Een aardbeving herdacht {mêaal mn dm dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND 1 TOEN COLCHESTER - TEISTERD WERD DE ASPERGE Het Geheim van het open Raam VRIJDAG 4 MEI 1934 Oude Romeinsche kolonie in Es sen, beroemd om haar oesters en haar historische muren Een natuurramp zonder slachtoffers Wie ontdekten Kaap de Goede Hoop? Zilveren spoorweg Verdwenen continent Populariteit is ver gankelijk Bruggenbouw in Siberië Monster-vliegtuig geconstrueerd Strafrecht in Roemenië den het anders geVOetetlS Nieuwe bestemming voor koffie AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Colchester, beroemd wegens zijn oesters en zijn Romeinsche muren, heeft de aardbeving herdacht welke deze stad vijftig jaren geleden op Dinsdag 22 April 1884 geteisterd heeft. De aardbeving beperkte zich niet tot Col. Chester; men voelde haar zelfs te Londen en Oostende, maar de oude Romeinsche „eolo. nia" in Essex schijnt er toch de .haard" van geweest te zijn. Het natuurverschijnsel was verreweg het ernstigste van dien aard, waar door Engeland sinds 1480 bezocht geworden was, en in de kerken van Colchester werd dankbaar de redding der stad herdacht. Oude bewoners, die nog duidelijk de herinne ringen hadden aan wat op dien 22sten April voorgevallen was, bezochten de „geteisterde" plaatsen, en vertelden aan hun kinderen of kleinkinderen van hun ervaringen. Ofschoon Colchester op deze aardbeving nog altrotsch is, kan de bezoeking toch be zwaarlijk ingedeeld worden in de rubriek der groote natuurrampen. Als eenig slachtoffer vermelden de bladen van dien tijd met pijn lijke nauwkeurigheid eenmusch, en de stad heeft dit onfortuinlijke vogeltje in haar officieele annalen dan ook de plaats gegeven waarop het aanspraak kan doen gelden. Ver meld wordt namelijk dat op Dinsdag 22 April 1884, des morgens om 9 uur 22, een musch, gezeten op den ondersten dakrand van een huis in Pildon Mill, bemerkte dat er plotseling een opening ontstond tusschen het dak en den muur. Nieuwsgierig stak hij zijn kopje erin om het verschijnsel goed te observeeren. maar nog voor hij het zijne ervan had, keerde de muur weder tot zijn oorspronkelijken stand te rug, enbrrr! Hoe men zoo precies weet wat er met dien nieuwsgierigen vogel gebeurde? Ik zou t u heusch niet kunnen zeggen; ornithologen, die zich voor 't geval mochten interesseeren, moe ten zich maar tot den gemeente-secretaris van Colchester wenden. Aan paedagogen beveel ik den vogel aan als een welkome variatie op de droeve lotgevallen van „nieuwsgierig Aagje". De aardbeving doorliep, na bovenvermelden musch gedood te hebben, de stad in vrij snel tempo van het Zuiden naar het Noorden. Een kerktoren werd zwaar beschadigd, een groot aantal schoorsteenen stortten neer, en ver scheidene oude huizen vertoonden spleten. Aan gezien alle aangerichte schade van overheids wege hersteld werd, vermoedt men evenwel dat de aardbeving verantwoordelijk gesteld is voor heel wat verminkingen van „have en goed", waaraan zij in werkelijkheid part noch deel had. De meesten van diegenen, die zich de ge beurtenis persoonlijk herinneren, zaten vijftig Jaren geleden op de schoolbanken, en de her innering, welke hun is bijgebleven, is niet al te aangenaam. Een der toenmalige jongens thans een vier-en-zestiger vertelt dat de onderwijzers hevig verschrikten toen de vloer plotseling begon te deinen, maar dat de kin deren, die in het geheel niet wisten wat er aan de hand was, veel pret in het geval hadden, ofschoon enkelen hunner angstig werden we gens het duidelijk waarneembaar gerommel. De scholen werden natuurlijk onmiddellijk ont. ruimd, en de jeugd, die den heelen verderen dag vrij had, hoopte in de volgende weken en maanden voortdurend op nieuwe aardbevin gen, doch vruchteloos. Maar die kinderen zijn nu allen zeer volwas sen, en weten dat hun stad er vijftig jaren ge leden wonderlijk goed afgekomen is. Ofschoon sommige centrale straten bezaaid waren met brokstukken en gruis, en er op dit uur van den dag veel volk op de been was, werd niet één mensch gedood of ook maar gekwetst. De apo criefe musch was het eenige slachtoffer. Vele kleinere natuurstoringen hebben menigmaal veel grooter onheil aangericht. En zeker had Colchester reden God te danken voor de wijze, waarop Hij de stad spaarde, terwijl Hij haar bezocht. hem ondernomen zeereizen nergens melding van het kompas. Toch was dit in de dertiende en veertiende eeuw al een veel gebruikt object. Het is verder onaannemelijk, dat de Phoeni- ciërs over Mozambique naar Egypte zijn te ruggekeerd, zoodat zij Kaap de Goede Hoop wel gepasseerd moeten hebben. Volgens professor Hennig, die in de „Geogra- phische Zeitschrift" een beschouwing over de zeevaart der Fhoeniciërs heeft gepubliceerd, is Kaap de Goede Hoop voor Europa niet door Portugeezen ontdekt, maar door Phoenicische zeelieden, onder koning Necho van Egypte. De eenige bron, die ons daarvan op de hoogte stelt, is de kroniek van Herodotos. Deze stond zelf zeer wantrouwend tegenover de mededee- lingen, die hem in Egypte gewerden. De Phoe- niciërs dan, zouden in opdracht van den Pharao uit de Roode Zee vertrokken zijn, teneinde Afrika te omzeilen; ze zouden via de Straat van Gibraltar na drie jaren teruggekeerd zijn. Merkwaardigerwijze schrijft Herodotos: „En zij vertelden (ik kan het niet gelooven misschien gelooft een ander het) dat zij, toen zij om Lybië heen voeren, de zon aan de rechterzijde hadden." Dit is een détail, waarvan men niet mag verwachten, dat het in de oudheid er bij gefantaseerd is. Het was immers niet bekend, dat aan gene zijde van den evenaar de zon schijnbaar een andere baan volgt. Op dezen grond moet men wel aannemen, dat de Phoe- niciërs inderdaad den tocht volbrachten Wel iswaar meldden zij blijkbaar niets over de eigenaardigheden van tropisch en zuidelijk Afrika, de vele groote rivieren en de tegen stelling tusschen de jaargetijden op het zuide lijk en noordelijk halfrond. Herodotos vertelt, dat de Phoeniciërs berichtten: „Heel Lybië is zonder water, zonder dieren, zonder regen, zon. der hout, en van vochtigheid vindt men geen spoor." Hennig wijst er op, dat het door ons als Sahara aangeduide deel van Lybië een volkomen dood en waterloos woestijngebied is. Overigens moet men in aanmerking nemen, dat Hero dotos zijn aanteekeningen verzorgde, toen de reis al anderhalve eeuw geleden was. De genoemde geschiedschrijver was in zijn tijd de kleine Aziaat, die het meest van de wereld gezien had. Hij geeft o.a. bijzonder heden over Europa. Maar toch zoekt men in zijn notities tevergeefs naar de Rhöne, den Tiber naar Rome en Massilia (Marseille). Wil dit echter zeggen, dat omstreeks 460 v. Chr de betreffende rivieren en steden in het Oosten onbekend waren? Caesar zegt niets over de typische krijtrotsen aan de Engelsche kust. die hij op zijn twee tochten naar Brittannië onge twijfeld heeft waargenomen. En Marco Polo maakt in zijn uitvoerige verslagen van de door De sprookjesachtig rijke Maharadja van Grallior heeft bij een zilversmid in Londen een eigenaardig kunstwerk besteld, dat tegelijkertijd een klein technisch wonder is. De Indische vorst, die zich iedere gril veroorloven kar., kwam op zekeren dag op het idee, zijn personeel, dat hij bij feestelijke gelegenheden voor het ser veeren in dienst nam, door een kleine spoorweg te vervangen die op de feesttafel rondloopt en de gasten de spijzen aanbiedt. De constructie van dezen trein, die uit zuiver zilver bestaat, wordt volgens zijn aanwijzingen vervaardigd. De miniatuurtrein wordt door electrische stroom in beweging gebracht en loopt od zilveren rails over de feesttafel. Iedere wagon stelt een blad voor van massief zilver, dat schotels en dranken bevat. Wenscht nu een gast een of ander gerecht te nemen, dan be hoeft hij slechts op een zilveren knop te druk ken en het zilveren spoor staat stil. Een tweede druk zet den trein weer in beweging. De kleine locomotief is artistiek even bewon derenswaardig als technisch. Het behoeft nau welijks gezegd, dat de Maharadja voor dit kost baar speelgoed een geweldige som betalen moest. Professor Stanley Gardiner van de Univer siteit van Cambridge verklaarde gisteren, dat In de Indische Oceaan en de Arabische Zee sporen waren gevonden van een groot continent, dat 30 millioen jaar geleden moet zijn ver dwenen en waar fantastische monsters van meer dan 30 Meter lengte moeten hebben ge leefd. Ook zou de John Murray-expeditie, waar van prof. Gardiner secretaris is, een tweede „Doode Zee" hebben ontdekt. De directeur voor het Instituut voor Jour nalistiek te New-York heeft aan honderd stu denten van zijn school gevraagd wie naar hun meening de meest beroemde persoonlijkheden zijn der geheele wereld. Achtereenvolgens kregen de meeste stem men: Roosevelt, Hitler, Lindbergh, Mussolini, Iaguardia (de burgemeester van New-York), generaal Johnson (de leider van de NI.R.A.), Babe Ruth (een beroemde Baseballspeler) Dollfuss, Greta Garbo en Alfrtd E. Smith (de gouverneur van den staat New-York). Toen twee jaar geleden een zelfde enquête werd gehouden, was de rangorde: Mussolini Stalin, Einstein, MacDonald, Hoover, Ghandi Hindenburg, Ford, Hitler, Lindbergh. Bij vergelijking van deze beide lijstjes blijkt dat roem zeer vergankelijk is. Van de mannen, die twee jaar geleden onder de meest beroem de persoonlijkheden werden gerekend, zijn al leen Hitler, Lindbergh en Mussolini overgeble ven. De Italiaansche dictator, die vroeger de grootste onder de grooten was, komt thans eerst na Roosevelt, Hitler en Lindbergh. Hoe zou de lijst er in 1936 uitzien? niMiiiiiiiiiiniiii iimililiilliniiit: De asperges I Staan te rijpen, Zij 't verscholen In den grond. Maar reeds simpel Bij het woordje Komt u 't water i In den mond! Malsch en sappig, Slank van lijnen, 5 Want de gratie 1 Hoort er bij, Zijn zij voor de Lekkerbekken Ook een ware Lekkernij. Alles bloeit thans, Alles groeit weer 1 De natuur is Als een lied. Want zij zingt ons Van de gaven, Die de Schepper Haar gebiedt! De natuur spreekt I Niet van crisis, Contingenten Of van grens, Haar bedoeling Zijn geen winsten, i i Maar is dienen Van den mensch! i Hare weelde i En genieting Is niet kunstig, I Doch is echt. i Daarom is ook Wat zij voorzet Steeds een smake- lijk gerecht! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) B 5lllllllllllllilllllllllllllllllll1IIIIIIIIUIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllilllll^ Over de rivier Abusjka in Siberië is een brug gebouwd, waarvan alle deelen autogeen aan elkaar zijn gelascht en die de grootste in zijn soort ter wereld is. De lengte bedraagt 45. de breedte 18 meter. Tot dusver gold de brug te Dresden in Duitschland als de grootste auto geen gelaschte ter wereld; deze is 26 meter lang en 11Y, meter breed. In Charkow (Oekraine) is dezer dagen een passagiersvliegtuig gebouwd dat behalve den piloot en de overige manschappen 128 passa giers mee kan nemen. Momenteel worden er proefvluchten met dit vliegtuig genomen. Een commissie uit 't Roemeensche ministerie van Justitie heeft na vele jaren arbeid haar taak van unificatie van het Roemeensche straf recht voltooid. Overeenkomstig de landen, waar zij vroeger toe behoord hebben, golden tot dusver in Roe menië vier verschillende wetboeken van straf recht: In oud-Roemenië het Roemeensche strafrecht, dat gebaseerd is op de „Code Napo leon", in Zevenburgen het oud-Hongaarsche, in Bessarabië het oud-Russische en in de Boe- kowina het oud-Oostenrijksche. Deze verschei denheid veroorzaakte allerlei moeilijkheden voor den loop der processen en van 't begin af aan, was men het er over eens, dat aan dezen toestand spoedig een eind moest komen. Thans heeft de minister van Justitie in een plechtige zitting het eerste exemplaar van het nieuwe Roemeensche wetboek van strafrecht overhan digd aan de hoogste autoriteit inzake de jus titie, koning Carol n. Waarschijnlijk zal deze nieuwe code nog dit jaar in werking treden. U beweert dus niet te gelooven aan voor gevoelens?" vroeg de oude heer op eenigszins geagiteerden toon. „Natuurlijk Mr. Clarck!" was 't kalme ant woord van den anderen ouden heer aan 't zelfde tafeltje. „Ik mag hier, op onze club, graag met u over allerlei onderwerpen discus sieeren. Maar tracht u me in 's hemelsnaam niet aan voorgevoelens te doen gelooven. Dat Iaat ik over aan kleingeestige zielen, aan die laag-bij-de-grondsche menschjes, die al hun zorgen en ongelukjes van te voren voelen aan komen!" „Zeg dat niet, Mr. Wight," haastte de andere zich te zeggen. „Want u vergist zich! Al ge looft u niet aan voorgevoelens, andere men- schen doen het wel! Ik ook, Mr. Wight!" ,,'t Spijt me voor u, Mr. Clarck!" klonk t verontschuldigend, „maar De aangesprokene had echter z'n kalmen con versatietoon verloren en overschreeuwde z'n tegenstander. ..„Neen, neen! Zwijgt u nu maar. Ik weet wat u zeggen wil. U hebt mij bij de kleingeestige zielen, bij de laag-bij-de-grondsche menschen ingedeeld. En toch, Mr. Wight, toch blijf ik volhouden, dat ik geloof aan voorgevoelens. Daartoe heb ik 't recht „Het recht?" herhaalde de ander. „Ja! Door m'n voorgevoel van een naderend onheil heb ik eens vele menschen het leven gered." Mr. Wight's oogen straalden plots een en al verbazing uit. „U?" vroeg hij bijna ongeloovig. „Ja! Ik! Als 't u interesseert, zal ik u die ge schiedenis vertellen." Natuurlijk interesseerde Mr. Wight zich voor deze gebeurtenis. Maar niet alleen hij. Wel 'n tiental andere clubgenooten hadden reeds hun stoelen bijgeschoven. Iedere bijzonderheid was welkom in de vrij eentonige clubconversatie. Mr. Clarck begon onmiddellijk. „Zooals de meeste leden onzer club weten, ben ik in m'n jonge jaren machinist geweest. De groote express-treinen van tegenwoordig heb ik niet gereden; tochten van de eene kust van Amerika naar de andere heb ik niet ge maakt. Mijn route bepaalde zich, jaren lang, van New-York naar 't Ontariomeer en terug. Heel vaak ook reed ik slechts op een gedeelte van deze baan. Dan begon mijn vriend bij Al bany. Ik kende dat traject dan ook op m'n duimpje. Eerst reden we door vlak land. Ik heb er in den loop der jaren wat huizen uit den grond zien verrijzen. Dan moesten we ons een weg banen door een bergachtig terrein. Dat viel nog niet mee voor onze ouderwetsche kleine locomotiefjes. Door de bergen heen, stonden we al heel gauw voor een flinke spoor brug, geslagen over een zijstroom van de Hud son. Waren we dit gedeelte gepasseerd, dan hadden we verder niets dan vlak land te be rijden. Telkens nu, als we deze vlakte bereikt hadden, voelde ik me opgelucht. Ik zei dan te gen den stoker: „We zijn er weer, Mac!" „Gelukkig wel," antwoordde die regelmatig. „De vlakte alleen biedt veiligheid". Op een avond nu hadden we weer Albany verlaten Er was niets bijzonders voorgevallen. 't Weer was in tegenstelling met de vorige dagen buitengewoon goed. De geweldige wolk breuken waren voorbij en de stormwind was gaan liggen. Mac floot een opgewekt deuntje en ook ik voelde me in de beste conditie. En toch, Mr. Wight, toch was er iets dat me hinderde. Ik had een vaag, onbestemd voorge voel van een naderend onheil. Nog beter dan ooit inspecteerde ik mijn machine. Met meer aandacht dan ooit bespiedde ik den weg voor mij. Maar nergens was eenige reden voor m'n onrust. 11 In Cairo was het een en al leven en bewe ging. Ezels, kameelen, mannen en vrouwen in bonte kleederdracht, krioelden dooreen. En schreeuwen, dat die menschen dedenIk vond, dat de menschen elkaar erg ruw behan delden. Elk oogenblik bleef ik staan, in de stel lige verwachting een vechtpartij te zullen mee maken. Maar daarvan kwam niets, 't Scheen gewoonte te zijn. Bok, we nemen een taxi, zei oom Sidney, en ik vond 't best. 't Was dien dag erg heet en de lucht was vol zand. De heete, stoffige woestijn wind was komen opzetten en deed de menschen naar adem snakken. Ik kouwde zand; 't was een geknars tusschen mijn tanden van je wel- ste. Een taxi was spoedig gevonden, maar door de drukte schoten we niet hard op. lederen keer waren wij genoodzaakt te stoppen. Op een keer kwam er een éénoogige vrouw naast onzen wagen. Ze hield de hand op en be delde om de gebruikelijke „bakschiesch". Naast haar stond een éénarmige man en ook hij vroeg om een „bakschiesch". We waren zoo dom om iets te geven en binnen twee minuten stond er een schare van lammen, blinden, dooven, kreupelen, éénoogigen, éénarmigen, éénbeeni- gen, beenloozen rond onzen wagen, over ons hoofd alle zegeningen van Allah afbiddend en daarbij vragend om een bakschiesch. Gelukkig kwam er hulp opdagen. Een stevige politie agent kietelde al deze menschen met zijn wa penstok en zij verdwenen even hard als ze waren gekomen. De weg was nu weer vrij en wij vervolgden onzen tocht naar het hotel. De eerste indruk, dien ik van het hotel kreeg, ■Was niet gunstig. Er lag een dikke laag stof op de meubelen in mijn kamer. Wat zou mijn moeder zich hierin geërgerd hebben. Toen wij aan tafel gingen, sprak ik er oom Sidney over, maar deze stelde mij gauw gerust. Als de heete stofferige woestijnwind komt aanzetten, dan zijn zelfs rolluiken niet in staat om het zand buitenshuis te houden, Bok. Maar, weet je wat we doen? We gaan ons zoo meteen even melden op 't politiebureau. Dat is altijd noodig, en ook wel gewenscht, omdat wij hier eenigen tijd blijven. Bü de politie werden we heel voorkomend behandeld. We moesten onze handteekening in het vreemdelingenboek zetten; onze passen werden gecontroleerd, enwelk een verras singik ontving een brief. Bij gebrek aan nader adres was deze aan het politiebureau geadresseerd. Ik bekeek den brief van alle kan ten. Hij was noch van vader, noch van moe der, althans aan het schrift te oordeelen. Bo vendien, er zat een Duitsche postzegel op. Van wie kon dat zijn? Ik scheurde de enveloppe open, haalde er een brief en ook een foto uit van een jongeman, die ik niet kende, 't Was raadselachtig. Ik kon den brief, die in het Engelsch geschreven w'as, niet lezen en gaf hem daarom aan oom Sidney, die hem eerst voor zichzelf las en een juichkreet uitstiet. Ik werd hoe langer hoe nieuwsgieriger. „Merk je niets bijzonders, Mac?" vroeg ik den stoker. „Neen! Heelemaal nietJa toch," riep ie lachend uit, ,,'t is vandaag een buitengewoon mooie dag. Ik voel me vroolijker en opgewekter dan ooit „Er dreigt gevaar, Mac!" doofde ik z'n vroo- lijkheid. „Let opWe snellen de bergen in.... Zie je niets? Kijk jij linksik zal rechts uit zienIs de baan vrij? Hoor je niets aan onze machine Hoe de stoker ook z'n best deed, hü kon niets bijzonders ontdekken. Hij trachtte mijn bezorgd heid, mijn angst om wat komen moest, weg te lachen. Maar toen hem dat niet lukte, zweeg hij „Als we maar eenmaal de brug over zijn!" fluisterde ik. Toen we, met een laatste bocht, het bergland uittreden, zagen we haar voor ons liggen. De wolk- Vnnr- breuken der laat- i uur - ste dagen had- kalme riviertje, f tot een breeden wilde stroom gemaakt. Maar rustig en ver. trouwvol welfde zich de brug over dezen stroom en bood ons een veiligen overtocht Als.... m'n angstig voorgevoel me niet ge dwongen had den trein te doen stoppen. „Wat doet u nu?" schrok Mac. „Wat gebeurt er? Wat is er aan de hand?"' klonk 't weldra uit de portierramen van den vollen trein. Ik was van m'n wagen gesprongen en zag me dadelijk door conducteurs en nieuwsgierige en verschrokken menschen omringd. Weldra wis ten ze de reden van t stilstaan. „De machinist vertrouwt de brug niet!" ging 't van coupé naar coupé. „Hij is bang dat de brug door den regenval der laatste dagen zal instorten!" Iedereen wist wel, dat de controle in dien tijd, op dergelijke bouwwerken niet bijzonder goed was. Maar toch werd m'n angstig voorgevoelen bespot. „Die vent is gek!" hoorde ik iemand verkla ren. „Zeg dat ie doorrijdt; als de brug instort, gaan we met z'n allen, da's gezellig...." Of anderen toen om dien spotter gelachen hebben, weet ik niet. Wel weet ik, dat hij later z'n spijt betuigd heeft Ik stoorde me dan ook aan niets of niemand en weigerde beslist door te rijden. Integendeel! Ik gebood, dat allen moesten uitstappen. Een geweldig gemor ontstond. Allerlei lieflijke benamingen werden me naar 't hoofd geslingerd. Maar ik had 't bevel over den trein en ik zou doen, wat ik noodig achtte. Ik bracht Mac op de hoogte van m'n plan. En hoewel hij niet deelde in m'n angst, beloofde hij toch m'n opdracht uit te voeren. Alleen begaf ik mij nu naar de brug, om die te onder zoeken. 't Was lang geen gemakkelijk werk, deze brug over te loopen. Maar veilig en wel bereikte ik toch den overkant. Daar gaf ik Mac het afgesproken teeken. Hij zou den ledi gen trein in beweging brengen, van de locomo tief afspringen en al de wagens heel kalmpjes over de brug laten rijden. Ging alles goed, dan zou ik aan den overkant wel weer op de loco motief kunnen komen en den trein terug doen keeren, om ook de wachtende menschen te halen. Als alles goed ging Ondanks alle spotternij, stonden de honder den menschen in werkelijke spanning den kalm wegrijdenden trein na te staren. Plotseling gebeurde 'tl* Een geweldig gekraak; een even heen en wger schudden van de pijlers en toenjuist-Tér- wijl de trein op 't midden van de brug was, stortte alles in elkander en ploften de locomo tief en de vier volgwagens in 't hoog opspat tende water. Boven dit rumoer klonk van de overzijde een geweldige kreet, van angst, verlichting of vreugde, dat weer ik niet. Maar dien kreet ver geet ik nooit M'n angstig voorgevoel was bewaarheid en had enkelen honderden menschen het leven gered!" Mr. Clarck zweeg. En ook zij, die om hem heen zaten, bleven zwijgen. Zelfs mr. Wight. Zachtjes echter stond hij op en reikte den verteller de hand. En deze zwijgende handdruk zei meer dan honderd woorden. De Braziliaansche kranten maken melding van een procédé om uit koffie kunstmest, te vervaardigen, welke gebruikt kan worden bij den verbouw van suikerriet, katoen, granen, vruchten en ook van koffie. Te Osasco zal de eerste fabriek ter vervaar diging van deze kunstmest verrijzen. De hoe veelheden koffie, welke op deze wijze aan de markt onttrokken worden, zullen, naar men hoopt, het verbranden van koffie voor een deel overbodig maken. A 11** /Y Ano-i/i'o °P dlt blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f Cfi bij een breuk van f Afk hij verlies van 'n /itltr QO OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen 1 1/1/ if," verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f OU," doodelijken afloop# /SOU," een voet of een oog# JL£iO,~ duim of wijsvinger been. of arm# HtU," anderen vinger 16 „Kerel, zeg dan wat er aan de hand Is I Die branduitgang? Dat is toch niets bijzon ders!" „Niet half zoo ingenieus als die van het museum, wil je zeggen. Men beween dat het een wonder moet zijn. Die loopt onder Ascher's kamer door. Je weet wel dat hij verschrikkelijk bang is voor brand. Daarom wou hij juist deze kamer hebben. Het dateert reeds van een ongeluk, dat hij in zijn kinderjaren moet heb ben gehad die vrees voor brand bedeel ik." „Wees zoo vriendelijk en houd eens op met dat geraas. Vertel me kort en goed welk ven eter je zult openen." „Dat kan ik niet.antwoordde Egerton rus- stig, „kijk maar het staat al open." VIERDE HOOFDSTUK HET OPEN VENSTER Hij stond er bij alsof hij iets zeer ernstigs had gezegd. Burgoyne keek hem verbaasd aan. „Wat zou dat?" „Het heeft den heelen nacht geregend," mompelde Egerton. „Ik - geloof niet, dat deze kamers erg ge lucht worden." „Maar waarom zou hij het weer geopend hebben, indien hij juist zoo bang was?' „Ik dacht dat hij als de dood was voor brand. Wellicht heeft dit hem juist bewogen om het alvast open te zetten voor het geval er werkelijk gevaar zou opdagen." „Ik geloof het niet," zei Egerton. „HU was nog meer voor iets anders beducht dan voor brand. Hij vreesde achtervolgd te worden HU wist dat JU hem op de hielen zat Hij kreeg het angstzweet op zUn gezicht bU de veronder stelling alleen, dat JU door een of ander won der ook naar de Poisson d'Or zou komen, en daarom lijkt het mij niet zoo gewenscht te ver onderstellen dat hUzelf het venster zou hebben geopend. Hij had mU juist gevraagd, het te sluiten en ik heb het stevig op den grendel ge daan." „O, is dat zijn bedoeling," zei Burgoyne, terwUl hij stil stond. „HU is een handige snaak. Vraagt naar een raam met een branduitgang op een avond dat het zoo regent en stormt, dat niemand kans ziet om een brandje ook maar twee minuten aan te houden en smeert hem dan in den vroegen morgen...." „Met den koffer?" „Je denkt toch zeker niet dat die heele koffer vol zat met waardevolle boeken? Welnee! Daar zaten er maar enkele in die hy wenschte te verkoopen en die heeft hU meegenomen. De rest was maar opvulsel. Had hU nog andere bagage bij zich?" „Ja, een klein handkoffertje. Dat zag er nogal erg poovertjes uit. Daar stond met spUkertjes ingeslagen „W. J. M." HU haa hier trouwens een kamer genomen onder den naam van Marchant. Ik zou wel eens willen weten", vroeg Burgoyne zich af, „waar hij zich nu op het oogenblik bevindt. Waar hU ten slotte terecht zal komen, staat al vrUwel vast!" „In de haven?" „Welnee, in de hel. Maar hoe het ook zij... hq liep terug naar de deur van de herberg en riep om Dubois. „Ja meneer," zei de waard, met een hoog rood en boos gezicht. „Ach, hoeveel keer heb ik meneer nu al niet verteld, dat zUn vriend hier niet is. Die meneer daar, en hU wees naar Egerton. is de eenige gast, die vannacht in mUn hotel heeft geslapen." „Ik geloof je," mompelde Burgoyne, „maar toch was er vannacht nog een ander hier, ventje. En die sliep in de kamer met den branduitgang." „Dit kon wel eens een politiezaak worden Dubois," zette Egerton een rem op de hard nekkige ontkenningen van den waard. „U deedt maar het beste, met M. Marchant eens te gaan wekken, wy zullen de zaak zoo geheim mogeiyk zien te houden." Hij keek vragend naar Burgoyne. die met een hoofdknik te kennen gaf. dat hU het met hem eens was. Met tegenzin en onder herhaalde protesten, want hy vreesde dat zUn rekening er bij in zou schieten, gin? Dubois ten slotte naar boven. BU het eerste teeken van aarzeling stelde Bur goyne zoo langs z'n neus weg voor, om er even een agent by te roepen en daar kreeg de man het zoo benauwd van, dat hU haastig kapicu- leerde. Ze gingen toen met hun drieën de wankele trap op, gevolgd door Marie en Jules, die geheimzinnig fluisterden. Dubois klopte zenuwachtig op de deur, die nog op slot was en bromde in zUn baard in een onverstaanbaar jargon, want hU vreesde, dat hy met dit klop pen zyn gast zou ontstemmen en dat nog wel een gast, die beloofd had, een kamer te be talen, die hq niet had besteld. In antwoord op dat eerste bescheiden klopje, werd er absoluut niets gehoord. De man klopte toen iets harder. Daarna verbazend hard en ten slotte sloeg hU met zyn vuist tegen de deur en schreeuwde met zUn harde Fransche stem: „Ouvrez! ouvrez, Monsieur!" „Trap de deur in," stelde Burgoyne onge duldig voor en hy gaf reeds een trap tegen het middenpaneel. „Diable! is dat een methode om de deur van een eeriyk man te behandelen!" beet de woedende Dubois hem toe. Egerton greep zyn vriend by den arm: „Ach, je hoeft dergeiyke ongrondwetteiyke methoden niet toe te passen," mompelde hy en ging op z'n knieën zitten om bet slot te onderzoeken. „Dat is een erg oud boeltje hier." voegde hy er aan toe, terwyi hy even naar Dubois keek. „Daar zyn ze niet te slechter om, meneer, al dat nieuwe spul, dat ze in één dag in mekaarslaan.... ma foil" „En erg gemakkelyke sloten. Zeg eens, de sleutel zit er niet meer in." „Nu, wat zou dat?" vroeg Burgoyne. „Hoe zou ik dat nu weten?" vroeg Egerton onverstoorbaar. „Ik weet niet eens. wat er zich binnen bevindt. Hy had een groot mes uit zyn zak genomen, dat er erg ingewikkeld uitzag en hij morrelde er 'n beetje mee aan het slot. Enkele minuten later stond hy op en duwde de deur open. Burgoyne trad het eerst de kamer binnen. „Ik dacht het wel," riep hy woest uit. „De vogel is verdwenen." Dubois begon als een razende te schelden. Hy vloekte op Ascher en op Egerton, en zei dat die fiine meneer zyn gast nad doen vluchten door zooveel aandacht aan diens boe ken te schenken en op Burgoyne, die hem waarschynlyk eveneens op de vlucht had ge dreven en op de Süreté omdat hy wel wist, dat ze den man nooit zou vinden om hem te dwingen aan een armen waard als Mr. Dubois, de rekening te laten betalen. „En hy beloofde nog wel, voor de groote kamer te zullen betalen," herhaalde hy telkens. Hy zat eindelooze berekeningen te rr.aken over het groote bedrag, dat hy van zyn gast had kunnen aftroggelen. „Ik zie, dat hy zijn hoed en jas heeft achter gelaten," zei Egerton in gedachte, terwijl hy al niet meer naar den waard luisterde. Gezien het weer van vannacht, komt me dat toch vreemd voor." Burgoyne zag snel naar hem op. De groote zwarte hoed en de lange donkere overjas lagen over een klein tafeltje. „Als hy ten minste geen andere aangedaan heeft, om niet herkend te worden. Hij had immers een koffer by zich." Egerton liep achter hem aan naar het ven ster. Juist voordat hU dit bereikte stond hy stil en zei op vreemden toon: „Nee, ik geloof niet, dat hy dat gedaan heeft. Werkeiyk ik zie niet in, hoe hy bet zou hebben kunnen doen." Iets in den klank van zyn stem deed den ouderen man naderby komen en toen deinsde ook die terug, met een uitdrukking van grooten schrik op het zien van die verschrikkeiyke massa op den grond. Wie ook dien nacht door het open venster was ontsnapt, het was in ieder geval niet Sir Ascher geweest. Hy lag op zyn zyde zyn lichaam was heelemaal in elkaar gedoken alsof hij had liggen bidden, en toen zonder waar schuwing was aangevallen. De armen lagen ge vouwen, de knieën waren opgetrokken ZUn oogen keken verschrikt naar de beide mannen. Egerton bukte zich. Er was een donkere vlek op de linkerbroekspijp, juist boven de knie en er kleefde wat bloed op de eenvoudige zwarte jas. die hij altyd droeg. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10