De „bliksemboot" van Stoete
C>
55**
Het Spinneweb
N
B
Uit de wereld van de film
DESKUNDIGEN ONEENS
-e
ZONDAG 22 APRIL 1934
Teleurstellend oordeel van het
Scheepsbouwkundig Proef
station te Wageningen
Uitvinder allerminst
verslagen
Het principe juist?
Heden verscheen:
DE PRIJS BEDRAAGT f O.tO
Franco per post tegen inzending van f 0.12
NED. OLYMPISCH COMITÉ
Buitengewone vergadering
op 11 Mei a.s.
Een invul-raadsel
IjiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiMuiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiMiiimiBRABANTSCHE BRIEVEN
't Schoone veurjaar, da klatert in m'n zielement j
Ulvenhout op
E z'n Paaschbest!
pui
Pinkster zit
al in d'n kim
Oplossing vorig raadsel
z
e
z
of
n.
t
a
a
z
t
i
e
m
e
n
z
e
e
a
d
e
f
t
a
t
a
k
n
a
t
a
n
4
E
d
e
n
-4
a
z
d
t
d
e
t
z
z
a
d
d
e
z
k
a
a
-s
e
e
3
u
4
4
a
s
t
n.
e
A
t
z
k
d
z
4
A
e.
m.
a
cL
e
i
s
e
ni
■e
4
k
a
LA MATERNELLE"
Critiek van een Fransch
blad
Tijdschrift „Filmliga"
Apothekers-assistent
Ongetwijfeld zullen velen zich nog herinne
ren, dat geruimen tijd geleden publiciteit is
gegeven aan een uitvinding op het gebied der
scheepvaart van den heer C. J. Stoete te Zand-
voort. De heer Stoete, die reeds meer dan tien
jaren zijn vrijen tijd vrijwel geheel besteed
heeft aan natuurkundige studies, had naar een
principe, waaraan volgens hem niet te tornen
valt, op papier een schip geconstrueerd, dat in
uitvoering geheel afweek van de bekende typen
vaartuigen, zoowel wat de zee- als de binnen
vaart betreft, welke door stoom- of motorver
mogen worden voortgestuwd. Aan de hand van
zijn teekeningen en van den gedachtengang.
die bij zijn vinding had voorgezeten, vervaar
digde hij een proefmodel, hetwelk zooals wij
destijds konden constateeren, bestond uit twee
boven elkaar geplaatste constructies. Het on
derste ofwel het onderschip was daarvan het
voornaamste, aangezien onder en ovei dew
constructie een van schoepen voorziene ketting
liep, welk samenstel bij roteerende beweging
door middel van machine of motor het
schip door het water stuwde. De voord°elen
van dit systeem waren, naar de verklaring van
den uitvinder, dat zonder extra kosten een
dergelijk schip zeeën en binnenwateren zou
kunnen klieven met belangrijk grootere snel
heid dan die van de bestaande schepen Zelfs
achtte hij een snelheid van 80 100 kilometer
mogelijk!
De bovenbouw van dit vaartuig, dat met den
veelzeggenden naam „Bliksemboot" werd be
titeld, zal de gewone outillage bevatten van
een schip: dekken, verblijven voor de beman
ning, de brug, passagiers-accomodatie enz.
Zooals te begrijpen valt, heeft deze vinding
in kringen van deskundigen veel belangstelling
getrokken. Zoo heeft destijds de chef van het
bureau Scheepsbouw van het Departement van
Defensie in een aan den minister uitgebracht
rapport verklaard, dat van deze vinding een
onder gunstige omstandigheden practisch
bruikbaar apparaat is te maken, terwijl dr. ir.
W. Wessel van het bureau voor octrooibezor
ging te Arnhem in een aan den heer Stoete
genchten brief om. schreef: „Het blijkt, dat
U zich inderdaad veel moeite heeft gegeven,
van alle problemen, die zich bij de voortstuwing
van schepen voordoen, een grondige studie te
maken".
Een gunstig perspectief scheen ook het feit
te openen, dat de directeur van het Scheeps
bouwkundig Proefstation te Wageningen. welk
lichaam zich alleen met proefnemingen van
een serieus karakter inlaat, de vinding van
voldoende belang achtte om haar aan een
proef te onderwerpen. Daartoe had ~e heer
Stoete, op advies van genoemde autoriteit, een
grooter en beter model van zijn „Bliksemboot"
geconstrueerd.
Met het onderschip van dit model nu heeft,
een aantal weken geleden, een proefneming in
vemÉÜd Proefstation plaats gehad en het is
naar aanleiding daarvan geweest, dat aan den
heer Stoete de vraag is gesteld, of het oordeel
van de aan het Proefstation verbonden autori
teiten over deze proefneming gunstig is ge
weest. De heer Stoete antwoordde zonder om
wegen, dat dit niet het geval is geweest. Men
had hem medegedeeld, dat, wat het puncipe
der vinding betreft, de stuweigenschappen van
de .Bliksemboot" in feite niet afwijken van de
bestaande vaartuigen, aan welke mededeeling
het advies werd vastgeknoopt „er verder maar
mee op te houden".
Aan dit laatste nu aldus de heer Stoete
wordt door mj niet gedacht, omdat ik er heilig
van overtuigd ben, dat het principe van mijn
vinding volkomen gezond is. Mijn antwoord
aan het Proefstation te Wageningen is dan
ook: Gij hebt het principe niet begrepen! Dit
moge gek klinken, maar er zijn meer deskun
digen geweest, tot wie het principe niet is door
gedrongen. Zoo heb ik met een scheepsbouw
kundige de zaak twee maal besproken, zonder
dat ik hem kon overtuigen en eerst nadat ik
met hem de materie, zonder overhaasting, op
nieuw had doorgeloopen, verklaarde hij de zaak
voor gezond en schreef hij mij later een Jbrief.
waarin deze passage voorkomt: „ik merk wel,
dat onwetendheid en het zich niet in een nieuw
begrip kunnen inwerken de voornaamste tegen
werkende factoren zijn." En verder: „Intus-
schen hoop ik, dat U in Uw vinding door deze
tegenwerking niet geremd zult worden, maar
den moed er in kunt houden."
Nou, den moed verliezen zal ik niet! Ik ben
overtuigd, dat mijn „bliksemboot" na enkele
noodzakelijke veranderingen aan romp en ket-
tingwielen aan haar doel beantwoorden zal.
Dat doel is niet het construeeren van een „Sta
tendam" volgens mijn vinding, maar van sleep-
booten, binnenvaartuigen en zeeschepen, welke
laatste een vijftigtal passagiers op snede wijze
zullen kunnen vervoeren.
Zeer tot mijn spijt is het gebleken, dat men
in het buitenland meer belangstelling heeft
voor mijn vinding dan in het eigen land. Men
verlangt in Nederland van een mensch dadelijk
het volmaakte en schijnt niet in te zien, dat ik
voor de uitwerking van het principe van mijn
vinding tot aan het stadium der practische
toepassing tegemoetkoming en medewerking
van anderen niet ontberen kan. Ik verwacht
het initiatief in mijn eigen land en zou mij
schamen als het uiteindelijk in het buitenland
genomen wordt.
„Wat is dan feitelijk uw principe?" was de
volgende vraag.
De heer Stoete steekt van wal. Schrifturen,
teekeningen, modellen, alles komt er aan te
pas! En dan ervaart de interviewer opnieuw,
dat de heer Stoete, die een eenvoudig hard
werkend mensch is, de gave van het In logi-
schen en helderen vorm uitleggen van een idee,
van een natuurkundige waarheid, helaas niet
bezit. Wij schrijven dit allerminst om hem te
kleineeren, elk opzet daartoe is ons ten eenen-
male vreemd. Ook wij hebben de overtuiging,
dat er met de vinding van den heer Stoete iets
goeds te bereiken valt en wij vinden daarin
mede steun in een opmerking, neergeschreven
in een brief aan den uitvinder van prof P. J.
J. Buitendijk te Groningen.
„Zooals U terecht opmerkt," schreef deze
hoogleeraar, „komt alles aan op een juiste toe
passing van Uw beginsel."
Dit beginsel nu komt, kortweg gezegd en
ontdaan van diepgaande technische bijzonder
heden, die niet thuishooren in het kader van
een dagbladartikel, op het volgende neer. Wil
een vaartuig van het „gewone" type zich door
het water voortbewegen, dan geschiedt zulks
door de verplaatsing van het water door middel
van de stuwvlakken (schroefbladen, schoepen
van een raderboot of hekwieler). Bij het ket
ting-met-schoepen-systeem van den heer Stoete
worde het schip zelf verplaatst om het water
in tegengestelde richting te bewegen, netgeen
het meest nabij komt aan de voortbeweging
van een voertuig op de aarde. Waar volgens
de wet van arbeidsvermogen elke verplaatsing
op aarde geschiedt ten opzichte van een vast
punt en, bij verplaatsing van een vaartuig in
het water, dit vaste punt ontbreekt, Is men
bij het voortbewegen van een schip altijd aan
gewezen op de „tegengestelde beweging'. Hoe
kleiner nu die tegengestelde beweging is, des
te sneller zal het schip zich voortbewegen.
Het model-vaartuig (gewicht 120 kilogram)
verplaatste zich over een afstand van 492 4/5
centimeter in voorwaartsche richting met een
tegengestelde beweging van 671/5 centimeter,
Bv°
0>x°
f PVitpr»
Feiten en Documenten
betreffende de Oosten-
rijksche Revolutie.
Door LEO SPEET
De Oostenrijksche Vastenavond-revolutie is een der
geweldigste sensaties van den na-oorlogstijd geweest,
én om haar ver-strekkende gevolgen voor de toekomst
én om de fantastische wijze, waarop zij met niet minder
fantastische middelen gestreden werd.
Tijdens de revolutiedagen hebben allen met voort
durend stijgende belangstelling het verloop van den
strijd gevolgd, en terstond na het einde van een der
gruwelijkste burgeroorlogen, welke de menschheid ooit
gekend heeft, is de vraag gerezen: Wie bezorgt ons een
betrouwbaar verhaal dezer merkwaardige revolutie?
Wie zal haar oorzaken vaststellen en haar gevolgen
pogen te schetsen? Wie zal de door weinigen begrepen
belangrijkheid van deze revolutie aantoonen? Wie zal
de daaruit te trekken lessen bepalen?
Het antwoord daarop levert u de boven aangekondigde
brochure, waarin de heer Leo Speet, die reeds jaren
lang een speciale studie maakte van het Austro-
Marxisme in theorie en praktijk, uiteenzet, waarom
de revolutie in Oostenrijk komen moest, hoe de
burgeroorlog verliep en welke de conclusie behoort te
zijn: de dooden vermanen!
Sommige hoofdstukken zijn als fragmenten uit een
boeienden roman; de documentatie van den schrijver
oog-getuige is echter overal daar om te voorkomen,
dat de lezer het verhaal vooral dat van de voor
bereiding der revolutie ongeloofelijk zou vinden.
De brochure is 48 bladzijden groot en is voorzien van
verschillende sterk-documenteerende illustraties.
Verkrij'gbaar aan
alle bureaux der
Vereen. Kath. Pers
en bij haar agenten
10 c
terwijl tegelijkertijd de rotatie van den schoe
penketting in de machinekamer 560 centimeter
bedroeg. Een dusdanig voortbewegingsmogelijk
heid kan volgens den uitvinder met geen en
kele der hedendaagsche stuwinrichtingen wor
den bereikt.
Met dat al vreezen wij, dat er nog heel wat
water door de zee stroomen zal eer de eerste
„Bliksemboot" zich daarop vertoont.
Of het ooit zoover komen zal, mag afhanke
lijk worden gesteld van de vraag of de heer
Stoete zich de medewerking zal vermogen te
verzekeren van een of meer deskundigen, die.
het beginsel der vinding als juist erkennende,
den weg zullen weten te vinden, die leiden zal
naar de constructie van een werkelijke oliksem-
boot, die tot nu toe alleen in den vorm van
twee modellen bestaat.
Het Nederlandsch Olympisch Comité meldt
ons, dat het bestuur van het N. O. C. een bui
tengewone algemeene vergadering heeft uitge
schreven op 11 Mei a.s., des avonds te half
acht, in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam, ter
bespreking van enkele zaken, betrekking heb
bende op een eventueele deelneming aan de
a.s. Olympische Spelen.
Blijkens de figuur komt in elk der 16 afdee-
lingen een woord van 6 letters. Deze woorden
moeten worden ingevuld van den buitenrand
naar het midden. Is die invulling op de juiste
wijze geschied, dan krijgt men twee bekende
zegswijzen te lezen:
de eene op den buitenrand, van 1 naar 16
en de andere op den derden rand, van boven
af geteld, in tegenovergestelde richting, dus
van 16 naar 1.
De in te vullen woorden moeten aan de
volgende omschrijvingen voldoen:
1. Wat men te hooren krijgt van luidende
klokken.
2. Bijtende scherts.
3. Heester.
ULVENHOUT, 17 April 1934
Menler,
Veur 'nen boerenmensch is
t misschien 'n bietje vrimd, on
gewoon maar zoow-gauw
as ik 's mergens de buitendeur opengooi, is
m'nen eersten kijk nie naar 't gewas achter
m'nen erft, waar Tc nog "n lapke grond heb
leggen ('t is m'n èrebeesjesveld), maar altij
naar m'nen notenlèèr.
Achteraf, nouw ik daar zoow bij denk,
•nen mensch hee soms wel duuzend vaste ge-
woontekes, zonder dat ie ze z'n eigen bewust
is, maar achteraf is da misschien wel te
verstaan, uit 't ia wijt van die honderden druk-
temakerkens van veugeltjes, die de mergen-
lochten volkwetteren, van uit dieën ouwen no
tenkruin.
Da begint op d*n oogenblik al veur vijven!
Maar dan is 't ok al volop dag.
En 't spektakel van die levensdriftige veu
geltjes klettert en „hagelt" oew de bedstee uit.
Maar Tc wouw dar. gezeed hebben, hoe 'k el-
ken dag eerst m'nen notenlèèr „goeiemergen"
zeg en dan meteen 's opneem, hoe 't jaar erbij
staat.
Boomen, amico, zijn de kalenders veur d'n
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllil
mensch, die van d'n buiten
houdt.
Ik weet zeker, da menigen
zieken mensch om 's 'n
veurbildje te noemen z'nen
troost gevonden hee in 'nen
boomkruin, waarin ie te tu
ren lag, dag aan dag en men-
nigtpn nacht zelfs, deur de openingskes van de
gordijntjes veur z'n raam. Da mennigten zieken
mensch deur zo'nen boom, desnoods 'n paar
takken van zo'nen boom, mee de Natuur bleef
meeleven.
Waant 't is d'n dieppeinzenden, d'n wezen-
lijk-seerjeuzen mensch, die mee "n heel klein
bietje tevrejen, heelegaar content is! En....
'nen zieke is seerjeus. En 't sprikwoord:
da-d-'n kinderhaand gaauw gevuld is, is de
grotste kletskoek, die 'k ooit geheurd heb. D'n
mensch, die op da sprikwoord afgaat en mee
'n mieljonnairsgezicht aan 'n boske van vijf ja
ren zegt: „nouw, Bartje, da's braaf horre; en
nouw meugde gü 's persies zeggen wa ge veur
oewen verjaardag van Oome Kees hebben wil",
dieën mensch zal gaauw zien, dat ie kaptalen te
kort komt, om Bartje z'n wenschkes te vervul
len. Waant op z'n minst vraagt ie "n vlieg-
machien, 'n pèèrd en 'n kanon en om oew nie
in twijfel te laten of mee verkeerde bodschap
pen thuis te laten komen, zee-t-ie erbij: „maar
écht hoor, Oome Kees, nie van soklade.-"
4. Voorzetsel, dat een tijdsbepaling aan
kondigt.
5. Vrouwelijk èènhoevig dier.
6. Iemand, die heel dicht bij ons woont.
7. Wêersverschijnsel.
8. Vruchten van een uitheemschen boom.
9. Huidziekte.
10. Kolenwagen aan den trein.
11. Familielid.
12. Onbepaald voornaamwoord.
13. Legerstede.
14. Treinbeambte.
15. Ovaal.
16. Verlies, schade.
„Ge kunt uw kruiswoord-raadsels gerust wat
lastiger maken" kregen we van meer dan
één onzer getrouwe oplossers te vernemen. Ons
antwoord is:
„Zeer zeker kunnen we dat! En èls we
het deden, waren we stellig vlugger klaar met
ons ontwerp dan nu, want het is juist de
kunst, die dingetjes zóó te maken, dat
iedereen in de gelegenheid wordt gesteld,
mee te dingen naar een prijsje dat die
mededinging dus niet worde beperkt tot de
genen, diematadors" in 't vak zijn!"
Prijswinnaars zijn:
B. de Brake, le Daalsche Dijk 248, Utrecht.
F. Daams, Markt 51, Vught.
H. J. B. Dinkgreve, Const. Huygensstraat 86,
Amsterdam (W.)
J. Elias, Amstelveensche Weg 69m, A'dam.
G. P. de Graaf, Bankstraat 16 (Oudwijk),
Utrecht.
N. Grandiek, Machinistenstraat 28, Koog a. d.
Zaan.
Mej. Groeneveld, Kanaalstraat 7bis, Utrecht.
Mevr. Heijmerink, P. Bothlaan 6, Amersfoort.
P. E. Homan, Antonuastraat 20, Eindhoven.
H. J. Lodders, Pieter Aertzstraat 28hs., Am
sterdam.
Nouw weet ik wel, da ge misschient zeggen
zult: „houwes, Dré, as ge da manneke dan 'n
chocoladen vliegmachien gift, is ie content,"
maar dan durf ik oew te zeggen, amico, da
g'oew eigen in da manneke lillijk vergist hebt!
Zekers, hij pakt de chocoladen vliegmachien
aan, maar z'n ogskes gaan naar achter oewen
rug, naar.... t échte! En as er da dan nie is,
dan hebt g'oew vertrouwen bij Bart veur de
eerste jaren verspuld! Dan nimt ie oew nooit
meer seerjeus; ziet oew nie meer veur „vol"
aan! De complementen van Bartjes!
Neeë, 't is d'n grooten, d'n wijzen mensch,
die mee 'n bietje tevrejen is!
Die aanvaardt éenen knoestigen boomtak veur
de heele Natuur.
Die ziet den mergen mee gouwen gloed op
dieën takkeknoest klimmen. Die ziet er de veu-
gels in zingen, koketteeren, d'r nestje bouwen
en dan wit ie: 't is Mei op d'n buiten. Hij ziet
d'n dag van d'n tak afglijen en d'n nacht ko
men, die om d'n tak gaat hangen. Hij ziet de
zuiveren maan onder, achter en boven d'n tak,
hooger en hooger naar de toppen van sterren
klimmen en hij zal inslapen, deuzen van alles
verstoken mensch, mee 'nen trek van plazier
om z'nen mond. Waant z'nen droom is 'n groen-
pèèrlmoerige onendigheid, schoon en wijd as
d'n dageraad, en da. op staat geschaduwd, in
evenwicht van schoone lijnen, d'n maanbesche-
nen tak en takskes, lijk 'n sproke-woud, nog
nooit beschadigd deur menscher- -'•en en
menschen-lawijt. Hij sluimert in d'n hof van
Onzenlievenheer, in 'n gouwen, wijde ruimte,
zonder de grens van 'nen horizont zelfs.
En as d'n dag begint te gloren, daar ver aan
d'n kim, en toch zoow dichtbij dieën mensch
„zijnen" tak dan wordt d'n droom werkelijk
heid. Waant dan, dan stijgt 't goud van d'n
dageraad ok wezenlijk deur d'onendigheid der
schepping. Dan sprankelt d'n goudgloed op zij
nen tak en op 't veeren-fluweel van 't veu-
geltje, dat op dieën tak woont. En in de on-
O
O
t
4
4.
Z
i
L
i
V
CL
X
Jt
CL
m.
cl
CL
O
X
TL
U.
CL
CL
Ttr
O
-£
X
O
X
CL
X
C. H. Majoor, Amsterd. Straatweg 241 A bis,
Utrecht.
J. Mulders, Hommelsche Weg 362, Arnhem.
A. G. Th. de Neijn van Hoogwerff, Kleverlaan
93, Haarlem.
Mevr. Pennock, P. O. Hooftstraat 54, Amster
dam (Z.)
F. P. Pietermaat, v. d. Helstlaan 22, Hilversum.
M. Riegen, Judith Leijsterstraat 48, Haarlem.
G. Roeland, Dennenstraat 4, Haarlem (N.)
A. Rombouts, Pels Rijckenstraat 14, Arnhem.
B. Sep, Paramaribostraat 111, Amsterdam.
H. Th. Schoonenbeek, Vijverlaan 152, Arnhem.
J. A. Sigfried, Van Oldenbarneveldstraat 971,
Amsterdam.
Mej. Anna Verhulst, Ridderstraat 13, Ooster
hout (N.-Br.)
J. G. Wilken, Barger Compascuum (Dr.)
P. Windhorst, Oudemarkt 1, Sittard.
Gerard A. J. Wouters Jr., Nic. Beetsplein 1,
Heemstede.
Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruijsdaelstraat 60,
Utrecht.
eindige stilte van d'n vroegen mergen schijnt
'n zachte muziek te suizen langs de eerste zon
nestralen, in die schemerige ziekenkamer.
'k Heb nog al 's brieven ontvangen van zulke
wijze zieken, die dochten da ze mijn bedaanken
moesten veur huiliën tak!
Ollee, misschien hadden m'n brieven mee
'nen goedbedoelden vinger naar rijnen of heu-
ren tak gewézen, maar 't was dieën tak zeivers,
die bottend, bloeiend, vrucht- en bladdragend,
d'n zieke had geholpen as 'nen wonderschoo-
nen scheurkalender, deur de tijen van 't wisse
lende jaar. In de tijen van d'n goudbladerigen
tak, d'n kalen tak, d'n besneeuwden of beijzel-
den tak, d'n bottenden, blossemenden en vrucht-
dragenden tak, ja, daar gebeurt dan veul,
heel veu! in 't stille leven tusschen.... zo'n
stuk hout en "nen peinzenden mensch.
En zoow zee ik al aan "t begin: boomen zijn
kalenders veur veul menschen; seerjeuze men-
schen dan!
'k Heb 'r 's eenen gekend, hij woonde in een
van onze groote stejen, die mee 'n soortement
van verdoken trots op z'n drukke, rendeerende
zaken, vertelde, dat ie ennigte jaren achter
mekaar gin blaaikes aan de boomen had zien
komen of vergaan.
„Wat hadde gij misdreven?" vroeg ik.
„Tc Begrijp oew nie?" vroeg ie terug.
„Veur welk misdrijf hadde gezeten, as ge da
beter verstaat," zee ik.
„Ik bedoel," lachte-n-ie: „da 'k 't zoow druk
had. da 'k nooit uit m'nen winkel kwam."
„Oooow," peinsde-n-ik haardop: „maar-eh-
's Zondagsmergens dan....?"
,,'s Zondagssmorreges??? 's Zondagssmorreges?"
„Ja, as ge naar de kerk gong!"
„Haba, die is goed! Naar de kerk....! Dré,
'k had wel wa beters te doen!"
„Wa dan, 't leven van 'nen gevangene leiën?"
„Neeë, datte!" zee-t-ie en toen mokte-n-
ie mee duim en vinger 'n geldtellende bewe-
gink.
99
Nog altijd en reeds voor de elfde week
loopt de film „La Maternelle" m het
Amsterdamsche Rialto, het kleine thea
ter aan de Ceintuurbaan en ook elders loopen
copieën van dezelfde film.
Slechts weinige films, en zeker weinig
Fransche, viel een dergelijke belangstelling
ten deel en dit is te begrijpen voor iedereen, die
nagaat hoe films het leven van den mensch
beliegen en hen ontdaan naar huis toe sturen.
We willen niet beweren, dat de bezoeker, die
„De Bewaarschool" heeft gezien en gehoord,
een paar uur in opgewekte ontspanning heeft
doorgebracht. Maar de grootste voldoening rit
dan ook niet in een ontspanning, maar in een
herkenning van eigen gevoelens, eigen vreugde
en leed, neergestort in een boek, een film, een
tooneelspel. Het leed en de vreugde, die den
menschen eigen zijn, vinden we in „La Mater
nelle" en ziedaar het geheim van het succes,
dat deze film niét alleen bij de critische gees
ten, maar ook en vooral bij de groote en arge-
looze massa te beurt viel. Dit succes geldt niet
alleen voor ons land, maar ook voor Frankrijk,
waar de film eveneens bij de critiek en het
publiek in den smaak viel.
Er is een enkele uitzondering. Een tweetal
critici, waaronder een juffrouw, zijn niet te
spreken over de film. Zij erkenen oen ge
slaagden vorm, maar voelen zich in hun Fran
sche hart eenigszins beleedigd, omdat de film
milieu's schildert, die geen Fransche milieu's
zijn. We zullen zien in hoeverre hun oordeel
juist is.
Een van deze critici, mademoiselle Céline
Lhotte, schrijft in het blad „l'Aube" ongeveer
het volgende:
„Laten we eens aannemen, dat het ernstige
publiek en de eerlijke pers om beurten een film
prijzen, waarvan hieronder een karakteristiek
volgt:
Een rijke dame beloont de ernstige studie
van haar dochter door haai mee te nemen
naar een mode-dancing en geeft zich onder
haar oogen over aan buitensporigheden om
tenslotte het kind te verlaten en er vandoor
te gaan met een mondain danseur....
Een rijke huisvader van een groot gezin gaat
zich te buiten aan cocktails, die even duur als
schadelijk zijn, en laat zijn kinderen over aan
de zorgen van een gouvernante, om zich zelf
over te geven aan ontelbare orgiën in zijn
sompteuze vertrekken
Een knaap wordt in een internaat onderge
bracht onder een valschen naam, omdat zijn
vader, een groot-kapitalist, tijdelijk onder wa
ter blijft....
Enz. enzuitspattingen, cynisme
En stel u voor, dat men schouwspelen als
deze over onze bourgeoisie met applaus zou
begroeten, hoeveel protesten zouden er niet
rijzen omdat de Fransche familie hier bedrieg
lijk wordt voorgesteld. En toch heeft men ons
willen verzekeren, dat deze familie bestaat uit
menschen van een slechten levenswandel,
dronkaards, analphabeten en luiaards. Dit
schouwspel heette „La Maternelle". En niemand
heeft geprotesteerd, vermoedelijk omdat het
hier gaat over een volksch milieu
Zooals men riet: de verontwaardiging in het
Katholieke Parijsche blad is niet gering en de
Nederlandsehe bioscoopbezoeker, die dit leest,
krijgt onwillekeurig de veronderstelling opge
drongen, dat al dat verschrikkelijks dan wel te
zien zal zijn in de oorspronkelijke samenstelling
van de film en voornamelijk in die deelen, die
in de samenstelling, in Nederland vertoond, niet
aanwezig zijn.
Welnu, wij hebben de origineele film gezien
en kunnen met den besten wil niet inzien, waar
deze Fransche verontwaardiging vandaan moet
komen. Het is waar, dat in de film een vrouw
voorkomt, die haar dochtertje verlaat en er met
een kerel vandoor gaat, zoodat het kind ver
loren zou zijn, wanneer daar niet La Mater
nelle was om haar op te vangen. De gecou
peerde episode uit de film bevat inderdaad een
bezoek van deze vrouw aan een volksdancing,
waar zij het met een man aanlegt, tot deze
man door het opgejaagde kind wordt weg
gekeken. Deze episode echter werd uit de film
verwijderd en de verwijdering doet de film
waarlijk geen kwaad, omdat de scène wat ver
de aandacht wegtrekt van de bewaarschool en
in verband met de aanwezigheid van het kind
wat cru aandoet. Maar dit is dan ook alles en
nu zullen we moeten zoeken naar de motieven
voor het protest van „l'Aube".
Het blad vraagt zich af hoeveel protesten
zouden gerezen zijn, wanneer deze film onder
dezelfde omstandigheden in een bourgeois
milieu zou gespeeld hebben. Het had zelf daar
op het antwoord kunnen geven: geen enkel ver
moedelijk. Er zijn heel wat Fransche films, die
in hoogere kringen spelen en een zedenverwil
dering daarvan ophangen, die in rond-Hol-
landsch „bij de beesten af" genoemd moet
worden, nJ. in die stupide Fransche vaudevil
les, en die, èls ze protesten ontmoeten, alleen
om hun immoraliteit en niet om hun bedrieg
lijke voorlichting van de Fransche familie
worden afgekeurd. Moeten we hieruit nu af
leiden, dat men door niet te protesteeren. toe
geeft, dat deze schildering juist is?
En wat het volksdeel betreft: is het dan niet
De rest bespaar ik oew. Amico, deuzen mensch
was verstompt tusschen vier-om-fc-dubbeltje
(hij had 'n sigarenzaak) en 't natellen van de
laai, as iedereen weer sliep.
Had ie maar één boomke veur z'nen winkel
g'ad, inplak van asphalt, dan was 't aanders
mee 'm geloopen.
De kearel hee jaren „gezeten" tusschen vier
muren van sigarenkistjes en is op 't lest toch
nog erm, na veul eenzaamheid, gestorven.
Waant z'n harsens waren verdord m 't ta-
baksstof en hij kost z'n verdiende centjes dus
nie bij mekaar houen.
Kerstmis, Oud- en Nuuw, Paasch, Pinkster,
mzoovoorts, bestond nie veur hum. Waant hij
had ginnen.... „kalender" van Onzenlieven-
heer. Zijn jaren bestonden uit 364 keer de laai
natellen, na 20 uren vier-om-'n-dubbeltje.
't Is d'n buiten, desnoods eenen boom, die
d'n mensch brengen mot iOt diepere, tot
schoone gedachten, die de wondere harsenpan
wèèrdig zijn.
D'n buiten, de lochten, de veugelen, de bos-
schen vertellen mijn van Paasch, Pinkster, van
Nie 't rooie cijfer op d'n pampieren scheur-
kalender.
As ik daar op aangewezen was, 't gong mee
mijn misschien krek, as mee dieën sigarenpin.
Heel 't jaar op asphalt en hogstens ééns in
't jaar veertien dagen naar 'n Zwitsersch
„kijkspul", da wordt de Schepping dan veur
'nen verdorden mensch, daarvan leert 'nen
mensch nie leven en nie.... bidden.
Zo'nen mensch is 'nen gevangene, al staat-ie
op 'n gegeven moment boven op 'nen Alp.
Maar 'k ben aardig van m'n chapiterke ge
sukkeld.
'k Wouw gezeed hebben, as ik Zondagmergen
de klink van m'n deur omgegooid had en in
d'n notenlèèr keek, dan viel m'n pepke uit
m'nen mond.
'Nen groenen sluier was pver 'm gevallen. En
De twee hoofdpersonen uit ,fLa Maternelle"
waar, dat ook daar slechte moeders en drin
kende vaders mogelijk zijn, zoowel in Frankrijk
als elders. En wil dit van den anderen kant
zeggen, dat de film „La Maternelle" één plei
dooi is tegen de slechtheid van de volksklasse
We hebben altijd onzen mond vol over de ver
heffing van de verdrukten, de veriatenen, de
paria's. Waarom verheffing, als „l'Aube" gelijk
zou hebben en er dus geen vuiltje aan de lucht
zou zijn.
Wanneer een communistische krant naar
aanleiding van deze film zou uitroepen: „Zie
daar nu de gevolgen van de verdrukking door
de bezittende klassen", we zouden luidkeels pro
testeeren tegen dezen kreet, die niet eens hee-
lemaal ongemotiveerd is en nu komt een Ka
tholiek blad betoogen, dat de film „La Mater
nelle" de armen neerhaalt.
Dit is niet waar! Dit is een bekrompen voor
stelling van zaken en met evenveel succes zou
men kunnen wijzen op den charitatieven inslag
in de film, die bovendien hoofdmotief is en
waartoe de andere elementen slechts een aan
leiding zijn. Zou men van Katholieke rijde cri
tiek op deze film willen geven, dan zou die
critiek uitsluitend kunnen gericht zijn op een
ontbreken van hoogere, bovennatuurlijke motie
ven, die een film als deze ongetwijfeld op een
hooger plan zouden hebben gebracht, maar die
voor den geest van de film niet geheel onmis
baar zijn, zoolang men de menschelijkheid der
handeling onaangetast laat en dit hééft men
gedaan.
De film wordt dus allerminst beheerscht door
de bijkomstige intrigue, die „l'Aube" aanhaalt,
maar bovendien werden die bijkomstigheden
zeer overdreven voorgesteld. Wij hebben b.v.
weinig gemerkt van de talrijke orgiën, waar
over het blad spreekt, noch van uitspattingen
of cynisme. Wel hebben wij in de film aange
troffen een warme deelneming met de verwaar
loosde jeugd, wier bestaan helaas waarheid is,
en daarom kunnen wij volwassenen, met name
ouders, rustig blijven aansporen om deze film
te gaan zien.
Dbg.
Nummer 4 van dezen jaargang opent met
een levensbeschrijving van Walt Disney
door hem zelf. Zooals men weet is Dis
ney de schepper van Mickey Mouse en van de
fraaie gekleurde teekenfilm, waarvan hij zelf
„Three little Pigs" als zijn beste film be
schouwt. Een karakteristiek van de tee
kenfilm bevat dit levensverhaal niet en dit zou
juist van de hand van Disney interessant heb
ben kunnen zijn. Een tweede artikel is van F.
Howard en beschrijft Anna Sten in haar
nieuwe rol van „Nana" naar Zola's roman. Het
artikel, dat te groote waarde hecht aan een
ster ais Anna Sten, bepaalt zich tot een op
somming van Sten's rollen en de mededeeling
dat zij op dit oogenblik de duurste ster van
Hollywood is, een mededeeling. die eer veront
rustend dan belovend is. De film zelf wordt
in enkele regels besproken, Nana daarentegen
in een viertal sensatie-foto's afgebeeld.
Interessanter, principieeler ook is een be
schouwing van dr. Arnold Walter over de mu
ziekfilm, waarin schrijver betoogt, dat we spoe
dig noodig hebben geen muziek tout-court,
maar filmmuziek.
Arthur Bang vertelt een en ander over het
filmen van wintersporten.
Volgt een door de redactie genoemde „anec-
dotische" bijdrage van K. J. Hac Cord een
filmmonteur uit Hollywood, die c,m. „Golddig-
gers" monteerde en die interessant, hier en
daar cynisch vertelt over zijn ervaringen.
Het artikel is verlucht door drie
pagina's met revue-girls, die meer en
meer de versiering van „Filmliga" gaan uit
maken en bedenkelijk in tegenspraak zijn met
oudere jaargangen van het blad.
M. S. Santcroos draagt fragmenten bij van
een geluidsfilmscenario „Europa stempelt".
Henrik Scholte bespreekt een reeks émeri-
kaansche films, waarvan hij voornamelijk de
nieuwe Wamerfilm „The world changes" prijst.
Hans Richter vertelt over een „collectief ex
periment" in Londen en J. Cappon vervolgt rijn
verhaal over de expeditie der Johnsons op
Borneo.
LEIDEN. Geslaagd de dames C. G. Grosjean
en N. Hoedemaker.
as ik zeg „groen", dan zeg ik da maar bij
gebrek aan 'n gepast woord veur die wondere
tint, die één sprankeling van prille nuuwheid
was, deurschijnend en fel as 'n n. sn bran
dende kèèrskens. In éenen nacht was de Lente
opengegaan in dieën steenouwen boom.
Al z'n knopkes had ie losgelaten; daar, daar
wees mijnen „kalender".... de zomer gaat be
ginnen!
En as ik op den weg kwam, dan waasde levers
dezelfde groene neveling deur al t gebomte en
struikgewas.
Amico, ge kunt maar haalvelings beseffen
hoe schoon 't op d'n buiten is.
Ulvenhout is nöuw op z'n Paaschbest!
't Schoone Veurjaar, 't malsche tij da klatert
in m'n zielement.
't Nuuwe, wemelende licht poeiert as gouwen
strooisel uit de pure blaauwe lochten, die strak
gespannen staan, achter 't bottende hout van
poppelieren, linden en eiken.
En heel, heel uit de verte, zoo d'--> wel, as
d'n horizont, daar komt uit lila-kleuren aan
gedreven iets feestelijks van deuzen tijd en da
mot Pinkster worren. 't Zit al in d'n violetten
kim as 't avond wordt, 't Hangt al in 't eiken-
groen van onze ouwe dreven, lijk t rooie ka-
lendercijfer, da deur de blaaikes henen
schijnt.
Amico, 'k gaai d'r maar afscheien.
'k Mot nog 's efkens, veur de zon heelegaar
verzonken is, daar achter 't mastengroen, ef
kens m'n pepke gaan leegrooken in de eiken-
dreef, op „mijn" bankske, waar in deuzen
tijd zoow gèren zitten mag, alleen mee....
Da's privé.
Maar 'k mot toch efkens, zoow maar mee
m'n pepke, gaan daanken veur deuzen schoo-
nen dag.
Dus tot de noste week.
Veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewep toet a voe
Dré