In het ijs der Poolvelden ONZE 296e UITKEER ING I f ZKet vetftaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND A U s I f 375.— keerden wij heden uit DE BAROMETER Het Geheim van het open Raam VRIJDAG 20 APRIL 1934 DE „TSJELIOESKIN" Relaas van den leider der expe ditie over den ondergang van het schip Eensgezinde bemanning Bewegende ijsvelden Ondergang Landbouw Crisisfonds Overzicht van inkomsten en uitgaven ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallen-verzekering aan mevr. de Wed. N. STADECAARD, Doelenstraat 6, Alkmaar, wegens een aan haar echtgenoot overkomen verkeersongeval met doodelijken afloop. Dit is WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I 1 aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. I DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS I Sovjets onderzoeken het Poolgebied hebben! De wy- familie Poirier zer staat al op Om het wereldkam pioenschap schaken Eerste steen terecht „HALLO! met de ober van café: De Beurs. Wilt U direct vierentwintig flesschen "TIP" zenden?... Ja, 't gaat ontzèttend hard!" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal door ANTHONIE GILBERT „Ik legde juist aan Sir Hector uit," voegde De leider van de Noordpoolexpeditie, die door het vergaan van de „Tsjelioeskin' zoo tragisch gekenmerkt werd, heeft on langs vanuit de Poolzee per radio over de ervaringen van de expeditie verteld. Het doel van de reis was het verzamelen van gegevens van wetenschappelijken aard op ver schillende gebieden en om te onderzoeken of de waterwegen van de Noordelijke jjszee ook Voor niet-ijsbrekers toegankelijk zijn. Voor het geval de weg versperd zou zijn door het ijs, zou men een beroep kunnen doen op den beroem den ijsbreker „Krassin", den grootsten ijsbre- ker ter wereld. Inderdaad duurde het niet lang of de expeditie werd door de ijsmassa's inge sloten, doch de „Krassin" kon nitet ter hum Worden geroepen, omdat hij zelf averij had gekregen in de Kara-zee en direct na de re paratie geroepen werd om de schepen, die in het ijs van de Lena vastzaten, te helpen. Op eigen kracht kwam de „Tsjelioeskin" in de Beringstraat, waarmede de geheele weg in het Noorden was afgelegd. In de Beringstraat drong het ijs zoo onontkoombaar op het schip aan, dat het bezweek en op 13 Februari door het ijs werd vermorzeld. Aan emotie en erva ring ontbrak het dus niet, maar belangrijker is het feit, dat de expeditie tot beduidende conclusies kon komen. Ten eerste is gebleken, dat de vaarwegen in de Poolzee inderdaad toegankelijk zijn voor handelsschepen van sterke constructie en dat een regelmatige navigatie mogelijk is. Ten tweede bleek de noodzakelijkheid, dat op bepaalde moeilijke trajecten ijsbrekers paraat moeten zijn om in nood verkeerende schepen te helpen. Ware een ijsoreker in de nabijheid van de „Tsjelioeskin" geweest, hij zou gemak kelijk en zonder schade het schip hebben kun nen bevrijden. De vaart in deze streken is zeer kostbaar, doch de kosten worden aanzien lijk minder, wanneer ijsbrekers de reis der handelsschepen sneller kunnen doen verloo- pen. Dit alles zal ongetwijfeld bereikt worden nu na de reis van de ..Tsjelioeskin" en het vorige jaar van de „Sibiriakov". Vanaf het oogenblik dat het schip in de ijs velden vastzat, hing zijn lot uitsluitend af vat. het toeval. Alle mogelijke en noodige maat regelen werden genomen en zelfs werd nog geprobeerd het schip van positie te doen veran deren. Maar van alle kanten stapelden de ijs- schotsen zich op en zoover het oog reikte, ont waarde men schotsen en bergen van ijs. Bi) iedere windvlaag stieten de ijsblokken op el kaar, schoven over elkaar heen, braden door midden en vormden nieuwe opeenhoopingen. De watergeulen, die hierdoor nu en dan vrij kwamen, bevroren onmiddellijk. Nu en dan botsten ijsblokken tegen de boot, die gevaarlyx begon te sidderen en te kraken en in Decem ber werden de schokken zoo hevig, dat de be manning het schip verliet en haar bivak op het ijs opsloeg. Nauwelijks echter was het weer vrij gekomen, of proviand en bemanning ver huisden weer naar boord. De tenten bleven staand met een gedeelte van de proviand en de bemanning had nauwkeurige instructies voor het geval een plotselinge averij zou op treden. Volgens een in bijzonderheden uitge werkt plan had iedere man scherp omschreven opdrachten bij het in- en uitladen der levens middelen. Bij al aeze manoeuvres van ijsblokken en -bergen werd het schip herhaaldelijk verplaatst, hetgeen overigens de expeditie niet belette om haar wetenschappelijke onderzoekingen voort te zetten. Steeds hooger stapelden de ijsblokken zich op over een oppervlakte van kilometers in het rond. Zij hadden een hoogte bereikt van verschillende meters en schoven langzaam maar zeker naar het schip toe. Begin Februari pas seerde een van die muren van ijs het schip op korten afstand, met het gevolg, dat nieuwe blokken in de nabijheid van de boot werden opgehoopt. Op 13 Februari stak een hevige noordenwind op. Een verblindende sneeuw stoof over de ijs vlakte en belette de expeditie alle werk. De koude bedroeg bijna dertig graden onder nul In den angst van alle kanten te worden inge sloten, trachtten de mannen, die de bewegin gen der ijsblokken bestudeerden, door de duis ternis heen te breken, terwijl zij aan alle zijden luisterden naar het hevig gekraak van het ijs Omstreeks twaalf uur 's middags raakte een enorme ijsmuur in beweging en kwam recht streeks op het schip af. De geweldige blokken schoven over elkaar heen als rollende golven ter hoogte van minstens acht meter. Er werd bevel gegeven om direct de pro viand van boord te halen en met de gebrui kelijke nauwgezetheid trokken de mannen aan t werk. De ijsdijk kwam steeds nader, brak doormidden en stuwde de ijsschotsen voor zich uit. De metalen romp van het schip weerstond den geweldigen schok, die het gevolg was. Wel boog het metaal door en werd het hier en daar zelfs uit elkaar gescheurd, maar het schip was nog niet overwonnen. Langzaam maar ze ker schoof het ijs echter verder en de ramp was niet meer te vermijden. Plotseling deed een geweldige schok het schip trillen en de mannen werden naar bakboord geslingerd, maar nog bleef het schip een geheel. Toen begon het onverbiddelijke ijs zijn vernielingswerk aan de onderzijde van den romp, waar talrijke gaten ontstonden, die het water door lieten, dat in minder dan geen tijd de machinekamer vulde. De pompen werden vernield en ieder oogenblik verwachtte men, dat de ketel in de machine kamer zou explodeeren. Dit gebeurde gelukkig niet, maar het was intusschen duidelijk, dat het schip zijn laatste oogenblikken tegemoet ging. Met groote vastberadenheid werd inmid dels het werk voortgezet. De volledige voor raad voedsel kon worden gered, voor de boot begon te hellen en langzaam te zinken. De man schappen gingen allen van boord en de radio telegrafist verzond zijn laatste bericht naar de bewoonde wereld. Alle proviand en verdere be- noodigdheden werden zoo ver mogelijk van hei schip gebracht, omdat men vreesde, dat bij het zinken de ijsschotsen in sterke beroering zouden komen. Weer gingen vijftien man aan boord om nog te redden wat gered kon worden. Op dat oogen blik was het water reeds tot aan het passa- giersdek gestegen. Toen werd order gegeven om het schip te verlaten. De laatste mannen aan boord waren de kapitein en de econoom Moguilewitsch, die het eerste slachtoffer zou worden van deze ramp. Toen de masten van het schip afknapten, verloor Moguilewitsch zijn evenwicht en werd hij door tonnen en vaten meegesleurd, die van alle kanten op hem aan rolden. Hij zag geen kans meer om zich vast te klampen en zonder dat men een poging kon doen om hem te redden, verdween hij in de diepte. Binnen enkele seconden zonk het schip. De romp stak een punt in de hoogte. Het roer werd even zichtbaar en toen zakte alles weg in het water tusschen de ijsblokken. De sneeuw joeg over het ijs en in het duister werd appèl gehouden. De tenten werd opgesla gen. De mannen kropen in hun slaapzakken en sliepen, uitgeput als zij waren, direct in. Met uitzondering van de radiotelegrafisten echter, die hun apparaat in orde brachten en contact zochten met de buitenwereld. Dit con tact kwam den volgenden dag tot stand met het station Ouellen. Daarna werd in één dag een barak gebouwd en een verwarming in de tenten tot stand gebracht. En toen begon het kampleven cp het ijs. De discipline was voor treffelijk en het moreel der bemanning liet niets te wenschen over. Gelukkig, want de ge varen die de expeditie nog zouden bedreigen eischten een volmaakte eensgezindheid, die alleen tot de redding zou kunnen voeren. De Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer nopens de begroo ting voor 1934 van het Landbouw Crisis Fonds gaat vergezeld van een gewijzigd vergelijkend overzicht der geraamde inkomsten en uitgaven alsmede van een gewijzigden uitgewerkten en toelichtenden staat. Hieruit blijkt het volgende: De oorspronkelijke begrooting sloot voor den geheelen dienst als volgt: Gewone dienst f 162.160.433.75. Kapitaal dienst f 26.409.800. Ge heele dienst f 188.570.233.75. De gewijzigde begrooting geeft thans aan: Ge wone dienst f 181.327.167.41. Kapitaal dienst f 4.571.000. Geheele dienst f 185.898.167.41. In den tóelichtenden staat wordt nog 't vol gende medegedeeld: De afdeeling granen is thans geraamd op f 26.500.000. In 1934 is een opbrengst aan mono- noliewinst op tarwe, rogge, gerst, haver en maïs te verwachten van 23 millioen gulden en aan mo nopoliewinst op derivaten twee millioen gulden. Het geraamde bedrag voor de melkveehouderij f 7400.000 wordt als volgt gespecificeerd: a. Heffing op in het binnenland geconsumeer de boter f 48.000.000; b. idem op kaas f 7.700.000; c. idem melkproducten f 500.000; d. idem marga rine f 13.000.000; e. idem andere spijsvetten f 4.600.000; f. consumptiemelk f 300.000. Wat de heffing op in het binnenland gecon sumeerde boter betreft, is de consumptieboter begroot op 47 millioen K.G. en de menging in margarine op 13 millioen K.G. Het bedrag der heffingen is aangenomen op gemiddeld 80 ets. per K.G. Bij de afdeeling kippen- en eendenhouderij wordt medegedeeld, dat het in de bedoeling ligt om door een heffing op de broedeieren de kosten verbonden aan de teeltregeling, alsmede aan den steun aan het fokkerijwezen ter verbetering van ijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii •MmiiiiiiaiiiiiiiiiimiiiutammiimiiM E ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiï ^minimin minimum Als het weerglas maar op mooi staat, Dan is alles even best. En men zelf, in mooi-weer stemming, Heeft dan maling aan de rest. 't Is alsof de barometer Over ons met liefde waakt. Dit vooral, wanneer men plannen Voor den Zondag heeft gemaakt! Ziet men echter, dat de wijzer Naar veranderlijk toegaat, Dan veranderen de trekken Eveneens op ons gelaat. En zoodra is de verwachting Plots'ling regenweer of wind, Of het blijkt ook, dat men daarvan I Den terugslag ondervindt! Daalt de wijzer zelfs nog verder, Dan is 't heelemaal niet pluis, Want dan hebben wij de stemming Van het stormweer ook in huis! Want het weerglas spreekt niet enkel Van het weer, in kleur en geur, Maar het geeft ons óók den stand aan Van het peil van ons humeur! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) Biiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiuü kippen- en eendenstapel, volledig te bestrijden. De heffing op den uitvoer van bloembollen wordt geraamd op f 450,000. Voor de steunverleening aan de chichorei is geraamd f 68.100; waarvan f 65.000 als uitkee- ringen ten behoeve van de verbouwers van chi chorei, oogst 1934. Voor de steunverleening aan de griendcul- tuur, oogst 193334 is uitgetrokken f 160.000, voor het wieden in 1934 f 50.000 en voor uit- keeringen aan de rietcultuur, oogst 193334 f 55.000, voorts voor uitkeeringen, w.o. voor schotten op uitkeeringen aan de griendcultuur, oogst 1934, f 75.000, idem aan de rietcultuur, oogst 1934, f 125.000. Voor consumptieaardappelen is geraamd: f 2200.000 voor steun op niet voor de consump tie verkochten aardappelen oogst 1933 en f 2500.000 voor idem oogst 1934, benevens f 1.130.500 voor terugbetaling op de inhoudin gen der verkochte aardappeloogst 1933. Voor de uitkeeringen aan kippen- en eenden houders is f 4680.000 geschikbaar gesteld, bene vens f 375.000 voor uitbetalingen voor gedroog de garnalen aan garnaalvisschers en drogers, alsmede f 360.000 voor steun aan het fokkerij- wezen van kippen en eenden. Voor uitkeeringen ten behoeve van de ver bouwers van fruit- en warmoezerijgewassen oogst 1934 is zes millioen gulden uitgetrokken. De uitkeeringen ten behoeve van de teelt en de bewerking van vlas, oogst 1932, zijn be groot op f 57.033.75, idem oogst 1933 op f 452.140. idem oogst 1934, 387.250. Voor steun aan de verbouwers van fabrieks aardappelen, oogst 1933, is uitgetrokken f 3.600.000. Voor uitkeeringen ten behoeve van verbou wers van suikerbieten, oogst 1934, is uitgetrok ken dertien millioen gulden. Door de Sovjet-regeering zullen twee nieuwe expedities worden uitgezonden teneinde de Nieuw-Siberische eilanden en omgeving aan een nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek te on derwerpen. De directeur van het Instituut voor Poe Onderzoek in Leningrad, Prof. Samoilo- witsch, zal zich tegen het einde van deze maand naar Helsingfors begeven en naar Parijs, om aldaar enkele voordrachten te houden over de resultaten van het Russisch onderzoek in de Poolstreken. Eindelijk gelukt!" riep Poirier en hij sloeg z'n hoed met geweld op de kleerenhaak. „Wat is gelukt?" vroeg z'n vrouw. „We kunnen morgen met de Perrotards in den auto mee." „En loop je daar op de trap al om te schreeu wen? Omdat die lui je zooveel eer aandoen, terwijl ze hun wagen misschien nog niet nalf afbetaald hebben?" „Ik dacht nogal dat je blij zou zijn. Al een paar maanden lang vertel je me iederen Zon dag met een zuur gezicht dat de Perrotards ons heusch wel eens 'n keer mee mochten ne men. Ik maak iederen dag op 't kantoor han dige toespelingen en nu heb ik eindelijk een uitnoodiging los gekregen en als ik er mee thuis kom, mopper je dat ze hun auto nog met be taald hebben." „Ik vind alleen dat die uitnoodiging een beetje erg laat komt. Ze hebben al hun vrien den eerder gevraagd dan ons, en nu ze me mand meer weten, die met hen mee wil, komen wij aan de beurt. We zullen natuurlijk aanne men, maar ik zou niet weten waarom we zoo dolblij moesten zijn. Waai' gaan we heen?" „Dat heb ik nog niet gevraagd. Ze komen ons morgenochtend om 7 uur halen. Als ze driemaal toeteren, zouden we maar naar bene den komen „Wat 'n aanstellerij. Driemaal toeteren, om de heele buurt op hun auto opmerkzaam te maken. Zoo zie je, je kunt wel een auto op afbetaling koopen en geen manieren hebben." Victorien Poirier sprak niet tegen. Zeventien jaren van harden strijd hadden hem geleerd dat hij in de echtelijke loopgraaf, ondanks z'n voornaam, altijd verslagen werd. Mevrouw Poirier was trouwens den volgen den morgen al in een beter humeur. Eindelijk eens een Zondag, dat ze zich niet zouden ver velen! Toch wel aardig van de Perrotards, hun gasten af te komen halen. En ook wel pikant op een onbekend doel af te gaan. De Perro tards hoefden niet eens driemaal te toeteren: de Poiriers stonden al op de stoep! Het was gauw genoeg beslist hoe men zou zitten. Perrotard aan 't stuur en z'n vrouw naast hem; de gasten op de achterbank. Toen volgden de gebruikelijke complimenten. Over het rustige, zekere rijden van mijnheer nog beter dan een beroepschauffeur over de kleur der carosserie en den smaak van mevrouw, die de keuze gemaakt had, over het verrukkelijxe veeren; zelfs de klank van den hoorn werd geprezen, die was sterk en doordringend en welluidend. Dat zijn o.m. de dingen, dis alle medepassagiers zeggen en die gewoonlijk tot den middag duren. Het was al twee uur, toen ze voor „de Vette Hen, met erkend gave Keuken" stopten. Hei was er goedkoop; het eten gewoon en middel matig toebereid. Maar de twee flesschen wijn die ze met hun vieren dronken, waren goed. Op den terugweg nam Perrotard den weg over Fontainebleau. Toe» gebeurde het. Een roekelooze hond stak den weg over. Perrotard reed langs het dier heen en stiet daardoor op een hoop kiezel. Mevrouw Perrotard ontving den schok met een gemelijk: „Wat is dat nu?" en liet er het duidelijk verwijt op volgen: „Je hebt te veel wijn gedronken, man; je ziet niet meer wat je doet!" „Wat? Zie ik niet meer wat ik doe? Denk je dat ik dronken ben?" riep Perrotard, ontzet tend boos. „Ik weet beter wat ik doe dan jij. Je hoeft me niet te vertellen hoe ik rijden moet, of hoe ik me hoor te gedragen als er vreemden bij zijn." „Ik zal je vertellen wat ik wil. Je bent toch zeker geen koning of zoo iets? Ik zal niet eens meer iets mogen zeggen." „Als je niet weet hoe je je fatsoen moet Hou den, kun je veel beter zwijgen." „Wat een verbeelding! Denk maar eens aan je vader, die nog pas bankroet geslagen is." „Kijk jij liever naar je eigen familie. Ik heb ten minste geen zuster die ergens m Mont- martre optreedt." „Pas op, als je nog één woord over m'n zus ter zegt. „Als ik u verzoeken mag," kwam Poirier, be- Wat was ik blij. Ik mag mee, ik mag mee, juichte ik en ik vloog naar Sidney Bey. die glimlachend stond toe te kijken. Ik maakte hem duidelijk, dat het geld dat ik had, voor een vliegpak bestemd was en voor wat onder goed. Maar de heer Sidney klopte mq op mijn schouder en schudde neen. Hij zelf zou voor mijn heele uitrusting zorgen; het zou me bij hem aan niets ontbreken; ja, ik zou zelfs salaris krijgen, terwijl hij tevens zou zor gen, dat ik werd opgeleid tot beroepsvlieger. Daar het zijn plan was den volgenden dag te vertrekken, besloot hij direct met mij de stad in te gaan voor het aanschaffen van de klee ding die ;k noodig had. En nadat hij zich wat verfrischt had, bestelde hij een taxi, waarin wij naar zijn huis reden, een groot neerenhuis in een van de voornaamste wijken der stad Zijn vrouw was al spoedig met een en ander op de hoogte gesteld en toen zij besefte in wel ke verhouding haar man en ik voortaan tot elkaar stonaen, streek zij mij door mijn haren en gaf mij, tot mijn ontsteltenis, een zoen op mijn voorhoofd. Mevrouw Bey besloot mee de stad in te gaan voor het koopen van onderkleeren en van een nieuw pak, terwijl haar man op zich aam voor mijn vliegerskleeding te zorgen. Ik nam mijn geld weer uit de enveloppe en wilde dit nu aan mevrouw Bey geven, maar deze lachte en gaf my te verstaan, dat zij het voor mij naar een spaarbank zou brengen, ik kreeg dan nog rente van het geld. Toen wij 's avonds tegen achten naar huis terugkeerden, was ik naar den smaak van „tante" gekleed. Mevrouw Bey vond net beter, dat ik haar kortweg tante noemde en haar man oom, waartegen ik geen bezwaar had, al had mijn moeder mij dan ook niet geleerd te gen alle menschen oom en tante te zeggen. vend van zenuwachtigheid, tusschen beiden, „laat toch uw man met rust. Hij zit aan het stuur, we zijn vlak bij een muur...." „Hem met rust laten?" riep mevrouw Perro tard, woedend.... „wacht maar, als we maar eerst een gendarme tegen komen, dan zult u eens zien hoe kalm hij wordt. M'n zuster be- leedigen.... Dat zal ik je inpeperen, als we thuis zijn." „Ja, natuurlijk, als u thuis bent!" betoogde mevrouw Poirier haar instemming. „Waarom niet direct?" schreeuwde Perro tard, „zullen we wedden dat ik den wagen op 80 breng en dat we daar tegen dien muur vlie gen? Zoo iets verdien jij." „O, lieve hemel!" kreunde Poirier. „Wees maarniet t bang daar achter- inmaar mn i Autotocht der vrouw moet noo- w dig eens 'n lesje i - n 60.. 65.. 70.. Zoek jij naar politie? 75.... Als je 't nog maar beleeft!" „Perrotard," snikte Poirier meer dan hij sprak, met de hand krampachtig aan 't portier van den wagen; „ik smeek jedaar staat een bord: Gevaarlijke bocht.... Helling...." „Zie je nou dat ik gelijk had, dat ik niet mee wou?" huilde mevrouw Poirier.. Het begon donker te worden. „Eén van tweeën," hernam Perrotard, „of ik rij de banden kapot, Of ze vraagt excuus." „Ik excuus vragen? Man, je bent niet wijs." „Hoor eens, Perrotard," riep Poirier, „we zijn niet bang. Maar we willen toch maar liever uitstappen, m'n vrouw en ik.... we zouden 't veel prettiger vinden als je dat geschil onder elkaar uitmaakte.... Als je even stopt, stap pen we uitdan gaan we met den trein naar huis." „Zooals je wilt," zei Perrotard koel, „maar je hoeft heusch niet bang te zijn. Ik wil haar alleen maar een lesje geven.... straks rijden we gezellig naar huis.'' Hij remde krachtig. De Poiriers stapten met groote haast uit, bevend en blij dat ze aan het gevaar ontsnapt waren. Ze sloegen den weg naar een klein dorp in en veegden zien het angstzweet van het voorhoofd. En ze hoorden nog juist dat Perrotard z'n vrouw toeschreeuw de: „Dat zal je berouwen!" Maar ze hoorden niet dat die twee hon derd meter verder in lachen uitbarstten en dat Perrotard tegen z'n vrouw zei: „Zie zoo. Justine, dat hebben we keurig op geknapt.... een minuut of tien comedie ge speeld.... Anders hadden we die vervelende klaploopers iederen Zondag aan onzen hals.... Nu gaan we weer langzaam.... om te begin nen 30 K.M." Men bericht ons uit Freiburg: Donderdagavond werd de zesde partij tus schen dr. Aljechin eri Bogoljubow om het we reldkampioenschap, die Woensdag afgebroken was, voortgezet en beëindigd. Na den 61en zet van Aljechin werd de partij remise. Met spanning wordt nu de zevende party, die hedenavond om zeven uur zal aanvangen en waarby Bogoljubow wit zal spelen, tegemoet- gezien. De eerste steen van het Volkenbondspaleis te Genève, welke sedert eenigen tijd vermist werd, is terecht. Tijdens den bouw van het paleis was deze steen van zyn oorspronkelijke plaats genomen en elders ingemetseld. Hij is thans slechts voor een klein deel aan de buitenzijde van het gebouw te zien. B00TZ A 77 L op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f O/)/)/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/I biJ een ongeval met f OCfl b\J verlies van een hand f 1 OC oij verlies van een f Cfï bij een breuk van f A fi biJ verlies van 'n A116 CL 00 HU 6 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OU C/C/.- verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f f Ol/»m doodelijken afloop 7 een voet of een oog# 1 Li Om' duim of wijsvinger UU»m been of arm# 7l/«" anderen vinger 4 „Daar steekt iets achter. Daar moet Iets ge beurd zijn." zy schudde haar hoofd. „Nog nietMaar ditmaal kon ik het boek toch niet wegnemen met hetzelfde arge- looze gebaar, alsof louter nieuwsgierigheid ma naar de planken had gedreven. Ik keek met schrik naar de deur en naar ramen waar de gordynen waren weggenomen. Het was alsof duizenden oogen mij bespiedden. Ik cegin oud te worden. Sir Hector, dit soort werkjes maakt my bang." Ascher gaf dit met een kalm hoofdknikken toe. Hij scheen blij, nu zü niet méér dan de waarheid sprak. „Dat is toch erg vlug gekomen." merkte hy op. ..Nog twee jaar geleden, als ik mii goed herinner. „Sinds dien tijd zyn mijn moeiiykheden be gonnen. O, vroeger was het gemakkelijk genoeg en zelfs nu zou iemand, die er on uit was. de hand te leggen op die arme oude dame. die gordynen maakt voor zooveel per dag mij niet ontdekken, indien ik me wenschte te verbergen Slechts een kleine verandering in myn haar, waar ik eens met een verfkam doorga m'n magere wangen een beetje boller gezet of mijn bleeke wangen wat rooder gemaakt, een havik neus veranderd in een stompje, een beetje vluggere pas voor den langzamen bedachtzamen tred. Dat alles zyn geen onoverkomeiyue be zwaren. Maar de natuur is niet vriendelijk, zy verraadt ons in haar wreedheid. Men houdt den gestorven glans in de oogen over den bevenden mond en de onwillekeurige trekkingen der vermoeide zenuwen. En dan de handen, vooral de handen, kyk maar eens." Zij maakte een der handen vry uit het dunne katoenen zwarte omhulsel, en hij zag hoe ze door den tyd verschrompeld was en hoe ze beefde. „Ik geloof", drong ze nog eens by hem aan. „dat ik werkeiyk een klein pensioen verdiend heb. Indien u zoo vriendeiyk wilde zijn...." „Pas op," waarschuwde Ascher haar, „daar komt iemand." Hy zag, dat zy werkeiyk de waarheid had ge sproken, want zyn vlugge oog bemerkte haar schrik, toen een jonge ferme hand even op de deur klopte, die opende en er een meisje binnenrrad zy aarzelde en bleef op den drem pel staan, toen ze zag, dat haar patroon iemand bij zich had. Neemt u me niet kwaiyk. Sir Hector, ik wist niet, dat u bezet was." Met haar nog verrassend scherpe oogen. nam miss Ferris de aangekomene op. Ruth Marlowe was nu juist een jaar de dertig ge passeerd. Het was een flink gebouwde jonge vrouw met een scherpzinnig vrooiyk gezicht, een breeden mond, stevigen neus en zulke donkere oogen, dat het vaak moeilijk was om er de kleur van te bepalen. Haar rooü-bruine haar was kort geknipt en van haar voorhoofd weggeborsteld. Ze had flinke stevige handen en heel haar voorkomen getuigde van een onbe krompen levensmoed. Haar kleeding bao ge makkelijk als uniform dienst kunnen doen. Ze was van donkere stof, rechtaf. zonder eenigen opschik. Ze droeg noch kettingen, noch ringen. In haar eene hand hield ze een bundel papie ren. „Het spyt me," zei ze nog eens. „ik zal straks wel even terugkomen. Misschien belt u wel, als u vrij is?" Ascher draaide een beetje in zyn schommel stoel. „Dit is mün typiste Miss Marlowe," stelde hij haar op hartelijke wyze aan zyn bezoek ster voor. Miss Marlowe, dit is Miss Ferris. Indien u ooit gordynen mocht noodig hebben, kan ik u haar warm aanbevelen. Ik zal er be slist eens met Miss Jackman over spreken," wendde hy zich toen weer tot de vreemde linge. „Ik weet zeker, dat zy u nog wel ergens zal weten te plaatsen." Het meisje nam uit haar zak een vulpotlood en een bloc note. „Indien u mü uw adres wil geven", sprak zy op tameiyk zakehjken toon. Miss Ferris nam het potlood van haar over en schreef met haar kleine nette hand: „Miss Nora Ferris. 39 Charlton Row. S. W. I." zij er in haar vriendelyke, zenuwachtige wijze aan toe, „dat ik een beetje begin te sukkelen met myn oogen. Myn dokter heeft my wel ge waarschuwd, dat ik niet te veel naaiwerk mag doen, maar men kan zich niet altyd de weelde veroorloven, om naar dokters te luisteren." zy glimlachte. En haar glimlach kwam precies overeen met haar stem. Toen stond ze op, alsof ze wel besefte, dat haar zaken van zeer gering belang waren en zij den kostbaren tyd van een groot man niet mocht verkwisten. „Nog een minuut alstublief," viel Ascher haar in de rede. „Laat ik u nog even dat adres geven, waarvan ik sprak." Hy ging naar zyn schrijftafel en Miss Mar lowe liet beiden alleen. „Dat is een erg verstandig meisje," zei Miss Ferris langzaam, „die heeft oogen in haar hoofd. Bent u niet bang, dat zij ooit eens te weten zal komen, wat u my zoo juist verteld heeft over uw bibliotheek?" „Ik zou wellicht reden hebben om daar bang voor te zijn als ik haar ooit iets over boeken had geleerd. Maar ik vertel haar zoo iets nooit. Zij tikt mün brieven en myn aanteekeningen en daar blyft het Dy." „En uw manneiyke secretaris?" „Die weet precies, wat ik hem belief mee te deelen. Meer zal hy nooit te weten komen. Trouwens, hy krijgt dit boek byvoorbeeld niet te zien." Hy tikte met z'n vinger op het boek, dat zij had meegebracht. Dit gaat morgenavond met een aantal andere naar Frankrijk „Stopt u die allemaal in een pakkist?." „Neen, geen pakkist." Hij sprak erg verstoord. „Maar een koffer, iedere gek weet, dat een pakkist boeken bevat. Maar koffers zyn per- sooniyke bagage en de koffer, die vol uitgaat, komt leeg terug. Ginds heb ik een Fransch- man; hij is zeer discreet en de naam van Hector Ascher zal tusschen ons niet worden genoemd." zy kreeg plotseling een rilling. „Ik ben biy, dat ik met dit alles niets meer neb uit te staan," fluisterde zy opgewonden. ..Dat is mij allemaal veel te gevaarlijk.' Hy lachte en stak een sigaar op. terwijl hy de lucifer in den aschbak doofde, t Houtje viel toevallig naast den aschbak op een aantal papieren, die er door ontvlamden. „Pas op," zei de bedeesde stem, „er komt nog een ongeluk van!" Tot haar groote verwondering was Ascher doodsbleek geworden; hij deed een paar vruch- telooze, wilde uitvallen naar de brandende papieren; zelfs zijn lippen hadden hun kleur verloren. „Doof die vlammen!" mompelde ny heesch en büna buiten adem. „Vlugach!" Miss Ferris kwam onmiddellijk naar hem toe en doofde de vlammen uit met iets zwaars, dat op tafel lag. „Waren die papieren van veel belang?" vroeg zy. eveneens doodsbleek. „O, neen, zoo veel kwam het er niet op aan. Zij kunnen vervangen worden." Hij haalde een donkeren zyden zakdoek voor den dag en wischte zyn voorhoofd af „U moet wel denken, dat ik krankzinnig ben," riep hij ineens uit, terwijl hy heel zyn voor name houding liet varen. „Dat ben ik ook, beslist, dat ben ik; maar ik ben als de dood voor vuur, ik zal u vertellen waarom. Toen ik nog een kind was, heeft een gouvernante mij eens om een kleinigheid opgesloten in een groote kleerkast, die eigenlijk 'n stuk van den zolder was, dat men had afgeschoten, waarom weet ik niet meer, en ze liet me daar al dien tijd zitten, terwijl ze zelf naar beneden ging om thee te drinken. Iemand schijnt toen beneden de lamp te hebben omge gooid en er is een enorme brand ontstaan. Ik hoorde allen schreeuwen, stampen en gillen. Ik bonsde met handen en voeten en hoofd tegen de deur, maar ze was op slot. Ik schreeuwde tot mijn stembanden bijna scheurden, ik sloeg mijn handen ten bloede tegen de deur, maar die stomme, laffe vrouw had mij vergeten. Ik gilde, ik liep als een bezetene in die kast op en neer. maar het was op de bovenste verdie ping en de wanden liepen schuin naar elkaar toe, zoodat ik telkens myn hoofd stiet en my pynlijk verwondde. O, ik zal u nooit kunnen zeggen, wat voor angsten ik daar heb uitge staan. Het was er heelemaal donxer. geen raam, geen enkel middel om de aandacht te trekken en al dien tyd hoorde ik de vlammen in hun dansende gele schoenen nader en nader komen...." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11