Met octdaal van den daq HILLE'S PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND De Weensche zangertjes in België fè&cMut- f. BIJ AARTSHERTOG OTTO WEEK-END jll II Het Geheim van het open Raam ZATERDAG 5 MEI 1934 >,Het was een prachtige dag voor ons, de schoonste wellicht na de ontvangst bij den H. Vader" Een wondermooie mid dag maar vol weemoed Kunst in de gevangenis Merkwaardige gramo- foonplaat Avonturen van twee fossielen Een nieuw model slaap- rijtuig Met bovenverdieping Luchtrecord verbeterd Een veiling te Nice 'Q Qy in orde." mijnhccv Doodle Barthou wordt beboet !p-_ Hoe een hond hulp bracht! AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal door ANTHONIE GILBERT De Weensche „Sangerknaben" zijn na hun kunstreis door ons land, waar zij stormenderstem de harten van allen die hen mochten hooren, veroverden, thans op tournée in België. Uit Brussel vroeg hun men tor dr. Gruber te Steenockerzeel, het paleis waar ex-keizerin Zita, haar oudste zoon, de pretendent-keizer en koning en de overige kin deren verblijven, aan, of hij, de leider, directeur Luis en de jongens misschien door de „Majes teiten" zoo drukken de Weensche bladen zich zwierig uit zouden kunnen worden ontvan gen. Nog op denzelfden dag het was Zondag kregen zij bericht, dat zij welkom waren, vooral op Zondag, omdat dan ook de jongere keizerskinderen in de gelegenheid zouden zijn de „Sangerknaben" uit hun heimat en vader stad te zien en te hooren. Over het verloop van dit bezoek hebben de Weensche bladen aardige bijzonderheden gebracht uit eigen mond Van deelnemers: Het was een prachtige dag voor ons, de schoonste wellicht na de ontvangst bij den H. Vader ten Vaticane. Wij reden 's middags in drie taxi's en een ter beschhikking gestelden particulieren auto in tamelijk opgewonden stemming naar het kleine kasteel. Aan de poort wachtten ons eenige heeren en dames op, waar onder graaf Degenfeld, de particuliere secre taris der keizerin, die ons leidde naar een klei nen, eenvoudigen salon, waar wij hartelijk Werden begroet. De majesteiten traden binnen en wij zongen de oude, heilige hymne: „Gott erhalte Franz den Kaiser, unsern guten Kaiser Franz". Wij waren zeer ontroerd. Na eenige woorden van hulde boden de kna pen aan de keizerin en aan den troonopvolger Otto bloemen aan. Otto dankte met hartelijke woorden. De keizerin vroeg, of wij nog eenige koren wilden zingen. Wij brachten daarop een paar motetten en eenige volksliederen ten ge. hoore. Dan spraken de majesteiten met alle knapen afzonderlijk en noodigden hen uit, om ververschingen te gebruiken. In den tusschen- tijd onderhielden de keizerin en Otto zich met Dr. Gruber en Directeur Luis en vroegen hon derd en één ding over Weenen en het insti tuut der „Sangerknaben".Dan namen ze af scheid en wij zochten onze jongens weer op, om naar Brussel terug te keeren. Plotseling verscheen weer graaf Degenfeld en verzocht de „Kaiserlich-Königliche Hofsan- gerknaben" de keizerlijke avondgodsdienstoefe ning met muziek te willen opluisteren. Dat deden wij met grote vreugde. In de kleine huiskapel kwamen allen tezamen: twee aarts- hertogjes ministreerden den priester als koor- In het verbeterhuis voor meisjes te Framing- ton in Massachusetts past men een geheel nieu we methode toe. Voor de gevangenen zijn cur sussen ingesteld om zich op het gebied van de kunst te bekwamen. De resultaten die dit heeft opgeleverd heeft men inmiddels reeds kunnen zien in de „public gallery" te New-York. Aan het gevangenispersoneel is een speciale onder wijzeres toegevoegd, die haar leerlingen mede- neemt buiten het gevangenisterrein, voor het schetsen van landschappen en bijwijlen in groepjes van acht, naar het museum in Boston. De methode blijkt een groot succes te zijn. Bij de meisjes wordt nieuwe belangstelling ge wekt, en elk van haar werkt naarstig teneinde voor het volgen der cursussen in aanmerking te komen. De beste leerlinge verricht arbeid in een ju welierszaak. Vele van de gemaakte schetsen en teekeningen betreffen het gevangenisleven. Alle afgebeelde figuren zijn echter gezichtloos, daar men is overeengekomen, dat men geen gezichten van gevangenen aan de wereld zal toonen. knapen. De litanie van Maria en Tantum Ergo zongen wij in het Latein. daarna nog een paar geestelijke koren. Het was buitengewoon vol stemming en wijding. Het was een klein stuk hofmuziekkapel in Belg'ë, in de verbanning. Nogmaals dankte de keizerin onze jongens, die nooit zoo aangedaan waren geweest sedert de audiëntie bij den H. Vader. Otto gaf ons een groot portret van hem met onderschrift ter plaatsing in het instituut en den jongens kleine portretjes. Wij schreven onze namen in het gastenboek en wilden weggaan. Daar zagen wij op de trap weer Otto staan, die ons met groote, treurige oogen nakeek. Wij lieten de jongens nog eens front maken en zongen de eerste strofe van het oude volkslied. De deur van den salon ging open en ook de keizerin ver scheen stil met alle kinderen en luisterde zicht baar aangedaan. Het was een wondermooie middag, maar vol weemoed. De beroemdste en best sprekende papegaai is ongetwijfeld Ara Rington. Ter gelegenheid van de ambtsaanvaarding van president Roosevelt liet men hem een gelukwensch leeren, dien hij zeer vlot voor de microfoon kon uitspreken. Men waardeerde in Amerika deze daad zoozeer, dat men deze gebeurtenis ook voor het nage slacht' wilde bewaren. Daarom werd deze rede herhaald en op een gramofoonplaat vastgelegd. De plaat werd door het museum te Philadelphia aangekocht, waar zij in de curiositeiten-afdeeling een waardige plaats inneemt. In het jaar 1913 groef de Duitsche geoloog Professor Hans Reck in Oldoeval (Oost-Afrika) de resten van een geraamte van een dier op. Het waren versteende deelen van een zebra uit het midden van het diluvium. Achttien jaar later bezocht dr. A. Hop.wood van het Nat. Hist. Museum te Londen dezelfde Oost-Afrikaansche streek. Hij groef in den zelf den heuvel, waar prof. Reek den zeebra gevon den had, beenderen uit, die eveneens resten van een diluviaanschen zebra bleken te zijn. Hij stuurde deze beenderen naar Engeland, waar zij in de betreffende afdeeling van het museum in London-South-Kensington werden ondergebracht. Toevallig stuurde professor Reek voor studie doeleinden zijn vondsten uit Afrika naar Ken sington, waar dr. Hopwood ze in handen kreeg. Een van de fossiele resten kwam hem bekend voor. Het waren beenderen van een zebra. Hij vergeleek deze met die van zijn exemplaar. Maar hij deed nog meer: hij combineerde de beenderen. Tot zijn groote verbazing bemerkte hij, dat de twee fragmenten elkaar aanvulden. Zij waren deelen van een en dezelfde zebra. Professor Reek heeft nu zijn vondst ter be schikking van het museum gesteld. Uit twee halve zebra's, aie twee onderzoekers twintig jaar na elkaar hebben gevonden, is nu één geheel geworden. De Zwitsersche Wagon- en Liftenfabriek N V. te Schlieren bij Ziirich heeft een nieuw type slaapwagen geconstrueerd, welke uit een geljjk- vloersch gedeelte en een bovenverdieping be staat. Hierdoor is men er eindelijk in geslaagd een oplossing te vinden voor het probleem, el- ken reiziger een afzonderlijke slaapruimte ter beschikking te stellen en aldus een maximum van comfort te verkrijgen. Het ongerief, verbonden aan het tot dusver in gebruik zijnde slaapwagensysteem, waarbij men gedwongen was zijn compartiment met an deren te deelen en langs een smal laddertje r.aar boven te klauteren en omgekeerd, is thans opgeheven. De nieuwe slaapwagen-coupé's zijn langs twee gangen bereikbaar, welke ieder met een trapje in verbinding staan met de ingangen van den wagon. De noodige ruimte voor de „boven- étage" heeft men op vernuftige wijze verkregen door het gelijkvloersche gedeelte tusschen de draaistellen te laten zakken, zoodat men bij het binnenkomen een paar treden omlaag moet. Zoodoende is er geen verschil in hoogte met de oude slaapwagons. De gangen en compartimenten van beide deelen zijn diagonaal tegenover elkaar gelegen. De bedden zijn, evenals tot dusver, in de dwars- richting geplaatst. Elke coupé bevat voor overdag een gemakke lijke chaise longue met rugzitting, arm- en hoofdsteun. Eronder is voldoende ruimte voor platte koffers. Voorts bevinden zich in het compartiment een groot bagagenet, waschgele- genheid met tafelblad, toiletspiegel en een klein kastje, klaptafel voor het venster en voeten steun, waardoor men als in een ligstoel voor het raam kan zitten. Door de rugzitting horizontaal om te klap pen, kan de zitplaats in een bed worden ver anderd. Voor de vensters in den zijwand kun nen zware verticale gordijnen worden neergela ten, welke licht noch tocht doorlaten. Boven de ramen is de ventilatie aangebracht, welke men naar believen kan regelen. Groepen van twee naast elkaar gelegen coupé's kunnen door middel van eenvoudige, draaibare deuren on derling worden verbonden. Op de bovenverdieping bevindt zich een com partiment voor den controleur, die door een luik het oog kan houden op de benedengang. De gangen en compartimenten zijn 1.90 M. hoog, wat ook voor lange personen voldoende is. Door desbetreffende opschriften wordt in de gangen een soort éénrichtingsverkeer ingesteld. Dit nieuwe slaaprijtuig kan overdag als ge makkelijke reiswagon worden gebruikt, welke vooral voor lange afstanden uiterst geriefelijk is. Het nieuwe model is in alle landen gepaten teerd. E'iimiMiiiimiiiiin iiiiiiiiiiiiniiiiiiiië Als de vogels heerlijk fluiten, i En de zon magnetisch schijnt, Als het zomerweer je toeroept, Dat je binnenshuis verkwijnt, Dan smeert moeder de cadetjes En het heele huisgezin Stemt in koor en op de fietsen In een vroolijk week-end in! Buiten kan je robbedoezen, Buiten zing je blij je lied En je stoort je naaste buren Met je keelgeluiden niet. Buiten mag je heerlijk morsen, Zonder reden tot verwijt, Want het gras, ofschoon het zacht is, Is geen Deventer tapijt! Buiten spring je als je lust hebt En fatsoenlijk uit den band, Want je zit niet in een kamer Van drie meter in 't vierkant! Buiten kan je vroolijk zwaaien Met je armen in 't kwadraat, Zonder dat je de pendule Van den houten schoorsteen slaat! I Week-end, week-end, zalig week-end Aan de zee of op de hei, Als wij vrij zijn, zijn wij buiten In de vrijheid vroolijk vrij! MARTIN BERDEN. Nadruk verboden). illllllllllllMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllli; Twee jonge Engelsche piloten, Bernard Ru bin en Kenneth Waller, waarvan de eerste pas verleden jaar Augustus heeft leeren vliegen, hebben den tocht AustraliëEngeland afgelegd in &/2 dag, waarmede zij het sedert 1931 ten name van James Mollison staande record met 10 uur hebben verbeterd. Rubin heeft nu een speciaal vliegtuig besteld voor de race Engeland —Melbourne, welke in de maand October a.s. zal worden gehouden, ter gelegenheid van het eeuwfeest van Victoria. De volgende week wordt te Nice een collectie schilderijen geveild van oude beroemde Rus sische meesters uit de 18e en 19e eeuw, die hebben toebehoord aan Aartshertog Michael van Rusland. De veiling geschiedt op last van de drie kinderen van den Aartshertog. Wat is er? Wat krijgen we nu?" riep mijn heer Doodle, toen hij op een avond thuis kwam en mevrouw Doodle met een zeer mistroostig gezicht op den divan zag liggen. „De dokter zegt dat het griep is, een tweede aanval," vertelde ze. „Ik had vanmiddag wat kou en hoofdpijn en „Griep? Tweede aanval? Allemaal onzin, vrouw," schreeuwde mijnheer Doodle meer dan hij sprak. „Geen mensch krijgt tweemaal ach ter elkaar griep." „Maar de dokter zegt 't." „Dan is de dokter een idioot en dat zal ik hem in z'n gezicht zeggen. Ik weet wel wat je mankeert. Je hebt zeker weer op je kousen over 't plaatsje geloopen of een andere stom miteit uitgehaald. Maar ik heb 't wel aan zien kernen. Een vrouw is niet gelukkig als ze niet haar halve leven wat mankeert, 'tis me een raadsel hoe jullie 't nog boven de twintig bren gen. De doorsneê-vrouw heeft net zooveel her sens als een luierkind." „Ik ben nooit onvoorzichtig geweest," ver weerde zich mevrouw Doodle." „Dat ben je natuurlijk wel! Moet je mij ver tellen. Anders had je nu niet zoo gelegen. Griep? Klets! Enfin, 'tis niet meer dan bil lijk dat je 't bezuren moet. Je moogt 't van mij noemen zooals je wilt, als ik er maar geen medelijden mee hoef te hebben. Ik neem alle voorzorgen om gezond te blijven, en jij loopt maar op je kousen of je bloote voeten rond. of je gaat op een ijsschots een roman zitten lezen, of weet ik hoe jij je in den put werkt. Ik kan je onmogelijk beklagen, vrouw, ik wei ger absoluut je met één woord te beklagen." Van deze overtuigende philippica had me vrouw Doodle niet terug. Mijnheer Doodle dineerde alleen, maakte van de gelegenheid gebruik om met veel lawaai een paar spijkers in den muur te slaan, waar aan hij een paar op een verkooping gekochte schilderijen ophing, ging naar de soos en bleef tot middernacht weg. Den volgenden morgen voelde mevrouw Doodle zich een beetje beter en deed heldhaf tig haar best op te blijven, totdat d'r heer en meester naar 't kantoor ging. Het eenige wat mijnheer Doodle nog over haar ziekte zei. was dit: „Als je driehonderd jaar wordt, zal je mis schien iets leeren van de voornaamste gezond- heidsregels en een dag of drie per week uit je bed kunnen komen." Mevrouw Doodle was in een dag of drie, vier, weer in orde en er werd niet meer over ge praat. Toen kwam er op een middag om een uur of drie een auto voor, en een onbekende hielp mijnheer Doodle z'n huis in. Hij zag er bleek en ontdaan uit, z'n kin trilde en z'n knieën wankelden. „Wat scheelt eraan, man," riep mevrouw, Dat is beschuit! Aan den zuiveren smaak .herkent U dadelijk HILtE's Kw.alifeit: Zóó croquant. zóó smakelijk, zoö voedzaam en zóó lichtverteerbaar is er géén! toen ze hem bij de deur tegemoet kwam. „Beddokterdood!" kreunde mijn heer Doodle. Mevrouw Doodle bracht hem naar bed en ging op zoek naar kogelgaten of messteken. Er waren er geen. Hij had ook geen gebroken ledematen: hij was niet van een paard geval len of voor driekwart verdronken. Toen ze zich omtrent deze punten had ge rustgesteld, vroeg ze- „Wat heb je?" „K.... kkou!" stotterde hij. ,,K.kou en ppijn in m'n rug!" „Dat dacht ik al. Je hebt de griep, man, een tweede aanval. Ik heb nog medicijnen over, dus we behoeven den dokter niet te laten kernen. p g p Ik heb je m een -G paar dagen weer j, „Haal direct den dokter!" be- val mijnheer Doodle. „Wie weet wat t is! Zoo'n pijn in m'n rug! En ik heb 't zoo koud! Vrouw, als ik sterf, dan De aandoening overmeesterde mijnheer Doodle en hij kon niets meer zeggen. De dokter kwam en zei dat 't een tweede aanval van griep was, maar een heel goedaar dige. Toen hij weg was, verweet mevrouw Doodle haar man niet dat hij z'n zomerflanel een maand te vroeg had aangetrokken; dat hij z n parapluie had vergeten en doornat was ge worden: dat hij z'n overschoenen thuis had gelaten en den heelen dag met natte voeten had geloopen. Zü toonde zich niet verbaasd dat hij niet al jaren geleden gestorven was en merkte niet op dat hij zoo oud moest worden als Methusalem, om op te leeren houden met zich in de sneeuw te rollen of in modderpoelen te staan. Ze struikelde niet over stoelen, gooi de niet met deuren en liet hem niet alleen. De tranen, die mijnheer Doodle schreide, wisch- te zü weg. Als hij kreunde hield ze z'n hand vast. Als hij zei dat hij het griezelige spook zag naderen en afscheid wou nemen van de kinderen, vroolijkte ze hem op met de voor spelling dat hij den volgenden dag een heel stuk beter zou zijn. Mijnheer Doodle stond den volgenden dag niet op, ofschoon de dokter zei dat het mocht. Hij bleef in bed liggen, zuchtte en trok om de 5 minuten een pijnlijk gezicht. Hij wilde ge roosterd brood en ingemaakte vruchten heb ben: hij had hulp noodig, om zich om te kee ren. Hij tobde er over of hij niet weer zou in storten. Hij moest een natten doek op z'n voorhoofd hebben. Hü vroeg om een consult en las het afschrift van z'n testament drie maal over. Den volgenden ochtend echter was mijnheer Doodle kiplekker.. Toen z'n vrouw vroeg hoe hij zich voelde, antwoordde hij: „Hoe ik me voel?" vraag je? Nou, zoo gezond als een visch in 't water, natuurlijk. Als een mensch zoo op zich zelf past als ik, als hij zooveel fut en wilskracht heeft als ik, dan komt hU overal door heen. J ij zou er in gebleven zijn, maar mij deed 't niets. 'tWas maar even zoo'n vleugje. Ik zou wel eens echt ziek willen zijn om eens te zien hoe dat aanvoelt. Ik denk dat 't cholera geweest is. Maar 't heeft me niets gedaan: alleen een beetje moe gevoel." Mevrouw Doodle keek hem aan en slikte al les, om z'n gevoelens niet te kwetsen en mijn heer Doodle keek mevrouw Doodle aan met een gezicht als een zegevierend imperator. TOMUTAÉ pala (X «u'ti Vertel toch van wie die brief is en wat er in staat, riep ik ongeduldig, 'k Zal hem voorlezen, luister maar: Waarde makker Dit schrijven ontvang je van iemand, die door jouw voorbeeld geprikkeld, aan boord van de „Graf Zeppelin" is geslopen, om de reis per luchtschip over den Atlantischen Oceaan mee te maken. Je ziet: Goed voorbeeld doet goed volgen. Hulde voor je initiatief. Ik heb een schitterende reis gehad, en mijn toekomst is verzekerd. Ik zal wel stapelrijk worden. Veel pleizier verder op je reis. Je makker Clarence Terhune. Ik trok mijn neus op. Vind je dat niet fijn, Bok? vroeg oom Sidney. Nee oom, antwoordde ik. U weet toch wel, dat deze jon gen door een groot persagentschap aan boord gesmokkeld is. Er zit geen spiertje eigen initia tief in. En bovendien schijnt het hem er om te doen te zijn stapelrijk te worden, 't Is bij hem pure geldzucht, en dat vind ik misselijk. Zoo heb ik er nog niet over gedacht, zei Oom, maar je hebt gelijk. We zullen hem maar geen telegram sturen, wat ik eerst van plan was. Hij verdient 't niet. Van zulke bluffers zijn er in de wereld veel te veel. Als protest tegen zijn handelwijze gaan we den brief verscheuren, goed? Wat mij betreft, graag oom. En op 't zelfde oogenblik woei een aantal snippers de lucht in. We gingen thans een wandeling door de stad maken. Allah mocht hier nog zoo groot zijn, maar de dollar was zijn profeet, dat zag ik direct. Wat een weelde, wat een luxe Moest je die hotels zien, heel wat anders dan die in Amsterdam, 'k Vind dit niets geen Oostersche stad, oom, zei ik. 'k Had me 't heel anders voorgesteld. Daarvoor hoef je toch niet van Amsterdam naar hier te komen. Oom Sidney keek mij verbaasd aan. Hij verwonderde zich er blijkbaar over, dat ik mij zoo gauw aan mijn nieuwe beroep van wereldreiziger had aangepast. En dat scheen hem goed te be vallen. Wacht maar kereltje, ik zal je oud- Caïro eens laten zien, en dan zul je je oordeel wel wijzigen. Door de drukke Mousky voerde hij mij langs de universiteit Al Azhar, een echte moskee, waar ik niet binnenmocht. Ik was een heiden. Toch wilde ik een kijkje ne men. 'k Liet oom Sidney in den steek, sprong de stoep op en stak mijn hoofd door de deur opening. Wat een consternatie veroorzaakte ik onder de leeraren en leerlingen, die daar als bijen in een mand zaten te gonzen. Een dei wachters kwam op mij afstuiven en op zijn ge zicht was te lezen, dat ik in zijn oogen een grootè misdaad had begaan. Hij strekte zijn hand naar mij uit, maar ik wist zijn greep nog juist te ontkomen. Ik deed een sprong van de stoep, maar kwam daarbij te vallen. De man sprong ook en liet zich op mij vallen en begon mij met zijn knuisten te bewerken. Eindelijk kreeg hij er genoeg van. Hij stond op, liet mij los, waarna ik overeind vloog en de beenen nam. Ik kreeg nog een trap achterna. Maar ik vermoed, dat de man daar spijt van had, want hij schopte met zijn bloote voet tegen de hak van mijn schoen, wat wel flink pijn ge daan zal hebben. Oom Sidney, die van het heele geval niets had bemerkt en was doorgeloopen, had mij eindelijk bij den hoek van de straat gemist en stond daar op me 'te wachten. Wat zie je er uit, wat heb je uitgevoerd? vroeg hü, terwijl ik het stof van mün kleeren klopte. Ik vertelde hem de historie. Maar jongen, je had ook zoo de moskee niet mogen binnengaan. Je moet eerst in een apart lokaaltje gezicht, handen en voe ten wasschen en dan mag je op sandalen bin nen. Dat wist ik niet oom, en bovendien ik ben er niet in geweest, alleen mijn hoofd. Ons gesprek werd hier afgebroken door een voor val, dat plaats greep op de kruising van den weg. Daar stond een ruiter te paard, die het verkeer regelde. HU had het verkeer in de Mousky stopgezet, maar een omnibusbestuurder lette er niet op en dreef zün paarden verder. In een oogenblik stond de ruiter naast de wa gen, hief den arm op, en één, twee, drie, striem de zün stok over rug en hals van den overtre der, die een schreeuw van pün gaf. De Fransche minister van Buitenlandsche Zaken heeft op zün reis door Europa een be- zoeK gebracht aan Warschau. Daar wandelae hü op zeker moment in de richting van een kiosk om de nieuwste Parüsche bladen aan te schaffen. Niets vermoedend stak hü de Elek- toralana over, toen een agent hem aanhield en een blocnote met bübehoorend potlood voor den dag haalde. Twee zlóty boete moest hü den politieman afdragen, want het is in Warschau de gewoonte dat dergehjke zaakjes niet eerst voor den echter komen. De minister begreep echter 'smans bedoe ling niet (hü spreekt geen Poolsch) en stond op het punt naar den politiepost te worden ge bracht, toen een Fransch sprekende voorbü- ganger hem uit de moeilükheid redde. Een vrouw, die met haar twee kleine kin deren en een hond een boerderij bewoont na- bü het plaatsje New Liskeard, aldus meldt men uit Toronto, werd tü'dens de afwezigheid van haar man plotseling ziek. Haar toestand ver ergerde ieder oogenblik. De vrouw beduidde het oudste van haar beide kleinen dat zü pa pier en potlood wilde hebben en hierop schreef zü alleen „dokter". Zü bevestigde het papier vervolgens met een bandje aan den halsband van den hend, wees hem de richting aan van de naastbügelegen boerderü op ongeveer een mijl afstand en joeg den hond weg. Deze, een kleine bastaard, had blükbaar goed begrepen wat de vrouw van hem verlangde, want hü leverde zün boodschap prompt af. Uit New Liskeard is een wagen gekomen om de vrouw mee te nemen, opdat haar geneeskundige hulp kon worden geboden. 1 II F '9 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïfïfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bij een ongeval met f OCH m bij verlies van een hand Of oU verlies van een Ctl bij een breuk van AQ m Toneer /\ll@ Q, DOMIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen T Dï/»" doodelijken afloop Teen voet of een oog duim of wijsvinger f 19\I» been of arm I Tanderen vinger 17 Maar toen de jonge man hem voorzichtig aanraakte zooals beschaafde menschen dooden behandelen, viel de jas niet opzü, zooals ge beurt als men een lichaam beweegt. De jas kon dit evenmin doen als Ascher uit het raam had kunnen klimmen, want ze was vastgemaakt aan de zijde van den dooden man met een klein, scherp en blinkend voorwerp. r Egerton liet het lichaam weer in zün vorige positie terugvallen en stond op. „Ik geloof, dat u beter een dokter kon halen," merkte hü nijdig op „en eveneens den sergeant de ville, waar u het daar straks over had! Dubois haastte zich de kamer Uit en dacht reeds aan de enorme verdiensten en de gratis reclame welke hem deze affaire zou Dezorgen. Want was deze heer geen persoon van ge wicht in zün eigen land? Een Engelsche lord? Woog deze verdienste niet op tegen den tegen spoed dien elk huis moet ondervinden waai ooit een moord gebeurd is? Terwül zü stonden te wachten sprak geen van beiden een woord. Eenmaal keek Burgoyne Egerton vragend aan, maar de jongeman schudde zün hoofd. HU scheen elk eeiail van deze kamer in zijn geheugen vast te willen leg gen. Eenmaal draaide hü zich om, ais wilde hü den afstand meten tusschen het lichaam en het open venster en toen kwam zün blik naar den dooden man, en hü fronste opnieuw de wenkbrauwen alsof hü werkelük geen raad wist met dit vraagstuk. Dubois kwam terug met een gendarme en een dokter. De laatste was een groote ncrsche kerel, die blükbaar zóó uit het bed was ge haald en zich nog niet had geschoren. HU knielde bü den dooden man neer en behan delde het lijk met een vrümoedigheid die Burgoyne deed rillen. HU stelde geen enkele vraag maar wendde zich ineens tot den waard. ,,Ben je gewend om een lük zoolang te laten liggen, zonder medische hulp in te roe pen?" vroeg hü ruw. Dubois was heelemaal niet zenuwachtig en antwoordde met zün gewone spraakzaamheid: „Zoolang, meneer? Ik kan u de verzekering geven, dat wü, zoodra de deur geopend werd om een dokter hebben gezonden." „Laat je dan je klanten den heelen dag slapen, zonder ze wakker te maken." „Meneer had gezegd, dat hü niet gestoord wenschte te worden, voordat hü zelf zou bel len." „Zoo, dus hij had hier net zoo goed een week kunnen liggen?" Maar Dubois kwam hier onmiddellük tegen in verzet. „Maar meneer weet toch wel dat het wel meer gebeurt dat iemand, die lang gereisd heeft en, mon Dieu wat een reis moet die man gehad hebben in den storm en dan op zoo'n ellendige boot weieens wenscht uit te slapen. Hü zei dat hü vandaag nog zou vertrekken." „Wanneer is hü aangekomen?" „Gisterenavond over elven." De dokter keek ongeloovig, raakte het lichaam even aan en begon te schelden. „Dan werd hü onmiddellük gedood, als dat- waar is." „O, ik kan u zweren dat het waar is. Vraag u het verder maar aan Marie en aan Jules, die zullen precies hetzelfde zeggen. Roept u ze maar." De gendarme had assistentie gekregen van een officieelen vertegenwoordiger van het ge recht, den heer Lestrange die men in adcr- haast van het naastbü gelegen ploitiebureau had opgeroepen. De agent kroop in zün Schulp toen zijn meerdere vragen begon te stellen. Jules werd het eerst aan een voorloopig verhoor onderworpen. HU zei dat meneer zoowat om elf uur was aangekomen: hij had een reuzen koffer medegebracht, de koffer stond nog waar hü hem had neer gezet met dien anderen meneer, die hem geholpen had bü het naar boven sjouwen. Ja, hü was erg zwaar geweest, nog nooit had hü zoo'n zwaren koffer in de handen gehad en daardoor kwam het, dat hü het blükbaar niet naar meneer zün zin had gedaan, en toen was meneer de Engelschman er bü gekomen en die had het andere handvat aangepakt. HU had het hotel dien nacht zelf gesloten en was naar bed gegaan. Vanmorgen had hü niets gehoord. Daarmede beëindigde hü zün verklaring. Marie wierp meer licht op de zaak Zü had, zei ze, van Jules bevel gekregen, om in deze kamer een bed in orde te brengen vuur te maken en meneer wat koffie te brengen. „Heb je ze hem zelf gebracht?" „Ja meneer!" „En heeft hü tegen je gesproken?" „Ja, ja. Hij zei, dat ik het blad op tafel moest- zetten, maar het was heelemaal geen aardige man; hü was zoo norsch tegen me en ik had me nogal zoo uitgesloofd om ver- sche koffie voor hem te zetten. Hü wou niet eens dat ik een praatje bleef maken, hü zag er zoo gek uit, met 'n grooten donkeren hoed en jas Ik dacht ineens aan de spoken van ons laatste feuilleton, die ook 's nachts naar een arm meisje toe komen." Lestrange had lak aan feuilletons en spoken en hü vroeg: „Heeft hü niets tegen je gezegd?" „Alleen wat ik u verteld heb, meneer!" „Heeft hü dan niet eens gezegd dat jU zoo'n aardig snuitje had?" „O, non monsieur. Het was een Engelsch man, ziet u. En die zün niet erg vriendelük tegen vrouwen. HU zei dat hü erg moe was en koud, en dat hü vlug naar bed wilde." „HU hoopte dat de lakens warm waren en toen ik gezegd had dat dat in orde was, moest ik zorgen dat ik weg kwam." Weer keek Lestrange naar die verschrikkelüke ineengedoken gestalte. „Ik zie, dat hü kamerpantoffels draagt?" merkte hü op. „Oui, monsieur. Gisterenavond vroeg hü me, of ik zün schoenen mee wilde nemen en ze wilde drogen en poetsen, want ze waren vuil en zaten onder de modder. Zoo hiein hü ze vast," en ze stak haar hand uit en liep met een koddige uitdrukking op haar gezicht door de kamer, alsof ze iets erg vies in haai handen hield; „hü deed alsof het een vaatdoek was. Ik geloof dat hü bang was. dat zijn mooie handschoenen bedorven zouden worden...." „Waarom had hü die dan niet uitgetrok ken?" „Dat kan ik u niet zeggen, meneer." „Ben je er zeker van dat hü ze aan had?" „Ah, oui, monsieur. Daar heb ik -speciaal op gelet." „HU bleef dus alleen achter, toen je ver trok?" „Mais oui, monsieur. En ik hoorde hem de deur met den sleutel op slot doen, toen ik in de gang kwam." „Vond je dat dan zoo vreemd?" „Non. Hü zei nog tegen me, dat hü achter volgd was door een man met blond haar, die erg groot was en een beetje gebukt liep en een bril droeg met gouden randen. Lestrange's oogen zagen instinctmatig naar Burgoyne, die onmiddellük een pas naar voren deed en zeide: „Hü had gelUk. Ik heb hem heel den dag gevolgd dat wil zeggen vanaf het moment dat hij Londen heeft verlaten." „En waarom dan?" „Ik ben ook een boekenverzamelaar. Ik zal u mijn kaartje geven. Ik had alle reden om te vermoeden dat er uit mün bibliotheek een zeer kostbaar werk is gestolen door een persoon die onder een valsch voorwendsel in mijn huis is gedrongen en het waarschünlük aan Sir Ascher heeft verkocht. Ik kwam het heel toe vallig door een van mün vrienden te weten die een kükje in mijn bibliotheek had geworpen. Zoodra ik het hoorde heb ik er een detective mee belast en diens inlichtingen zonden mü onmiddellük naar Sir Hector te Merlin St. Hugh." Lestrange viel hem even in de rede. „Kent u dien heer dan?" „Ongelukkig genoeg wel," antwoordde Bur goyne zoo koel mogelük. „HU heet Ascher, Sir Hector Ascher. Ja, ik weet wel dat hü incognito reisde, maar toch is hij het. Deze heer zal mün woorden wel willen bevestigen." Egerton knikte. „Zeer goed bekend in de letterkundige wereld," voegde hü er aan toe, „en niet alleen in Europa." „Eh bien." De toon waarop Lestrange dit zeide. drukte duidelük uit. dat hü niet tot de letterkundige wereld behoorde en ook weinig achting voor die afdeeling der maatschappü be zat. „En toen, meneer?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9