Vechttarieven Dertigjarigen Auto geslipt Verkeerde eisch HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct Brandstichting in een boerderij? Het warme weer AL HET VEE GEDOOD WOENSDAG 18 APRIL 1934 Regeering en actieve handelspolitiek Is dat eerlijkheid? Tusschen de tramrails geraakt en geheel vernield Onverdacht getuige DE SPELLING-KWESTIE Het compromis-voorstel Drie zwaar gewonden SCHORSING VAN ARBEIDERS Het conflict bij de werkverschaf fing te Roosteren Lentegezicht in het bergland Het z.g. aanpassingsproces doet een steeds verder gaande verarming vreezen PSYCHO-TECHNIEK KAMERLEDEN MAKEN EEN PROEFRITJE Geneugten van het reizen per Dieseltrein Een speciale afdeeling aan het Econom.-Technologisch Instituut R.K. Verzekeringspersoneel Hoogere kosten voor levensonderhoud Vicieuze cirkel Onnoodig! Vier jaar gevangenisstraf geëischt met onmiddellijke gevangen neming van den verdachte bij de uitspraak Verdachte ontkent W raakneming G etuigenverhoor De kansen voor den zomer staan goed KATH. JOURNALISTEN BIJEEN Hulp voor werklooze vakgenooten AFSCHEID K. BRANTS GEEN TOESTEMMING OM TE FILMEN De Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag over het Wets ontwerp tot instelling enz. van in voerrechten op korten termijn toont weer eens de overgroote omzichtigheid waarme de de regeering zich waagt op den weg dei- actieve handelspolitiek. Het lijkt alsof ze zich nog in het geheel niet bewust is, hoe- Ver ze reeds op dat terrein gevorderd is. Nog worden ,,vechttarieven" categorisch van de hand gewezen en het karakter van ons tarief als fiscaal gekenschetst. Koers wijziging in beschermende richting is nog biet aan de orde. „De regeering zou het bepaald ongeoor loofd en in de hoogste mate ongewenscht achten, indien in het algemeen karakter van onze tarievenpolitiek verandering zou Worden gebracht, zonder dat daaromtrent te voren door den wetgever een beslissing Was genomen", zoo lezen we in de Memorie van Antwoord. Het komt ons voor, dat het parlement, door den nood gedwongen de actieve han delspolitiek reeds gesanctionneerd heeft toen het de wijziging der Crisis-Invoerwet goedkeurde. Daarom vinden wij de nieuwe betuiging van trouw der drie ministers aan het vrijhandelsbeginsel in zijn oude con ceptie op zijn minst genomen formalistisch. De handelspolitiek van een land dient door éénheid gekenmerkt te zijn. Nu is het stelsel van contingenteeringen ten onzent reeds met beslistheid dienstbaar gemaakt aan de instandhouding van onzen export en de vereffening onzer handelsba lans. Logisch is het daarom dat ook ons tarief medewerkt tot het bereiken van dat doel, het groote vraagstuk der economie Van onze dagen. Het woord „vechttarieven" klinkt inder daad erg ongunstig. Pierson vergeleek ze met een tweesnijdend zwaard, waarmede men even gemakkelijk zichzelf als anderen Wondt. Maar het benauwende van onze Positie de enorme werkloosheid en de aanwassende bevolking naast onzen dalen den export billijkt het gebruik van krach tiger wapenen, mits ze met voorzichtigheid gehanteerd worden. Nu, voor dit laatste staan ons borg de namen van de ondertee kenaars van het ontwerp en de geheele po litiek der regeering, die zich bij ieder nieuw Wetsontwerp beroemt op haar afkeer van „experimenten". Z. Excellentie Verschuur heeft reeds in zijn Memorie van Toelichting van te voren aangekondigd, dat hij van de bevoegdheid tot wijziging van invoerrechten op korten termijn niet dan een uiterst spaarzaam ge bruik zal maken. Een dergelijk vastleggen van de eigen politiek vóórdat men weet wat in verband met de houding in het bui tenland door het nationaal belang geëischt Wordt, lijkt ons eigenlijk reeds niet ten volle verantwoord. De regeering schrome niet, vrijheid van handelen te vragen en te benutten, waar de handelspolitieke situatie in Europa een vlug en soepel systeem van douanewetge ving noodig maakt. O. L. Pater Dr. J. van Heugten S.J. opent het Aprilnummer van zijn maandblad „Boe kenschouw" met een rake boutade over de miskende waarde der „volle mannelijkheid". Hij meent, dat onze tijd, speciaal na den we reldoorlog, lijdt aan een merkwaardige cuituur- vervalsching, die n.l. de „jeugd" beschouwt als den toonaangevende beschavings-factor, en allen eerbied of aandacht verliest voor oorspronkelijke geesten, zoodra die geesten blijken te rijpen tot volle mannelijkheid. „Dertig jaar te worden" - zoo schrijft de Jezuïet - „staat ongeveer gelijk met het recht van spreken te verliezen, net als een grijsaard in de wereld te staan en afge daan te hebben. Wee dengene, die „gearriveerd" is, die zijn huisgezin een draaglijk bestaan be zorgt, die zijn hersens laat zegevieren over zijn affecten, die niet heet meer loopt van veront waardiging bij eiken gewaanden mistoestand, die de draagkracht der woorden gaat beseffen en niet achter elke fraze aanholt. Hij is een ..burgerman" geworden, staat buiten het ..leven" en heeft geen kans meer. „Zulk een opvatting is meer een tijdskramp dan een gezonde levensstemming. Er is ons reeds zoo vaak in de ooren geschetterd dat de oorlogsgeneratie de oude sleur moe was, en zich een nieuwen weg wilde banen, dat wij dit verslijtend motto niet meer als pasmunt aan nemen. De oorlogsgeneraties blijven zich her halen. De wereld is toch niet met affecten te regeeren, maar met hersenen. De nationalisti sche tendenzen in verschillende landen mogen zich vooral in de jeugd verankeren, omdat de jeugd gemakkelijk elk tekort aan verstandelijke motiveering met patriottische geestdrift aanvult, de leidende ideeën der menschheid zijn niet het exclusieve bezit der jeugd. Men roppt over al om het herstel, om de rehabilitatie van den „geest". Maar ik acht het een zonde tegen, een verzaken aan den geest, aan het instinctieve enthousiasme der jeugd een onfeilbaarheid toe te kennen, die niets of niemand haar garan deert. In poëticis, in dingen van kunst en schoonheid heeft het intuïtieve zijn onver vreemdbaar recht, maar in practische aange legenheden, in zaken van maatschappelijke en individueele levensinrichting heeft de „geest", de bewuste, heldere gedachte den weg te wij zen en niet de fermenteerende geestdrift van adolescenten. Wel kan ook deze stimuleerend en corrigeerend werken, wel hoeft de heldere gedachte niet het privaatbezit van bejaarde geesten te zijn, maar in Katholiek Nederland is het eerst-geboorterecht der jeugd zulk een onbestreden monopolie geworden, dat het lijfs gevaar meebrengt dit ook maar schijnbaar te betwisten. Het gevolg is dat er in de tijdschrif ten en organen, waar de jeugd of de zich als jeugd voelenden aan het woord zijn, een toon is ingeslopen van ongeloofelijke vulgariteit en onbeschaafdheid. De (Katholieke periodieken en bladen, waarin deze jeugd haar waarheden publiceert en van haar „eerlijkheid" getuigt, munten uit door ongegeneerde grofheid, een grofheid, waarvoor het geheele hemelhof aan het blozen zou slaan. Onder den dekmantel dier „eerlijkheid" hebben zich zopvéel ondeug den weten te verbergen dat hij van alle kanten scheurt en loslaat. Het Nederlandsche Katho licisme levert weinig zoo onverkwikkelijke as pecten op als dit record in grofheid en onbe schaamdheid, dat gewoonlijk nog behaald wordt in naam van het evangelie en van een zuiver der Christendom. Wat in een normalen omgang en samenleving bij Congo-negers niet zou ge permitteerd zijn, werd en wordt protestloos ge duld in sommige katholieke organen. Kwaad spreken en neerhalen, invectieven en grove liefdeloosheden, dit alles hebben wij zich maand aan maand of week aan week zien herhalen en men is daaraan zoo gewend geraakt, dat dit hier en daar tot de Katholieke bon-ton schijnt te hooren. Voorzoover mijn blik reikt, is dit onder geen enkele groepeering in Nederland zoo gewoon, zoo alledaagsch als juist in som mige Katholieke milieu's. Wij, die er groot op gaan tot een kerk te behooren die Europa be schaafd en gevormd heeft, die jaarlijks een te bewonderen aantal jonge menschen uitzendt om Christus te brengen aan volken, die nooit van Hem gehoord hebben, en hen aan mensche- lijke zeden te wennen, wij gedragen ons of Christus voor ons een vreemde was, of zijn hoofdgebod ophoudt, zoodra men de pen gaat hanteeren." Op een zijner vele propaganda-tochten in dienst van de N.S.B. heeft de heer Vlekke, sprekende over het jongste Vastenmandement van het Nederlandsch Epis copaat, de bewering gelanceerd, dat de heer Aalberse den Bisschoppen dit mandement wel ingegeven zou hebben. In de „Vooruit" merkt A. B. K. nu op, dat op die vergadering domme dingen gezegd zijn door den heer Vlekke: „Zoo zegt hij b.v. dat het mandement van de bisschoppen Aalberse tot „geestelijken vader" had. Nu is het idee, dat professor Aengenent (zooals hij vroeger heette) op dictaat van Aalberse zou schrijven, inderdaad te verruk kelijk. Met alle respect voor Aalberse zal hij toch zelf van harte mee lachen, als hij zooiets leest. Er zit méér kennis èn politiek benul in den Haarlemschen bisschop dan in de hoofden van alle leden van de N.S.B. bij elkaar, den Lijder meegeteld." A. B. K. schijnt in deze een onverdacht getuige van feiten en toestanden in katho lieke kringen nog beter op de hoogte te zijn dan de geloofsgenoot Vlekke. De „Middelburgsche Courant" verneemt van welingelichte zijde, dat het compromisvoorstel inzake een vereenvoudigde spelling, zooals dit door minister Marchant is overgenomen, er als volgt uitziet: 1. De naamvals-n verdwijnt. 2. De dubbele ee verdwijnt uit de open letter grepen, behalve aan het eind van de woorden en in de uitgangen eelen en eeren. 3. De dubbele oo verdwijnt uit de open letter grepen, behalve in een paar woorden (looche nen en nog enkele). 4. De ch verdwijnt waar ze niet gehoord wordt, behalve in den uitgang isch (logisch, historisch etc.). Dinsdagavond omstreeks half zeven is aan den Vaartkant onder Leur een ernstig verkeers ongeval gebeurd. Een personen-auto, komende uit de richting Breda, slipte nabij den spoorwegovergang aan den Vaartkant en kwam tusschen de rechts van den weg gelegen tramrails terecht. Bij een poging om uit de rails te komen, sloeg de auto, welke een vaart van ongeveer vijftig K. M. had, om en sloeg tegen een boom aan den overkant van den weg. De auto werd geheel vernield, terwijl de drie inzittenden ernstig werden ge wond. De bestuurder, de 62-jarige B. Kapelle uit Bruinisse, kreeg een zware hersenschudding en ernstige inwendige kneuzingen, terwijl zijn bei de beenen zijn gebroken. De naast hem zittende 51-jarige B. Jonker kreeg eveneens een hersenschudding en zware inwendige kneuzingen. De derde passagier, de 47-jarige L. A. Jon ker, bekwam alleen inwendige kneuzingen. Alle drie personen werden in bewusteloozen toe stand naar het Diaconessenhuis te Breda ver voerd. Hedenmorgen was de toestand van den 47- jarigen L. A. Jonker vrij gunstig, terwijl de toe stand van de beide anderen hopeloos werd ge acht. Het conflict bij de werkverschaffing te Roos teren schijnt voor de betrokken arbeiders zeer onaangename gevolgen te zullen hebben. De tewerkgesteldent ui Maastricht zullen voor ge- ruimen tijd worden geschorst, terwijl de anderen voor korteren tijd zullen worden uitgesloten. Verwacht wordt, dat de minister spoedig een beslissing zal nemen. Naar ons ter oore komt, zullen de leden van de Staten-Generaal, daartoe uitgenoodigd dooi de Spoorwegen, Vrijdag een reis maken per Diesel-electrischen trein naar Arnhem en terug. De trein zal te 15.30 van Den Haag S.S. ver trekken en te 16.43 te Arnhem aankomen. Te rug van Arnhem te 17.03, terugkomst in Den Haag te 18.19. Op de heenreis wbrdt de afstand Den Haag S.S.Arnhem in een uur en dertien minuten afgelegd. Een sneltrein rijdt thans over dezen afstand één uur en 38 minuten. Naar wij vernemen is naast prof. H. A. Kaag tot directeur van het Economisch Technolo gisch Instituut te Tilburg benoemd prof. dr. J. E. de Quay en tot secretaris dr. J. A. Wever. Aan het Instituut zal thans worden verbon den een psycho-technische afdeeling, waarvan prof. dr. J. E. de Quay, professor in de psycho techniek en in de bedrijfswetenschappen aan de Handels Hoogeschool, hoogeschool voor so ciale en economische wetenschappen te Til burg, de leiding op zich zal nemen. Voor dit doel zullen verschillende lokaliteiten als laboratorium worden ingericht. Dit labora torium zal niet alleen dienen voor het zuiver wetenschappelijk „research werk" en zal zich niet enkel beperken tot de opleiding van de aan de Tilburgsche Hoogeschool ingeschreven studenten, doch het zal ook gebruikt worden voor het verrichten van onderzoekingen voor de praktijk, zooals psycho-technische keurin gen naar geschiktheid en aanleg van candida- ten voor verschillende beroepen, keuringen in verband met de beroepskeuze, het samenstellen ev. verbeteren van opleidingsmethoden vooral voor de geschoolde beroepen, toepassing van verschillende arbeidsmethoden in het bedrijf en dergelijke. De Ned. R. K. Bond van Verzekeringsperso neel „St. Donatus" zal 31 Mei zijn jaarlijksche Bondsvergadering houden te 's-Hertogenbosch. Het R.K. Werkliedenverbond heeft een adres gericht aan den Minister van Sociale Zaken, waaraan het volgende is ontleend. In de laatste maanden bereiken het Verbond herhaaldelijk klachten over het verlagen der loonen in de werkverschaffingen. Het betreft dan wel is waar incidenteele gevallen, zoodat Inderdaad nog altijd moet worden erkend, dat van een algemeene verlaging dier loonen geen sprake is, maar het aantal gevallen begint zoo groot te worden, dat de indruk eener geleide lijk toegepaste, algemeene verlaging wordt ge vestigd. Daaraan paren zich soortgelijke klachten over verlaging der steunbedragen. Het motief, dat voor een verlaging wordt aangegeven, is nooit, dat de bedragen te hoog zijn, maar dat de marge, die moet blijven tus schen het loon in het vrije bedrijf en eiken vorm van ondersteuning te gering is, mogelijk zelfs geheel is verdwenen. Op dezen grond zijn hier en daar de steun bedragen en ook de loonen in de werkver schaffingen reeds tot een zoodanig peil ge daald, dat elk mensch, die de werkelijkheid wil zien, zal moeten erkennen, dat ze zelfs 'n aller- soberst bestaan niet meer veroorloven, dat in de betrokken gezinnen in den waren zin des woords gebrek wordt geleden. De toestand op het platteland vooral is eco nomisch bedroevend. Tengevolge daarvan zijn de loonen met name in het landbouwbedrijf dikwijls tot een zeer laag peil gedaald. Loonen beneden 10 gulden, met hard werken geduren de een geheele week verdiend, behooren er he laas niet meer tot de zeldzaamheden en het gevolg van de huidige regeling is, dat de loo nen ook m de werkverschaffing daar weer be neden gaan en dat een steeds verdere door werking dezer totale verarming moet worden gevreesd. En nog steeds 's er geen stilstand in de da ling, nog altijd worden de loonen in de werk verschaffing verlaagd, wijl de loonen in het vrije bedrijf dalen, en daarna dalen, vooral op het platteland, de loonen in het vrije bedrijf weer, omdat in dezen harden tijd elke rem ont breekt. Hetzelfde kan worden gezegd van de steun- tarieven. Er zijn thans reeds weekuitkeeringen voor man en vrouw van 7, 6 en zelfs van 5, waarbij dan komt een toeslag van 0.50 a ƒ0.75 per verder gezinslid, zoodat op het plat teland gezinnen met b.v. 6 kinderen van ƒ8 a 9 per week moeten trachten het leven te houden. Was in ons land de situatie van dien aard, dat dergelijke gang van zaken onvermijdelijk ware, niemand zou zich daartegen kunnen ver zetten, maar bij alle nadeel, door de crisis aan ons land toegebracht, meenen adressanten zich niet schuldig te maken aan onderschatting van den toestand, indien zij zeggen: zoo erg is het gelukkig nog niet. Wanneer dan ook de economische omstan digheden desondanks tot een dergelijke ont wikkeling hebben geleid, dan rijst de vraag, of ten opzichte van de loonen aan het spel der „economische krachten" maar steeds de vrije loop kan er mag worden gelaten. Deze vraag wordt zoo krachtig mogelijk ont kennend beantwoord. Het is moeilijk aan te geven, welke voor de verschillende plaatsen de uiterste grens is, al zou men geneigd zijn om te zeggen, dat loonen van 24 en 22 cent per uur, als het vorig jaar nog golden voor het platteland, welke dus in gunstige omstandigheden een weekbedrag kon den geven van 11.52 resp. 10.56, al wel zeer laag zijn, zoodat men zich afvraagt, hoe Dij dergelijke weekbedragen een gezin nog be staan kan. Die uiterste grens is sedert het vorig jaar zeker niet gedaald, doordat verschillende nood zakelijke levensbehoeften tengevolge vooral van regeeringsmaatregelen in prijs gestegen zijn. Ook om andere redenen is die uiterste grens geen vaststaand bedrag. Daarom zou het wen- schelijk zijn een of ander instituut te hebben hetwelk telkens, wanneer zulks wenschelijk zou zijn, deze opnieuw vaststelt. In verband met een en ander wordt den Minister verzocht: 1. voor een goed overzicht en mede om het betrachten van de billijkheid zooveel mogelijk te bevorderen, de verschillende plaatsen in te deelen in klassen, zooals dat b.v. in sommige collectieve contracten is geschied; 2. voor elk dier klassen vast te stellen de grens, waar beneden de loonen in de werkver schaffingen en de steunbedragen niet mogen dalen; 3. met het oog hierop te benoemen perma nente colleges, die zich terzake kunnen doen voorlichten en den minister van advies dienen; 4. aan deze colleges telkens advies te vra gen, wanneer naar het oordeel der bevoegde instanties een oogenblik is aangebroken om de uiterste grens opnieuw te toetsen aan wat in het economische leven is tot stand gekomen. Dinsdagmiddag stond voor de Utrechtsche rechtbank terecht de 47-jarige landman A. F. uit Barneveld, wien ten laste werd gelegd, dat hij op 8 November 1933 in de boerenhofstede „De Langeraar", die door hem bewoond werd en toebehoorde aan mevr. Royaards, brand had gesticht. De inventaris had hij voor een bedrag van ƒ25.000.verzekerd. Hij had op de deel eenige voorwerpen in brand gestoken, waarvan de vlammen op de stallen oversloegen, die aan beide zijden van de deel lagen. Links was de paardenstal en rechts de koeienstal en een keet. Boven deze stallen wa ren zolders, waar nogal wat voorraad stroo en hooi geborgen lagen. Het middengedeelte van de deel was tot aan het dak open, maar aan den voorkant bevond zich nog een graanzolder. Den dag voor den brand was op den deel nog een wagen vol havergarven gereden. Verdachte ontkende absoluut den brand ge sticht te hebben en riep vol verontwaardiging uit, dat hü een dergelijke daad zeer slecht zou achten. Des morgens om kwart over vijf uur was hij opgestaan, vertelde verdachte en constateerde toen rook. Hij gooide een deur open en zag op den graanzolder vlammen. „Wat hebt u toen gedaan?" vroeg de presi dent. „Voorzoover ik me herinneren kan, was mijn eerste gedachte de vrouw en de kinderen te wekken," antwoordde verdachte. „Ik heb naar alle richtingen geroepen." „U hoeft nu niet te schreeuwen," merkte de president verdachte op, die zeer luidkeels op de vragen antwoordt. „Toen de vlammen eenmaal boven waren," zoo vervolgt verdachte zijn verhaal, „was het spoedig een vuurzee. „U hebt geen enkele poging gedaan om het vee te redden." „Neen, mijnheer de president, u moet zich mijn toestand voorstellen, toen ik in die ramp zat? Er ging nog eenige tijd overheen, voor ik wist, dat de jongens in veiligheid waren." „Waarom bent u niet naar uw jongens toe» gegaan?" vroeg een der rechters. „Dat kon niet, er was een vuurzee tusschen." „Hoe zijn de jongens dan beneden gekomen?" „Dat weet ik niet. Ik ben gaan zien, wat er nog van het achterhuis te redden was." De Officier van Justitie zegt verdachte, dat hij heel niet naar de koeien heeft omgekeken en niets gedaan heeft om nog wat te redden. Verdachte had alleen een bureau naar buiten gebracht. „Hebt u gezien, dat de jongens naar beneden zijn gekomen?" vraagt mr. Kaars Sypestein wederom. „Neen, meneer, dat heb ik niet gezien." Verdachte vertelt, dat met den eenen ver branden koeienstal zijn heele toekomst aan stukken lag. Daar ging zijn ideaal van een keur van koeien. De Officier van Justitie merkt op, dat de koeien geschreeuwd hebben. Er zijn getuigen, die dit op K.M. afstand hebben gehoord. Ver dachte heeft echter niets gehoord. De aansluiting van de electrische geleiding bij de pomp bleek niet in orde te zijn; waarvan verdachte zei niets te weten. Als mogelijke Oorzaken van den brand noemt verdachte de electrische geleiding, de uitlaat- oijp van een motor op den graanzolder, terwijl hil een omstandig verhaal doet, dat een werk- looze hem tweemaal bedreigd had een poets te zullen bakken. Verdachte was lid van den gemeenteraad en naar aanleiding van zijn houding tegenover de werkloozen hadden deze op 2 Mei 1933 een demonstratie op zijn boerderij gehouden. Ze vroegen om werk, brood en geld en verdachte had toen verklaard, waarom hij in het alge meen belang geen andere houding tegenover de werkloozen had kunnen aannemen. Verdachte zegt iemand te beschuldigen, maar acht het niet onmogelijk, dat iemand wraak had willen nemen. Een van zijn jongens had achter ook een deur open gevonden en ver dachte achtte het uitgesloten, dat hij deze ge opend had. „Zat u in geldmoeilijkheden?" vroeg de pre sident. „Neen, meneer de president. Het is voor de boeren wel een slechte tijd, maar mijn naam is altijd nog een waarborg, dat ieder nog goed voor me is." Verdachte wist niet of er lectrisch licht in de stallen brandde. De Officier van Justitie blijft hem daarover ondervragen, docht verdachte antwoordt alleen te kunnen zeggen wat hij positief weet. „Weet u niet of het licht brandde?" ,,'tls wel mogelijk, maar ik weet het niet." „Dan wenscht u het niet te weten." „Hebt u behalve het bureau nog iets anders in veiligheid gebracht?" vraagt mr. Eggens. „Ik geloof dat we nog de kippen uit het hok hebben gejaagd." De verdediger mr. Hogenbrug wijst erop, dat de stier, die ook verbrand is, juist niet verze kerd was en een waarde van tien koeien had. De president gaat dan over tot het hooren van de getuigen. In totaal zijn er 17. De eerste is de burgemeester van Barneveli, de heer Westrik, die verklaarde bij den brand voor een mysterie te hebben gestaan en het in dergelijke gevallen als hoofd der politie veilig acht politie-deskundigen te raadplegen. De veldwachter had een onderzoek ingesteld naar de bedreiging door een werklooze, zooals verdachte hem had verteld. Hem is daarvan echter niets gebleken. De bewuste werklooze, in verhoor genomen, had get. gezegd den boel alleen maar in brand te hebben gestoken, wanneer verdachte er niet beter van werd. Dr. Hesselink, politie-deskundige te Arnhem, zet daarna aan de hand van een teekening uiteen, hoe hij de situatie had aangetroffen Getuige acht het uitgesloten, dat de vloer door de electrische geleiding aan het schroeien was gegaan. De brand kan onmogelijk op den graan zolder ontstaan zijn. Nadat de verdediger eenige vragen aan den getuige had gesteld, vroeg verdachte hem wat hij aan de aardleiding had gedaan. Verdachte zei ook nog dat hü daar het zijne over dacht. Officier: Ik verzoek u dergelijke onhebbe lijke insinuaties voor u te houden. Getuige ver klaart niets aan de aardleiding te hebben ge daan. Een veearts werd als getuige gehoord en deze legde verklaringen af over het gedrag van paarden en runderen wanneer er brand is. De vrouw van F. en haar drie zoons maak ten gebruik van het verschooningsrecht en legden dus geen verklaring af. Tenslotte werden de drie getuigen 5, décharge gehoord. De eerste vertelde dat hij in de buurt van F. woonde en F. tegen zijn vrouw en jongens had hooren schreeuwen. Mr. Kaars Sypesteyn sprak zijn verwondering er over uit, dat men wel het geschreeuw van menschen hoort, maar niet het geloei van koeien. Verdediger: Het dak was afgebrand! Ook de derde getuige k décharge legde een soortgelijke verklaring af. Het geheele huis stond in lichter laaie en getuige had bij de deur een dood paard zien liggen. Een dierenarts te Breukelen werd als getuige décharge gehoord. Verdediger: Kan vee stikken bij brand, zon der geluid te geven? Deskundige: Dat lijkt me wel mogelijk. Het eene dier reageert anders dan het andere. President: Is het niet onwaarschijnlijk dat geen van de koeien een kik zou hebben ge geven? Deskundige: Een koe geeft niet zoo gauw geluid. Verdachte vroeg of het mogelijk was dat hij geen koe of paard had gehoord. Deskundige: In zeer korten tijd kunnen de beesten bedwelmd zijn door rook. Verdachte: Acht u een boer, die een stam boekveestal heeft in staat dien moedwillig in brand te steken? Deze vraag werd door des kundige niet beantwoord. Jhr. mr. Twiss Quarles van Ufford achtte het ten laste gelegde bewezen. Die meening grondt spr. in hoofdzaak op de verklaringen der deskundigen Hesseüng en Frima. Het is uitgesloten dat iemand anders het heeft aan gestoken dan verdachte. Het is een afschuwe lijk misdrijf, dat streng moet worden gestraft. Tenslotte eischte spr. vier jaar gevangenis straf met onmiddellijke gevangenneming van verdachte bij de uitspraak. De verdediger, mr. Hogenbrug, meende dat verdachte geen reden had om den brand te stichten en dat het bewijs niet geleverd was dat verdachte den brand had gesticht. Tenslotte concludeerde pleiter tot vrijspraak. De verdachte verklaarde nogmaals onschul dig te zijn. Uitspraak over yéertien dagen Reeds eenige malen heb ik er op gewezen, dat de lente dit jaar ongewoon vroeg erbij is, De eerste voorteekenen hebben zich reeds in Februari vertoond en van dien tijd af nam de weersgesteldheid telkens een keer in de rich ting van een vroege lente. Het warme weei der laatste dagen is eigenlijk niets anders dan een voortgezette uiting van deze merkwaardige tendenz. Daarmede zijn wij gelukkig want in vele jaren is in ons klimaat de lente maar al te veel geneigd haar komst te vertragen, een verschijnsel, dat ons na den langen wintei nooit aangenaam is. Maar dit jaar treffen wij een buitengewone vroege en bijzonder moois lente, die in de laatste dagen eigenlijk meer van een zomer heeft. Of wij in de vervroeging van de lente en in de eerste vroege zomerdagen een voorteeken mogen zien van een vroegen en warmen zomei is moeilijk met zekerheid te zeggen. Er zijn meteorologen, die wel van meening zijn, dat wij op een mooien zomer kunnen rekenen. Een bekend dagblad heeft zelfs onlangs een brief van een Engelschen correspondent opgenomen, waarin deze gewag maakte van de voorspelling, die een vooraanstaand Engelsch meteoroloog moet hebben gegeven voor een warmen zomer, ja zelfs voor eenige opeenvolgende mooie zo mers, maar ik weet tot nog toe niet of de juistheid van het bericht moet worden beoor deeld naar den datum, waarop deze brief in de krant stond, 1 April. Laat het een Aprilgrap zijn, hetreen ik niet geloof, dan is het denk beeld van dien meteoroloog niet zoo gek als sommige collega's en vele leeken misschien zullen meenen, want er zit in het voorkomen van mooie, droge zomers een zekere perio diciteit, waarover wij het nog eens met elkaar moeten hebben, en het is ook een feit, dat de laatst vooi gekomen zomers beter waren dan wij ze in jaren gehad hebben. Ook is er sedert vele maanden (zeventien zijn het er) in het grootste gedeelte van Europa een abnormale regenarmoede en droogte gaat parallel met warmte. Voeg daarbij de besliste neiging der tegenwoordige weersgesteldheid om warmte te brengen dan valt het niet te ontkennen, dat de kansen op een mooien zomer dit jaar al heel hoog genoteerd staan. Men moet hierin niet een besliste voorspel ling zien. In ieder geval zullen wü den tijd der IJsheiligen (1113 Mei) moeten afwachten omdat dan de gewone, jaarlijks terugkeerende temperatuurval voorkomt, waarna het verdere verloop van den te verwachten zomer zich beter afteekent. Maar het is belangrijk om nu reeds het verloop van den algemeenen weers- toestand nauwkeurig gade te slaan en over de kansen voor den zomer te denken. In dat op zicht zijn b.v. de jaren 1904 en 1911 heel leer zaam, die ongeveer begonnen als nu en droog en warm werden. Bij de in de meteorologie weer oplevende meening, dat zekere kringloo- pen van het weer zich in sommige jaren op dezelfde wijze herhalen, moeten wij de profe tische waarde van zulke vergelijkingsjaren niet onderschatten. (Nadruk verboden). J.l. Zondag vergaderde de Ned. R.K. Jour nalisten Vereeniging te Utrecht onder voor zitterschap van den heer J. B. Vesters. Het Eerste Kamerlid, de heer Serrarens, hoofdbestuurslid van het Int. Chr. Vakverbond (I. C. V.), die van een studiereis uit Oostenrijk was teruggekeerd, hield een interessante cau serie over de Oostenrijksche problemen, waarbij hij een duidelijk overzicht gaf van de ontwik keling der jongste gebeurtenissen en als zijn meening te kennen gaf, dat wij hier met groote reserve de verklaring moeten aanvaarden, dat de opbouw van den nieuwen Staat hier gaat vol gens de richtlijnen van de encycliek „Quadra- gesimo Anno". Over deze gedachtenwisseling ontspon zich een zeer interessante discussie, waarbij den heer Serrarens tal van nadere inlichtingen werden gevraagd en welke door dezen uitvoerig gege ven werden. In de middagvergadering werd het bestuurs voorstel behandeld om de vereeniging niet te doen aansluiten bij een Rijkswerkloozenkas, wijl dit voor een vereeniging met enkele honderden leden als de R. K. J. V. ondoenlijk was in ver band met de onevenredig hooge kosten. De vergadering vereenigde zich tenslotte una niem met deze conclusie. Tenslotte werd op voordracht van het bestuur besloten over te gaan tot een belangrijke versterking van het bestaande ondersteuningsfonds, in dien zin, dat de leden ongeveer 100 pet. van de huidige con tributie in dit fonds storten, terwijl dan een beroep zal werden gedaan op de Katholieke Directeuren-Vereeniging om haar bemiddeling te verleenen, dat ook de katholieke dagblad directeuren een bijdrage voor him redacteuren in dit fonds storten, opdat daaruit bij even- tueele werkloosheid aan katholieke journalisten een uitkeering kan worden verleend. Staande ter vergadering xwam reeds een schrijven binnen van een katholiek, die in het orgaan over deze kwestie gelezen had en een gift van 500 aanbood als waardeering voor den arbeid van de katholieke pers, indien de katholieke journalisten zelf ook bereid waren, door het brengen van een offer, hunne in nood verkeerende werklooze collega's te helpen. Van deze mededeeling werd met groote instemming kennis genomen. Het bestuur kreeg opdracht een dergelijk plan uit te werken en een commissie te benoemen, welke dit fonds geheel afzonderlijk zal beheeren en de propaganda er voor zal voeren. In verband met het late uur, werd de inlei ding over het filmvraagstuk aangehouden tot de volgende vergadering. Het comité, dat zich gevormd heeft, om den heer K. Brants ter gelegenheid van zijn af scheid als Hoofdinspecteur van het Lager On derwijs in de tweede hoofdinspectie een bewijs van erkentelijkheid aan te bieden, deelt mede, dat deze aanbieding zal geschieden op Zater dag 28 April, des middags te drie uur precies in de bovenzaal van restaurant Brinkmann, Groote Markt 9 te Haarlem. De samenwerkende organisaties zullen den scheidenden hoofdinspecteur een cadeau als herinnering aanbieden. De film-expeditie onder leiding van Roy Tuckett, die een film zou maken van de route, die de deelnemers aan de Londen-Melboume- luchtrace moeten volgen, zijn, naar Reuter meldt, naar Engeland teruggekeerd. Zij konden van de Nederlandsch-Indische re geering geen toestemming krijgen om dit gebied vanuit de lucht te fotografeeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5