreemde meneer" was, waren zij direct weer verdwe nen. Ik werd in een kamer van het Kasteel gelaten. Spoedig werden de vleugeldeuren ge opend en op den drempel verscheen, sieriyk groetend, het knaapje met de blonde krullen, dat ik tevoren op de binnenplaats als aanvoer der van zijn zusjes had gezien: Aartshertog Otto, de toen vier-jarige troonopvolger van Oostenryk-Hongarye. De kleine reikte mij de hand, zooals men het hem wel geleerd had, en, daar ik hem vertrouwen scheen in te boe zemen, pakte hij moed en vroeg: „Mag ik asje blieft naar de aflossing gaan kijken?" Ik wist niet precies, wat die vraag had te beteekenen. En wyl men aan een toekomstigen keizer van Oostenrijk, vooral als deze een lieve kleine jon gen is, niet gaarne iets weigert, als het niet noodig is, gaf ik het verlangde verlof. De kleine vent verdween direct gelukzalig. Na een paar minuten was hij weer terug. Nu minder te vreden. Men had hem buiten geïnstrueerd, dat hij thans had „ordre zu parieren" en zich zoet moest laten schilderen. Braaf en rechtop ging het kleine kereltje in postuur staan. Om hem het geval een beetje gemakkelijker te maken, stond ik toe, dat zijn zusjes mochten „mee- schilderen". Dat deden de kleintjes dan ook, gierend van de pret. Opeens echter was het keizerlijke hoogheidje Otto spoorloos verdwenen. Van de binnen plaats kwamen commando's en weerklonken trompetsignalen. De wacht, een compagnie in fanterie, schreed in paradepas het kasteel voorbij en onder het middenbalkon in de deur stond de kleine vluchteling Otto en salueerde militairement zijn soldaten. De oogjes van het kleine kind straalden van vreugde in zyn onbekommerd zieltje had het er geen idee van, hoe gauw deze heerlijk heid ten einde zou zyn en hoe spoedig geluk en „Heimath" voor hem verloren zouden gaan voor langen, langen tyd. Een tyd, die nog niet ten einde is." Met een flinke vaart schoot Paul Huntley den hoek van de straat om en rolde bijna in de armen van zijn vriend Tom. „Hallo, beste kerel," riep de laatste verrast uit. „Da's ook toevallig! We hebben elkaar in een reuzen tijd niet meer gezien, hè? Hoe gaat het er mee?" „O, best, dank je," antwoordde Paul, nog hij gend van het vlugge loopen. ,,'t Gaat goed, hoor, maar je neemt me zeker niet kwalijk, hè? Ik heb haast. Spyt me ontzettend. Kom maar eens bij me aanloopen, dan praten we nog eens wat, maar op het oogenblik Gehaast schudde hij Tom's hand en voordat deze goed en wel van zyn verbazing bekomen was, zette Paul zijn ren voort, met zeldzame handigheid kinderwagens, fietsen en oude da mes ontwijkend. Ellendig dat hij juist nu Tom moest ontmoe ten. Hij had hem dolgraag gesproken, maar er was geen tijd. Tusschen den middag had hij nooit tijd tegenwoordig. Zoodra de klok twaalf sloeg, klapte hij zijn boeken dicht, griste zijn jas en hoed van den kapstok en rende de trap pen van het scheepvaartkantoor af, waar hij werkte. Dan begon de versnelde marsch door het drukste gedeelte van de stad. Steeds uit kijken, opletten, hindernissen ontwijken, ter zijde springen en gevaarlijke kruispunten die wel slagvelden leken, doorworstelen. En wanneer hy dit alles heelhuids doorstaan had, stapte hij Lemon's lunchroom binnen en viel uitgeput in een stoel. Het hoogtepunt van den dag was dan aan gebroken, want met een enkelen oogopslag had hij ontdekt dat „zij" er ook was. „Zij" was het meisje met de platina-blonde haren en den vroolijken glimlach. Hoe ze er verder uitzag zou Paul met geen mogelijkheid kunnen zeggen, maar ondanks dat zou hij haar uit duizenden kunnen herkennen. Enkel om haar te zien waagde hij iederen middag zijn leven ep zijn betrekking. Lemon's lunchroom was een eind uit de buurt, zoodat Paul zien altyd geweldig moest haasten om te lunchen en vervolgens om weer precies op tijd op kan toor terug te zijn. Maar hij deed het met plei- zier, want zijn moeite werd iederen middag be loond door de aanwezigheid yan het meisje. Ze knikte hem vriendelijk toe en als ze wegging herhaalde ze dat lieve gebaar, waarop Paul bloosde en zich haastte naar zijn kantoor te komen. Ja, die lunchuurtjes waren heerlyk, maar Paul betreurde het toch dat hy er niet in kon slagen het meisje op andere wijze te ontmoe ten. Zooals het nu ging, schoot hy niet op en bovendien liep hy steeds gevaar te laat op kan toor te komen, zoodat zyn betrekking aan een zijden draad hing. Aan één van haar platina blonde haren, dacht Paul glimlachend. Hoe meer hij er echter over dacht, hoe dui delijker het werd dat hij iets moest doen. Een daad! Zooiets als een bevryding uit de dage- lyksche sleur. Wat hadden de ridders uit de middeleeuwen al niet gepresteerd voor hun jonkvrouwe! Was zijn platina-blonae soms minder waard dan die dwaze, ingeregen, zoete- lyke middeleeuwsche juffertjes? Kon hy zien geen zwaard laten aanmeten om haar te ver overen? Aan 't eind van al deze redenaties nam Paul een besluit. Allerminst romantisch, maar daar om niet minder doeltreffend. Hij liet op een goeden dag een boodschap naar zijn kantoor brengen dat hy ziek was, vermomde zich met shawl en gleufhoed en begaf zich naar Lemon's lunchroom op het uur dat zijn uitverkorene er zou zijn. Vanzelfsprekend wés ze er, alhoewel ze hem niet herkende. Toen ze gegeten had, verliet ze de lunchroom en Paul volgde haar. Op die manier ontdekte hij waar ze op kantoor was. Dat was één. Tegen vyf uur was hij weer op zijn post en volgde haar, toen ze naar huis ging en zoo kwam hij er achter waar ze woon de. Hij wreef zich vergenoegd in de handen, 't Was wel niet eerlijk tegenover zijn baas, maar de dag ziek-zyn had goede resultaten op geleverd. Den volgenden dag ging hij weer gewoon naar kantoor en haalde opnieuw zijn halsbre kende toeren uit om haar in de lunchroom te zien. Na kantoortijd trok hij echter de stoute schoenen aan en begaf zich naar haar woning. Ze moest al thuis zyn. Het hart klopte hem in de keel, toen hij aan belde. Het resultaat was prachtig, want het meisje zelf deed open. „O, neemt u me niet kwalijk," begon Paul .Maar ik kom de kamer zien. Als de prijs niet te hoog is, zou ik hem wel graag huren." Ze had hem herkend. Dat zag hij. Maar toen hij sprak over een kamer huren, gingen haar wenkbrauwen vragend de hoogte in. „Daar weet ik niets van," antwoordde zy. „Maar ik zal het tante even vragen." Ze ging naar binnen en Paul hoorde haar met een oude dame praten. maar luister toch eens, Emily Aha, ze heette Emily! Hy was benieuwd hoe zyn list zou uitvallen. Wat een idee! Om een kamer te gaan huren, terwijl hij niet eens wist of de men- schen wel een j kamer te huur hadden! Even later f I kwam de oude C6ÏI fZCtlllCT' dame naar vo- 1 „Ik geloof dat u zich vergist, meneer," zei ze. „Wy verhuren geen kamers, maar op het oogenblik heb ik er wel een voor u. Wilt u even komen kijken?" Tien minuten later had Paul een kamer ge huurd en diezelfde week kon hij haar reeds betrekken. De list was gelukt. Het zwoegen om de lunchroom te bereiken was afgeloopen. Om Emily te ontmoeten behoefde hy thans geen moeite meer te doen, want hy woonde met haar in hetzelfde huis. Zoodra hij echter de kamer had betrokken, zag hy vergeefs uit naar Emily. By het ont bijt: geen Emily, bij het diner: idem dito. En 's avonds was het 't zelfde liedje. Paul zag zyn luchtkasteelen ineenstorten. Emily was verdwenen. Na een week waagde hy het om er haar tante naar te vragen. De oude dame glimlachte. „Och, ziet u," zei ze vriendelijk, „we konden het geld goed gebruiken en daarom wilden we u graag eep kamer verhuren. En omdat we geen kamer vry hadden, hebben we u Emily's kamer gegeven. Emily woont nu in de stad bij een vriendin. Paul zuchtte. Hij had tweemaal gelogen om zijn doel te bereiken, echter zonder resultaat. Thans zou hy het maar op een eerlijke manier probeeren. En hij slaagde er in, maar dat is een andere geschiedenis. Het Reisbureau Lissone meldt ons: Als officieel vertegenwoordiger der Zwitser- sche Spoorwegen, deelen wij u mede, Cat reizi gers naar Zwitserland de navolgende reducties genieten: Zomerverkeer: 15 Juni 1934—15 October 1934 en Winterverkeer: 15 December 193415 April 1935 30 pCt. voor alleenreizenden en 15 pCt. by ge zelschapsbiljetten, op de reeds bestaande ge reduceerde tarieven. Deze reductie wordt aan alle reizigers ver leend door de officieele vertegenwoordigers van de Zwitsersche spoorwegen, by een verblyf van minstens 7 dagen in Zwitserland. Ik had lef voor tien, maar ik vergat intus- schen het vliegtuig van den Marokkaan. Een opstopper van een politie-agent maakte mij er op attent, dat de eendekker reeds over het veld taxide, ook in de richting van den hangar. Nu was er aan mij geen houden meer. De sterkste politiemacht had mij niet kunnen keeren. Ik holde het vliegtuig tegemoet, blind voor 't gevaar, door de schroef getrokken te worden, 't Ging nog op 't kantje af goed. Kalm aan ventje, zei Sidney Bey, toen ik de deur van de cockpit had opengesmeten en mijn hart had uitgestort met de vraag: meneer, mag ik mee? Onverstoorbaar kalm klonk het terug: geduld is een schoone zaak. Ga maar naar 't politiebureau, daar zal mynheer de commissaris je wel inlichten. Met looden schoenen verliet ik 't vliegveld. 'tWas mis, dat stond voor my vast. Waarom zou anders mijnheer Sidney my niet direct ge zegd hebben wat zou gebeuren? Natuurlijk zou de commissaris me straks vertellen dat ik niet mee mocht. Maar dan had ik ook geen kans meer er tusschen uit te gaan.... Door A. S. uit Losser werd by de politie aan gifte gedaan, dat zyn rywiel, waarop een mand, inhoudende pl.m. 7K.G. worst, hetwelk ge plaatst was voor een café aan den Broekheur- nerweg, bij zyn terugkomst bleek te zijn ver dwenen. Een onderzoek wordt ingesteld. Voorts heeft de brandstoffenhandelaar W. aangifte gedaan van diefstal van pl.m. 4yi H.L. kolen. 1» Oppassen is daar da boodschapAls het noodig is een signaal geven, en voorrang verleenen aan het verkeer van rechts. En wie van rechts komt, heeft geen vrij brief doch moet óók opletten I A 11* A °P dlt hlad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f O/ïftft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f '7Cfï by een ongeval met f Of/1 bij verlies van een hand f 1 9C oij verlies ZXllC UDOTIJIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O VU U»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t O Ut" doodelijken afloop# een voet of een oog J. O» duim of w een f C/l bij een breuk van Af) by verlies van 'n wysvinger t/t/«~been of arm# TV." anderen vinger (Korte Inhoud van het voorgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloeienden pelshandel in Noord-Canada Ziln expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal. de machtige Hudson Bav Com pany. ziln grootste concurrent. Deze bezet een post „Fort Mysterv" genaamd en door Herbert Morlev beheerd waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce Rochette, die een diepen haat koestert te gen de Hudson's zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen in het veelomstreden gebied. Hy wordt har telijk door Morlev en zün echtgenoote ont vangen Bruce geeft voor belast te zijn met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap en helpt bil het bilhouden der boeken waardoor hy vele Interessante bllzonderheden over de Hud son's Cy. te weten komt. Bruce heeft inmiddels een groote genegenheid opgevat voor Evelyn. Morley's dochter HU eaat door met ziln plannen tot hem plotseling blükt dat mevr Morlev hem heeft door zien. Hy geeft zy nplannen om Hudsons te bestrijden op en verlaat Fort Mysterie Juist als de Indianen, die hem achtervolgen, hem willen dooden, snellen de Morley's te hulp.) Je kunt niet zeggen, dat deze verplichting buiten je moraal staat. Wanneer ik nog een greintje zelfrespect over heb, wanneer ik iets heb waaraan ik eenig houvast heb, dan is het dèt, tot ik van mijn verplichtingen ontslagen ben. Een oogenblik keek ze hem aan met groote afschuw en barstte toen uit: Na alles wat je weet, ila alles wat er ge beurd is, zou je dus toch nog vérder willen gaan. Zie je dan niet in wat het beteekent? Nu Nee-da-boy dood is, is moeders invloed ook weg, deze kan niet opnieuw worden gevestigd. Vader is niet in staat zijn party te staan, zelfs al gelooft moeder, dat hij het bewijs daarvoor geleverd heeft. Nu is hij gered. De vrijhandela ren zyn er bang voor in dit district te komen. Wanneer jij den weg baant, dan beteekent het zijn ondergang. Het is ondenkbaar! Monster achtig! Ze keerde zich om en rende naar beneden. De dagen vloden. Bruce was al lang weer op de been geweest, doch zooals voorheen drukte weer iets zwaars zijn lichaam en zijn geest. Mevrouw Morley kalmeerde en suste hem. Morley was geïrriteerd en soms werd hij ook driftig. Evelyn ontplooide een plotselinge en alles overheerschende belangstelling in het welzijn van de enkele Indianen die rond den post woonden. Toen kwam de koerier en gedurende een paar dagen hielden de Morley's zich onledig met het lezen van nieuws, waarvan .ze een paar maanden verstoken waren gebleven. Ook waren er enkele dagbladen en tijdschriften, welke men op Bruce's bed legde. Ik heb twee goede tijdingen gehad, zei Morley, den tweeden avond, toen hij naast Bruce's bed zat, en voor de eerste maal, sinds den dag, dat hij met Evelyn had gesproken, lachte hij hartelijk. Op de eerste plaats schreef de districtsmanager, dat mijn rapporten keurig in orde waren. Ik kreeg een extra piuimpje, net alsof hij met 'n onnoozel klerkje te doen heeft. De pelshandel is niet meer wat hy vroe ger was, toen men alleen een duidelijk hand schrift verlangde. Wat zou die kerel wel zeg gen, als hi) wist, hoe die rapporten klaar zyn gekomen? en Morley barstte uit in 'n schater lach. En het andere nieuws? vroeg Bruce. Dat is iets, wat nog doet denken aan den ouden tijd, klonk het antwoord. Een vrijhan delaar van den ouden stempel heeft het spel verlaten, doch de Hudson's Bay kan er niet op bogen, dat zij hem er uit heeft gewerkt. Hij heeft ons zeker bedrogen, doch nu bedriegt hij de oppositie en vertrekt naar Schotland, om daar zijn laatste dagen door te brengen. Heeft hij zijn zaak overgedaan aan 'n andere maatschappij? vroeg Bruce. Wie is het? Pattison, de ouwe David Pattison, de man, die in het Noorden kwam met een pak op zijn rug en nu een zestal posten in het land heeft, die de Hudson's Bay meer schade toegebracht hebben, dan wie ook sinds de dagen der oude North-West Company. Pattison! riep Bruce uit, die plotseling in zijn bed overeind ging zitten. Pattison! Heeft David Pattison den strijd opgegeven! Hoe weet u dat? Een van mijn vrienden, een commissionnair in Winnipeg schreef me alle bijzonderneden. Het schijnt, dat het daar een actueele geschie denis is. Heele steden spreken over den ouden schelm. Hij bezat zes stevige posten en de oppositie dacht, dat ze daarmede in dit district goed zou kunnen doordringen; ze deed hem een bod en hy accepteerde. In de overeenkomst stond onder meer gestipuleerd, dat hij het geheim van zijn succes zou openbaren. Doch vóór men ont dekte, dat hij zijn geheim niet had bekend ge maakt. had hij reeds zijn chèque geïnd en het geld op een bank gezet. Hij zei, dat hij de zaak nog eens had overwogen, doch dat hij zijn geheim zou bekend maken van uit Montreal, alvorens hij zich naar de oude wereld zou in schepen. En wat denk je, dat hij toen schreef? Bruce, die groote oogen opzette, begreep nauwelijks iets van alles wat Morley vertelde; hij schudde slechts zijn hoofd, terwijl de manager andermaal in een schaterlach uit barstte. Luister dan naar wat hy schreef, zei hij eindelijk, en hij las een brief dien hjj had mee gebracht: Vecht, maakt plannen, vecht, werkt, steelt zoo noodig, doch vecht en blijft doorvechten, hetzij openlijk of in het geheim, hoe ook, waar ook, alleen op die wijze krijg je de pelzen in handen. Bovendien, vecht zelf. Er is geen aar digheid aan en je bereikt ook geen succes wan neer men menschen huurt die je voor je laat vechten. Ik heb miin zes posten aan u verkocht Nu kent ge mijn geheim. De koop is gesloten. En het geld staat op een Schotsche bank en alles wat ze bezitten zyn zes logge gebouwen, zooals iedereen die kan bouwen. O. Pattison, dat was een handige vent, we zullen hem missen, doch. en Morley maakte een trotsch gebaar, hier faalde hij, tweemaal zelfs. Zijn vechten en zijn gemaakte plannen bezorgden hem hier toch geen pels. Wat is er. Bruce, jongen? Niets, zei Bruce, flauwtjes lachend. Ik werkte voor Pattison. ik vocht voor hem. Ik deed het! Nu ben ik vrii. zooals u ziet. Drie dagen later was Bruce in staat naai' beneden te komen. De sneeuw was by'na gesmol ten en het blanke meer zag zwart. Over zes weken zou Bruce in staat zyn te vertrekken, dan zou hij heengaan van Fort-Mvstery en 't Noorden vaarwel zeggen. Hy sprak hierover met Morley. Waar ga Je heen, vroeg de manager, vol bezorgdheid Ik ga terug naar de Vereenigde Staten, luidde het antwoord. Miin grootvader heeft er steeds naar verlangd, dat ik zijn zaken zou overnemen. Andere erfgenamen heeft hij niet en hij heeft nooit goed kunnen begrijpen, waarom ik naar het Noorden terug wilde. Doch nu heb ik afgerekend met den pelshandel! Ik heb er genoeg van! Ik wilde, dat ik het ook zeggen kon, Bruce, fluisterde Morley. Ik wilde, dat ik ook den pels handel den rug kon toekeeren. En toch houd ik van dit land Bruce, het is hier geen plaats voor een vrouw. Ik voel, dat ik verkeerd gedaan heb door my'n vrouw al die jaren hier te houden, vèr van alles wat haar lief was, dat ik haar heb opgesloten in deze gevangenis waar niets te doen is. Doch ik zal haar met Evelyn naar elders zenden. Ik heb genoeg ge spaard voor ons beiden, doch voor Evelvn zal ik nog wel een poosje hiei^ moeten blijven. Ik geloof toch niet, dat het Evelyn aan iets zou mankeeren, als het aan mij lag. ant woordde Bruce. Voor het diner ging Bruce even rusten; dien avond hoorde hy wederom een bescheiden tikje op de deur van zijn kamer. Juist zooals een paar dagen te voren verborg Evelyn weer haar bedroefd gezichtje in het hoofkussen, naast zijn donker gelaat. Bruce, waarom heb je me niets verteld over je patroon? vroeg ze. toen ze ophield met snik- ken. Waarom zei je me niet, dat je vader niet langer meer ging bekampen? Het jou zeggen! riep hij verbaasd uit. Ik dacht niet dat het een groot verschil zou maken. Ik veranderde niet. Mijn houding is dezelfde. Ja.. Ja, doch feitelijk is het toch niet zoo. Je wilt hem toch geen last meer aandoen, je verlaat hem en je hebt hem de vrije hand gelaten om in dit district te regeeren; je zult hem nooit laten vermoeden wat de oorzaak ge weest is, dat hy zyn positie hier handhaafde. Maar, Evelyn! protesteerde Bruce, zie je dan niet, dat ik heelemaal niet veranderd ben, dat ik niets gedaan heb? Dat het eerder een geluk is geweest, dat Pattison ginds in Win nipeg besloot om.... Jy, domkop, onderbrak ze hem. Je kent de wetten van den pelshandel, doch je ziet niet in, dat de regels vannu ja, van ons spel. Bruce, precies dezelfde zyn. Begrijp je het? Alleen resultaten tellen immers mee. Maar ik ben zoo bly, dat je den pelshandel iaat varen en dat ook vader er aan gaat denken, den post te verlaten. Vader, moeder, jy en de men schen van den pelshandel, ze weten niet beter, jelui hebt de moraal van het pelsland als het ware ingeademd van kindsbeen af, maar ik verafschuw deze moraal, en ik zou gaan vreezen, dat de eeuwenoude wetten van het pelsland niet zonder invloed zouden blijven op my.... Nu ligt na den zwaren strijd, dien -wij allen, te goeder trouw geloovend in ons heilig recht-, hebben gestreden, de gouden toekomst voor ons open.... EINDE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13