Vechttarieven
Dertigjarigen
Auto geslipt
Verkeerde eisch
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct
Brandstichting in een boerderij?
Het warme weer
AL HET VEE GEDOOD
WOENSDAG 18 APRIL 1934
Regeering en actieve
handelspolitiek
Is dat eerlijkheid?
Tusschen de tramrails geraakt
en geheel vernield
Onverdacht getuige
DE SPELLING-KWESTIE
Het compromis-voorstel
Drie zwaar gewonden
SCHORSING VAN ARBEIDERS
Het conflict bij de werkverschaf
fing te Roosteren
Lentegezicht in het bergland
Het z.g. aanpassingsproces doet
een steeds verder gaande
verarming vreezen
PSYCHO-TECHNIEK
KAMERLEDEN MAKEN EEN
PROEFRITJE
Geneugten van het reizen per
Dieseltrein
Een speciale afdeeling aan het
Econom.-Technologisch Instituut
R.K. Verzekeringspersoneel
Hoogere kosten voor
levensonderhoud
Vicieuze cirkel
Onnoodig!
Vier jaar gevangenisstraf geëischt
met onmiddellijke gevangen
neming van den verdachte
bij de uitspraak
Verdachte ontkent
W raakneming
G etuigenverhoor
De kansen voor den zomer
staan goed
KATH. JOURNALISTEN BIJEEN
Hulp voor werklooze vakgenooten
AFSCHEID K. BRANTS
GEEN TOESTEMMING OM TE
FILMEN
De Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag over het Wets
ontwerp tot instelling enz. van in
voerrechten op korten termijn toont weer
eens de overgroote omzichtigheid waarme
de de regeering zich waagt op den weg dei-
actieve handelspolitiek. Het lijkt alsof ze
zich nog in het geheel niet bewust is, hoe-
Ver ze reeds op dat terrein gevorderd is.
Nog worden ,,vechttarieven" categorisch
van de hand gewezen en het karakter van
ons tarief als fiscaal gekenschetst. Koers
wijziging in beschermende richting is nog
biet aan de orde.
„De regeering zou het bepaald ongeoor
loofd en in de hoogste mate ongewenscht
achten, indien in het algemeen karakter
van onze tarievenpolitiek verandering zou
Worden gebracht, zonder dat daaromtrent
te voren door den wetgever een beslissing
Was genomen", zoo lezen we in de Memorie
van Antwoord.
Het komt ons voor, dat het parlement,
door den nood gedwongen de actieve han
delspolitiek reeds gesanctionneerd heeft
toen het de wijziging der Crisis-Invoerwet
goedkeurde. Daarom vinden wij de nieuwe
betuiging van trouw der drie ministers aan
het vrijhandelsbeginsel in zijn oude con
ceptie op zijn minst genomen formalistisch.
De handelspolitiek van een land dient
door éénheid gekenmerkt te zijn. Nu is het
stelsel van contingenteeringen ten onzent
reeds met beslistheid dienstbaar gemaakt
aan de instandhouding van onzen export
en de vereffening onzer handelsba
lans. Logisch is het daarom dat ook ons
tarief medewerkt tot het bereiken van dat
doel, het groote vraagstuk der economie
Van onze dagen.
Het woord „vechttarieven" klinkt inder
daad erg ongunstig. Pierson vergeleek ze
met een tweesnijdend zwaard, waarmede
men even gemakkelijk zichzelf als anderen
Wondt. Maar het benauwende van onze
Positie de enorme werkloosheid en de
aanwassende bevolking naast onzen dalen
den export billijkt het gebruik van krach
tiger wapenen, mits ze met voorzichtigheid
gehanteerd worden. Nu, voor dit laatste
staan ons borg de namen van de ondertee
kenaars van het ontwerp en de geheele po
litiek der regeering, die zich bij ieder nieuw
Wetsontwerp beroemt op haar afkeer van
„experimenten".
Z. Excellentie Verschuur heeft reeds in
zijn Memorie van Toelichting van te voren
aangekondigd, dat hij van de bevoegdheid
tot wijziging van invoerrechten op korten
termijn niet dan een uiterst spaarzaam ge
bruik zal maken. Een dergelijk vastleggen
van de eigen politiek vóórdat men weet
wat in verband met de houding in het bui
tenland door het nationaal belang geëischt
Wordt, lijkt ons eigenlijk reeds niet ten
volle verantwoord.
De regeering schrome niet, vrijheid van
handelen te vragen en te benutten, waar
de handelspolitieke situatie in Europa een
vlug en soepel systeem van douanewetge
ving noodig maakt.
O. L.
Pater Dr. J. van Heugten S.J. opent het
Aprilnummer van zijn maandblad „Boe
kenschouw" met een rake boutade over de
miskende waarde der „volle mannelijkheid".
Hij meent, dat onze tijd, speciaal na den we
reldoorlog, lijdt aan een merkwaardige cuituur-
vervalsching, die n.l. de „jeugd" beschouwt als
den toonaangevende beschavings-factor, en allen
eerbied of aandacht verliest voor oorspronkelijke
geesten, zoodra die geesten blijken te rijpen
tot volle mannelijkheid. „Dertig jaar te worden"
- zoo schrijft de Jezuïet - „staat ongeveer gelijk
met het recht van spreken te verliezen, net als
een grijsaard in de wereld te staan en afge
daan te hebben. Wee dengene, die „gearriveerd"
is, die zijn huisgezin een draaglijk bestaan be
zorgt, die zijn hersens laat zegevieren over zijn
affecten, die niet heet meer loopt van veront
waardiging bij eiken gewaanden mistoestand,
die de draagkracht der woorden gaat beseffen
en niet achter elke fraze aanholt. Hij is een
..burgerman" geworden, staat buiten het
..leven" en heeft geen kans meer.
„Zulk een opvatting is meer een tijdskramp
dan een gezonde levensstemming. Er is ons
reeds zoo vaak in de ooren geschetterd dat de
oorlogsgeneratie de oude sleur moe was, en
zich een nieuwen weg wilde banen, dat wij dit
verslijtend motto niet meer als pasmunt aan
nemen. De oorlogsgeneraties blijven zich her
halen. De wereld is toch niet met affecten te
regeeren, maar met hersenen. De nationalisti
sche tendenzen in verschillende landen mogen
zich vooral in de jeugd verankeren, omdat de
jeugd gemakkelijk elk tekort aan verstandelijke
motiveering met patriottische geestdrift aanvult,
de leidende ideeën der menschheid zijn niet
het exclusieve bezit der jeugd. Men roppt over
al om het herstel, om de rehabilitatie van den
„geest". Maar ik acht het een zonde tegen, een
verzaken aan den geest, aan het instinctieve
enthousiasme der jeugd een onfeilbaarheid toe
te kennen, die niets of niemand haar garan
deert. In poëticis, in dingen van kunst en
schoonheid heeft het intuïtieve zijn onver
vreemdbaar recht, maar in practische aange
legenheden, in zaken van maatschappelijke en
individueele levensinrichting heeft de „geest",
de bewuste, heldere gedachte den weg te wij
zen en niet de fermenteerende geestdrift van
adolescenten. Wel kan ook deze stimuleerend
en corrigeerend werken, wel hoeft de heldere
gedachte niet het privaatbezit van bejaarde
geesten te zijn, maar in Katholiek Nederland
is het eerst-geboorterecht der jeugd zulk een
onbestreden monopolie geworden, dat het lijfs
gevaar meebrengt dit ook maar schijnbaar te
betwisten. Het gevolg is dat er in de tijdschrif
ten en organen, waar de jeugd of de zich als
jeugd voelenden aan het woord zijn, een toon
is ingeslopen van ongeloofelijke vulgariteit en
onbeschaafdheid. De (Katholieke periodieken
en bladen, waarin deze jeugd haar waarheden
publiceert en van haar „eerlijkheid" getuigt,
munten uit door ongegeneerde grofheid, een
grofheid, waarvoor het geheele hemelhof aan
het blozen zou slaan. Onder den dekmantel
dier „eerlijkheid" hebben zich zopvéel ondeug
den weten te verbergen dat hij van alle kanten
scheurt en loslaat. Het Nederlandsche Katho
licisme levert weinig zoo onverkwikkelijke as
pecten op als dit record in grofheid en onbe
schaamdheid, dat gewoonlijk nog behaald wordt
in naam van het evangelie en van een zuiver
der Christendom. Wat in een normalen omgang
en samenleving bij Congo-negers niet zou ge
permitteerd zijn, werd en wordt protestloos ge
duld in sommige katholieke organen. Kwaad
spreken en neerhalen, invectieven en grove
liefdeloosheden, dit alles hebben wij zich maand
aan maand of week aan week zien herhalen
en men is daaraan zoo gewend geraakt, dat dit
hier en daar tot de Katholieke bon-ton schijnt
te hooren. Voorzoover mijn blik reikt, is dit
onder geen enkele groepeering in Nederland
zoo gewoon, zoo alledaagsch als juist in som
mige Katholieke milieu's. Wij, die er groot op
gaan tot een kerk te behooren die Europa be
schaafd en gevormd heeft, die jaarlijks een te
bewonderen aantal jonge menschen uitzendt
om Christus te brengen aan volken, die nooit
van Hem gehoord hebben, en hen aan mensche-
lijke zeden te wennen, wij gedragen ons of
Christus voor ons een vreemde was, of zijn
hoofdgebod ophoudt, zoodra men de pen gaat
hanteeren."
Op een zijner vele propaganda-tochten in
dienst van de N.S.B. heeft de heer
Vlekke, sprekende over het jongste
Vastenmandement van het Nederlandsch Epis
copaat, de bewering gelanceerd, dat de heer
Aalberse den Bisschoppen dit mandement wel
ingegeven zou hebben.
In de „Vooruit" merkt A. B. K. nu op, dat
op die vergadering domme dingen gezegd zijn
door den heer Vlekke:
„Zoo zegt hij b.v. dat het mandement van
de bisschoppen Aalberse tot „geestelijken vader"
had. Nu is het idee, dat professor Aengenent
(zooals hij vroeger heette) op dictaat van
Aalberse zou schrijven, inderdaad te verruk
kelijk. Met alle respect voor Aalberse zal hij
toch zelf van harte mee lachen, als hij zooiets
leest. Er zit méér kennis èn politiek benul in
den Haarlemschen bisschop dan in de hoofden
van alle leden van de N.S.B. bij elkaar, den
Lijder meegeteld."
A. B. K. schijnt in deze een onverdacht
getuige van feiten en toestanden in katho
lieke kringen nog beter op de hoogte te zijn
dan de geloofsgenoot Vlekke.
De „Middelburgsche Courant" verneemt van
welingelichte zijde, dat het compromisvoorstel
inzake een vereenvoudigde spelling, zooals dit
door minister Marchant is overgenomen, er als
volgt uitziet:
1. De naamvals-n verdwijnt.
2. De dubbele ee verdwijnt uit de open letter
grepen, behalve aan het eind van de woorden
en in de uitgangen eelen en eeren.
3. De dubbele oo verdwijnt uit de open letter
grepen, behalve in een paar woorden (looche
nen en nog enkele).
4. De ch verdwijnt waar ze niet gehoord
wordt, behalve in den uitgang isch (logisch,
historisch etc.).
Dinsdagavond omstreeks half zeven is aan
den Vaartkant onder Leur een ernstig verkeers
ongeval gebeurd.
Een personen-auto, komende uit de richting
Breda, slipte nabij den spoorwegovergang aan
den Vaartkant en kwam tusschen de rechts
van den weg gelegen tramrails terecht. Bij een
poging om uit de rails te komen, sloeg de auto,
welke een vaart van ongeveer vijftig K. M. had,
om en sloeg tegen een boom aan den overkant
van den weg. De auto werd geheel vernield,
terwijl de drie inzittenden ernstig werden ge
wond.
De bestuurder, de 62-jarige B. Kapelle uit
Bruinisse, kreeg een zware hersenschudding en
ernstige inwendige kneuzingen, terwijl zijn bei
de beenen zijn gebroken.
De naast hem zittende 51-jarige B. Jonker
kreeg eveneens een hersenschudding en zware
inwendige kneuzingen.
De derde passagier, de 47-jarige L. A. Jon
ker, bekwam alleen inwendige kneuzingen. Alle
drie personen werden in bewusteloozen toe
stand naar het Diaconessenhuis te Breda ver
voerd.
Hedenmorgen was de toestand van den 47-
jarigen L. A. Jonker vrij gunstig, terwijl de toe
stand van de beide anderen hopeloos werd ge
acht.
Het conflict bij de werkverschaffing te Roos
teren schijnt voor de betrokken arbeiders zeer
onaangename gevolgen te zullen hebben. De
tewerkgesteldent ui Maastricht zullen voor ge-
ruimen tijd worden geschorst, terwijl de anderen
voor korteren tijd zullen worden uitgesloten.
Verwacht wordt, dat de minister spoedig een
beslissing zal nemen.
Naar ons ter oore komt, zullen de leden van
de Staten-Generaal, daartoe uitgenoodigd dooi
de Spoorwegen, Vrijdag een reis maken per
Diesel-electrischen trein naar Arnhem en terug.
De trein zal te 15.30 van Den Haag S.S. ver
trekken en te 16.43 te Arnhem aankomen. Te
rug van Arnhem te 17.03, terugkomst in Den
Haag te 18.19.
Op de heenreis wbrdt de afstand Den Haag
S.S.Arnhem in een uur en dertien minuten
afgelegd. Een sneltrein rijdt thans over dezen
afstand één uur en 38 minuten.
Naar wij vernemen is naast prof. H. A. Kaag
tot directeur van het Economisch Technolo
gisch Instituut te Tilburg benoemd prof. dr.
J. E. de Quay en tot secretaris dr. J. A. Wever.
Aan het Instituut zal thans worden verbon
den een psycho-technische afdeeling, waarvan
prof. dr. J. E. de Quay, professor in de psycho
techniek en in de bedrijfswetenschappen aan
de Handels Hoogeschool, hoogeschool voor so
ciale en economische wetenschappen te Til
burg, de leiding op zich zal nemen.
Voor dit doel zullen verschillende lokaliteiten
als laboratorium worden ingericht. Dit labora
torium zal niet alleen dienen voor het zuiver
wetenschappelijk „research werk" en zal zich
niet enkel beperken tot de opleiding van de
aan de Tilburgsche Hoogeschool ingeschreven
studenten, doch het zal ook gebruikt worden
voor het verrichten van onderzoekingen voor
de praktijk, zooals psycho-technische keurin
gen naar geschiktheid en aanleg van candida-
ten voor verschillende beroepen, keuringen in
verband met de beroepskeuze, het samenstellen
ev. verbeteren van opleidingsmethoden vooral
voor de geschoolde beroepen, toepassing van
verschillende arbeidsmethoden in het bedrijf en
dergelijke.
De Ned. R. K. Bond van Verzekeringsperso
neel „St. Donatus" zal 31 Mei zijn jaarlijksche
Bondsvergadering houden te 's-Hertogenbosch.
Het R.K. Werkliedenverbond heeft een adres
gericht aan den Minister van Sociale Zaken,
waaraan het volgende is ontleend.
In de laatste maanden bereiken het Verbond
herhaaldelijk klachten over het verlagen der
loonen in de werkverschaffingen. Het betreft
dan wel is waar incidenteele gevallen, zoodat
Inderdaad nog altijd moet worden erkend, dat
van een algemeene verlaging dier loonen geen
sprake is, maar het aantal gevallen begint zoo
groot te worden, dat de indruk eener geleide
lijk toegepaste, algemeene verlaging wordt ge
vestigd.
Daaraan paren zich soortgelijke klachten over
verlaging der steunbedragen.
Het motief, dat voor een verlaging wordt
aangegeven, is nooit, dat de bedragen te hoog
zijn, maar dat de marge, die moet blijven tus
schen het loon in het vrije bedrijf en eiken
vorm van ondersteuning te gering is, mogelijk
zelfs geheel is verdwenen.
Op dezen grond zijn hier en daar de steun
bedragen en ook de loonen in de werkver
schaffingen reeds tot een zoodanig peil ge
daald, dat elk mensch, die de werkelijkheid wil
zien, zal moeten erkennen, dat ze zelfs 'n aller-
soberst bestaan niet meer veroorloven, dat in
de betrokken gezinnen in den waren zin des
woords gebrek wordt geleden.
De toestand op het platteland vooral is eco
nomisch bedroevend. Tengevolge daarvan zijn
de loonen met name in het landbouwbedrijf
dikwijls tot een zeer laag peil gedaald. Loonen
beneden 10 gulden, met hard werken geduren
de een geheele week verdiend, behooren er he
laas niet meer tot de zeldzaamheden en het
gevolg van de huidige regeling is, dat de loo
nen ook m de werkverschaffing daar weer be
neden gaan en dat een steeds verdere door
werking dezer totale verarming moet worden
gevreesd.
En nog steeds 's er geen stilstand in de da
ling, nog altijd worden de loonen in de werk
verschaffing verlaagd, wijl de loonen in het
vrije bedrijf dalen, en daarna dalen, vooral op
het platteland, de loonen in het vrije bedrijf
weer, omdat in dezen harden tijd elke rem ont
breekt.
Hetzelfde kan worden gezegd van de steun-
tarieven. Er zijn thans reeds weekuitkeeringen
voor man en vrouw van 7, 6 en zelfs van 5,
waarbij dan komt een toeslag van 0.50 a
ƒ0.75 per verder gezinslid, zoodat op het plat
teland gezinnen met b.v. 6 kinderen van ƒ8 a
9 per week moeten trachten het leven te
houden.
Was in ons land de situatie van dien aard,
dat dergelijke gang van zaken onvermijdelijk
ware, niemand zou zich daartegen kunnen ver
zetten, maar bij alle nadeel, door de crisis aan
ons land toegebracht, meenen adressanten zich
niet schuldig te maken aan onderschatting van
den toestand, indien zij zeggen: zoo erg is het
gelukkig nog niet.
Wanneer dan ook de economische omstan
digheden desondanks tot een dergelijke ont
wikkeling hebben geleid, dan rijst de vraag, of
ten opzichte van de loonen aan het spel der
„economische krachten" maar steeds de vrije
loop kan er mag worden gelaten.
Deze vraag wordt zoo krachtig mogelijk ont
kennend beantwoord.
Het is moeilijk aan te geven, welke voor de
verschillende plaatsen de uiterste grens is, al
zou men geneigd zijn om te zeggen, dat loonen
van 24 en 22 cent per uur, als het vorig jaar
nog golden voor het platteland, welke dus in
gunstige omstandigheden een weekbedrag kon
den geven van 11.52 resp. 10.56, al wel zeer
laag zijn, zoodat men zich afvraagt, hoe Dij
dergelijke weekbedragen een gezin nog be
staan kan.
Die uiterste grens is sedert het vorig jaar
zeker niet gedaald, doordat verschillende nood
zakelijke levensbehoeften tengevolge vooral van
regeeringsmaatregelen in prijs gestegen zijn.
Ook om andere redenen is die uiterste grens
geen vaststaand bedrag. Daarom zou het wen-
schelijk zijn een of ander instituut te hebben
hetwelk telkens, wanneer zulks wenschelijk zou
zijn, deze opnieuw vaststelt.
In verband met een en ander wordt den
Minister verzocht:
1. voor een goed overzicht en mede om het
betrachten van de billijkheid zooveel mogelijk
te bevorderen, de verschillende plaatsen in te
deelen in klassen, zooals dat b.v. in sommige
collectieve contracten is geschied;
2. voor elk dier klassen vast te stellen de
grens, waar beneden de loonen in de werkver
schaffingen en de steunbedragen niet mogen
dalen;
3. met het oog hierop te benoemen perma
nente colleges, die zich terzake kunnen doen
voorlichten en den minister van advies dienen;
4. aan deze colleges telkens advies te vra
gen, wanneer naar het oordeel der bevoegde
instanties een oogenblik is aangebroken om de
uiterste grens opnieuw te toetsen aan wat in
het economische leven is tot stand gekomen.
Dinsdagmiddag stond voor de Utrechtsche
rechtbank terecht de 47-jarige landman A. F.
uit Barneveld, wien ten laste werd gelegd, dat
hij op 8 November 1933 in de boerenhofstede
„De Langeraar", die door hem bewoond werd
en toebehoorde aan mevr. Royaards, brand
had gesticht. De inventaris had hij voor een
bedrag van ƒ25.000.verzekerd. Hij had op
de deel eenige voorwerpen in brand gestoken,
waarvan de vlammen op de stallen oversloegen,
die aan beide zijden van de deel lagen.
Links was de paardenstal en rechts de
koeienstal en een keet. Boven deze stallen wa
ren zolders, waar nogal wat voorraad stroo en
hooi geborgen lagen.
Het middengedeelte van de deel was tot aan
het dak open, maar aan den voorkant bevond
zich nog een graanzolder.
Den dag voor den brand was op den deel nog
een wagen vol havergarven gereden.
Verdachte ontkende absoluut den brand ge
sticht te hebben en riep vol verontwaardiging
uit, dat hü een dergelijke daad zeer slecht zou
achten.
Des morgens om kwart over vijf uur was hij
opgestaan, vertelde verdachte en constateerde
toen rook. Hij gooide een deur open en zag op
den graanzolder vlammen.
„Wat hebt u toen gedaan?" vroeg de presi
dent.
„Voorzoover ik me herinneren kan, was mijn
eerste gedachte de vrouw en de kinderen te
wekken," antwoordde verdachte. „Ik heb naar
alle richtingen geroepen."
„U hoeft nu niet te schreeuwen," merkte de
president verdachte op, die zeer luidkeels op de
vragen antwoordt.
„Toen de vlammen eenmaal boven waren,"
zoo vervolgt verdachte zijn verhaal, „was het
spoedig een vuurzee.
„U hebt geen enkele poging gedaan om het
vee te redden."
„Neen, mijnheer de president, u moet zich
mijn toestand voorstellen, toen ik in die ramp
zat? Er ging nog eenige tijd overheen, voor ik
wist, dat de jongens in veiligheid waren."
„Waarom bent u niet naar uw jongens toe»
gegaan?" vroeg een der rechters.
„Dat kon niet, er was een vuurzee tusschen."
„Hoe zijn de jongens dan beneden gekomen?"
„Dat weet ik niet. Ik ben gaan zien, wat er
nog van het achterhuis te redden was."
De Officier van Justitie zegt verdachte, dat
hij heel niet naar de koeien heeft omgekeken
en niets gedaan heeft om nog wat te redden.
Verdachte had alleen een bureau naar buiten
gebracht.
„Hebt u gezien, dat de jongens naar beneden
zijn gekomen?" vraagt mr. Kaars Sypestein
wederom.
„Neen, meneer, dat heb ik niet gezien."
Verdachte vertelt, dat met den eenen ver
branden koeienstal zijn heele toekomst aan
stukken lag. Daar ging zijn ideaal van een keur
van koeien.
De Officier van Justitie merkt op, dat de
koeien geschreeuwd hebben. Er zijn getuigen,
die dit op K.M. afstand hebben gehoord. Ver
dachte heeft echter niets gehoord.
De aansluiting van de electrische geleiding
bij de pomp bleek niet in orde te zijn; waarvan
verdachte zei niets te weten.
Als mogelijke Oorzaken van den brand noemt
verdachte de electrische geleiding, de uitlaat-
oijp van een motor op den graanzolder, terwijl
hil een omstandig verhaal doet, dat een werk-
looze hem tweemaal bedreigd had een poets te
zullen bakken.
Verdachte was lid van den gemeenteraad en
naar aanleiding van zijn houding tegenover de
werkloozen hadden deze op 2 Mei 1933 een
demonstratie op zijn boerderij gehouden. Ze
vroegen om werk, brood en geld en verdachte
had toen verklaard, waarom hij in het alge
meen belang geen andere houding tegenover
de werkloozen had kunnen aannemen.
Verdachte zegt iemand te beschuldigen, maar
acht het niet onmogelijk, dat iemand wraak
had willen nemen. Een van zijn jongens had
achter ook een deur open gevonden en ver
dachte achtte het uitgesloten, dat hij deze ge
opend had.
„Zat u in geldmoeilijkheden?" vroeg de pre
sident.
„Neen, meneer de president. Het is voor de
boeren wel een slechte tijd, maar mijn naam
is altijd nog een waarborg, dat ieder nog goed
voor me is."
Verdachte wist niet of er lectrisch licht in
de stallen brandde.
De Officier van Justitie blijft hem daarover
ondervragen, docht verdachte antwoordt alleen
te kunnen zeggen wat hij positief weet.
„Weet u niet of het licht brandde?"
,,'tls wel mogelijk, maar ik weet het niet."
„Dan wenscht u het niet te weten."
„Hebt u behalve het bureau nog iets anders
in veiligheid gebracht?" vraagt mr. Eggens.
„Ik geloof dat we nog de kippen uit het hok
hebben gejaagd."
De verdediger mr. Hogenbrug wijst erop, dat
de stier, die ook verbrand is, juist niet verze
kerd was en een waarde van tien koeien had.
De president gaat dan over tot het hooren
van de getuigen. In totaal zijn er 17.
De eerste is de burgemeester van Barneveli,
de heer Westrik, die verklaarde bij den brand
voor een mysterie te hebben gestaan en het in
dergelijke gevallen als hoofd der politie veilig
acht politie-deskundigen te raadplegen.
De veldwachter had een onderzoek ingesteld
naar de bedreiging door een werklooze, zooals
verdachte hem had verteld. Hem is daarvan
echter niets gebleken.
De bewuste werklooze, in verhoor genomen,
had get. gezegd den boel alleen maar in brand
te hebben gestoken, wanneer verdachte er niet
beter van werd.
Dr. Hesselink, politie-deskundige te Arnhem,
zet daarna aan de hand van een teekening
uiteen, hoe hij de situatie had aangetroffen
Getuige acht het uitgesloten, dat de vloer door
de electrische geleiding aan het schroeien was
gegaan. De brand kan onmogelijk op den graan
zolder ontstaan zijn.
Nadat de verdediger eenige vragen aan den
getuige had gesteld, vroeg verdachte hem wat
hij aan de aardleiding had gedaan.
Verdachte zei ook nog dat hü daar het zijne
over dacht.
Officier: Ik verzoek u dergelijke onhebbe
lijke insinuaties voor u te houden. Getuige ver
klaart niets aan de aardleiding te hebben ge
daan.
Een veearts werd als getuige gehoord en deze
legde verklaringen af over het gedrag van
paarden en runderen wanneer er brand is.
De vrouw van F. en haar drie zoons maak
ten gebruik van het verschooningsrecht en
legden dus geen verklaring af.
Tenslotte werden de drie getuigen 5, décharge
gehoord.
De eerste vertelde dat hij in de buurt van
F. woonde en F. tegen zijn vrouw en jongens
had hooren schreeuwen.
Mr. Kaars Sypesteyn sprak zijn verwondering
er over uit, dat men wel het geschreeuw van
menschen hoort, maar niet het geloei van
koeien.
Verdediger: Het dak was afgebrand!
Ook de derde getuige k décharge legde een
soortgelijke verklaring af. Het geheele huis
stond in lichter laaie en getuige had bij de
deur een dood paard zien liggen.
Een dierenarts te Breukelen werd als getuige
décharge gehoord.
Verdediger: Kan vee stikken bij brand, zon
der geluid te geven?
Deskundige: Dat lijkt me wel mogelijk. Het
eene dier reageert anders dan het andere.
President: Is het niet onwaarschijnlijk dat
geen van de koeien een kik zou hebben ge
geven?
Deskundige: Een koe geeft niet zoo gauw
geluid.
Verdachte vroeg of het mogelijk was dat hij
geen koe of paard had gehoord.
Deskundige: In zeer korten tijd kunnen de
beesten bedwelmd zijn door rook.
Verdachte: Acht u een boer, die een stam
boekveestal heeft in staat dien moedwillig in
brand te steken? Deze vraag werd door des
kundige niet beantwoord.
Jhr. mr. Twiss Quarles van Ufford achtte
het ten laste gelegde bewezen. Die meening
grondt spr. in hoofdzaak op de verklaringen
der deskundigen Hesseüng en Frima. Het is
uitgesloten dat iemand anders het heeft aan
gestoken dan verdachte. Het is een afschuwe
lijk misdrijf, dat streng moet worden gestraft.
Tenslotte eischte spr. vier jaar gevangenis
straf met onmiddellijke gevangenneming van
verdachte bij de uitspraak.
De verdediger, mr. Hogenbrug, meende dat
verdachte geen reden had om den brand te
stichten en dat het bewijs niet geleverd was
dat verdachte den brand had gesticht.
Tenslotte concludeerde pleiter tot vrijspraak.
De verdachte verklaarde nogmaals onschul
dig te zijn.
Uitspraak over yéertien dagen
Reeds eenige malen heb ik er op gewezen,
dat de lente dit jaar ongewoon vroeg erbij is,
De eerste voorteekenen hebben zich reeds in
Februari vertoond en van dien tijd af nam de
weersgesteldheid telkens een keer in de rich
ting van een vroege lente. Het warme weei
der laatste dagen is eigenlijk niets anders dan
een voortgezette uiting van deze merkwaardige
tendenz. Daarmede zijn wij gelukkig want in
vele jaren is in ons klimaat de lente maar al
te veel geneigd haar komst te vertragen, een
verschijnsel, dat ons na den langen wintei
nooit aangenaam is. Maar dit jaar treffen wij
een buitengewone vroege en bijzonder moois
lente, die in de laatste dagen eigenlijk meer
van een zomer heeft.
Of wij in de vervroeging van de lente en in
de eerste vroege zomerdagen een voorteeken
mogen zien van een vroegen en warmen zomei
is moeilijk met zekerheid te zeggen. Er zijn
meteorologen, die wel van meening zijn, dat
wij op een mooien zomer kunnen rekenen. Een
bekend dagblad heeft zelfs onlangs een brief
van een Engelschen correspondent opgenomen,
waarin deze gewag maakte van de voorspelling,
die een vooraanstaand Engelsch meteoroloog
moet hebben gegeven voor een warmen zomer,
ja zelfs voor eenige opeenvolgende mooie zo
mers, maar ik weet tot nog toe niet of de
juistheid van het bericht moet worden beoor
deeld naar den datum, waarop deze brief in de
krant stond, 1 April. Laat het een Aprilgrap
zijn, hetreen ik niet geloof, dan is het denk
beeld van dien meteoroloog niet zoo gek als
sommige collega's en vele leeken misschien
zullen meenen, want er zit in het voorkomen
van mooie, droge zomers een zekere perio
diciteit, waarover wij het nog eens met elkaar
moeten hebben, en het is ook een feit, dat de
laatst vooi gekomen zomers beter waren dan
wij ze in jaren gehad hebben. Ook is er sedert
vele maanden (zeventien zijn het er) in het
grootste gedeelte van Europa een abnormale
regenarmoede en droogte gaat parallel met
warmte. Voeg daarbij de besliste neiging der
tegenwoordige weersgesteldheid om warmte te
brengen dan valt het niet te ontkennen, dat
de kansen op een mooien zomer dit jaar al
heel hoog genoteerd staan.
Men moet hierin niet een besliste voorspel
ling zien. In ieder geval zullen wü den tijd
der IJsheiligen (1113 Mei) moeten afwachten
omdat dan de gewone, jaarlijks terugkeerende
temperatuurval voorkomt, waarna het verdere
verloop van den te verwachten zomer zich
beter afteekent. Maar het is belangrijk om nu
reeds het verloop van den algemeenen weers-
toestand nauwkeurig gade te slaan en over de
kansen voor den zomer te denken. In dat op
zicht zijn b.v. de jaren 1904 en 1911 heel leer
zaam, die ongeveer begonnen als nu en droog
en warm werden. Bij de in de meteorologie
weer oplevende meening, dat zekere kringloo-
pen van het weer zich in sommige jaren op
dezelfde wijze herhalen, moeten wij de profe
tische waarde van zulke vergelijkingsjaren niet
onderschatten.
(Nadruk verboden).
J.l. Zondag vergaderde de Ned. R.K. Jour
nalisten Vereeniging te Utrecht onder voor
zitterschap van den heer J. B. Vesters.
Het Eerste Kamerlid, de heer Serrarens,
hoofdbestuurslid van het Int. Chr. Vakverbond
(I. C. V.), die van een studiereis uit Oostenrijk
was teruggekeerd, hield een interessante cau
serie over de Oostenrijksche problemen, waarbij
hij een duidelijk overzicht gaf van de ontwik
keling der jongste gebeurtenissen en als zijn
meening te kennen gaf, dat wij hier met groote
reserve de verklaring moeten aanvaarden, dat de
opbouw van den nieuwen Staat hier gaat vol
gens de richtlijnen van de encycliek „Quadra-
gesimo Anno".
Over deze gedachtenwisseling ontspon zich
een zeer interessante discussie, waarbij den heer
Serrarens tal van nadere inlichtingen werden
gevraagd en welke door dezen uitvoerig gege
ven werden.
In de middagvergadering werd het bestuurs
voorstel behandeld om de vereeniging niet te
doen aansluiten bij een Rijkswerkloozenkas, wijl
dit voor een vereeniging met enkele honderden
leden als de R. K. J. V. ondoenlijk was in ver
band met de onevenredig hooge kosten.
De vergadering vereenigde zich tenslotte una
niem met deze conclusie. Tenslotte werd op
voordracht van het bestuur besloten over te
gaan tot een belangrijke versterking van het
bestaande ondersteuningsfonds, in dien zin, dat
de leden ongeveer 100 pet. van de huidige con
tributie in dit fonds storten, terwijl dan een
beroep zal werden gedaan op de Katholieke
Directeuren-Vereeniging om haar bemiddeling
te verleenen, dat ook de katholieke dagblad
directeuren een bijdrage voor him redacteuren
in dit fonds storten, opdat daaruit bij even-
tueele werkloosheid aan katholieke journalisten
een uitkeering kan worden verleend.
Staande ter vergadering xwam reeds een
schrijven binnen van een katholiek, die in het
orgaan over deze kwestie gelezen had en een
gift van 500 aanbood als waardeering voor
den arbeid van de katholieke pers, indien de
katholieke journalisten zelf ook bereid waren,
door het brengen van een offer, hunne in nood
verkeerende werklooze collega's te helpen. Van
deze mededeeling werd met groote instemming
kennis genomen.
Het bestuur kreeg opdracht een dergelijk plan
uit te werken en een commissie te benoemen,
welke dit fonds geheel afzonderlijk zal beheeren
en de propaganda er voor zal voeren.
In verband met het late uur, werd de inlei
ding over het filmvraagstuk aangehouden tot
de volgende vergadering.
Het comité, dat zich gevormd heeft, om den
heer K. Brants ter gelegenheid van zijn af
scheid als Hoofdinspecteur van het Lager On
derwijs in de tweede hoofdinspectie een bewijs
van erkentelijkheid aan te bieden, deelt mede,
dat deze aanbieding zal geschieden op Zater
dag 28 April, des middags te drie uur precies
in de bovenzaal van restaurant Brinkmann,
Groote Markt 9 te Haarlem.
De samenwerkende organisaties zullen den
scheidenden hoofdinspecteur een cadeau als
herinnering aanbieden.
De film-expeditie onder leiding van Roy
Tuckett, die een film zou maken van de route,
die de deelnemers aan de Londen-Melboume-
luchtrace moeten volgen, zijn, naar Reuter
meldt, naar Engeland teruggekeerd.
Zij konden van de Nederlandsch-Indische re
geering geen toestemming krijgen om dit gebied
vanuit de lucht te fotografeeren.