Een groot sociaal werker 'Jid wdiaal van den dag Nu 10 voor 10 Jill HILLE'S PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND CARL SONNENSCHEIN Bilt kreeg gelijks VOORUIT V AUeabonné's ongevallen^ verae'ker^voo/^S^der volgende uitkeerinfen f3000. m verlies van boeide armen, beide beenen of beide oogen T 4DU.- dóodelijken afloop f250.- Het Geheim van het open Raam MAANDAG 23 APRIL 1934 De apostel van het Berlijn van jam mer en ellende is het beste te kennen uit kleine trekken en anecdoten Zijn naam paste bij heel zijn wezen Nieuwe geneeskrachtige bronnen De Spaansche republiek 43 Ministers in drie jaar Bijzondere ziektever schijnselen Luchtbrandweer -in Canada MOORDENAAR TERECHT GESTELD A sprVaTbyna"een j Het kaartje leelijk woord uit. Korte berichten INDISCHE POSTVLUCHTEN AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal door ANTHONIE GILBERT Carl Sonnenschein, de groote sociale werker, de vader en vriend der studenten, na den oorlog de apostel van het Berlijn van jammer en ellende, is het beste te kennen uit kleine trekken, anecdoten, kleinigheden. Kleine trekken geven veelal bliksemlicht en karakteri- seeren iemand dikwijls beter dan de schoonste biografie. Iedereen, die ooit met den doctor samenkwam, kan wel een trekje van hem vertellen. Br was niets alledaagsch aan hem. Sonnenschein zijn naam paste bij heel zijn wezen. Als jong theoloog was hij altijd vroolijk. Pas later kreeg hij een weemoedigen lach om z'n mond. In zijn Studententijd bezongen hem zijn vrienden al. Was macht am Rhein das Leben fein? Das tut allein der Sonnenschein! Wer leihet Glanz dem Wellentanz, lm Abendschein am grünen Rhein? Das tut allein der Sonnenschein! Wer zeugt den Drang zum rhein'schen Sang; Wer Sorg' und Pein bannt weit vom Rhein? Dat tut allein der Sonnenschein! Zijn pastoor in Elberfeld zeide van hem: „Wanneer ik mijn kapelaan Sonnenschein midden in den nacht zou wekken en hem zeg gen: Kapelaan, hier is een zak met 100 pond brood voor een arme familie, die een uur ver Woont, hij zou direct opstaan en gaan." Zijn overheid gaf hem eens een wenk, inten siever de nationale economie en de sociale kwes tie te bestudeeren. Vier weken was hij aan t werk, dan was 't weer uit. „Ik heb absoluut een slaaf noodig, die voor mij die dikke boeken leest en mij de quintes- sens vertelt." Zijn trouwe secretaris was voor hem een le vend universeel informatiebureau. Hij moest overal antwoord op kunnen geven, bijvoorbeeld op deze vraag: „Zeg eens, zeg ik tegen meneer N. jij of u?" Wanneer Sonnenschein op reis ging, moest de secretaris altijd aan den trein zijn, ook midden in den nacht, om voor het spoor kaartje te zorgen. Kwam hij een keer iets te laat, dan zeide Sonnenschein: „Betaal voor mij aan conducteur 10 van lijn 3 twintig penningen en aan de juffrouw van loket 4 mijn kaartje." Iedereen kende den doctor en leende hem graag. Sonnenschein kon den sneltren verzuimen, als hij een kind met bloemen tegen kwam, dan Stond hij maar te praten. Op 'n keer gebeurde dit weer en moest hij inplaats van met den snel trein zeventien uren lang met den boemeltrein rijden. En hij zeide later: „Als je weten wil, wat het vagevuur beteekent, rijd dan zeventien uur met den boemeltrein." Een paar minuten vóór hij naar den trein moest nam hij een boek uit de bibliotheek, waar in het thema van een te houden rede voor kwam. Hij bladerde er wat in hij hoefde een boek maar te „beruiken" en hield dan later de schitterendste redevoering. Hij sprak eens er gens over zijn lievelingsthema: den nood der groote steden. Voor hem sprak een ander. Tij dens diens rede kwam de doctor de zaal binnen, ging in een hoekje zitten en viel dadelijk in slaap. Het applaus wekte hem. Direct besteeg hij het podium, begon een beetje verslapen, maar na een paar minuten schiep hij woord formaties en grootsteedsche panorama's van pakkende realiteit. De Gothiek kon hem tot het grootste enthousiasme brengen, maar even groot was zijn bewondering voor vliegtuigen, auto's en technische prestaties op ieder gebied. Dit al les behandelde hij op bewonderenswaardige wij ze in zijn redevoeringen. Zoo kon hij bijvoor beeld beginnen met iets uit een groote stad om langzaam zijn auditorium te voeren naar den in tocht van Christus in Jerusalem. Om tijd te sparen, maakte hij bij zijn bezoe ken bijna altijd gebruik van auto's. Zijn eerste woorden aan zijn gastheeren waren stereotiep: „Och weest u zoo vriendelijk, de chauffeur staat beneden nog te wachten." Hij kreeg eens een nieuwen toog, omdat de zijne hopeloos versleten en groen was. Na een paar dagen zat hij weer in zijn ouden toog. „Ik heb den nieuwen aan 'n armen confrater gegeven, die hem meer noodig had dan ik." Al les wat hij voor „persoonlijk gebruik" kreeg, gaf hij weg. Tot op zijn sterfbed toe. Kostelijk was zijn onuitputtelijke kast met allerlei eetwaren. Iedere hongerige en hoevelen waren het niet! kreeg iets te eten. Soms liep hij zonder hoed. Weggegeven. En het is gebeurd, dat een arme man hem op straat aansprak: „Eerwaarde, heeft u niet een paar schoenen voor mij?" Son nenschein bukte, 'n Oogenblik daar heb je de mijne!" En vokvreugde ging hij op zijn kou sen naar huis over het Berlijnsche asfalt. Sonnenschein overviel graag menschen, die in goeden doen verkeerden, met een telefoontje: „Vanavond kom ik met een paar vrienden bij u eten.{ Als hij dan zoo'n „eten" in vooruitzicht had, noodigde hij allen, die in hun nood op zijn bureau kwamen, uit, om mee te gaan. „Heb je voor vanavond al wat te eten?" „Neen". „Kom dan vanavond daar of daar, dan kan je mee-eten. Breng ook maar 'n paar bekenden mede!" En dan kwamen er 's avonds 'n 3050 man. Groote verlegenheid dan meestal bij de vrouw des huizes. Wegens tekort aan stoelen en servies. Sonnenschein vond zulk een „verlegen heid" bespottelijk. „Dan wordt er in afdeelingen gegeten!" Mondaine samenkomsten wist hij altijd uit te buiten ten gunste van zijn beweging. Hij had eens dringend 500 mark noodig. „Halt", riep hij, „Mevrouw X kan uit de hand lezen. Wie wil zijn toekomst weten?" Natuurlijk allen. Daar het gezelschap be stond uit louter vermogende dames hadden ze allemaal bontmantels. Tijdens het handle zen stond Sonnenschein er by met den bontman tel van degene, die aan de beurt was, over den arm. Van iedere dame verlangde hü 50 Mark voor het bewaren van den bontmantel. In kor ten tijd had hü zevenhonderd mark by een. Zoo was Sonnenschein. de automobilist voelde duidelijk, dat het regen de. Maar een ander dacht, dat hij linksafwilde. Direct daarop werd zijn auto zoodoende zwaar beschadigd. Houdt Uw hand in bedwang: Onlangs zyn opnieuw een tweetal genees krachtige bronnen in Boven-Oostenrijk ont dekt. Te Weinberg, in de nabijheid van de stad Eferding, werden op grond der mededeelingen van een „Rutenganger" in verband met een bron-boring kort achtereen twee bronnen ge vonden. Uit de wetenschappelijke analyse bleek, dat de eerste der beide bronnen een sulfatische vitriool-bron genoemd kan worden en wat de gewichtsmenigte ijzer betreft onder de sterkere y'zer-wateren kan worden gerangschikt. Daar volgens de tegenwoordige meeningen het ijzer gehalte de bioedbereidende organen beïn vloed, is de uitbuiting van deze bron, van het balneologisch standpunt bezien, ongetwijfeld aan te bevelen. Merkwaardig is het, dat deze bron de eenige vitriool-bron van Oostenrijk is en de meeste overeenkomst heeft met de „Schwachquelle" van Levico in Italië en de „Trinkquelle" van Moskou in Silezië. De tweede bron kan als hydocarbonaat en kalkhoudende bron met sporen van yzer-ionen worden aangeduid. Zulke wateren worden van oudsher gaarne gebruikt voor drinkkurer. en baden, welke een prikkeling van het zenuwstel sel veroorzaken. De aanleg in Weinberg is natuurlijk pas aan het ontstaan. Maar, wanneer ovej kort of lang het geregeld kuurbedryf wordt aangevangen, dan zullen ook de bronnen van Weinberg ir. de ry van Oostenrijks „Jungbrunnen" de plaats innemen, welke hun toekomt. In de drie jaar van haar bestaan heeft de Spaansche republiek niet minder dan 43 mi nisters gehad, die afgetreden zyn en nu levens lang pensioen genieten. Zelfs als een minister slechts een uur in functie geweest is, krygt hij toch pensioen, dat 10.000 pesetas per jaar bedraagt. Senor Largo Caballero, wiens heftig optreden hem de bijnaam van Spanje's Lenin bezorgd heeft, ontvangt behalve het minister-pensioen ook nog 12.000 pesetas pensioen als afgevaar digde. Geneesheeren te Philadelphia stellen alles in het werk om een zevenjarig jongetje Benny Hendricks genaamd, uit Wilkes-Barre in Penn- sylvanië, die aan een ongewone ziekte lydt, in het leven te behouden. De ziekte „myostitis ossofica" kenmerkt zich doordat het lichaam langzamerhand versteend. Hoewel de kans, dat de jongen genezen zal, gering is, bevindtzich, eveneens in Pennsylva- nië, een man van 68 jaar, die dertig jaar ge leden aan dezelfde ziekte geleden heeft. Deze man kan de lippen slechts een weinig bewegen en wat geluid voortbrengen. Zyn huid is geheel normaal, doch zijn vleesch is zoo hard als een steen. Hij eet regelmatig en is opgeruimd. Een andere ïyder aqn dezelfde ziekte is Roy Bard, een man van 50 jaar, vroeger monteur by de telefoon, die 25 jaar terug door deze ge vreesde ziekte is aangetast. Hoewel hij ge dwongen is steeds languit te biyven jiggen, lydt hy geen pijn, terwijl ook zijn voornaamste inwendige organen geheel normaal function- neeren. £j|iiiiiiiiimiiiimiiii II1IIIIIIIIIIIUIIIIIIII'- I Nu het voorjaar wat op dreef is i En de hoornen het weer doen I Met hun mooie, zachte kleuren i i Van het eerste, nieuwe groen, Onderwijl de bollen bloeien En de bloesem ons verrukt, Afgezien nog van de vruchten, Die men later daarvan plukt, En men nu. ook onze daden I Met een lente-oog beziet, 1 Zit er in het schilderijtje Van het leven coloriet! Want als steeds: natura docet; De natuur geeft hier ook aan, Welken weg het heele menschdom Ter verbeet'ring heeft te gaan! 1 Laat de oude zorgen verre, Wat geweest is, is voorbij. I Steek gemoed en ook uw plannen In een zonnige kleedij. I Nieuw gewaagd en frisch begonnen, Hart en krachten nauw vereend: I En Gods zegen brengt den wasdom, I Vaak veel vlugger dan ge meent! MARTIN BERDEN I fNadruk verboden) ?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii: Daar in Noord-Amerika en Canada des zomers geweldige bosch- en heidebranden bijna dage lijks voorkomen en de afstanden zoo groot zijn, dat de branden zich te sterk kunnen uitbreiden, alvorens de brandweer ter plaatse kan zyn, is men in den Canadeeschen staat Manitoba ertoe gekomen een vliegende brandweer te organisee- ren. Men heeft nu acht brandweer-vliegtuigen, welke midden in de bosschen zyn gestacion- neerd. Bovendien zyn uitkijktorens gebouwd van 25 meter hoogte, welke dag en nacht door eenige manschappen zijn bezet. Zy liggen op een afstand van 50 K.M. van elkaar verwijderd. Op iederen toren zijn postduiven, die, zoodra brand wordt opgemerkt, met nauwkeurige ge gevens naar het vliegtuigstation worden uitge zonden. Hoewel deze apparatuur uitstekend werkt, komt het nog voor, dat nu en dan een wekenlange brand woedt. BELGRADO, 21 April. Zaterdagavond is de ter dood veroordeelde landarbeider Franz Zrinski, die het vorige jaar uit politieke motieven mi nister iNeudörfer had doodgeschoten, terecht gesteld. Nicoaemus Duiveplat boog zich voor het laatst uit 't raampje, om zyn betere helft goeden dag te kussen en de zooveelste vermaning in ontvangst te nemen, toch vooral voorzichtig te wezen. „Heb-ie je kaartje," riep ze hem nog toe, teen de trein zich al in beweging zette, en Nicodemus antwoordde: „In orde hoor!" Hy wuifde haar na met een schoonen zak doek, een traan in het oog. Het was wel geen afscheid voor eeuwen, maar ApeldoornAm sterdam is toch een heel stuk, vooral voor iemand die byna nooit reist. Nicodemus wuifde zelfs nog toen de trein alweer door de Veluw- sche prairiën raasde. Eerst toen haalde hy de halfverlamde hand binnen, stak den schoonen zakdoek met twee tranen in den zak en sloot het raampje. „Goeien dag," zei hij, alsof hy juist was bin nengekomen. „Weertje, niet?" Zyn mederei ziger beantwoordde zijn groet niet. Nicodemus zocht een goed plaatsje uit voor zijn geweldig regenscherm, een dito voor zijn bolhoedje, ver legde hetzelve nog eens en ging toen met een tevreden „hè-hè" eindelijk zitten. Een bedui meld sigarenzakje kwam nu te voorschijn en met een krachtig gebaar werd een zwarte sigaar ontpunt. Helaas, de altyd zoo preciese Nicodemus had geen lucifers. Hy besloot dus zijn zwijgzamen medereiziger om vuur te vra gen. „Neem me niet kwalijk," begon hy, met twee vingers even de plaats beroerend waar in ge wone omstandigheden een of ander hoofddek sel huisde, „kunt u my soms aan 'n beetje vuur helpen, meneer?" Er kwam een rood hoofd boven het krantje uit, een ongelooflyk kaal en rood hoofd,, dat plotseling naar voren schoot. „Wasseitu," kwam de bezitter van het roode hoofd. Nicodemus, die geen talen kende, vroeg: „Wat zee u?" „Zeggu?" kwam de ander een beetje kregelig. „Of u me aan een beetje vuur kunt helpen," herhaalde Nicodemus. „'n Uur behelpen....Ja, ik ben een beetje doof aan één oor, niet u. Wat zee u „O," kwam Nicodemus en poetste zyn brille- glazen schoon, „da's lastig." „Zeggu?" „Dat 't lastig is: ik heb óók 'n tante, die „U zegt?" coupeerde de ander. En Nicode mus probeerde hem uit te leggen dat hij Nicodemus een tante had, die stokdoof ge weest was en die „vin-u 't niet wonderbaar lijk?" weer heelemaal genezen was door een „waterdokter". De slechthooreende vond het machtig interessant, maar dat was ook alles. Hy dook weer in zyn krantje en liet Nicode mus Nicodemus. Diens brilleglazen waren nu schoon, maar hij had nog geen vuur. Nicode mus waagde zich echter niet meer aan een gesprek; hy staarde maar naar buiten en dom melde af en toe in, waarbij de vuurlooze sigaar tot tweemaal toe het hazenpad koos. Het was 'n heele zit tot Amsterdam en het was warm in den wagen. Nicodemus was zooals reeds En zóó voedzaam, zóó smake lijk, zóó lichtverteerbaar en zóó bros is er géén! FABRIEKEN TE ZAAJSDAM BESCHUIT Oom Sidney moest my den volgenden dag wakker schudden toen het tijd was om te ontbyten en weer te vertrekken. Om 9 uur za ten we weer in onze stuurstoelen. We vlogen nog een paar kilometer in Westelijke richting en ko zen daarna zee. 'k Vond het eerst wel wat grie zelig. Er moest ons eens een ongeluk overkomen. Stel je voor dat er iets aan den motor ging ha peren. 'k Zag al spoedig niets meer van de kust en zoover ik kon zien was alles water. Oom Sid ney zag dat -k wat bang was en vandaar waar- schijnlyk, dat hij besloot te stijgen tot boven de wolken, zoodat ik van het water niets meer zag. maar als betooverd was door het schitterend ta fereel, de stralende zon, die de wolken als goud deed glanzen. Hoe lang we gevlogen hadden weet ik niet. Ik had den stuurstoel even verlaten om in de cabine een broodje op te peuzelen, toen ik voelde dat het toestel snel daalde. Het eerste waaraan ik dacht was aan een defect. Zouden we in zee storten? Ik stormde naar de cockpit, waar ik oom Sidney echter rustig, met het kalmste ge zicht aantrof. Dit stelde my gerust, en toen ik rondkeek zag ik, dat wy weer door de wolken waren heengedoken en de kust van "pan ie in zicht kwam. Langs de kust vlogen we verder met aan den eenen kant zee en aan den anderen kant het randgebergte, welks toppen in de wol ken verdwenen. By Barcelona werd koers ge zet naar het Westen. Beneden me zag k een spoorlyn, die zich langs de oever van een rivier slingerde. Na twee uur bereikten we het Jalon- dal, dat wy, naar 't Zuiden koersend, volgden, waarna we tegen vyf uur in den middag tonder ongelukken de prachtstad Madrid bereikten, waar we dien nacht zouden blijven. Logies was spoedig gevonden. We kregen on derdak in een der hotels aan een groot stads plein en na een stevigen maaltyd gingen we spoedig ter ruste, want het zou weer vroeg dag zyn. Omstreeks twee uur in den nacht werd ik verschrikt wakker. Ik hoorde buiten hevige angstkreten en ook schoten. Ik sprong uit bed en vloog naar 't raam. Drommen menschen be wogen zich op het plein en daartusschen zag ik politie met blanke sabel en soldaten met 't ge weer aan den schouder. Ik hoorde dat ook oom Sidney door het ru moer wakker was geworden. Hy had zyn kamer naast die van myen veinige oogenblikken later kwam hij myn kamer inhollen. „t Is opstand hier Bok, er is revolutie uitgebroken. Men loopt met roode vlaggen te demonstreeren en er vloeit bloed. We moeten voorzichtig zyn, want als er met bommen gewerkt wordt, zijn we hier lang niet veilig, 't Beste is, dat wy zoo spoedig we kunnen het hotel verlaten en naar 't vliegveld gaan. Om vyf uur zouden we toch vertrekken. opgemerkt niet gewend te reizen. Hy dutte dan ook weldra heelemaal in. Toen de trein het station Amersfoort bin nenreed, werd Nicodemus met een schok wak ker. Hij knipperde even met de oogen en het duurde wel een halve minuut voordat hy zich bewust werd dat hij zich in een trein bevond. Zyn medereiziger was echter verdwenen. In tuïtief tastte Nicodemus naar zijn vestzakje, waarin hy zijn spoorkaartje had gestoken. Het kaartjewas verdwenen. Het bloed vloog hem na deze ontdekking naar 't hoofd. Zenuwachtig zocht' hij in al zyn vestzakken, in zyn portemonnaie, in z'n broekzakken maar het kaartje was nergens te vinden.... De verdenking viel natuurlyk direct op zijn medereiziger, die op dat oogenblik juist weer binnen kwam. Nicodemus besjoot voorloopig nog niets te zeggen. Zoo'n leelijke dief, dacht hij. En die doofheid was natuurlijk ook maar voorgewend. Echt geraffineerd, om je doof te te houden en teikens naar den spres-er over te buigen, quasi om beter te kunnen hooren. maar in werkelijkheid om je slachtoffer beter te kunnen bestelen. Alsof er niets gebeurd was, ging de man met het roode hoofd op zijn beurt zitten dutten. Nicodemus kon f niet bevatten zoo'n sterk staaltje brutaliteit had hij nog nooit meegemaakt Hij staarde den slapende steeds meer aan, nam hem van de voeten tot het hoofd op, vice l Want uit 's mans linkervestzak gluurde het spoorkaartje!!! Kalm aan nu, Nicodemus beheersch je! Houd je nu heel stil en wacht tot je zeker weet dat de kerel slaapt. Dan neem je je schaartje je vingers zyn veel te dik en heel voorzichtig, o zoo voorzichtig, pak je het kaartje daarmee vast. Zóó juist! Nu heel langzaam trekken. Pas od, hij verroert zich! Neen, kalm maar hy slaapt nog. Lang zaamjajavoorzichtig nu! juist.... jajaGoed zoo, Nicodemus, je zoudt het werkelijk nog ver kunnen bren gen in het zakkenrqllersgilde Zie zoo jy hebt je kaartje terug. En nu neem je je hoed en parapluiesssst! en ga je op de teenen den corridor in Aldus deed onze Nicodemus, maar toen hij den coupé verlaten wilde, bedacht hij zich. Hij bekeek het kaartje eens en ging weer zitten. Waarom zou hij eigenlyk vluchten? Hij zette zich dus weer in het hoekje, hield het kaartje in de hand, stak die hand in den broekzak en sloot de oogen. Hy hield zich slapende, maar was in werke lijkheid klaar wakker. Zoo bereikte men ten slotte Amsterdam. Er gebeurde niets byzonders en de beide reizigers stapten na een vormelyken groet uit, om zich weldra te verliezen in de brouhaha van het groote station. Nicodemus voelde zich 'n heelen Piet, toen hy aan de controle zyn kaartje af gaf en stapte met een glimlach om de lippen op lijn elf, op weg naar tante Anna. „....En zoo ziet u, tante, hoe de bedrieger tenslotte bedrogen werd." Zoo beëindigde Ni codemus zijn verhaal. Maar midden in den lach betrok zijn gezicht zyn lach verstarde. Uit den buitenzak van zyn demi kwam een pakje Deventer koek voor tante te voor schijn. Maar en dkt was juist het ijselijke tusschen touwtje en papier zat een kaart derde klasse ApeldoornAmsterdam Aan de TurkschSyrische grens is een ben de van 48 smokkelaars met 30 paarden aan gehouden, die koopwaar ter waarde van een half millioen Turksche ponden vervoerden. In een gevecht met de grenswachten zijn vyf smokkelaars gedood. In een buitengewone zitting van den acade- mischen senaat der Duitsche universiteit te Praag is geprotesteerd tegen het overnemen van het beheer van het Carolinum, den zetel van de juridische faculteit dezer universiteit, door de Tsjechische universiteit. De heer Pentener van Vlissingen, voorzitter van de Internationale Kamer van Koophandel, brengt a.s. Woensdag te Berlyn een bezoek aan de Duitsche afdeeling dezer instelling. De Cubaansche regeering neemt bijzondere maatregelen om op 1 Mei a.s. te verwachten onlusten te voorkomen. In het fort Canada? worden politie-oefeningen gehouden in het ge bruik van traangas, en men zal een bijzondere waakzaamheid aan den dag leggen tegen hi werpen van bommen. De „Pelikaan" is op de uitreis te Singapore aangekomen. De „Oehoe" is op de uitreis te Cairo aan gekomen en de „Snip" op de thuisreis te Jod- phur. tot werken door f *7Cfi n of beide oogen# bij een ongeval met bij verlies van een hand f 1 OC een voet of een oog# A oij verlies van een f Cfï by een breuk van Af\ by verlies' duim of wijsvinger c#t/«*been of arm# anderen vinger igevanen verzcikciu. vuur ccu uot - - w- Deze kamer zag er even ordelijk uit als zij zelf. Ofschoon het reeds heel wat later was, dan het uur, waarop zij gewend was te ver trekken, ging ze toch voor haar machine zit ten, die op een tafel bij het venster stond, dat over het zijpad van den tuin uitzag en begon ze de gevraagde lyst der te verzenden boe ken op te maken. Het werk vroeg een buiten gewone aandacht en vhjt. En toch zou iemand, die haar oplettend had gadegeslagen, zooals by voorbeeld de jonge man, die Miss Ferris bij het Museum had zien aanbellen, den indruk hebben gekregen, dat haar vingers al dien tyó met verbazend gemak over de toetsen gleden, en dat ze, ondanks de ongeloofelijke snelheid, en het verbazend moeilyke werk, gespannen naar iets zat te luisteren. Ten slotte hoorde ze het geluid, waarop zy zat te wachten. Ze verliet haar machine, ging weer terug in de bibliotheek en knielde op de lage vensterbank aan 't einde van de zaal, die op de straat uitzag. De boekerij liep langs de heele lengte van het huis, zoodat men aan het eene einde op de straat, aan den anderen kant op den tuin uitzag. Een jonge man betaalde een taxi-chauffeur. Ruth Marlowe kon zyn knap gezicht zien, den kleinen lichtblonden snor dien hy, naar de mode van na den oor log, kort geknipt droeg, het lenige lichaam, de lange slanke handen en voeten. Een zwakke genoeglijke glimlach kwam onwillekeurig om haar lippen. Voordat hij zich had omgedraaid en haar had kunnen zien, was ze weer ver dwenen en zat ze weer achter haar machine. De jongeman kwam regelrecht naar haar kamer. „De baas binnen?" vroeg hy, terwyl hy de deur sloot. „Nee, Mr. Stanton telefoneerde, dat hij kans had gezien een origineele Bellamy, eerste uit gave, op den kop te tikken en Sir Hector ging er regelrecht op af, om het boek te gaan zien." „Hm." De jonge man keek een beetje twy- felend. „Ik hoop maar, dat het iets wordt. Dat zou hem tenminste alvast wat vroolyk stem men voor het vervelende nieuws, dat hy van my te hooren krygt." „Bedrog?" Zij keek hem heel snel en veel- beteekenend aan. „Neen, erger dan dat. die oude man had het reeds verkocht. Juist een uur voordat ik binnen kwam." „Dat is jammer hé?" Arthur Newnham lachte. „Ik bewonder je bescheidenheid. Ik denk niet, dat de baas zich tot het woord Jammer" zal bepalen, De man trok spottend zijn wenkbrauwen op. ,Of hy dat kan? Of hy het doen zal? Na tuurlyk kan en zal hy het doen. Ik vertrok met den trein van 10.1 wat je natuurlyk zelf reeds lang hebt vastgesteld en kwam na de lunch op Cheam Square, waar die ouwe vogel zich ophoudt. Ik voelde er niets voor, zyn digestie te verstoren en hem maar kregelig te maken," voegde hy er verklarend aan toe. „Jy, met je ellendig plichtsgevoel, zou natuur lijk dien idioten trein genomen hebben van Chancelbury naar Londen van acht uur zooveel en den schat hebben binnengehaald." Ruth glimlachte niet. Ze sprak hem ook niet tegen. Newnham had gelyk. Had men de zaak aan haar overgelaten, dan zou zij met succes zijn teruggekeerd. Newnham haalde philosopisch zijn schouders op. „Er kome van wat wil; als hy van plan is, me' weg te jagen kun je er op rekenen, dat hi) het vanmiddag beslist zal doen. Maar je voor beeldige yver doet me werkelijk blozen. Werk maar rustig verder." Hy bereikte de deur en keek om de een of andere reden even om. Ruth zag hem met een vreemde uitdrukking op haar gezicht na. Toen hy dit bemerkte riep hij uit: „Er is hier toch niets byzonders aan de hand?" „Ik.... weet het niet." Het waren minder de onverwachte woorder. op de lippen van een zoo accurate vtouw, dan de blik. waarmede zy vergezeld gingen en de toon waarop ze werden uitgesproken, die hem weer deden terugtreden. „Zeg eens, is er werkelijk iets aan de hand?" „Ik kan je verzekeren, dat er niets gebeurd is, maar vanmiddag ge:|hiedde er toch iéts heel zonderlings. Je weet, hoe precies Sir Hector is in zyn afspraken met de menschen die hem komen bezoeken. Als het maar eenigszins mogelijk is, scheept hy ze af met zyn secre taris. Zelfs' menschen die zich door deze ver nedering beleedigd zouden voelen. En er is nooit een afspraak, of hij' laat ze my van tevoren noteeren. En een toevallige bezoeker, wie het ook zyn mag, zal nooit de bibliotheek bereiken. Maar vanmiddag hoorde ik de bel overgaan. Ik dacht, dat Slane het mij zou laten weten, indien iemand voor hem kwam daar jy uit was. Maar hy deed het niet. Ik bleet door werken en dacht er niet meer aan. Maar toen kwam er plotseling nog een bezoeker. Ik ont ving Thornton en ik zag iets heel vreemds, toen ik bij Sir Hector binnentrad. Hy was niet alleen, zooals ik veronderstelde. Er was een vrouw in de bibliotheek." Newnham grinnikte erg brutaal. „Wat voor soort vrouw?" „Ik zou denken, de werkster van zijn moe derRuth moest onwillekeurig glimlachen toen zy ineens zyn betrokkên gezicht ont dekte. „Hé, vind je het niet vreemd, te moeten veronderstellen, dat zoo'n vent ook een moedei heeft gehad. Ik heb altyd een idee, dat hij ineens uit een stuk teakhout is gesneden. Ik veronderstel, dat het ook werkelyk teveel ge vraagd is, van hem te verwachten, dat een dame van 'een beetje naam hem zou komen bezoeken. Maar goed, waarom al je bezorgd heid?" „Waarom?" antwoordde Ruth Marlowe, ge krenkt door fe luchthartigheid, waarmede de secretaris haar mededeelingen verwerkte. „Komt een vrouw van een zeer eerbiedwaar- digen leeftyd naar iemand als Sir Hector, om zich aan te bevelen als naaister?" Newnham lachte hardop. „Ja, dat is wel een beetje erg doorzichtig. Indien je het my vraagt, wat je overigens heel zelden doet, heeft ze den ouden duivel in haar netten verstrikt." Ruth knikte ernstig. „Dat is natuurlyk best mogelijk. Ik kan moeilyk aannemen, dat een vrouw heelemaal uit de stad hier naar toe komt, om iets te vragen, wat ze net zoo goed per brief had kunnen afhandelen." „Zou ze misschien een vast baantje wil len hebben? Denk je? Het zou me benieu wen. Als je de dame niet zoo buitenge woon onaantrekkelyk had voorgesteld zou ik nog een beetje bewondering voor myn patroon beginnen te krygen. Maar waar ben je nu bang voor? Wat kwam die bezoekster doen?" „Er was nog iets anders. Sir Hector stelde mij voor en zei, dat, indien ik soms iemand wist, die gordynen noodig had. ik niemand beter kon aanbevelen dan Miss Ferris Daar door scheen zy onmiddellyk van haar stuk ge bracht, want ze vertelde, dat haar oogarts haar gezegd had, niet meer naaiwerk op zich te nemen dan hoogst noodig was." „En daarom kwam ze juist om een nieuw baantje vragen, veronderstel ik? Ja daar zit een luchtje aan. vind je ook niet?" „Het allergekste was, dat ze niet eens een bril droeg, wat men onder dergelyke omstandig heden zou verwacht hebben. Tegenwoordig geven ze 'n kind van drie jaar al 'n bril om de oogen te versterken. Ik zeg het je alleen om je te waarschuwen voor het geval ze weer eens mocht komen." „Je bedoelt, dat ik beter deed, met haar niet alleen in de bibliotheek te laten? Geloof je werkelyk, dat ze in staat is om de enkele waardevolle goede boeken te gappen?" „Ik weet het niet. Toen zy vertrokken was vond ik dit onder haar stoel." Zij haalde uit haar zak een zakdoek van witte crêpe de chine met zwarten rand er. in een der hoeken een heel fyn borduursel. „Een beetje te somber voor mijn smaak merkte Newnham critisch op. „Wat heb je overigens tegen dat ding?" „O, huisnaaisters, die zoo hard voor den kos: moeten werken, dragen over het algemeen nie dergelijke dure crêpe de chine zakdoeken. I heb een hekel aan bedriegsters." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7