Officieren verder verdedigd
de Inktvisch
DINSDAG 24 APRIL 1934
DERDE KLASSERS
Volgens den raadsman is er geen
sprake van medeplichtigheid
of sympathiseeren met
de muiters
Oud-commandant van
Atjeh protesteert
Luitenants 3e klasse
„Opwekken van bloeddorst
Min-sympathieke houding
Een protest
Dadelijk gereed
De vlag met den bezem
Pleidooi voor den Hoogen Raad
VLIEGVELD OP TEXEL
MAN ERNSTIG GEWOND
Duistere zaak nog niet
opgehelderd
DOOR TREIN OVERREDEN
EN GEDOOD
Dubbel leven geleid?
,JMatuschka II" was een begaafd
technisch leerling
JAPAN-NEDERLAND
Handelsconferentie uitgesteld
tot Juni
HET PROGRAM VAN DEN
MIDDENSTAND
Resolutie van den Limburgschen
Bond
Verdwenen diamanten
Verzoek tot uitlevering van
betrokken Pool
Het laten zinken van de
„Spaarnestroom"
Schipper en machinist verdacht
van meineed
Geschorst
NAZI IN ACTIE
Mgr. A. F. Diepen
Feestgave tot steunverleening aan
godsdienstige werken
Het cadeau
MINISTER COLIJN
GEEN DERDE WETHOUDER
Of het totaal-salaris met drieën
deelen?
DOOR PETER BARON
SOERABAJA, 23 April. (Aneta). Bij de voort-
Zetting van zijn pleidooi zei de raadsman, de
luitenant der mariniers Romswinckel, dat de
beklaagde, den luitenant ter zee der tweede
klasse L. D. de K. werd gelaakt wegens het
geven van zijn eerewoord aan de muiters om
niet te schieten. Dit is echter onjuist. De heer
D. sloot een „tijdelijken wapenstilstand" ten
behoeve van de onderhandelingen met een de
putatie. Hij gaf de verzekering, na een gelijke
belofte van den korporaal B. te hebben ont
vangen dat deze deputatie van muiters niets
zou overkomen, hetgeen een algemeen krijgs
gebruik is.
Raadsman betreurt het dat zijn collega-ver
dediger Van 't Hof den beklaagde D. belastte
ten bate van een anderen officier (Baron De
V. van S.) en concludeert dat de zending van
telegrammen geschiedde te 11.30, terwijl de
ontvangst van een deputatie anderhalf uur la
ter plaats vond en eerst ten behoeve van deze
ontvangst de belofte dat niet geschoten zou
worden werd gegeven, weshalve de raadsman
Van 't Hof geen gebruik behoort te maken van
de orders van den luitenant ter zee der tweede
klasse D. ter Verklaring van de houding van
Baron De V. van S. in de radio-hut.
Het optreden van den luitenant ter zee der
tweede klasse D. op de brug om den koers te
wijzigen, enz., alsmede het openen van de wa
terdichte deuren, getuigen van ten eerste een
zucht om het schip te behouden, ten tweede
de waardigheid van een officier.
Raadsman concludeert tot het vellen van een
vonnis milder dan de eisch, in het bijzonder
ten aanzien van de handhaving in den mili
tairen dienst.
De raadsman, de luitenant ter zee der eerste
klasse H. D. Lindner, verdedigt de terechtstaan
de luitenants ter zee der derde klasse, uitge
zonderd Baron de V. van S.
Hij betoogt dat vanouds de luitenants ter zee
der derde klasse niet werden beschouwd als vol
waardige zee-officieren. Zelfs onthield men hun
vóór 1915 gedurende twee jaar den titel van
officier, onder handhaving van de benaming
adelborst. Zelfs het beheer over de gamellen
werd den luitenants ter zee der derde klasse
onthouden. De luitenants ter zee der derde
klasse, wien het aan ervaring ontbreekt, mogen
geen initiatief nemen, daar dit gevaarlijk is.
Raadsman constateert, dat de muiterij de
militaire gehoorzaamheid niet beëindigde, noch
de normale verhouding tusschen meerdere en
mindere, weshalve de luitenants ter zee der
derde klasse leiding zochten en volgden, ter
wijl de verwarring welke ontstond niet aan de
jongeren te wijten is.
Ten aanzien van het den beklaagden ten laste
gelegde nalaten van gezamenlijk en individueel
optreden vooronderstelt een voorafgaande be-
optreden voor onderstelt een voorafgaande be
spreking, doch het optreden tegen den vijand
is geen pic-nic, geen fietstocht, doch geschiedt
uitsluitend op order van den oudsten officier,
terwijl individueel optreden een zeer domme
militaire handeling zou zijn geweest, daar het
doodschieten van enkele muiters door een en
kelen luitenant ter zee der derde klasse zeer
waarschijnlijk diens dood zou hebben betee-
kend, hetgeen maar goed ook zou zijn geweest,
waar die luitenant ter zee der derde klasse an
ders naar de gevangenis zou zijn gebracht we
gens het opwekken van bloeddorst onder de
schepelingen met het afmaken van alle Euro
peanen als gevolg.
De luitenants ter zee der derde klasse dien
den hun aanvoerder te volgen, hetgeen ge
schiedde blijkens het nakomen van de orders
van den luitenant ter zee der tweede klasse
Van B., hetgeen blijkt uit de verklaringen en
door de feiten wordt gestaafd.
Raadsman concludeert, dat opzijschuiven
van Van B.'s gezag was verboden volgens ar
tikel 137 (aanmatiging van gezag).
Artikel 143 geldt niet voor de luitenants ter
eee der derde klasse, daar er geen sprake is
van medeplichtigheid of sympathiseeren met
de muiters.
Raadsman vreest dat de fiscaal den militai
ren dienst de ziel ontneemt indien den min
dere het recht wordt ontzegd op loyale aan
voering.
Ten aanzien van de strafmaat is raadsman
van oordeel dat het militaire strafrecht geen
appreciatie wenscht in een aantal dagen gevan
genisstraf van het criterium „er zit meer bij
dezen dan bij dien". Hij concludeert dat arti
kel 143 niet van toepassing is op een lageren
officier indien een hoogere aanwezig is.
Raadsman eindigt zijn pleidooi met aan te
dringen dat geen principieele veroordeeling zal
volgen, daar speciaal de jongeren uit het pro
ces hebben geleerd dat eindelijk het eeuwige
geparlementeer is beëindigd, zoodat de handha
ving van de tucht in de toekomst is verzekerd
en het niet noodig is een voorbeeld te stellen.
Om deze redenen verzoekt pleiter vrijspraak.
De fiscaal bij den Zeekrijgsraad repliceert.
Hjj handhaaft de bedoeling van den wetgever
met artikel 143, als in zijn requisitoir is uiteen
gezet en aanvaardt niet de critiek van den
raadsman Van 't Hof op een voltooid misdrijf,
dat niettemin voortduurt. Hü is van oordeel dat
het betoog van den raadsman Lindner kant nog
wal raakt, daar dit enkel slaat op de straf-
positie.
Ten bewijze van het feit dat allen schuldig
zijn haalt de fiscaal het voorbeeld aan van
het optreden van de officieren te Amersfoort
tegen het uitdrukkelijk bevel van den hoog-
sten in rang.
Ten aanzien van de pleidooien, welke voor
de beklaagden afzonderlijk werden gehouden
zegt de fiscaal o. a. het volgende.
Ten behoeve van den beklaagde den luite
nant te rzee der eerste klasse F. werden reeds
verzachtende omstandigheden in aanmerking
genomen, daar het maximum 18 jaar en de
eisch 1 (4 jaar is. Overigens kan niet alle
schuld op de autoriteiten worden gelegd, daar
de heer F. ontslag had moeten vragen.
Ten aanzien van den beklaagde den luite
nant ter zee der eerste klasse F. werden reeds
grond van diens verklaringen het hem toege
schreven totaal gebrek aan kordaatheid ge
handhaafd.
De fiscaal heldert een misverstand op ten
aanzien van den beklaagde de luitenant ter
zee der derde klasse Baron De V. v. S., wiens
min-sympathieke houding ten processe niet
blijkt uit verklaringen van zijn mede-beklaag
den, doch uit verklaringen van beklaagde zelf.
Voorts wordt geconcludeerd, dat het militair
besef van beklaagde diens gewelddadig optre
den belette.
Een conflict medicus-officier was niet aan
wezig, daar beklaagde, de officier van gezond
heid der tweede klasse B., evenzeer zou hebben
geschoten indien hij persoonlijk was aangeval
len, zoodat zijn optreden als officier noodig
was, gevolgd door zijn optreden als medicus
zoodra rust en orde zouden zijn hersteld.
De fiscaal spreekt niet over handhaving van
de door hem gestelde eischen, doch zulks
blijkt uit de verwerping van de door de ver
dedigers aangevoerde argumenten.
De Generaal-majoor titulair b. d. H. Beh-
rens, oud-commandant van Atjeh verzoekt
Aneta-Holland naar aanleiding van de versla
gen van de Krijgszittingen te Soerabaja inzake
de zestien officieren van de „De Zeven Provin
ciën" het volgende te publiceeren:
Met den meesten nadruk moet ik protestee
ren tegen de wijze waarop door getuigen en
verdedigers getracht werd verzachtende om
standigheden te bepleiten voor het optreden
van die officieren door een blaam te werpen
op de landmacht en op mijn naam. Eveneens
geldt mijn protest den president van den
krijgsraad, die dit niet heeft belet.
Indien men mijn maatregelen in het geding
wil brengen, dan had toch als eerste eisch ge
steld moeten worden, dat ik zelf als getuige
zou zijn gehoord. Zulks is niet geschied.
Nu werd gezegd, dat die officieren rekenden
op de hulp van de landmacht, die ik beloofd
had, doch niet heb gegeven, en verder: „Kon
den beklaagden verwachten, dat men slechts
beschikte over veertig onbruikbare karabij
nen? Konden zij weten, dat kolonel Behrens
geen troepen afstond, omdat hij in de verbeel
ding verkeerde, dat Koetaradja zwart zag van
Atjehers?"
Met deze aanhalingen kan ik volstaan, zij
toonen voldoende het hoogst eigenaardige in
de geheele kwestie aan, waarbij niemand is
opgeroepen, die de juiste lezing van het ge
beurde kon weergeven.
Hoe toch is het verloop der gebeurtenissen
geweest? Iets voor negen uur 's avonds ontving
de commandant van H. M. „De Zeven Provin
ciën" eene waarschuwing, dat de Inlandsche
bemanning met het schip zou wegvaren. Daar
aan hechtte hij geen waarde, zijn woorden wa
ren: „Zij kunnen niet varen, zij kunnen niet
eens de ankers er uit krijgen."
Iets over tienen kwam het bericht, dat mui
terij was uitgebroken. Niemand dacht aan de
mogelijkheid van wegvaren.
Ik heb dadelijk de beschikbare infanterie
doen klaar maken en binnen een half uur
stonden een paar honderd man gereed. Het
was mijn voornemen daarmede te trachten aan
boord van het voor anker liggende schip te
komen.
Aan de haven komend, vernam ik dat „De
Zeven Provinciën" reeds een uur onder stoom
was. Toen gelastte ik telefonisch de komst der
infanterie af, die verder in de kazerne ter be
schikking moest blijven. Infanterie in sloepen
kan nu eenmaal in open zee niet vechten tegen
een oorlogsschip.
Veel later op den avond, naar schatting half
twaalf, vroeg de commandant mij een dekking
van een paar brigades infanterie (40 man) aan
boord van het Gouvernementsstoomschip, waar
mede hij „De Zeven Provinciën" wilde volgen
en daar die Gouvernementer onbewapend is,
was hij bevreesd, dat de muiters zich ook daar
van zouden meester maken. Die dekking heb
ik geweigerd, maar hem 40 gloednieuwe ge
weren model '95 (dus geen onbruikbare kara
bijnen) met munitie gegeven voor een deel
zijner eigen manschappen, die aan den wal
waren.
In een destijds door mij aan den commandant
van de zeemacht gezonden verklaring, die mede
onderteekend werd door den Gouverneur van
Atjeh en door mijn kapitein-adjudant staat
dan ook: „Er zijn mij nimmer van marinezijde
plannen voorgelegd tot de herovering van H.
M. „De Zeven Provinciën".
Er is dus ook nooit om hulp gevraagd, die
door mij werd toegezegd en niet gegeven.
De Hooge Raad heeft Maandag behandeld
een zaak tegen den rijksleider der Nat. Soc.
Ned. Arbeiders Partij, dr. C. A. A. H„ die zich
voor het Haagsche Kantongerecht heeft te ver
antwoorden gehad wegens het hebben van een
stalbezem boven het trottoir in de Amaliastraat
te Den Haag en het niet weghalen van een
vlag, die uitgehangen was van het in die straat
gevestigde vereenigingsgebouw.
Wegens beide feiten, volgens den kantonrech
ter opleverende overtreding van artikel 1 der
Haagsche Politieverordening, werd dr. H. ver
oordeeld tot geldboeten. Hij ging van dit vonnis
in hooger beroep, waarop de rechtbank te
's Gravenhage hem vrijsprak van het niet op
volgen van het bevel van den burgemeester op
grond, dat de burgemeester zich niet in zijn
brief had beroepen op „vrees voor gevaar voor
de openbare orde en veiligheid", Het tweede
deel van de tenlastelegging werd bewezen ver
klaard en deswege werd de heer H. veroordeeld
tot ƒ5 boete. Hiervan ging de veroordeelde in
cassatie.
Voor hem trad voor den Hoogen Raad op mr.
E. G. S. Bourlier, die drie cassatiemiddelen toe
lichtte. Hij zeide aan het betoog geen politiek
tintje te willen geven, maar dat deze zaak voor
zijn cliënt principieel is. In Nederland namelijk
zijn vele politieke partijen en alle hebben hun
partijgebouw. Het is de gewoonte, van zulk een
gebouw een partij vlag uit te steken. Mussert en
Baars mogen dit ook en de roode vlag wappert,
zonder dat iemand er aanstoot aan neemt.
Pleiter wees er nu op, dat volgens art. 1 der
Haagsche politieverordening geoorloofd zijn
vlaggen en vlaggestokken niet gebruikt als be
drijfsreclame-doeleinden.
Raadsheer-rapporteur mr. Donner: Het gaat
alleen om den bezem, niet meer om de vlag.
Mr. Bourlier zeide, dat hü daarop nu zou
komen. Een vlaggestok, aldus pleiter, is bijna
steeds afgewerkt met een knop en deze knop
nu was hier vervangen door een bos twijgen,
niet door een bezem. Een bezem maakt men
van zoo'n bos, door er een stok doorheen te
steken. Maar aangenomen, dat er wel een stok-
bezem aan gebonden was, maakt dit niets uit,
omdat een bezem het embleem is der partij,
dus bij de vlag behoort. De bezem was dan
aangebracht als sluitstuk van den vlaggestok.
Stok en twijgen vormden één geheel. Dit was
de vlag met embleem der party, waarvan dr. H.
de rijksleider is. Uit het vonnis nu blijkt, dat
men heeft onderzocht, of de „bezem" geen in
tegreerend bestanddeel is van de vlag met stok.
Als dit zoo is, is art. 1 niet van toepassing. Men
heeft dit alles niet nagegaan. In plaats van een
knop had men evengoed een leeuw kunnen
nemen bijvoorbeeld. Pleiter concludeerde, dat
het ten laste gelegde niet strafbaar is.
De advocaat-generaal, mr. Besier, zal op 7
Mei conclusie nemen.
De raad der gemeente Texel heeft besloten
tot den aanleg van een vliegveld in den polder
Eierland, welke werkzaamheden zullen worden
uitgevoerd in werkverschaffing onder dagelijk-
sche leiding van de Nederlandsche Heidemaat
schappij.
Voorts besloot de gemeenteraad tot het aan
leggen van een fietspad tusschen den Hoorn en
het Noordzeestrand, eveneens uit te voeren in
werkverschaffing, en tot electrificatie van het
zuiden en midden van polder Eierland. Het net
van de N. V. Texelsche Electriciteitsmy. (Cen
trale te Den Burg), zal hiertoe een uitbreiding
ondergaan.
De politie te Stompwyk ontving Maandag
ochtend de mededeeling. dat aan den West-
vlietweg bij de Wyckerbrug een man zwaar ge
wond op den berm lag.
Agenten troffen een inwoner van Stompwijk
aan, zekeren A. M., die leelijk was toegetakeld.
Hij werd onmiddeliyk per ziekenauto naar het
ziekenhuis Anthonishove gebracht, waar hem
de eerste hulp werd verleend.
Uit een voorloopig verhoor, dat de politie
hem afnam, bleek, dat hy den vorigen avond
in gezelschap van zes andere personen een be
zoek aan Voorburg had gebracht.
Zondagavond laat is op de spoorbaan by de
halte Laan van Nieuw Oost-Indië te 's-Gra-
venhage een ongeveer zestig-jarige man door
een trein overreden en gedood. Het lichaam
van het slachtoffer was deerlük verminkt. By
onderzoek is gebleken, dat het slachtoffer de
heer W. J. v. 't G., ryksboekhouder te Rotter
dam was.
In den nacht van 8 November 1.1. werd door
den thans 18-jarigen J. L. diens vriendje Johan
Lammers op afschuweiyke wijze om het leven
gebracht. Het ventje werd gewurgd en met zware
hoofdwonden achter een afvalterrein van een
aannemersfirma te Uden gevonden. J. L. legde by
het ingestelde onderzoek een volledige bekente
nis af, waarna hy naar het Huis van Bewaring
te 's-Hertogenbosch werd overgebracht, waar
hy nog vertoeft. De behandeling dezer zaak zal
spoedig plaats vinden, vermoedeiyk met gesloten
deuren.
Naar de „Telegraaf" van wel-ingelichte zijde
verneemt, heeft de jeugdige verdachte in het
huis van bewaring sensationeele onthullingen
gedaan en op schrift gesteld. Deze verklaringen
zijn getoetst aan den inhoud van tallooze papie
ren, die by den verdachte op zijn kamer zijn ge
vonden. Verdachte, een zeer begaafd technisch
leerling van de ambachtsschool te 's-Hertogen
bosch, biykt een dubbel leven geleid te hebben.
Hy hield zich met allerlei zonderlinge zaken
bezig en uit het onderzoek is komen vast te
staan, dat hy de schrijver is geweest van de
anonyme brieven onderteekend door Matusehka
II, waarin aangeduid werd, dat de Pullmantrein
ParijsAmsterdam op een bepaalde plaats tot
ontsporing zou worden gebracht, indien niet aan
genoemde voorwaarden zou worden voldaan.
Hy heeft dezen brief in Den Haag op de post
gedaan en het is gebleken, dat hy per fiets van
Uden naar Den Haag is gegaan om den brief
te posten.
Naar verluidt, zal de te Soerabaya te houden
Japansch-N ederlandsche handelsconfe-
rentie, hoewel vastgesteld op 19 Mei as., waar-
schynlyk worden uitgesteld tot Juni.
In afwachting van de opening der conferentie
zal de Nederlandsche regeering waarschijnlijk de
in werking treding van het voorgestelde licentie
systeem voor importeurs uitstellen.
Zondag j.l. had te Venlo een groote verga
dering plaats van den Kring Venlo van den
R. K. Limb. Middenstand, als inzet van de O.
S. B.-actie van den R. K. Limb. Middenstand.
Het woord voerde hier de zeereerw. heer K.
Roncken, aalmoezenier van den Arbeid te Ven
lo en de heer J. A. Koop, voorzitter van den R.
K. Limb. Middenstand, penningmeester van den
N. R. K. M. en lid van den Middenstandsraad.
.Aalmoezenier Roncken sprak over de sanee
ring van den middenstand als onderdeel der
genezing van het heele economische leven.
Spr. begint met erop te wijzen, dat onze tyd
zich kenmerkt door een hevige beroering en
heftige critiek. De economische crisis, malaise
en werkloosheid zyn hiervan de groote geluid
versterkers.
Het zyn juist diegenen, die nooit „Rerum
Novarum" of „Quadragesimo Anno" gelezen
hebben laat staan meegewerkt aan de uit
voering ervan maar die nu grijpen naar een
uiterste en meeloopen met een beweging, die
onophoudelijk gaat tegen menschen, die hun
heele leven hebben gevochten tegen de verder-
felyke ideeën, welke ons maatschappelijke le
ven beheerschten, die hun heele leven hebben
gewerkt aan een nieuwe ordening.
Spr. noemde het een verblydend verschyn-
sel, dat ook de Middenstanders zich hoe langer
hoe meer bewust worden van de noodzakelyk-
heid eener nieuwe ordening.
Het beginsel der gemeenschapsverantwoor-
delykheid komt hierop neer, dat het gemeen
schapsgezag de richting en de wyze van de
behoeftevoorziening der gemeenschap bepaalt.
De goede of slechte resultaten van het ge-
meenschapsbeheer worden principieel gedra
gen door de gemeenschap, en het gemeen
schapsorgaan beslist, of en op welke wyze
ieder lid der gemeenschap in de totale wel
vaartsvoorziening zal by dragen.
De leiding moet komen in handen van
nieuwe organen, met inachtneming van het be
ginsel der medeverantwoordelykheid. En hier
bij heeft ce Staat een voorname rol en vooral
zoolang die nieuwe organen nog niet bestaan,
zal de Staat ordenend moeten optreden
Hierna behandelde de heer J. A. Koops.
voorzitter van den R. K. Limb. Middenstand,
penningmeester van den N.R.K.M., lid van den
Middenstandsraad het O.S.B.-program.
Ten slotte werd een resolutie met aigemeene
stemmen aangenomen, waarin o.m. men zich
uitspreekt voor publiek-reehtelyke organisatie
van het bedryfsleven op den grondslag van
zelfbestuur en als inzet tot een volledige cor
poratieve herordening der maatschappy en met
de meeste beslistheid iedere poging tot fascis
tische of nationaal-socialistische party-dicta
tuur in staat, maatschappy en levensbeschou
wing verwerpt.
Voorts wordt van de regeering verlangd, in
nauwe samenwerking met het georganiseerd
bedrijfsleven een doelbewuste en positieve mld-
denstandspolitiek, in den zin van het Orde-
nings-, Saneerings- en Beschermingsprogram
ma van den N. R.K.M., mede door tydelijk
vestigingsverbod, vaststelling van vestigings-
eischen en afdoende optreden tegen concur-
rentie-excessen en daarnaast rechtstreeksche
maatregelen, om het gezonde kleinbedrijf spe
ciaal in den detailhandel, te behoeden tegen on-
noodige verdere verdringing door grootbedryf
en coöperatie, in het algemeen belang der
maatschappij.
Daartoe wordt ook verwacht de medewer
king van- de R. K. Staatsparty in den zin van
haar manifest.
Naar wy vernemen, heeft de Oostenrijksche
regeering een verzoek tot uitlevering gedaan van
den Pool K., die, naar men weet, te Weenen
onbevoegd pakketten diamanten in ontvangst
heeft genomen. De Nederlandsche rechibank zal
omtrent deze kwestie advies aan de regeering
uitbrengen. Hangend dit onderzoek blijft de Pool
in hechtenis. Deze zaak zal dus niet door de Ne
derlandsche rechtbank worden behandeld. Er
was reeds direct twyfel gerezen of de Neder
landsche justitie in deze zaak bevoegd was,
welke kwestie thans is opgelost door het verzoek
van uitlevering.
Op 12 Juni van het vorig jaar is de stoom
trawler „Spaarnestroom", eigendom van de
gebroeders H. D. en J. D., op de Noordzee
onder de Deensche kunst by de Hornrif ge
zonken.
De Raad voor de Scheepvaart stelde 26 Juli
een onderzoek naar dit ongeluk is. De zeeman
J. K., machinist van de „Spaarnestroom" en
de schipper-mede-eigenaar H. D. werden als
getuigen gehoord. Het vermoeden rees, dat
aeze getuigen onder eede onjuiste verklaringen
aflegden.
Zij hadden zich Maandag voor den Amster-
öamschen policie-rechter mr. Muller te verant
woorden, verdacht van meineed.
De onjuiste verklaring van H. D. luidde als
volgt:
daarna draaide de machine weer, doch
eensklaps viel de boel in elkaar. Ik hoorde,
achterin zijnde, omstreeks 9.45 uur des avonds
een klap in de machinekamer. Het water spoot
in de tunnel naar boven; het kwam volgens
den machinist uit de inlaatcirculatie.
Terwijl wy ten anker lagen is er ongeveer
tien minuten halve kracht gedraaid. De dikke
straal, die ik in de tunnel zag spuiten, spoot
schuin weg."
De machinist K. heeft in dezelfde zitting van
den Raad voor de Scheepvaart verklaard: „Er
zyn 3 pijpjes van den condensator gestopt. Na
de reparatie en nadat de schipper gewaar
schuwd was, dat alles klaar was, is, terwyl het
schip ten anker lag, halve kracht gedraaid,
zonder dat er iets gebeurde. Later zette ik den
afsluiter wat meer open en toen werd, terwyl
ik vlak voor de machine stond, een zware slag
gehoord. Ik sloot terstond den afsluiter. Ik ver
moed, dat de bodem uit den condensator is
geslagen en dat er door den schok een pyp is
gebroken", enz.
De zaken tegen beide verdachten werden ge
voegd.
Zy legden een volledige bekentenis af.
Politierechter: Hoe is de Spaarnestroom naar
den kelder gegaan?
Verdachte D.: Hy is met moedwil tot zinken
gebracht.
Politie-rechter: Wie heeft het schip laten
zinken?
Verdachte: De tweede machinist.
Politierechter: Waren al Uw verklaringen on
der eede onjuist?
Verdachte: Ja, Edelachtbare. De schipper zou
een ander schip koopen, ik wilde niet werkloos
worden....
Officier: Bent U overgehaald het te doen?
Verdachte geeft ook dit toe, hy verklaart er
geen geld voor te hebben ontvangen.
De politie-rechter ondervroeg vervolgens den
mede eigenaar-schipper D.
President: Waren ook Uw verklaringen on
juist?
Verdachte: Ja, twas gelogen.
President: Dus jullie hebben dat schip laten
zinken?
Verdachte: Ja, het was niet noodzakeiyk dat
het zonk, reparatie was mogelijk geweest.
President: Dus 'tis gezonken, maar hoe?
Verdachte: Ja, dat weet ik niet precies.
Mede op verzoek van mr. Kokosky, verdedi
ger van D., werd de verdere behandeling van
de zaak geschorst tot 15 Mei a.s. te half twee,
teneinde inzage te kunnen nemen van de stuk
ken, welke op het Haarlemsche parket berusten
en die betrekking hebben op het wegbrengen
van het schip.
Zondagmorgen zagen eenige voorbijgangers
in den top van het Casino aan den Noord
boulevard te Zandvoort een hakenkruis han
gen. De politie slaagde er na veel moeite in de
vlag naar beneden te halen. Direct werd in be
paalde richting een onderzoek ingesteld. Oa.
heeft men in de omgeving van het Casino 'n
bekend nationaal-socialist met een fototoe
stel zien loopen.
7 Juni as. hoopt de Bisschop van Den Bosch,
Z. H. Excell. Mgr. A. F. Depen, zyn gouden
priesterfeest te vieren.
In verband hiermede is Zondag een schrijven
voorgelezen in de kerken van het Bisdom, waar-
by het Hoogwaardig Kapittel der Kathedrale
Basiliek van St. Jan zich tot de Zeereerw. hee-
ren Pastoors en Rectoren richt met het drin
gend verzoek:
lo. Op Zondag 10 Juni door een plechtige
H. Mis, gevolgd door het „Te Deum", God open
lijk dank te brengen en tevens Gods rijksten
zegen af te smeeken, over den jubileerenden
Bisschop Van alle priesters mag verwacht wor
den, dat zy dien dag, zoo het hun mogelyk is
of anders op een anderen dag, de H. Mis tot
die intentie zullen opdragen.
2o. Alle geloovigen dringend aan te sporen,
dien dag door het bywonen der Heilige Dien
sten, door eene aigemeene H. Communie en
vurige gebeden God te danken voor de zoo
lyk geschonken weldaden en zegeningen en te
vragen, dat deze overvloedige zegen bij voort
during moge blijven rusten op onzen bemnden
Bisschop en zijn arbeid.
Het Hoogwaardig Kapittel meent bovendien,
dat deze blijde jubeldag niet mag voorbijgaan
zonder dat voor de geestelyken en geloovigen
de gelegenheid worde opengesteld om door aan
bieding van een feestgave uiting te geven aan
hunne dankbare liefde jegens den beminden
Kerkvorst op zyn gouden priesterjubilé.
Overtuigd, dat Z. H. Exc. geen feestgave voor
zichzelven zou aanvaarden, meent het Hoog
waardig Kapittel toch een beroep te moeten
doen op de milddadigheid van geesteiykheid
en geloovigen, om gelden in te zamelen voor
een doel, dat in dezen kommervollen tyd by-
zonder beantwoordt aan de wenschen van den
Hoogwaardigen Jubilaris.
De bestemming dezer collecte zou dan zijn
gelden ter beschikking te stellen van Z. H. Exc.
den Bisschop om geldelyken steun te kunnen
verleenen aan de talryke godsdienstige werken,
die onze tyd vereischt tot geestelyk heil van
het Bisdom.
Het Hoogwaardig Kapittel, overtuigd van den
geloofsijver en aanhankelijke liefde der dioce-
sanen, vertrouwt, dat dezen gaarne den jubilee
renden Bisschop door een trilde feestgave zul
len willen steunen om met onverminderde
kracht de verspreiding en de vervolmaking van
het geloof en het godsdienstig leven in zijn
geliefd Bisdom te bevorderen.
Het zal zonder twyfel een vreugde zijn voor
zijn priesterhart en een ware voldoening voor
zijn vurigen zielenyver, indien de Herder van
ons diocees in staat zal gesteld worden dat werk
Gods te kunn envoortzetten ook in deze moei
lijke tijden door te kunnen voorzien in de gees-
telyke nooden van het Bisdom, die meer dan
ooit thans geldelijken steun dringend behoe
ven.
Het schrijven deelt dan verder mee, dat aan
de Zeereerw. heeren Pastoors inteekenlijsten
voor deze jubilé-gaven zullen worden toege
zonden, ter aanbieding ter inteekening aan de
geloovigen, terwyl, opdat niemand worde uit
gesloten van de gelegenheid naar vermogen tot
deze zoo nuttige feestgave mede te werken, op
Zondag 13 Mei eene vooraf aangekondigde en
aanbevolen open schaal-collecte zal worden ge
houden.
Het Kathedraal Kapittel vertrouwt ten volle,
dat deze uitnoodiging door geestelijkheid en
geloovigen met de hartelykste instemming zal
worden beantwoord en twyfelt er niet aan, of
de aigemeene kerkelyke feestviering en de rui
me liefdegaven zullen voor God en de men
schen de schitterendste getuigenis afleggen van
Je dankbaarheid en liefde der diocesanen jegens
hun jubileerenden Bisschop, dien Gods goed
heid moge behouden en zegenen in lengte van
dagen.
De Minister-President, dr. Coiyn, heeft zyn
ambtswerkzaamheden als Minister van Kolo
niën en als Minister ad interim van Economi
sche Zaken thans zoodanig geregeld, dat hy
des ochtends aan het Departement van Kolo
niën en des middags aan het Departement van
Economische Zaken werkzaam is.
Naar „De Telegraaf" meldt, zouden Gedep.
Staten van Noord-Holland bezwaar ontwikkeld
hebben tegen het besluit van den raad van
Zandvoort tot aanstelling van een derden wet
houder. Deze bezwaren zouden vooral de finan-
cieele zijde van het vraagstuk omvatten.
Een wethouder te Zandvoort geniet een sa
laris van 900. Gedeputeerden schynen van
oordeel te zyn, dat de Zandvoortsche begrooting
moeilyk sluitend te maken zal zyn, en dat daar
om elke extra post, die zou kunnen worden ver
meden, ook vermeden dient te worden. Het moet
de bedoeling zyn, dat de wethouders Molenaar
en Siegers er in zullen toestemmen het bedrag
van 1800, dat zy nu te zamen genieten, ten
Dehoeve van hun derden collega met hun drieën
te deelen.
30
Korte inhoud van het voorafgaande:
John Richmond, agent van den Britschen
Geheimen Dienst, wordt veïmoord door den
„Squid", die hem door geheel Europa is
gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely,
die zelf ook gewond wordt. De Squid kan
echter de geheime mededeelingen, die Rich
mond veroverde, bemachtigen. De politie
slaagde er niet in de daders op te sporen.
Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken
en de Losely-tiara, een kostbaar famiie-
stuk gestolen. De dief heeft echter niet
het echte, maar een imitatie van het erf
stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft
Richmond nog enkele woorden in geheim
schrift op een papiertje geschreven, dat
Sir Marcus, kort voor de inbraak in han
den van Scotland Yard geeft. Dit papier
wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een
geheim document in de tiara was verborgen.
De daders van den diefstal, die werk van
Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet
te pakken krijgen. Wel koestert hij ver
denking tegen Freddie Leicester, een neef
van Sir Marcus, die kort na den diefstal
in de kamer van Sir Marcus wordt aange
troffen. Een en ander schijnt echter op
een misverstand te berusten en Freddy
wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig is
Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst
van den Squid en zijn handlangers).
„Juist," zei Jerry, „en jy bent in staat om
iemand grijze haren te bezorgen, als hij ze niet
heeft. Dus hy is weg, verloren, zeg je; 't is toch
niet waar? Anders een aardige kerel, hy gaf me
eens een flinke fooi, omdat ik hem een kleinen
dienst bewezen had."
„Daar zou ik ook wel iets voor voelen, als je
me iets byzonders van hem zou kunnen vertel
len," zei Jimmy glimlachend.
„Man, spaar je geld, ik kan je niets, vertel
len," zei Jerry.
„Dat is je laatste woord?"
„Absoluut en laat me nu liever eens een beet
je met vrede, je zou iemand gek maken, dat is
vragen en vragen en nog eens vragen, je maakt
iemand ziek."
Jimmy gaf het op. Het interview had hem niet
veel wijzer gemaakt, dan hy eigenlyk wel ver
wacht had. Hy keerde zich langzaam om en ver
liet het gebouw.
De boef keek hem glimlachend na en wenkte
den kastelein.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK
De val
Zijne Genade van Framlingham wankelde de
kamer binnen en liet zich in een gemakkeiyken
stoel neerzinken. De beweging bracht een pyn-
lijken trek op zyn gezicht en hy wreef met een
bevende hand over zyn achterhoofd. Toen belde
hij.
Masters, de butler, verscheen byna onmiddel
lijk in de deuropening en glimlachte eerbiedig.
„Goeden morgen, Sir!"
„Is dat alles?" vroeg zyn heer, rillend. „Laat
eens wat zon komen."
Met een zwak glimlachje schoof de butler de
gordijnen opzy.
„Moet ik uw ontbyt boven brengen?" vroeg hy.
.Masters," zei de ander, „je bent een goede
butler. Het zou me spijten als ik je kwytraakte,
maar als je me over eten begint te praten, zou
dat wel eens verkeerd voor je kunnen af loopen."
De butler bleef onbewogen.
„Ik heb zoo'n indruk," zei Zyne Genade, „dat
iemand met alle geweld een gat in mijn hoofd
wil slaan met een hamer. Is dat zoo?"
De butler verzekerde hem, dat dat niet zoo
was. Zijn meester scheen dit min of meer te ver
lichten.
„Om hoe laat kwam ik vannacht thuis?"
vroeg hij.
„Om twee uur."
„Hoe," vroeg de edele heer smartelyk, „kwam
ik binnen? Gewoon verticaal of horizontaal?"
„In de armen van den portier, mynheer," was
het antwoord.
„H'm, was ikkeeh
„Een beetje, mynheer," zei Masters.
„Aha!"
De hertog leunde weer achterover en legde een
hand tegen zyn voorhoofd.
„Is er ys in huis," vroeg hy eindelyk.
„Hoeveel wenscht u. mijnheer?"
„Een kleine stapel zal wel voldoende zijn,"
mompelde de ander zwakjes, en Masters wilde
heengaan.
„Hola, Masters," zei Zyne Genade, met een
gebaar om den ander nog even te doen blijven.
„Ik wou je nog even vertellen, Masters, dat ik
me iets herinner van een vry onaangename
scène."
„O, ja? mijnheer."
„Iets, dat verband houdt met een auto, een
politie-agent en een lantaarnpaal. De politie
agent wou me aanvallen, geloof ik. Maar ik ben
er niet zeker van. 't Kan ook de lantaarnpaal
geweest zijn. De een of ander bood me echter
party."
De butler knikte ernstig.
„Uwe Genade was betrokken in een klein on
geluk," zei hy voorzichtig.
„Ongeluk?" De hertog zat plotseling rechtop.
„Waar ben ik dan gewond?"
„U bent niet gewond, mijnheer," stelde Mas
tera hem gerust. ,,De agent wel. U reed hem het
ondersteboven in de straat en vloog tegen een
lantaarnpaal op."
„Was hy beschadigd?"
„De wagen, de agent of de paal, mijnheer?"
vroeg Masters geduldig.
„De wagen, matuur lyk," snauwde de ander.
„De wagen nep een paar deuken op." Mastera
kuchte even.
„Vanmorgen heeft men u komen dagvaarden."
„Hoe luidde de aanklacht?"
„Onder invloed van sterken drank een voer
tuig besturen," antwoordde Mastera.
„Ga aan maar," zei de hertog en wuifde met
de hand.
Masters boog, en ging weg, doch kwam byna
op hetzelfde oogenblik terug.
De hertog keek op, toen hy hem door de ka
mer zag loopen en zuchtte van voldoening.
„Dat heb je hem vlug geleverd," zei hy goed
keurend.
„Ik heb het ys nog niet gehaald, Uwe Ge
nade," antwoordde Mastera.
„Dan haast je een beetje," snauwde de hertog,
nu minder vriendelyk.
De butler deinsde even achteruit, toen zyn
meester opstond.
„De inspecteur is hier, mynheer," zei hy, en
Zijne Genade zonk terug in zyn stoel.
„Hy vroeg een portie ys en men bracht hem
een inspecteur," zei hy klagend.
„Ik wil hem niet zien," zei hy toen. ,,Ik ben
niet in een toestand om inspecteurs te woord te
geven zal, wat hy hebben wil, maar dat hy me
met rust laat."
„Goeie morgen, Uwe Genade," zei een kalme
stem van den kant der deur, en toen de hertog
zich omkeerde, zag hy inspected Elveden.
„Integendeel," zei Framlingham, „die morgen
lijkt nergens op. Laat me alstublieft met vrede.
Ik zal alles wel in orde brengen. Ik ben bereid
een nieuwen lantaarnpaal daar te laten neer
zetten, desnoods een heele straat vol, maar ga nu
weg.
Elveden glimlachte, en den butler beduidend
weg te gaan, nam hy een stoel en ging by den
hertog zitten.
„Mijn bezoek heeft niets uitstaande met lan
taarnpalen, Uwe Genade. Ik kom voor zaken."
De aristocraat deed zyn oogen dicht.
„Hebt u dan geen eerbied voor een sterfbed?"
vroeg hy zwakjes, „Ga dan uw gang maar, u
hebt zeker Freddie teruggevonden: ik dacht het
wel, dat dit een ongeluksweek zou worden."
„Integendeel," antwoordde Elveden. „Ik weet
op geen stuken na, waar mynheer Leicester kan
uithangen. Ik moest hem eigenlijk zelf ook
dringend gesproken hebben, maar ik geloof, dat
ons alleen sir Marcus daarin de behulpzame
hand zou kunnen bieden. Maar daar nu niet
van."
De hertog besloot die insinuatie op zyn vriend
te negeeren, maar toch keek hy den ander aan.
„Wanneer," zei hy duideiyk, „u niet gekomen
bent, om my het overlijden te komen berichten
van dat jongmensch, of zyn arrestatie op grond
van den roof in de Trust, zeg dan waarvoor u
eigenlyk wèl komt; en wees kort, alstublieft, an
ders bega ik een ongeluk."'
De inspecteur hoorde dit alles geduldig aan.
„Ik heb uw hulp noodig. Uwe Genade," zei hy.
Zijn gastheer knikte gelaten, en beduidde hem
op te schieten.
„Uwe Genade interesseert zich voor diaman
ten."
„Kwam u hier om me dat te vertellen?" vroeg
de hertog woest.
Elveden beet op zyn lippen en zuchtte diep.
„U interesseert er zich genoeg voor, om ae te
koopen?" vervolgde hy.
„Als ik ze tenminste niet kan stelen," voegde
de hertog er met een vleugje humor aan toe.
„Goed. Uwe Genade is een ryk man...."
„Als dat soms een manier is om de kroon van
Rusland te krygen," onderbrak de ander, „dan
bent u toch aan een verkeerd kantoor."
(Wordt vervclgdJï