RUSSISCHE GALGENHUMOR Met w&aal van den da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND ui MESSENEN VORKEN AAN KETTINGEN I Het Geheim van het open Raam Aan banden die waren versleten. werd menig ongeluk geweten! VRIJDAG 27 APRIL 1934 Met doffe gelatenheid neemt de Russische moejik alle slagen des onheils op Feesten in de Sovjet- Unie DE MONT BLANC IS HOOG, het hoogste punt van Europa! En toch, als wij een toren bouwden van al de Sunlight Zeep die in één jaar wordt verbruikt, zou deze 521 maal hooger zijn! Dit enorme verbruik bewijst hoezeer de Neder* landsche huisvrouw Sunlight Zeep op prijs stelt, hoezeer de ervaring haar van de voortreffelijke kwaliteit van Sunlight Zeep heeft overtuigd! Een begraven kanon Een terugzien na zes en twintig jaar ken weer af voor Onheilvolle Belangrijke prae-histo- rische vondsten AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal door ANTHONIE GILBERT „CWorüt vervolgd) Het feit, dat de gecollectiveerde Russi sche mensch buitengewoon gevoelig op elke nieuwe verslechtering van zijn toestand in de „Volkswitz" reageert, dat hij on telbare anecdoten in omloop brengt en bij allen jammer en ellende nog iets aardigs, iets geestigs weet te ontdekken, zou men als teeken kunnen beschouwen, dat zijn ziei nog niet geheel is ge broken en dat hjj beschikt over een onverwoest- baren humor. Kijkt men echter scherper, dan crtdekt men den ouden Russu, .he n motjik. die alle slagen des onheils met doffe gelatenheid op neemt. Het merkwaardigste is, dat de alles ver biedende Sovjet-regeering de politieke anec dote niet verbiedt, ook al is zij zeer bedenkelijk voor het aanzien van t regiem. Een noodige veiligheidsklep. Hier volgen eenige recente anec doten, die overgenomen zijn uit sovjet-bladen: De ongedierteplaag is in Rusland als het ware tot een probleem geworden. Een landgoedbezit- ter klaagt tegenover een vriend: „Wat moet ik doen? De luizen verslinden me." „Heel een voudig!" zegt deze, „schrijf een briefje: hier worden nog nieuwe leden in het collectieve be drijf opgenomen en alles gaat in panischen schrik aan den haal." In een ontspanningspark is een zoogenaamd dood uur ingevoerd, dat gewijd moet zijn aan de absolute rust. Op een bank echter maakte een bezoeker allerlei onrustige bewegingen, kijkt rond, krabt zich. „Rustig zijn!" beveelt een col lectief wachter. „Ik kan niet, ik mis de luizen. In de gangen daar zijn geen lawaaiende stem men te hooren, uit de kamers hoor je door de luidsprekers geen programreden neem me niet kwalijk, partijgenoot, maar dat is toch té ongewoon". In de „Krasnaja Gazeta" van Leningrad staat een geschiedenis in versvorm, die een schel licht werpt op de sovjet-producten. „Om 10 uur kocht ik schoenen in de ledertrust, om 12 uur timmerde ik de hakken er opnieuw aan, om 2 uur lieten de zolen onbarmhartig los van het bovenleer, om 3 uur zaten er twee spijkers in myn hiel, om 5 uur trad ik met mijn bloote voeten in het slijk, totdat ik om 7 uur begreep, dat de producten van de ledertrust maar be rekend zijn voor één dag" De sovjetcensoren dat is een hoofdstuk op zich zelf. Op een tentoonstelling staan twee dezer machtigen voor een volslagen leeg doek. „Tegen dit werk is toch werkelijk zoo goed als niets in te brengen; de kunstenaar heeft het gegeven uitermate voorzichtig aangepakt." De goede grootvader aan de wieg van zijn kleinzoon: „Hier, mijn jongen, heb je een ac tueel cadeautje, een lidmaatschapskaart der Moskousche regeering voor woningzoekenden. Als Jij het ook misschien niet mag beleven, iaat het dan je zoon na, opdat het in de manne lijke lijn blijft." In een stad van den Kaukasus wordt een der schier dagelijksche feesten gehouden, die in de Sovjet-unie nog talrijker gevierd moeten worden dan mirabile dictu in het Derde Rijk. Een aanwezige leider der Groesiërs (Groesiërs vor men een Kaukasische volksstam) kon zich niet weerhouden in zijn feesttoast met een duideiy- ken wenk in de richting van een aanwezigen Moskouschen commissaris te zeggen: „Wij, be woners van den Kaukasus, zijn het groote Rus land tot dank verplicht. Want het heeft Bakoe in ons bezit gelaten, maar de petroleum ons ont nomen, de velden hooren van ons, ofschoon het graan in bezit overgaat van Rusland, de wijn bergen hooren van ons, maar de wijn hoort van Rusland". De commissaris had gevoel voor hu mor en antwoordde: „En wij zijn tot dank ver plicht, omdat het centrale comité van ons is. maar de commissaris van jullie, de zware in dustrie is van ons, maar de commissaris is van Jullie, en de partij is van ons, maar haar lei der Stalin is van jullie." Toen de „Kaukasische mode" in de leidende sovjet-posities voortdurend toenam, werd in Moskou verteld: „Eindelijk heeft Stalin zich op Tsaar Paul I gewroken; hij heeft Rusland bij Groesië ingelijfd". De bevolking, die dikwijls nachten en dagen lang queue moest maken, om brood, boter, ha ring en zoo voorts machtig te worden, kreeg vroeger bons, zoodat zij m de rij kon wachten, om geholpen te worden. Later is men er toe overgegaan, om bij het enorme gebrek aan pa pier den menschen op den rug van hun hand een stempel te geven, welke als bewijs moest dienen voor recht op levensmiddelen. En daar teekent de sovjet-caricaturist Elissejew in een courant een teekening, die een bekende stads- schoonheid voorstelde, in felle verontwaardiging en daarnaast haar tandenknersende aanbid der: „Wat 'n ezel!" roept zij uit, „om zoo lomp mijn hand te kussen, dat mijn heele boter- stempel naar de maan is!" In Moskousche restaurants is men tot den maatregel gedwongen om messen, vorken en le pels aan kettingen te verbinden, omdat men machteloos stond tegenover den massadieistal van deze artikelen. Dezelfde teekenaar Elissejew heeft ook dit in de caricatuur vastgehouden. Een man verlaat een restaurant en sleept een heele tafel achter zich aan: „Wat een pech, ik wou alleen den lepel maar eerlijk gappen." „Iwan, je bevalt me niet, je bent zoo triest en je kijkt zoo sip en je bent toch pas voor de vijfde maal getrouwd." „Ja. dat is juist de pech. Het huwelijk was pas gestoten en wij bespraken het een en ander. En toen bleek, dat we het vorige jaar al getrouwd geweest waren." Ook de bureaucratie wordt kostelijk gehekeld: De „Frawda" vertelt: De stationschef van een der spoorwegen in Rusland kreeg een invullings biljet met 2697 vragen, die onverwijld beant woord moesten worden. „Ik zal vannacht niet kunnen slapen," zei de stationschef tegen zijn ondergeschikten. „De directie heeft mij een papier gezonden, dat on middellijk beantwoord moet worden. Ik laat v 525-0252 H. alles in den steek en zal mijn plicht vervullen!" Hij stak de lamp aan en zette zich aan het werk. Het vervullen van zijn plicht eischte den heelen nacht op. Eerst den volgenden ochtend om 9 uur was de man Haar. Doodmoe verliet hij zijn werkkamer om wat rust te nemen Het papier handelde over inrichtingen, die het station niet bezat en waarvan de stations chef weinig verstand had, maar het bevel van de directie was duidelijkhij moest dus gehoor zamen en alle 2697 vragen beantwoorden. Den heelen nacht kraste de pen van den stations chef en schreef 2697 maal het woord „neen" neer. Te Auckland in Australië is een groot, negen- inch kanon weggeruimd. Ruim een kwart eeuw geleden werd het kanon op den Mount Victoria aan den Noordkant van de haven van Auck land geplaatst om de hoofdstad van Nieuw Zeeland te verdedigen. Indertijd moest in den weg dien het kanon zou gaan, te weten van de hoofdstraat van de voorstad Devenport tot aan de bergglooiing, een pad worden aangelegd, waarna het, met behulp van hydraulische katrollen, naar zijn hooge plaats op den berg werd geheschen. Toen het kanon, geheel volgens voorschrift, was geplaatst, is het ook even geprobeerd. Hier bij werd de helft van alle ruiten in Devenport oogenblikkelijk verbrijzeld, terwijl een in de nabijheid gelegen reservoir scheurde. Nadien heeft men het kanon nimmer meer afgevuurd. De kosten die moesten worden ge waakt om het kanon van den berg te halen, werden niet gedekt door het bedrag dat het als oud metaal zou opbrengen. Daarom heeft men het thans begraven en alleen een met gras be groeid heuveltje kan getuigen dat het er eens geweest is. Bij de groote aardbeving van Messina in het jaar 1908, werd ook het huis, waarin An- gelo Inferrera met zijn vrouw en zijn vier kinderen woonde, door de lavamassa's bedol ven. De man werd niet levensgevaarlijk ge wond van onder de puinhoopen te voorschijn ge haald. Bij zijn zoeken ontdekte hij weldra het lijk van zijn vrouw, maar zijn kinderen vond hij niet en niemand kon hem vertellen of zij gered waren en waar zij zich in dat geval bevonden. Aan het reddingswerk werd door schepen van velerlei landaard deelgenomen. Inferrera werd opgenomen door een Russisch stoomschip, dat op weg was was Genua naar Odessa. De man, die in de meening verkeerde dat zijn geheele gezin was omgekomen, bleef in Odessa wonen. Zijn beide dochters en zijn zoon Andrea hadden echter op tijd kunnen vluchten en waren met den stroom der ver schrikte bewoners in een der naburige dorpen terecht gekomen, waar zij onderdak vonden. Op hun beurt verkeerden zij in de meening dat hun beide ouders omgekomen waren. Toen de jonge Andrea groot geworden was, werd hij zeeman eq maakte eens een reis op een schip, dat Italiaansche goederen naar de Zwarte Zee bracht. Toen Andrea Inferrera in Odessa aan land was gegaan, vroeg hij, daar hij de stad niet kende, een meisje naar den weg. Tot zijn groote verbazing antwoordde zii hem in rasecht Siciliaansch. Zij noodigde hen' uit haar vader eens te komen bezoeken, die zich er zeer over zou verheugen dat hij na zoo'n langen tijd weer eens met een landsman in de eigen taal zou kunnen spreken. De jonge zeeman voldeed gaarne aan het verzoek en tot zijn verbazing vernam hij dat de vader van het meisje evenals hij uit Messina geboortig was. En weldra was nu het raadsel opgelost. De man was de vader van den jongen Andrea Hij was in Odessa getrouwd met een vrouw, die evenals hij als vluchtelinge op het Russi sche schip naar Odessa was gekomen. Jan Janssen haatte z'n naam. Wie zou ook aan zoo'n naam geen heffel hebben? 't Is en blijft een echt algemeene naam. Et is niets romantisch aan verbonden. Toen hij dan ook met vacantie naar een badplaats ging. huisden er absoluut geen dichterlijke gedachten in z'n hoofd. Hij ging op vacantie en daarmee uit. Hij ging om rust te hebben. Heel gewoon kocht hij een serie prentbriefkaarten en zond die aan z'n kennissen; bezichtigde de ruïnes van een kasteel in den omtrek, bezocht het casino, ijsbeerde langs het strand, gebruikte zonder veel trek een sorbet bij de schetterende klanken van een Jaszband. Totdat hij het goud-blonde meisje zag. Toen hij haar voor 't eerst zag en zjJ tegen hem glimlachte, keerde hij z'n hoofd om. Bij de tweede ontmoeting glimlachte ze weer en nam hij meer notitie van haar. Hij was daar zelf verwonderd over, omdat hü zich zelf als vrij prozaïsch kende, maar nu....? Hij keek om. Zij keek om. Zij stopten en gingen terug, keken, glimlach ten kleurden en 't einde van 't lied was. dat hij vroeg of ze elkander reeds ontmoet hadden te Z. (Hij was nog nooit in Z. geweest!) Zy geloofde echter wel zich zoo iets te herinneren. „Hebt u de ruïnes al bezichtigd?" vroeg Jan diplomatiek, ,,'t Lijkt me wel aardig daar eens naar toe te gaan. Vindt u ook niet?" Hierbij verzweeg hij, dat hij de ruïnes het vervelendste plekje van de omgeving vend. „Wel, dat lijkt me verrukkelijk," antwoordde het goudharige meisje. „Ik ben er nog nooit geweest." En ze verzweeg het feit dat ze er al zes maal vertoefde. Ze gingen naar de ruïnes van 't Kasteel. Bei den vonden het prettig. Het goudharig meisje vond Jan leuk en Jan vond het goudharig meisje leuk. Toen ze van de ruïnes terugkeer den, waren ze hopeloos op elkaar verliefd. Maar zij was een meisje, en kon het dus niet zeg gen. En Jan Janssen was verlegen en wist niet, hoe hij 't moest zeggen. Ze scheidden bij den toren en 't duurde wel 2 minuten vóór ze el kanders hand los konden laten. „Ik hoop, dat het morgen mooi weer is," zei Jan. „Ik ook," lispelde het aanvallige kind. „Morgen.... kunnen.... zien we elkaar mor gen?" hakkelde Jan. „Best!" „Op de pier?" vroeg Jan hoopvol. „O, dat is eenig." „Dus morgenochtend ongeveer tien uur dan maar." „Goed." „Ik hoop dat het weer net zoo prettig zal worden," ging Jan verder. „Ik hoop het ook." „Ik weet zeker, dat het prettig wordt," zei Jan. „Ik ook," antwoordde zij blozend. „Slaap wel! Ik ben biy, dat ik je ontmoet heb." „Slaap wel! Ik vond het echt prettig!" „Dag." „Dag." Zoo gingen ze van elkaar. Het goud-harige meisje had vóór de ontmoe ting met Jan Janssen al de hoop opgegeven, ooit haar ideaal te ontmoeten. Maar nu vroeg ze zich af, of hij soms een uitzondering maakte. In ieder geval, ze hield van hem. Ze hadden afgesproken om 10 uur en ze was er om 10 uur „Ik hoop, dat het mooi blijft," zei ze. „Ik hoop het ook," zei Jan. „Het ziet er heel goed uit." „Ja, prachtig." Toen stelde Jan Janssen voor: „Zullen we gaan?" „Ja, dat is goed." Ze wandelden de pier af, volgden het strand en liepen ongemerkt steeds verder. Ze spraken Oom Sidney keek me aan, ik zag, dat hij niet boos was, wat ik eerst wel had gevreesd. Jon gen, zei hij, ik ga ook niet. We gaan samen wat wandelen en een museum bezien. Wij plotseling klonken verschrikte kreten. Een stier, die uit een stal zou worden geleid, had kans gezien te ontsnappen en rende door de straat. Hij had reeds een kar ondersteboven geloopen en er dreigde groot onheil te gebeuren. Oom Sidney bedacht zich geen oogenblik. Hij greep uit zijn jaszak een dolkmes, dat hij steeds bij zich droeg, met 't oog op de gevaren van een wereldreis en sprong midden op den weg. De stier kwam snuivend en brullend op hem af. Het beest had zijn nek gekromd, gereed om oom Sidney op zijn horens te nemen en de lucht in te slingeren. Ik schreeuwde van ont zetting en vloog op een hooge stoep. Juist toen het beest zijn horens zou planten in de kleeren van den heer Bey, sprong deze op zij en duwde het mes in de borst van den stier. Een ijzing wekkend gebrul steeg op. Het beest, dat nog eenige meters was doorgehold, keerde zich om om zich op zijn aanvaller te Werpen. Maar op 't zelfde oogenblik had oom Bey zijn revolver te voorschijn gehaald en maakte met een wei- gemikt schot een einde aan het leven van het fel-bloedende beest. Luide hoera's stegen op uit de menigte, die pas nog hevig ontsteld was geweest. door de menigte heen, pakte mij bij den arm, stapte in een auto en gelastte den chauffeur ons een eind weg te rijden, waaraan deze ge willig gehoor gaf. Oom hoe durft u, riep ik, nog steeds bevend uit. Och jongen, het moest Er hadden groote ongelukken kunnen gebeu ren, waarbij tal van slachtoffers zouden zijn gevallen. Het moest! Intusschen heb je nu toch een stierengevecht gezien. Ja oom, 't is waar, maar een ander dan gewoonlijk geleverd wordt. Men begrijpt, dat van dit oogenblik af mijn respect voor mijn chef nog meer was ge stegen. Ik voelde mij veilig onder de hoede van zulk een dapper man. Men verdrong zich rond den triumfator, maar Intusschen was het nieuws van het stieren deze, niet gesteld op eerbewijzen, drong zich gevecht spoedig verspreid. In de couranten 's avonds stond een heele kolom. En merkwaar dig, het heele geval met betrekking tot onze arrestatie en onze vrijlating stond er bij ver meld. Ik voelde toen, dat het sterke beenen moeten zijn, die de weelde kunnen dragen Wani toen ik mijn naam in de krant zag, voel de ik mi) erg gewichtig, 't Liefst zou ik een exemplaar naar Amsterdam hebben gezonden, maar ik durfde daarop niet aandringen, 'k Vond het Wat al teIntusschen wachtte ons in het hotel een heele verrassing. Het gemeen tebestuur had voor oom Sidney een grooten krans laten bezorgen, terwijl de burgemeester op onze terugkomst zat te wachten. Hij stak een reuzen-speech af en hing oom Sidney den krans om, terwijl mü een couvert met inhoud werd overhandigd. over het weer, over boeken, schilderijen en al lerlei onderwerpen. Hun smaak was dezelfde en beiden hadden dezelfde lievelingsschrijvers. Jan werd meer en meer verliefd op het goudharig meisje. Z ij was er stellig van overtuigd, dat hij hemelsbreed verschilde van andere mannen. Met zekerheid wist ze, dat ze haar geluk vol komen aan hem zou durven toevertrouwen. In haar geest bouwde ze reeds geweldige lucht- kasteelen. Aan het eind van den dag was het als een onuitgesproken gedachte tusschen hen. Ze was zeker van zich zelf en vroeg zich ang stig af, of hij het begreep. Hij was minstens even zeker van zichzelf, en vroeg zich eveneens af, of zij het be- greep. Ze spra- i den volgenden j dag. Ze wandel- den, bezochten IICICL1TI ten de ruïnes en zaten bij de mu- ■•■•«••.mi".™....... ziek in een café. Zoo kwam het einde van den dag. „Tot morgen?" vroeg Jan hoopvol. „Tot morgen," antwoordde z'n aangebedene. Toen schepte Jan moed en zei. met haar hand in de zijne geklemd: „Ik bemin je." „En ik beminde jou al van af den eersten keer," gaf ze blozend ten antwoord. Hand in hand wandelden ze verder. Ze dach ten aan geen tijd. Ongemerkt was het laat geworden. „O, ik moet om 11 uur binnen zijn!" riep ze verschrikt uit. Nu moet ik gauw gaan Dag!" „Dag. Maar dat is waar ook, ik weet niet eens je naam," lachte Jan. „En ik niet dien van jou," schaterde ze terug Ze noemden hun namen. Haar naam was Truus Vinkei. Den volgenden dag liep Jan stralend van ge luk te wachten. In z'n hand hield hij een bou quet rozen. Ongemerkt ging z'n blik naar de klok. Wat is dat? Al kwart over tienen cn nog geen Truus te bekennen Hij wachtte tot 11 uur. „Zeker hebben we pas om 2 uur afgesproken," stelde hij zich gerust. Om 2 uur stond hij weer op de plaats der ontmoeting. Weer geen Truus. Tot 4 uur liep hij zenuwachtig op en neer. De voorbijgangers keken naar hem, maar dat merkte hij niet. 's Avonds stond hij van 8 tot 11 uur weer te vergeefs te wachten. Toen ging hij heen. Wie hem nu zag loopen, dacht, dat er een door 's levens last gebroken man liep. Ook den an deren dag kwam er geen Truus opdagen Woe dend schold hy zich zelf voor idioot. Natuurlijk had ze maar wat willen flirten. Toch had hij het niet van haar gedacht. Z'n vacantie liep ten einde en verbitterd ging hij weer aan z'n werk. „Ja, zoo is 't," sprak Truus 14 dagen later tot een vriendin, „de mannen zijn nooit te ver trouwen. Ik dacht stellig, dat hij een keurige jongen was. Heelemaal geen gewoon type. Hij deed zich alleraardigst voor. Ik heb hem ook gezegd, dat ik veel van hem hield. Alles heb ik hem van me zelf verteld. Hij zei, dat hij ont zettend veel van me hield." Hier kon ze niet verder: tranen verstikten haar stem. Toen ze wat bedaard was, vervolg de zij „En toen ik hem m'n naam noemde, merkte ik pas z'n waren aard. 't Viel me direct op, dat hij zich even bedacht vóór hij zei: „Ik heet Jan Janssen; zoo noemen ze zich altijd, als ze voor de aardigheid kennis aanknoopen met een meisje." De Zweedsche archeoloog dr. Ture Ame heeft in Perzië onderzoekingen verricht naar de oorspronkelijke woonplaats van het Indo- Europeesche ras. Deze bekende archeoloog heeft aan den voet van de Elbrusbergen in Noord- Oost Perzië aan de Kaspische Zee uitgebreide opgravingen verricht. In den ouden berg van Shah-Tepe heeft hij verscheidene zeer belang rijke overblijfselen gevonden van een vijfdui zend jaar oude stad, wier bestaan door een of andere oorzaak, waarschijnlijk tengevolge van een catastrophe of een klimaatverandering omstreeks tweeduizend jaar voor Christus, op hield. Deze vroege nederzetting dateert uit het ko peren tijdperk. Zeer kunstig uit koper bewerkte voorwerpen, waaronder beelden, dolken, siera den en lampen werden door de Zweedsche ex peditie gevonden. Dr. Ame heeft eveneens ongeveer een veer tigtal geraamten gevonden. Uit aen vorm van de gevonden schedels van deze vroegere oe- woners blijkt, dat zij hebben behoord tot de vroegst bekende Indo-Europeanen. Men heeft sporen gevonden die er op wijzen, dat het brengen van menschenoffers deel uitmaakte van den godsdienstigen ritus van de bewoners van Shah-Tepe. De mogelijkheid wordt niet uitgesloten geacht, dat voortgezette opgravin gen in dezelfde streek zullen leiden tot de op lossing van verscheidene prae - historische pro blemen. i 11Iop dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 9/1/]/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor >7Cf) bij een ongeval met O Cf) bij verlies van een hand IOC Dij verlies van een Cf) b« een breuk van f Af) bi) verlies van 'n AllC QDOIlne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet of een oog# duim of wijsvinger v v» been of arm# T anderen vinger 10. Bovenop legde hij al de gebonden deelen van de Encyclopaedia Britannica. Verder werd de koffer gesloten met een apart slot. waarvan hij den eenigen sleutel op zijn bloote borst droeg aan een ketting rond zijn hals Buiten op de koffer stonden de letters geschilderd W. J. M. en Ruth Marlowe had juist een tweedehands valies aangeschaft van zeer be scheiden afmetingen, waarop dezelfde letters waren aangebracht. Hij had een paspoort ge kregen op den naam van Walter James Marchant en op dezen naam een samer be steld in een onbeteekenend hotelletje aan den buitenkant van Parijs. Hij was zelf tegenwoordig bij het inpak ken der boeken, terwijl Ruth zijn nauwkeu rige aanwijzingen plichtgetrouw opvolgde. Alle boeken lagen in hooge stapels op het vloerkleed van de bibliotheek. Hij ging er uiterst voor zichtig mee om, pakte ze zorgvuldig in, als was het glaswerk, zoozeer vreesde hij. dat ze tijdens het transport zouden worden beschadigd, Toen ze ten slotte allemaal hun plaats hadden ge kregen, werden ze stuk voor stuk in de oude omslagen gewikkeld om te voorkomen, cat ze langs elkander zouden wrijven en alle openin gen werden zorgvuldig met kranten toegestopt, teneinde het schudden onderweg tegen te gaan. Paula zat in haar kamer, met haar rug naar het open venster, te luisteren naar het zwak doorkomende geluid beneden uit de bibliotheek. Ofschoon het tamelijk vroeg was, lag er een donkerte over dezen middag, zwart en dreigend. Een groote wolk hing als een somber gordijn voor het daglicht en vanuit de verwijderde heuvels naderde dof gerommel. Ze kon 't niet bepaald jammer vinden, dat Sir Ascher voor enkele dagen weg ging. De verschrikkelijke uren, die zij met hem had doorgebracht, sedert Arthur Newnham's ontslag, deden haar zelfs nu nog rillen. Haar gedachten gingen naar haar minnaar. Ze had de kaart ontvangen, maar met 'n bedrukt hart en toen zij zijn boodschap had gelezen, was er een melancholieke glimlach over haar lippen ge komen. Want hoe kon hij ooit terugkomen en haar opeischen? Dat was immers onmogelijk, dat zag toch iedereen in. Ze sprak deze woorden hard op en schrok toen ze de echo van haar eigen stem vernam. „Onmogelijk? Wat beteekent dat nu?" Zij draaide zich snel om en zag, hoe een been over de balconleuning kwam. De man waar aan ze dacht, verscheen voor haar venster Verschrikt riep ze: „Arthur! Ben Je krankzinnig!" Hij glimlachte triomfantelijk en keek haar blij in de oogen. „Heb ik je niet gezegd, dat ik terug zou komen, lieveling?" „Maar vandaag, vanavond? Als hij je hoort." „Hij?" Arthur fronste de wenkbrauwen. „Je Voogd? Maar hij is immers in Frankrijk. Hij is gisteravond overgestoken." „Neen, nee, dat is niet waar. Hy moest nog een dag wachten. Er was iemand, die hem een boek niet kon bezorgen en toen heeft hij zyn reis uitgesteld. Ze zyn beneden aan het pak ken, hij en miss Marlowe. Ze zyn er al den heelen dag mee bezig. Ze zullen nog minstens een half uur doorgaan. Nog wel langer mis schien." „Je zegt, dat ze in de bibliotheek zijn?" „Natuurlijk. Hoe ben jy naar boven geko men?" „O, heelemaal langs den anderen kant. Door het hek. Weet je, dat je my daar eenmaal den sleutel van gegeven hebt, liefste? Ik ben geko men om myn belofte te vervullen en je mee te nemen. Het is niet veilig voor jou, hier nog langer te biyven. Je moet met mij mee komen. We zullen de zaken wel zien te regeien. Ik heb een beetje gespaard en ik zal wel werk zien te krtjgen. Ik durf Je hier niet achter laten. .Arthur," fluisterde zy wanhopig, „je hebt gelyk. Ik durf niet te blijven. Je weet niet, wat hij die laatste dagen met mij heeft ge daan. Hy heeft me beleedigd zooals geen mensch my ooit zou kwetsen." „Hy kan je niet dwingen, bij hem te biyven, indien jy zyn hulp niet opeischt. We zullen vannacht weggaan. Je moet me tot zoc lang ergens verstoppen. Kan hier iemand binnen komen? Kun je niet zeggen dat je hoofdpyn hebt? „Ik kan niet verhinderen dat Sir Hector bin nenkomt." „En ik durf me niet meer naar beneden te laten glijden, omdat hy wellicht aan het ven ster van zyn bibliotheek staat. Als hier iemand binnenkomt, zal ik me achter de gordynen ver stoppen. Ze hangen gelukkig tot op den grond. Luister eens goed. Wat er ook gebeuren moge, je moet zorgen, dat je hier niet meer bent, als hy weer terugkomt uit Frankrijk." „We kunnen nergens heengaan, at hij zal ons achterna komen," riep zy wanhopig uit. „We zullen naar het buitenland trexken Daar zullen we veiliger zyn, en dan zal hij je wel vrijlaten. Al was het alleen maar om zijn eigen trots te redden." „Dat zal hij niet. zoolang hij myn geld vast kan houden. Indien hy me liet trouwen, zou hy geen penning meer kunnen beheeren. Hij wil me dwingen met nem te trouwen, om zich daardoor van mijn erfenis meester te maken." „Ja, het ziet er slecht voor je uit." Ze had al haar weerstandsvermogen verloren en spoedig begonnen ze een plan tot ontsnap ping in elkaar te zetten. „Neem morgen den trein van 10.1 uit Chan- celbury," zei hy. „Zorg vooral dat je dien met mist. Ik zal op je wachten, maar men moet ons niet samen zien. anders zit je voogd ons zóó op de hielen. Probeer iets te dragen, waarin men je niet zoo vlug zal herkennen. Als het eenigszins mogelyk is, moeten wy niet gezien worden." „Arthur," riep ze ineens verbaasd uit. „Je hebt Je snor afgeschoren." „Ja," lachte hy. „En ik zou mijn haar heb ben laten bleeken en mijn baard hebben laten staan indien er tijd voor geweest was. We moeten ons beslist zien te vermommen, anders kraait morgen heel de buurt ons vertrek uit. Hoe langer wy onze bestemming kunnen ver bergen, des te beter. Wat is dat?" Men hoorde buiten schreden. „Best. Steek geen licht aan, niemand zal my zien." Een oogenblik later was hy door het half geopend venster naar buiten gesprongen en had hy zich verborgen in een hoek van het balcon. De zware overgorcUjnen zouden hem vol doende beschutten als men tenminste niet te dicht bij het venster kwam. Maar wie het ook mocht zijn, waarschyniyk een bediende. hij kwam in ieder geval niet verder dan de deur want Paula ging vlug naar buiten en een oogenblik later hoorde hy de deur sluiten en wist hij dat de kamer leeg was. Z'n eigen posi tie, stelde hy ontevreden vast, was heusch niet benijdenswaardig. Hy was er dankbaar voor. dat het dien middag zoo buitengewoon donker en bewolkt was. Paula ging vlug naar beneden. In de hall zat een bezoekster op haar te wachten. Van erg veel belang was het bezoek met. Het betrof een inzameling voor het plaatselijk Cottage Hospital. De dame deed erg overtui gend en vriendelijk en zat als maar te lachen. Paula schreef haastig een chèque ter dubbele waarde van de gewone jaariyksche inschry- ving en stelde de vrouw dus gauw tevreden. Toen de voordeur achter haar dichtviel, kwam Ascher zenuwachtig uit de bibliotheek geloopen. Hy deed erg gejaagd en opgewonden. „Wie was dat?" vroeg hy ruw, maar wachtte haar antwoord niet eens af. „Slane," riep hy verder. „Waar zit kerel nu weer? Slane verscheen op het tooneel en het twee tal ging terug naar de bibliotheek en liet Paula vol schrik en angst staan. Aarzelend ging zy terug naar de ontbytkamer. zich afvragende, hoe lang het nog zou duren voordat haar voogd zou vertrekken. Elk moment dat hij in huis bleef was een gevaar voor Newnham. Hy kwam gewoonlijk even naar haar kamer, voordat hy vertrok, om goeden dag te zeggen en 6oms eenige aanwijzingen te geven voor dingen, die tydens zyn afwezigheid moesten worden gedaan cf konden gebeuren. Ze was vast besloten hem thans beneden goeden dag te zeggen. Ze zei tegen haar be diende, dat ze thee zouden drinken in de ont bytkamer, daar het boven voor haar te warm was geworden. Terwyi ze wachtte op het thee blad liep ze half gek van angst in de deftige keurig gemeubelde kamer op en neer, aan niets anders denkend dan aan het telkens drei gend gevaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 13