De aanleg van het Suez-kanaal Mm Md modaal mn dsn da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND r i ■Ó*£r\ i: 75 JAREN GELEDEN MET HET WERK BEGONNEN PRINSES JULIANA, fèasdmt i Het Geheim van het open Raam MAANDAG 30 APRIL 1934 Drieduizend jaren reeds vertelt de geschiedenis van de kanaal verbinding tusschen de Mid- dellandsche en de Roode Zee De aandeelen van den Khedive van Egypte Sensationeel avontuur van Alfons XIII Communistische propa ganda in Chili vitatie en haast- ±161 meisje te mij enkele van j j myn spullen, die i Uit UUlZenaen I ik noodig had I BEELD VAN TRAJANUS IN BENEVENTO AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT DERDE HOOFDSTUK EEN NACHT IN DE POISSON D'OR Op 25 April 1859 werd de eerste spade ge stoken voor het graven van het Suez- kanaal in zijn tegenwoordigen toestand. Reecfc sedert eeuwen was het een droom, wellicht is beter te zeggen een door de natuur zelve gestelde taak, de smalle landtong door te snijden, die tusschen Port Said en Suez de con tinenten Azië en Afrika scheidt en daardoor de Middellandsche Zee en Roode Zee te verbinden. Pharao Ramses II (van 1303 tot 1237 voor Christus) heerscher over Egypte, zag reeds een binnenkanaal tot stand gekomen, dat den ruilhandel tusschen Arabië en Indië vergemak kelijkte. Setos I had den bouw aangevangen. In den loop der eeuwen verzandde dit kanaal ech ter, want kanalen moeten niet alleen worden gebouwd en gegraven, maar ook onderhouden. Pharao Racho (omstreeks 600 jaar v. Cnr.) de regent, in wiens opdracht ook Phenicische zeevaarders de Zuidkusten van Afrika, Kaap Goede Hoop, omzeilden, begon het kanaal te verbeteren, welk werk bi) zijn dood nog niet ten einde was gebracht. Volgens Herodotus zijn bij dit werk 120.000 arbeiders om het leven ge komen. De Perzenkoning Darius I zette het ge wichtige en grootsche werk voort. De volledige totstandkoming werd pas bereikt onder Ptolo- maeus II (265247 v. Chr.) Maar reeds -mder. de regeering van Cleopatra was deze waterweg alweer zóó verzand, dat bij den zeeslag van Actium de Egyptische oorlogsschepen in het slik bleven steken. Lesseps begon den bouw van het Suezkanaal op 25 April 1859. Daar de drinkwater- en voed selvoorziening zorgen baarde, liet hij een zoet waterkanaal graven van de Nijl-delta over Ismailya, zoodat naast het kanaal van Lesseps in zekeren zin ook weer het oude kanaal der Pharao's ontstond. De idee voor het Suez- kanaal in zijn huidigen vorm, is pas in de 18e eeuw opgedoken. Gottfried Wilhelm von Leibnitz philosoof, natuurkundige, jurist, taalgeleerde, mathematicus, diplomaat, als theo loog voorstander der hereeniging der beide confessies kwam met al zijn hartstocht op voor het tot standkomen van het kanaal. Ook Napoleon, die niet alleen Egypte wilde veroveren, maar ook droomde van het bezit van het Indi sche sprookjesrijk, had natuurlijk ook voort durend het plan, de landengte van Suez door te steken. Pas in het jaar 1851 waren bruik bare onderzoekingen tot stand gekomen. In op dracht van den Oostenrijkschen premier Met- temich, stichtte de Oostenrijksche ingenieur Negrelli de „Société d'études pour le percement de l'Isthme de Suez". Van Negrelli zijn de plannen afkomstig, naar dewelke Ferdinand de Lesseps, die als opvoeder van den vice-koning van Egypte, Said Pasja, ondersteuning voor het geweldige werk wist te verkrijgen, het kanaal ontwierp en bouwde. Als een sprookjesfeest uit „Duizend en een nacht" vierde de Egyptische koning de inwij ding van het kanaal in 1869. Verkwistend gast vrij, zooals alleen een Oostersch vorst weet te verkwisten. Giuseppe Verdi had voor deze ge beurtenis zijn „Aida" gecomponeerd. Vorsten en grooten van heel de aarde waren gekomen, om getuigen te zijn der inwijding van het kanaal, dat Afrika tot een eiland maakte. In dien tijd stond Engeland, dat den bouw van het kanaal niet met al te groot optimisme beschouwde, op den achtergrond. Frankrijk op den voorgrond. De verblindende keizerin Eugénié, gade des derden Napoleons, overstraalde alles. Maar heden staat in de diverse publicaties over het kanaal heel terecht geschreven, dat het ge administreerd wordt door een internationale maatschappij, maar dat het geheel staat on der invloed van Engeland. Hoe kreeg Engeland dezen invloed? De sprookjesprins van .Duizend en een nacht", de Khedive van Egypte, Ismael, was op 'n kwaden dag gedwongen zijn meer derheid aan aandeelen der Suezkanaal-maat- schappij te verkoopen. De in geldnood verkee- rende vorst bood het pakket eerst aan aan Frankrijk, maar dit land was in geen goed- geefsche bui en probeerde te pingelen. De minister-president van Engeland zag direct de groote kans, zijn land geboden. Op eigen vuist, alleen met medewerking van een groote bank- firma, liet hij den armen Khedive vier millioen pond in goud voor de aandeelen betalen. Hij had ook 8, 12, zelfs 40 millioen kunnen betalen, zonder één verwijt van het parlement te hoeven duchten, want door zijn doortastend doorgrijpen werd Albion heerscheres over het Suezkanaal, wat het tot dusver is gebleven. Met Gibraltar, Malta en het Suezkanaal in de hand beheerscht Engeland het verkeer naar de Oostkusten van Afrika, den Soedan enzoovoorts, om geheel maar te zwijgen van den met circa 8000 K.M. verkorten zeeweg naar Indië, Engelands rijk ste kolonie. Het machtigste verkeer door het kanaal komt voor rekening van Engeland. In het jaarbe- richt van 1933 worden de volgende cijfers ge geven in 1000 tonnen: Engeland 16734, Duitschland 2760, Neder land 2406, Frankrijk 2081, Italië 1760, Noor wegen 1443, Japan 1394, Zweden 510, Vereenig- de Staten 482, Denemarken 436, Rusland 286, Griekenland 274, andere landen 112. Tijdens den wereldoorlog was het kanaal een object van strijd van groote beteekenis. De DuitschTurksche legerleiding probeerde het te blokkeeren. Maar de afloop van den oorlog bevestigde Engeland in zijn volle machtspositie. Drieduizend jaren reeds vertelt de gescniede- nis van de kanaalverbinding tusschen Middel landsche en Roode Zee. De werkelijke betee kenis van het kanaal voor de economie, poli tiek en cultuur van Europa, zal pas de toe komst ontsluieren. In den laatsten tijd wordt met 't oog op den geweldigen invoer van Japan naar Europa dikwijls beweerd, dat de bouw van het kanaal tot een ongeluk van Europa wordt, maar dat is tenminste evenzeer overdreven als de vroegere bewering, dat het invoeren der spoorwegen een zware schade zou worden voor de gezondheid der menschen. De Egyptische kranten maken melding van een sensationeel avontuur, dat de ex-koning van Spanje, Alfons Xin, op een leeuwenjacht in den Soedan meegemaakt heeft. Het gebeur- 3IHIIIIIII In den bloeitijd van het voorjaar Zien wij 't komende getij Van den zomer en de vruchten Dezer zomerheerschappij. Daarom klinkt de voorjaarsjubel Heden krachtiger dan ooit, Want wij zien hoe ook de lente In het leven zich voltooit! Neerlands volk is opgetogen, In de harten zingt de vreugd, Onze kroonprinses is jarig, In den bloeitijd harer jeugd! En de bloeitijd van Uw leven Zie, dit is zoo'n schoon begin: Is geleid, met Godes hulpe, Door een ware Koningin! Kroonprinses, het Neerlandsch volk Huldigt U vandaag als vrouw. U gevoelt ook uit den jubel De oprechtheid onzer trouw! MARTIN BERDEN i (Nadruk verboden) ainiiiiiiimiifiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii'/fvrc de in het stroomgebied van de rivier de Den der. Naar dezelfde streek had zich een Soeda- r.eesche patrouille begeven, die weliswaar geen jacht maakte op leeuwen, maar op een bende bandieten, die daar gesignaleerd was. De pa trouille hield den koning en zijn jachtgenooten voor de gezochte bandieten. Dezelfde vergis sing maakte het jachtgezelschap tegenover de patrouille en zoo werden van weerskanten de „vijandelijkheden" geopend, d.w.z. men beschoot elkander. Pas nadat een heele dag verloopen was, kon het misverstand opgelost worden. Eventueele bloedige gevolgen heeft het inci dent niet gehad en nader wordt gemeld, dat de ex-koning het geval niet al te tragisch heeft opgenomen. De Chileensche regeering, die onlangs de on derwijzers reeds aan een examen heeft onder worpen om te zien of zij de leerstof zelf nog voldoende hadden bijgehouden, heeft thans be sloten ook een onderzoek te doen instellen naar hun politieke gezindheid. Een onlangs benoemde commissie van onder zoek heeft namelijk ontdekt dat er onder de onderwijzers talrijke communisten zijn en dat in verscheidene scholen, vooral in de landelijke districten .het onderricht in de communistische leerstellingen een belangrijke plaats innam. De minister van Onderwijs, Don Domingo Duran, heeft thans bepaald dat alle onderwij zers op hun politieke gezindheid moeten worden onderzocht Éll mm En nu weer bij 't ontbijt! U pr'&cft* HILilE Wwóli»-'-it. rpo"h.:<»rrli'|l< <»y»"ruive.r 'is''' rfe. smouli Eh nu/ti«*n vóór •ien' pa.f's Captain Thomas Burton was een vroolijke kerel en iemand, wien men graag enkele gebreken vergaf omdat hij aan den ande ren kant zooveel goede hoedanigheden bezat. Het was precies op zijn veertigsten verjaardag, dat twee jongere vrienden hem ernstig aanvie len om het feit, dat hij tot dan toe vrijgezel was gebleven. Captain Thomas Burton ver dedigde zich op een eenigszins zonderlinge wijze, want hij kleedde zijn pleidooi in den vorm van een verhaal in, dat hieronder volgt. Om te trouwen, sprak Burton, moet je een vrouw hebben. Al dadelijk onderbrak Glistone hem met de opmerking, dat hij dergelijke mededeelingen gerust achterwege kon laten, omdat hij sprak voor een kring van menschen, die met de aller elementairste grondslagen van het huwelijk al bekend waren. Het was dus maar het beste om al dadelijk tot het verhaal over te gaan. „Prachtig," lachte Burton. „Herinner je je nog dat ik kort na den val van het Kerinski- bewind uit Rusland terugkeerde, omdat onze politieke verbindingen met de Sovjet-Unie verbroken werden? Nu, als jullie het je zelf niet meer voor den geest kunt halen, dan ik zooveel te beter, want niet alleen dat al wat ik je nu ga vertellen, tijdens die reis heeft plaats gegrepen, maar ook de omstandigheden, waaronder allés gebeurde, waren zoo, dat zij een onvergetelijken indruk op mij hebben ge maakt. Wanneer Burton voorvallen ging verhalen, die een diepen indruk op hem gemaakt had den, dan moesten die wel van een heel by- zonderen aard zijn, want iemand die in Achter- Indië gevochten heeft, behoeft toch niet te zeggen dat het leven langs hem voorbij ge gleden isAlle vrienden schikken zich dan ook nauwer om hem heen. „Toch is het niet over al die ontberingen van de reis, dat ik je wil verhalen," vervolgde hij. „Ik spreek alleen van een enkele ontmoe ting, die ik had. De heele reis van Warschau tot aan de grens had ik alleen gemaakt. De bekenden van het gezantschap waren allen vooruit gereisd, behalve de gezant en ik, die beiden de laatste werkzaamheden moesten verrichten. De gezant ging echter van Riga per boot. Ik daarentegen ging langs het Zui den naar Parijs, waar ik nog een laatste be langrijke opdracht had te vervullen. Zoodoende bracht ik dus, vóór wij aan de grens waren, welgeteld dertien dagen alleen in den trein door. wy reden door verlaten of verwoeste streken en dorpen, wy hadden geen ander eten dan dat, wat wy zelf nog hadden meegenomen, in een woord: wy waren eraan toe, zooals al leen een verjaagd vyand uit den wereldoorlog eraan toe kon zün. Wij hadden op twee stations na de grens bereikt, toen het wonder gebeurde Opnieuw was het Glistone, die onderbrak: „Toen kwam zy!" „Inderdaad, toen kwam zij," gaf Burton la chend toe. „Ik dacht er niet meer aan om by de stations uit het coupévenster te kyken naar passagiers, die toch niet zouden komen. Meestal bleef ik rustig languit liggen op mijn geïmproviseerd bed en alleen als het oponthoud heel lang duurde, wandelde ik wat op en neer door de kou. In het station, waarover ik sprak, was naar verhouding alles nogal vlot van stapel ge- loopen, zoodat wy alweer voortreden, voor ik het wist. Maar toen ik een paar minuten later door mijn wagon slenterde, ontdekte ik tot myn verbazing „Zeg maar gerust tot mijn genoegen," klonk het ergens. „Nu goed dan. Ik ontdekte dus tot myn ge noegen dat er een jongedame was ingestapt. En dat er een passagier was ingestapt, Was nog lang niet zoo verwonderlijk als dat er nu juist zülk een passagier was binnenge komen. Ik kan je nameiyk in alle eeriykheid getuigen, dat ik nooit een aardiger verschy- ning gezien had. Daar ik door het onverwachte van de ontmoeting eenigszins uit het veld ge slagen was, bleef ik enkele oogenblikken met den mond vol tanden staan. Ik maakte bepaald een half-idioten indruk, terwijl ik het meisje stond aan te gapen en ik kwam juist tot be zinning door haar nauwelijks verborgen spot lachje. „Wij zijn geloof ik de eenige passagiers?" redde zij de situatie. „Zoo is het," gaf ik ten antwoord. „En tot nu toe had ik zelfs geen andere aanspraak dan het treinpersoneel." „U reist al lang?'' „Het is vandaag de dertiende dag, dien ik in dezen koffiemolen doorbreng." „Ontzettend!" En haar oogen drukten een onverholen verbazing uit. „Dan hebt u er misschien niets tegen dat wij het verdere gedeelte van de reis samen doorbrengen?" Hiermee was het ijs gebroken. Ik was ver rukt van zoo'n vriendelijke en welgemeene in- tt naar den ande- ren coupé te sleepen, waar intusschen ook mijn reisgenoote het zich gemakkeiy'k maakte. Het gesprek was al heel gauw in vollen gang en wy vertelden elkaar de talrijke gebeurtenissen, welke ieder in dezen veelbewogen tijd had mee gemaakt. Aanvankeiyk spraken wij Russisch, maar toen mijn gezellin bemerkte dat ik daarmee eenige moeite had, stelde zij voor om verder Fransch te spreken. En ik moet zeggen, dat zij deze taal meester was ais de beste. Maar ook op ander gebied gaf zij blijken van een verwon derlijke schranderheid en kennis, zcodat ons onderhoud aangenamer was dan ik ooit had durven verwachten. De dag vloog om, waartoe niet weinig werd bijgedragen door den etens voorraad, dien het meisje bij zich had. Op de eerste plaats had zij worst. Zoo zie je, hoe zelfs in dit geval de liefde door de maag ging, grinnikte Glistone onder algemeenen byval. Burton ging niet verder op de opmerking in, maar vervolgde: Wat een schijf worst beteekende voor een man, die in dertien dagen niets anders ge pruimd had dan oudbakken broodkorsten, laat zich wel denken. Ik kreeg rijkelijk mijn deel van den voorraad. Dan kwamen er vruchten: de sappige bessen uit het Oosten, de beroemde gelei van Letland enlast not least een veldflesch met een pittig wünsoortje. Je be- grypt hoe dankbaar ik mijn reisgenoote was. Wij zetten ons gesprek voort tot den avond en nu was ik op mijn beurt in de gelegenheid haar een kleinen dienst te bewijzen door haar wat raadgevingen te verstrekken in aangele genheden waarover zij mij sprak. Ik had haar nameiyk verteld wat mijn functie in Rusland geweest was, waarna zij mij op haar beurt verhaald had dat haar vader gevallen was als oorlogsslachtoffer, zoodat zij thans alleen stond en naar twee tantes wilde reizen, die in Lyon woonden en haar wel terzyde zouden staan, zy vroeg nu hoe zij het zou aanleggen om zoo spoedig mogeiyk van het consulaat inlichtingen te krijgen aangaande de verblijf plaats van haar familieleden. Het was al laat in den avond, toen ik be sloot naar myn eigen coupé te gaan, om wat te slapen. Ik pakte dus mijn zaakjes by elkaar, terwyi ook het meisje haar bagage wat orden de. Nog was ik bezig, toen er een klein leeren taschje voor mijn voeten gegleden kwam, dat ongemerkt uit haar koffers gevallen was en openraakte. Er vielen enkele sieraden uit. Ik raapte alles op en overhandigde het haar, maar op dat oogenblik viel mijn oog juist op een wy bleven slechts een avond bij de oude dame, die ons den volgenden dag naar het vliegveld bracht en toen oom Bey vroeg haar voor een klein tochtje mee te nemen. Deze wilde er eerst niets van hooren. Men kon nooit weten wat er gebeurde, en bovendien zijn tante w as al zoo oud, ze moest eens erg schrikken Maar het oudje bleef aandringen. Ze had nog nooit in een vliegmachine gezeten en er zoo veel van gezien en gehoord; ze zou er nu o zoo graag zelf eens inzitten. Ze kon dan aan buur vrouw vertellen dat zy in de lucht was geweest. We begrepen het al gauw, het oudje wilde geuren. Oom Sidney stemde eindelijk toe Zijn tante kreeg een plaats in de cabine en ik moest by haar blijven, om als ze ongerust werd haar gerust te stellen. Van ongerustheid was echter geen sprake. Toen het vliegtuig de lucht inging, klapte het oudje in de handen van pleizier. Ze was ver rukt. En toen oom Sidney vlak over haar huis vloog, maakte zij een dansje. Oom Sidney had schik in het geval en bleef langer in de lucht dan zyn plan was geweest. Toen hij daarop veilig op het vliegveld was neergestreken en zijn tante vroeg hoe de luchtreis bevallen was, wachtte hem als uiting van dank een stevige omhelzing. Ook mij wachtte zulk een verrassing en toen wy daarna weer opstegen en ten af scheid nog een rondvlucht boven het vliegveld maakten, stond het oude dametje ons met beide handen toe te wuiven. Ze was overgelukkig. We vlogen thans in Noord-Oostelijke rich ting, met het doel den spoorweg naar Fez te volgen en vandaar via Algiers over Libye naar Egypte te gaan, waar oom Bey my een bezoek aan de pyramiden en koningsgraven had toe gezegd. We waren nog nauwelyks een uur in de lucht, toer. wij plotseling hevig schrokken. We hoorden een gekraak, we zagen den wand van de cockpit afsplinteren en op 't zelfde oogenblik begon de toevoerbuis van de benzine tank te lekken. De benzine liep er met een straaltje uit. Oom, wat is dat? riep ik uit. Op 't zelfde oogenblik sprong ik op, naar de lek kende buis, om te probeeren het lek met mijn vingers te stoppen. Als alle benzine wegliep, zou de motor wei geren, en wat dan? Er was echter geen stop pen aan. De benzine spoot tuschen myn vingers door, zoo zelfs, dat er gevaar voor brand dreigde, als ze m aanraking met den motor zou komen. Opeens voelde ik een schok en bonsde met m'n hoofd tegen de wand van de cockpit. Wat was er gebeurd? Oom Bey had een glij vlucht gemaakt, op ongeveer 130 Kiliometer af stand van Casablanca. Het was een moeiiyke landing in een der dalen van de uitloopers van den hoogsten berg van den Grooten Atlas. Een andere keuze was er niet, wilden we niet de kans loopen in een der ravijnen van het Bar bar ysche Hoogland te storten. De stad Benevento heeft een imposant beeld van keizer Trajanus van den Duce ten ge schenke gekregen. In de oudheid was Bene vento een bloeiende stad, gelegen aan de ver maarde Via Traiana, welke de verbinding vormde van Rome met de Oostkust. Verschil lende monumenten uit den Romeinschen kei zerstijd zijn te Benevento bewaard gebleven. grooten rooden steen, die ook tusschen de sie raden verborgen had gelegen. Het scheen mij een buitengewoon mooie robijn toe. „Met zulke zaken zou ik toch niet zoo slor dig omspringen," zei ik. „Het is nooit goed om slordig te zyn," gaf zij toe. „Maar aan deze prulletjes zou toch niet zoo heel veel verbeurd zyn, wanneer zij verloren waren gegaan." „Maar deze roode steen „Aardige imitatie robyn, maar volkomen waardeloos." „Ik ben geheel en al een leek op het gebied van edelsteenen. Dat wordt hier weer duideiyk bewezen. Ik vind het een prachtsteen Haar groote mooie oogen schitterden. „Heusch waar?.... Wil je mij dan een groot genoegen doen?" „Ik wil niets liever." .Behoud dan den steenbehoud hem als een aandenken aan dit aangename onder houd." Nog talmde ik even. „Welke bezwaren kun je ertegen hebben een zoo weinig kostbaar cadeautje aan te nemen? Het is louter een aandenken en niet meer. En zelfs, wat zou het indien de steen eenige waar de had? Wat is geld in vergeiyking met som mige andere dingen Toen ik nog niets zei, boog zij het hoofd en kleurde. „Wanneer je aan dit onderhoud geen aan denken begeert, dan vraag ik je om veront schuldiging voor mijn vrijpostigheid." Ik drukte haar hand en nam den steen van haar aan. Dan zocht ik met een wondervreemd gevoel mijn coupé op. Eén ding stond by mij vast: dit was een meisje uit duizenden en deze kennismaking zou niet tot den treinwagon be perkt blijven De nacht verliep en al vroeg in den morgen passeerden wij de grenzen. By het eerstvolgen de grensstation werd de trein tot in alle hoe ken en gaten onderzocht door de douanen, by- gestaan door soldaten. Toen ik mijn vrygeleide als attaché toonde, ondervond ik niet de minste last. Zelfs werd myn bagage niet onderzocht en behandelde men mij met voorkomendheid. Maar zoo was het niet met myn gezellin ge steld. Nauwelyks hadden de douanen haar be merkt, of zy moest uitstappen en zich naar het visitatiekantoor begeven. Haar bagage werd meegenomen en terwijl zij weg was, onderzoch ten douane-ambtenaren nog eens zorgvuldig haar coupé. Ik had diep medeiyden met het kind en daar ik zelf zoo vriendeiyk was behan deld, besloot ik om te trachten haar wat moeite te besparen door mijn invloed op het visitatie kantoor aan te wenden. Ik vroeg dus den dou ane-chef te spreken en deze verscheen weldra. „Is het niet mogelijk, dat u het de damf daarbinnen wat minder moeilijk maakt?" De man zag mij enkele oogenblikken ver wonderd en onderzoekend aan. „Welk belang hebt u daarby?" vroeg hy en zijn toon was onvriendeiyker dan te voren. „Geen enkel," antwoordde ik, uit het veld ge slagen door zijn vreemde houding. „Ik vraag het u alleen omdat de dame een bekende van mij is." Nu zette de chef heelemaal groote oogen op. „Mag ik vragen, of u haar al lang kent?" vroeg hij e!r ik hoorde wantrouwen in zyn stem. Ik meest nu wel een vreemde bekentenis doen „Ik heb haar tijdens deze reis leeren kennen." De man begon te lachen en boog zich wat vertrouwelijker naar mij toe. „Zooiets vermoedde ik al. Wanneer u haar langer had gekend zou u er waarschijnlijk min der op gesteld zyn geweest, hier te vertellen dat u tot haar bekenden behoorde. Wees overi gens voortaan wat voorzichtiger met het aan- knoopen van gesprekken in deze treinen. Van daag hebt u kennis gemaakt met een van de beruchtste Russische juweelen-smokkelaar- sters." Ik stond perplex. Lachend verwyderde zich de douane-beambte. Enkele minuten later vertrok onze trein weer. Ik had niets aan het douanekantoor gezegd. Het was volkomen onberekenbaar, hoe men myn mededeeling aangaande den rooden steen zou hebben opgevat, nadat ik al aan de douanen ver klaard had, niets waardevols by my te dragen. Mijn verhaal zou te onwaarschynlyk geklonken hebben en ongetwyfeld zou ik in ernstige moei- lykheden geraakt zyn, die ik omwille van myn functie moest vermijden. Bovendien voelde ik mij volkomen onschuldig,, want ik was als een kwajongen in de val geloopen. Toen wy weer verder reden, heb ik de jongedame de robyn teruggegeven zonder nog een woord met haar te wisselen. Dat was hêt meisje uit duizenden.... Het bleef na Burton's verhaal geruimen tyd stil. Maar wat denk je, dat zy gedaan zou heb ben, indien je haar de robyn niet had terugge geven? vroeg nu Glistone. Dat heb ik mijzelf later ook wel eens afge vraagd, hernam Burton. Ik acht het waarschynlyk, dat zy dan ge dreigd zou hebben, my aan het eerstvolgende station aan te geven. Het ligt voor de hand, dat ik dit gevaar nooit had durven loopen. Inderdaad, ik was aan handen en voeten ge bonden, zonder het zelf te beseffen. Zoo maakte ik kennis met myn meisje uit duizenden. Sedert dat oogenblik ben ik altyd erg huiverig geweest om met meisjes kennis te maken. En dat zal wel de reden geweest zyn, waarom ik op het oogenblik nog vrijgezel ben. J dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden AllS QDOnTie S ongevallen verzekerd voor een der volge olj verlies van een f Cfk duim of wijsvinger OU»" 1 been of arm J tegen f Qflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C7) by een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f IOC ende ui tkeeringen F O UUU»~ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen# f OU»~ doodelyken afloop# wt/v." een voet of een oog# X£»%J» bij een breuk van f40- by verlies van 'n anderen vinger 12 Enkele minuten later kwam Slane de ontbijt kamer binnen met het theeblad. Paula hoorde hem in de bibliotheek een tweeden kop neer zetten. Ze had al haar zelfbeheersching noodig om beneden te blyven. Een verschrikkelyke angst maakte zich van haar meester. Ze vreesde dat Newnham, nu hy de voordeur had hooren dichtslaan, zou meenen, dat de kust vrij was en dan zou Ruth Harlowe hem kunnen ontdekken. „Blijft die hier dan eeuwig rondhangen?" vroeg ze zich wanhopig af, terwyl ze door een spleet van de openstaande deur gluurde. In antwoord op haar vraag zag ze het keurig gekleed meisje met een heelen stapel Doeken onder haar arm voorby komen. Teen Shne in antwoord op haar bellen binnenkwam, vroeg ze zoo onverschillig mogelijk: „Is Miss Marlowe r.og hier?'' „Ik geloof dat ze weggaat, Miss," klonk het geruststellend antwoord. „Ze heeft zoo juist haar hoed genomen toen ik thee binnen bracht. Lang zal het niet meer duren Hebt u haar soms noodig, Miss?" „O, neen," fluisterde Paula, terwyl haar slanke handen zich zenuwachtig om haar knieën sloten en deze beweging telkens afbra ken en herhaalden. „O, neen, ik heb heelemaal niets noodig Slane." Ook het plichtsgevoel van Ruth Marlowe scheen zijn grenzen te kennen. Ten slotte kwam ze eindelyk naar buiten, met een enorme mackintosh van 'n erg donkere soort die haar nog grooter deed schijnen dan anders. Ze droeg een kleinen clochehoed tot ver over haar ooren en een bruine parapluie hing aan haar arm. Er was geen weersgesteldheid waarop Ruth Mar lowe niet voorbereid scheen. Paula dacht aan de opmerking over de overschoenen. Jawel ze was volledig uitgerust en had naar het scheen om een taxi getelefoneerd. Paula verdween achter de deur, zy wilde voor geen prijs door die zelfbewuste kordate vrouw gezien worden. Het was haar alsof ze voor een enkelen blik uit die zoekende oogen haar geheim zou bloot geven. Toen ten slotte de voordeur dicht viel, rende zy de trap op. Zy trad zoo geruischloos moge- lyk de kamer binnen en sloot de deur onmid dellijk achter zich. „Arthur," fluisterde zij. Er kwam geen ant woord. zy kwam naar voren en stak twee lampen aan De kamer was leeg. Het venster stond open en toen ze over het balcon leunde zag ze een stuk van de wilde wingerd los hangen dat pas scheen afgerukt. „Ik hoop maar, dat de regen zijn voetstappen zal uitwisschen," dacht ze, toen ze langzaam terugkwam. Een oogenblik 'later viel haar oog op een witte vlek op een tafeltje by den haard en toen ze naderbij kwam ontdekte ze een vel letje papier dat Newnham uit zijn blocnota had gescheurd en waarop hy haastig had ge krabbeld: „Ik smeer 'm, terwijl de boel nog aan den gang is. Durfde niet te wachten. Mis vooral morgenochtend den trein niet. Trek je niets aan van de bagage." Aan het velletje was een bankbiljet van vyf pond gespeld. Haar hoofd nog vol van Arthur, vergat Paula de gesloten deur, totdat een nydig kloppen haar weer tot haarzelf bracht. Met een benauwd gevoel, als van een schoolkind, dat op heeter- daad wordt betrapt, draaide ze den sleutel om. Buiten stond Bruce te wachten. „Er zijn een paar brieven voor u, Miss," zei Bruce, terwyl ze het meisje aankeek met 't gezicht van een strenge Zondagsschooljuffrouw, waarvoor Paula bedeesd en bang het hoofd boog. „Ik ben straks ook al boven geweest, maar toen was u er niet." Het verschrikte meisje bemerkte uit den toon, dat deze woorden heel wat meer waren dan enkel woorden. Zou zij het briefje hebben gezien? Als dit het geval was, wat zou ze dan doen? Het beste was, dat zy maar afwachtte, wat er komen zou. 't Was om gek te worden. Het Hotel Poisson d'Or stond in een van die stille straten van Parys, waar zoo weinig lantaarns branden, dat er meer dan eens zeer ernstige ongelukken plaats grijpen. De straat had er een zekere vermaardheid om gekregen, een tragischen roem. De gewone bezoekers waren studenten, handelsreizigers en andere minder gewenschte gasten met erg bescheiden beurs. De ingang was erg donker, gaf onmiddellijk het gevoel, dat het hier niet pluis was. Aan een kant van het modderige straatje stond de vervallen kapel van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten, terwyl de andere ontsierd werd door een vreemd zwaar gebouw, de verzamel plaats van de een of andere onbekende zon derlinge godsdienstige communiteit. Kortom, de heele buurt zag er niet erg chique uit. Toch was de eenige gast van „Monsieur le proprietaire" op dien donkeren en regenachtigen avond, dat Sir Hector Ascher van nian was om op Franschen bodem aan land te stappen, een groote, blonde jongeman, die verbazend netjes in de kleeren zat en er uitzag om door 'n ringetje te halen. Hij vertoonde niet de minste sporen van een stormachtige reis over den Oceaan en scheen op geen enkele wijze door de tameiyk minderwaardige omgeving, waarin hy zich bevond, gehinderd te worden. Want inderdaad, dit was beslist tegen zyn gewoonte. Zyn vrienden zouden u verzekerd heb ben, dat hy slechts in hoogste noodzaak beslo ten kon hebben tot het bezoek aan een der- gelyk twyfelachtig hotel op dezen avond. Indien Miss Ferris evenveel opmerkingsgave had be zeten als haar bespieder, zou zij wellicht in staat geweest zyn hem te identificeeren als de man in 't keurig sportpak, die haar op den wannen stoffigen weg van Merlin St. Hugh enkele dagen geleden was tegengekomen. Zyn naam was tameiyk bekend, zoowel bij het Engelsche publiek als by Scotland Yard. Het was Scott Egerton, lid van de liberale partij voor een district in r.oordelyk Yorkshire, en schryver van verschillende zeer lezenswaardige artikelen over eerste drukken in een letter kundig maandblad. „Een gezellig weertje," zei hy hoffelijk tegen zyn gastheer, toen hy in de berookte en ver- schrikkelyk vuile gelagkamer trad. „Verwacht u vanavond nog meer gasten?" De eigenaar behoorde tot het dikke slag Fran schen uit de lagere volksklasse. Hij zag er nog vuiler uit dan zyn huis. Hy bromde achter dochtig „Ja nog eentje, maar dat is een arme duivel, meneer." De waard vertrouwde die keurige kleeding niet en dacht niet anders, dan dat hy met een salondief te doen had. Waarom zou hy anders naar dit hotel zijn gekomen? „Arm? Dat is maar een betrekkelijk begrip, geloof ik. Zullen we samen een flesch wijn drinken, meneer? Ik vind het altyd verschrik- kelyk saai om alleen te moeten drinken." Hoewel geenszins van zyn achterdocht be keerd, liet de waard zich toch verleiden tot 'n gratis aangeboden flesch wyn. Hy wist zelf heel goed, dat hij maar heel gewonen land- wyn door zijn keelgat joeg. Hy zette Egerton het beste voor, dat zyn poovere wynkeider be vatte. Egerton had het bocht wel willen uit spuwen, als zijn goede opvoeding hem hiervan niet weerhouden had. Monsieur Dubois zag dus niet de minste reden, waarom hy een glas zou weigeren. En Egerton was zyn gastheer dank baar dat deze hem op zoo aangename wyze de taak, om die flesch leeg te krijgen, ver lichtte. De waard keek echter heel angstvallig toe, of de wijn wel regelrecht uit de flesch in zyn glas terecht kwam, zonder dat Egerton kans zag er iets in te gooien. Eerst toen de jonge man zelf zijn lippen had gezet aan het tweede glas, goot Dubois het zyne met één teug in zijn keel. „Maar één?" herhaalde Egerton. „Hy reist erg laat." „Hij komt uit Engeland, evenals u, meneer." „Zoo? Als hij het dan even ongelukkig heeft getroffen als ik, heeft hij geen prettige» over tocht gehad. Maar misschien is nil gewend op zee?" „Dat weet ik niet. Misschien wel. Ik ken noch hem, noch de zaken, die hij doet. U bent zeker een student, meneer," zei hy, wijzend op het boek, dat Egerton had meegebracht. De naam van den schryver P. G. Wodehouse, be teekende voor hem niets. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10