Officieren verder verdedigd de Inktvisch DINSDAG 24 APRIL 1934 DERDE KLASSERS Volgens den raadsman is er geen sprake van medeplichtigheid of sympathiseeren met de muiters Oud-commandant van Atjeh protesteert Luitenants 3e klasse „Opwekken van bloeddorst Min-sympathieke houding Een protest Dadelijk gereed De vlag met den bezem Pleidooi voor den Hoogen Raad VLIEGVELD OP TEXEL MAN ERNSTIG GEWOND Duistere zaak nog niet opgehelderd DOOR TREIN OVERREDEN EN GEDOOD Dubbel leven geleid? ,JMatuschka II" was een begaafd technisch leerling JAPAN-NEDERLAND Handelsconferentie uitgesteld tot Juni HET PROGRAM VAN DEN MIDDENSTAND Resolutie van den Limburgschen Bond Verdwenen diamanten Verzoek tot uitlevering van betrokken Pool Het laten zinken van de „Spaarnestroom" Schipper en machinist verdacht van meineed Geschorst NAZI IN ACTIE Mgr. A. F. Diepen Feestgave tot steunverleening aan godsdienstige werken Het cadeau MINISTER COLIJN GEEN DERDE WETHOUDER Of het totaal-salaris met drieën deelen? DOOR PETER BARON SOERABAJA, 23 April. (Aneta). Bij de voort- Zetting van zijn pleidooi zei de raadsman, de luitenant der mariniers Romswinckel, dat de beklaagde, den luitenant ter zee der tweede klasse L. D. de K. werd gelaakt wegens het geven van zijn eerewoord aan de muiters om niet te schieten. Dit is echter onjuist. De heer D. sloot een „tijdelijken wapenstilstand" ten behoeve van de onderhandelingen met een de putatie. Hij gaf de verzekering, na een gelijke belofte van den korporaal B. te hebben ont vangen dat deze deputatie van muiters niets zou overkomen, hetgeen een algemeen krijgs gebruik is. Raadsman betreurt het dat zijn collega-ver dediger Van 't Hof den beklaagde D. belastte ten bate van een anderen officier (Baron De V. van S.) en concludeert dat de zending van telegrammen geschiedde te 11.30, terwijl de ontvangst van een deputatie anderhalf uur la ter plaats vond en eerst ten behoeve van deze ontvangst de belofte dat niet geschoten zou worden werd gegeven, weshalve de raadsman Van 't Hof geen gebruik behoort te maken van de orders van den luitenant ter zee der tweede klasse D. ter Verklaring van de houding van Baron De V. van S. in de radio-hut. Het optreden van den luitenant ter zee der tweede klasse D. op de brug om den koers te wijzigen, enz., alsmede het openen van de wa terdichte deuren, getuigen van ten eerste een zucht om het schip te behouden, ten tweede de waardigheid van een officier. Raadsman concludeert tot het vellen van een vonnis milder dan de eisch, in het bijzonder ten aanzien van de handhaving in den mili tairen dienst. De raadsman, de luitenant ter zee der eerste klasse H. D. Lindner, verdedigt de terechtstaan de luitenants ter zee der derde klasse, uitge zonderd Baron de V. van S. Hij betoogt dat vanouds de luitenants ter zee der derde klasse niet werden beschouwd als vol waardige zee-officieren. Zelfs onthield men hun vóór 1915 gedurende twee jaar den titel van officier, onder handhaving van de benaming adelborst. Zelfs het beheer over de gamellen werd den luitenants ter zee der derde klasse onthouden. De luitenants ter zee der derde klasse, wien het aan ervaring ontbreekt, mogen geen initiatief nemen, daar dit gevaarlijk is. Raadsman constateert, dat de muiterij de militaire gehoorzaamheid niet beëindigde, noch de normale verhouding tusschen meerdere en mindere, weshalve de luitenants ter zee der derde klasse leiding zochten en volgden, ter wijl de verwarring welke ontstond niet aan de jongeren te wijten is. Ten aanzien van het den beklaagden ten laste gelegde nalaten van gezamenlijk en individueel optreden vooronderstelt een voorafgaande be- optreden voor onderstelt een voorafgaande be spreking, doch het optreden tegen den vijand is geen pic-nic, geen fietstocht, doch geschiedt uitsluitend op order van den oudsten officier, terwijl individueel optreden een zeer domme militaire handeling zou zijn geweest, daar het doodschieten van enkele muiters door een en kelen luitenant ter zee der derde klasse zeer waarschijnlijk diens dood zou hebben betee- kend, hetgeen maar goed ook zou zijn geweest, waar die luitenant ter zee der derde klasse an ders naar de gevangenis zou zijn gebracht we gens het opwekken van bloeddorst onder de schepelingen met het afmaken van alle Euro peanen als gevolg. De luitenants ter zee der derde klasse dien den hun aanvoerder te volgen, hetgeen ge schiedde blijkens het nakomen van de orders van den luitenant ter zee der tweede klasse Van B., hetgeen blijkt uit de verklaringen en door de feiten wordt gestaafd. Raadsman concludeert, dat opzijschuiven van Van B.'s gezag was verboden volgens ar tikel 137 (aanmatiging van gezag). Artikel 143 geldt niet voor de luitenants ter eee der derde klasse, daar er geen sprake is van medeplichtigheid of sympathiseeren met de muiters. Raadsman vreest dat de fiscaal den militai ren dienst de ziel ontneemt indien den min dere het recht wordt ontzegd op loyale aan voering. Ten aanzien van de strafmaat is raadsman van oordeel dat het militaire strafrecht geen appreciatie wenscht in een aantal dagen gevan genisstraf van het criterium „er zit meer bij dezen dan bij dien". Hij concludeert dat arti kel 143 niet van toepassing is op een lageren officier indien een hoogere aanwezig is. Raadsman eindigt zijn pleidooi met aan te dringen dat geen principieele veroordeeling zal volgen, daar speciaal de jongeren uit het pro ces hebben geleerd dat eindelijk het eeuwige geparlementeer is beëindigd, zoodat de handha ving van de tucht in de toekomst is verzekerd en het niet noodig is een voorbeeld te stellen. Om deze redenen verzoekt pleiter vrijspraak. De fiscaal bij den Zeekrijgsraad repliceert. Hjj handhaaft de bedoeling van den wetgever met artikel 143, als in zijn requisitoir is uiteen gezet en aanvaardt niet de critiek van den raadsman Van 't Hof op een voltooid misdrijf, dat niettemin voortduurt. Hü is van oordeel dat het betoog van den raadsman Lindner kant nog wal raakt, daar dit enkel slaat op de straf- positie. Ten bewijze van het feit dat allen schuldig zijn haalt de fiscaal het voorbeeld aan van het optreden van de officieren te Amersfoort tegen het uitdrukkelijk bevel van den hoog- sten in rang. Ten aanzien van de pleidooien, welke voor de beklaagden afzonderlijk werden gehouden zegt de fiscaal o. a. het volgende. Ten behoeve van den beklaagde den luite nant te rzee der eerste klasse F. werden reeds verzachtende omstandigheden in aanmerking genomen, daar het maximum 18 jaar en de eisch 1 (4 jaar is. Overigens kan niet alle schuld op de autoriteiten worden gelegd, daar de heer F. ontslag had moeten vragen. Ten aanzien van den beklaagde den luite nant ter zee der eerste klasse F. werden reeds grond van diens verklaringen het hem toege schreven totaal gebrek aan kordaatheid ge handhaafd. De fiscaal heldert een misverstand op ten aanzien van den beklaagde de luitenant ter zee der derde klasse Baron De V. v. S., wiens min-sympathieke houding ten processe niet blijkt uit verklaringen van zijn mede-beklaag den, doch uit verklaringen van beklaagde zelf. Voorts wordt geconcludeerd, dat het militair besef van beklaagde diens gewelddadig optre den belette. Een conflict medicus-officier was niet aan wezig, daar beklaagde, de officier van gezond heid der tweede klasse B., evenzeer zou hebben geschoten indien hij persoonlijk was aangeval len, zoodat zijn optreden als officier noodig was, gevolgd door zijn optreden als medicus zoodra rust en orde zouden zijn hersteld. De fiscaal spreekt niet over handhaving van de door hem gestelde eischen, doch zulks blijkt uit de verwerping van de door de ver dedigers aangevoerde argumenten. De Generaal-majoor titulair b. d. H. Beh- rens, oud-commandant van Atjeh verzoekt Aneta-Holland naar aanleiding van de versla gen van de Krijgszittingen te Soerabaja inzake de zestien officieren van de „De Zeven Provin ciën" het volgende te publiceeren: Met den meesten nadruk moet ik protestee ren tegen de wijze waarop door getuigen en verdedigers getracht werd verzachtende om standigheden te bepleiten voor het optreden van die officieren door een blaam te werpen op de landmacht en op mijn naam. Eveneens geldt mijn protest den president van den krijgsraad, die dit niet heeft belet. Indien men mijn maatregelen in het geding wil brengen, dan had toch als eerste eisch ge steld moeten worden, dat ik zelf als getuige zou zijn gehoord. Zulks is niet geschied. Nu werd gezegd, dat die officieren rekenden op de hulp van de landmacht, die ik beloofd had, doch niet heb gegeven, en verder: „Kon den beklaagden verwachten, dat men slechts beschikte over veertig onbruikbare karabij nen? Konden zij weten, dat kolonel Behrens geen troepen afstond, omdat hij in de verbeel ding verkeerde, dat Koetaradja zwart zag van Atjehers?" Met deze aanhalingen kan ik volstaan, zij toonen voldoende het hoogst eigenaardige in de geheele kwestie aan, waarbij niemand is opgeroepen, die de juiste lezing van het ge beurde kon weergeven. Hoe toch is het verloop der gebeurtenissen geweest? Iets voor negen uur 's avonds ontving de commandant van H. M. „De Zeven Provin ciën" eene waarschuwing, dat de Inlandsche bemanning met het schip zou wegvaren. Daar aan hechtte hij geen waarde, zijn woorden wa ren: „Zij kunnen niet varen, zij kunnen niet eens de ankers er uit krijgen." Iets over tienen kwam het bericht, dat mui terij was uitgebroken. Niemand dacht aan de mogelijkheid van wegvaren. Ik heb dadelijk de beschikbare infanterie doen klaar maken en binnen een half uur stonden een paar honderd man gereed. Het was mijn voornemen daarmede te trachten aan boord van het voor anker liggende schip te komen. Aan de haven komend, vernam ik dat „De Zeven Provinciën" reeds een uur onder stoom was. Toen gelastte ik telefonisch de komst der infanterie af, die verder in de kazerne ter be schikking moest blijven. Infanterie in sloepen kan nu eenmaal in open zee niet vechten tegen een oorlogsschip. Veel later op den avond, naar schatting half twaalf, vroeg de commandant mij een dekking van een paar brigades infanterie (40 man) aan boord van het Gouvernementsstoomschip, waar mede hij „De Zeven Provinciën" wilde volgen en daar die Gouvernementer onbewapend is, was hij bevreesd, dat de muiters zich ook daar van zouden meester maken. Die dekking heb ik geweigerd, maar hem 40 gloednieuwe ge weren model '95 (dus geen onbruikbare kara bijnen) met munitie gegeven voor een deel zijner eigen manschappen, die aan den wal waren. In een destijds door mij aan den commandant van de zeemacht gezonden verklaring, die mede onderteekend werd door den Gouverneur van Atjeh en door mijn kapitein-adjudant staat dan ook: „Er zijn mij nimmer van marinezijde plannen voorgelegd tot de herovering van H. M. „De Zeven Provinciën". Er is dus ook nooit om hulp gevraagd, die door mij werd toegezegd en niet gegeven. De Hooge Raad heeft Maandag behandeld een zaak tegen den rijksleider der Nat. Soc. Ned. Arbeiders Partij, dr. C. A. A. H„ die zich voor het Haagsche Kantongerecht heeft te ver antwoorden gehad wegens het hebben van een stalbezem boven het trottoir in de Amaliastraat te Den Haag en het niet weghalen van een vlag, die uitgehangen was van het in die straat gevestigde vereenigingsgebouw. Wegens beide feiten, volgens den kantonrech ter opleverende overtreding van artikel 1 der Haagsche Politieverordening, werd dr. H. ver oordeeld tot geldboeten. Hij ging van dit vonnis in hooger beroep, waarop de rechtbank te 's Gravenhage hem vrijsprak van het niet op volgen van het bevel van den burgemeester op grond, dat de burgemeester zich niet in zijn brief had beroepen op „vrees voor gevaar voor de openbare orde en veiligheid", Het tweede deel van de tenlastelegging werd bewezen ver klaard en deswege werd de heer H. veroordeeld tot ƒ5 boete. Hiervan ging de veroordeelde in cassatie. Voor hem trad voor den Hoogen Raad op mr. E. G. S. Bourlier, die drie cassatiemiddelen toe lichtte. Hij zeide aan het betoog geen politiek tintje te willen geven, maar dat deze zaak voor zijn cliënt principieel is. In Nederland namelijk zijn vele politieke partijen en alle hebben hun partijgebouw. Het is de gewoonte, van zulk een gebouw een partij vlag uit te steken. Mussert en Baars mogen dit ook en de roode vlag wappert, zonder dat iemand er aanstoot aan neemt. Pleiter wees er nu op, dat volgens art. 1 der Haagsche politieverordening geoorloofd zijn vlaggen en vlaggestokken niet gebruikt als be drijfsreclame-doeleinden. Raadsheer-rapporteur mr. Donner: Het gaat alleen om den bezem, niet meer om de vlag. Mr. Bourlier zeide, dat hü daarop nu zou komen. Een vlaggestok, aldus pleiter, is bijna steeds afgewerkt met een knop en deze knop nu was hier vervangen door een bos twijgen, niet door een bezem. Een bezem maakt men van zoo'n bos, door er een stok doorheen te steken. Maar aangenomen, dat er wel een stok- bezem aan gebonden was, maakt dit niets uit, omdat een bezem het embleem is der partij, dus bij de vlag behoort. De bezem was dan aangebracht als sluitstuk van den vlaggestok. Stok en twijgen vormden één geheel. Dit was de vlag met embleem der party, waarvan dr. H. de rijksleider is. Uit het vonnis nu blijkt, dat men heeft onderzocht, of de „bezem" geen in tegreerend bestanddeel is van de vlag met stok. Als dit zoo is, is art. 1 niet van toepassing. Men heeft dit alles niet nagegaan. In plaats van een knop had men evengoed een leeuw kunnen nemen bijvoorbeeld. Pleiter concludeerde, dat het ten laste gelegde niet strafbaar is. De advocaat-generaal, mr. Besier, zal op 7 Mei conclusie nemen. De raad der gemeente Texel heeft besloten tot den aanleg van een vliegveld in den polder Eierland, welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in werkverschaffing onder dagelijk- sche leiding van de Nederlandsche Heidemaat schappij. Voorts besloot de gemeenteraad tot het aan leggen van een fietspad tusschen den Hoorn en het Noordzeestrand, eveneens uit te voeren in werkverschaffing, en tot electrificatie van het zuiden en midden van polder Eierland. Het net van de N. V. Texelsche Electriciteitsmy. (Cen trale te Den Burg), zal hiertoe een uitbreiding ondergaan. De politie te Stompwyk ontving Maandag ochtend de mededeeling. dat aan den West- vlietweg bij de Wyckerbrug een man zwaar ge wond op den berm lag. Agenten troffen een inwoner van Stompwijk aan, zekeren A. M., die leelijk was toegetakeld. Hij werd onmiddeliyk per ziekenauto naar het ziekenhuis Anthonishove gebracht, waar hem de eerste hulp werd verleend. Uit een voorloopig verhoor, dat de politie hem afnam, bleek, dat hy den vorigen avond in gezelschap van zes andere personen een be zoek aan Voorburg had gebracht. Zondagavond laat is op de spoorbaan by de halte Laan van Nieuw Oost-Indië te 's-Gra- venhage een ongeveer zestig-jarige man door een trein overreden en gedood. Het lichaam van het slachtoffer was deerlük verminkt. By onderzoek is gebleken, dat het slachtoffer de heer W. J. v. 't G., ryksboekhouder te Rotter dam was. In den nacht van 8 November 1.1. werd door den thans 18-jarigen J. L. diens vriendje Johan Lammers op afschuweiyke wijze om het leven gebracht. Het ventje werd gewurgd en met zware hoofdwonden achter een afvalterrein van een aannemersfirma te Uden gevonden. J. L. legde by het ingestelde onderzoek een volledige bekente nis af, waarna hy naar het Huis van Bewaring te 's-Hertogenbosch werd overgebracht, waar hy nog vertoeft. De behandeling dezer zaak zal spoedig plaats vinden, vermoedeiyk met gesloten deuren. Naar de „Telegraaf" van wel-ingelichte zijde verneemt, heeft de jeugdige verdachte in het huis van bewaring sensationeele onthullingen gedaan en op schrift gesteld. Deze verklaringen zijn getoetst aan den inhoud van tallooze papie ren, die by den verdachte op zijn kamer zijn ge vonden. Verdachte, een zeer begaafd technisch leerling van de ambachtsschool te 's-Hertogen bosch, biykt een dubbel leven geleid te hebben. Hy hield zich met allerlei zonderlinge zaken bezig en uit het onderzoek is komen vast te staan, dat hy de schrijver is geweest van de anonyme brieven onderteekend door Matusehka II, waarin aangeduid werd, dat de Pullmantrein ParijsAmsterdam op een bepaalde plaats tot ontsporing zou worden gebracht, indien niet aan genoemde voorwaarden zou worden voldaan. Hy heeft dezen brief in Den Haag op de post gedaan en het is gebleken, dat hy per fiets van Uden naar Den Haag is gegaan om den brief te posten. Naar verluidt, zal de te Soerabaya te houden Japansch-N ederlandsche handelsconfe- rentie, hoewel vastgesteld op 19 Mei as., waar- schynlyk worden uitgesteld tot Juni. In afwachting van de opening der conferentie zal de Nederlandsche regeering waarschijnlijk de in werking treding van het voorgestelde licentie systeem voor importeurs uitstellen. Zondag j.l. had te Venlo een groote verga dering plaats van den Kring Venlo van den R. K. Limb. Middenstand, als inzet van de O. S. B.-actie van den R. K. Limb. Middenstand. Het woord voerde hier de zeereerw. heer K. Roncken, aalmoezenier van den Arbeid te Ven lo en de heer J. A. Koop, voorzitter van den R. K. Limb. Middenstand, penningmeester van den N. R. K. M. en lid van den Middenstandsraad. .Aalmoezenier Roncken sprak over de sanee ring van den middenstand als onderdeel der genezing van het heele economische leven. Spr. begint met erop te wijzen, dat onze tyd zich kenmerkt door een hevige beroering en heftige critiek. De economische crisis, malaise en werkloosheid zyn hiervan de groote geluid versterkers. Het zyn juist diegenen, die nooit „Rerum Novarum" of „Quadragesimo Anno" gelezen hebben laat staan meegewerkt aan de uit voering ervan maar die nu grijpen naar een uiterste en meeloopen met een beweging, die onophoudelijk gaat tegen menschen, die hun heele leven hebben gevochten tegen de verder- felyke ideeën, welke ons maatschappelijke le ven beheerschten, die hun heele leven hebben gewerkt aan een nieuwe ordening. Spr. noemde het een verblydend verschyn- sel, dat ook de Middenstanders zich hoe langer hoe meer bewust worden van de noodzakelyk- heid eener nieuwe ordening. Het beginsel der gemeenschapsverantwoor- delykheid komt hierop neer, dat het gemeen schapsgezag de richting en de wyze van de behoeftevoorziening der gemeenschap bepaalt. De goede of slechte resultaten van het ge- meenschapsbeheer worden principieel gedra gen door de gemeenschap, en het gemeen schapsorgaan beslist, of en op welke wyze ieder lid der gemeenschap in de totale wel vaartsvoorziening zal by dragen. De leiding moet komen in handen van nieuwe organen, met inachtneming van het be ginsel der medeverantwoordelykheid. En hier bij heeft ce Staat een voorname rol en vooral zoolang die nieuwe organen nog niet bestaan, zal de Staat ordenend moeten optreden Hierna behandelde de heer J. A. Koops. voorzitter van den R. K. Limb. Middenstand, penningmeester van den N.R.K.M., lid van den Middenstandsraad het O.S.B.-program. Ten slotte werd een resolutie met aigemeene stemmen aangenomen, waarin o.m. men zich uitspreekt voor publiek-reehtelyke organisatie van het bedryfsleven op den grondslag van zelfbestuur en als inzet tot een volledige cor poratieve herordening der maatschappy en met de meeste beslistheid iedere poging tot fascis tische of nationaal-socialistische party-dicta tuur in staat, maatschappy en levensbeschou wing verwerpt. Voorts wordt van de regeering verlangd, in nauwe samenwerking met het georganiseerd bedrijfsleven een doelbewuste en positieve mld- denstandspolitiek, in den zin van het Orde- nings-, Saneerings- en Beschermingsprogram ma van den N. R.K.M., mede door tydelijk vestigingsverbod, vaststelling van vestigings- eischen en afdoende optreden tegen concur- rentie-excessen en daarnaast rechtstreeksche maatregelen, om het gezonde kleinbedrijf spe ciaal in den detailhandel, te behoeden tegen on- noodige verdere verdringing door grootbedryf en coöperatie, in het algemeen belang der maatschappij. Daartoe wordt ook verwacht de medewer king van- de R. K. Staatsparty in den zin van haar manifest. Naar wy vernemen, heeft de Oostenrijksche regeering een verzoek tot uitlevering gedaan van den Pool K., die, naar men weet, te Weenen onbevoegd pakketten diamanten in ontvangst heeft genomen. De Nederlandsche rechibank zal omtrent deze kwestie advies aan de regeering uitbrengen. Hangend dit onderzoek blijft de Pool in hechtenis. Deze zaak zal dus niet door de Ne derlandsche rechtbank worden behandeld. Er was reeds direct twyfel gerezen of de Neder landsche justitie in deze zaak bevoegd was, welke kwestie thans is opgelost door het verzoek van uitlevering. Op 12 Juni van het vorig jaar is de stoom trawler „Spaarnestroom", eigendom van de gebroeders H. D. en J. D., op de Noordzee onder de Deensche kunst by de Hornrif ge zonken. De Raad voor de Scheepvaart stelde 26 Juli een onderzoek naar dit ongeluk is. De zeeman J. K., machinist van de „Spaarnestroom" en de schipper-mede-eigenaar H. D. werden als getuigen gehoord. Het vermoeden rees, dat aeze getuigen onder eede onjuiste verklaringen aflegden. Zij hadden zich Maandag voor den Amster- öamschen policie-rechter mr. Muller te verant woorden, verdacht van meineed. De onjuiste verklaring van H. D. luidde als volgt: daarna draaide de machine weer, doch eensklaps viel de boel in elkaar. Ik hoorde, achterin zijnde, omstreeks 9.45 uur des avonds een klap in de machinekamer. Het water spoot in de tunnel naar boven; het kwam volgens den machinist uit de inlaatcirculatie. Terwijl wy ten anker lagen is er ongeveer tien minuten halve kracht gedraaid. De dikke straal, die ik in de tunnel zag spuiten, spoot schuin weg." De machinist K. heeft in dezelfde zitting van den Raad voor de Scheepvaart verklaard: „Er zyn 3 pijpjes van den condensator gestopt. Na de reparatie en nadat de schipper gewaar schuwd was, dat alles klaar was, is, terwyl het schip ten anker lag, halve kracht gedraaid, zonder dat er iets gebeurde. Later zette ik den afsluiter wat meer open en toen werd, terwyl ik vlak voor de machine stond, een zware slag gehoord. Ik sloot terstond den afsluiter. Ik ver moed, dat de bodem uit den condensator is geslagen en dat er door den schok een pyp is gebroken", enz. De zaken tegen beide verdachten werden ge voegd. Zy legden een volledige bekentenis af. Politierechter: Hoe is de Spaarnestroom naar den kelder gegaan? Verdachte D.: Hy is met moedwil tot zinken gebracht. Politie-rechter: Wie heeft het schip laten zinken? Verdachte: De tweede machinist. Politierechter: Waren al Uw verklaringen on der eede onjuist? Verdachte: Ja, Edelachtbare. De schipper zou een ander schip koopen, ik wilde niet werkloos worden.... Officier: Bent U overgehaald het te doen? Verdachte geeft ook dit toe, hy verklaart er geen geld voor te hebben ontvangen. De politie-rechter ondervroeg vervolgens den mede eigenaar-schipper D. President: Waren ook Uw verklaringen on juist? Verdachte: Ja, twas gelogen. President: Dus jullie hebben dat schip laten zinken? Verdachte: Ja, het was niet noodzakeiyk dat het zonk, reparatie was mogelijk geweest. President: Dus 'tis gezonken, maar hoe? Verdachte: Ja, dat weet ik niet precies. Mede op verzoek van mr. Kokosky, verdedi ger van D., werd de verdere behandeling van de zaak geschorst tot 15 Mei a.s. te half twee, teneinde inzage te kunnen nemen van de stuk ken, welke op het Haarlemsche parket berusten en die betrekking hebben op het wegbrengen van het schip. Zondagmorgen zagen eenige voorbijgangers in den top van het Casino aan den Noord boulevard te Zandvoort een hakenkruis han gen. De politie slaagde er na veel moeite in de vlag naar beneden te halen. Direct werd in be paalde richting een onderzoek ingesteld. Oa. heeft men in de omgeving van het Casino 'n bekend nationaal-socialist met een fototoe stel zien loopen. 7 Juni as. hoopt de Bisschop van Den Bosch, Z. H. Excell. Mgr. A. F. Depen, zyn gouden priesterfeest te vieren. In verband hiermede is Zondag een schrijven voorgelezen in de kerken van het Bisdom, waar- by het Hoogwaardig Kapittel der Kathedrale Basiliek van St. Jan zich tot de Zeereerw. hee- ren Pastoors en Rectoren richt met het drin gend verzoek: lo. Op Zondag 10 Juni door een plechtige H. Mis, gevolgd door het „Te Deum", God open lijk dank te brengen en tevens Gods rijksten zegen af te smeeken, over den jubileerenden Bisschop Van alle priesters mag verwacht wor den, dat zy dien dag, zoo het hun mogelyk is of anders op een anderen dag, de H. Mis tot die intentie zullen opdragen. 2o. Alle geloovigen dringend aan te sporen, dien dag door het bywonen der Heilige Dien sten, door eene aigemeene H. Communie en vurige gebeden God te danken voor de zoo lyk geschonken weldaden en zegeningen en te vragen, dat deze overvloedige zegen bij voort during moge blijven rusten op onzen bemnden Bisschop en zijn arbeid. Het Hoogwaardig Kapittel meent bovendien, dat deze blijde jubeldag niet mag voorbijgaan zonder dat voor de geestelyken en geloovigen de gelegenheid worde opengesteld om door aan bieding van een feestgave uiting te geven aan hunne dankbare liefde jegens den beminden Kerkvorst op zyn gouden priesterjubilé. Overtuigd, dat Z. H. Exc. geen feestgave voor zichzelven zou aanvaarden, meent het Hoog waardig Kapittel toch een beroep te moeten doen op de milddadigheid van geesteiykheid en geloovigen, om gelden in te zamelen voor een doel, dat in dezen kommervollen tyd by- zonder beantwoordt aan de wenschen van den Hoogwaardigen Jubilaris. De bestemming dezer collecte zou dan zijn gelden ter beschikking te stellen van Z. H. Exc. den Bisschop om geldelyken steun te kunnen verleenen aan de talryke godsdienstige werken, die onze tyd vereischt tot geestelyk heil van het Bisdom. Het Hoogwaardig Kapittel, overtuigd van den geloofsijver en aanhankelijke liefde der dioce- sanen, vertrouwt, dat dezen gaarne den jubilee renden Bisschop door een trilde feestgave zul len willen steunen om met onverminderde kracht de verspreiding en de vervolmaking van het geloof en het godsdienstig leven in zijn geliefd Bisdom te bevorderen. Het zal zonder twyfel een vreugde zijn voor zijn priesterhart en een ware voldoening voor zijn vurigen zielenyver, indien de Herder van ons diocees in staat zal gesteld worden dat werk Gods te kunn envoortzetten ook in deze moei lijke tijden door te kunnen voorzien in de gees- telyke nooden van het Bisdom, die meer dan ooit thans geldelijken steun dringend behoe ven. Het schrijven deelt dan verder mee, dat aan de Zeereerw. heeren Pastoors inteekenlijsten voor deze jubilé-gaven zullen worden toege zonden, ter aanbieding ter inteekening aan de geloovigen, terwyl, opdat niemand worde uit gesloten van de gelegenheid naar vermogen tot deze zoo nuttige feestgave mede te werken, op Zondag 13 Mei eene vooraf aangekondigde en aanbevolen open schaal-collecte zal worden ge houden. Het Kathedraal Kapittel vertrouwt ten volle, dat deze uitnoodiging door geestelijkheid en geloovigen met de hartelykste instemming zal worden beantwoord en twyfelt er niet aan, of de aigemeene kerkelyke feestviering en de rui me liefdegaven zullen voor God en de men schen de schitterendste getuigenis afleggen van Je dankbaarheid en liefde der diocesanen jegens hun jubileerenden Bisschop, dien Gods goed heid moge behouden en zegenen in lengte van dagen. De Minister-President, dr. Coiyn, heeft zyn ambtswerkzaamheden als Minister van Kolo niën en als Minister ad interim van Economi sche Zaken thans zoodanig geregeld, dat hy des ochtends aan het Departement van Kolo niën en des middags aan het Departement van Economische Zaken werkzaam is. Naar „De Telegraaf" meldt, zouden Gedep. Staten van Noord-Holland bezwaar ontwikkeld hebben tegen het besluit van den raad van Zandvoort tot aanstelling van een derden wet houder. Deze bezwaren zouden vooral de finan- cieele zijde van het vraagstuk omvatten. Een wethouder te Zandvoort geniet een sa laris van 900. Gedeputeerden schynen van oordeel te zyn, dat de Zandvoortsche begrooting moeilyk sluitend te maken zal zyn, en dat daar om elke extra post, die zou kunnen worden ver meden, ook vermeden dient te worden. Het moet de bedoeling zyn, dat de wethouders Molenaar en Siegers er in zullen toestemmen het bedrag van 1800, dat zy nu te zamen genieten, ten Dehoeve van hun derden collega met hun drieën te deelen. 30 Korte inhoud van het voorafgaande: John Richmond, agent van den Britschen Geheimen Dienst, wordt veïmoord door den „Squid", die hem door geheel Europa is gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely, die zelf ook gewond wordt. De Squid kan echter de geheime mededeelingen, die Rich mond veroverde, bemachtigen. De politie slaagde er niet in de daders op te sporen. Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken en de Losely-tiara, een kostbaar famiie- stuk gestolen. De dief heeft echter niet het echte, maar een imitatie van het erf stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft Richmond nog enkele woorden in geheim schrift op een papiertje geschreven, dat Sir Marcus, kort voor de inbraak in han den van Scotland Yard geeft. Dit papier wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een geheim document in de tiara was verborgen. De daders van den diefstal, die werk van Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet te pakken krijgen. Wel koestert hij ver denking tegen Freddie Leicester, een neef van Sir Marcus, die kort na den diefstal in de kamer van Sir Marcus wordt aange troffen. Een en ander schijnt echter op een misverstand te berusten en Freddy wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig is Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst van den Squid en zijn handlangers). „Juist," zei Jerry, „en jy bent in staat om iemand grijze haren te bezorgen, als hij ze niet heeft. Dus hy is weg, verloren, zeg je; 't is toch niet waar? Anders een aardige kerel, hy gaf me eens een flinke fooi, omdat ik hem een kleinen dienst bewezen had." „Daar zou ik ook wel iets voor voelen, als je me iets byzonders van hem zou kunnen vertel len," zei Jimmy glimlachend. „Man, spaar je geld, ik kan je niets, vertel len," zei Jerry. „Dat is je laatste woord?" „Absoluut en laat me nu liever eens een beet je met vrede, je zou iemand gek maken, dat is vragen en vragen en nog eens vragen, je maakt iemand ziek." Jimmy gaf het op. Het interview had hem niet veel wijzer gemaakt, dan hy eigenlyk wel ver wacht had. Hy keerde zich langzaam om en ver liet het gebouw. De boef keek hem glimlachend na en wenkte den kastelein. NEGENTIENDE HOOFDSTUK De val Zijne Genade van Framlingham wankelde de kamer binnen en liet zich in een gemakkeiyken stoel neerzinken. De beweging bracht een pyn- lijken trek op zyn gezicht en hy wreef met een bevende hand over zyn achterhoofd. Toen belde hij. Masters, de butler, verscheen byna onmiddel lijk in de deuropening en glimlachte eerbiedig. „Goeden morgen, Sir!" „Is dat alles?" vroeg zyn heer, rillend. „Laat eens wat zon komen." Met een zwak glimlachje schoof de butler de gordijnen opzy. „Moet ik uw ontbyt boven brengen?" vroeg hy. .Masters," zei de ander, „je bent een goede butler. Het zou me spijten als ik je kwytraakte, maar als je me over eten begint te praten, zou dat wel eens verkeerd voor je kunnen af loopen." De butler bleef onbewogen. „Ik heb zoo'n indruk," zei Zyne Genade, „dat iemand met alle geweld een gat in mijn hoofd wil slaan met een hamer. Is dat zoo?" De butler verzekerde hem, dat dat niet zoo was. Zijn meester scheen dit min of meer te ver lichten. „Om hoe laat kwam ik vannacht thuis?" vroeg hij. „Om twee uur." „Hoe," vroeg de edele heer smartelyk, „kwam ik binnen? Gewoon verticaal of horizontaal?" „In de armen van den portier, mynheer," was het antwoord. „H'm, was ikkeeh „Een beetje, mynheer," zei Masters. „Aha!" De hertog leunde weer achterover en legde een hand tegen zyn voorhoofd. „Is er ys in huis," vroeg hy eindelyk. „Hoeveel wenscht u. mijnheer?" „Een kleine stapel zal wel voldoende zijn," mompelde de ander zwakjes, en Masters wilde heengaan. „Hola, Masters," zei Zyne Genade, met een gebaar om den ander nog even te doen blijven. „Ik wou je nog even vertellen, Masters, dat ik me iets herinner van een vry onaangename scène." „O, ja? mijnheer." „Iets, dat verband houdt met een auto, een politie-agent en een lantaarnpaal. De politie agent wou me aanvallen, geloof ik. Maar ik ben er niet zeker van. 't Kan ook de lantaarnpaal geweest zijn. De een of ander bood me echter party." De butler knikte ernstig. „Uwe Genade was betrokken in een klein on geluk," zei hy voorzichtig. „Ongeluk?" De hertog zat plotseling rechtop. „Waar ben ik dan gewond?" „U bent niet gewond, mijnheer," stelde Mas tera hem gerust. ,,De agent wel. U reed hem het ondersteboven in de straat en vloog tegen een lantaarnpaal op." „Was hy beschadigd?" „De wagen, de agent of de paal, mijnheer?" vroeg Masters geduldig. „De wagen, matuur lyk," snauwde de ander. „De wagen nep een paar deuken op." Mastera kuchte even. „Vanmorgen heeft men u komen dagvaarden." „Hoe luidde de aanklacht?" „Onder invloed van sterken drank een voer tuig besturen," antwoordde Mastera. „Ga aan maar," zei de hertog en wuifde met de hand. Masters boog, en ging weg, doch kwam byna op hetzelfde oogenblik terug. De hertog keek op, toen hy hem door de ka mer zag loopen en zuchtte van voldoening. „Dat heb je hem vlug geleverd," zei hy goed keurend. „Ik heb het ys nog niet gehaald, Uwe Ge nade," antwoordde Mastera. „Dan haast je een beetje," snauwde de hertog, nu minder vriendelyk. De butler deinsde even achteruit, toen zyn meester opstond. „De inspecteur is hier, mynheer," zei hy, en Zijne Genade zonk terug in zyn stoel. „Hy vroeg een portie ys en men bracht hem een inspecteur," zei hy klagend. „Ik wil hem niet zien," zei hy toen. ,,Ik ben niet in een toestand om inspecteurs te woord te geven zal, wat hy hebben wil, maar dat hy me met rust laat." „Goeie morgen, Uwe Genade," zei een kalme stem van den kant der deur, en toen de hertog zich omkeerde, zag hy inspected Elveden. „Integendeel," zei Framlingham, „die morgen lijkt nergens op. Laat me alstublieft met vrede. Ik zal alles wel in orde brengen. Ik ben bereid een nieuwen lantaarnpaal daar te laten neer zetten, desnoods een heele straat vol, maar ga nu weg. Elveden glimlachte, en den butler beduidend weg te gaan, nam hy een stoel en ging by den hertog zitten. „Mijn bezoek heeft niets uitstaande met lan taarnpalen, Uwe Genade. Ik kom voor zaken." De aristocraat deed zyn oogen dicht. „Hebt u dan geen eerbied voor een sterfbed?" vroeg hy zwakjes, „Ga dan uw gang maar, u hebt zeker Freddie teruggevonden: ik dacht het wel, dat dit een ongeluksweek zou worden." „Integendeel," antwoordde Elveden. „Ik weet op geen stuken na, waar mynheer Leicester kan uithangen. Ik moest hem eigenlijk zelf ook dringend gesproken hebben, maar ik geloof, dat ons alleen sir Marcus daarin de behulpzame hand zou kunnen bieden. Maar daar nu niet van." De hertog besloot die insinuatie op zyn vriend te negeeren, maar toch keek hy den ander aan. „Wanneer," zei hy duideiyk, „u niet gekomen bent, om my het overlijden te komen berichten van dat jongmensch, of zyn arrestatie op grond van den roof in de Trust, zeg dan waarvoor u eigenlyk wèl komt; en wees kort, alstublieft, an ders bega ik een ongeluk."' De inspecteur hoorde dit alles geduldig aan. „Ik heb uw hulp noodig. Uwe Genade," zei hy. Zijn gastheer knikte gelaten, en beduidde hem op te schieten. „Uwe Genade interesseert zich voor diaman ten." „Kwam u hier om me dat te vertellen?" vroeg de hertog woest. Elveden beet op zyn lippen en zuchtte diep. „U interesseert er zich genoeg voor, om ae te koopen?" vervolgde hy. „Als ik ze tenminste niet kan stelen," voegde de hertog er met een vleugje humor aan toe. „Goed. Uwe Genade is een ryk man...." „Als dat soms een manier is om de kroon van Rusland te krygen," onderbrak de ander, „dan bent u toch aan een verkeerd kantoor." (Wordt vervclgdJï

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3