I IN EN OM HAARLEM)
llllllll
Uitbreidingen in Haarlem-Noord
L1ARIA-STICHTING
DINSDAG 1 MEI 1934
Beperking van het aantal
winkels
TEMPO-TEMPO
Lente en verhuurbedrijf
TELEFOON
10 2-1-2
LAAGSTE ZOMERNOTEERINGEN
FRANCO
BERGPLAATS
OP VACANTIE
Naar Hollandsch Borneo
Inbraak te Hillegom
De diepste oorzaken
Van alles en nog wat uit een stad
achter een stad
Verfraaiingen
alleen geldig in de maanden Mei en Juni
Zochten de dieven naar sleutels
van de Raiffeisenbank?
Zondagsdrukte
Lente in Haarlem-Noord
Voor de Stille Armen
Bond van Kennemer Speeltuin-
vereenigingen
iEDEREN MIDDAG VAN
2-3 UUR POLIKLINIEK
SnitiiiMimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiHiiiiiiiiiimiiiiiiiiiL*
ËllllllllllllllllllllllllIlllllllllIlllIlllIlIIIIIIICIIIIlllllllIIIllIIIIIiIliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiH
In de laatste raadsvergadering heeft de heer
Van Kessel, naar aanleiding van het vaststellen
van eenige uitbreidingsplannen, aangedrongen
op belemmering van de onbeperkte toelating
van winkels in de stadsgedeelten, welke nieuw
Worden aangelegd. Hiermede bracht de heer
v. Kessel trouwens niet voor den eersten keer
een onderwerp in de Haarlemsche vroed
schap, dat momenteel de aandacht van breede
kringen gespannen houdt.
De Nederlandsche R.K. Middenstandsbond
heeft op zijn 28 September 1933 te Breda ge
houden Congres de noodzakelijkheid behan
deld der wettelijke bescherming van de klein-
onderneming, speciaal in de détailhandel, in
het licht van ordening en saneering der be
trokken takken van bedrijf.
Van de Regeering vroeg de Ned. R.K. Mid
denstandsbond, teneinde op zoo kort mogelijken
termijn, in het bijzonder in den détailhandel
tot ordening en saneering, en binnen dat kader
tot bescherming van het zelfstandige midden-
standsbedrijf te kunnen geraken o.m. het vol
gende:
Tijdelijke stopzetting van vestiging, of met
vestiging gelijk te stellen uitbreiding of be-
drjjfsomzetting, in den detailhandel gedurende
twee jaren en wel voor eiken ondernemings- en
bedrijfsvorm, verbruikscoöperaties en filialen
niet uitgezonderd.
Uitzonderingen op dezen regel zullen moeten
kunnen worden gesteld door de gemeentelijke
overheid, in met name bij de wet te noemen
gevallen, na advies van een plaatselijke perma
nente commissie, samen te stellen uit leden,
aangewezen door den Gemeenteraad, Kamer
van Koophandel, in het ressort en georganiseer-
den middenstand.
Als zoodanige uitzonderingsgevallen komen
o.m. in aanmerking:
a. Vestiging in nieuw-gebouwde woonwijken
of zaken-kwartieren.
b. Vestiging in bestaande, tijdens het ves.
tigingsverbod openvallende winkelruimten,
voorzoover deze vestiging niet betreft waren
huizen, eenheidsprijsbedrijven, filialen van on
dernemingen, die bereids twee verkoopgelegen
heden bezitten of coöperatieve verbruiksveree-
nigingen.
Deze spertijd is noodzakelijk, niet alleen om
verdere ontwrichting der verhoudingen in den
detailhandel als gevolg der economische crisis
te voorkomen, doch ook om afdoende een ver
deren toevloed van buitenlandsche detaillisten
te kunnen weren.
Gedurende het tijdvak, waarin het vesti
gingsverbod geldt, moeten door de georgani
seerde bedrijfsgenooten (werkgevers en werk
nemers) branchegewijs normen worden ontwor
pen, waaraan nieuwe ondernemers en onderne
mingen in de betreffende branche moeten
voldoen alvorens zij zich in die branche kun
nen vestigen.
De wet geve aan den Minister van Econo
mische Zaken de bevoegdheid om vestiging in
een bedrijfstak, na verloop van den gestelden
spertijd, te binden aan de door de georgani
seerde bedrijfsgenooten ontworpen en door
Hem gehoord den Middenstandsraad, of an
dere daartoe in te stellen instantie goedge
keurde normen.
Uiteraard zullen de te stellen normen even.
zeer als voor de kleinonderneming moeten gel
den voor de afdeelingschefs en filiaalleiders der
grootondernemingen en voor de bedrijfsleiders
der coöperaties.
Op de agenda voor de Algemeene Vergade
ring van den Vrijzinnig-democratischen Bond
komt als punt 4 van het ontwerp-midden-
standsprogram voor: „belemmering van onge
breidelde oprichting van nieuwe middenstands
zaken en warenhuizen, door het stellen van
eischen, waaraan door ondernemer en onder
neming moet worden voldaan, voor vestiging in
bepaalde takken van nijverheid en handel, op
dat het getal ondernemingen aan de behoefte
wordt aangepast.
In een toelichtend artikel op dit agendapunt
schrijft de heer mr. van Dam o.m. het volgen
de: „Ook de gemeenten kunnen bij hun wo
ning-politiek met beperking van het aantal
Winkels rekening houden".
Dr. W. M. J. Koenraadt zeide in zijn pread
vies, dat hij op het R.K. Middenstandscongres
te Breda aan de sociale zijde van het vraag
stuk wijdde betreffende de te nemen maat.
regelen:
„Het mag niet worden toegelaten, dat de
zelfstandige kleinonderneming aldoor meer van
haar terrein moet prijsgeven, ja zelfs dat ter
rein tenslotte wellicht geheel zou verliezen.
Maatregelen moete/ worden getroffen, die
eensdeels voldoende zijn om de zelfstandige
klein-onderneming tegen haar geleidelijk ver
dringende overmacht te stellen, maar die an
derdeels toch een gezonde mededinging niet in
den weg staan. De te treffen maatregelen moe
ten bijgevolge van dien aard zijn, dat ze zoo
veel mogelijk het kwaad in den wortel aan
tasten. Welnu, de fundamenteele dwalingen,
die de bestaande sociale en economische orde
kenmerken, zijn in onbeperkte vrijheid van
concurrentie en de ongeregelde winzucht.
Krachtens de eerste misvatting kan iedereen,
die wil, waar, wanneer en waarin hij wil, een
bedrijf beginnen, zelfs al mist hij daartoe ten
eenenmale de geschiktheid en ook al bestaat
er aan dat bedrijf niet de minste behoefte.
Als gevolg van de eerste plus de tweede mis
vatting, is het zoover gekomen, dat de onder
nemingen in het voeren van den strijd om het
bestaan voor geen enkel middel meer terug
schrikken, ook niet al is dat middel onedel, on
billijk, onrechtvaardig, of op een andere wijze
met de natuurlijke zedewet in conflict.
Hier liggen de diepste oorzaken van de moei
lijkheden, die ook de zelfstandige klein-onder
neming ondervindt. Daartegen bijgevolg moet
Zijn verweer worden gericht.
Zoodanige maatregelen moeten worden ge.
nomen, dat het vooreerst niet meer mogelijk
is zich in den een of anderen tak van handel
of industrie te vestigen, zonder daartoe de ge-
wenschte mate van handels-, waren- en vak
kennis te bezitten; en dat vervolgens het aan
tal ondernemingen zooveel mogelijk wordt ge
richt naar de behoeften, die daaraan bestaan,
niet natuurlijk van individueel standpunt, maar
van het standpunt van algemeen welzijn, van
de volkswelvaart. Bovendien moet de ongere
gelde winzucht aan banden worden gelegd, zoo
dat het winststreven en de concurrentiemid
delen blijven .binnen de grenzen van de na
tuurlijke zedewet en van beschaafde samen
levingsvormen.
Nu wil ik graag toegeven, dat het praktisch
niet mogelijk is het aantal ondernemingen
precies te regelen overeenkomstig de maat
schappelijke behoefte.
Maar dit is ook niet noodig. Want, zooals
reeds eerder is opgemerkt, moet in de verhou
dingen tusschen de ondernemingen onderling
in ieder geval een frissche concurrentiegeest
worden gehandhaafd, die immers niet alleen
„gerechtvaardigd" maar ook „hoogst nuttig"
is. Zoodat het aanbeveling zal verdienen, de
behoeftegrens naar boven tamelijk breed te
houden. En bovendien, wat niet precies naar
wensch te bereiken is, kan men toch naar beste
kunnen trachten te benaderen. Met een der
gelijke benadering moet men in de samenleving
zoo dikwijls, om niet te zeggen altijd, tevreden
zijn. Indien aan den eisch van alzijdige ge
schiktheid, als voorwaarde om zich te mogen
vestigen, streng de hand wordt gehouden, dan
zal men daarin alleen al een niet onbelangrijk
middel blijken te bezitten om de overeenstem,
ming tusschen het aantal ondernemingen en de
maatschappelijke behoefte te benaderen.
De vraag op wie de taak rust om de aange
geven maatregelen te treffen en door te voe
ren, beantwoord dr. Koenraadt aldus:
De betrokkenen zelf, ondergebracht in pu
bliekrechtelijke beroepschappen, zijn de recht
streeks-aangewezenen, om de zorg voor die
maatregelen op zich te nemen. Zij ook zijn tot
het treffen van die maatregelen overeenkom
stig de nooden en omstandigheden van de on
derscheidene takken van bedrijf het best toege
rust; een en ander natuurlijk onder leiding en
toezicht van de Staatsoverheid.
Zoolang evenwel deze, door de encycliek „Qua-
dragesimo Anno" zoozeer gewenschte, maat
schappelijke organen nog ontbreken en niet
wel voor verwezenlijking vatbaar zijn, zoolang
zal op de Staatsoverheid zelf de taak rusten
om het treffen en het doorvoeren van deze
maatregelen ter hand te nemen.
De Staatsoverheid zal dit echter zoo moeten
doen dat reeds nu de georganiseerde bedrijfs
takken zooveel mogelijk bij de voorbereiding
en de uitvoering van de te treffen maatregelen
worden betrokken, op dezelfde wijze als dit de
laatste jaren bij de sociale wetgeving altijd is
geschiedt en dat de laatste er toe worden voor
bereid, om die taak van lieverlede geheel over
te nemen.
Tot zoover dr. Koenraadt.
Van Rijkswege zijn tot beperking van het
aantal winkels nog geen maatregelen genomen.
Toch is er reeds iets in dezen geest. De heer
van Kessel wees er in den Haarlemschen ge
meenteraad op, dat er in Amsterdam een com.
missie is, die in deze richting bevredigend
werkt. Het is de zoogenaamde levensmiddelen-
raad. Deze adviseert de ambtenaren van Pu
blieke Werken over het aantal winkels en den
aard daarvan, dat in de nieuwe wijken moet
worden gebouwd.
Reeds in 1929 was bij den Amsterdamschen
Raad door den heer A. Weiss een voorstel in
gediend, waarbij hij de aandacht van den Raad
vestigde op den onhoudbaren economischen
toestand in het winkelbedrijf te Amsterdam.
De door het onmatige aantal winkels in het
algemeen en de vliegende winkels in het bij
zonder, veroorzaakte uitbreiding van koopge
legenheid en onredelijke concurrentie, hebben
volgens- hem de bestaanszekerheid in den win
kelstand gevoelig aangetast. Het kwam hem
voor, dat het gemeentebestuur ten aanzien
hiervan niet werkloos mocht blijven en door
in dezen remmend op te treden een nuttig so
ciaal werk zou verrichten in het belang van
vele ingezetenen. Beperking van het aantal
winkels zou in de toekomst een belangrijke ver
betering kunnen brengen, meende hij. In de
raadszitting van 20 November 1929 werd dit
voorstel door den heer Weiss ingetrokken op
uitdrukkelijke toezegging namens Burgemeester
en Wethouders gedaan, dat dit voorstel aan den
in te stellen Levensmiddelenraad zou worden
voorgelegd. Deze Levensmiddelenraad is inder
daad ingesteld en de vraag van den heer Weiss
is aan dien Raad voorgelegd. De Levens
middelenraad meende, dat de toestand betref
fende het aantal winkels niet onveranderd
mocht blijven. Wel was de Raad van oordeel,
dat het niet wenschelijk zou zijn het aantal
verkoopsgelegenheden te beperken, maar daar
entegen achtte hij het niet gewenscht de uit
breiding van dit aantal ongebreideld toe te
laten. Zulk een ongebreidelde uitbreiding zou
moeten worden tegengegaan door een nader
aan te geven vergunningsstelsel. Verschillende
leden wenschten uit den aard der zaak hun
houding te laten afhangen van de voorwaarden
aan deze vergunningen te verbinden. Om eenig
idee te geven van de voorwaarden, die kunnen
worden opgelegd, vermelden w«, dat o.m. ad.
vies werd gevraagd van de verschillende sub
commissies over de vraag of het noodig is re
kening te houden: 1. met de behoefte aan een
winkel in de betrokken buurt; 2. aan welke
eischen een sollicitant moet voldoen (vakbe
kwaamheid); 3. of een sollicitantenlijst moet
worden aangelegd; 4. of gevestigde winkeliers
voorrang moeten hebben voor het vestigen van
winkels in nieuwe wijken; 5. of de vergunning
verleend moet worden voor een bepaalde groep
waren; 6. of de winkelier verlof moet vragen
om zijn zaak te verplaatsen; 7. of bij overlijden
de vergunning op de erfgenamen moet over
gaan en zoo ja, of van die erfgenamen vakbe
kwaamheid moet worden vereischt; 8. of bij
verkoop van een zaak de winkel automatisch
op naam van den kooper moet worden geschre
ven; 9. of vergunning moet worden verleend
voor het vestigen van filialen; 10. of maatre
gelen moeten worden genomen om verkoop van
winkels aan grootte concerns tegen te gaan;
11. moeten er voor grootbedrijven andere voor
waarden worden gesteld; 12. of men voor het
verkrijgen van een vergunning te Amsterdam,
Amsterdammer moet zijn; 13. of een vergun
ning, waarvan geen gebruik wordt gemaakt
automatisch na zekeren tijd vervalt; 14. of aan
een vergunning een verbod moet worden ver
bonden inzake het geven van cadeaux en lok
artikelen; 15 welke sancties er moeten worden
verbonden aan het overtreden van verboden.
Wij geven al deze vragen waaromtrent het
advies werd gevraagd van den levensmiddelen
raad, zoo uitvoerig, omdat daaruit blijkt welke
vraagstukken en moeilijkheden aan het oplos
sen van de kwestie vastzitten.
Wij weten niet of te Amsterdam op al deze
vragen reeds een beslissing genomen is. Wü
meenen van niet. Het vraagstuk is dus in een
stadium van studie.
Maar intusschen werkt de Levensmiddelen
raad met Publieke Werken samen om het aan
tal nieuwe winkels te bepalen, dat in een nieu.
we wijk wordt toegelaten.
Naar men zegt, voldoet deze wijze van sa
menwerken zeer goed.
De vraag mag nu worden gesteld of het ver
zoek van den heer van Kessel, zooals dat in de
jongste vergadering van den Haarlemschen
Raad werd gesteld, dient te worden ingewilligd.
Zeker is het, dat blijkt ook wel uit het hier-
bovenstaande, dat de oplossing van het vraag
stuk zich nog in een stadium van experimenten
bevindt. Maatregelen, welke worden genomen,
steunen de heer Gerristz merkte het in de
jongste raadsvergadering zeer juist op op
geen enkele wettelijke bepaling. Toch is het
vraagstuk zoo urgent, dat het alle aandacht
verdient en dat ook wel resultaten kunnen
worden verwacht. Het schijnt echter, dat men
de resultaten van het Amsterdamsche initiatief
afwacht. In Amsterdam, de hoofdstad des lands,
heeft men immer gaarne geëxperimenteerd op
het gebied van gemeentelijke wetgeving of la
ten wij het eerbiediger en waardeerender zeg
gen: Amsterdam heeft dikwijls op gelukkige
wijze het initiatief tot iets nieuws genomen.
Wij zouden dus geneigd zijn te zeggen: laten
wij even afwachten, welke ervaringen men in
Amsterdam opdoet.
Maar anderzijds kan het toch geen kwaad
als er behalve Amsterdam, ook in een kleinere
plaats beproefd wordt, de kwestie tot een op
lossing te brengen. Bij het vergelijken der ver
kregen resultaten zal men dan een betrouw
baarder conclusie kunnen krijgen.
De omstandigheden voor een proef in Haar
lem schijnen bovendien gunstig. Wij hebben
hier twee menschen, die zich zeer voor deze
zaak interesseeren en de noodige kundigheid
bezitten om met succes een proef op touw te
zetten. Het zijn de heeren van Kessel, hoofdbe
stuurslid van den Bond van fruit- en groente
handelaren, de organisatie, die zich bovenal
voor een gesloten vak interesseert en de heer
mr. van Dam, secretaris van den Vrijz. Bond,
die onlangs in het orgaan van de vereeniging
met warmte het nemen van maatregelen tegen
het onbelemmerd toelaten van winkels bepleitte.
Een frissche buitenwijk van Haarlem met moderne woningen. De Jan Haring
straat, op den achtergrond hoek Stuyvesantstraat-Stuyvesantplein
Het zand knerpt onder je voeten, van Zaa-
nenlaan tot 't uiterste puntje van Haar
lem-Noord, het voormalig Oud-Schoten.
Dat zand is volgens medisch oordeel (men
raadplege de veelvuldige advertenties) het stof,
dat je gezond doet wonen, in Rivieren- en Vo-
gelenbuurt, in heel Haarlem-Noord.
Het merkwaardige van dit stadsgedeelte is,
dat men er op z'n Amerikaansch, na er eenige
weken niet geweest te zijn, steeds voor nieuwe
en groote verrassingen komt te staan.
Waar eerst land was, treft men dan heele be
bouwde of in aanbouw zijnde wijken aan.
Groote woningcomplexen rijzen als paddestoe
len uit den grond op en de bouwsnelheid heeft
iets van de film „tempo-tempo".
Het behoeft geen commentaar!
Waar woningen komen, volgen menschen.
Waar menschen komen, komen nieuwe be
hoeften.
Om aan die behoeften te voldoen, vestigt er
zich een middenstand van winkeliers en nering
doenden. Eerst in het klein, groeit het bedrijf
al spoedig, want steeds meer menschen vestigen
zich in deze buurten, die voordeelig zijn vanwege
de goedkoopere huren en andere geringere
kosten.
En deze voordeelen worden gezocht in een tijd
als de onze, waarin geld uitsparen als eerste
vereischte wordt gevoeld, door duizenden, die
hieraan vroeger nooit zouden hebben gedacht.
Zoo ontstaat een stad achter een stad en het
zelfde verschijnsel van alle groote steden doet
zich voor: de binnenstad raakt ontvolkt, en de
bevolking der gemeente woont het dichtst aan
de grenzen.
Zoon volksverhuizing heeft ook haar voordeel.
Zij draagt er voor een niet gering deel toe bij
dat er meer zorg wordt besteed aan weg en
verkeer; kortom aan alle dingen, waaraan het
stadsbestuur ook in de binnenstad veel zorg
wijdt.
Dit kan men des te beter merken als men eens
een kijkje gaat nemen. De Delftlaan heeft zijn
aanplanting van jonge boompjes gekregen, de
Rijksstraatweg heeft zijn zoo hoog noodige ver
breeding nabij de Jan Gijzenvaart eindelijk on
dergaan en even over de vaart zal zoo lang
zaamaan de Vogelenbuurt uit haar isolement
worden verlost. Het begin hiervan is in wor
ding. De oorsprong van de Roerdompstraat is
een feit. Waar nu nog slechts rioolbuizen in den
grond zijn gelegd, zal binnen enkele maanden
een complex huizen het uitzicht over het nu
nog met rottende boerenkoolstruiken bezette
land breken.
Als de vroege Zondagmorgenzon door de ven
sters tuurt van de aardige nieuwe huizen achter
de Jan Gijzenvaart, dan is spoedig de Rijks
straatweg vol autogetoeter en belgerinkel van
fietsers, die of op week-end of naar de voetbal
velden op weg zijn.
Een verslaggever van „bollen-drukte" heeft
eens gezegd, dat Amsterdammers hun Zondag
„verdoen" aan fietstochtjes, terwijl de Haar
lemmers meer tot de categorie autorijders en
wandelaars dienen te worden gerekend.
Dit laatste is echter maar ten deele waar.
Want als we deze conclusie ook op Haarlem'
Noord van toepassing zouden willen brengen,
dan kwamen we scheef uit.
Dit komt ook alweer, omdat Haarlem-Noord
in zijn bevolking zeer gemengd is.
Een massa in Haarlem werkenden, die vroeger
forens waren, heben zich in onze dagen, waarop
crisis en malaise een stempel drukken en tot
bezuinigen nopen, in Haarlem-Noord gevestigd
en houden er de traditie van Zondaguitstapjes
per fiets in eere.
q\J\N
aim. p. H.L.
PRIMA BELGISCHE 27a>en"7eo f 1.85
HOLL. EN GOEDE BELG. 20A,o en30/6o f 1.70
PRIMA ANTHRAC. IV Robuste afm. f 1.40
Wij wachten Uw gewaardeerde orders
II et kwam zóó! Er is hier een jonge mis-
sionaris van Lage-Zwaluwe. Die had een
goede kennis ook van L. Z., die Capucijn-broe-
der is te Sambas. Deze is buurtparochie van
Kuching, en als je iemand, die-in-de-weet-is
vraagt: „hoe ver is Sambas?" zegt de goede
man: „Twee dagen loopen." In jeugdige onwe
tendheid slik je zooiets en denkt: „maar twee
dagen...."
Precies als dat je in Antwerpen zou vragen:
„Hoe ver naar Holland zulle?" Oók twee dagen!
Maar als je naar Rotterdam of het Haagje
moet, is het „iets" verder. De jonge man
was twee jaar te Kuching gemeente Zin,
mocht dan naar de Paters Kapucijnen
over de grens. Maar hij kon toch niet
alleen! Zijn pastoor wou dat beslist niet. Dus
'n ervaren, ondervindingrijke oude boschlooper
werd gevraagd mee te gaan. Niet veel aanspo
ring en bevelen noodig, want die wou ook nog
weleres naar de Hollandsche Paters. Ja, u raadt
het, die oude woudtrekker is ondergeteekende.
Julie is vacantiemaand van scholen hier. Bij
tijds geschreven dat we dan en dan komen
zouden en gevraagd om de Dyakkers daar bo
ven te verwittigen, zoodat we zeker waren van
een roeiboot, want die zijn er niet altijd. En
je kan toch zoo maai niet binnenvallen en zeg
gen: „hier ben ik.". Een bericht vooruit, 't Spoor
boekje opgeslagen, die en die sneltrein, daar
overstappen, daar half uur wachten, daar met
'n boemel en zoo laat kom je aan! Maar we
zitten op Borneo en zoover zijn we nog niet.
We kwamen een veertien dagen over tijd we
gens onvoorziene omstandigheden, doch waren
des te meer welkom, omdat ze dachten dat we
verongelukt of wat ook waren.
Op een goeien morgen heel vroeg stapten we
in Kuching naar den „steenen steiger", waar
een motorboot lag. We hadden twee waterdichte
manden en een taschje met wat kleeren, bikkerij
en rookgerei. Zes uur motorde het Chineesche
bootje de rivier af. De Anglicaansche (heel
hoog) bisschop met zijn plebaan waren ook aan
boord en hun bagage nam de halve ruimte in
beslag, zy betaalden ook tweemaal zooveel als
wij. Drie uur naar beneden, de Sarawak-rivier
af en toen zee in. Gelukkig kalm, want de ge
wone zandschuiten in het Spaarne zijn grooter
dan ons zeekasteel. Vijf uur over zee naar net
Westen en dan de Loendoe-rivier op. Een twee
uur. Goed vier uur kwamen we daar. Een be
kende Chineesche klerk, wien ik bericht gestuurd
had van onze komst, want we moesten bij hem
den nacht logeeren, kwam aanloopen. Ik had
vroeger al eens bij hem gelogeerd'. Even ge
praat, een bad, gegeten, nog wat gepraat en
vroeg onder het muskietennet. Twee Maleiërs
waren geëngageerd om onze manden den vol
genden dag naar Biawak te dragen, het laatste
Dyakdorp, vlak bij de grens. Vóór vieren was
ik al op; we moesten vroeg weg, want de wan
deling zou dien dag niet voor de poes zijn. Ik
had liever Dyakdragers gehad, doch die waren
er niet, dus nemen wat je krijgen kon. Lang
voor zeven gingen we op stap. 'tWas schitte
rend weer. Met een versche pijp aan droomden
we. Tegen tien uur halt. Toen kwam het. De
eerste Maleiër was moe. Zijn vader en moeder
waren dood, zijn zus was ziek, zijn tante had
hoofdpijn en hij arme, moest nu voor één heelen
gulden zoover loopen. Zoo'n zwaren mand dra
gen en morgen weer heelemaal terug. Wou de
toewan hem niet wat meer betalen? Ik had het
verwacht. Met een zoet woordje, zacht gespro
ken, stapten ze weer op. Een uurtje verder
weer zitten. Ik gaf ze 5 minuten. Het herhaalde
zich nog eens en toen kwam de sterke praat
hard gesproken en toen ging het als gesmeerd.
Vier uur 's middags kwamen we bij het Dyak
dorp. Even rusten, een bad in het riviertje en
brevier afbidden. Father de Vos viel in slaap.
Rooken, eten en toen praten met de Dyakkers.
Vragen, vragen, vragen! Maar we moesten twee
menschen hebben morgen voor de bagage. Al
leen maar tot Riam! Doch ze wilden niet.
Kwaad volk, gevaarlijk, ze waren bang, geen
vrienden enz. Mijn jonge gezel kreeg bijna een
flauwte en dachten dat we niet veel verdei
zouden komen. Laat dien avond hadden twee
beloofd mee te gaan. Wij sliepen op de veranda
in een slaaphok en de burgemeester zelf heeft
dien nacht voor de opening gelegen en ons be
waakt! Hij wist niks van Engelbewaarders af!
Heel vroeg op en zelf heb ik vuur gemaakt en
water gekookt en rijst. En toen de thee klaar
was riep ik Adriaan. Die wou eerst niet wakker
worden. We hadden 9 uur geloopen daags te
voren. Eindelijk! Toen geen trek. Om 5 uur
's morgens rijst met cornedbeef te eten, bespot
telijk! Doch het moest. Ik had ook al door het
huis geschreeuwd om de twee dragers. Die
kwamen. Hadden nog niet gegeten. Ver yoor
zessen, guur en koud en donker, gingen we ach
ter het huis het oerbosch in en spoedig tegen
eëü hoogen berg op. De waterscheiding en de
grens tusschen Sawarak en Hollandsch gebied.
Daar even uitpuffen en de gedachte op Hol-
landschen grond te staan laten zinken in je
verbeelding. Je voelt dat je nog een Oranjehart
hebt kloppen in je oude missieboddie!!
Goed 8 uur kwamen we bij het eerste Dajak-
dorp. Daar moesten onze dragers eten, want die
liepen nog op 'n leege maag. Wij dronken een
kokosnoot en rookten een versche pijp. Fijn!
Twintig minuten en weer op stap. Om elf uur
kwamen we te Mahaju, een buitenstatie van
Sambas. Even kijken in de school. 48 kinderen,
netjes, glorieus. Even verder het dorp Riam.
En daar vertikten de dragers het verder mee
te gaan. Geen mannen in huis. Allen waren hun
rijstvelden aan het omkappen. Zoete woordjes
hielpen niet. Twee groote Dajak-schooljongens
zouden onze manden verder dragen naar An
gus, waar we verwacht werden en waar een
boot klaar lag voor ons. We tippelden verder.
In dat dorp zijn al vele catechumenen. Twee
mannen hadden al klaar gestaan dagen achter
een, om ons naar Sambas te brengen. Wij kwa
men niet en nu waren zij in het bosch, in het
rijstveld. Er werd gekookt voor ons en iemand
ging de twee booters zoeken. Na een bad en
goed wasschen en eten waren zij daar en waren
klaar. Naar de landingsplaats: klein bootje. Wij
er in, onze en hunne bagage opgestapeld en
vastgebonden, één man voor en de stuurman
achter. Wij zaten naast elkaar. Pijlsnel naar
beneden. Die boven-rivieren, waar het verval
natuurlijk groot is, loopen reusachtig, makkelijk
8 K.M. per uur. Ze behoeven niet te roeien,
alleen maar te sturen. Oppassen! Om vijf uur
kwamen we te Lobok Pakoe bij 'n Chineeschen
tuinder. Het riviertje, een meter of zes breed,
is te gevaarlijk om 't nachts in 'n klein roeibootje
te bevaren. Stories van krokodillen, slangen en
ander gespuis bij de vleet. We bleven dus bij
dien Chinees. Goed geslapen. Ik was porder en
Klaas Vaak was voor vieren al weer opgehoe
peld. Eén man moest op, rijst koken en water.
Vroeg moesten we weg en we zouden in de
boot eten. 'tWas nog donker, toen we in de
prauw gingen. Doch niet als gisteren. Wij kon
den niet naast elkaar zitten. Ik ging voorin,
waar ik tenminste leunen kon: de Vos achter
in, waar hij kon liggen hij is veel korter dan
ik. Onder 't varen om een uur of 8 aten wij onze
rijst, koud natuurlijk, met corned beef. De man
nen aten om beurten. Geen tijd om stil te blij-
gen liggen. Rivieren zijn eentonig. Middags al-
leen stil gelegen om te koken, misschien 'n half
uur en om over zes, schemer, bereikten we Prigi,
waar een paar Chineezen wonen. De mannen
hebben dien dag 13 uur geroeid. En het was
de verjaardag van Fr. de Vos. Hij had dien
nog nooit gevierd met ruim 13 uur in een roei
boot te zitten!
Hier is de rivier zeker zoo breed als het
Noorder Buiten-Spaarne. Een warme kop thee
smaakt. We kregen een „kamar", dat is Indisch-
Maleisch. Wat je bij ons nooit hoort. Geslapen
op 'n matje op den vloer, als een roos. Vier uur
's morgens stond de rijstpot al op het vuur en
een ketel water. Om 5 uur zouden we weer op.
Dit deel van Borneo is kolossaal waterrijk; de
Sambas telt verschillende rivieren: de groote
en de kleine; en er zijn heel wat troesan-geulen
van de eene naar de andere. Wij waren hier in
de groote en de missie ligt aan de kleine. Het
water liep snel uit. Pech, want we moesten om
een uur of tien door den troesan naar de kleine
Sambas en zouden dan juist tegenover de missie
aankomen. De troesan zou dan leeg zijn en
kon niet gebruikt worden, of we zouden daar
een uur of zes moeten wachten, tot de vloed
goed half op was, voor we er door konden.
Pech! Maar toch troffen we het. Juist toen we
aauf om 10 uur aankwamen, hoorden we het
getoeter van een auto. Ik vroeg de Dajaks: ja,
er was een weg.
De auto was een particuliere, een hooge, Ma-
leische oome, die er zelf inzat. Doch hij wou
de Toewans wel naar Sambas rijden. En de
bagage? Die kon achterop gebonden worden.
Wij motorden fijn naar Sambas en hij bracht
ons in een dik half uur tot vóór de pastorie. Een
bof. Vóór elf uur „thuis". De pastoor en een
Broeder waren thuis. Edoch de goede kennis
was een half jaar geleden verplaatst naar de
Kapuas, een 300 K.M. verder, dus hem opzoe
ken ging niet. De pastoor komt van Oost, de
Broeder van Midden- en de Vos van West-Bra-
Brabant. Ik informeerde of er nog een of an
dere veete bestond, want een koppensnellerij
wilde ik niet graag meemaken. Wat zijn Bra
banders toch hartelijke lui! Ons reispak uit en
de boevige boschloopers werden weer eer
waarde heeren. De pastorie was nieuw en alles
hier is een groot verschil met ons. Chineesch,
Maleisch, Dyakker is natuurlijk een tout même.
Sambas ligt ver de rivier op. Alle goede kaar
ten van Borneo geven Sambas in het noord
westen. Gebouwd langs de rivier, is het zeer
uitgestrekt, wel een stuk of wat kilometers: Chi
neezen en Maleiers.
Gistermorgen vernamen wij van een inbraak
aan de Weeresteinstraat te Hillegom. Wij be
gaven ons naar „At home", waar de heer G. H.
Hermans ons welwillend de meest uitvoerige in
lichtingen verstrekte.
De heer Hermans was Zondagavond rond
half één ter ruste gegaan, na volgens gewoonte
alles te hebben gesloten. Men kan zich de ont
steltenis van de huisgenooten voorstellen, toen
zij des morgens te rond 7 uur beneden kwamen
en zagen, dat ongewenschte bezoekers waren
binnengeweestalle laden waren geopend, niet
alleen in de suite, maar evenzeer van de kasten
in de keuken. Het tafelzilver lag over den grond
gespreid, doch er wordt niets gemist. Toch zijn
de inbrekers niet gestoord en geen der- huis
genooten heeft het minste gemerkt. Vermoede
lijk zijn de onverlaten door de keukendeur bin
nen gekomen, waarvan zij den sleutel hebben
meegenomen, 't Schijnen vaklieden geweest te
zijn, want de sleutel zat aan den binnenkant
in het slot en de loopers zijn vakkundig ge
bruikt. De politie werd gewaarschuwd en in
specteur Hensums en hoofdagent Braas leiden
het onderzoek. Geen vingerafdruk was te vin
den, hetgeen deskundige inbrekers verraadt.
Er was van alles mee te nemen geweest: zilver
en oud porcelein, maar geen sigaar werd mee
genomen, evenmin de wijnkelder bezocht.
Het ligt voor de hand, dat de dieven uitslui
tend geld begeerden, wat echter niet te be
reiken viel.
Er is slechts één veronderstelling, n.l. deze,
dat de inbrekers een „kraak" wenschten in de
Raiffeisenbank, welk bankgebouw naast de
villa van den heer Hermans ligt. De heer Her
mans voorzitter van het bestuur dezer instel
ling bezit reserve-sleutels van het bankge
bouw en deze zijn door de dieven gezocht, maar
gelukkig niet gevonden. De politie zet haar on
derzoek ijverig voort.
Wel zou genoemde verslaggever gelijk krijgen,
als we meer speciaal gaan letten op de groepjes
wandelaars, die zich op mooie Zondagen bij de
nieuwe huizen ophouden.
Daar zit een groote variatie is. Onder huis-
bevindt zich een aantal reeds gevestigde huis
gezinnen, die wegens het opgroeiend kroost, naar
een grootere behuizing moeten uitzien. Verder
treft men er de trouwlustigen aan, al dan niet
vergezeld van de vaders en moeders, resp. adspi-
rant-schoonvaders en -schoonmoeders.
Om een eigen gezin te stichten moet tegen
woordig geducht rekening worden gehouden
met de portemonnaie. Daarom moet dan wel
worden uitgezien naar een goedkoop „nestje".
Zoo is het woningverhuren op Zondag den
dag, dat men tijd heeft om rustig uit te zoeken
een heel bedrijf geworden. Een gepensioneer
de, de uitvoerder van het werk, de huurophaler,
de makelaar, zij allen stuk voor stuk offeren een
stuk van hun Zondagsrust op om den woning
zoekenden de behulpzame hand te bieden.
Huizeij! verhuren en huren is een sport op
zich. Zoowel de huurder als de verhuurder is
op jacht naar voordeel. De verhuurder is blij als
hij zijn huisje zoo spoedig mogelijk kwijt is en
de huurder is dit, als hij er niet eerder aan
vast zit dan noodig is.
Daarom worden er soms heel wat besprekin
gen gevoerd, eer de verhuiswagen voor de deur
van de woningen in quaestie arriveert of de
eerste huurpenningen in de handen van den
huiseigenaar overgaan.
Een ding staat welvast. De tijd, dien we in eie
oorlogsjaren gekend hebben, waarin de vraag
naar huurwoningen het aanbod verre overtrof,
behoort tot liet verleden. Massa's huizen staan -
weer te huur, ook en vooral in de volksbuurten,
waaraan het uiterste puntje van Haarlem-Noord
oftewel Oud-Schoten zoo rijk is.
Taai en vasthoudend is daarom de reeds ge
noemde categorie verhuurders, die het woning
zoekende publiek te woord staan.
Daaruit vloeit wel eens voort, dat de serie
voordeelen, die zij opsommen, later in nadeelen
verkeeren.
De nieuw huizen in Haarlem-Noord animee-
ren meestal tot huren door hun gezelligen bouw.
Kamers-en-suite met voor- en achtertuintje
en boven geriefelijke slaapkamers, trekken
veel grootstad-bewoners, die hun bedrijf of be
roep in Haarlem uitoefenen.
Haarlem mag dan in zijn uitingen een echt
provincie-stadje zijn, zooals wij zoo dikwijls hoo-
ren beweren. Haarlem tg dan mee willen doen
aan het jachtend leven van een grootstad, maar
dit practisch niet zou kunnen omdat het de
veel tot zijn oude gezapigheid en rustigheid
lonkt, zooals mij eens mijn vriend de notaris
opmerkte, op woninggebied zijn er en dit
ook wat de volkswoningen betreft meer „ju
weeltjes" dan in een groote stad mogelijk is.
Lokt in de grootstad de lente de bewoners
uit hun huizen, om buiten van de verjongde na
tuur te gaan genieten, in Haarlem trekken de
bewoners de lente rond hun huizen in voor- en
achtertuin.
Niet zeldzaam vallen er tafereeltjes te genie
ten, waarin de bewoner in zijn tuintje, de
hemdsmouwen opgestroopt met lachend-trillen
de vingers zijn huisgenooten opmerkzaam maakt
op het botten van blad- en bloemknoppen.
Ieder nieuw jong leven van het blijstemmend
voorjaar trekt zijn aandacht en die der passee-
renden.
In lenteleven is de bewoner van de uiterste
grenzen van Haarlem in het Noorden rijk en
een lentewandeling naar de randwijken zal den
stadsbewoner vaak evenveel genoegen bezorgen,
als een vriendelijke wandeling langs de veel geu
ren versp ireidende bollenvelden.
P.S.
Ingekomen: N. N. 10.N. N. 2.N. N.
opbrengst coupons 70.70.
Hartelijk dank voor deze bijdragen.
Voor verdere giften houdt de Commissie voor
de Stille Armen zich dringend aanbevolen. Zij
worden gaarne in ontvangst genomen aan het
Bureau dezer courant zoomede bij den heer
P. Busé, penningmeester, Gasthuissingel 64,
Postgiro 13543.
Het bestuur deelt mede, dat de uitloting van
de door haar, in verband met de gehouden ten
toonstelling op 2j en 29 April georganiseerde
loterij, nader werd bepaald op Woensdag 18 Juli
1934. Dit zal in het openbaar geschieden in het
clubgebouw der speeltuinvereeniging „Meerle-
bosch", Nagtegaalstraat, Haarlem-Noord.
ïebekang.
iJ. STAAL, pr. miss,