Julianakanaal ten deele gereed Zoekt gij betrouwbaar Personeel 1 Plaats dan een „Omroeper"! voor 75.000 gezinnen. De Japansche Prins en Prinses Kaya op bezoek in Engeland. Zwitsersche toeristen in ons land. Mijnstreek heeft haar waterweg TECHNISCH KUNSTWERK ZATERDAG 5 MEI 1934 ft. Ml f I 14 De haven Maastricht ónnunnnnnnnnrnmiiiuiuiiiiiiiii Vft' p*- -»|— i „m m 300 Zwitsersche toeristen zijn Vrijdag te Rotterdam aangekomen, waar zij o.m. de „Staten dam" bezichtigden Deze scheepvaartweg is de bekro ning van een langen strijd om de Maas Triecht De Maaskanalisatie Een lateraal kanaal Het kanaal wordt volgepompt Voordeel voor de mijnen De economische beteekenis Industrieterreinen Geen haven te Maastricht T oonkunstenaars FOTOREPORTAGE I ft ft r i f~ Een bus van de Westlandsche Stoom, trammaatschappij is Vrijdag te Poeldijk met 33 passagiers te water gereden. Alle inzittenden werden gered Prinses Kaya van Japan in gesprek met sir Robert Clive tijdens het jaarlijksch banket, dat de Japansche vereeniging in Engeland in het Claridge-hotel te Londen gaf Een norsche kampioen op de groote doggen- tentoonstelling, die Donderdag te Bath ge opend is «iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii Door zijn excentrische ligging is de verbin ding van Limburg met het overige Ne derland altijd een moeilijke kwestie ge weest; hij die te Maastricht, Sittard of Weerd wel eens lang op een trein-aansluiting naar het Noorden heeft moeten wachten kan daar over meepraten. Daar kwam voor het goede renverkeer nog de moeilijkheid bij dat de pro vincie niet was aangesloten op het kanalennet dat ons overige land in alle richtingen door kruist. Dies is er in de provincie altijd actie gevoerd voor 'n modernen scheepvaartweg. Wel iswaar was daar de Zuid-Willemsvaart, van 1820 tot 1823 gegraven op last van koning Willem X, doch deze is slechts voor schepen tot 450 ton bevaarbaar en loopt over het gebied van twee landen, zoodat de schipper die over dit kanaal van Luik naar 's-Hertogenbosch en ver der vaart, tweemaal de Nederlandsche douane heeft te passeeren. Vandaar dat reeds spoedig gezocht werd naar een breederen en dieperen waterweg en het is logisch, dat men daarvoor het eerst dacht aan de Maas. De rivier vormt den natuurlijken aan- en afvoerweg voor de landen aan haar oever en in de middeleeuwen werd zij ook als zoodanig gebruikt, zooals blijkt uit de beschrijving, die de dichter Heynrick van Veldeken van de stad Maastricht geeft: In eyen dal scoen ende liecht, Effen ende wael ghedaen, Daar twee water tsamen gaen, Eyn groot en eyn cleyne, Claer, schoen ende reyne: Dats die Jeker ende die Mase...." Maar omstreeks 1850 is België begonnen met wateraftappingen aan den bovenloop der rivier met het doel de droge gronden van het Kem- perland in cultuur te brengen. Daardoor werd de Maas in Limburg onbevaarbaar gemaakt: de waterspiegel daalde tot 2 3 duim. Nederland sche protesten leidden na langen tijd tot on derhandelingen met den Zuidelijken nabuur, maar een in 1863 gesloten tractaat besten digde tenslotte den ongelukkigen toestand. Nu, als de Maas van boven-af geen water genoeg kan krijgen, dan moet het maar van beneden komen, redeneerde men in Limburg, en een forsche actie werd ingezet om de rivier te kanaliseeren. Deze actie culmineerde in de op richting, in 1908, van de „Maasvereeniging in Limburg" die vijf-en-twintig jaar voor de Lim- burgsche belangen op de bres heeft gestaan. Toen is ze opgeheven omdat ze overbodig was geworden: het doel van haar actie was bereikt toen het vaststond dat het Julianakanaal er zou komen. Bij die gelegenheid heeft de heer J. Schaepkens van Riempst een gedenkboek ge schreven „De kanalisatie der Maas", waaraan we het bovenstaande stuk poëzie en voorts nog eenige bijzonderheden ontleenen. De actie voor kanalisatie vond tenslotte ge hoor bij de autoriteiten en tusschen de Neder landsche en de Belgische regeering werden on derhandelingen geopend, die noodig waren voor de kanalisatie van Roermond tot Maastricht, over welk gedeelte de Maas grensrivier is. In 1906 werd daartoe een „Commission Mixte" van Nederlandsche en Belgische ingenieurs be noemd. In afwachting van de onderhandelirigen besloot de Nederlandsche regeering in 1915 vast te beginnen met de kanalisatie van het zuiver Nederlandsche gedeelte van de Maas en den aanleg van het daarop aansluitende Maas Waal-kanaal. Tijdens de uitvoering van deze werken, in 1920, bleek, dat België niet genegen was tot de kanalisatie mede te werken, en lie ver geld stak in het ontzaglijk dure Albert- kanaal, ten bate van de haven van Antwerpen. De tegenwerking van Belgische zijde dwong ons er tenslotte toe de Limburgers zorgden voor den noodigen aandrang zelf een kanaal te gaan bouwen dat geheel over eigen gebied loopt. Trouwens, de Maas leent zich juist over het gedeelte waar ze grensrivier is, minder goed voor kanalisatie: ze heeft daar een sterk ver hang en wringt zich in veel bochten door het groene landschap, zoodat ook reeds vóór dat de onderhandelingen met België spaak liepen, de vraag was opgekomen of men niet beter een geheel nieuw kanaal kon graven. Dit plan werd nu aangepakt en het nieuwe kanaal is geprojecteerd van Maasbracht, 10 K.M. boven Roermond, naar het Zuiden om bij Borg haren, tegenover Maastricht in de Maas uit te monden, die in haar bovenloop op Eelgisch gebied weer gekanaliseerd is. In October 1925 stak H. K. H. Prinses Juliana onder Limmel de eerste spade in den grond voor het groote werk, en daardoor is haar naam voor altijd verbonden aan den waterweg waarvoor onze Zuidelijkste provincie zoo lang en hardnekkig heeft moeten strijden. Het doorgraven van het Limburgsche heuvel land over een lengte van 34 K.M. was geen kinderwerk. Op zeer veel plaatsen moesten over- stroomingswater van de Maas en plaatselijk regenwater en ook veel beekjes, in grondduikers onder het kanaal worden doorgevoerd, en ook waren er verschillende bruggen noodig, die alle als vaste brug werden uitgevoerd, met een lengte van 57,5 M. en een doorvaarthoogte van 7 M. boven het kanaalpeil. Bijzondere moeilijk heden leverde het gedeelte bij Elsloo, waar het kanaal over een lengte van 1500 M. moest wor den gegraven in een bodem bestaande uit drijf zand. Hier zag men zich verplicht om door een ingewikkeld systeem van riolen het grondwater af te voeren en zoo aan den bodem meer ste vigheid te verleenen, vóór men aan het eigen lijke kanaal kon beginnen. Maar intusschen is het dan toch zoover ge komen, en Maandag zullen twee van de drie panden waaruit het kanaal bestaat worden opengesteld. Die gedeeltelijke opening is op zichzelf al weer een heele moeilijkheid, want de vraag deed zich voor: hoe krijgen we water in ons kanaal. Het antwoord luidde: op dezelf de wijze waarop we onze Maas bevaarbaar hou- len: door het van verder-af op te pompen. En zoo heeft men bij de sluizen te Maastricht twee electrische pompen neergezet, die het kanaal met water vullen met een snelheid van 80.000 liter per minuut. Een tweede paar van zulke pompen staat bij Roosteren om het tweede kanaalpand te vullen. Als het heele kanaal, tot Maastricht, gereed is, behoeft men natuurlijk niet meer te pompen; dan loopt het Maaswater vanzelf van boven af in het kanaal. Het feit, dat men al het water moet oppompen, maakt, dat men voorloopig nogal zuinig zal zijn met het schutten van schepen, immers daarmee gaat telkens weer heel wat water verloren. Zoo is bepaald, dat het kanaal in hoofdzaak bevaren „Jaapje, ik zou niet meer zóó langs de trapleuning omlaag glijden!" „Maar oma, 4§t kunt U toch ook heele maal niet!" zal worden door kolenschepen, en dat andere schepen zooveel mogelijk tegelijk met deze sche pen geschut moeten worden. Immers de pomp- kosten worden betaald door de mijnen. Die hebben ook het meeste voordeel van de openstelling tot Born. De mijnstreek is nu in eens aangesloten op het Nederlandsche net van waterwegen. Vroeger gingen de kolen per spoor naar Maasbracht, waar ze in schepen werden geladen. Thans zullen de Staatsmijn „Wilhel- mina" en de particuliere mijnen hun producten te Bom gaan afladen, waar een groote kolen- haven is gebouwc. De staatsmijnen „Maurits", „Emma" en „Hendrik" blijven voorloopig te Maasbracht, maar zullen later overladen in Stein, aan het nog-niet-geopende deel van het Julianakanaal. Een en ander brengt voor de mijnen een groote besparing aan transsportkos- ten mee, maar de Spoorwegen hebben van den anderen kant reeds berekend, dat deze verande ring hun op een vrachtderving van acht mil- lioen per jaar zal komen.... Echter niet alleen voor het kolenvervoer, doch ook voor aan- en afvoer van andere goederen zal het kanaal van groot belang zijn voor Zuid- Limburg. Reeds nu is dit het geval, doch nog veel meer wanneer op het eind van dit jaar het kanaal geheel zal zijn opengesteld. Grondstof fen, bouwmaterialen en graan zullen per schip kunnen worden aangevoerd, en de steen- en dak- pannenfabrieken die Zuid-Limburg heeft zullen hun producten veel economischer kunnen af voeren. Ook de industrialisatie van het land, waaraan het Economisch-Technologisch Insti tuut te Maastricht onvermoeide onderzoekingen wijdt en waarvoor de Industriebank-vereeni ging krachtige propaganda voert, zal er ten zeerste door worden bespoedigd. Zoo zal een eventueel op te richten soda-industrie zeer ge baat zijn door de omstandigheid, dat zij haar grondstoffen kalkmergel van den St. Pieters berg bij Maastricht, zout uit het buitenland en magere kolen van de mijnen per schip kan aangeveerd krijgen. Ook denkt men in Limburg aan een nationale zwaar-industrie. Hoogoven- werken, die er nog niet voldoende zijn in ons land en walswerken die we nog heelemaal niet hebben, wat inderdaad zeer bevreemdend is. Intusschen wekt het verwondering, dat door de verschillende gemeenten niet reeds thans industrieterreinen aan de oevers worden gereed gemaakt. Vooruitziende gemeentebesturen heb ben immers altijd reeds industrieterreinen ge reed lang voordat er sprake is van de vestiging van een bepaalde industrie en het voorhanden zijn van zulke geëgaliseerde terreinen kan de vestiging natuurlijk zeer aanmoedigen. Oorspronkelijk was het plan, ook aan het Zuid-einde van het kanaal, bij Borgharen, een overlaadhaven te bouwen. Dit is vooral van be lang omdat de verbinding Luik—Maastricht Het negende lustrum van de Utree Tijdens de rede van pro „Kijk eens, schat, beneden toch is!" „Goeie genade! Hi hoog laten klimmen on^TëTien hoe mi het beneden is?" „verstopt" is door een sluis te Ternayen, die slechts schepen iran 500 ton kan schutten. Dat is een laatste vriendelijkheid geweest van onzen Zuidelijken nabuur met het doel, den afvoer van het industrieland rondom Luik via het Al- bertkanaal naar Maastricht af te leiden. Wan neer nu goederen van Luik naar Nederland of naar het Duitsche Rijnland gebracht moeten worden, moeten zij, nadat ze in 500-tons sche pen den „stop van Ternayen" zijn gepasseerd, in groote schepen worden overgeladen, en daarvoor is Maastricht het aangewezen punt. De aanleg van een overlaadhaven te Borgharen was dan ook in het oorspronkelijke plan begrepen en eerst ongeveer een jaar geleden hoorde men van een waterstaatsingenieur, dat deze haven op vrij mysterieuze wijze van het plan is afgevoerd. Dat heeft heel wat ontstemming in Limburgs hoofdstad gewekt. „Het volk van Maastricht beschouwt die zaak als een levenskwestie" zeide ons nog dezer da gen de voorzitter der Maastrichtsche Kamer van Koophandel. Men geeft den moed dan ook niet opj en men zal voor de overlaadhaven strijden'als men vroeger voor de Maaskanalisatie en daarna voor het Julianakanaal heeft gestre den. Thans is er sprake van dat dit werk zal worden gebracht op het zestig-millioen-plan van het „Werkfonds 1934", doch men moet daar bij wel in het oog houden, dat het niet alleen gaat om het graven van een havenkom, doch om de geheele outillage, met aansluitingen op spoor- en tramwegen enz. Inderdaad lijkt ons zulk een haven het natuurlijke sluitstuk voor een kanaal dat voor 2000-tons schepen bevaar baar is, want waartoe dient anders deze diepte en breedte van het kanaal tusschen Stein, de laatste haven, en Maastricht? Wij vertrouwen echter dat ook deze moeilijk heid zal worden opgelost en bij de opening van het eerste gedeelte van het reuzenwerk spreken wij de hoop uit dat de nieuwe waterweg krach tig moge bijdragen tot den bloei van het ver afgelegen maar toch boven alles dierbare gewest Zuid-Limburg. erlandsche Volksuniversiteiten, a* niet alle zich op het standpunt ge- aan de leden te willen brengen. Dr. de hoop dat andere Volksuniversi- meewerken. Spr. wil een nieuw iek kweeken, zoo mogelijk ook het ippubliek bereiken. De Amsterdamsche Tooneelvereeniging staat ons het naast zei spr. maar ook andere gezelschappen o.a. van Cor v. d. Lugt Melsert, zang- en dansgroepen zijn in de combinatie opgenomen. Het moge geen grootsch plan zijn, wel is het een groot plan meende Dr. Proost om overal propagandaavonden te houden. Het gaat om 60.000 schouwburgplaatsen in 't heele land. In Tivoli te Rotterdam, de nieuwe tooneelzaal van Kras te Amsterdam, in den Haag en elders zullen tooneel- en operavoorstellingen worden gegeven voor groepen. Collectieve abonnementen kunnen door directies van fabrieken en magazij nen worden genomen, de 10e plaats is vrij. Aan alle medewerkenden zullen eenvoudige honoraria worden uitgekeerd. Cuncurrentie, in welken zin ook, ligt niet in de bedoeling. Te Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, in elk dezer steden zullen 60 voorstellingen gegeven worden, te Utrecht 12, te Delft 4, het aantal voor Dordrecht is nog niet vastgesteld; te Arnhem 12, te Nijmegen 4, te Hengelo 4; te En schede 4, te Groningen 8, te Maastricht 4, te Heerlen 4, te Breda 4, te Almelo 4, te Assen 4, te Eindhoven 8, te Den Bosch 4, te Zwolle 4, na tuurlijk slechts dan, wanneer het plan de cam pagne met goeden uitslag wordt bekroond. Aan de uitvoeringen zullen medewerken het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest onder Eduard Plipse, het Haarlemsch Orkest, het Utrechtsch Stedelijk Orkest en het Arnhemsch en Groningsch Orkest, een uitkoop, die een hoogst verblijdende tijding voor deze kunstin stellingen een bedrag van f 45.000 in de kas dezer orkesten brengen zal. Onder voorzitterschap van den heer S. Dres den werd dezer dagen vergaderd door de Fe deratie van Ned. Toonkunstenaars. Besloten werd tot uitgave van een orgaan met een commissie van redactie en een gehonoreerd deskundig secretaris dezer commissie. Als com missie-leden werden gekozen de heeren Veld kamp, Brandts, Buys en Maarten Dijk; als se cretaris der commissie werd gekozen de heer Dr. K. Ph. Bernet Kempers. Het dagelijksch be stuur werd gemachtigd tot verdere zakelijke en financieele regeling.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 12