Verlaging der steunnormen de Inktvisch Berechting van de muiterij llf rA lÜ il MINISTER HANDHAAFT ZIJN STANDPUNT i ZATERDAG 21 APRIL 1934 TWEEDE KAMER De laagste tarieven zullen in geen geval worden aangetast Meer kindertoeslag overwogen Ook andere groepen hulp behoevend Nieuwe feiten Wanverhouding tè&ï Minister Slotemaker de Bruine Kupers dient een motie in In 13V2 dag naar Hong kong Per vliegtuig en per boot naar het Verre Oosten CRISISZIEKENFONDSWET Een bijslag op de contributie der fondsen? DOOR PETER BARON Per Zeppelin" Indië? naar Het vraagstuk wel in ernstige studie, doch meer nog niet Visscherijbedrijf Maatregelen ter verbetering aanbevolen HET REQUISITOIR Nadere motiveering van de tegen de officieren geëischte straffen Pleidooien begonnen Een wrak Vrijgevig man over vallen Tot dank voor een rondje geslagen en beroofd neer- DE BOLLENZONDAG ECONOMISCHE ZAKEN J. C. Tiele Crisisproducten Den Haag, 20 April 1934 De Tweede Kamer, te 11 uur in den morgen reeds bijeengekomen, maar des middags ook ai om 3 uur hare beraadslagingen afbrekend, om zich aan een proefrit per Dieseltrein naar Arnhem te wagen, is midden in de interpeliatie- Kupers blijven steken, nadat nog slechts drie andere leden dan de interpellant het woord gevoerd hadden. Het waren de sociaal-democraat HIEMSTRA, die natuurlijk de meening van den interpellant volkomen onderschreef, de revolutionnair- socialist SNEEVLIET, die er nog een schepje oplegde, en de anti-revolutionnaire arbeiders- afgevaardigde AMELINK, die óók zijne bezwa ren had tegen wat de Regeering ten opzichte van den werkloozensteun in Twente gedaan heeft, doch zich beperkte tot nog eens ernstigen aandrang, opdat er nog correcties zullen wor den aangebracht, welke voor betrokkenen althans een uiterst schriel bestaansminimum redden kunnen. Is de uiterste grens van het draagvermogen des volks inderdaad al bereikt? Zoo vroeg de heer Amelink. En is het met de financieele positie van Rijk en gemeenten nu werkelijk reeds zóóver gekomen, dat men ertoe besluiten moest, een deel des volks aan ont bering prijs te geven? Want b.v. een dubbel uitgetrokkene, getrouwd, doch zonder kinde ren, zal toch van de 7, die hem na aftrek van zijn huur overblijven, onmogelijk een week lang een eenigszins draaglijk bestaan kunnen hebben. MINISTER SLOTEMAKER DE BRUÏNE heeft in een verdienstelijk betoog, dat meer dan anderhalf uur duurde, doch dat op diverse punten toch niet heelemaal duidelijk was, den heer Kupers van antwoord gediend. De interpellant was erdoor teleur gesteld, want tegemoetkomend was het slechts op één punt: de bewind man zou opnieuw overwegen, of er wat den kindertoeslag betreft, nog een verbetering aan te brengen is in dezen zin, dat voor kinderen boven 1 2 jaar een hoogere toeslag gegeven zal worden dan voor kinderen be neden dien leeftijd. De bewindsman deelde mede, dat de maat regel, hier getroffen, onderschreven wordt, en de motieven, die ertoe leidden, gedeeld worden door het geheele kabinet. Dit bleek trouwens ook uit de mede-aanwezig heid van dr. Colijn vóór en van minister Oud na de onderbreking. De minister van Sociale Zaken stelde voorop, dat de zorg voor de werkloozen niet de eenige zorg der Regeering is. Ook op andere groepen moet zij haar aandacht richten. Daar zijn de ge-alimenteerden van het Burgerlijk Armbestuur, de arbeiders met zéér lage loonen, de kleine boertjes en middenstandertjes, de schippers, de visschers, de noodlijdende intellectueelen en de oud-gepensionneerden. Ook die groepen mogen niet uit het oog ver-, loren worden. En daarom is het voor de Regee ring zaak, zeer ernstig na te gaan, wat mogelijk is, opdat dit in de toekomst ook mogelijk blij ven kan. De Regeering, aldus minister Slotemaker tot den heer Kupers, laat zich daarbij noch door demonstraties noch door aanbieding van door duizenden onderteekende adressen beïnvloeden. Want ten eerste is het oordeel dier demon stranten en adressanten zeer eenzijdig en eenzijdig de zaken te bezien, is de taak der Regeering niet en ten tweede zou zij, door daaraan toe te geven, het belang verwaarloozen van die volksdeelen, die hun wenschen op meer sobere wijze toelichten. De bewindsman heeft vervolgens een uitgebreid betoog opgezet, om te demonstreeren, dat men van steunverlaging in het algemeen niet spreken mag. De steun daalde, omdat in Twente de loonen daalden; in het algemeen bedraagt het maxi mum-steunbedrag 65 pet. van het loon. De daling kwam dus tot stand automatisch en zonder ingrijpen van den Minister. Wat deze laatste ten slotte deed, was eene dusdanige wijziging van de hoogst ingewikkelde en in een debat vrijwel niet duidelijk te maken schaal van verdeeling van het beschikbare bedrag, dat voor werkloozen met een lage loon- basis het steunpercentage verhoogd en voor die met hoogere loonbasis het percentage verlaagd werd. Voor loonen van 15 b.v. zou, indien er geen kinderen waren, het percentage 7714 pet. zijn en dit zou, naarmate de werklooze kinderen te zijnen laste had, tot 90 pet. kunnen op klimmen. Bovendien was er voor deze groep eene gunstige wijziging van den huurtoeslag. Om te bewijzen, dat van een algemeene steun verlaging niet mocht worden gesproken, noemde de Minister eenige gevallen. Een gezin met één kind en een loonbasis van 18 zou, als de Mi nister niet had ingegrepen, 11.70 ontvangen hebben, terwijl de steun thans 12.86 bedroeg. Voor een gezin met een loonbasis van 20 be droegen deze uitkeeringen respectievelijk 13 en 14.33. En voor een met 18 loonbasis en 10 kinderen 12.60 en 15. De nieuwe percentage's bedoelden dus geen bezuiniging, doch normalisatie. Later echter kwamen er nieuwe feiten. Op 26 Maart bleek, dat de werkloosheidskos ten over de twee eerste maanden van At jaar niet voldoende gedaald waren tegenorer de zelfde maanden van 1933. Bovendien waren er behalve Amsterdam en Rotterdam reeds 214 gemeenten, die tezamen 16 millioen niet door bezuiniging dekken konden („uitstorten" heet dat tegenwoordig). En tenslotte brachten de in den Ministerraad van 27 Maart ter tafel ge brachte voorloopige begrootingscijfers voor 1935 de volstrekte zekerheid, dat deze begrooting niet dan met de grootste inspanning sluitend zou kunnen gemaakt worden. Toen zijn de ver beteringen, die in de Twentsche steunregeling tegenover de verslechteringen stonden, niet langer gehandhaafd kunnen worden, uitgezon derd de nieuwe regeling van den kindertoeslag. En de Minister moest, hoezeer ook tot zijn leedwezen, tegenover vraag één van den inter pellant dit standpunt handhaven. Eenigszins wonderlijk lijkt het, dat de be windsman zoo vatten wij het althans op in dit deel van zijn betoog werkte met cijfers, die naderhand niet bleken te kloppen op den toestand van nu. Of hadden dit werd ons niet duidelijk de boven weergegeven steun bedragen wél betrekking op den toestand, die intrad na de intrekking der verbeteringen? Op vraag 2 van den interpellant of de steunverlaging in Twente beschouwd moest worden als inleiding tot steunverlagingen in andere deelen des lands heeft de Minister geantwoord, dat inderdaad ook elders door de daling der loonen wanverhoudingen zijn ont staan tusschen de loonen en de steunbedragen. Ook daar is herziening noodig. Maar even min als in Twente zal elders alleen steunver laging de zuivere formule zijn. De laagste tarieven zullen in geen geval verlaagd worden en een betere regeling van den kindertoe slag zal ook daar bij herziening plaats hebben. In dit deel zijner rede vergeleek de Minister den toestand hier met dien in Zwitserland, Polen en Italië. De beide laatste landen lijken ons een heel slechte maatstaf, doch dat in het democratische en van sterken rooden invloed doortrokken Zwitserland een werklooze, met alle emolumenten mede, nooit meer aan steun kan beuren dan 60 pCt. van het loon, zegt wel wat. ::0i: Hetzelfde standpunt heeft Minister Slote maker ingenomen tegenover de vragen van den interpellant met betrekking tot de lage loonen in de werkverschaffingen. Ook daar zal het loon op zekeren afstand moeten blijven van de lage, dit erkent de Minister loonen in het vrije bedrijf. De bewindsman ontkent echter, dat er, zoo als de heer Kupers gesteld had, van Overheids wege een soort van opzettelijke wedloop gear rangeerd zou worden met de lage loonen ten plattelande, zoodat een loonsverlaging in de werkverschaffing een verlaging der loonen in het vrije bedrijf stimuleeren zou en dan het vrije bedrijf weer opnieuw de werkverschaf- fingsloonen ongunstig zou beïnvloeden. Deze opzettelijke taktiek moge dan niet aan wezig zijn, de wisselwerking op zichzelf kan toch welhaast niet achterwege blijven. Dit vraagstuk moge de Regeering dan ook nog wel eens goed overwegen. Haar 60 millioenenplan immers heeft mede verlaging der loonen ten doel. En al wat zij ter bestrijding van de werkloosheid verder onderneemt, heeft deze zelfde tendenz. Wanneer het vrije particuliere bedrijf bij zijne normale ondernemingen daar op reageert in den te verwachten zin, zal er op zeker moment toch weer een rem dienen te worden aangelegd door dezelfde Overheid, die aanvankelijk terecht dezen wagen aan het rollen bracht. A.s. Dinsdag gaat de Kamer met dit debat voort. De interpellant diende in tweede instantie een motie in, die den Minister uitnoodigt, de steunverlaging in Twen te in nadere overweging te nemen en af te zien van zijn voornemens ten aanzien van de ver laging van den steun in de vier groote steden. De motie, even zwrar politiek getint als de actie der S.D.A.P. in Twente, waarvan blij kens „Het Volk" zelfs al vruchten verwacht wor den bij de gemeente raadsverkiezingen, die na de annexatie van Lonneker in Groot-Enschede gehouden zullen worden, zal in het Katholieke kamp vermoede lijk bijster weinig steun krijgen. Maar mogelijk bereikt men daar langs soberder en minder écla- tanten weg nog eenige concessies van den Mi nister, die waarlijk niet dan na zwaren inner- lijken strijd deze schrijnende besluiten neemt. KUPERS Tusschen de Koninklijke Luchtvaart Maat schappij en de JavaChinaJapan Lijn is een overeenkomst gesloten tot het combineeren van het passagiersvervoer per vliegtuig en per boot naar het Verre Oosten. Dientengevolge zal er van 1 Mei af om de twee weken gelegenheid bestaan om in 13 dag van Amsterdam naar Hongkong, in 17% dag naar Shanghai te reizen. De Indiëvliegtuigen der K. L. M., die eiken Donderdag Schiphol verlaten, landen dezen zo mer een week later in Batavia om elf uur des morgens. In onmiddellijke aansluiting hierop, nl. om half één, vertrekt Donderdags om de veertien dagen een schip der JavaChina Japan Lijn naar Hongkong, Amoy en Shanghai. Zes dagen na de afvaart uit Tandjong Priok wordt Hongkong aangedaan, vier dagen later is Shanghai bereikt. Deze snelle verbinding met China bestaat echter alleen voor passagiers; de luchtpost wordt als vroeger te Singapore gelost en van daar naar China vervoerd, zulks in verband met het feit, dat bovengenoemde dienst Batavia Shanghai een veertiendaagsche is. Ten gerieve van de K.L.M.-passagiers, die ge bruik wenschen te maken van de verbinding SoerabajaManillaHongkongAmoyShang hai der JavaChinaJapan Lijn heeft de K.L. M. een overeenkomst met de K.N.I.L.M. aange gaan, zoodat deze passagiers per vliegtuig hun reis naar Soerabaja kunnen voortzetten om daar op de boot naar China te wachten, die enkele dagen later vertrekt. Er is dus tijd voor een kort bezoek aan Java's Oosthoek, eventueel aan Bali. Voor de reizigers, die van een der doorver bindingen naar China gebruik maken, zal een zeer voordeelig tarief gelden, dat aanzienlijk minder zal bedragen dan de kosten van een vlucht AmsterdamBatavia plus een eerste klasse overtocht naar China, afzonderlijk be rekend. Beide maatschappijen koesteren de beste ver wachtingen van deze nieuwe vervoerscombinatie. Aan het departement voor sociale zaken is thans in verren staat van voorbereiding een ontwerp voor een Crisisziekenfondswet. In deze wet wordt, naar „Het Volk" meedeelt, een regeling voor de verstrekking van subsidies aan gemeentebesturen gegeven, waardoor deze in staat worden gesteld, steun te verleenen aan crisisslachtoffers door het geven van een bij slag op de contributie der ziekenfondsen. 28 Korte inhoud van het voorafgaande John Richmond, agent van den Britschen Geheimen Dienst, wordt vermoord door den „Squid", die hem door geheel Europa is gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely, die zelf ook gewond wordt. De Squid kan echter de geheime mededeelingen, die Rich mond \<eroverde, bemachtigen. De politie slaagde er niet in de daders op te sporen. Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken en de Losely-tiara, een kostbaar famiie- stuk gestolen. De dief heeft echter niet het echte, maar een imitatie van het erf stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft Richmond nog enkele woorden in geheim schrift op een papiertje geschreven, dat Sir Marcus, kort voor de inbraak in han den van Scotland Yard geeft. Dit papier wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een geheim document in de tiara was verborgen. De daders van den diefstal, die werk van Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet te pakken krijgen. Wel koestert hij ver denking tegen Freddie Leicester, een neef van Sir Marcus, die kort na den diefstal in de kamer van Sir Marcus wordt aange troffen. Een en ander schijnt echter op een misverstand te berusten en Freddy wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig is Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst van den Squid en zijn handlangers). Dit was de eerste keer, dat Freddie, behalve 's nachts, alleen gelaten werd, en hij was van plan, dien tijd niet te verknoeien. Niettemin bleef hij de eerste tien minuten lui op de kus sens van een gemakkelijken divan liggen. Die divan stond tegenover den schoorsten. Boven den schoorsten hing een portret, ten voeten uit, van den Squid, mét zijn masker. Het was een meesterstuk, en met half gesloten oogen lag Freddie het te bewonderen, maar hij zag er ook nog iets anders in, dan alleen maar een kunst werk. Het penseel van den artist had de wassen bleekheid en strakke uitdrukking van het masker buitengewoon goed getroffen, maar, evenals in het origineel, waren er in deze afbeelding ook twee dingen, die leefden en dat was toch tè on waarschijnlijk, om, van welk kunstenaarspenseel ook, te kunnen verlangen: de oogen. Zonder, op welke manier ook, maar even te laten blijken, dat hij zich bewust was, gadege slagen te worden, bleef Freddie ongeveer vijf tien minuten onbeweeglijk op den divan liggen. Toen dit kwartiertje om was, stond hij stil op. De oogen van het portret waren nu werkelijk geschilderd. Met een glimlachje op zijn gelaat, begon Fred die een wandeling langs de muren van het ver trek. Behalve de schoorsteen, was iedere plek van den muur met boekenplanken, vol geladen, be dekt; zelfs de deur droeg aan den binnenkant dezen last. Gedurende twee uren ongeveer, hield de on vrijwillige gast zich onledig, met nu en dan wat boeken weg te nemen om op den muur te kun nen kloppen en met herhaaldelijk weer eens lui te gaan zitten, om de oogen van het portret in de gaten te houden. Aan den anderen kant van den wand, waar aan het portret hing, was de wapenkamer. Van morgen, toen Freddie hiernaar toe gebracht werd, had hij er even een blik in kunnen werpen. Men was dus in staat iedere be weging van wie zich in de bibliotheek bevond, gade te slaan. Om half vijf kwam de knecht binnep met een theeblad. Ook John zorgde voor een en ander en toen die twee weg waren, strekte Freddie, met een sigaret tusschen zijn lippen, zich weer lui uit op den divan. Hij sliep. Tien minuten. De strakke oogen van het schilderij sloegen hem slechts gade, toen hij daarna opstond. Het was maar wat goed, dat de oogen van het portret, in de twee volgende uren, geen leven meer kregen. Om zes uur belde Freddie voor John. „Tempus fugi? nietwaar?" vroeg hij vriende lijk. John scheen een beetje in de war te zijn. „Mag ik u vragen, wat u bedoelt, mijnheer?" vroeg hij. Freddie boog plechtig: „Het is het uur der avondvoeding, Effendi," zei hij, „het kauw-uur nadert met rassche schreden." „Het souper is om zeven uur, mijnheer," zei John. „Wilt u misschien naar uw kamer gaan?" „Knaap, gij zegt het," zei Freddie, „leidt er mij naar toe, Macduff." Das Witzblatt „Zeg tante, wat is er toch in de kamer boven u gebeurd?" „Hoe zoo, jongen?" „Ja, pa zei gister, dat er iets in uw bovenkamer mankeerde". 99 Het vraagstuk van een Zeppelin-verbinding met Nederlandsch-Indië wordt thans nog be studeerd. De berichten in eenige binnen- en buitenlandsche bladen verschenen als zou het syndicaat uit Nederlandsche Scheepvaartkrin gen besloten hebben tot aankoop van de „L. Z. 129" zijn uit de lucht gegrepen en missen allen grond. Hoe ver is men op dit oogenblik met de voor bereiding van een luchtschipverbinding met onze koloniën? „De Telegraaf" verneemt dien aangaande, dat het Zeppelin-syndicaat nog steeds bezig is dit veelomvattende vraagstuk nauwkeurig te bestudeeren. Deze studie ge schiedt in nauwe samenwerking met de „Luft- schiffbau-Gesellschaft Zeppelin" te Friedrichs- hafen. Verwacht mag worden, dat deze studies in den loop van dit jaar worden beëindigd, waarna het syndicaat zijn conclusies zal trek ken. Alle rapporten zijn nog niet binnen, zoo dat op het oogenblik allerminst van een beslis sing kan worden gesproken. Het moet dan ook uitgesloten worden geacht, dat als gevolg van de rapporten reeds dit jaar Zeppelin-tochten naar Indië ondernomen zullen worden. Hoe dwaas het is, te spreken van overneming van de „L. Z. 129" blijkt al terstond uit het feit, dat de Zeppelin-reederij alleen beschikt over de „Graf Zeppelin" het luchtschip, dat vóór twee jaar een bezoek aan ons land bracht en in Twente en Rotterdam een landing maak te en over de „L. Z. 129". Deze beide lucht schepen heeft de Zeppelin-reederij zelf noodig om den voorgenomen dienst op Zuid-Amerika te onderhouden. De vraag of men een enkelen proeftocht naar Indië zal maken, is ook onder het oog gezien en met de mogelijkheid wordt wel rekening ge houden. Doch vooreerst hangt dat af van het feit of men in de gelegenheid is daarvoor een der beide bestaande luchtschepen te charteren. Dan eischt zulk een reis enorme voorbereiding van internationalen aard, zonder nog te spre ken van de financiering van zulk een onderne ming. Het blad verneemt nog, dat de zaak der Zep- pelinverbinding met Indië er niet kwaad voor staat en tot dusver alles naar wensch ver loopt. Maar deze belangrijke aangelegenheid, eischt een grondige en degelijke voorbereiding. Zijn de conclusies, die men naar aanleiding van de rapporten trekt, alleszins gunstig, zoo dat tot de exploitatie zal worden besloten, dan wordt ongetwijfeld overgegaan tot bestelling van een geheel nieuw luchtschip, te bouwen op de Zeppelin-werf. De Rijkscommissie voor de Werkverruiming heeft aan den voorzitter van den ministerraad advies uitgebracht over het IJmuider Visscherij bedrijf. De volgende maatregelen worden aanbe volen: Het uit de vaart nemen door aankoop voor sloop van een aantal der oudste schepen. Teneinde dezen koop mogelijk te maken kunnen aan de scheepsslooperijen vergoedingen toegekend worden voor het tewerkstellen van werklooze arbeiders. Het in de vaart brengen van buitenlandsche schepen, ouder dan tien jaar, dient onmogelijk gemaakt te worden. Een begin tot organisatie van de betrokken bedrijfsgroepen dient te worden gemaakt. Ten behoeve van den export van tongen naar Frankrijk dient een tongencentrale in het leven te worden geroepen, waardoor zoo wel reeders als expediteurs zullen worden ge baat. Het sluiten van een casco-verzekering bij de centrale werkgeversrisicobank onder garan tie van den staat. Tijdelijke hulp op bescheiden schaal van geval tot geval te beoordeelen moet tot de mogelijkheden behooren. Reeds nu worde een leider aangesteld, die organiseerend kan optreden ter uitvoering van de hierboven als wenschelijk aangegeven maat regelen. SOERABAJA. 20 April. (Aneta) Aan net re quisitoir van den fiscaal, den officier van ad ministratie der tweede klasse L. P. van Boven, wordt nog de volgende nadere motiveering ont leend: De luitenant ter zee der eerste klasse F. en de luitenant ter zee der tweede klasse H. wa ren weliswaar niet ten volle ooggetuige, doch uit de situatie was hen het karakter van mui terij duidelijk, terwijl beklaagden het vermogen tot gewelddadig optreden bezaten en zij zich niettemin zoo snel mogelijk zonder kennisgave van het schip verwijderden. De machteloosheid en radeloosheid van den luitenant ter zee der eerste klasse F. onthief hem niet van zijn plichten als officier. Hi) had de bevelen kunnen overdragen op den op hem in anciënniteit volgenden zee-officier, doch in geen geval het schip mogen verlaten, terwijl de luitenant ter zee der tweede klasse E. A. H. gebrek aan cordaatheid toonde en geen gemoti veerd beroep op grond van rechtvaardigheid kon doen. Het hoofdbestanddeel van het verweer van den heer F. is de abnormale geesteiijke ge steldheid, doch de fiscaal vereenigt zich met de conclusie van het rapport van den psychia ter Van Wulfften Palthe, dat de heer F. niet lijdende is aan gebrekkige ontwikkeling ei> ziekelijke stoornissen als bedoeld in artikel 37, zoodat hij voor de feiten toerekenbaar is te achten. Ten aanzien van de straffen merkt de fiscaal op, dat deze niet zijn gefixeerd op art. 143, doch daar beklaagden zullen worden gestraft gelijk medeplichtigen, concludeert de fiscaal, dat de straffen moeten worden geregeld naar het mis drijf waarvan beklaagden getuige zijn geweest. Strenge straffen zijn noodig ware bet niet. dat waardeering van het rechtsgoed der mili taire tucht en orde niet altijd als basis golden voor maatregelen van hoogerhand, waardoor twijfel ontstond, terwijl de daarmede belaste personen de noodige kwaliteiten misten. Motieven tot straf verzachting zijn: het feit, dat buiten hun schuld om het pistoollaaen zoo lang duurde, het ontbreken van krachtige lei ding, het slechte voorbeeld gegeven door den heer F., enz. Deze motieven gelden in het bij zonder voor de luitenants ter zee der derde klassen (hun jeugd, rang en onzelfstandige positie) en de officieren van aen Marine Stoomvaart Dienst. Het volgende kan nog worden ontleend aan het requisitoir ter motiveering van de geeischte straffen voor de beklaagden afzonderlijk. Ten aanzien van den luitenant ter zee der eerste klasse F. werd rekening gehouden met diens nervositeit en overgevoeligheid, terwijl zijn totale ongeschiktheid afdoende is bewezen. Het beroep op de bekendheid van autoriteiten daarmede op grond van de conduite-rapporten wordt geaccepteerd. Wat betreft de luitenant ter zee der tweede klasse H. werd als strafverzachtende omstan digheid aangenomen de algemeen menschelijke neiging tot zelfbehoud en zijn jeugd (23 jaar). De luitenant ter zee der tweede klasse De K. heeft zich onmiddellijk teruggetrokken, Dedacht zijnde op lijfsbehoud. De luitenant ter zee der tweede klasse D. D. handelde niet uit vrees, doch als gevolg van zijn onmilitaire karaktereigenschappen, zoodat de fiscaal hem niet aantast als persoon, doch als officier. Hij was als zoodanig niet onwaar dig, doch wel ongeschikt. Bij den officier van den Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse G. S. werd als ver zachtende omstandigheid aangenomen het door dezen beklaagde ontworpen en onder zijn aan voering uit te voeren uitvalsplan. Ten aanzien van den luitenant ter zee der derde klasse J. A. A. van R. en A. N. Baron de V. van S. werd als verzachtende omstandig heid aangenomen het ontbreken van moreelen steun. Baron De V. van S. toonde de meeste activiteit, doch ook werd in aanmerking geno men diens minder sympathieke houding ten processe, daar hij wel degelijk uit de radio-hut is gejaagd zonder tevoren mededeelingen van den luitenant ter zee der tweede klasse D. te hebben ontvangen, die zulks vergoelijkten. Ook werd in aanmerking genomen, dat toen later de officier van den Marine Stoomvaart Dienst B. naar de stookplaats wilde gaan. Ba ron de V. van S. hem in den rug zou dekken. Ten aanzien van den officier van den Ma rine Stoomvaart Dienst der tweede klasse L. de W. werd in aanmerking genomen diens geringe waardeering voor de militaire tucht en orde, hetgeen bleek uit diens informaties naar de voedselvoorziening van de officieren, den aan drang om de geweren aan de muiters terug te geven en den aandrang om de pistolen onzicht baar te dragen. Ten aanzien van den officier van den Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse G. S. werd het bestaan van motieven tot strafvermindering aangenomen. De officier van den Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse C. M. W. van B toon de een zeer onvoldoende waardeering van en volkomen onverschilligheid voor de militaire tucht. De officier van gezondheid der tweede klasse H. C. B. zou een zeer lichte straf verdienen indien hij zich had aangesloten bij de bestor mers van de brug en indien hij geen dokters- dienst had verricht, wetende dat er geen ern stige patiënten waren. Na de pauze schetst de raadsman de offi cier van den Marine Stoomvaart Dienst der eerste klasse C. B. Eenhoorn, die den beklaag de, den luitenant ter zee der eerste klasse W. F. J. verdedigt, dezen beklaagde als een onbe- duidenden jongen, die de figuur van een zee officier idealiseerde, doch wiens ideaal een débacle werd, wegens zijn stakkerigheid en armzaligheid. De heer F. werd onder het mas ker van kalmte, hoogst nerveus zijnde, verteerd door een nijpenden angst. Hij trachtte bü bot singen dien angst steeds te verbergen en werd door het feit, dat hij als zee-officier gehand haafd en steeds uit medelijden bevorderd werd, tot een wrak, uitgefloten door de gansche Ne derlandsche natie. Pleiter verzoekt dezen be klaagde eindelijk te ontslaan uit een werkkring waarvoor hij nooit heeft gedeugd en hem een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan den tijd doorgebracht in preventieve hechtenis. De raadsman, de officier van den Marine Stoomvaart Dienst der eerste klasse C. B. Een hoorn, verdedigt daarna den officier van den Marine Stoomvaart Dienst der tweede klasse G. S. In zijn pleidooi levert hij critiek op het feit, dat aan boord van „De Zeven Provinciën" 60 'procent van het machinekamer-personeel bestond uit officieren, die gepasseerd waren, hetgeen het motief versterkt, dat de officieren van „bijwagens" geen leiding nemen. De raadsman verzoekt ten behoeve van den beklaagde S., die onbevreesd zijn leven ter be schikking stelde, handhaving in den militairen dienst en vrijspraak. Morgenochtend half 10 volgt het pleidooi van den raadsman, den officier van administratie der tweede klasse H. C. van t Hoff. Maandag 23 April komen de overige verdedigers aan het woord. Donderdagavond is op den Dalweg te Arnhem een overval met berooving gepleegd op een heer die in een café had vertoefd en daar eenige rondjes had gegeven. Hij werd door een surveilleerenden agent lig gend op den grond gevonden, terwijl hij een bloedende wonde aan het hoofd had. Het bleek, dat hij door een drietal personen, die eveneens in het café waren geweest, was achtervolgd, tegen den grond geslagen en be roofd van een bedrag van 60 70, een gou den horloge en eenige gouden ringen. De ge wonde moest naar het Gemeenteziekenhuis overgebracht worden. De recherche is er Vrijdagmorgen in geslaagd de hand te leggen op de drie daders, personen tusschen 22 en 25 jaar, waarvan er reeds twee bekend hebben den overval te hebben gepleegd. Een groot gedeelte van de buit is in beslag ge nomen. De daders zullen per beschikking van de jus titie worden gesteld. De stand van de bloembollen is zoodanig, dat Zondag a.s. met recht de Bollenzondag ge noemd kan worden. Overal vindt men velden met schitterende kleurenpracht. De tocht, die aanbevelenswaardig is, wordt gemaakt als volgt. Van de richting Beverwijk langs den rijks weg tot Alkmaar over Heemskerk, Castricum en Limmen. Dan ziet men een bloemenpracht, zooals wel zelden ergens anders. Voorts kan men in Castricum links afslaan langs het sta tion om dan de richting Bakkum, Egmond en Bergen te nemen. In Castricum over den over weg na het station gepasseerd te zijn, kan men eerst een bezoek brengen aan de z.g. zanderij, waar langs den duinvoet een groot bloemenbed is gespreid. De minister van Economische Zaken ad in terim, dr. Colijn, is Vrijdagmiddag op het depar tement van Economische Zaken gekomen en heeft aldaar zijn ambtsbezigheden aangevangen. Van 21 April tot 13 Mei wordt in Huize Koninginnegracht 77 te 's Gravenhage een tentoonstelling gehouden van schilderijen door J. C. Tiele. De heer A. J. Bothenius Brouwer opent de expositie op 21 April des namiddags te half vier met een rede. Gisteren zijn afgekondigd de staatsbladen, welke bevatten Koninklijke Besluiten waarin cichorei en turf worden aangewezen als crisis producten. „Jawel, mijnheer," zei John eerbiedig, „en mijn naam is John." Gebruik makend van John's rug, die naar hem toegekeerd was, keek Freddie tersluiks naar het portret en knipoogde <_r vriendelijk tegen. Toen gingen zij beiden naar Freddie's slaap kamer. ACHTTIENDE HOOFDSTUK Jimmy onderzoekt Mijnheer Blatz boog diep voor inspecteur El- veden, toen die de „Nocturnes" binnenkwam. „Dit is wel onverwacht, mijnheer de inspec teur," zei hij met een beminnelijken glimlach. „Zoo?" vroeg Elveden en keek rond. „Wel zeker, mijnheer," antwoordde Blatz. Slechts heel zelden ziet de „Nocturnes" de wet binnen hare muren." „Vandaag stelt de wet er niettemin belang in," zei Elveden, „groot belang." Mijnheer Blatz dacht na, en keek den inspec teur van terzijde aan. „Sir Marcus Loseley is zeker in de club?" zei Elveden. „Hij dineert met Zijne Genade van Framling- ham, mejuffrouw Richmond en mijnheer Craven in de restauratie," antwoordde Blatz eerbiedig. De inspecteur knikte en ging in de richting van het restaurant. Op den drempel bleef hij even staan en overzag het lokaal. Toen hij de groep, die hij zocht, in het oog kreeg, baande hij zich een weg tusschen de tafeltjes en stoelen door, tot hij aan het andere einde, het gezelschap naderde. De hertog was de eerste, die hem opmerkte. „Och, daar is onze inspecteur, riep hü uit, „en waarom mag dat wel zijn?" De inspecteur boog voor Leslie, knikte kort tegen de anderen. „Goeden avond," zei hij. „Mag ik u even spre ken, sir Marcus? Een paar woorden maar." „Hoe minder hoe liever," antwoordde sir Mar cus en maakte geen aanstalten om op te staan. „Onder vier oogen," legde de inspecteur uit, niet in 't minst verstoord. „Dank u, ik vind het hier heel goed," ant woordde de baronet ijzig en voegde er scherp aan toe: „met getuigen!" „Zcoals u verkiest," zei Elveden. „Ik heb zoo'n idee, dat u mij misschien zoudt kunnen helpen, bij het opsporen van mijnheer Leicester." Drie gezichten spraken van hoogste verbazing. Het vierde werd bleek van woede. Loseley stond half 'uit zijn stoel op, maar viel weer terug, toen de hand van den hertog kalmeerend op zijn arm gelegd werd. Jimmy voorkwam een uitbarsting van sir Mar cus. „Verkeerd aangesloten," zei hij luchtig, „dit is een restaurant, geen bewaarplaats van gevonden voorwerpen." Framlingham knikte goedkeurend. „Goed gezegd," zei hij, „maar niettemin blijft de vraag: waar is die bliksemsche kwajongen?" „Neemt u mij niet kwalijk, Uwe Genade," on derbrak Elveden vriendelijk, „ik heb geen tüd te verliezen." Tk- wacht, sir Marcus," vervolgde de inspec teur. „Zooals u wilt," antwoordde sir Marcus, „ik zal het u niet beletten." De inspecteur kleurde lichtelijk. „U weigert dus te helpen?" „Wanneer een of andere armzalige hypothese van mij u zou kunnen helpen, zou ze geheel tot uw dienst zijn," antwoordde sir Marcus. „Maar behalve met gissingen, kan ik u nergens mee helpen. Ik weet niet, waar mijnheer Leicester is, en evenmin kan 't...." .Marcus," kwam Zijne Genade verwijtend tus- schenbeide, „je wou zeggen, evenmin kan 't mij schelen! Ik schaam me over je. Denk aan den angst, die knaagt aan het hart eens ooms." „En evenmin," vervolgde Loseley, de scherts van den ander negeerend, „zou ik er over rep pen, wanneer ik wist, waar Freddie zich op houdt." Hij keek den inspecteur strak aan en nam zijn glas op. Leslie, bleek tot de lippen, keek en hoorde dit alles, niet begrijpend aan. „Wat wilt u toch van mijn voogd," vroeg zij. „U zult nog wel meer van me hooren, sir Mar cus," zei de inspecteur. „Ik hoop van niet," antwoordde de baronet en wendde zich tot zijn pupil. „Wil je nog wijn," vroeg hij, en was de aanwezigheid van den in specteur blijkbaar glad vergeten. Elveden boog en ging naar den uitgang. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3