Crediet voor den middenstand 1 Roomsche Studentenfeesten de Inktvisch Varkenshouderij MEMORIEPOST Z.H.ST. AANVAARD te--:. VONDELS „SALOMON VRIJDAG 4 MEI 1934 TWEEDE KAMER Het aantal leden van den Raad van State wordt ingekrompen Winkelsluiting weer op de agenda Twee millioen te weinig? Inschakeling van andere banken Minister Oud „Gracieus vermoorde middenstand" Misnoegen Bepalingen voor het behoud van waardevol fokmateriaal Reglement 1934 J ulianakanaal Indienststelling Noordelijk gedeelte Beslechting van een oude veete Bejaarde man overvallen en ernstig mishandeld INDISCHE LANDSMIDDELEN In Februari een millioen minder dan vorig jaar In de stad van den Vondelleerstoel willen de Nijmeegsche studenten onzen grootsten Nederland- schen tooneelschrijver erkennen Joost van den Vondel Prof. Molkenboer O.P. B. in. Molkenboer O. P. STAKING OPGEHEVEN Geen loonsverlaging in de meubel industrie te Waddinxveen Burgemeester verplaatst DOOR PETER BARON Den Haag, 3 Mei 1934. In een korte vergadering heeft de Tweede Kamer zich heden zonder hoofdelijke stemming vereenigd met de suppletoire begrooting voor het middenstandscrediet en met het ontwerp, dat het aantal leden van den Raad van State van veertien tot tien inkrimpt en een leeftijds grens (75 jaar) invoert, waarbij aan de leden van dit hooge staatscollege ontslag verleend Wordt. Werd over dit laatste ontwerp, dat uit den drang naar versobering is ontsproten, geen woord gezegd, het crediet voor den middenstand gaf aan een achttal sprekers aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen en het stellen van eenige vragen. Naar men zich herinnert, is deze credietverleening gegoten in den vorm van een memoriepost op de begrooting van Financiën. De omschrijving van dezen post luidt: „Vergoe ding aan de Nederlandsche Middenstandsbank Wegens verliezen, door deze instelling geleden op na de totstandkoming dezer wet verleende credieten aan in liquiditeitsmoeilijkheden ge raakte, overigens echter volwaardige, midden- standsbedrijven, en wegens kosten van maat regelen door haar getroffen ter versterking van het Nederlandsche Middenstandscrediet." In zijne Memorie van Toelichting heeft minis ter Oud medegedeeld, dat de Regeering met deze credietverleening voornemens is niet verder te gaan dan tot een totaal bedrag van 2 mil lioen. Zal dit voldoende zijn? Verschillende sprekers de anti-revolutionnair ZIJLSTRA, de sociaal-democraat DROP, de christelijk-his- torische afgevaardigde BAKKER, de vrijzinnig democraat EBELS, de afgevaardigde van Na tionaal Herstel mr. WESTERMAN, de katholiek IJSSELMUIDEN betwijfelden het en zagen in deze credietverleening dan ook niet meer dan een bescheiden poging, die in hoofdzaak psychologische uitwerking zal hebben. Men zal er niet al te groote verwachtingen van moeten hebben, wil men niet voor teleurstelling komen te staan. Maar ook de psychologische uitwer king de heer Zijlstra wees daarop is te Waardeeren. Want is niet de crisis, ook in den middenstand, in hoofdzaak een vertrouwens crisis? En geeft het den burger niet nieuwen moed, als hij zijne Regeering nSfc haar, zij het met onbeperkte, middele» achter zich weet? Uit het feit, dat deze credietverleening geheel zal loopen over de Nederlandsche Midden standsbank zij zal verliezen, op deze cre dieten geleden, aan het Rijk kunnen declareeren en de heer IJsselmuiden vergeleek daarom de ontworpen figuur niet ten onrechte met de in sommige gemeenten be staande borgstellings fondsen sproot bij sommige sprekers de vrees voort, dat deze bank onwillekeurig haar eigen clientèle zou laten voorgaan en dat op die manier midden standers, die met andere banken, boerenleen banken b.v. in relatie staan, achter het net zouden visschen. De Minister, die, tegen veler mee ning in, vooropzette, dat deze credietverleening veel goeds ten bate van den middenstand zal kun nen bereiken, deelde die vrees niet, al voelde hij anderzijds toch wel wat voor eene door den katholieken rrïtiddenstandspecialist ad interim Mr. TEULINGS aan de hand ge dane suggestie, om ook andere ban ken in te schakelen in dier voege, dat de Nederlandsche Midden standsbank, natuurlijk onder de zelfde waarborgen, waaronder zü J. IJSSELMUIDEN krachtens deze speciale regeling zelf credieten verleenen gaat, crediet- vorderingen van andere banken in disconto nemen zou. Het begrip „middenstand" zal volgens minis ter Oud niet te beperkt moeten worden opge vat. Men zal alleen streng moeten zijn, waar het de beoordeeling betreft van de voldoende le vensvatbaarheid, de „volwaardigheid" van het bedrijf, dat zich voor een crediet aanmeldt. Die beoordeeling zal natuurlijk geval voor geval moeten plaats hebben. Algemeene regels te geven, waaruit tot de „volwaardigheid" van een bedrijf kan worden besloten, is, gezien den zeer uiteenloopenden aard der middenstandsbedrjj- ven, niet mogelijk. Minister Oud heeft in zijn korte rede met de hem eigen debatvaardigheid alvast afge rekend met de vergelijking van deze 2 millioen voor den middenstand met de honderden mil- lioenen, die aan den landbouw ten goede komen, vergelijking, welke volgens mr. Westerman wel eens op vergaderingen zou worden naar voren gebracht. Degenen, die deze vergelijking maken we weten niet zoo zeker, of onder hen niet zijn zal mr. Westerman zelf op de vergaderin gen van Nationaal Herstel zien voorbij, dat geheel de landbouwsteun subsidiair ook is een middenstandsteun. Was indertijd niet juist één van de argumenten, om den landbouw ter hulp te komen, het feit, dat, greep men niet in, mèt de boeren ook al de middenstanders in de boe- renstreken zouden ten gronde gaan? De heer Westerman heeft voorts bij deze credietverleening aan den middenstand nog eens te pas gebracht de stemming van gisteren, waarbij de Kamer besloot, het ontwerp-Vos ter verruiming van de bepalingen der Winkelslui tingswet niet aan de agenda toe te voegen. Hij sprak daarbij en wij aarzelen in verband met minister van Schaik's strafbedreiging tegen journalisten, die medewerken aan de versprei ding van excessieve uitingen, zijne woorden hier over te nemen van den „gracieus vermoorden middenstand," die nu uit dit 2 millioen-crediet zijne begrafeniskosten zou kunnen dekken en die, nu ja, eigenlijk werd opgeofferd aan de parlementaire usance, om initiatiefvoorstellen niet te behandelen, als regeeringsvoorstellen van gelijke strekking aanhangig zijn. In oogen- blikken, waarin zijn impulsieve aard hem min der parten speelt dan op het moment, waarop hij deze groote woorden sprak, moge de heer Westerman eens rustig overwegen, hoever de middenstand ermede zou zijn opgeschoten, wan neer de Kamer het ontwerp-Vos eens wèl in behandeling had genomen. Dit zou immers eerst dèn baat kunnen brengen, wanneer er een nieuwe minister van Economische Zaken is, die bereid is, het voorstel te contrasigneeren. Wel nu, diezelfde minister kan dan evengoed het ontwerp-Verschuur met de Kamer in behande ling nemen. En het groote ontwerp-Verschunr, dat de Winkelsluitingswet op technisch veel betere wijze herziet dan het ontwerp-Vos, is dan reeds door dr. Colijn in de Kamer verdedigd, want by het begin der zitting besloot de Kamer het wetsontwerp inzake technische wijziging der Winkelsluitingswet aan de agenda toe te voegen. De Tweede Kamer is thans opnieuw zoo ver met haar agenda opgeschoten, dat er een week, waarin niet vergaderd wordt, kan worden inge- lascht. Op 15 Mei zal dan de zeer uitvoerige materie van de Landbouwcrisisfondsbegrooting onder de loupe genomen worden. Dit zal niet alleen van den minister van Economische Zaken ad interim een groote dosis voorbereidend werk vergen. Men kan niet ontkennen, dat onder de stu wende leiding van president Ruys de Beeren- brouck de Kamer een tempo ontwikkelt, het welk het fascistische verwijt, als zou zij vlotten arbeid onmogelijk maken, te schande maakt. Het is zelfs de vraag, of nu en dan het tempo niet tè hoog wordt opgevoerd. Bij de behandeling van het crediet voor de werkverruiming b.v. werd aan de Katholieke fractie practisch de gelegenheid benomen, om in tweede instantie naar voren te brengen, wat vooraanstaande par lementariërs als Aalberse, Kortenhorst en Bon- gaerts in de rede van dr. Colijn alzoo zeer vat baar achtten voor tegenspraak en weerlegging. Wij hoorden daarover verschillende uitingen van misnoegen. En het zal zaak zijn te overwegen, of dan niet beter de eerste instantie der be raadslagingen (b.v. door rantsoeneering per fractie) nog verder kan worden ingekrompen, om tenminste mogelijk te maken parlementair „debat." Want 26 sprekers in eersten termijn, daarna een rede van den minister, die, hoewel knap, geenszins onfeilbaar is en dan opeens slui ting van de beraadslagingen is toch eigenlijk een figuur, waaraan men de benaming „debat" niet geven mag. De Minister van Economische Zaken a.i. heeft vastgesteld het „Reglement Varkenshouderij 1934", waaraan het volgende wordt ontleend: Het ten hoogste door de leden van elk der Gewestelijke Varkenscentralen tegelijkertijd te houden aantal varkens zwaarder dan 20 K.G. en het aantal hun toe te kennen merken wordt voor elk dier leden vastgesteld door het Bestuur der Gewestelijke Varkenscentrale, waarvan zij lid zijn, op voorstel van de Plaatselijke Commis sie van het district, waaronder zij behooren. Bij het opmaken van het hier bedoelde voor stel gaat de plaatselijke commissie en bij de vo rengenoemde vaststelling gaat het bestuur uit: le voor wat betreft het aantal toe te kennen merken van het aantal fokzeugen, waarvan bij de in 1932 door de Gewestelijke Varkenscentra len gehouden telling de aanwezigheid is vast gesteld: 2e. voor wat betreft het aantal toe te wijzen varkens zwaarder dan 20 K.G. van het totaal aantal der bij die telling aanwezig ge bleken varkens, verminderd met het aantal biggen, niet ouder dan 6 weken: 3e. voor wat betreft het ten hoogste tegelijkertijd te houden aantal fokzeugen van het totaal aantal toege kende merken, gedeeld door 14, waarbij Vz en breuken boven naar boven, en breuken bene den naar beneden worden afgerond, met dien verstande, dat door het bestuur der betrokken Gewestelijke Varkenscentrale, onder goedkeu ring van de Nederlandsche Varkenscentrale, kan worden goedgevonden, dat aan degene, die ge woon was meerdere dragende zeugen voor han delsdoeleinden te houden, meerdere fokzeugen worden toegewezen. Voor de gevallen, dat de uitkomsten van de telling 1932 niet aanwezig zijn, of in vergelijking met de uitkomsten van vroegere tellingen of in vergelijking met soortgelijke bedrijven in het zelfde district gelegen, geen juiste grondslag geacht kunnen worden te zijn, worden als grondslag voor de toewijzing van varkens de uitkomsten van de in 1930 gehouden telling mede in acht genomen, in dier voege, dat door het bestuur van de betrokken Gewestelijke Var kenscentrale bij de beoordeeling van het voor stel van de plaatselijke commissie mede mag worden te rade gegaan met de uitkomsten van en de verhoudingen in soortgelijke bedrijven, in hetzelfde district of in soortgelijke districten gelegen. Het bestuur der Nederlandsche Varkenscen trale stelt onder goedkeuring van den Minister de regelen vast, overeenkomstig welke de be sturen der Gewestelijke Varkenscentralen de beperking van de varkensfokkerij en -houderij bij eiken varkenshouder dienen te regelen. Grootere varkensstapels worden naar verhou ding meer beperkt dan kleinere. Varkensstapels van landbouwbedrijven, waar van de varkenshouderij een onmiskenbaar on derdeel vormt, worden naar verhouding niet zoo zwaar beperkt als varkensstapels van be drijven, waarin de varkenshouderij geheel als nevenbedrijf wordt uitgeoefend. Ten behoeve van het behoud van waardevol fokmateriaal gelden de volgende bepalingen: Voor toekenning van meer merken komen alleen in aanmerking die fokkers, die uitslui tend stamboekmateriaal bezitten, met dien ver stande, dat ten hoogste per jaar gemerkt zul len worden zooveel toornen als het aantal toe gekende merken gedeeld door 7 bedraagt, waar bij en breuken boven naar boven, en breu ken beneden naar beneden worden afgerond, behalve bij houders van ster zeugen, die daaren boven nog kunnen laten merken van: 1 ster zeug 2 toornen biggen, 2 sterzeugen 3 toornen, 3 sterzeugen 4 toornen, 4 sterzeugen 5 toornen, met een maximum van 5 toornen. Deze meerdere merken worden uitsluitend toegekend ter aanbrenging aan biggen, die naar de hiertoe gestelde vereischten inschrijvens- waardig zijn bevonden door een bij het Cen traal Bureau voor de Varkensfokker- in Neder land erkend Varkensstamboek. Voorts worden deze meerdere merken aan andere biggen dan die van sterzeugen eerst aangebracht na de overige toegekende merken. Voor toewijzing van meer fokvarkens komen uitsluitend in aanmerking: a. houders van ster zeugen; b. fokkers van uitsluitend stamboek varkens, die regelmatig fokvarkens voor den handel gefokt hebben en c. houders van stam- boekbeeren, uitsluitend ter aanschaffing van een jongen fokbeer om dien naast den ouden op te fokken. Voor toewijzing van meer fokzeugen komen uitsluitend in aanmerking a. houders van ster zeugen en b. fokkers, die regelmatig dragende volbloed zeugen voor den handel fokken en verkoopen. Voor de toewijzing van meer varkens zwaar der dan 20 K.G. komen uitsluitend in aanmer king de door de Commissie van Toezicht op de Selectiemesterijen en de door het Centraal Vee voederbureau aangewezen proefmesterijen. De hoofdingenieur-directeur van den Rijks waterstaat in de directie Limburg, maakt van wege den Minister van Waterstaat bekend, dat van 7 Mei 1934 af het gedeelte van het Juliana- kanaal van Maasbracht tot de haven te Born, uitsluitend voor de vaart met schepen, bestemd voor het vervoer van steenkolen over deze haven, in gebruik zal worden genomen. Met de sluizen te Maasbracht en te Roos teren in dit kanaalgedeelte zal slechts op werk dagen worden geschut op tijdstippen, die aan die sluizen nader zullen worden bekend ge maakt. Op Zondagen wordt niet geschut. De schepen, die op het kanaal zullen worden toegelaten, mogen hebben ten hoogste 100 M. lengte, 12 M. breedte, 2.80 M. diepgang en geen grootere hoogte dan 6.75 M. boven den water spiegel. De vaartsnelheid zal niet meer mogen be dragen dan 75 M. per minuut. Woensdagavond is te Nieuw-Cuyck de alleen wonende man H. van Baardwijk, kermende van pijn en hevig bloedend, op het land gevonden, gelegen achter zijn woning. De daar toevallig passeerende gemeente-veldwachter ontdekte den reeds in half bewusteloozen toestand verkee renden man. De direct ontboden geneesheer constateerde een ernstige wonde aan het hoofd en achtte directe overbrenging naar een zie kenhuis noodzakelijk. De man vertelde, toen hij weer even tot bewustzijn kwam, dat hij was mishandeld door L. de G. en door zijn knechi, die als pleegjongen bij het slachtoffer inwoont Beiden zijn dienzelfden avond nog voor den burgemeester van Vlijmen geleid, die hen na verhoor in voorarrest stelde. De aanleiding tot dezen overval moet worden gezocht in een oude veete over een grondkwestie. De G. heeft be kend den zeventigjarigen Van B. met 'n schop te hebben geslagen. BATAVIA, 3 Mei (Aneta) De opbrengst van de Landsmiddelen bedroeg over Februari 1934 totaal f 25.300.000, tegenover f 26.300.000 of f 1.000.000 meer in de maand Februari 1933. De opbrengst der Landsmiddelen bedroeg in de eerste twee maanden van 1934 f 1.900.000 meer dan in de overeenkomstige periode van 1933. ff De studenten van onze katholieke univer siteit gaan feesten ter gelegenheid van het tien jarig bestaan van hun corps dat, als geen an der studentencorps in ons land, nog volkomen het studentenschap aan onze Alma Mater ver tegenwoordigt. Ze willen hun tweede lustrum grandioos vieren met een internationaal we tenschappelijk weekend en de cultureele daad van een Vondelopvoering. Gisteren waren we door den praeses, de pers- en lustrumcommissie tot een bijeenkomst genoodigd, waar de corpspraeses, de heer E. Sassen, de lustrumpraeses mr. H. Holla en pro fessor B. H. Molkenboer O.P., de intelleetueele en kunstzinnige stuwkracht van de Vondelver- tooning, geestdriftig hebben verteld van hun plannen, die al in zóó vergevorderden staat van voorbereiding verkeeren. Er is een band tusschen professoren en studenten als twee-eenheid. Bij het jubileum der universiteit kwam dit uit, doordat de stu denten met de hoogleeraren en curatoren het lichaam der Universiteit vertegenwoordigden en bij dit studentenlustrum zullen in kerk en feeststoet naar de kerk ook de professoren naast de studenten hun plaats innemen om dien band te demonstreeren. Dit lustrum zal een groot feit zijn voor de stad: de burgerij wordt erbij betrokken, een vuurwerk wordt haar aangeboden, de school kinderen worden onthaald, een maskeradestoet zal te raden geven tegen prijzen wie of wat er wordt voorgesteld. Een nog niet ver. toond vraagteeken dus iets nieuws. Maar wat er ook al voor feestelijkheden in het wel dra te verschijnen programmaboek mogen staan: de twee hoogtepunten der lustrumviering zul len zijn het intern, wetenschappelijk weekend, waarover al veel in ons blad is vermeld en de Vondelopvoering. De Vondelopvoering. Daarover raakt professor Molkenboer in gloed. Het is een lieflingsdenkbeeld van hèm, wien als jonkman het meespelen in een Vondel drama notabene werd ontzegd wegens vermeend gebrek aan dramatisch vermogen!! hoe smakelijk weet hij er over te lachen het is zijn lang gekoesterde wensch dat de katholieke universiteitsstad die nu zoowaar een leerstoel van Vondel kent, aan den dramaturg Vondel met de daad volle recht zou worden gedaan. Recht aan Vondel. Het is helaas wel noodig telkens en telkens te blijven strijden voor Vondel als dramaturg. De vermaledijde jonkbloed-miskenning, als zou Vondel geen tooneelschrijver zijn, omdat er zoo weinig bij hem „gebeurde", werkt helaas nog voort. Alsof hij niet het grootste dramatische vermogen bezit dat men van een tooneelschrij ver kan eischen: de innerlijke bewogenheid der zielsconflicten, de innerlijke spanning. En zelfs bij de goedwillenden, die zooals v. Dalsum en Defresne een „nieuwen" Gjjsbrecht ons dit jaar vertoonden met de geweldige dramatische bewogenheid ook in uiterlijkheden, ontbrak in zicht ofwel vermogen om de reien in de dra matische handeling op te nemen zooals Von del toch gewild heeft en om de beelding en heel de tooneelaan wij zing overeen te doen stem men met den Vondeltekst. Het is daar: Vondel geeft weinig tooneelaanwijzingen, doch alles is te vinden in den tekst zelf. En het was onzin bij de Gijsbreghtvertooning heel wat anders te zien te krijgen b.v. in de kapel dan Vondels taal ons in het oor te verstaan gaf. Zoo iets hebben wij hier niet te vreezen. „Leest den tekst er maar op na!" is het wacht woord van professor Molkenboer, die de man van het initiatief en het doorzetten is, de raad gever en stuwkracht, de bemoedigende leids man der jongeren die hen uit tijdelijke inzin kingen en teleurstellingen weet op te voeren naar nieuw enthousiasme en geloof in eigen kunnen. Molkenboer heeft den grooten tijd van Royaards gekend die met de daad bewees hoe speelbaar Vondel was en hoe te waardeeren ook nog door modern publiek. Royaards bracht alle kunsten tezamen: bouwkunst, muziek, schilderkunst, danskunst, enz. enz. om de Von- delbeelding tot een machtige grootsche éénheid te maken met de geweldige dramatische stij ging tot den climax aan het eind. En vol ont roering herinneren allen die deze groote too. neelgebeurtenissen mochten beleven zich dit geweldig ontplooien van onze vaderlandsche tooneelkunst. Royaards' machtige visie en sterke greep deden zijn Vondelvertooningen worden een gave eenheid. Intusschen: Meermalen heb ik neergeschreven ter gelegenheid van de Gijsbrechtopvoeringen, dat Vondel sterk genoeg is om ook een andere visie te verdragen. Men kan hem realistischer, men kan hem romantischer geven: maar steeds zal een goede opvoering moeten bewijzen zijn: speelbaarheid, zijn groot dramatisch ver mogen. Professor Molkenboer, zijn medewerkers en zijn studenten hebben zich zelf deze opgave ge steld. Bij dezen Vondelkenner is intusschen niet te vreezen, dat hij den tekst om het dra ma zal verwaarloozen of de reien zal weg- smokkelen, omdat hij het reienprobleem niet zou aandurven. Neen, hij verzocht Hendrik An- driessen de muziek als dienende kunst voor het woord te schrijven; hij verwierf de me dehulp van mej. E. Lücker voor de dansen, de belangelooze medewerking van den heer Arnold Martens voor de muzikale voorbereiding van het orkest e.a., de regiebekwaamheid van den heer Henk Kramer voor de algemeene leiding en de picturale visie van den heer Wim van Woerkom voor décors, voornaamste costum en pakkende reclamebiljet. Zóó zal dan Vondels „Salomon" weer uitgebeeld worden, welk tooneelspel een negenentwintig keer tijdens Vondels leven moet opgevoerd zUn. De regieaanwijzin gen zpn evenwel verloren. De medewerkers zijn bijna uitsluitend Nijmegenaren, waardoor veel moeite, kos ten en bezwaren werden voorkomen. „Alle dramatische mogelijkheden, óók in de reien, zijn benut zoo vertelde prof. Molken boer De muziek heeft daarbuiten een die nende taak en daarom lijkt ze me zoo bijzon der geslaagd. De muziek vraagt geen aandacht voor zich alleen, leidt de gedachte van Vondel niet af, herhaalt niet, geeft geen gapingen, doch ondersteund Vondels taalpracht." „Vondel is dichter, Vondel is dramaticus en lyricus. Zijn taalschoonheid ls geweldig en de taalklank moet de volle waarde krijgen door het gesproken woord. Men mag niet over het woord heen naar de dramatische handeling zien. Van den anderen kant heb ik den spe lenden steeds voorgehouden: Ja ten we er tel kens aan denken dat de schoonheid van het vers het leven niet uitsluit." De Nijmeegsche tooneeldaad der studenten geeft cachet aan hun lustrum. De uitkomst moet toonen of een straffe samenbindende kracht de verscheidenheid van samenwerken de kunsten tot een harmonisch dramatische eenheid weet op te voeren. En of dilettanten in staat zullen zijn de geweldige dramatische kracht die Vondel bezit, tot tooneelwerkelijk- heid te brengen. Wat we zagen, wat we hoor den, geeft grooten moed, doet schoone ver. wachtingen stellen Moge de studenten slagen! Vondel is een cultuurmacht óók voor ons tooneel. L. v.d. B. Door bemiddeling van prof. Josephus Jitta zijn beide partijen, betrokken bij het conflict in de meubelindustrie te Waddinxveen, tot overeenstemming gekomen. Een verlaging der* minimumloonen zal niet gebeuren, terwijl de werkgevers voor dit jaar voorloopig van iedere loonsverlaging hebben afgezien. Woensdag hebben de arbeiders het werk hervat. Benoemd met 15 Mei tot burgemeester van Gaasterland G. W. C. D. Baron thoe Schwart- zenberg en Hohenlansberg, met toekenning van gelijktijdig eervol ontslag als burgemeester van Nieuw- en St. Joosland. Korte inhoud van het voorafgaande: John Richmond, agent van den Britschen Geheimen Dienst, wordt vermoord door den „Squid", die hem door geheel Europa is gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely, die zelf ook gewond wordt. De Squid kan echter de geheime mededeelingen, die Rich mond veroverde, bemachtigen. De politie slaagde er niet in de daders op te sporen. Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken en de Losely-tiara, een kostbaar iamiie- stuk gestolen. De dief heeft echter niet het echte, maar een imitatie van het erf stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft Richmond nog enkele woorden in geheim schrift op een papiertje geschreven dat Sir Marcus, kort voor de inbraak in han den van Scotland Yard geeft. Dit papier wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een geheim document in de tiara was verborgen De daders van den diefstal, die werk van Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet te pakken krijgen. Wel koestert hij ver denking tegen Freddie Leicester, een neef van Sir Marcus, die kort na den diefstal in de kamer van Sir Marcus wordt aange troffen. Een en ander schijnt echter op een misverstand te berusten en Freddy wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig ls Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst van den Squid en zijn handlangers). „De agent, die de taxi probeerde tegen te hou den," antwoordde Elveden en keek zijwaarts. Na een oogenblik wendde hij zich weer tot den reporter. „t Zou misschien goed zijn, als u me zoo vol ledig mogelijk inlichtte." Craven keek op. „Volgens Fenton," zei hij, „ontving sir Mar cus een boodschap van Masters, den butler van den hertog van Framlingham, waarmee hem verzocht werd, zoo gauw mogelijk daar te ko men." „Nam Fenton die boodschap op?" vroeg El veden scherp. „Alleen de eerste woorden," antwoordde Jim my. „Masters zei, dat hij met sir Marcus moest spreken over een zaak van het hoogste belang." „Verder," verzocht Elveden, met een vreem den glans in zijn oogen. „Blijkbaar is Marcus direct in zijn wagen ver trokken," zei Jimmy. „Vijf minuten later ont ving mejuffrouw Richmond een boodschap, door hem op een naamkaart geschreven wacht even Hij tastte in zijn zak en haalde de kaart te voorschijn. Elveden las de gekrabbelde boodschap en glimlachte cynisch. „Dat is zeker het handschrift van sir Marcus, denk ik?" vroeg hij. „Of een verduiveld goede nabootsing ervan," antwoordde Jimmy. „Er wachtte een taxi op juffrouw Richmond voor de deur, en zij wilde er juist instappen toen ik den hoek omkwam. ZÜ bleef even op mü staan wachten en plotseling zag ik een paar zwart gehandschoende handen uit den auto reiken en haar naar binnen trek ken." Verward streek hij met zijn vingers door zijn lange haren. „Het gelukte me nog, de kar in te halen," vervolgde hij spijtig, „en ik zag nog net even een kerel met een geweldig hoofd erin zitten. Toen kreeg ik een slag tegen mijn kaak, die me in de modder deed neervallen. Ik liep nog achter de taxi aan, zeg het ongeluk gebeuren en haastte me toen terug naar het huis, om u op te bel len." Hi) verborg zijn gelaat weer in zijn beide han den. Elveden bevochtigde zijn lippen even met zijn tong en nam toen de telefoon naast hem op. „Wilt u mij even verbinden met den hertog van Framlingham," zei hij. „Upper Berkeley Street, geloof ik?" dit tegen Jimmy. Toen deze bevestigend knikte: „Juist, vóór laten gaan, als tublieft." Jimmy zat vol ellende in zijn stoel en luis terde naar den stroom van vragen, die Elveden door de telefoon afvuurde. Toen hij den haak weer opgelegd had, keerde Elveden zich met een raadselachtigen glimlach tot den reporter. „Masters zegt," dat hü een dergelijke bood schap niet heeft overgebracht," zei hij. „Zijn Genade is niet thuis. Hij zegt, dat sir Marcus er niet lang geleden is komen aanloopen en, toen hij hoorde dat niemand opgebeld had, is hij weer direct naar zijn eigen huis teruggereden." Hü speelde een beetje met zün pen. „Ik zou er een lief ding voor over hebben, als ik kon te weten komen, wat sir Marcus gedu rende de laatste drie kwartier gedaan heeft," zei hü peinzend. „En het zal voor mü een genoegen zün, dit te vertellen," zei een üskoude stem bü de deur. De inspecteur keerde zich om en keek recht in het verwilderde gelaat van sir Marcus Loseley. Hü was onaangemeld binnengekomen. Hü scheen het laatste uur geweldig ouder ge worden te zün. Zün gelaat stond betrokken en diepe groeven liepen door zün voorhoofd. Niette min doorstond hü den scherpen blik van den in specteur. „U weet, wat er voorgevallen is, sir Marcus?" „Ik geloof, dat mün tegenwoordigheid hier, die vraag voldoende beantwoordt," antwoordde de ander. „Dan zult u zeker wel zoo goed willen zün, uw doen en laten van het laatste uur even te ver tellen," zei Elveden. „Om kwart over zeven, precies," zei sir Mar cus, „werd ik opgebeld, om bü den hertog van Framlingham te komen, door diens butler, Mas ters. Hij vertelde mü door de telefoon, dat er iets verschrikkelüks gebeurd was...." „Verschrikkelüks?" vroeg Elveden. „Waarom vraagt u nog, als u mü verstaat?" Sir Marcus' toon was als üs en hü vervolgde. „Hij weigerde uitlegging te geven door de tele foon, en ik haastte mü onmiddellijk op weg." Elveden knikte, terwül zün blik gestadig op het gezicht van den ander gevestigd bleef. „Toen ik er aankwam," ging sir Marcus ver der, „ontkende Masters, mü opgebeld te hebben of wien ook. Bovendien, de hertog was niet thuis en was er den gelieelen dag niet geweest. Direct dacht ik aan een streek." „Natuuriük," zei Elveden met een zoet lachje. „Toen ik weer op den weg kwam," ging sir Marcus, zonder op den ander te letten, verder, „kwam ik tot de ontdekking, dat mün auto ver dwenen was." „En uw chauffeur?" „Ik stuurde zelf," antwoordde sir Marcus kort. „Mün chauffeur had een vrüen avond gekregen, omdat ik niet verwacht had, hem noodig te zul len hebben. Dit is alles, wat ik te verklaren heb." „Voor iemand die haast heeft en ik veron derstel dat u haast had schünt u er nog al een tüdje over gedaan te hebben, om naar Ber keley Street en terug te gaan," zei Elveden lang zaam. „Ik kon ongelukkig genoeg niet dadelük een taxi krijgen." „En uw wagen is nog altüd vermist?" „Nee," was het verrassende antwoord. „Ik vond hem naast mün woning, toen ik thuis te rugkwam van Berkeley Street." Op dit oogenblik ging de deur open en kwam de hoofdagent weer binnen. „Nou?" vroeg de inspecteur scherp opkükend. „Taxi beantwoordend aan de beschrijving ver laten gevonden in Putney Vale, münheer," zei de hoofdagent vormelük. „Getuigen om dit te bevestigen?" „Jawel, münheer, de taxi werd onderweg ge signaleerd om kwart over acht en men zag haar stilstaan naast een privé-kar. Twee mannen stapten eruit, die een jongedame droegen, blik baar bewusteloos. De dame werd in den privé- wagen gebracht, die onmiddellük wegreed. Ge tuige verklaarde, dat de chauffeur zei, dat het meisje naar een particulier hospitaal zou ge bracht worden." ,Nam getuige het nummer van die andere kar cp?" „Nee, mijnheer." „Beschreef hij die kar dan?" vroeg Elveden. De politieman werd rood van verlegenheid. „Getuige zei, dat het een motor-wagen was münheer," antwoordde hij op verontschuldigen den toon, en toen hü de booze oogen van den in specteur zag, voegde hü er haastig aan toe: „De getuige was een zü, geen hü, münheer. Elveden klemde zün tanden op elkaar en keer de zich tot sir Marcus en Jimmy. „Ik vrees, dat wij dan op het oogenblik nog niets kunnen doen," zei hü. ,Ik zal me dadelük met u in verbinding stellen, zoodra er iets nieuws is." Toen zij het vertrek verlieten, keek Elveden den hoofdagent aan. ,Die verwenschte vrouwensnuggerheid ook," zei hü. „Laat mij dadelük naar Putney Vale brengen!" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3