Een groot sociaal werker
'Jid wdiaal van den dag
Nu 10 voor 10 Jill
HILLE'S
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
CARL SONNENSCHEIN
Bilt
kreeg
gelijks
VOORUIT
V
AUeabonné's ongevallen^ verae'ker^voo/^S^der volgende uitkeerinfen f3000. m verlies van boeide armen, beide beenen of beide oogen T 4DU.- dóodelijken afloop
f250.-
Het Geheim van
het open Raam
MAANDAG 23 APRIL 1934
De apostel van het Berlijn van jam
mer en ellende is het beste te
kennen uit kleine trekken
en anecdoten
Zijn naam paste bij
heel zijn wezen
Nieuwe geneeskrachtige
bronnen
De Spaansche republiek
43 Ministers in drie jaar
Bijzondere ziektever
schijnselen
Luchtbrandweer -in
Canada
MOORDENAAR TERECHT
GESTELD
A
sprVaTbyna"een j Het kaartje
leelijk woord uit.
Korte berichten
INDISCHE POSTVLUCHTEN
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal door
ANTHONIE GILBERT
Carl Sonnenschein, de groote sociale werker,
de vader en vriend der studenten, na den
oorlog de apostel van het Berlijn van
jammer en ellende, is het beste te kennen uit
kleine trekken, anecdoten, kleinigheden. Kleine
trekken geven veelal bliksemlicht en karakteri-
seeren iemand dikwijls beter dan de schoonste
biografie.
Iedereen, die ooit met den doctor samenkwam,
kan wel een trekje van hem vertellen. Br was
niets alledaagsch aan hem. Sonnenschein
zijn naam paste bij heel zijn wezen. Als jong
theoloog was hij altijd vroolijk. Pas later kreeg
hij een weemoedigen lach om z'n mond. In zijn
Studententijd bezongen hem zijn vrienden al.
Was macht am Rhein das Leben fein?
Das tut allein der Sonnenschein!
Wer leihet Glanz dem Wellentanz,
lm Abendschein am grünen Rhein?
Das tut allein der Sonnenschein!
Wer zeugt den Drang zum rhein'schen Sang;
Wer Sorg' und Pein bannt weit vom Rhein?
Dat tut allein der Sonnenschein!
Zijn pastoor in Elberfeld zeide van hem:
„Wanneer ik mijn kapelaan Sonnenschein
midden in den nacht zou wekken en hem zeg
gen: Kapelaan, hier is een zak met 100 pond
brood voor een arme familie, die een uur ver
Woont, hij zou direct opstaan en gaan."
Zijn overheid gaf hem eens een wenk, inten
siever de nationale economie en de sociale kwes
tie te bestudeeren. Vier weken was hij aan t
werk, dan was 't weer uit.
„Ik heb absoluut een slaaf noodig, die voor
mij die dikke boeken leest en mij de quintes-
sens vertelt."
Zijn trouwe secretaris was voor hem een le
vend universeel informatiebureau. Hij moest
overal antwoord op kunnen geven, bijvoorbeeld
op deze vraag: „Zeg eens, zeg ik tegen meneer
N. jij of u?" Wanneer Sonnenschein op reis ging,
moest de secretaris altijd aan den trein zijn,
ook midden in den nacht, om voor het spoor
kaartje te zorgen. Kwam hij een keer iets te
laat, dan zeide Sonnenschein: „Betaal voor mij
aan conducteur 10 van lijn 3 twintig penningen
en aan de juffrouw van loket 4 mijn kaartje."
Iedereen kende den doctor en leende hem
graag.
Sonnenschein kon den sneltren verzuimen, als
hij een kind met bloemen tegen kwam, dan
Stond hij maar te praten. Op 'n keer gebeurde
dit weer en moest hij inplaats van met den snel
trein zeventien uren lang met den boemeltrein
rijden. En hij zeide later: „Als je weten wil, wat
het vagevuur beteekent, rijd dan zeventien uur
met den boemeltrein."
Een paar minuten vóór hij naar den trein
moest nam hij een boek uit de bibliotheek, waar
in het thema van een te houden rede voor
kwam. Hij bladerde er wat in hij hoefde een
boek maar te „beruiken" en hield dan later
de schitterendste redevoering. Hij sprak eens er
gens over zijn lievelingsthema: den nood der
groote steden. Voor hem sprak een ander. Tij
dens diens rede kwam de doctor de zaal binnen,
ging in een hoekje zitten en viel dadelijk in
slaap. Het applaus wekte hem. Direct besteeg
hij het podium, begon een beetje verslapen,
maar na een paar minuten schiep hij woord
formaties en grootsteedsche panorama's van
pakkende realiteit. De Gothiek kon hem tot het
grootste enthousiasme brengen, maar even groot
was zijn bewondering voor vliegtuigen, auto's en
technische prestaties op ieder gebied. Dit al
les behandelde hij op bewonderenswaardige wij
ze in zijn redevoeringen. Zoo kon hij bijvoor
beeld beginnen met iets uit een groote stad om
langzaam zijn auditorium te voeren naar den in
tocht van Christus in Jerusalem.
Om tijd te sparen, maakte hij bij zijn bezoe
ken bijna altijd gebruik van auto's. Zijn eerste
woorden aan zijn gastheeren waren stereotiep:
„Och weest u zoo vriendelijk, de chauffeur staat
beneden nog te wachten."
Hij kreeg eens een nieuwen toog, omdat de
zijne hopeloos versleten en groen was. Na een
paar dagen zat hij weer in zijn ouden toog.
„Ik heb den nieuwen aan 'n armen confrater
gegeven, die hem meer noodig had dan ik." Al
les wat hij voor „persoonlijk gebruik" kreeg, gaf
hij weg. Tot op zijn sterfbed toe. Kostelijk was
zijn onuitputtelijke kast met allerlei eetwaren.
Iedere hongerige en hoevelen waren het niet!
kreeg iets te eten. Soms liep hij zonder hoed.
Weggegeven. En het is gebeurd, dat een arme
man hem op straat aansprak: „Eerwaarde,
heeft u niet een paar schoenen voor mij?" Son
nenschein bukte, 'n Oogenblik daar heb je
de mijne!" En vokvreugde ging hij op zijn kou
sen naar huis over het Berlijnsche asfalt.
Sonnenschein overviel graag menschen, die
in goeden doen verkeerden, met een telefoontje:
„Vanavond kom ik met een paar vrienden bij
u eten.{ Als hij dan zoo'n „eten" in vooruitzicht
had, noodigde hij allen, die in hun nood op zijn
bureau kwamen, uit, om mee te gaan. „Heb je
voor vanavond al wat te eten?" „Neen".
„Kom dan vanavond daar of daar, dan kan
je mee-eten. Breng ook maar 'n paar bekenden
mede!" En dan kwamen er 's avonds 'n 3050
man. Groote verlegenheid dan meestal bij de
vrouw des huizes. Wegens tekort aan stoelen en
servies. Sonnenschein vond zulk een „verlegen
heid" bespottelijk. „Dan wordt er in afdeelingen
gegeten!"
Mondaine samenkomsten wist hij altijd uit te
buiten ten gunste van zijn beweging. Hij had
eens dringend 500 mark noodig. „Halt", riep
hij, „Mevrouw X kan uit de hand lezen. Wie
wil zijn toekomst weten?"
Natuurlijk allen. Daar het gezelschap be
stond uit louter vermogende dames hadden
ze allemaal bontmantels. Tijdens het handle
zen stond Sonnenschein er by met den bontman
tel van degene, die aan de beurt was, over den
arm. Van iedere dame verlangde hü 50 Mark
voor het bewaren van den bontmantel. In kor
ten tijd had hü zevenhonderd mark by een.
Zoo was Sonnenschein.
de automobilist voelde
duidelijk, dat het regen
de. Maar een ander
dacht, dat hij linksafwilde.
Direct daarop werd zijn
auto zoodoende zwaar
beschadigd. Houdt Uw
hand in bedwang:
Onlangs zyn opnieuw een tweetal genees
krachtige bronnen in Boven-Oostenrijk ont
dekt. Te Weinberg, in de nabijheid van de stad
Eferding, werden op grond der mededeelingen
van een „Rutenganger" in verband met een
bron-boring kort achtereen twee bronnen ge
vonden. Uit de wetenschappelijke analyse bleek,
dat de eerste der beide bronnen een sulfatische
vitriool-bron genoemd kan worden en wat de
gewichtsmenigte ijzer betreft onder de sterkere
y'zer-wateren kan worden gerangschikt. Daar
volgens de tegenwoordige meeningen het ijzer
gehalte de bioedbereidende organen beïn
vloed, is de uitbuiting van deze bron, van het
balneologisch standpunt bezien, ongetwijfeld
aan te bevelen. Merkwaardig is het, dat deze
bron de eenige vitriool-bron van Oostenrijk is
en de meeste overeenkomst heeft met de
„Schwachquelle" van Levico in Italië en de
„Trinkquelle" van Moskou in Silezië.
De tweede bron kan als hydocarbonaat en
kalkhoudende bron met sporen van yzer-ionen
worden aangeduid. Zulke wateren worden van
oudsher gaarne gebruikt voor drinkkurer. en
baden, welke een prikkeling van het zenuwstel
sel veroorzaken.
De aanleg in Weinberg is natuurlijk pas aan
het ontstaan. Maar, wanneer ovej kort of lang
het geregeld kuurbedryf wordt aangevangen,
dan zullen ook de bronnen van Weinberg ir. de
ry van Oostenrijks „Jungbrunnen" de plaats
innemen, welke hun toekomt.
In de drie jaar van haar bestaan heeft de
Spaansche republiek niet minder dan 43 mi
nisters gehad, die afgetreden zyn en nu levens
lang pensioen genieten.
Zelfs als een minister slechts een uur in
functie geweest is, krygt hij toch pensioen, dat
10.000 pesetas per jaar bedraagt.
Senor Largo Caballero, wiens heftig optreden
hem de bijnaam van Spanje's Lenin bezorgd
heeft, ontvangt behalve het minister-pensioen
ook nog 12.000 pesetas pensioen als afgevaar
digde.
Geneesheeren te Philadelphia stellen alles in
het werk om een zevenjarig jongetje Benny
Hendricks genaamd, uit Wilkes-Barre in Penn-
sylvanië, die aan een ongewone ziekte lydt, in
het leven te behouden. De ziekte „myostitis
ossofica" kenmerkt zich doordat het lichaam
langzamerhand versteend.
Hoewel de kans, dat de jongen genezen zal,
gering is, bevindtzich, eveneens in Pennsylva-
nië, een man van 68 jaar, die dertig jaar ge
leden aan dezelfde ziekte geleden heeft. Deze
man kan de lippen slechts een weinig bewegen
en wat geluid voortbrengen. Zyn huid is geheel
normaal, doch zijn vleesch is zoo hard als een
steen. Hij eet regelmatig en is opgeruimd.
Een andere ïyder aqn dezelfde ziekte is Roy
Bard, een man van 50 jaar, vroeger monteur
by de telefoon, die 25 jaar terug door deze ge
vreesde ziekte is aangetast. Hoewel hij ge
dwongen is steeds languit te biyven jiggen,
lydt hy geen pijn, terwijl ook zijn voornaamste
inwendige organen geheel normaal function-
neeren.
£j|iiiiiiiiimiiiimiiii
II1IIIIIIIIIIIUIIIIIIII'-
I Nu het voorjaar wat op dreef is
i En de hoornen het weer doen
I Met hun mooie, zachte kleuren i
i Van het eerste, nieuwe groen,
Onderwijl de bollen bloeien
En de bloesem ons verrukt,
Afgezien nog van de vruchten,
Die men later daarvan plukt,
En men nu. ook onze daden
I Met een lente-oog beziet,
1 Zit er in het schilderijtje
Van het leven coloriet!
Want als steeds: natura docet;
De natuur geeft hier ook aan,
Welken weg het heele menschdom
Ter verbeet'ring heeft te gaan!
1 Laat de oude zorgen verre,
Wat geweest is, is voorbij.
I Steek gemoed en ook uw plannen
In een zonnige kleedij.
I Nieuw gewaagd en frisch begonnen,
Hart en krachten nauw vereend:
I En Gods zegen brengt den wasdom,
I Vaak veel vlugger dan ge meent!
MARTIN BERDEN
I fNadruk verboden)
?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii:
Daar in Noord-Amerika en Canada des zomers
geweldige bosch- en heidebranden bijna dage
lijks voorkomen en de afstanden zoo groot zijn,
dat de branden zich te sterk kunnen uitbreiden,
alvorens de brandweer ter plaatse kan zyn, is
men in den Canadeeschen staat Manitoba ertoe
gekomen een vliegende brandweer te organisee-
ren. Men heeft nu acht brandweer-vliegtuigen,
welke midden in de bosschen zyn gestacion-
neerd. Bovendien zyn uitkijktorens gebouwd van
25 meter hoogte, welke dag en nacht door
eenige manschappen zijn bezet. Zy liggen op
een afstand van 50 K.M. van elkaar verwijderd.
Op iederen toren zijn postduiven, die, zoodra
brand wordt opgemerkt, met nauwkeurige ge
gevens naar het vliegtuigstation worden uitge
zonden. Hoewel deze apparatuur uitstekend
werkt, komt het nog voor, dat nu en dan een
wekenlange brand woedt.
BELGRADO, 21 April. Zaterdagavond is de ter
dood veroordeelde landarbeider Franz Zrinski,
die het vorige jaar uit politieke motieven mi
nister iNeudörfer had doodgeschoten, terecht
gesteld.
Nicoaemus Duiveplat boog zich voor het
laatst uit 't raampje, om zyn betere helft
goeden dag te kussen en de zooveelste
vermaning in ontvangst te nemen, toch vooral
voorzichtig te wezen.
„Heb-ie je kaartje," riep ze hem nog toe,
teen de trein zich al in beweging zette, en
Nicodemus antwoordde: „In orde hoor!"
Hy wuifde haar na met een schoonen zak
doek, een traan in het oog. Het was wel geen
afscheid voor eeuwen, maar ApeldoornAm
sterdam is toch een heel stuk, vooral voor
iemand die byna nooit reist. Nicodemus wuifde
zelfs nog toen de trein alweer door de Veluw-
sche prairiën raasde. Eerst toen haalde hy de
halfverlamde hand binnen, stak den schoonen
zakdoek met twee tranen in den zak en sloot
het raampje.
„Goeien dag," zei hij, alsof hy juist was bin
nengekomen. „Weertje, niet?" Zyn mederei
ziger beantwoordde zijn groet niet. Nicodemus
zocht een goed plaatsje uit voor zijn geweldig
regenscherm, een dito voor zijn bolhoedje, ver
legde hetzelve nog eens en ging toen met een
tevreden „hè-hè" eindelijk zitten. Een bedui
meld sigarenzakje kwam nu te voorschijn en
met een krachtig gebaar werd een zwarte
sigaar ontpunt. Helaas, de altyd zoo preciese
Nicodemus had geen lucifers. Hy besloot dus
zijn zwijgzamen medereiziger om vuur te vra
gen.
„Neem me niet kwalijk," begon hy, met twee
vingers even de plaats beroerend waar in ge
wone omstandigheden een of ander hoofddek
sel huisde, „kunt u my soms aan 'n beetje
vuur helpen, meneer?"
Er kwam een rood hoofd boven het krantje
uit, een ongelooflyk kaal en rood hoofd,, dat
plotseling naar voren schoot.
„Wasseitu," kwam de bezitter van het roode
hoofd.
Nicodemus, die geen talen kende, vroeg:
„Wat zee u?"
„Zeggu?" kwam de ander een beetje kregelig.
„Of u me aan een beetje vuur kunt helpen,"
herhaalde Nicodemus.
„'n Uur behelpen....Ja, ik ben een
beetje doof aan één oor, niet u. Wat zee u
„O," kwam Nicodemus en poetste zyn brille-
glazen schoon, „da's lastig."
„Zeggu?"
„Dat 't lastig is: ik heb óók 'n tante, die
„U zegt?" coupeerde de ander. En Nicode
mus probeerde hem uit te leggen dat hij
Nicodemus een tante had, die stokdoof ge
weest was en die „vin-u 't niet wonderbaar
lijk?" weer heelemaal genezen was door een
„waterdokter". De slechthooreende vond het
machtig interessant, maar dat was ook alles.
Hy dook weer in zyn krantje en liet Nicode
mus Nicodemus. Diens brilleglazen waren nu
schoon, maar hij had nog geen vuur. Nicode
mus waagde zich echter niet meer aan een
gesprek; hy staarde maar naar buiten en dom
melde af en toe in, waarbij de vuurlooze sigaar
tot tweemaal toe het hazenpad koos. Het was
'n heele zit tot Amsterdam en het was warm
in den wagen. Nicodemus was zooals reeds
En zóó voedzaam, zóó smake
lijk, zóó lichtverteerbaar en zóó bros
is er géén!
FABRIEKEN TE ZAAJSDAM BESCHUIT
Oom Sidney moest my den volgenden
dag wakker schudden toen het tijd was om te
ontbyten en weer te vertrekken. Om 9 uur za
ten we weer in onze stuurstoelen. We vlogen nog
een paar kilometer in Westelijke richting en ko
zen daarna zee. 'k Vond het eerst wel wat grie
zelig. Er moest ons eens een ongeluk overkomen.
Stel je voor dat er iets aan den motor ging ha
peren. 'k Zag al spoedig niets meer van de kust
en zoover ik kon zien was alles water. Oom Sid
ney zag dat -k wat bang was en vandaar waar-
schijnlyk, dat hij besloot te stijgen tot boven de
wolken, zoodat ik van het water niets meer zag.
maar als betooverd was door het schitterend ta
fereel, de stralende zon, die de wolken als goud
deed glanzen.
Hoe lang we gevlogen hadden weet ik niet. Ik
had den stuurstoel even verlaten om in de cabine
een broodje op te peuzelen, toen ik voelde dat
het toestel snel daalde. Het eerste waaraan ik
dacht was aan een defect. Zouden we in zee
storten? Ik stormde naar de cockpit, waar ik
oom Sidney echter rustig, met het kalmste ge
zicht aantrof. Dit stelde my gerust, en toen ik
rondkeek zag ik, dat wy weer door de wolken
waren heengedoken en de kust van "pan ie in
zicht kwam. Langs de kust vlogen we verder
met aan den eenen kant zee en aan den anderen
kant het randgebergte, welks toppen in de wol
ken verdwenen. By Barcelona werd koers ge
zet naar het Westen. Beneden me zag k een
spoorlyn, die zich langs de oever van een rivier
slingerde. Na twee uur bereikten we het Jalon-
dal, dat wy, naar 't Zuiden koersend, volgden,
waarna we tegen vyf uur in den middag tonder
ongelukken de prachtstad Madrid bereikten,
waar we dien nacht zouden blijven.
Logies was spoedig gevonden. We kregen on
derdak in een der hotels aan een groot stads
plein en na een stevigen maaltyd gingen we
spoedig ter ruste, want het zou weer vroeg dag
zyn. Omstreeks twee uur in den nacht werd ik
verschrikt wakker. Ik hoorde buiten hevige
angstkreten en ook schoten. Ik sprong uit bed
en vloog naar 't raam. Drommen menschen be
wogen zich op het plein en daartusschen zag ik
politie met blanke sabel en soldaten met 't ge
weer aan den schouder.
Ik hoorde dat ook oom Sidney door het ru
moer wakker was geworden. Hy had zyn kamer
naast die van myen veinige oogenblikken later
kwam hij myn kamer inhollen. „t Is opstand
hier Bok, er is revolutie uitgebroken. Men loopt
met roode vlaggen te demonstreeren en er vloeit
bloed. We moeten voorzichtig zyn, want als er
met bommen gewerkt wordt, zijn we hier lang
niet veilig, 't Beste is, dat wy zoo spoedig we
kunnen het hotel verlaten en naar 't vliegveld
gaan. Om vyf uur zouden we toch vertrekken.
opgemerkt niet gewend te reizen. Hy dutte
dan ook weldra heelemaal in.
Toen de trein het station Amersfoort bin
nenreed, werd Nicodemus met een schok wak
ker. Hij knipperde even met de oogen en het
duurde wel een halve minuut voordat hy zich
bewust werd dat hij zich in een trein bevond.
Zyn medereiziger was echter verdwenen. In
tuïtief tastte Nicodemus naar zijn vestzakje,
waarin hy zijn spoorkaartje had gestoken.
Het kaartjewas verdwenen. Het bloed
vloog hem na deze ontdekking naar 't hoofd.
Zenuwachtig zocht' hij in al zyn vestzakken,
in zyn portemonnaie, in z'n broekzakken
maar het kaartje was nergens te vinden....
De verdenking viel natuurlyk direct op zijn
medereiziger, die op dat oogenblik juist weer
binnen kwam. Nicodemus besjoot voorloopig
nog niets te zeggen. Zoo'n leelijke dief, dacht
hij. En die doofheid was natuurlijk ook maar
voorgewend. Echt geraffineerd, om je doof te
te houden en teikens naar den spres-er over te
buigen, quasi om beter te kunnen hooren. maar
in werkelijkheid om je slachtoffer beter te
kunnen bestelen. Alsof er niets gebeurd was,
ging de man met het roode hoofd op zijn
beurt zitten dutten. Nicodemus kon f niet
bevatten zoo'n sterk staaltje brutaliteit had
hij nog nooit meegemaakt
Hij staarde den slapende steeds meer aan,
nam hem van de
voeten tot het
hoofd op, vice l
Want uit 's mans
linkervestzak
gluurde het spoorkaartje!!!
Kalm aan nu, Nicodemus beheersch je!
Houd je nu heel stil en wacht tot je zeker
weet dat de kerel slaapt. Dan neem je je
schaartje je vingers zyn veel te dik en
heel voorzichtig, o zoo voorzichtig, pak je het
kaartje daarmee vast. Zóó juist! Nu heel
langzaam trekken. Pas od, hij verroert zich!
Neen, kalm maar hy slaapt nog. Lang
zaamjajavoorzichtig nu!
juist.... jajaGoed zoo, Nicodemus,
je zoudt het werkelijk nog ver kunnen bren
gen in het zakkenrqllersgilde Zie zoo jy
hebt je kaartje terug. En nu neem je je hoed
en parapluiesssst! en ga je op de
teenen den corridor in
Aldus deed onze Nicodemus, maar toen hij
den coupé verlaten wilde, bedacht hij zich. Hij
bekeek het kaartje eens en ging weer zitten.
Waarom zou hij eigenlyk vluchten? Hij zette
zich dus weer in het hoekje, hield het kaartje
in de hand, stak die hand in den broekzak
en sloot de oogen.
Hy hield zich slapende, maar was in werke
lijkheid klaar wakker.
Zoo bereikte men ten slotte Amsterdam. Er
gebeurde niets byzonders en de beide reizigers
stapten na een vormelyken groet uit, om zich
weldra te verliezen in de brouhaha van het
groote station. Nicodemus voelde zich 'n heelen
Piet, toen hy aan de controle zyn kaartje af
gaf en stapte met een glimlach om de lippen
op lijn elf, op weg naar tante Anna.
„....En zoo ziet u, tante, hoe de bedrieger
tenslotte bedrogen werd." Zoo beëindigde Ni
codemus zijn verhaal. Maar midden in den
lach betrok zijn gezicht zyn lach verstarde.
Uit den buitenzak van zyn demi kwam een
pakje Deventer koek voor tante te voor
schijn. Maar en dkt was juist het ijselijke
tusschen touwtje en papier zat een kaart
derde klasse ApeldoornAmsterdam
Aan de TurkschSyrische grens is een ben
de van 48 smokkelaars met 30 paarden aan
gehouden, die koopwaar ter waarde van een
half millioen Turksche ponden vervoerden. In
een gevecht met de grenswachten zijn vyf
smokkelaars gedood.
In een buitengewone zitting van den acade-
mischen senaat der Duitsche universiteit te
Praag is geprotesteerd tegen het overnemen van
het beheer van het Carolinum, den zetel van
de juridische faculteit dezer universiteit, door
de Tsjechische universiteit.
De heer Pentener van Vlissingen, voorzitter
van de Internationale Kamer van Koophandel,
brengt a.s. Woensdag te Berlyn een bezoek aan
de Duitsche afdeeling dezer instelling.
De Cubaansche regeering neemt bijzondere
maatregelen om op 1 Mei a.s. te verwachten
onlusten te voorkomen. In het fort Canada?
worden politie-oefeningen gehouden in het ge
bruik van traangas, en men zal een bijzondere
waakzaamheid aan den dag leggen tegen hi
werpen van bommen.
De „Pelikaan" is op de uitreis te Singapore
aangekomen.
De „Oehoe" is op de uitreis te Cairo aan
gekomen en de „Snip" op de thuisreis te Jod-
phur.
tot werken door f *7Cfi
n of beide oogen#
bij een ongeval met
bij verlies van een hand f 1 OC
een voet of een oog# A
oij verlies van een f Cfï by een breuk van Af\ by verlies'
duim of wijsvinger c#t/«*been of arm# anderen vinger
igevanen verzcikciu. vuur ccu uot - - w-
Deze kamer zag er even ordelijk uit als zij
zelf. Ofschoon het reeds heel wat later was,
dan het uur, waarop zij gewend was te ver
trekken, ging ze toch voor haar machine zit
ten, die op een tafel bij het venster stond, dat
over het zijpad van den tuin uitzag en begon
ze de gevraagde lyst der te verzenden boe
ken op te maken. Het werk vroeg een buiten
gewone aandacht en vhjt. En toch zou iemand,
die haar oplettend had gadegeslagen, zooals
by voorbeeld de jonge man, die Miss Ferris bij
het Museum had zien aanbellen, den indruk
hebben gekregen, dat haar vingers al dien tyó
met verbazend gemak over de toetsen gleden,
en dat ze, ondanks de ongeloofelijke snelheid, en
het verbazend moeilyke werk, gespannen naar
iets zat te luisteren.
Ten slotte hoorde ze het geluid, waarop zy
zat te wachten. Ze verliet haar machine, ging
weer terug in de bibliotheek en knielde op de
lage vensterbank aan 't einde van de zaal, die
op de straat uitzag. De boekerij liep langs de
heele lengte van het huis, zoodat men aan het
eene einde op de straat, aan den anderen kant
op den tuin uitzag. Een jonge man betaalde
een taxi-chauffeur. Ruth Marlowe kon zyn
knap gezicht zien, den kleinen lichtblonden
snor dien hy, naar de mode van na den oor
log, kort geknipt droeg, het lenige lichaam,
de lange slanke handen en voeten. Een zwakke
genoeglijke glimlach kwam onwillekeurig om
haar lippen. Voordat hij zich had omgedraaid
en haar had kunnen zien, was ze weer ver
dwenen en zat ze weer achter haar machine.
De jongeman kwam regelrecht naar haar
kamer.
„De baas binnen?" vroeg hy, terwyl hy de
deur sloot.
„Nee, Mr. Stanton telefoneerde, dat hij kans
had gezien een origineele Bellamy, eerste uit
gave, op den kop te tikken en Sir Hector ging
er regelrecht op af, om het boek te gaan zien."
„Hm." De jonge man keek een beetje twy-
felend. „Ik hoop maar, dat het iets wordt. Dat
zou hem tenminste alvast wat vroolyk stem
men voor het vervelende nieuws, dat hy van
my te hooren krygt."
„Bedrog?" Zij keek hem heel snel en veel-
beteekenend aan.
„Neen, erger dan dat. die oude man had
het reeds verkocht. Juist een uur voordat ik
binnen kwam."
„Dat is jammer hé?"
Arthur Newnham lachte.
„Ik bewonder je bescheidenheid. Ik denk niet,
dat de baas zich tot het woord Jammer" zal
bepalen,
De man trok spottend zijn wenkbrauwen
op.
,Of hy dat kan? Of hy het doen zal? Na
tuurlyk kan en zal hy het doen. Ik vertrok
met den trein van 10.1 wat je natuurlyk zelf
reeds lang hebt vastgesteld en kwam na de
lunch op Cheam Square, waar die ouwe vogel
zich ophoudt. Ik voelde er niets voor, zyn
digestie te verstoren en hem maar kregelig te
maken," voegde hy er verklarend aan toe.
„Jy, met je ellendig plichtsgevoel, zou natuur
lijk dien idioten trein genomen hebben van
Chancelbury naar Londen van acht uur zooveel
en den schat hebben binnengehaald."
Ruth glimlachte niet. Ze sprak hem ook niet
tegen. Newnham had gelyk. Had men de zaak
aan haar overgelaten, dan zou zij met succes
zijn teruggekeerd.
Newnham haalde philosopisch zijn schouders
op.
„Er kome van wat wil; als hy van plan is,
me' weg te jagen kun je er op rekenen, dat hi)
het vanmiddag beslist zal doen. Maar je voor
beeldige yver doet me werkelijk blozen. Werk
maar rustig verder."
Hy bereikte de deur en keek om de een
of andere reden even om. Ruth zag hem met
een vreemde uitdrukking op haar gezicht na.
Toen hy dit bemerkte riep hij uit:
„Er is hier toch niets byzonders aan de
hand?"
„Ik.... weet het niet."
Het waren minder de onverwachte woorder.
op de lippen van een zoo accurate vtouw, dan
de blik. waarmede zy vergezeld gingen en de
toon waarop ze werden uitgesproken, die hem
weer deden terugtreden.
„Zeg eens, is er werkelijk iets aan de hand?"
„Ik kan je verzekeren, dat er niets gebeurd
is, maar vanmiddag ge:|hiedde er toch iéts
heel zonderlings. Je weet, hoe precies Sir
Hector is in zyn afspraken met de menschen die
hem komen bezoeken. Als het maar eenigszins
mogelijk is, scheept hy ze af met zyn secre
taris. Zelfs' menschen die zich door deze ver
nedering beleedigd zouden voelen. En er is
nooit een afspraak, of hij' laat ze my van
tevoren noteeren. En een toevallige bezoeker,
wie het ook zyn mag, zal nooit de bibliotheek
bereiken. Maar vanmiddag hoorde ik de bel
overgaan. Ik dacht, dat Slane het mij zou laten
weten, indien iemand voor hem kwam daar jy
uit was. Maar hy deed het niet. Ik bleet door
werken en dacht er niet meer aan. Maar toen
kwam er plotseling nog een bezoeker. Ik ont
ving Thornton en ik zag iets heel vreemds,
toen ik bij Sir Hector binnentrad. Hy was niet
alleen, zooals ik veronderstelde. Er was een
vrouw in de bibliotheek."
Newnham grinnikte erg brutaal.
„Wat voor soort vrouw?"
„Ik zou denken, de werkster van zijn moe
derRuth moest onwillekeurig glimlachen
toen zy ineens zyn betrokkên gezicht ont
dekte.
„Hé, vind je het niet vreemd, te moeten
veronderstellen, dat zoo'n vent ook een moedei
heeft gehad. Ik heb altyd een idee, dat hij
ineens uit een stuk teakhout is gesneden. Ik
veronderstel, dat het ook werkelyk teveel ge
vraagd is, van hem te verwachten, dat een
dame van 'een beetje naam hem zou komen
bezoeken. Maar goed, waarom al je bezorgd
heid?"
„Waarom?" antwoordde Ruth Marlowe, ge
krenkt door fe luchthartigheid, waarmede de
secretaris haar mededeelingen verwerkte.
„Komt een vrouw van een zeer eerbiedwaar-
digen leeftyd naar iemand als Sir Hector, om
zich aan te bevelen als naaister?"
Newnham lachte hardop.
„Ja, dat is wel een beetje erg doorzichtig.
Indien je het my vraagt, wat je overigens
heel zelden doet, heeft ze den ouden duivel in
haar netten verstrikt."
Ruth knikte ernstig.
„Dat is natuurlyk best mogelijk. Ik kan
moeilyk aannemen, dat een vrouw heelemaal
uit de stad hier naar toe komt, om iets te
vragen, wat ze net zoo goed per brief had
kunnen afhandelen."
„Zou ze misschien een vast baantje wil
len hebben? Denk je? Het zou me benieu
wen. Als je de dame niet zoo buitenge
woon onaantrekkelyk had voorgesteld zou ik
nog een beetje bewondering voor myn patroon
beginnen te krygen. Maar waar ben je nu
bang voor? Wat kwam die bezoekster doen?"
„Er was nog iets anders. Sir Hector stelde
mij voor en zei, dat, indien ik soms iemand
wist, die gordynen noodig had. ik niemand
beter kon aanbevelen dan Miss Ferris Daar
door scheen zy onmiddellyk van haar stuk ge
bracht, want ze vertelde, dat haar oogarts haar
gezegd had, niet meer naaiwerk op zich te
nemen dan hoogst noodig was."
„En daarom kwam ze juist om een nieuw
baantje vragen, veronderstel ik? Ja daar zit
een luchtje aan. vind je ook niet?"
„Het allergekste was, dat ze niet eens een
bril droeg, wat men onder dergelyke omstandig
heden zou verwacht hebben. Tegenwoordig
geven ze 'n kind van drie jaar al 'n bril om
de oogen te versterken. Ik zeg het je alleen
om je te waarschuwen voor het geval ze weer
eens mocht komen."
„Je bedoelt, dat ik beter deed, met haar niet
alleen in de bibliotheek te laten? Geloof je
werkelyk, dat ze in staat is om de enkele
waardevolle goede boeken te gappen?"
„Ik weet het niet. Toen zy vertrokken was
vond ik dit onder haar stoel."
Zij haalde uit haar zak een zakdoek van
witte crêpe de chine met zwarten rand er.
in een der hoeken een heel fyn borduursel.
„Een beetje te somber voor mijn smaak
merkte Newnham critisch op. „Wat heb je
overigens tegen dat ding?"
„O, huisnaaisters, die zoo hard voor den kos:
moeten werken, dragen over het algemeen nie
dergelijke dure crêpe de chine zakdoeken. I
heb een hekel aan bedriegsters."
(Wordt vervolgd)