Crediet voor den middenstand
1
Roomsche Studentenfeesten
de Inktvisch
Varkenshouderij
MEMORIEPOST Z.H.ST.
AANVAARD
te--:.
VONDELS „SALOMON
VRIJDAG 4 MEI 1934
TWEEDE KAMER
Het aantal leden van den Raad
van State wordt ingekrompen
Winkelsluiting weer op
de agenda
Twee millioen te weinig?
Inschakeling van andere
banken
Minister Oud
„Gracieus vermoorde
middenstand"
Misnoegen
Bepalingen voor het behoud van
waardevol fokmateriaal
Reglement 1934
J ulianakanaal
Indienststelling Noordelijk
gedeelte
Beslechting van een
oude veete
Bejaarde man overvallen en
ernstig mishandeld
INDISCHE LANDSMIDDELEN
In Februari een millioen minder
dan vorig jaar
In de stad van den Vondelleerstoel
willen de Nijmeegsche studenten
onzen grootsten Nederland-
schen tooneelschrijver
erkennen
Joost van den Vondel
Prof. Molkenboer O.P.
B. in. Molkenboer O. P.
STAKING OPGEHEVEN
Geen loonsverlaging in de meubel
industrie te Waddinxveen
Burgemeester verplaatst
DOOR PETER BARON
Den Haag, 3 Mei 1934.
In een korte vergadering heeft de Tweede
Kamer zich heden zonder hoofdelijke stemming
vereenigd met de suppletoire begrooting voor
het middenstandscrediet en met het ontwerp,
dat het aantal leden van den Raad van State
van veertien tot tien inkrimpt en een leeftijds
grens (75 jaar) invoert, waarbij aan de leden
van dit hooge staatscollege ontslag verleend
Wordt.
Werd over dit laatste ontwerp, dat uit den
drang naar versobering is ontsproten, geen
woord gezegd, het crediet voor den middenstand
gaf aan een achttal sprekers aanleiding tot het
plaatsen van opmerkingen en het stellen van
eenige vragen. Naar men zich herinnert, is deze
credietverleening gegoten in den vorm van een
memoriepost op de begrooting van Financiën.
De omschrijving van dezen post luidt: „Vergoe
ding aan de Nederlandsche Middenstandsbank
Wegens verliezen, door deze instelling geleden
op na de totstandkoming dezer wet verleende
credieten aan in liquiditeitsmoeilijkheden ge
raakte, overigens echter volwaardige, midden-
standsbedrijven, en wegens kosten van maat
regelen door haar getroffen ter versterking van
het Nederlandsche Middenstandscrediet."
In zijne Memorie van Toelichting heeft minis
ter Oud medegedeeld, dat de Regeering met
deze credietverleening voornemens is niet verder
te gaan dan tot een totaal bedrag van 2 mil
lioen. Zal dit voldoende zijn? Verschillende
sprekers de anti-revolutionnair ZIJLSTRA,
de sociaal-democraat DROP, de christelijk-his-
torische afgevaardigde BAKKER, de vrijzinnig
democraat EBELS, de afgevaardigde van Na
tionaal Herstel mr. WESTERMAN, de katholiek
IJSSELMUIDEN betwijfelden het en zagen
in deze credietverleening dan ook niet meer
dan een bescheiden poging, die in hoofdzaak
psychologische uitwerking zal hebben. Men zal
er niet al te groote verwachtingen van moeten
hebben, wil men niet voor teleurstelling komen
te staan. Maar ook de psychologische uitwer
king de heer Zijlstra wees daarop is te
Waardeeren. Want is niet de crisis, ook in den
middenstand, in hoofdzaak een vertrouwens
crisis? En geeft het den burger niet nieuwen
moed, als hij zijne Regeering nSfc haar, zij het
met onbeperkte, middele» achter zich weet?
Uit het feit, dat deze credietverleening geheel
zal loopen over de
Nederlandsche Midden
standsbank zij zal
verliezen, op deze cre
dieten geleden, aan het
Rijk kunnen declareeren
en de heer IJsselmuiden
vergeleek daarom de
ontworpen figuur niet
ten onrechte met de in
sommige gemeenten be
staande borgstellings
fondsen sproot bij
sommige sprekers de
vrees voort, dat deze
bank onwillekeurig haar eigen clientèle zou
laten voorgaan en dat op die manier midden
standers, die met andere banken, boerenleen
banken b.v. in relatie staan, achter het net
zouden visschen.
De Minister, die, tegen veler mee
ning in, vooropzette, dat deze
credietverleening veel goeds ten
bate van den middenstand zal kun
nen bereiken, deelde die vrees niet,
al voelde hij anderzijds toch wel wat
voor eene door den katholieken
rrïtiddenstandspecialist ad interim
Mr. TEULINGS aan de hand ge
dane suggestie, om ook andere ban
ken in te schakelen in dier voege,
dat de Nederlandsche Midden
standsbank, natuurlijk onder de
zelfde waarborgen, waaronder zü
J. IJSSELMUIDEN
krachtens deze speciale regeling zelf
credieten verleenen gaat, crediet-
vorderingen van andere banken in
disconto nemen zou.
Het begrip „middenstand" zal volgens minis
ter Oud niet te beperkt moeten worden opge
vat. Men zal alleen streng moeten zijn, waar het
de beoordeeling betreft van de voldoende le
vensvatbaarheid, de „volwaardigheid" van het
bedrijf, dat zich voor een crediet aanmeldt. Die
beoordeeling zal natuurlijk geval voor geval
moeten plaats hebben. Algemeene regels te
geven, waaruit tot de „volwaardigheid" van een
bedrijf kan worden besloten, is, gezien den zeer
uiteenloopenden aard der middenstandsbedrjj-
ven, niet mogelijk.
Minister Oud heeft in zijn korte rede met
de hem eigen debatvaardigheid alvast afge
rekend met de vergelijking van deze 2 millioen
voor den middenstand met de honderden mil-
lioenen, die aan den landbouw ten goede komen,
vergelijking, welke volgens mr. Westerman wel
eens op vergaderingen zou worden naar voren
gebracht. Degenen, die deze vergelijking maken
we weten niet zoo zeker, of onder hen niet
zijn zal mr. Westerman zelf op de vergaderin
gen van Nationaal Herstel zien voorbij, dat
geheel de landbouwsteun subsidiair ook is een
middenstandsteun. Was indertijd niet juist één
van de argumenten, om den landbouw ter hulp
te komen, het feit, dat, greep men niet in, mèt
de boeren ook al de middenstanders in de boe-
renstreken zouden ten gronde gaan?
De heer Westerman heeft voorts bij deze
credietverleening aan den middenstand nog eens
te pas gebracht de stemming van gisteren,
waarbij de Kamer besloot, het ontwerp-Vos ter
verruiming van de bepalingen der Winkelslui
tingswet niet aan de agenda toe te voegen. Hij
sprak daarbij en wij aarzelen in verband met
minister van Schaik's strafbedreiging tegen
journalisten, die medewerken aan de versprei
ding van excessieve uitingen, zijne woorden hier
over te nemen van den „gracieus vermoorden
middenstand," die nu uit dit 2 millioen-crediet
zijne begrafeniskosten zou kunnen dekken en
die, nu ja, eigenlijk werd opgeofferd aan de
parlementaire usance, om initiatiefvoorstellen
niet te behandelen, als regeeringsvoorstellen
van gelijke strekking aanhangig zijn. In oogen-
blikken, waarin zijn impulsieve aard hem min
der parten speelt dan op het moment, waarop
hij deze groote woorden sprak, moge de heer
Westerman eens rustig overwegen, hoever de
middenstand ermede zou zijn opgeschoten, wan
neer de Kamer het ontwerp-Vos eens wèl in
behandeling had genomen. Dit zou immers eerst
dèn baat kunnen brengen, wanneer er een
nieuwe minister van Economische Zaken is, die
bereid is, het voorstel te contrasigneeren. Wel
nu, diezelfde minister kan dan evengoed het
ontwerp-Verschuur met de Kamer in behande
ling nemen.
En het groote ontwerp-Verschunr, dat de
Winkelsluitingswet op technisch veel betere
wijze herziet dan het ontwerp-Vos, is dan
reeds door dr. Colijn in de Kamer verdedigd,
want by het begin der zitting besloot de
Kamer het wetsontwerp inzake technische
wijziging der Winkelsluitingswet aan de
agenda toe te voegen.
De Tweede Kamer is thans opnieuw zoo ver
met haar agenda opgeschoten, dat er een week,
waarin niet vergaderd wordt, kan worden inge-
lascht. Op 15 Mei zal dan de zeer uitvoerige
materie van de Landbouwcrisisfondsbegrooting
onder de loupe genomen worden. Dit zal niet
alleen van den minister van Economische Zaken
ad interim een groote dosis voorbereidend werk
vergen.
Men kan niet ontkennen, dat onder de stu
wende leiding van president Ruys de Beeren-
brouck de Kamer een tempo ontwikkelt, het
welk het fascistische verwijt, als zou zij vlotten
arbeid onmogelijk maken, te schande maakt. Het
is zelfs de vraag, of nu en dan het tempo niet
tè hoog wordt opgevoerd. Bij de behandeling
van het crediet voor de werkverruiming b.v.
werd aan de Katholieke fractie practisch de
gelegenheid benomen, om in tweede instantie
naar voren te brengen, wat vooraanstaande par
lementariërs als Aalberse, Kortenhorst en Bon-
gaerts in de rede van dr. Colijn alzoo zeer vat
baar achtten voor tegenspraak en weerlegging.
Wij hoorden daarover verschillende uitingen van
misnoegen. En het zal zaak zijn te overwegen,
of dan niet beter de eerste instantie der be
raadslagingen (b.v. door rantsoeneering per
fractie) nog verder kan worden ingekrompen,
om tenminste mogelijk te maken parlementair
„debat." Want 26 sprekers in eersten termijn,
daarna een rede van den minister, die, hoewel
knap, geenszins onfeilbaar is en dan opeens slui
ting van de beraadslagingen is toch eigenlijk
een figuur, waaraan men de benaming „debat"
niet geven mag.
De Minister van Economische Zaken a.i. heeft
vastgesteld het „Reglement Varkenshouderij
1934", waaraan het volgende wordt ontleend:
Het ten hoogste door de leden van elk der
Gewestelijke Varkenscentralen tegelijkertijd te
houden aantal varkens zwaarder dan 20 K.G.
en het aantal hun toe te kennen merken wordt
voor elk dier leden vastgesteld door het Bestuur
der Gewestelijke Varkenscentrale, waarvan zij
lid zijn, op voorstel van de Plaatselijke Commis
sie van het district, waaronder zij behooren.
Bij het opmaken van het hier bedoelde voor
stel gaat de plaatselijke commissie en bij de vo
rengenoemde vaststelling gaat het bestuur uit:
le voor wat betreft het aantal toe te kennen
merken van het aantal fokzeugen, waarvan bij
de in 1932 door de Gewestelijke Varkenscentra
len gehouden telling de aanwezigheid is vast
gesteld: 2e. voor wat betreft het aantal toe te
wijzen varkens zwaarder dan 20 K.G. van het
totaal aantal der bij die telling aanwezig ge
bleken varkens, verminderd met het aantal
biggen, niet ouder dan 6 weken: 3e. voor wat
betreft het ten hoogste tegelijkertijd te houden
aantal fokzeugen van het totaal aantal toege
kende merken, gedeeld door 14, waarbij Vz en
breuken boven naar boven, en breuken bene
den naar beneden worden afgerond, met dien
verstande, dat door het bestuur der betrokken
Gewestelijke Varkenscentrale, onder goedkeu
ring van de Nederlandsche Varkenscentrale, kan
worden goedgevonden, dat aan degene, die ge
woon was meerdere dragende zeugen voor han
delsdoeleinden te houden, meerdere fokzeugen
worden toegewezen.
Voor de gevallen, dat de uitkomsten van de
telling 1932 niet aanwezig zijn, of in vergelijking
met de uitkomsten van vroegere tellingen of in
vergelijking met soortgelijke bedrijven in het
zelfde district gelegen, geen juiste grondslag
geacht kunnen worden te zijn, worden als
grondslag voor de toewijzing van varkens de
uitkomsten van de in 1930 gehouden telling
mede in acht genomen, in dier voege, dat door
het bestuur van de betrokken Gewestelijke Var
kenscentrale bij de beoordeeling van het voor
stel van de plaatselijke commissie mede mag
worden te rade gegaan met de uitkomsten van
en de verhoudingen in soortgelijke bedrijven, in
hetzelfde district of in soortgelijke districten
gelegen.
Het bestuur der Nederlandsche Varkenscen
trale stelt onder goedkeuring van den Minister
de regelen vast, overeenkomstig welke de be
sturen der Gewestelijke Varkenscentralen de
beperking van de varkensfokkerij en -houderij bij
eiken varkenshouder dienen te regelen.
Grootere varkensstapels worden naar verhou
ding meer beperkt dan kleinere.
Varkensstapels van landbouwbedrijven, waar
van de varkenshouderij een onmiskenbaar on
derdeel vormt, worden naar verhouding niet
zoo zwaar beperkt als varkensstapels van be
drijven, waarin de varkenshouderij geheel als
nevenbedrijf wordt uitgeoefend.
Ten behoeve van het behoud van waardevol
fokmateriaal gelden de volgende bepalingen:
Voor toekenning van meer merken komen
alleen in aanmerking die fokkers, die uitslui
tend stamboekmateriaal bezitten, met dien ver
stande, dat ten hoogste per jaar gemerkt zul
len worden zooveel toornen als het aantal toe
gekende merken gedeeld door 7 bedraagt, waar
bij en breuken boven naar boven, en breu
ken beneden naar beneden worden afgerond,
behalve bij houders van ster zeugen, die daaren
boven nog kunnen laten merken van: 1 ster
zeug 2 toornen biggen, 2 sterzeugen 3 toornen,
3 sterzeugen 4 toornen, 4 sterzeugen 5 toornen,
met een maximum van 5 toornen.
Deze meerdere merken worden uitsluitend
toegekend ter aanbrenging aan biggen, die naar
de hiertoe gestelde vereischten inschrijvens-
waardig zijn bevonden door een bij het Cen
traal Bureau voor de Varkensfokker- in Neder
land erkend Varkensstamboek.
Voorts worden deze meerdere merken aan
andere biggen dan die van sterzeugen eerst
aangebracht na de overige toegekende merken.
Voor toewijzing van meer fokvarkens komen
uitsluitend in aanmerking: a. houders van ster
zeugen; b. fokkers van uitsluitend stamboek
varkens, die regelmatig fokvarkens voor den
handel gefokt hebben en c. houders van stam-
boekbeeren, uitsluitend ter aanschaffing van
een jongen fokbeer om dien naast den ouden
op te fokken.
Voor toewijzing van meer fokzeugen komen
uitsluitend in aanmerking a. houders van ster
zeugen en b. fokkers, die regelmatig dragende
volbloed zeugen voor den handel fokken en
verkoopen.
Voor de toewijzing van meer varkens zwaar
der dan 20 K.G. komen uitsluitend in aanmer
king de door de Commissie van Toezicht op de
Selectiemesterijen en de door het Centraal Vee
voederbureau aangewezen proefmesterijen.
De hoofdingenieur-directeur van den Rijks
waterstaat in de directie Limburg, maakt van
wege den Minister van Waterstaat bekend, dat
van 7 Mei 1934 af het gedeelte van het Juliana-
kanaal van Maasbracht tot de haven te Born,
uitsluitend voor de vaart met schepen, bestemd
voor het vervoer van steenkolen over deze
haven, in gebruik zal worden genomen.
Met de sluizen te Maasbracht en te Roos
teren in dit kanaalgedeelte zal slechts op werk
dagen worden geschut op tijdstippen, die aan
die sluizen nader zullen worden bekend ge
maakt.
Op Zondagen wordt niet geschut.
De schepen, die op het kanaal zullen worden
toegelaten, mogen hebben ten hoogste 100 M.
lengte, 12 M. breedte, 2.80 M. diepgang en geen
grootere hoogte dan 6.75 M. boven den water
spiegel.
De vaartsnelheid zal niet meer mogen be
dragen dan 75 M. per minuut.
Woensdagavond is te Nieuw-Cuyck de alleen
wonende man H. van Baardwijk, kermende van
pijn en hevig bloedend, op het land gevonden,
gelegen achter zijn woning. De daar toevallig
passeerende gemeente-veldwachter ontdekte den
reeds in half bewusteloozen toestand verkee
renden man. De direct ontboden geneesheer
constateerde een ernstige wonde aan het hoofd
en achtte directe overbrenging naar een zie
kenhuis noodzakelijk. De man vertelde, toen hij
weer even tot bewustzijn kwam, dat hij was
mishandeld door L. de G. en door zijn knechi,
die als pleegjongen bij het slachtoffer inwoont
Beiden zijn dienzelfden avond nog voor den
burgemeester van Vlijmen geleid, die hen na
verhoor in voorarrest stelde. De aanleiding tot
dezen overval moet worden gezocht in een oude
veete over een grondkwestie. De G. heeft be
kend den zeventigjarigen Van B. met 'n schop
te hebben geslagen.
BATAVIA, 3 Mei (Aneta) De opbrengst
van de Landsmiddelen bedroeg over Februari
1934 totaal f 25.300.000, tegenover f 26.300.000
of f 1.000.000 meer in de maand Februari 1933.
De opbrengst der Landsmiddelen bedroeg in
de eerste twee maanden van 1934 f 1.900.000
meer dan in de overeenkomstige periode van
1933.
ff
De studenten van onze katholieke univer
siteit gaan feesten ter gelegenheid van het tien
jarig bestaan van hun corps dat, als geen an
der studentencorps in ons land, nog volkomen
het studentenschap aan onze Alma Mater ver
tegenwoordigt. Ze willen hun tweede lustrum
grandioos vieren met een internationaal we
tenschappelijk weekend en de cultureele daad
van een Vondelopvoering.
Gisteren waren we door den praeses, de
pers- en lustrumcommissie tot een bijeenkomst
genoodigd, waar de corpspraeses, de heer E.
Sassen, de lustrumpraeses mr. H. Holla en pro
fessor B. H. Molkenboer O.P., de intelleetueele
en kunstzinnige stuwkracht van de Vondelver-
tooning, geestdriftig hebben verteld van hun
plannen, die al in zóó vergevorderden staat van
voorbereiding verkeeren.
Er is een band tusschen professoren en
studenten als twee-eenheid. Bij het jubileum
der universiteit kwam dit uit, doordat de stu
denten met de hoogleeraren en curatoren het
lichaam der Universiteit vertegenwoordigden en
bij dit studentenlustrum zullen in kerk en
feeststoet naar de kerk ook de professoren naast
de studenten hun plaats innemen om dien band
te demonstreeren.
Dit lustrum zal een groot feit zijn voor de
stad: de burgerij wordt erbij betrokken, een
vuurwerk wordt haar aangeboden, de school
kinderen worden onthaald, een maskeradestoet
zal te raden geven tegen prijzen wie of
wat er wordt voorgesteld. Een nog niet ver.
toond vraagteeken dus iets nieuws. Maar
wat er ook al voor feestelijkheden in het wel
dra te verschijnen programmaboek mogen staan:
de twee hoogtepunten der lustrumviering zul
len zijn het intern, wetenschappelijk weekend,
waarover al veel in ons blad is vermeld en de
Vondelopvoering.
De Vondelopvoering.
Daarover raakt professor Molkenboer in
gloed. Het is een lieflingsdenkbeeld van hèm,
wien als jonkman het meespelen in een Vondel
drama notabene werd ontzegd wegens vermeend
gebrek aan dramatisch vermogen!! hoe
smakelijk weet hij er over te lachen het is
zijn lang gekoesterde wensch dat de katholieke
universiteitsstad die nu zoowaar een leerstoel
van Vondel kent, aan den dramaturg Vondel met
de daad volle recht zou worden gedaan.
Recht aan Vondel.
Het is helaas wel noodig telkens en telkens
te blijven strijden voor Vondel als dramaturg.
De vermaledijde jonkbloed-miskenning, als zou
Vondel geen tooneelschrijver zijn, omdat er zoo
weinig bij hem „gebeurde", werkt helaas nog
voort. Alsof hij niet het grootste dramatische
vermogen bezit dat men van een tooneelschrij
ver kan eischen: de innerlijke bewogenheid der
zielsconflicten, de innerlijke spanning. En zelfs
bij de goedwillenden, die zooals v. Dalsum en
Defresne een „nieuwen" Gjjsbrecht ons dit
jaar vertoonden met de geweldige dramatische
bewogenheid ook in uiterlijkheden, ontbrak in
zicht ofwel vermogen om de reien in de dra
matische handeling op te nemen zooals Von
del toch gewild heeft en om de beelding en heel
de tooneelaan wij zing overeen te doen stem
men met den Vondeltekst. Het is daar: Vondel
geeft weinig tooneelaanwijzingen, doch alles is
te vinden in den tekst zelf. En het was onzin
bij de Gijsbreghtvertooning heel wat anders te
zien te krijgen b.v. in de kapel dan Vondels
taal ons in het oor te verstaan gaf.
Zoo iets hebben wij hier niet te vreezen.
„Leest den tekst er maar op na!" is het wacht
woord van professor Molkenboer, die de man
van het initiatief en het doorzetten is, de raad
gever en stuwkracht, de bemoedigende leids
man der jongeren die hen uit tijdelijke inzin
kingen en teleurstellingen weet op te voeren
naar nieuw enthousiasme en geloof in eigen
kunnen.
Molkenboer heeft den grooten tijd van
Royaards gekend die met de daad bewees hoe
speelbaar Vondel was en hoe te waardeeren
ook nog door modern publiek. Royaards bracht
alle kunsten tezamen: bouwkunst, muziek,
schilderkunst, danskunst, enz. enz. om de Von-
delbeelding tot een machtige grootsche éénheid
te maken met de geweldige dramatische stij
ging tot den climax aan het eind. En vol ont
roering herinneren allen die deze groote too.
neelgebeurtenissen mochten beleven zich dit
geweldig ontplooien van onze vaderlandsche
tooneelkunst.
Royaards' machtige visie en sterke greep deden
zijn Vondelvertooningen worden een gave
eenheid.
Intusschen: Meermalen heb ik neergeschreven
ter gelegenheid van de Gijsbrechtopvoeringen,
dat Vondel sterk genoeg is om ook een andere
visie te verdragen. Men kan hem realistischer,
men kan hem romantischer geven: maar
steeds zal een goede opvoering moeten bewijzen
zijn: speelbaarheid, zijn groot dramatisch ver
mogen.
Professor Molkenboer, zijn medewerkers en
zijn studenten hebben zich zelf deze opgave ge
steld. Bij dezen Vondelkenner is intusschen
niet te vreezen, dat hij den tekst om het dra
ma zal verwaarloozen of de reien zal weg-
smokkelen, omdat hij het reienprobleem niet
zou aandurven. Neen, hij verzocht Hendrik An-
driessen de muziek als dienende kunst voor
het woord te schrijven; hij verwierf de me
dehulp van mej. E. Lücker voor de dansen, de
belangelooze medewerking van den heer Arnold
Martens voor de muzikale voorbereiding van
het orkest e.a., de regiebekwaamheid van den
heer Henk Kramer voor de algemeene leiding
en de picturale visie van den heer Wim van
Woerkom voor décors, voornaamste costum
en pakkende reclamebiljet.
Zóó zal dan Vondels „Salomon" weer
uitgebeeld worden, welk tooneelspel een
negenentwintig keer tijdens Vondels leven
moet opgevoerd zUn. De regieaanwijzin
gen zpn evenwel verloren.
De medewerkers zijn bijna uitsluitend
Nijmegenaren, waardoor veel moeite, kos
ten en bezwaren werden voorkomen.
„Alle dramatische mogelijkheden, óók in de
reien, zijn benut zoo vertelde prof. Molken
boer De muziek heeft daarbuiten een die
nende taak en daarom lijkt ze me zoo bijzon
der geslaagd. De muziek vraagt geen aandacht
voor zich alleen, leidt de gedachte van Vondel
niet af, herhaalt niet, geeft geen gapingen,
doch ondersteund Vondels taalpracht."
„Vondel is dichter, Vondel is dramaticus en
lyricus. Zijn taalschoonheid ls geweldig en de
taalklank moet de volle waarde krijgen door
het gesproken woord. Men mag niet over het
woord heen naar de dramatische handeling
zien. Van den anderen kant heb ik den spe
lenden steeds voorgehouden: Ja ten we er tel
kens aan denken dat de schoonheid van het
vers het leven niet uitsluit."
De Nijmeegsche tooneeldaad der studenten
geeft cachet aan hun lustrum. De uitkomst
moet toonen of een straffe samenbindende
kracht de verscheidenheid van samenwerken
de kunsten tot een harmonisch dramatische
eenheid weet op te voeren. En of dilettanten
in staat zullen zijn de geweldige dramatische
kracht die Vondel bezit, tot tooneelwerkelijk-
heid te brengen. Wat we zagen, wat we hoor
den, geeft grooten moed, doet schoone ver.
wachtingen stellen
Moge de studenten slagen!
Vondel is een cultuurmacht óók voor ons
tooneel.
L. v.d. B.
Door bemiddeling van prof. Josephus Jitta
zijn beide partijen, betrokken bij het conflict
in de meubelindustrie te Waddinxveen, tot
overeenstemming gekomen. Een verlaging der*
minimumloonen zal niet gebeuren, terwijl de
werkgevers voor dit jaar voorloopig van iedere
loonsverlaging hebben afgezien.
Woensdag hebben de arbeiders het werk
hervat.
Benoemd met 15 Mei tot burgemeester van
Gaasterland G. W. C. D. Baron thoe Schwart-
zenberg en Hohenlansberg, met toekenning van
gelijktijdig eervol ontslag als burgemeester van
Nieuw- en St. Joosland.
Korte inhoud van het voorafgaande:
John Richmond, agent van den Britschen
Geheimen Dienst, wordt vermoord door den
„Squid", die hem door geheel Europa is
gevolgd, in het huis van Sir Marcus Losely,
die zelf ook gewond wordt. De Squid kan
echter de geheime mededeelingen, die Rich
mond veroverde, bemachtigen. De politie
slaagde er niet in de daders op te sporen.
Jaren later wordt bij Sir Marcus ingebroken
en de Losely-tiara, een kostbaar iamiie-
stuk gestolen. De dief heeft echter niet
het echte, maar een imitatie van het erf
stuk meegenomen. Voor zijn dood heeft
Richmond nog enkele woorden in geheim
schrift op een papiertje geschreven dat
Sir Marcus, kort voor de inbraak in han
den van Scotland Yard geeft. Dit papier
wordt ontcijferd en deelt mede, dat er een
geheim document in de tiara was verborgen
De daders van den diefstal, die werk van
Squid is, kan inspecteur Eleden echter niet
te pakken krijgen. Wel koestert hij ver
denking tegen Freddie Leicester, een neef
van Sir Marcus, die kort na den diefstal
in de kamer van Sir Marcus wordt aange
troffen. Een en ander schijnt echter op
een misverstand te berusten en Freddy
wordt weer vrijgelaten. Heel toevallig ls
Freddy dan aanwezig bij een bijeenkomst
van den Squid en zijn handlangers).
„De agent, die de taxi probeerde tegen te hou
den," antwoordde Elveden en keek zijwaarts.
Na een oogenblik wendde hij zich weer tot den
reporter.
„t Zou misschien goed zijn, als u me zoo vol
ledig mogelijk inlichtte."
Craven keek op.
„Volgens Fenton," zei hij, „ontving sir Mar
cus een boodschap van Masters, den butler van
den hertog van Framlingham, waarmee hem
verzocht werd, zoo gauw mogelijk daar te ko
men."
„Nam Fenton die boodschap op?" vroeg El
veden scherp.
„Alleen de eerste woorden," antwoordde Jim
my. „Masters zei, dat hij met sir Marcus moest
spreken over een zaak van het hoogste belang."
„Verder," verzocht Elveden, met een vreem
den glans in zijn oogen.
„Blijkbaar is Marcus direct in zijn wagen ver
trokken," zei Jimmy. „Vijf minuten later ont
ving mejuffrouw Richmond een boodschap, door
hem op een naamkaart geschreven wacht
even
Hij tastte in zijn zak en haalde de kaart te
voorschijn.
Elveden las de gekrabbelde boodschap en
glimlachte cynisch.
„Dat is zeker het handschrift van sir Marcus,
denk ik?" vroeg hij.
„Of een verduiveld goede nabootsing ervan,"
antwoordde Jimmy. „Er wachtte een taxi op
juffrouw Richmond voor de deur, en zij wilde
er juist instappen toen ik den hoek omkwam.
ZÜ bleef even op mü staan wachten en plotseling
zag ik een paar zwart gehandschoende handen
uit den auto reiken en haar naar binnen trek
ken."
Verward streek hij met zijn vingers door zijn
lange haren.
„Het gelukte me nog, de kar in te halen,"
vervolgde hij spijtig, „en ik zag nog net even een
kerel met een geweldig hoofd erin zitten. Toen
kreeg ik een slag tegen mijn kaak, die me in de
modder deed neervallen. Ik liep nog achter de
taxi aan, zeg het ongeluk gebeuren en haastte
me toen terug naar het huis, om u op te bel
len."
Hi) verborg zijn gelaat weer in zijn beide han
den.
Elveden bevochtigde zijn lippen even met zijn
tong en nam toen de telefoon naast hem op.
„Wilt u mij even verbinden met den hertog
van Framlingham," zei hij. „Upper Berkeley
Street, geloof ik?" dit tegen Jimmy. Toen deze
bevestigend knikte: „Juist, vóór laten gaan, als
tublieft."
Jimmy zat vol ellende in zijn stoel en luis
terde naar den stroom van vragen, die Elveden
door de telefoon afvuurde.
Toen hij den haak weer opgelegd had, keerde
Elveden zich met een raadselachtigen glimlach
tot den reporter.
„Masters zegt," dat hü een dergelijke bood
schap niet heeft overgebracht," zei hij. „Zijn
Genade is niet thuis. Hij zegt, dat sir Marcus er
niet lang geleden is komen aanloopen en, toen
hij hoorde dat niemand opgebeld had, is hij
weer direct naar zijn eigen huis teruggereden."
Hü speelde een beetje met zün pen.
„Ik zou er een lief ding voor over hebben, als
ik kon te weten komen, wat sir Marcus gedu
rende de laatste drie kwartier gedaan heeft," zei
hü peinzend.
„En het zal voor mü een genoegen zün, dit te
vertellen," zei een üskoude stem bü de deur.
De inspecteur keerde zich om en keek recht in
het verwilderde gelaat van sir Marcus Loseley.
Hü was onaangemeld binnengekomen.
Hü scheen het laatste uur geweldig ouder ge
worden te zün. Zün gelaat stond betrokken en
diepe groeven liepen door zün voorhoofd. Niette
min doorstond hü den scherpen blik van den in
specteur.
„U weet, wat er voorgevallen is, sir Marcus?"
„Ik geloof, dat mün tegenwoordigheid hier,
die vraag voldoende beantwoordt," antwoordde
de ander.
„Dan zult u zeker wel zoo goed willen zün, uw
doen en laten van het laatste uur even te ver
tellen," zei Elveden.
„Om kwart over zeven, precies," zei sir Mar
cus, „werd ik opgebeld, om bü den hertog van
Framlingham te komen, door diens butler, Mas
ters. Hij vertelde mü door de telefoon, dat er
iets verschrikkelüks gebeurd was...."
„Verschrikkelüks?" vroeg Elveden.
„Waarom vraagt u nog, als u mü verstaat?"
Sir Marcus' toon was als üs en hü vervolgde.
„Hij weigerde uitlegging te geven door de tele
foon, en ik haastte mü onmiddellijk op weg."
Elveden knikte, terwül zün blik gestadig op
het gezicht van den ander gevestigd bleef.
„Toen ik er aankwam," ging sir Marcus ver
der, „ontkende Masters, mü opgebeld te hebben
of wien ook. Bovendien, de hertog was niet thuis
en was er den gelieelen dag niet geweest. Direct
dacht ik aan een streek."
„Natuuriük," zei Elveden met een zoet lachje.
„Toen ik weer op den weg kwam," ging sir
Marcus, zonder op den ander te letten, verder,
„kwam ik tot de ontdekking, dat mün auto ver
dwenen was."
„En uw chauffeur?"
„Ik stuurde zelf," antwoordde sir Marcus kort.
„Mün chauffeur had een vrüen avond gekregen,
omdat ik niet verwacht had, hem noodig te zul
len hebben. Dit is alles, wat ik te verklaren
heb."
„Voor iemand die haast heeft en ik veron
derstel dat u haast had schünt u er nog al
een tüdje over gedaan te hebben, om naar Ber
keley Street en terug te gaan," zei Elveden lang
zaam.
„Ik kon ongelukkig genoeg niet dadelük een
taxi krijgen."
„En uw wagen is nog altüd vermist?"
„Nee," was het verrassende antwoord. „Ik
vond hem naast mün woning, toen ik thuis te
rugkwam van Berkeley Street."
Op dit oogenblik ging de deur open en kwam
de hoofdagent weer binnen.
„Nou?" vroeg de inspecteur scherp opkükend.
„Taxi beantwoordend aan de beschrijving ver
laten gevonden in Putney Vale, münheer," zei
de hoofdagent vormelük.
„Getuigen om dit te bevestigen?"
„Jawel, münheer, de taxi werd onderweg ge
signaleerd om kwart over acht en men zag haar
stilstaan naast een privé-kar. Twee mannen
stapten eruit, die een jongedame droegen, blik
baar bewusteloos. De dame werd in den privé-
wagen gebracht, die onmiddellük wegreed. Ge
tuige verklaarde, dat de chauffeur zei, dat het
meisje naar een particulier hospitaal zou ge
bracht worden."
,Nam getuige het nummer van die andere kar
cp?"
„Nee, mijnheer."
„Beschreef hij die kar dan?" vroeg Elveden.
De politieman werd rood van verlegenheid.
„Getuige zei, dat het een motor-wagen was
münheer," antwoordde hij op verontschuldigen
den toon, en toen hü de booze oogen van den in
specteur zag, voegde hü er haastig aan toe: „De
getuige was een zü, geen hü, münheer.
Elveden klemde zün tanden op elkaar en keer
de zich tot sir Marcus en Jimmy.
„Ik vrees, dat wij dan op het oogenblik nog
niets kunnen doen," zei hü. ,Ik zal me dadelük
met u in verbinding stellen, zoodra er iets
nieuws is."
Toen zij het vertrek verlieten, keek Elveden
den hoofdagent aan.
,Die verwenschte vrouwensnuggerheid ook,"
zei hü. „Laat mij dadelük naar Putney Vale
brengen!"
(Wordt vervolgd.)