Een aardbeving herdacht
{mêaal mn dm dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
1
TOEN COLCHESTER -
TEISTERD WERD
DE ASPERGE
Het Geheim van
het open Raam
VRIJDAG 4 MEI 1934
Oude Romeinsche kolonie in Es
sen, beroemd om haar oesters
en haar historische muren
Een natuurramp zonder
slachtoffers
Wie ontdekten Kaap de
Goede Hoop?
Zilveren spoorweg
Verdwenen continent
Populariteit is ver
gankelijk
Bruggenbouw in Siberië
Monster-vliegtuig
geconstrueerd
Strafrecht in Roemenië
den het anders geVOetetlS
Nieuwe bestemming
voor koffie
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Colchester, beroemd wegens zijn oesters
en zijn Romeinsche muren, heeft de
aardbeving herdacht welke deze stad
vijftig jaren geleden op Dinsdag 22 April
1884 geteisterd heeft.
De aardbeving beperkte zich niet tot Col.
Chester; men voelde haar zelfs te Londen en
Oostende, maar de oude Romeinsche „eolo.
nia" in Essex schijnt er toch de .haard" van
geweest te zijn. Het natuurverschijnsel was
verreweg het ernstigste van dien aard, waar
door Engeland sinds 1480 bezocht geworden
was, en in de kerken van Colchester werd
dankbaar de redding der stad herdacht.
Oude bewoners, die nog duidelijk de herinne
ringen hadden aan wat op dien 22sten April
voorgevallen was, bezochten de „geteisterde"
plaatsen, en vertelden aan hun kinderen of
kleinkinderen van hun ervaringen.
Ofschoon Colchester op deze aardbeving nog
altrotsch is, kan de bezoeking toch be
zwaarlijk ingedeeld worden in de rubriek der
groote natuurrampen. Als eenig slachtoffer
vermelden de bladen van dien tijd met pijn
lijke nauwkeurigheid eenmusch, en de
stad heeft dit onfortuinlijke vogeltje in haar
officieele annalen dan ook de plaats gegeven
waarop het aanspraak kan doen gelden. Ver
meld wordt namelijk dat op Dinsdag 22 April
1884, des morgens om 9 uur 22, een musch,
gezeten op den ondersten dakrand van een
huis in Pildon Mill, bemerkte dat er plotseling
een opening ontstond tusschen het dak en den
muur. Nieuwsgierig stak hij zijn kopje erin
om het verschijnsel goed te observeeren. maar
nog voor hij het zijne ervan had, keerde de
muur weder tot zijn oorspronkelijken stand te
rug, enbrrr!
Hoe men zoo precies weet wat er met dien
nieuwsgierigen vogel gebeurde? Ik zou t u
heusch niet kunnen zeggen; ornithologen, die
zich voor 't geval mochten interesseeren, moe
ten zich maar tot den gemeente-secretaris van
Colchester wenden. Aan paedagogen beveel ik
den vogel aan als een welkome variatie op de
droeve lotgevallen van „nieuwsgierig Aagje".
De aardbeving doorliep, na bovenvermelden
musch gedood te hebben, de stad in vrij snel
tempo van het Zuiden naar het Noorden. Een
kerktoren werd zwaar beschadigd, een groot
aantal schoorsteenen stortten neer, en ver
scheidene oude huizen vertoonden spleten. Aan
gezien alle aangerichte schade van overheids
wege hersteld werd, vermoedt men evenwel dat
de aardbeving verantwoordelijk gesteld is voor
heel wat verminkingen van „have en goed",
waaraan zij in werkelijkheid part noch deel
had.
De meesten van diegenen, die zich de ge
beurtenis persoonlijk herinneren, zaten vijftig
Jaren geleden op de schoolbanken, en de her
innering, welke hun is bijgebleven, is niet al
te aangenaam. Een der toenmalige jongens
thans een vier-en-zestiger vertelt dat de
onderwijzers hevig verschrikten toen de vloer
plotseling begon te deinen, maar dat de kin
deren, die in het geheel niet wisten wat er aan
de hand was, veel pret in het geval hadden,
ofschoon enkelen hunner angstig werden we
gens het duidelijk waarneembaar gerommel. De
scholen werden natuurlijk onmiddellijk ont.
ruimd, en de jeugd, die den heelen verderen
dag vrij had, hoopte in de volgende weken en
maanden voortdurend op nieuwe aardbevin
gen, doch vruchteloos.
Maar die kinderen zijn nu allen zeer volwas
sen, en weten dat hun stad er vijftig jaren ge
leden wonderlijk goed afgekomen is. Ofschoon
sommige centrale straten bezaaid waren met
brokstukken en gruis, en er op dit uur van den
dag veel volk op de been was, werd niet één
mensch gedood of ook maar gekwetst. De apo
criefe musch was het eenige slachtoffer. Vele
kleinere natuurstoringen hebben menigmaal
veel grooter onheil aangericht. En zeker had
Colchester reden God te danken voor de wijze,
waarop Hij de stad spaarde, terwijl Hij haar
bezocht.
hem ondernomen zeereizen nergens melding
van het kompas. Toch was dit in de dertiende
en veertiende eeuw al een veel gebruikt object.
Het is verder onaannemelijk, dat de Phoeni-
ciërs over Mozambique naar Egypte zijn te
ruggekeerd, zoodat zij Kaap de Goede Hoop
wel gepasseerd moeten hebben.
Volgens professor Hennig, die in de „Geogra-
phische Zeitschrift" een beschouwing over de
zeevaart der Fhoeniciërs heeft gepubliceerd, is
Kaap de Goede Hoop voor Europa niet door
Portugeezen ontdekt, maar door Phoenicische
zeelieden, onder koning Necho van Egypte. De
eenige bron, die ons daarvan op de hoogte
stelt, is de kroniek van Herodotos. Deze stond
zelf zeer wantrouwend tegenover de mededee-
lingen, die hem in Egypte gewerden. De Phoe-
niciërs dan, zouden in opdracht van den Pharao
uit de Roode Zee vertrokken zijn, teneinde
Afrika te omzeilen; ze zouden via de Straat
van Gibraltar na drie jaren teruggekeerd zijn.
Merkwaardigerwijze schrijft Herodotos: „En zij
vertelden (ik kan het niet gelooven misschien
gelooft een ander het) dat zij, toen zij om
Lybië heen voeren, de zon aan de rechterzijde
hadden." Dit is een détail, waarvan men niet
mag verwachten, dat het in de oudheid er bij
gefantaseerd is. Het was immers niet bekend,
dat aan gene zijde van den evenaar de zon
schijnbaar een andere baan volgt. Op dezen
grond moet men wel aannemen, dat de Phoe-
niciërs inderdaad den tocht volbrachten Wel
iswaar meldden zij blijkbaar niets over de
eigenaardigheden van tropisch en zuidelijk
Afrika, de vele groote rivieren en de tegen
stelling tusschen de jaargetijden op het zuide
lijk en noordelijk halfrond. Herodotos vertelt,
dat de Phoeniciërs berichtten: „Heel Lybië is
zonder water, zonder dieren, zonder regen, zon.
der hout, en van vochtigheid vindt men geen
spoor."
Hennig wijst er op, dat het door ons als
Sahara aangeduide deel van Lybië een volkomen
dood en waterloos woestijngebied is. Overigens
moet men in aanmerking nemen, dat Hero
dotos zijn aanteekeningen verzorgde, toen de
reis al anderhalve eeuw geleden was.
De genoemde geschiedschrijver was in zijn
tijd de kleine Aziaat, die het meest van de
wereld gezien had. Hij geeft o.a. bijzonder
heden over Europa. Maar toch zoekt men in
zijn notities tevergeefs naar de Rhöne, den Tiber
naar Rome en Massilia (Marseille). Wil dit
echter zeggen, dat omstreeks 460 v. Chr de
betreffende rivieren en steden in het Oosten
onbekend waren? Caesar zegt niets over de
typische krijtrotsen aan de Engelsche kust. die
hij op zijn twee tochten naar Brittannië onge
twijfeld heeft waargenomen. En Marco Polo
maakt in zijn uitvoerige verslagen van de door
De sprookjesachtig rijke Maharadja van
Grallior heeft bij een zilversmid in Londen een
eigenaardig kunstwerk besteld, dat tegelijkertijd
een klein technisch wonder is. De Indische
vorst, die zich iedere gril veroorloven kar., kwam
op zekeren dag op het idee, zijn personeel, dat
hij bij feestelijke gelegenheden voor het ser
veeren in dienst nam, door een kleine spoorweg
te vervangen die op de feesttafel rondloopt en
de gasten de spijzen aanbiedt.
De constructie van dezen trein, die uit zuiver
zilver bestaat, wordt volgens zijn aanwijzingen
vervaardigd. De miniatuurtrein wordt door
electrische stroom in beweging gebracht en
loopt od zilveren rails over de feesttafel. Iedere
wagon stelt een blad voor van massief zilver,
dat schotels en dranken bevat. Wenscht nu een
gast een of ander gerecht te nemen, dan be
hoeft hij slechts op een zilveren knop te druk
ken en het zilveren spoor staat stil. Een tweede
druk zet den trein weer in beweging.
De kleine locomotief is artistiek even bewon
derenswaardig als technisch. Het behoeft nau
welijks gezegd, dat de Maharadja voor dit kost
baar speelgoed een geweldige som betalen
moest.
Professor Stanley Gardiner van de Univer
siteit van Cambridge verklaarde gisteren, dat
In de Indische Oceaan en de Arabische Zee
sporen waren gevonden van een groot continent,
dat 30 millioen jaar geleden moet zijn ver
dwenen en waar fantastische monsters van
meer dan 30 Meter lengte moeten hebben ge
leefd. Ook zou de John Murray-expeditie, waar
van prof. Gardiner secretaris is, een tweede
„Doode Zee" hebben ontdekt.
De directeur voor het Instituut voor Jour
nalistiek te New-York heeft aan honderd stu
denten van zijn school gevraagd wie naar hun
meening de meest beroemde persoonlijkheden
zijn der geheele wereld.
Achtereenvolgens kregen de meeste stem
men: Roosevelt, Hitler, Lindbergh, Mussolini,
Iaguardia (de burgemeester van New-York),
generaal Johnson (de leider van de NI.R.A.),
Babe Ruth (een beroemde Baseballspeler)
Dollfuss, Greta Garbo en Alfrtd E. Smith (de
gouverneur van den staat New-York).
Toen twee jaar geleden een zelfde enquête
werd gehouden, was de rangorde: Mussolini
Stalin, Einstein, MacDonald, Hoover, Ghandi
Hindenburg, Ford, Hitler, Lindbergh.
Bij vergelijking van deze beide lijstjes blijkt
dat roem zeer vergankelijk is. Van de mannen,
die twee jaar geleden onder de meest beroem
de persoonlijkheden werden gerekend, zijn al
leen Hitler, Lindbergh en Mussolini overgeble
ven. De Italiaansche dictator, die vroeger de
grootste onder de grooten was, komt thans
eerst na Roosevelt, Hitler en Lindbergh.
Hoe zou de lijst er in 1936 uitzien?
niMiiiiiiiiiiniiii
iimililiilliniiit:
De asperges I
Staan te rijpen,
Zij 't verscholen
In den grond.
Maar reeds simpel
Bij het woordje
Komt u 't water
i In den mond!
Malsch en sappig,
Slank van lijnen,
5 Want de gratie 1
Hoort er bij,
Zijn zij voor de
Lekkerbekken
Ook een ware
Lekkernij.
Alles bloeit thans,
Alles groeit weer 1
De natuur is
Als een lied.
Want zij zingt ons
Van de gaven,
Die de Schepper
Haar gebiedt!
De natuur spreekt I
Niet van crisis,
Contingenten
Of van grens,
Haar bedoeling
Zijn geen winsten, i
i Maar is dienen
Van den mensch! i
Hare weelde i
En genieting
Is niet kunstig,
I Doch is echt.
i Daarom is ook
Wat zij voorzet
Steeds een smake-
lijk gerecht!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden) B
5lllllllllllllilllllllllllllllllll1IIIIIIIIUIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllilllll^
Over de rivier Abusjka in Siberië is een
brug gebouwd, waarvan alle deelen autogeen
aan elkaar zijn gelascht en die de grootste in
zijn soort ter wereld is. De lengte bedraagt 45.
de breedte 18 meter. Tot dusver gold de brug
te Dresden in Duitschland als de grootste auto
geen gelaschte ter wereld; deze is 26 meter
lang en 11Y, meter breed.
In Charkow (Oekraine) is dezer dagen een
passagiersvliegtuig gebouwd dat behalve den
piloot en de overige manschappen 128 passa
giers mee kan nemen. Momenteel worden er
proefvluchten met dit vliegtuig genomen.
Een commissie uit 't Roemeensche ministerie
van Justitie heeft na vele jaren arbeid haar
taak van unificatie van het Roemeensche straf
recht voltooid.
Overeenkomstig de landen, waar zij vroeger
toe behoord hebben, golden tot dusver in Roe
menië vier verschillende wetboeken van straf
recht: In oud-Roemenië het Roemeensche
strafrecht, dat gebaseerd is op de „Code Napo
leon", in Zevenburgen het oud-Hongaarsche,
in Bessarabië het oud-Russische en in de Boe-
kowina het oud-Oostenrijksche. Deze verschei
denheid veroorzaakte allerlei moeilijkheden
voor den loop der processen en van 't begin af
aan, was men het er over eens, dat aan dezen
toestand spoedig een eind moest komen. Thans
heeft de minister van Justitie in een plechtige
zitting het eerste exemplaar van het nieuwe
Roemeensche wetboek van strafrecht overhan
digd aan de hoogste autoriteit inzake de jus
titie, koning Carol n. Waarschijnlijk zal deze
nieuwe code nog dit jaar in werking treden.
U beweert dus niet te gelooven aan voor
gevoelens?" vroeg de oude heer op
eenigszins geagiteerden toon.
„Natuurlijk Mr. Clarck!" was 't kalme ant
woord van den anderen ouden heer aan 't
zelfde tafeltje. „Ik mag hier, op onze club,
graag met u over allerlei onderwerpen discus
sieeren. Maar tracht u me in 's hemelsnaam
niet aan voorgevoelens te doen gelooven. Dat
Iaat ik over aan kleingeestige zielen, aan die
laag-bij-de-grondsche menschjes, die al hun
zorgen en ongelukjes van te voren voelen aan
komen!"
„Zeg dat niet, Mr. Wight," haastte de andere
zich te zeggen. „Want u vergist zich! Al ge
looft u niet aan voorgevoelens, andere men-
schen doen het wel! Ik ook, Mr. Wight!"
,,'t Spijt me voor u, Mr. Clarck!" klonk t
verontschuldigend, „maar
De aangesprokene had echter z'n kalmen con
versatietoon verloren en overschreeuwde z'n
tegenstander.
..„Neen, neen! Zwijgt u nu maar. Ik weet wat
u zeggen wil. U hebt mij bij de kleingeestige
zielen, bij de laag-bij-de-grondsche menschen
ingedeeld. En toch, Mr. Wight, toch blijf ik
volhouden, dat ik geloof aan voorgevoelens.
Daartoe heb ik 't recht
„Het recht?" herhaalde de ander.
„Ja! Door m'n voorgevoel van een naderend
onheil heb ik eens vele menschen het leven
gered."
Mr. Wight's oogen straalden plots een en al
verbazing uit.
„U?" vroeg hij bijna ongeloovig.
„Ja! Ik! Als 't u interesseert, zal ik u die ge
schiedenis vertellen."
Natuurlijk interesseerde Mr. Wight zich voor
deze gebeurtenis. Maar niet alleen hij. Wel 'n
tiental andere clubgenooten hadden reeds hun
stoelen bijgeschoven. Iedere bijzonderheid was
welkom in de vrij eentonige clubconversatie.
Mr. Clarck begon onmiddellijk.
„Zooals de meeste leden onzer club weten,
ben ik in m'n jonge jaren machinist geweest.
De groote express-treinen van tegenwoordig
heb ik niet gereden; tochten van de eene kust
van Amerika naar de andere heb ik niet ge
maakt. Mijn route bepaalde zich, jaren lang,
van New-York naar 't Ontariomeer en terug.
Heel vaak ook reed ik slechts op een gedeelte
van deze baan. Dan begon mijn vriend bij Al
bany. Ik kende dat traject dan ook op m'n
duimpje. Eerst reden we door vlak land. Ik
heb er in den loop der jaren wat huizen uit
den grond zien verrijzen. Dan moesten we ons
een weg banen door een bergachtig terrein.
Dat viel nog niet mee voor onze ouderwetsche
kleine locomotiefjes. Door de bergen heen,
stonden we al heel gauw voor een flinke spoor
brug, geslagen over een zijstroom van de Hud
son. Waren we dit gedeelte gepasseerd, dan
hadden we verder niets dan vlak land te be
rijden. Telkens nu, als we deze vlakte bereikt
hadden, voelde ik me opgelucht. Ik zei dan te
gen den stoker:
„We zijn er weer, Mac!"
„Gelukkig wel," antwoordde die regelmatig.
„De vlakte alleen biedt veiligheid".
Op een avond nu hadden we weer Albany
verlaten
Er was niets bijzonders voorgevallen.
't Weer was in tegenstelling met de vorige
dagen buitengewoon goed. De geweldige wolk
breuken waren voorbij en de stormwind was
gaan liggen. Mac floot een opgewekt deuntje
en ook ik voelde me in de beste conditie.
En toch, Mr. Wight, toch was er iets dat me
hinderde. Ik had een vaag, onbestemd voorge
voel van een naderend onheil. Nog beter dan
ooit inspecteerde ik mijn machine. Met meer
aandacht dan ooit bespiedde ik den weg voor
mij. Maar nergens was eenige reden voor m'n
onrust.
11
In Cairo was het een en al leven en bewe
ging. Ezels, kameelen, mannen en vrouwen in
bonte kleederdracht, krioelden dooreen. En
schreeuwen, dat die menschen dedenIk
vond, dat de menschen elkaar erg ruw behan
delden. Elk oogenblik bleef ik staan, in de stel
lige verwachting een vechtpartij te zullen mee
maken. Maar daarvan kwam niets, 't Scheen
gewoonte te zijn.
Bok, we nemen een taxi, zei oom Sidney, en
ik vond 't best. 't Was dien dag erg heet en de
lucht was vol zand. De heete, stoffige woestijn
wind was komen opzetten en deed de menschen
naar adem snakken. Ik kouwde zand; 't was
een geknars tusschen mijn tanden van je wel-
ste. Een taxi was spoedig gevonden, maar door
de drukte schoten we niet hard op. lederen
keer waren wij genoodzaakt te stoppen.
Op een keer kwam er een éénoogige vrouw
naast onzen wagen. Ze hield de hand op en be
delde om de gebruikelijke „bakschiesch". Naast
haar stond een éénarmige man en ook hij vroeg
om een „bakschiesch". We waren zoo dom om
iets te geven en binnen twee minuten stond
er een schare van lammen, blinden, dooven,
kreupelen, éénoogigen, éénarmigen, éénbeeni-
gen, beenloozen rond onzen wagen, over ons
hoofd alle zegeningen van Allah afbiddend en
daarbij vragend om een bakschiesch. Gelukkig
kwam er hulp opdagen. Een stevige politie
agent kietelde al deze menschen met zijn wa
penstok en zij verdwenen even hard als ze
waren gekomen. De weg was nu weer vrij en
wij vervolgden onzen tocht naar het hotel.
De eerste indruk, dien ik van het hotel kreeg,
■Was niet gunstig. Er lag een dikke laag stof
op de meubelen in mijn kamer. Wat zou mijn
moeder zich hierin geërgerd hebben. Toen wij
aan tafel gingen, sprak ik er oom Sidney over,
maar deze stelde mij gauw gerust. Als de heete
stofferige woestijnwind komt aanzetten, dan
zijn zelfs rolluiken niet in staat om het zand
buitenshuis te houden, Bok. Maar, weet je wat
we doen? We gaan ons zoo meteen even melden
op 't politiebureau. Dat is altijd noodig, en ook
wel gewenscht, omdat wij hier eenigen tijd blijven.
Bü de politie werden we heel voorkomend
behandeld. We moesten onze handteekening in
het vreemdelingenboek zetten; onze passen
werden gecontroleerd, enwelk een verras
singik ontving een brief. Bij gebrek aan
nader adres was deze aan het politiebureau
geadresseerd. Ik bekeek den brief van alle kan
ten. Hij was noch van vader, noch van moe
der, althans aan het schrift te oordeelen. Bo
vendien, er zat een Duitsche postzegel op. Van
wie kon dat zijn? Ik scheurde de enveloppe
open, haalde er een brief en ook een foto uit
van een jongeman, die ik niet kende, 't Was
raadselachtig. Ik kon den brief, die in het
Engelsch geschreven w'as, niet lezen en gaf hem
daarom aan oom Sidney, die hem eerst voor
zichzelf las en een juichkreet uitstiet. Ik werd
hoe langer hoe nieuwsgieriger.
„Merk je niets bijzonders, Mac?" vroeg ik den
stoker.
„Neen! Heelemaal nietJa toch," riep ie
lachend uit, ,,'t is vandaag een buitengewoon
mooie dag. Ik voel me vroolijker en opgewekter
dan ooit
„Er dreigt gevaar, Mac!" doofde ik z'n vroo-
lijkheid. „Let opWe snellen de bergen in....
Zie je niets? Kijk jij linksik zal rechts uit
zienIs de baan vrij? Hoor je niets aan
onze machine
Hoe de stoker ook z'n best deed, hü kon niets
bijzonders ontdekken. Hij trachtte mijn bezorgd
heid, mijn angst om wat komen moest, weg te
lachen. Maar toen hem dat niet lukte, zweeg
hij
„Als we maar eenmaal de brug over zijn!"
fluisterde ik.
Toen we, met een laatste bocht, het bergland
uittreden, zagen
we haar voor ons
liggen. De wolk- Vnnr-
breuken der laat- i uur -
ste dagen had-
kalme riviertje, f
tot een breeden
wilde stroom gemaakt. Maar rustig en ver.
trouwvol welfde zich de brug over dezen stroom
en bood ons een veiligen overtocht
Als.... m'n angstig voorgevoel me niet ge
dwongen had den trein te doen stoppen.
„Wat doet u nu?" schrok Mac.
„Wat gebeurt er? Wat is er aan de hand?"'
klonk 't weldra uit de portierramen van den
vollen trein.
Ik was van m'n wagen gesprongen en zag me
dadelijk door conducteurs en nieuwsgierige en
verschrokken menschen omringd. Weldra wis
ten ze de reden van t stilstaan.
„De machinist vertrouwt de brug niet!" ging
't van coupé naar coupé. „Hij is bang dat de
brug door den regenval der laatste dagen zal
instorten!"
Iedereen wist wel, dat de controle in dien
tijd, op dergelijke bouwwerken niet bijzonder
goed was.
Maar toch werd m'n angstig voorgevoelen
bespot.
„Die vent is gek!" hoorde ik iemand verkla
ren. „Zeg dat ie doorrijdt; als de brug instort,
gaan we met z'n allen, da's gezellig...."
Of anderen toen om dien spotter gelachen
hebben, weet ik niet. Wel weet ik, dat hij later
z'n spijt betuigd heeft
Ik stoorde me dan ook aan niets of niemand
en weigerde beslist door te rijden. Integendeel!
Ik gebood, dat allen moesten uitstappen. Een
geweldig gemor ontstond.
Allerlei lieflijke benamingen werden me naar
't hoofd geslingerd. Maar ik had 't bevel over
den trein en ik zou doen, wat ik noodig achtte.
Ik bracht Mac op de hoogte van m'n plan. En
hoewel hij niet deelde in m'n angst, beloofde
hij toch m'n opdracht uit te voeren. Alleen
begaf ik mij nu naar de brug, om die te onder
zoeken. 't Was lang geen gemakkelijk werk,
deze brug over te loopen. Maar veilig en wel
bereikte ik toch den overkant. Daar gaf ik
Mac het afgesproken teeken. Hij zou den ledi
gen trein in beweging brengen, van de locomo
tief afspringen en al de wagens heel kalmpjes
over de brug laten rijden. Ging alles goed, dan
zou ik aan den overkant wel weer op de loco
motief kunnen komen en den trein terug doen
keeren, om ook de wachtende menschen te
halen.
Als alles goed ging
Ondanks alle spotternij, stonden de honder
den menschen in werkelijke spanning den kalm
wegrijdenden trein na te staren.
Plotseling gebeurde 'tl*
Een geweldig gekraak; een even heen en wger
schudden van de pijlers en toenjuist-Tér-
wijl de trein op 't midden van de brug was,
stortte alles in elkander en ploften de locomo
tief en de vier volgwagens in 't hoog opspat
tende water.
Boven dit rumoer klonk van de overzijde een
geweldige kreet, van angst, verlichting of
vreugde, dat weer ik niet. Maar dien kreet ver
geet ik nooit
M'n angstig voorgevoel was bewaarheid en
had enkelen honderden menschen het leven
gered!"
Mr. Clarck zweeg.
En ook zij, die om hem heen zaten, bleven
zwijgen.
Zelfs mr. Wight.
Zachtjes echter stond hij op en reikte den
verteller de hand.
En deze zwijgende handdruk zei meer dan
honderd woorden.
De Braziliaansche kranten maken melding
van een procédé om uit koffie kunstmest, te
vervaardigen, welke gebruikt kan worden bij
den verbouw van suikerriet, katoen, granen,
vruchten en ook van koffie.
Te Osasco zal de eerste fabriek ter vervaar
diging van deze kunstmest verrijzen. De hoe
veelheden koffie, welke op deze wijze aan de
markt onttrokken worden, zullen, naar men
hoopt, het verbranden van koffie voor een deel
overbodig maken.
A 11** /Y Ano-i/i'o °P dlt blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f Cfi bij een breuk van f Afk hij verlies van 'n
/itltr QO OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen 1 1/1/ if," verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f OU," doodelijken afloop# /SOU," een voet of een oog# JL£iO,~ duim of wijsvinger been. of arm# HtU," anderen vinger
16
„Kerel, zeg dan wat er aan de hand Is I
Die branduitgang? Dat is toch niets bijzon
ders!"
„Niet half zoo ingenieus als die van het
museum, wil je zeggen. Men beween dat het
een wonder moet zijn. Die loopt onder Ascher's
kamer door. Je weet wel dat hij verschrikkelijk
bang is voor brand. Daarom wou hij juist deze
kamer hebben. Het dateert reeds van een
ongeluk, dat hij in zijn kinderjaren moet heb
ben gehad die vrees voor brand bedeel ik."
„Wees zoo vriendelijk en houd eens op met
dat geraas. Vertel me kort en goed welk ven
eter je zult openen."
„Dat kan ik niet.antwoordde Egerton rus-
stig, „kijk maar het staat al open."
VIERDE HOOFDSTUK
HET OPEN VENSTER
Hij stond er bij alsof hij iets zeer ernstigs
had gezegd. Burgoyne keek hem verbaasd aan.
„Wat zou dat?"
„Het heeft den heelen nacht geregend,"
mompelde Egerton.
„Ik - geloof niet, dat deze kamers erg ge
lucht worden."
„Maar waarom zou hij het weer geopend
hebben, indien hij juist zoo bang was?'
„Ik dacht dat hij als de dood was voor
brand. Wellicht heeft dit hem juist bewogen
om het alvast open te zetten voor het geval er
werkelijk gevaar zou opdagen."
„Ik geloof het niet," zei Egerton. „HU was
nog meer voor iets anders beducht dan voor
brand. Hij vreesde achtervolgd te worden HU
wist dat JU hem op de hielen zat Hij kreeg
het angstzweet op zUn gezicht bU de veronder
stelling alleen, dat JU door een of ander won
der ook naar de Poisson d'Or zou komen, en
daarom lijkt het mij niet zoo gewenscht te ver
onderstellen dat hUzelf het venster zou hebben
geopend. Hij had mU juist gevraagd, het te
sluiten en ik heb het stevig op den grendel ge
daan."
„O, is dat zijn bedoeling," zei Burgoyne,
terwUl hij stil stond. „HU is een handige snaak.
Vraagt naar een raam met een branduitgang
op een avond dat het zoo regent en stormt,
dat niemand kans ziet om een brandje ook
maar twee minuten aan te houden en smeert
hem dan in den vroegen morgen...."
„Met den koffer?"
„Je denkt toch zeker niet dat die heele koffer
vol zat met waardevolle boeken? Welnee! Daar
zaten er maar enkele in die hy wenschte te
verkoopen en die heeft hU meegenomen. De rest
was maar opvulsel. Had hU nog andere bagage
bij zich?"
„Ja, een klein handkoffertje. Dat zag er
nogal erg poovertjes uit. Daar stond met
spUkertjes ingeslagen „W. J. M." HU haa hier
trouwens een kamer genomen onder den naam
van Marchant. Ik zou wel eens willen weten",
vroeg Burgoyne zich af, „waar hij zich nu op het
oogenblik bevindt. Waar hU ten slotte terecht
zal komen, staat al vrUwel vast!"
„In de haven?"
„Welnee, in de hel. Maar hoe het ook zij...
hq liep terug naar de deur van de herberg en
riep om Dubois.
„Ja meneer," zei de waard, met een hoog
rood en boos gezicht. „Ach, hoeveel keer heb
ik meneer nu al niet verteld, dat zUn vriend
hier niet is. Die meneer daar, en hU wees naar
Egerton. is de eenige gast, die vannacht in
mUn hotel heeft geslapen."
„Ik geloof je," mompelde Burgoyne, „maar
toch was er vannacht nog een ander hier,
ventje. En die sliep in de kamer met den
branduitgang."
„Dit kon wel eens een politiezaak worden
Dubois," zette Egerton een rem op de hard
nekkige ontkenningen van den waard. „U deedt
maar het beste, met M. Marchant eens te
gaan wekken, wy zullen de zaak zoo geheim
mogeiyk zien te houden."
Hij keek vragend naar Burgoyne. die met
een hoofdknik te kennen gaf. dat hU het met
hem eens was.
Met tegenzin en onder herhaalde protesten,
want hy vreesde dat zUn rekening er bij in zou
schieten, gin? Dubois ten slotte naar boven.
BU het eerste teeken van aarzeling stelde Bur
goyne zoo langs z'n neus weg voor, om er even
een agent by te roepen en daar kreeg de man
het zoo benauwd van, dat hU haastig kapicu-
leerde. Ze gingen toen met hun drieën de
wankele trap op, gevolgd door Marie en Jules,
die geheimzinnig fluisterden. Dubois klopte
zenuwachtig op de deur, die nog op slot was
en bromde in zUn baard in een onverstaanbaar
jargon, want hU vreesde, dat hy met dit klop
pen zyn gast zou ontstemmen en dat nog wel
een gast, die beloofd had, een kamer te be
talen, die hq niet had besteld. In antwoord op
dat eerste bescheiden klopje, werd er absoluut
niets gehoord. De man klopte toen iets harder.
Daarna verbazend hard en ten slotte sloeg hU
met zyn vuist tegen de deur en schreeuwde
met zUn harde Fransche stem: „Ouvrez!
ouvrez, Monsieur!"
„Trap de deur in," stelde Burgoyne onge
duldig voor en hy gaf reeds een trap tegen het
middenpaneel.
„Diable! is dat een methode om de deur
van een eeriyk man te behandelen!" beet de
woedende Dubois hem toe. Egerton greep zyn
vriend by den arm:
„Ach, je hoeft dergeiyke ongrondwetteiyke
methoden niet toe te passen," mompelde hy
en ging op z'n knieën zitten om bet slot te
onderzoeken. „Dat is een erg oud boeltje hier."
voegde hy er aan toe, terwyi hy even naar
Dubois keek.
„Daar zyn ze niet te slechter om, meneer,
al dat nieuwe spul, dat ze in één dag in
mekaarslaan.... ma foil"
„En erg gemakkelyke sloten. Zeg eens, de
sleutel zit er niet meer in."
„Nu, wat zou dat?" vroeg Burgoyne.
„Hoe zou ik dat nu weten?" vroeg Egerton
onverstoorbaar. „Ik weet niet eens. wat er
zich binnen bevindt. Hy had een groot mes
uit zyn zak genomen, dat er erg ingewikkeld
uitzag en hij morrelde er 'n beetje mee aan
het slot. Enkele minuten later stond hy op en
duwde de deur open. Burgoyne trad het eerst
de kamer binnen.
„Ik dacht het wel," riep hy woest uit. „De
vogel is verdwenen."
Dubois begon als een razende te schelden.
Hy vloekte op Ascher en op Egerton, en zei
dat die fiine meneer zyn gast nad doen
vluchten door zooveel aandacht aan diens boe
ken te schenken en op Burgoyne, die hem
waarschynlyk eveneens op de vlucht had ge
dreven en op de Süreté omdat hy wel wist,
dat ze den man nooit zou vinden om hem te
dwingen aan een armen waard als Mr. Dubois,
de rekening te laten betalen.
„En hy beloofde nog wel, voor de groote
kamer te zullen betalen," herhaalde hy telkens.
Hy zat eindelooze berekeningen te rr.aken over
het groote bedrag, dat hy van zyn gast had
kunnen aftroggelen.
„Ik zie, dat hy zijn hoed en jas heeft achter
gelaten," zei Egerton in gedachte, terwijl hy
al niet meer naar den waard luisterde. Gezien
het weer van vannacht, komt me dat toch
vreemd voor."
Burgoyne zag snel naar hem op. De groote
zwarte hoed en de lange donkere overjas lagen
over een klein tafeltje.
„Als hy ten minste geen andere aangedaan
heeft, om niet herkend te worden. Hij had
immers een koffer by zich."
Egerton liep achter hem aan naar het ven
ster. Juist voordat hU dit bereikte stond hy stil
en zei op vreemden toon:
„Nee, ik geloof niet, dat hy dat gedaan
heeft. Werkeiyk ik zie niet in, hoe hy bet zou
hebben kunnen doen."
Iets in den klank van zyn stem deed den
ouderen man naderby komen en toen deinsde
ook die terug, met een uitdrukking van grooten
schrik op het zien van die verschrikkeiyke
massa op den grond.
Wie ook dien nacht door het open venster
was ontsnapt, het was in ieder geval niet Sir
Ascher geweest. Hy lag op zyn zyde zyn
lichaam was heelemaal in elkaar gedoken alsof
hij had liggen bidden, en toen zonder waar
schuwing was aangevallen. De armen lagen ge
vouwen, de knieën waren opgetrokken ZUn
oogen keken verschrikt naar de beide mannen.
Egerton bukte zich. Er was een donkere vlek
op de linkerbroekspijp, juist boven de knie en
er kleefde wat bloed op de eenvoudige zwarte
jas. die hij altyd droeg.
(Wordt vervolgd)