Verlaging der steunnormen
de Inktvisch
Berechting van de muiterij
llf
rA
lÜ il
MINISTER HANDHAAFT
ZIJN STANDPUNT
i
ZATERDAG
21 APRIL 1934
TWEEDE KAMER
De laagste tarieven zullen in geen
geval worden aangetast
Meer kindertoeslag
overwogen
Ook andere groepen hulp
behoevend
Nieuwe feiten
Wanverhouding
tè&ï
Minister Slotemaker de Bruine
Kupers dient een motie in
In 13V2 dag naar Hong
kong
Per vliegtuig en per boot naar het
Verre Oosten
CRISISZIEKENFONDSWET
Een bijslag op de contributie
der fondsen?
DOOR PETER BARON
Per
Zeppelin"
Indië?
naar
Het vraagstuk wel in ernstige
studie, doch meer nog niet
Visscherijbedrijf
Maatregelen ter verbetering
aanbevolen
HET REQUISITOIR
Nadere motiveering van de tegen
de officieren geëischte
straffen
Pleidooien begonnen
Een wrak
Vrijgevig man over
vallen
Tot dank voor een rondje
geslagen en beroofd
neer-
DE BOLLENZONDAG
ECONOMISCHE ZAKEN
J. C. Tiele
Crisisproducten
Den Haag, 20 April 1934
De Tweede Kamer, te 11 uur in den morgen
reeds bijeengekomen, maar des middags ook ai
om 3 uur hare beraadslagingen afbrekend, om
zich aan een proefrit per Dieseltrein naar
Arnhem te wagen, is midden in de interpeliatie-
Kupers blijven steken, nadat nog slechts drie
andere leden dan de interpellant het woord
gevoerd hadden.
Het waren de sociaal-democraat HIEMSTRA,
die natuurlijk de meening van den interpellant
volkomen onderschreef, de revolutionnair-
socialist SNEEVLIET, die er nog een schepje
oplegde, en de anti-revolutionnaire arbeiders-
afgevaardigde AMELINK, die óók zijne bezwa
ren had tegen wat de Regeering ten opzichte
van den werkloozensteun in Twente gedaan
heeft, doch zich beperkte tot nog eens ernstigen
aandrang, opdat er nog correcties zullen wor
den aangebracht, welke voor betrokkenen
althans een uiterst schriel bestaansminimum
redden kunnen. Is de uiterste grens van het
draagvermogen des volks inderdaad al bereikt?
Zoo vroeg de heer Amelink. En is het met de
financieele positie van Rijk en gemeenten nu
werkelijk reeds zóóver gekomen, dat men ertoe
besluiten moest, een deel des volks aan ont
bering prijs te geven? Want b.v. een dubbel
uitgetrokkene, getrouwd, doch zonder kinde
ren, zal toch van de 7, die hem na aftrek van
zijn huur overblijven, onmogelijk een week lang
een eenigszins draaglijk bestaan kunnen hebben.
MINISTER SLOTEMAKER DE BRUÏNE
heeft in een verdienstelijk betoog, dat meer
dan anderhalf uur duurde, doch dat op diverse
punten toch niet heelemaal duidelijk was, den
heer Kupers van antwoord gediend.
De interpellant was erdoor teleur
gesteld, want tegemoetkomend was
het slechts op één punt: de bewind
man zou opnieuw overwegen, of er
wat den kindertoeslag betreft, nog
een verbetering aan te brengen is in
dezen zin, dat voor kinderen boven
1 2 jaar een hoogere toeslag gegeven
zal worden dan voor kinderen be
neden dien leeftijd.
De bewindsman deelde mede, dat de maat
regel, hier getroffen, onderschreven wordt, en
de motieven, die ertoe leidden, gedeeld worden
door het geheele kabinet.
Dit bleek trouwens ook uit de mede-aanwezig
heid van dr. Colijn vóór en van minister Oud
na de onderbreking.
De minister van Sociale Zaken stelde voorop,
dat de zorg voor de werkloozen niet de eenige
zorg der Regeering is. Ook op andere groepen
moet zij haar aandacht richten. Daar zijn de
ge-alimenteerden van het Burgerlijk Armbestuur,
de arbeiders met zéér lage loonen, de kleine
boertjes en middenstandertjes, de schippers, de
visschers, de noodlijdende intellectueelen en de
oud-gepensionneerden.
Ook die groepen mogen niet uit het oog ver-,
loren worden. En daarom is het voor de Regee
ring zaak, zeer ernstig na te gaan, wat mogelijk
is, opdat dit in de toekomst ook mogelijk blij
ven kan.
De Regeering, aldus minister Slotemaker
tot den heer Kupers, laat zich daarbij noch
door demonstraties noch door aanbieding
van door duizenden onderteekende adressen
beïnvloeden.
Want ten eerste is het oordeel dier demon
stranten en adressanten zeer eenzijdig en
eenzijdig de zaken te bezien, is de taak der
Regeering niet en ten tweede zou zij, door
daaraan toe te geven, het belang verwaarloozen
van die volksdeelen, die hun wenschen op meer
sobere wijze toelichten.
De bewindsman heeft vervolgens een uitgebreid
betoog opgezet, om te demonstreeren, dat men
van steunverlaging in het algemeen niet spreken
mag.
De steun daalde, omdat in Twente de loonen
daalden; in het algemeen bedraagt het maxi
mum-steunbedrag 65 pet. van het loon. De
daling kwam dus tot stand automatisch en
zonder ingrijpen van den Minister. Wat deze
laatste ten slotte deed, was eene dusdanige
wijziging van de hoogst ingewikkelde en in
een debat vrijwel niet duidelijk te maken
schaal van verdeeling van het beschikbare
bedrag, dat voor werkloozen met een lage loon-
basis het steunpercentage verhoogd en voor die
met hoogere loonbasis het percentage verlaagd
werd. Voor loonen van 15 b.v. zou, indien er
geen kinderen waren, het percentage 7714 pet.
zijn en dit zou, naarmate de werklooze kinderen
te zijnen laste had, tot 90 pet. kunnen op
klimmen. Bovendien was er voor deze groep
eene gunstige wijziging van den huurtoeslag.
Om te bewijzen, dat van een algemeene steun
verlaging niet mocht worden gesproken, noemde
de Minister eenige gevallen. Een gezin met één
kind en een loonbasis van 18 zou, als de Mi
nister niet had ingegrepen, 11.70 ontvangen
hebben, terwijl de steun thans 12.86 bedroeg.
Voor een gezin met een loonbasis van 20 be
droegen deze uitkeeringen respectievelijk 13
en 14.33. En voor een met 18 loonbasis en
10 kinderen 12.60 en 15.
De nieuwe percentage's bedoelden dus geen
bezuiniging, doch normalisatie. Later echter
kwamen er nieuwe feiten.
Op 26 Maart bleek, dat de werkloosheidskos
ten over de twee eerste maanden van At jaar
niet voldoende gedaald waren tegenorer de
zelfde maanden van 1933. Bovendien waren er
behalve Amsterdam en Rotterdam reeds 214
gemeenten, die tezamen 16 millioen niet door
bezuiniging dekken konden („uitstorten" heet
dat tegenwoordig). En tenslotte brachten de
in den Ministerraad van 27 Maart ter tafel ge
brachte voorloopige begrootingscijfers voor 1935
de volstrekte zekerheid, dat deze begrooting
niet dan met de grootste inspanning sluitend
zou kunnen gemaakt worden. Toen zijn de ver
beteringen, die in de Twentsche steunregeling
tegenover de verslechteringen stonden, niet
langer gehandhaafd kunnen worden, uitgezon
derd de nieuwe regeling van den kindertoeslag.
En de Minister moest, hoezeer ook tot zijn
leedwezen, tegenover vraag één van den inter
pellant dit standpunt handhaven.
Eenigszins wonderlijk lijkt het, dat de be
windsman zoo vatten wij het althans op
in dit deel van zijn betoog werkte met cijfers,
die naderhand niet bleken te kloppen op den
toestand van nu. Of hadden dit werd ons
niet duidelijk de boven weergegeven steun
bedragen wél betrekking op den toestand, die
intrad na de intrekking der verbeteringen?
Op vraag 2 van den interpellant of de
steunverlaging in Twente beschouwd moest
worden als inleiding tot steunverlagingen in
andere deelen des lands heeft de Minister
geantwoord, dat inderdaad ook elders door de
daling der loonen wanverhoudingen zijn ont
staan tusschen de loonen en de steunbedragen.
Ook daar is herziening noodig. Maar even
min als in Twente zal elders alleen steunver
laging de zuivere formule zijn.
De laagste tarieven zullen in
geen geval verlaagd worden en een
betere regeling van den kindertoe
slag zal ook daar bij herziening
plaats hebben.
In dit deel zijner rede vergeleek de Minister
den toestand hier met dien in Zwitserland,
Polen en Italië. De beide laatste landen lijken
ons een heel slechte maatstaf, doch dat in het
democratische en van sterken rooden invloed
doortrokken Zwitserland een werklooze, met
alle emolumenten mede, nooit meer aan steun
kan beuren dan 60 pCt. van het loon, zegt wel
wat.
::0i:
Hetzelfde standpunt heeft Minister Slote
maker ingenomen tegenover de vragen van den
interpellant met betrekking tot de lage loonen
in de werkverschaffingen. Ook daar zal het
loon op zekeren afstand moeten blijven van
de lage, dit erkent de Minister loonen in
het vrije bedrijf.
De bewindsman ontkent echter, dat er, zoo
als de heer Kupers gesteld had, van Overheids
wege een soort van opzettelijke wedloop gear
rangeerd zou worden met de lage loonen ten
plattelande, zoodat een loonsverlaging in de
werkverschaffing een verlaging der loonen in
het vrije bedrijf stimuleeren zou en dan het
vrije bedrijf weer opnieuw de werkverschaf-
fingsloonen ongunstig zou beïnvloeden.
Deze opzettelijke taktiek moge dan niet aan
wezig zijn, de wisselwerking op zichzelf kan
toch welhaast niet achterwege blijven. Dit
vraagstuk moge de Regeering dan ook nog wel
eens goed overwegen. Haar 60 millioenenplan
immers heeft mede verlaging der loonen ten
doel. En al wat zij ter bestrijding van de
werkloosheid verder onderneemt, heeft deze
zelfde tendenz. Wanneer het vrije particuliere
bedrijf bij zijne normale ondernemingen daar
op reageert in den te verwachten zin, zal er op
zeker moment toch weer een rem dienen te
worden aangelegd door dezelfde Overheid, die
aanvankelijk terecht dezen wagen aan het
rollen bracht.
A.s. Dinsdag gaat de Kamer met dit debat
voort.
De interpellant diende in tweede instantie
een motie in, die den Minister uitnoodigt, de
steunverlaging in Twen
te in nadere overweging
te nemen en af te zien
van zijn voornemens
ten aanzien van de ver
laging van den steun in
de vier groote steden.
De motie, even zwrar
politiek getint als de
actie der S.D.A.P. in
Twente, waarvan blij
kens „Het Volk" zelfs al
vruchten verwacht wor
den bij de gemeente
raadsverkiezingen, die na de annexatie van
Lonneker in Groot-Enschede gehouden zullen
worden, zal in het Katholieke kamp vermoede
lijk bijster weinig steun krijgen. Maar mogelijk
bereikt men daar langs soberder en minder écla-
tanten weg nog eenige concessies van den Mi
nister, die waarlijk niet dan na zwaren inner-
lijken strijd deze schrijnende besluiten neemt.
KUPERS
Tusschen de Koninklijke Luchtvaart Maat
schappij en de JavaChinaJapan Lijn is een
overeenkomst gesloten tot het combineeren van
het passagiersvervoer per vliegtuig en per boot
naar het Verre Oosten.
Dientengevolge zal er van 1 Mei af om de
twee weken gelegenheid bestaan om in 13
dag van Amsterdam naar Hongkong, in 17%
dag naar Shanghai te reizen.
De Indiëvliegtuigen der K. L. M., die eiken
Donderdag Schiphol verlaten, landen dezen zo
mer een week later in Batavia om elf uur des
morgens. In onmiddellijke aansluiting hierop,
nl. om half één, vertrekt Donderdags om de
veertien dagen een schip der JavaChina
Japan Lijn naar Hongkong, Amoy en Shanghai.
Zes dagen na de afvaart uit Tandjong Priok
wordt Hongkong aangedaan, vier dagen later is
Shanghai bereikt.
Deze snelle verbinding met China bestaat
echter alleen voor passagiers; de luchtpost
wordt als vroeger te Singapore gelost en van
daar naar China vervoerd, zulks in verband met
het feit, dat bovengenoemde dienst Batavia
Shanghai een veertiendaagsche is.
Ten gerieve van de K.L.M.-passagiers, die ge
bruik wenschen te maken van de verbinding
SoerabajaManillaHongkongAmoyShang
hai der JavaChinaJapan Lijn heeft de K.L.
M. een overeenkomst met de K.N.I.L.M. aange
gaan, zoodat deze passagiers per vliegtuig hun
reis naar Soerabaja kunnen voortzetten om daar
op de boot naar China te wachten, die enkele
dagen later vertrekt. Er is dus tijd voor een
kort bezoek aan Java's Oosthoek, eventueel aan
Bali.
Voor de reizigers, die van een der doorver
bindingen naar China gebruik maken, zal een
zeer voordeelig tarief gelden, dat aanzienlijk
minder zal bedragen dan de kosten van een
vlucht AmsterdamBatavia plus een eerste
klasse overtocht naar China, afzonderlijk be
rekend.
Beide maatschappijen koesteren de beste ver
wachtingen van deze nieuwe vervoerscombinatie.
Aan het departement voor sociale zaken is
thans in verren staat van voorbereiding een
ontwerp voor een Crisisziekenfondswet. In
deze wet wordt, naar „Het Volk" meedeelt, een
regeling voor de verstrekking van subsidies aan
gemeentebesturen gegeven, waardoor deze in
staat worden gesteld, steun te verleenen aan
crisisslachtoffers door het geven van een bij
slag op de contributie der ziekenfondsen.
28
Korte inhoud van het voorafgaande
John Richmond, agent van den Britschen
Geheimen Dienst, wordt vermoord door den
„Squid", die hem door geheel Europa is
gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely,
die zelf ook gewond wordt. De Squid kan
echter de geheime mededeelingen, die Rich
mond \<eroverde, bemachtigen. De politie
slaagde er niet in de daders op te sporen.
Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken
en de Losely-tiara, een kostbaar famiie-
stuk gestolen. De dief heeft echter niet
het echte, maar een imitatie van het erf
stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft
Richmond nog enkele woorden in geheim
schrift op een papiertje geschreven, dat
Sir Marcus, kort voor de inbraak in han
den van Scotland Yard geeft. Dit papier
wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een
geheim document in de tiara was verborgen.
De daders van den diefstal, die werk van
Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet
te pakken krijgen. Wel koestert hij ver
denking tegen Freddie Leicester, een neef
van Sir Marcus, die kort na den diefstal
in de kamer van Sir Marcus wordt aange
troffen. Een en ander schijnt echter op
een misverstand te berusten en Freddy
wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig is
Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst
van den Squid en zijn handlangers).
Dit was de eerste keer, dat Freddie, behalve
's nachts, alleen gelaten werd, en hij was van
plan, dien tijd niet te verknoeien. Niettemin
bleef hij de eerste tien minuten lui op de kus
sens van een gemakkelijken divan liggen. Die
divan stond tegenover den schoorsten. Boven
den schoorsten hing een portret, ten voeten uit,
van den Squid, mét zijn masker. Het was een
meesterstuk, en met half gesloten oogen lag
Freddie het te bewonderen, maar hij zag er ook
nog iets anders in, dan alleen maar een kunst
werk.
Het penseel van den artist had de wassen
bleekheid en strakke uitdrukking van het masker
buitengewoon goed getroffen, maar, evenals in
het origineel, waren er in deze afbeelding ook
twee dingen, die leefden en dat was toch tè on
waarschijnlijk, om, van welk kunstenaarspenseel
ook, te kunnen verlangen: de oogen.
Zonder, op welke manier ook, maar even te
laten blijken, dat hij zich bewust was, gadege
slagen te worden, bleef Freddie ongeveer vijf
tien minuten onbeweeglijk op den divan liggen.
Toen dit kwartiertje om was, stond hij stil op.
De oogen van het portret waren nu werkelijk
geschilderd.
Met een glimlachje op zijn gelaat, begon Fred
die een wandeling langs de muren van het ver
trek.
Behalve de schoorsteen, was iedere plek van
den muur met boekenplanken, vol geladen, be
dekt; zelfs de deur droeg aan den binnenkant
dezen last.
Gedurende twee uren ongeveer, hield de on
vrijwillige gast zich onledig, met nu en dan wat
boeken weg te nemen om op den muur te kun
nen kloppen en met herhaaldelijk weer eens lui
te gaan zitten, om de oogen van het portret in
de gaten te houden.
Aan den anderen kant van den wand, waar
aan het portret hing, was de wapenkamer. Van
morgen, toen Freddie hiernaar toe gebracht
werd, had hij er even een blik in kunnen
werpen. Men was dus in staat iedere be
weging van wie zich in de bibliotheek bevond,
gade te slaan.
Om half vijf kwam de knecht binnep met een
theeblad. Ook John zorgde voor een en ander
en toen die twee weg waren, strekte Freddie, met
een sigaret tusschen zijn lippen, zich weer lui
uit op den divan. Hij sliep.
Tien minuten.
De strakke oogen van het schilderij sloegen
hem slechts gade, toen hij daarna opstond.
Het was maar wat goed, dat de oogen van het
portret, in de twee volgende uren, geen leven
meer kregen.
Om zes uur belde Freddie voor John.
„Tempus fugi? nietwaar?" vroeg hij vriende
lijk.
John scheen een beetje in de war te zijn.
„Mag ik u vragen, wat u bedoelt, mijnheer?"
vroeg hij.
Freddie boog plechtig: „Het is het uur der
avondvoeding, Effendi," zei hij, „het kauw-uur
nadert met rassche schreden."
„Het souper is om zeven uur, mijnheer," zei
John. „Wilt u misschien naar uw kamer gaan?"
„Knaap, gij zegt het," zei Freddie, „leidt er
mij naar toe, Macduff."
Das Witzblatt
„Zeg tante, wat is er toch in de
kamer boven u gebeurd?"
„Hoe zoo, jongen?"
„Ja, pa zei gister, dat er iets in
uw bovenkamer mankeerde".
99
Het vraagstuk van een Zeppelin-verbinding
met Nederlandsch-Indië wordt thans nog be
studeerd. De berichten in eenige binnen- en
buitenlandsche bladen verschenen als zou het
syndicaat uit Nederlandsche Scheepvaartkrin
gen besloten hebben tot aankoop van de „L.
Z. 129" zijn uit de lucht gegrepen en missen
allen grond.
Hoe ver is men op dit oogenblik met de voor
bereiding van een luchtschipverbinding met
onze koloniën? „De Telegraaf" verneemt dien
aangaande, dat het Zeppelin-syndicaat nog
steeds bezig is dit veelomvattende vraagstuk
nauwkeurig te bestudeeren. Deze studie ge
schiedt in nauwe samenwerking met de „Luft-
schiffbau-Gesellschaft Zeppelin" te Friedrichs-
hafen. Verwacht mag worden, dat deze studies
in den loop van dit jaar worden beëindigd,
waarna het syndicaat zijn conclusies zal trek
ken. Alle rapporten zijn nog niet binnen, zoo
dat op het oogenblik allerminst van een beslis
sing kan worden gesproken. Het moet dan ook
uitgesloten worden geacht, dat als gevolg van
de rapporten reeds dit jaar Zeppelin-tochten
naar Indië ondernomen zullen worden.
Hoe dwaas het is, te spreken van overneming
van de „L. Z. 129" blijkt al terstond uit het
feit, dat de Zeppelin-reederij alleen beschikt
over de „Graf Zeppelin" het luchtschip, dat
vóór twee jaar een bezoek aan ons land bracht
en in Twente en Rotterdam een landing maak
te en over de „L. Z. 129". Deze beide lucht
schepen heeft de Zeppelin-reederij zelf noodig
om den voorgenomen dienst op Zuid-Amerika
te onderhouden.
De vraag of men een enkelen proeftocht naar
Indië zal maken, is ook onder het oog gezien
en met de mogelijkheid wordt wel rekening ge
houden. Doch vooreerst hangt dat af van het
feit of men in de gelegenheid is daarvoor een
der beide bestaande luchtschepen te charteren.
Dan eischt zulk een reis enorme voorbereiding
van internationalen aard, zonder nog te spre
ken van de financiering van zulk een onderne
ming.
Het blad verneemt nog, dat de zaak der Zep-
pelinverbinding met Indië er niet kwaad voor
staat en tot dusver alles naar wensch ver
loopt. Maar deze belangrijke aangelegenheid,
eischt een grondige en degelijke voorbereiding.
Zijn de conclusies, die men naar aanleiding
van de rapporten trekt, alleszins gunstig, zoo
dat tot de exploitatie zal worden besloten, dan
wordt ongetwijfeld overgegaan tot bestelling
van een geheel nieuw luchtschip, te bouwen op
de Zeppelin-werf.
De Rijkscommissie voor de Werkverruiming
heeft aan den voorzitter van den ministerraad
advies uitgebracht over het IJmuider Visscherij
bedrijf.
De volgende maatregelen worden aanbe
volen:
Het uit de vaart nemen door aankoop voor
sloop van een aantal der oudste schepen.
Teneinde dezen koop mogelijk te maken
kunnen aan de scheepsslooperijen vergoedingen
toegekend worden voor het tewerkstellen van
werklooze arbeiders.
Het in de vaart brengen van buitenlandsche
schepen, ouder dan tien jaar, dient onmogelijk
gemaakt te worden.
Een begin tot organisatie van de betrokken
bedrijfsgroepen dient te worden gemaakt.
Ten behoeve van den export van tongen
naar Frankrijk dient een tongencentrale in
het leven te worden geroepen, waardoor zoo
wel reeders als expediteurs zullen worden ge
baat.
Het sluiten van een casco-verzekering bij
de centrale werkgeversrisicobank onder garan
tie van den staat.
Tijdelijke hulp op bescheiden schaal van
geval tot geval te beoordeelen moet tot de
mogelijkheden behooren.
Reeds nu worde een leider aangesteld, die
organiseerend kan optreden ter uitvoering van
de hierboven als wenschelijk aangegeven maat
regelen.
SOERABAJA. 20 April. (Aneta) Aan net re
quisitoir van den fiscaal, den officier van ad
ministratie der tweede klasse L. P. van Boven,
wordt nog de volgende nadere motiveering ont
leend:
De luitenant ter zee der eerste klasse F. en
de luitenant ter zee der tweede klasse H. wa
ren weliswaar niet ten volle ooggetuige, doch
uit de situatie was hen het karakter van mui
terij duidelijk, terwijl beklaagden het vermogen
tot gewelddadig optreden bezaten en zij zich
niettemin zoo snel mogelijk zonder kennisgave
van het schip verwijderden.
De machteloosheid en radeloosheid van den
luitenant ter zee der eerste klasse F. onthief
hem niet van zijn plichten als officier. Hi) had
de bevelen kunnen overdragen op den op hem
in anciënniteit volgenden zee-officier, doch
in geen geval het schip mogen verlaten, terwijl
de luitenant ter zee der tweede klasse E. A. H.
gebrek aan cordaatheid toonde en geen gemoti
veerd beroep op grond van rechtvaardigheid
kon doen.
Het hoofdbestanddeel van het verweer van
den heer F. is de abnormale geesteiijke ge
steldheid, doch de fiscaal vereenigt zich met
de conclusie van het rapport van den psychia
ter Van Wulfften Palthe, dat de heer F. niet
lijdende is aan gebrekkige ontwikkeling ei>
ziekelijke stoornissen als bedoeld in artikel 37,
zoodat hij voor de feiten toerekenbaar is te
achten.
Ten aanzien van de straffen merkt de fiscaal
op, dat deze niet zijn gefixeerd op art. 143, doch
daar beklaagden zullen worden gestraft gelijk
medeplichtigen, concludeert de fiscaal, dat de
straffen moeten worden geregeld naar het mis
drijf waarvan beklaagden getuige zijn geweest.
Strenge straffen zijn noodig ware bet niet.
dat waardeering van het rechtsgoed der mili
taire tucht en orde niet altijd als basis golden
voor maatregelen van hoogerhand, waardoor
twijfel ontstond, terwijl de daarmede belaste
personen de noodige kwaliteiten misten.
Motieven tot straf verzachting zijn: het feit,
dat buiten hun schuld om het pistoollaaen zoo
lang duurde, het ontbreken van krachtige lei
ding, het slechte voorbeeld gegeven door den
heer F., enz. Deze motieven gelden in het bij
zonder voor de luitenants ter zee der derde
klassen (hun jeugd, rang en onzelfstandige
positie) en de officieren van aen Marine
Stoomvaart Dienst.
Het volgende kan nog worden ontleend aan
het requisitoir ter motiveering van de geeischte
straffen voor de beklaagden afzonderlijk.
Ten aanzien van den luitenant ter zee der
eerste klasse F. werd rekening gehouden met
diens nervositeit en overgevoeligheid, terwijl
zijn totale ongeschiktheid afdoende is bewezen.
Het beroep op de bekendheid van autoriteiten
daarmede op grond van de conduite-rapporten
wordt geaccepteerd.
Wat betreft de luitenant ter zee der tweede
klasse H. werd als strafverzachtende omstan
digheid aangenomen de algemeen menschelijke
neiging tot zelfbehoud en zijn jeugd (23 jaar).
De luitenant ter zee der tweede klasse De K.
heeft zich onmiddellijk teruggetrokken, Dedacht
zijnde op lijfsbehoud.
De luitenant ter zee der tweede klasse D. D.
handelde niet uit vrees, doch als gevolg van
zijn onmilitaire karaktereigenschappen, zoodat
de fiscaal hem niet aantast als persoon, doch
als officier. Hij was als zoodanig niet onwaar
dig, doch wel ongeschikt.
Bij den officier van den Marine Stoomvaart
Dienst der tweede klasse G. S. werd als ver
zachtende omstandigheid aangenomen het door
dezen beklaagde ontworpen en onder zijn aan
voering uit te voeren uitvalsplan.
Ten aanzien van den luitenant ter zee der
derde klasse J. A. A. van R. en A. N. Baron
de V. van S. werd als verzachtende omstandig
heid aangenomen het ontbreken van moreelen
steun. Baron De V. van S. toonde de meeste
activiteit, doch ook werd in aanmerking geno
men diens minder sympathieke houding ten
processe, daar hij wel degelijk uit de radio-hut
is gejaagd zonder tevoren mededeelingen van
den luitenant ter zee der tweede klasse D. te
hebben ontvangen, die zulks vergoelijkten.
Ook werd in aanmerking genomen, dat toen
later de officier van den Marine Stoomvaart
Dienst B. naar de stookplaats wilde gaan. Ba
ron de V. van S. hem in den rug zou dekken.
Ten aanzien van den officier van den Ma
rine Stoomvaart Dienst der tweede klasse L. de
W. werd in aanmerking genomen diens geringe
waardeering voor de militaire tucht en orde,
hetgeen bleek uit diens informaties naar de
voedselvoorziening van de officieren, den aan
drang om de geweren aan de muiters terug te
geven en den aandrang om de pistolen onzicht
baar te dragen.
Ten aanzien van den officier van den Marine
Stoomvaart Dienst der tweede klasse G. S. werd
het bestaan van motieven tot strafvermindering
aangenomen.
De officier van den Marine Stoomvaart
Dienst der tweede klasse C. M. W. van B toon
de een zeer onvoldoende waardeering van en
volkomen onverschilligheid voor de militaire
tucht.
De officier van gezondheid der tweede klasse
H. C. B. zou een zeer lichte straf verdienen
indien hij zich had aangesloten bij de bestor
mers van de brug en indien hij geen dokters-
dienst had verricht, wetende dat er geen ern
stige patiënten waren.
Na de pauze schetst de raadsman de offi
cier van den Marine Stoomvaart Dienst der
eerste klasse C. B. Eenhoorn, die den beklaag
de, den luitenant ter zee der eerste klasse W.
F. J. verdedigt, dezen beklaagde als een onbe-
duidenden jongen, die de figuur van een zee
officier idealiseerde, doch wiens ideaal een
débacle werd, wegens zijn stakkerigheid en
armzaligheid. De heer F. werd onder het mas
ker van kalmte, hoogst nerveus zijnde, verteerd
door een nijpenden angst. Hij trachtte bü bot
singen dien angst steeds te verbergen en werd
door het feit, dat hij als zee-officier gehand
haafd en steeds uit medelijden bevorderd werd,
tot een wrak, uitgefloten door de gansche Ne
derlandsche natie. Pleiter verzoekt dezen be
klaagde eindelijk te ontslaan uit een werkkring
waarvoor hij nooit heeft gedeugd en hem een
gevangenisstraf op te leggen gelijk aan den
tijd doorgebracht in preventieve hechtenis.
De raadsman, de officier van den Marine
Stoomvaart Dienst der eerste klasse C. B. Een
hoorn, verdedigt daarna den officier van den
Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse
G. S. In zijn pleidooi levert hij critiek op het
feit, dat aan boord van „De Zeven Provinciën"
60 'procent van het machinekamer-personeel
bestond uit officieren, die gepasseerd waren,
hetgeen het motief versterkt, dat de officieren
van „bijwagens" geen leiding nemen.
De raadsman verzoekt ten behoeve van den
beklaagde S., die onbevreesd zijn leven ter be
schikking stelde, handhaving in den militairen
dienst en vrijspraak.
Morgenochtend half 10 volgt het pleidooi van
den raadsman, den officier van administratie
der tweede klasse H. C. van t Hoff. Maandag
23 April komen de overige verdedigers aan het
woord.
Donderdagavond is op den Dalweg te Arnhem
een overval met berooving gepleegd op een heer
die in een café had vertoefd en daar eenige
rondjes had gegeven.
Hij werd door een surveilleerenden agent lig
gend op den grond gevonden, terwijl hij een
bloedende wonde aan het hoofd had.
Het bleek, dat hij door een drietal personen,
die eveneens in het café waren geweest, was
achtervolgd, tegen den grond geslagen en be
roofd van een bedrag van 60 70, een gou
den horloge en eenige gouden ringen. De ge
wonde moest naar het Gemeenteziekenhuis
overgebracht worden.
De recherche is er Vrijdagmorgen in geslaagd
de hand te leggen op de drie daders, personen
tusschen 22 en 25 jaar, waarvan er reeds twee
bekend hebben den overval te hebben gepleegd.
Een groot gedeelte van de buit is in beslag ge
nomen.
De daders zullen per beschikking van de jus
titie worden gesteld.
De stand van de bloembollen is zoodanig, dat
Zondag a.s. met recht de Bollenzondag ge
noemd kan worden.
Overal vindt men velden met schitterende
kleurenpracht.
De tocht, die aanbevelenswaardig is, wordt
gemaakt als volgt.
Van de richting Beverwijk langs den rijks
weg tot Alkmaar over Heemskerk, Castricum
en Limmen. Dan ziet men een bloemenpracht,
zooals wel zelden ergens anders. Voorts kan
men in Castricum links afslaan langs het sta
tion om dan de richting Bakkum, Egmond en
Bergen te nemen. In Castricum over den over
weg na het station gepasseerd te zijn, kan
men eerst een bezoek brengen aan de z.g.
zanderij, waar langs den duinvoet een groot
bloemenbed is gespreid.
De minister van Economische Zaken ad in
terim, dr. Colijn, is Vrijdagmiddag op het depar
tement van Economische Zaken gekomen en
heeft aldaar zijn ambtsbezigheden aangevangen.
Van 21 April tot 13 Mei wordt in Huize
Koninginnegracht 77 te 's Gravenhage een
tentoonstelling gehouden van schilderijen door
J. C. Tiele. De heer A. J. Bothenius Brouwer
opent de expositie op 21 April des namiddags
te half vier met een rede.
Gisteren zijn afgekondigd de staatsbladen,
welke bevatten Koninklijke Besluiten waarin
cichorei en turf worden aangewezen als crisis
producten.
„Jawel, mijnheer," zei John eerbiedig, „en
mijn naam is John."
Gebruik makend van John's rug, die naar hem
toegekeerd was, keek Freddie tersluiks naar het
portret en knipoogde <_r vriendelijk tegen.
Toen gingen zij beiden naar Freddie's slaap
kamer.
ACHTTIENDE HOOFDSTUK
Jimmy onderzoekt
Mijnheer Blatz boog diep voor inspecteur El-
veden, toen die de „Nocturnes" binnenkwam.
„Dit is wel onverwacht, mijnheer de inspec
teur," zei hij met een beminnelijken glimlach.
„Zoo?" vroeg Elveden en keek rond.
„Wel zeker, mijnheer," antwoordde Blatz.
Slechts heel zelden ziet de „Nocturnes" de wet
binnen hare muren."
„Vandaag stelt de wet er niettemin belang in,"
zei Elveden, „groot belang."
Mijnheer Blatz dacht na, en keek den inspec
teur van terzijde aan.
„Sir Marcus Loseley is zeker in de club?" zei
Elveden.
„Hij dineert met Zijne Genade van Framling-
ham, mejuffrouw Richmond en mijnheer Craven
in de restauratie," antwoordde Blatz eerbiedig.
De inspecteur knikte en ging in de richting
van het restaurant. Op den drempel bleef hij
even staan en overzag het lokaal. Toen hij de
groep, die hij zocht, in het oog kreeg, baande hij
zich een weg tusschen de tafeltjes en stoelen
door, tot hij aan het andere einde, het gezelschap
naderde.
De hertog was de eerste, die hem opmerkte.
„Och, daar is onze inspecteur, riep hü uit,
„en waarom mag dat wel zijn?"
De inspecteur boog voor Leslie, knikte kort
tegen de anderen.
„Goeden avond," zei hij. „Mag ik u even spre
ken, sir Marcus? Een paar woorden maar."
„Hoe minder hoe liever," antwoordde sir Mar
cus en maakte geen aanstalten om op te staan.
„Onder vier oogen," legde de inspecteur uit,
niet in 't minst verstoord.
„Dank u, ik vind het hier heel goed," ant
woordde de baronet ijzig en voegde er scherp aan
toe: „met getuigen!"
„Zcoals u verkiest," zei Elveden. „Ik heb
zoo'n idee, dat u mij misschien zoudt kunnen
helpen, bij het opsporen van mijnheer Leicester."
Drie gezichten spraken van hoogste verbazing.
Het vierde werd bleek van woede. Loseley stond
half 'uit zijn stoel op, maar viel weer terug, toen
de hand van den hertog kalmeerend op zijn arm
gelegd werd.
Jimmy voorkwam een uitbarsting van sir Mar
cus.
„Verkeerd aangesloten," zei hij luchtig, „dit is
een restaurant, geen bewaarplaats van gevonden
voorwerpen."
Framlingham knikte goedkeurend.
„Goed gezegd," zei hij, „maar niettemin blijft
de vraag: waar is die bliksemsche kwajongen?"
„Neemt u mij niet kwalijk, Uwe Genade," on
derbrak Elveden vriendelijk, „ik heb geen tüd
te verliezen."
Tk- wacht, sir Marcus," vervolgde de inspec
teur.
„Zooals u wilt," antwoordde sir Marcus, „ik
zal het u niet beletten."
De inspecteur kleurde lichtelijk.
„U weigert dus te helpen?"
„Wanneer een of andere armzalige hypothese
van mij u zou kunnen helpen, zou ze geheel tot
uw dienst zijn," antwoordde sir Marcus. „Maar
behalve met gissingen, kan ik u nergens mee
helpen. Ik weet niet, waar mijnheer Leicester is,
en evenmin kan 't...."
.Marcus," kwam Zijne Genade verwijtend tus-
schenbeide, „je wou zeggen, evenmin kan 't mij
schelen! Ik schaam me over je. Denk aan den
angst, die knaagt aan het hart eens ooms."
„En evenmin," vervolgde Loseley, de scherts
van den ander negeerend, „zou ik er over rep
pen, wanneer ik wist, waar Freddie zich op
houdt."
Hij keek den inspecteur strak aan en nam zijn
glas op.
Leslie, bleek tot de lippen, keek en hoorde dit
alles, niet begrijpend aan.
„Wat wilt u toch van mijn voogd," vroeg zij.
„U zult nog wel meer van me hooren, sir Mar
cus," zei de inspecteur.
„Ik hoop van niet," antwoordde de baronet en
wendde zich tot zijn pupil. „Wil je nog wijn,"
vroeg hij, en was de aanwezigheid van den in
specteur blijkbaar glad vergeten.
Elveden boog en ging naar den uitgang.
(Wordt vervolgd.)