RUSSISCHE GALGENHUMOR
Met w&aal van den da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
ui
MESSENEN VORKEN AAN
KETTINGEN
I
Het Geheim van
het open Raam
Aan banden die waren
versleten.
werd menig ongeluk
geweten!
VRIJDAG 27 APRIL 1934
Met doffe gelatenheid neemt de
Russische moejik alle slagen
des onheils op
Feesten in de Sovjet-
Unie
DE MONT BLANC IS HOOG,
het hoogste punt van Europa! En toch, als wij
een toren bouwden van al de Sunlight Zeep die
in één jaar wordt verbruikt, zou deze 521 maal
hooger zijn!
Dit enorme verbruik bewijst hoezeer de Neder*
landsche huisvrouw Sunlight Zeep op prijs stelt,
hoezeer de ervaring haar van de voortreffelijke
kwaliteit van Sunlight Zeep heeft overtuigd!
Een begraven kanon
Een terugzien na zes en
twintig jaar
ken weer af voor Onheilvolle
Belangrijke prae-histo-
rische vondsten
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal door
ANTHONIE GILBERT
„CWorüt vervolgd)
Het feit, dat de gecollectiveerde Russi
sche mensch buitengewoon gevoelig op
elke nieuwe verslechtering van zijn
toestand in de „Volkswitz" reageert, dat hij on
telbare anecdoten in omloop brengt en bij allen
jammer en ellende nog iets aardigs, iets geestigs
weet te ontdekken, zou men als teeken kunnen
beschouwen, dat zijn ziei nog niet geheel is ge
broken en dat hjj beschikt over een onverwoest-
baren humor. Kijkt men echter scherper, dan
crtdekt men den ouden Russu, .he n motjik. die
alle slagen des onheils met doffe gelatenheid op
neemt. Het merkwaardigste is, dat de alles ver
biedende Sovjet-regeering de politieke anec
dote niet verbiedt, ook al is zij zeer bedenkelijk
voor het aanzien van t regiem. Een noodige
veiligheidsklep. Hier volgen eenige recente anec
doten, die overgenomen zijn uit sovjet-bladen:
De ongedierteplaag is in Rusland als het ware
tot een probleem geworden. Een landgoedbezit-
ter klaagt tegenover een vriend: „Wat moet ik
doen? De luizen verslinden me." „Heel een
voudig!" zegt deze, „schrijf een briefje: hier
worden nog nieuwe leden in het collectieve be
drijf opgenomen en alles gaat in panischen
schrik aan den haal."
In een ontspanningspark is een zoogenaamd
dood uur ingevoerd, dat gewijd moet zijn aan
de absolute rust. Op een bank echter maakte een
bezoeker allerlei onrustige bewegingen, kijkt
rond, krabt zich. „Rustig zijn!" beveelt een col
lectief wachter. „Ik kan niet, ik mis de luizen.
In de gangen daar zijn geen lawaaiende stem
men te hooren, uit de kamers hoor je door de
luidsprekers geen programreden neem me
niet kwalijk, partijgenoot, maar dat is toch té
ongewoon".
In de „Krasnaja Gazeta" van Leningrad
staat een geschiedenis in versvorm, die een schel
licht werpt op de sovjet-producten. „Om 10
uur kocht ik schoenen in de ledertrust, om 12
uur timmerde ik de hakken er opnieuw aan,
om 2 uur lieten de zolen onbarmhartig los van
het bovenleer, om 3 uur zaten er twee spijkers
in myn hiel, om 5 uur trad ik met mijn bloote
voeten in het slijk, totdat ik om 7 uur begreep,
dat de producten van de ledertrust maar be
rekend zijn voor één dag"
De sovjetcensoren dat is een hoofdstuk op
zich zelf. Op een tentoonstelling staan twee
dezer machtigen voor een volslagen leeg doek.
„Tegen dit werk is toch werkelijk zoo goed als
niets in te brengen; de kunstenaar heeft het
gegeven uitermate voorzichtig aangepakt."
De goede grootvader aan de wieg van zijn
kleinzoon: „Hier, mijn jongen, heb je een ac
tueel cadeautje, een lidmaatschapskaart der
Moskousche regeering voor woningzoekenden.
Als Jij het ook misschien niet mag beleven, iaat
het dan je zoon na, opdat het in de manne
lijke lijn blijft."
In een stad van den Kaukasus wordt een der
schier dagelijksche feesten gehouden, die in de
Sovjet-unie nog talrijker gevierd moeten worden
dan mirabile dictu in het Derde Rijk. Een
aanwezige leider der Groesiërs (Groesiërs vor
men een Kaukasische volksstam) kon zich niet
weerhouden in zijn feesttoast met een duideiy-
ken wenk in de richting van een aanwezigen
Moskouschen commissaris te zeggen: „Wij, be
woners van den Kaukasus, zijn het groote Rus
land tot dank verplicht. Want het heeft Bakoe
in ons bezit gelaten, maar de petroleum ons ont
nomen, de velden hooren van ons, ofschoon het
graan in bezit overgaat van Rusland, de wijn
bergen hooren van ons, maar de wijn hoort van
Rusland". De commissaris had gevoel voor hu
mor en antwoordde: „En wij zijn tot dank ver
plicht, omdat het centrale comité van ons is.
maar de commissaris van jullie, de zware in
dustrie is van ons, maar de commissaris is van
Jullie, en de partij is van ons, maar haar lei
der Stalin is van jullie."
Toen de „Kaukasische mode" in de leidende
sovjet-posities voortdurend toenam, werd in
Moskou verteld: „Eindelijk heeft Stalin zich op
Tsaar Paul I gewroken; hij heeft Rusland bij
Groesië ingelijfd".
De bevolking, die dikwijls nachten en dagen
lang queue moest maken, om brood, boter, ha
ring en zoo voorts machtig te worden, kreeg
vroeger bons, zoodat zij m de rij kon wachten,
om geholpen te worden. Later is men er toe
overgegaan, om bij het enorme gebrek aan pa
pier den menschen op den rug van hun hand
een stempel te geven, welke als bewijs moest
dienen voor recht op levensmiddelen. En daar
teekent de sovjet-caricaturist Elissejew in een
courant een teekening, die een bekende stads-
schoonheid voorstelde, in felle verontwaardiging
en daarnaast haar tandenknersende aanbid
der: „Wat 'n ezel!" roept zij uit, „om zoo lomp
mijn hand te kussen, dat mijn heele boter-
stempel naar de maan is!"
In Moskousche restaurants is men tot den
maatregel gedwongen om messen, vorken en le
pels aan kettingen te verbinden, omdat men
machteloos stond tegenover den massadieistal van
deze artikelen. Dezelfde teekenaar Elissejew
heeft ook dit in de caricatuur vastgehouden.
Een man verlaat een restaurant en sleept een
heele tafel achter zich aan: „Wat een pech, ik
wou alleen den lepel maar eerlijk gappen."
„Iwan, je bevalt me niet, je bent zoo triest
en je kijkt zoo sip en je bent toch pas voor de
vijfde maal getrouwd." „Ja. dat is juist de pech.
Het huwelijk was pas gestoten en wij bespraken
het een en ander. En toen bleek, dat we het
vorige jaar al getrouwd geweest waren."
Ook de bureaucratie wordt kostelijk gehekeld:
De „Frawda" vertelt: De stationschef van een
der spoorwegen in Rusland kreeg een invullings
biljet met 2697 vragen, die onverwijld beant
woord moesten worden.
„Ik zal vannacht niet kunnen slapen," zei
de stationschef tegen zijn ondergeschikten. „De
directie heeft mij een papier gezonden, dat on
middellijk beantwoord moet worden. Ik laat
v
525-0252 H.
alles in den steek en zal mijn plicht vervullen!"
Hij stak de lamp aan en zette zich aan het
werk. Het vervullen van zijn plicht eischte den
heelen nacht op. Eerst den volgenden ochtend
om 9 uur was de man Haar. Doodmoe verliet
hij zijn werkkamer om wat rust te nemen
Het papier handelde over inrichtingen, die
het station niet bezat en waarvan de stations
chef weinig verstand had, maar het bevel van
de directie was duidelijkhij moest dus gehoor
zamen en alle 2697 vragen beantwoorden. Den
heelen nacht kraste de pen van den stations
chef en schreef 2697 maal het woord „neen"
neer.
Te Auckland in Australië is een groot, negen-
inch kanon weggeruimd. Ruim een kwart eeuw
geleden werd het kanon op den Mount Victoria
aan den Noordkant van de haven van Auck
land geplaatst om de hoofdstad van Nieuw
Zeeland te verdedigen.
Indertijd moest in den weg dien het kanon
zou gaan, te weten van de hoofdstraat van de
voorstad Devenport tot aan de bergglooiing,
een pad worden aangelegd, waarna het, met
behulp van hydraulische katrollen, naar zijn
hooge plaats op den berg werd geheschen.
Toen het kanon, geheel volgens voorschrift,
was geplaatst, is het ook even geprobeerd. Hier
bij werd de helft van alle ruiten in Devenport
oogenblikkelijk verbrijzeld, terwijl een in de
nabijheid gelegen reservoir scheurde.
Nadien heeft men het kanon nimmer meer
afgevuurd. De kosten die moesten worden ge
waakt om het kanon van den berg te halen,
werden niet gedekt door het bedrag dat het als
oud metaal zou opbrengen. Daarom heeft men
het thans begraven en alleen een met gras be
groeid heuveltje kan getuigen dat het er eens
geweest is.
Bij de groote aardbeving van Messina in
het jaar 1908, werd ook het huis, waarin An-
gelo Inferrera met zijn vrouw en zijn vier
kinderen woonde, door de lavamassa's bedol
ven. De man werd niet levensgevaarlijk ge
wond van onder de puinhoopen te voorschijn ge
haald. Bij zijn zoeken ontdekte hij weldra het
lijk van zijn vrouw, maar zijn kinderen vond
hij niet en niemand kon hem vertellen of zij
gered waren en waar zij zich in dat geval
bevonden. Aan het reddingswerk werd door
schepen van velerlei landaard deelgenomen.
Inferrera werd opgenomen door een Russisch
stoomschip, dat op weg was was Genua naar
Odessa. De man, die in de meening verkeerde
dat zijn geheele gezin was omgekomen, bleef
in Odessa wonen. Zijn beide dochters en zijn
zoon Andrea hadden echter op tijd kunnen
vluchten en waren met den stroom der ver
schrikte bewoners in een der naburige dorpen
terecht gekomen, waar zij onderdak vonden.
Op hun beurt verkeerden zij in de meening
dat hun beide ouders omgekomen waren.
Toen de jonge Andrea groot geworden was,
werd hij zeeman eq maakte eens een reis op
een schip, dat Italiaansche goederen naar de
Zwarte Zee bracht. Toen Andrea Inferrera in
Odessa aan land was gegaan, vroeg hij, daar
hij de stad niet kende, een meisje naar den
weg. Tot zijn groote verbazing antwoordde zii
hem in rasecht Siciliaansch. Zij noodigde hen'
uit haar vader eens te komen bezoeken, die
zich er zeer over zou verheugen dat hij na
zoo'n langen tijd weer eens met een landsman
in de eigen taal zou kunnen spreken. De jonge
zeeman voldeed gaarne aan het verzoek en
tot zijn verbazing vernam hij dat de vader van
het meisje evenals hij uit Messina geboortig
was. En weldra was nu het raadsel opgelost.
De man was de vader van den jongen Andrea
Hij was in Odessa getrouwd met een vrouw,
die evenals hij als vluchtelinge op het Russi
sche schip naar Odessa was gekomen.
Jan Janssen haatte z'n naam. Wie zou ook
aan zoo'n naam geen heffel hebben? 't Is
en blijft een echt algemeene naam. Et is
niets romantisch aan verbonden. Toen hij dan
ook met vacantie naar een badplaats ging.
huisden er absoluut geen dichterlijke gedachten
in z'n hoofd. Hij ging op vacantie en daarmee
uit. Hij ging om rust te hebben. Heel gewoon
kocht hij een serie prentbriefkaarten en zond
die aan z'n kennissen; bezichtigde de ruïnes
van een kasteel in den omtrek, bezocht het
casino, ijsbeerde langs het strand, gebruikte
zonder veel trek een sorbet bij de schetterende
klanken van een Jaszband. Totdat hij het
goud-blonde meisje zag.
Toen hij haar voor 't eerst zag en zjJ tegen
hem glimlachte, keerde hij z'n hoofd om. Bij de
tweede ontmoeting glimlachte ze weer en nam
hij meer notitie van haar. Hij was daar zelf
verwonderd over, omdat hü zich zelf als vrij
prozaïsch kende, maar nu....?
Hij keek om. Zij keek om.
Zij stopten en gingen terug, keken, glimlach
ten kleurden en 't einde van 't lied was. dat
hij vroeg of ze elkander reeds ontmoet hadden
te Z. (Hij was nog nooit in Z. geweest!) Zy
geloofde echter wel zich zoo iets te herinneren.
„Hebt u de ruïnes al bezichtigd?" vroeg Jan
diplomatiek, ,,'t Lijkt me wel aardig daar eens
naar toe te gaan. Vindt u ook niet?" Hierbij
verzweeg hij, dat hij de ruïnes het vervelendste
plekje van de omgeving vend.
„Wel, dat lijkt me verrukkelijk," antwoordde
het goudharige meisje. „Ik ben er nog nooit
geweest." En ze verzweeg het feit dat ze er
al zes maal vertoefde.
Ze gingen naar de ruïnes van 't Kasteel. Bei
den vonden het prettig. Het goudharig meisje
vond Jan leuk en Jan vond het goudharig
meisje leuk. Toen ze van de ruïnes terugkeer
den, waren ze hopeloos op elkaar verliefd. Maar
zij was een meisje, en kon het dus niet zeg
gen. En Jan Janssen was verlegen en wist niet,
hoe hij 't moest zeggen. Ze scheidden bij den
toren en 't duurde wel 2 minuten vóór ze el
kanders hand los konden laten.
„Ik hoop, dat het morgen mooi weer is," zei
Jan.
„Ik ook," lispelde het aanvallige kind.
„Morgen.... kunnen.... zien we elkaar mor
gen?" hakkelde Jan.
„Best!"
„Op de pier?" vroeg Jan hoopvol.
„O, dat is eenig."
„Dus morgenochtend ongeveer tien uur dan
maar."
„Goed."
„Ik hoop dat het weer net zoo prettig zal
worden," ging Jan verder.
„Ik hoop het ook."
„Ik weet zeker, dat het prettig wordt," zei
Jan.
„Ik ook," antwoordde zij blozend.
„Slaap wel! Ik ben biy, dat ik je ontmoet
heb." „Slaap wel! Ik vond het echt prettig!"
„Dag."
„Dag."
Zoo gingen ze van elkaar.
Het goud-harige meisje had vóór de ontmoe
ting met Jan Janssen al de hoop opgegeven,
ooit haar ideaal te ontmoeten. Maar nu vroeg
ze zich af, of hij soms een uitzondering maakte.
In ieder geval, ze hield van hem.
Ze hadden afgesproken om 10 uur en ze was
er om 10 uur
„Ik hoop, dat het mooi blijft," zei ze.
„Ik hoop het ook," zei Jan.
„Het ziet er heel goed uit."
„Ja, prachtig."
Toen stelde Jan Janssen voor: „Zullen we
gaan?"
„Ja, dat is goed."
Ze wandelden de pier af, volgden het strand
en liepen ongemerkt steeds verder. Ze spraken
Oom Sidney keek me aan, ik zag, dat hij niet
boos was, wat ik eerst wel had gevreesd. Jon
gen, zei hij, ik ga ook niet. We gaan samen
wat wandelen en een museum bezien. Wij
plotseling klonken verschrikte kreten. Een stier,
die uit een stal zou worden geleid, had kans
gezien te ontsnappen en rende door de straat.
Hij had reeds een kar ondersteboven geloopen
en er dreigde groot onheil te gebeuren. Oom
Sidney bedacht zich geen oogenblik. Hij greep
uit zijn jaszak een dolkmes, dat hij steeds bij
zich droeg, met 't oog op de gevaren van een
wereldreis en sprong midden op den weg.
De stier kwam snuivend en brullend op hem
af. Het beest had zijn nek gekromd, gereed om
oom Sidney op zijn horens te nemen en de
lucht in te slingeren. Ik schreeuwde van ont
zetting en vloog op een hooge stoep. Juist toen
het beest zijn horens zou planten in de kleeren
van den heer Bey, sprong deze op zij en duwde
het mes in de borst van den stier. Een ijzing
wekkend gebrul steeg op. Het beest, dat nog
eenige meters was doorgehold, keerde zich om
om zich op zijn aanvaller te Werpen. Maar op
't zelfde oogenblik had oom Bey zijn revolver
te voorschijn gehaald en maakte met een wei-
gemikt schot een einde aan het leven van het
fel-bloedende beest. Luide hoera's stegen op
uit de menigte, die pas nog hevig ontsteld was
geweest.
door de menigte heen, pakte mij bij den arm,
stapte in een auto en gelastte den chauffeur
ons een eind weg te rijden, waaraan deze ge
willig gehoor gaf. Oom hoe durft u, riep ik,
nog steeds bevend uit. Och jongen, het moest
Er hadden groote ongelukken kunnen gebeu
ren, waarbij tal van slachtoffers zouden zijn
gevallen. Het moest! Intusschen heb je nu
toch een stierengevecht gezien. Ja oom, 't is
waar, maar een ander dan gewoonlijk geleverd
wordt. Men begrijpt, dat van dit oogenblik af
mijn respect voor mijn chef nog meer was ge
stegen. Ik voelde mij veilig onder de hoede van
zulk een dapper man.
Men verdrong zich rond den triumfator, maar Intusschen was het nieuws van het stieren
deze, niet gesteld op eerbewijzen, drong zich gevecht spoedig verspreid. In de couranten
's avonds stond een heele kolom. En merkwaar
dig, het heele geval met betrekking tot onze
arrestatie en onze vrijlating stond er bij ver
meld. Ik voelde toen, dat het sterke beenen
moeten zijn, die de weelde kunnen dragen
Wani toen ik mijn naam in de krant zag, voel
de ik mi) erg gewichtig, 't Liefst zou ik een
exemplaar naar Amsterdam hebben gezonden,
maar ik durfde daarop niet aandringen, 'k
Vond het Wat al teIntusschen wachtte ons
in het hotel een heele verrassing. Het gemeen
tebestuur had voor oom Sidney een grooten
krans laten bezorgen, terwijl de burgemeester
op onze terugkomst zat te wachten. Hij stak
een reuzen-speech af en hing oom Sidney den
krans om, terwijl mü een couvert met inhoud
werd overhandigd.
over het weer, over boeken, schilderijen en al
lerlei onderwerpen. Hun smaak was dezelfde en
beiden hadden dezelfde lievelingsschrijvers. Jan
werd meer en meer verliefd op het goudharig
meisje. Z ij was er stellig van overtuigd, dat hij
hemelsbreed verschilde van andere mannen.
Met zekerheid wist ze, dat ze haar geluk vol
komen aan hem zou durven toevertrouwen. In
haar geest bouwde ze reeds geweldige lucht-
kasteelen. Aan het eind van den dag was het
als een onuitgesproken gedachte tusschen hen.
Ze was zeker van zich zelf en vroeg zich ang
stig af, of hij het begreep. Hij was minstens
even zeker van zichzelf, en vroeg zich eveneens
af, of zij het be-
greep. Ze spra- i
den volgenden j
dag. Ze wandel-
den, bezochten IICICL1TI
ten de ruïnes en
zaten bij de mu- ■•■•«••.mi".™.......
ziek in een café. Zoo kwam het einde van den
dag.
„Tot morgen?" vroeg Jan hoopvol.
„Tot morgen," antwoordde z'n aangebedene.
Toen schepte Jan moed en zei. met haar
hand in de zijne geklemd: „Ik bemin je."
„En ik beminde jou al van af den eersten
keer," gaf ze blozend ten antwoord.
Hand in hand wandelden ze verder. Ze dach
ten aan geen tijd. Ongemerkt was het laat
geworden.
„O, ik moet om 11 uur binnen zijn!" riep ze
verschrikt uit. Nu moet ik gauw gaan Dag!"
„Dag. Maar dat is waar ook, ik weet niet
eens je naam," lachte Jan.
„En ik niet dien van jou," schaterde ze terug
Ze noemden hun namen. Haar naam was
Truus Vinkei.
Den volgenden dag liep Jan stralend van ge
luk te wachten. In z'n hand hield hij een bou
quet rozen. Ongemerkt ging z'n blik naar de
klok. Wat is dat? Al kwart over tienen cn nog
geen Truus te bekennen Hij wachtte tot 11 uur.
„Zeker hebben we pas om 2 uur afgesproken,"
stelde hij zich gerust.
Om 2 uur stond hij weer op de plaats der
ontmoeting. Weer geen Truus. Tot 4 uur liep
hij zenuwachtig op en neer. De voorbijgangers
keken naar hem, maar dat merkte hij niet.
's Avonds stond hij van 8 tot 11 uur weer te
vergeefs te wachten. Toen ging hij heen. Wie
hem nu zag loopen, dacht, dat er een door
's levens last gebroken man liep. Ook den an
deren dag kwam er geen Truus opdagen Woe
dend schold hy zich zelf voor idioot. Natuurlijk
had ze maar wat willen flirten. Toch had hij
het niet van haar gedacht. Z'n vacantie liep
ten einde en verbitterd ging hij weer aan z'n
werk.
„Ja, zoo is 't," sprak Truus 14 dagen later
tot een vriendin, „de mannen zijn nooit te ver
trouwen. Ik dacht stellig, dat hij een keurige
jongen was. Heelemaal geen gewoon type. Hij
deed zich alleraardigst voor. Ik heb hem ook
gezegd, dat ik veel van hem hield. Alles heb ik
hem van me zelf verteld. Hij zei, dat hij ont
zettend veel van me hield."
Hier kon ze niet verder: tranen verstikten
haar stem. Toen ze wat bedaard was, vervolg
de zij
„En toen ik hem m'n naam noemde, merkte
ik pas z'n waren aard. 't Viel me direct op, dat
hij zich even bedacht vóór hij zei: „Ik heet
Jan Janssen; zoo noemen ze zich altijd, als ze
voor de aardigheid kennis aanknoopen met een
meisje."
De Zweedsche archeoloog dr. Ture Ame
heeft in Perzië onderzoekingen verricht naar
de oorspronkelijke woonplaats van het Indo-
Europeesche ras. Deze bekende archeoloog heeft
aan den voet van de Elbrusbergen in Noord-
Oost Perzië aan de Kaspische Zee uitgebreide
opgravingen verricht. In den ouden berg van
Shah-Tepe heeft hij verscheidene zeer belang
rijke overblijfselen gevonden van een vijfdui
zend jaar oude stad, wier bestaan door een of
andere oorzaak, waarschijnlijk tengevolge van
een catastrophe of een klimaatverandering
omstreeks tweeduizend jaar voor Christus, op
hield.
Deze vroege nederzetting dateert uit het ko
peren tijdperk. Zeer kunstig uit koper bewerkte
voorwerpen, waaronder beelden, dolken, siera
den en lampen werden door de Zweedsche ex
peditie gevonden.
Dr. Ame heeft eveneens ongeveer een veer
tigtal geraamten gevonden. Uit aen vorm van
de gevonden schedels van deze vroegere oe-
woners blijkt, dat zij hebben behoord tot de
vroegst bekende Indo-Europeanen. Men heeft
sporen gevonden die er op wijzen, dat het
brengen van menschenoffers deel uitmaakte
van den godsdienstigen ritus van de bewoners
van Shah-Tepe. De mogelijkheid wordt niet
uitgesloten geacht, dat voortgezette opgravin
gen in dezelfde streek zullen leiden tot de op
lossing van verscheidene prae - historische pro
blemen.
i 11Iop dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 9/1/]/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor >7Cf) bij een ongeval met O Cf) bij verlies van een hand IOC Dij verlies van een Cf) b« een breuk van f Af) bi) verlies van 'n
AllC QDOIlne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet of een oog# duim of wijsvinger v v» been of arm# T
anderen vinger
10.
Bovenop legde hij al de gebonden deelen
van de Encyclopaedia Britannica. Verder werd
de koffer gesloten met een apart slot. waarvan
hij den eenigen sleutel op zijn bloote borst
droeg aan een ketting rond zijn hals Buiten
op de koffer stonden de letters geschilderd
W. J. M. en Ruth Marlowe had juist een
tweedehands valies aangeschaft van zeer be
scheiden afmetingen, waarop dezelfde letters
waren aangebracht. Hij had een paspoort ge
kregen op den naam van Walter James
Marchant en op dezen naam een samer be
steld in een onbeteekenend hotelletje aan den
buitenkant van Parijs.
Hij was zelf tegenwoordig bij het inpak
ken der boeken, terwijl Ruth zijn nauwkeu
rige aanwijzingen plichtgetrouw opvolgde. Alle
boeken lagen in hooge stapels op het vloerkleed
van de bibliotheek. Hij ging er uiterst voor
zichtig mee om, pakte ze zorgvuldig in, als was
het glaswerk, zoozeer vreesde hij. dat ze tijdens
het transport zouden worden beschadigd, Toen
ze ten slotte allemaal hun plaats hadden ge
kregen, werden ze stuk voor stuk in de oude
omslagen gewikkeld om te voorkomen, cat ze
langs elkander zouden wrijven en alle openin
gen werden zorgvuldig met kranten toegestopt,
teneinde het schudden onderweg tegen te
gaan.
Paula zat in haar kamer, met haar rug naar
het open venster, te luisteren naar het zwak
doorkomende geluid beneden uit de bibliotheek.
Ofschoon het tamelijk vroeg was, lag er een
donkerte over dezen middag, zwart en dreigend.
Een groote wolk hing als een somber gordijn
voor het daglicht en vanuit de verwijderde
heuvels naderde dof gerommel.
Ze kon 't niet bepaald jammer vinden, dat
Sir Ascher voor enkele dagen weg ging. De
verschrikkelijke uren, die zij met hem had
doorgebracht, sedert Arthur Newnham's ontslag,
deden haar zelfs nu nog rillen. Haar gedachten
gingen naar haar minnaar. Ze had de kaart
ontvangen, maar met 'n bedrukt hart en toen
zij zijn boodschap had gelezen, was er een
melancholieke glimlach over haar lippen ge
komen. Want hoe kon hij ooit terugkomen en
haar opeischen? Dat was immers onmogelijk,
dat zag toch iedereen in. Ze sprak deze woorden
hard op en schrok toen ze de echo van haar
eigen stem vernam.
„Onmogelijk? Wat beteekent dat nu?"
Zij draaide zich snel om en zag, hoe een been
over de balconleuning kwam. De man waar
aan ze dacht, verscheen voor haar venster
Verschrikt riep ze:
„Arthur! Ben Je krankzinnig!"
Hij glimlachte triomfantelijk en keek haar
blij in de oogen.
„Heb ik je niet gezegd, dat ik terug zou
komen, lieveling?"
„Maar vandaag, vanavond? Als hij je
hoort."
„Hij?" Arthur fronste de wenkbrauwen.
„Je Voogd? Maar hij is immers in Frankrijk.
Hij is gisteravond overgestoken."
„Neen, nee, dat is niet waar. Hy moest nog
een dag wachten. Er was iemand, die hem een
boek niet kon bezorgen en toen heeft hij zyn
reis uitgesteld. Ze zyn beneden aan het pak
ken, hij en miss Marlowe. Ze zyn er al den
heelen dag mee bezig. Ze zullen nog minstens
een half uur doorgaan. Nog wel langer mis
schien."
„Je zegt, dat ze in de bibliotheek zijn?"
„Natuurlijk. Hoe ben jy naar boven geko
men?"
„O, heelemaal langs den anderen kant. Door
het hek. Weet je, dat je my daar eenmaal den
sleutel van gegeven hebt, liefste? Ik ben geko
men om myn belofte te vervullen en je mee te
nemen. Het is niet veilig voor jou, hier nog
langer te biyven. Je moet met mij mee komen.
We zullen de zaken wel zien te regeien. Ik
heb een beetje gespaard en ik zal wel werk
zien te krtjgen. Ik durf Je hier niet achter
laten.
.Arthur," fluisterde zy wanhopig, „je hebt
gelyk. Ik durf niet te blijven. Je weet niet,
wat hij die laatste dagen met mij heeft ge
daan. Hy heeft me beleedigd zooals geen
mensch my ooit zou kwetsen."
„Hy kan je niet dwingen, bij hem te biyven,
indien jy zyn hulp niet opeischt. We zullen
vannacht weggaan. Je moet me tot zoc lang
ergens verstoppen. Kan hier iemand binnen
komen? Kun je niet zeggen dat je hoofdpyn
hebt?
„Ik kan niet verhinderen dat Sir Hector bin
nenkomt."
„En ik durf me niet meer naar beneden te
laten glijden, omdat hy wellicht aan het ven
ster van zyn bibliotheek staat. Als hier iemand
binnenkomt, zal ik me achter de gordynen ver
stoppen. Ze hangen gelukkig tot op den grond.
Luister eens goed. Wat er ook gebeuren moge,
je moet zorgen, dat je hier niet meer bent, als
hy weer terugkomt uit Frankrijk."
„We kunnen nergens heengaan, at hij zal
ons achterna komen," riep zy wanhopig uit.
„We zullen naar het buitenland trexken Daar
zullen we veiliger zyn, en dan zal hij je wel
vrijlaten. Al was het alleen maar om zijn eigen
trots te redden."
„Dat zal hij niet. zoolang hij myn geld vast
kan houden. Indien hy me liet trouwen, zou
hy geen penning meer kunnen beheeren. Hij
wil me dwingen met nem te trouwen, om zich
daardoor van mijn erfenis meester te maken."
„Ja, het ziet er slecht voor je uit."
Ze had al haar weerstandsvermogen verloren
en spoedig begonnen ze een plan tot ontsnap
ping in elkaar te zetten.
„Neem morgen den trein van 10.1 uit Chan-
celbury," zei hy. „Zorg vooral dat je dien met
mist. Ik zal op je wachten, maar men moet
ons niet samen zien. anders zit je voogd ons
zóó op de hielen. Probeer iets te dragen, waarin
men je niet zoo vlug zal herkennen. Als het
eenigszins mogelyk is, moeten wy niet gezien
worden."
„Arthur," riep ze ineens verbaasd uit. „Je
hebt Je snor afgeschoren."
„Ja," lachte hy. „En ik zou mijn haar heb
ben laten bleeken en mijn baard hebben laten
staan indien er tijd voor geweest was. We
moeten ons beslist zien te vermommen, anders
kraait morgen heel de buurt ons vertrek uit.
Hoe langer wy onze bestemming kunnen ver
bergen, des te beter. Wat is dat?"
Men hoorde buiten schreden.
„Best. Steek geen licht aan, niemand zal my
zien."
Een oogenblik later was hy door het half
geopend venster naar buiten gesprongen en
had hy zich verborgen in een hoek van het
balcon.
De zware overgorcUjnen zouden hem vol
doende beschutten als men tenminste niet te
dicht bij het venster kwam. Maar wie het ook
mocht zijn, waarschyniyk een bediende. hij
kwam in ieder geval niet verder dan de deur
want Paula ging vlug naar buiten en een
oogenblik later hoorde hy de deur sluiten en
wist hij dat de kamer leeg was. Z'n eigen posi
tie, stelde hy ontevreden vast, was heusch niet
benijdenswaardig. Hy was er dankbaar voor.
dat het dien middag zoo buitengewoon donker
en bewolkt was.
Paula ging vlug naar beneden. In de hall
zat een bezoekster op haar te wachten. Van
erg veel belang was het bezoek met. Het
betrof een inzameling voor het plaatselijk
Cottage Hospital. De dame deed erg overtui
gend en vriendelijk en zat als maar te lachen.
Paula schreef haastig een chèque ter dubbele
waarde van de gewone jaariyksche inschry-
ving en stelde de vrouw dus gauw tevreden.
Toen de voordeur achter haar dichtviel, kwam
Ascher zenuwachtig uit de bibliotheek geloopen.
Hy deed erg gejaagd en opgewonden.
„Wie was dat?" vroeg hy ruw, maar wachtte
haar antwoord niet eens af.
„Slane," riep hy verder. „Waar zit kerel
nu weer?
Slane verscheen op het tooneel en het twee
tal ging terug naar de bibliotheek en liet Paula
vol schrik en angst staan. Aarzelend ging zy
terug naar de ontbytkamer. zich afvragende,
hoe lang het nog zou duren voordat haar voogd
zou vertrekken. Elk moment dat hij in huis
bleef was een gevaar voor Newnham. Hy kwam
gewoonlijk even naar haar kamer, voordat hy
vertrok, om goeden dag te zeggen en 6oms
eenige aanwijzingen te geven voor dingen, die
tydens zyn afwezigheid moesten worden gedaan
cf konden gebeuren.
Ze was vast besloten hem thans beneden
goeden dag te zeggen. Ze zei tegen haar be
diende, dat ze thee zouden drinken in de ont
bytkamer, daar het boven voor haar te warm
was geworden. Terwyi ze wachtte op het thee
blad liep ze half gek van angst in de deftige
keurig gemeubelde kamer op en neer, aan
niets anders denkend dan aan het telkens drei
gend gevaar.