TIENDE EEUWFEEST DER ABDIJ VAN EINSIEDELN P 5K Uit de wereld van de film Jt 3b In een spreekwoord veranderen i z t l z X X X X X X X •t X X X X X X X t WATER GROEIDE UIT MEINRAD'S KLUIS Een schuif-puzzle a n. a d. n. 1 De maand van Onslievrouwke lee-d-in vollenbloei ZONDAG 6 MEI 1934 O.L.V. der kluizenaars JAPAN—NEDERLAND De officieren en de concoursen Yam djJuticfSS.SaceOi ^.Jiauiiz êinfifwttfu. KLOOSTERLEVEN Een mislukte poging BURGER RUITERSPORTVER. Een Brabant-rit Leeraren in de Handelsweten schappen Examen apothekers-assistent ONS PRIJSRAADSEL l L 0 0 Oplossing vorig raadsel Stergedaas Broeder Petrus Greefkens O. f. m. PIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII BRABANTSCHE BRIEVEN „Oew ziel gaat uit oeiü lijf Minuutjes van louter goud E Het was den 21 sten Januari 861 dat twee roofzieke landloopers den vromen kluizenaar Meinrad in zijn stille cel overvielen en vermoorden. Sint Meinrad vereerde in zijn kluis het wonderdadig Mariabeeld dat de abdis Heilwiga hem geschonken had en dat het doel was der bede vaarten van vele pelgrims uit de verre omgeving. De misdadigers verwachtten bij den kluizenaar groote schatten te zullen vinden, offergaven der pelgrims voor de beeltenis der Moeder-Maagd. Sint Meinrad was geboren in Sülichgau aan de Neckar. Zijn ouders brachten hem naar Reichenau, waar zijn «neef Erlebald reeds j^onnik was. Meinrad was 25 jaar oud toen hij priester werd gewijd. Op aanraden van Erlebald gordde ook hij het monnikshabijt aan. Vier jaren lang was hij leeraar in het kloos ter Babinchova aan het meer van Zürich. Daarna trok hij zich terug in een kluis op de hoogte van den Etzel. Toen hem daar al te veel menschen kwamen opzoeken, vluchtte hij dieper de eenzaamheid in en bouwde de cel waar hij na een leven van 25 jaren gebed en overweging door moordenaarshanden stierf. De kluis van Sint Meinrad dreigde reeds te vervallen, toen er in het begin der tiende eeuw de Straatsburger domheer Benno met eenige monniken binnentrok. Later, nadat koning Hendrik I Benno naar Metz geroepen had, trok een andere Straatsburger domheer, Eberhard, in de kluis van Sint Meinrad, waar een aantal monniken leef den volgens den regel van den H. Bene- dictus. Zoo ontstond in 934 de beroemde abdij van Einsiedeln, die Zondag 6 Mei de luisterrijke herdenking van haar duizend jarig bestaan begint en die nog altijd als wapen de twee raven voert welke, volgens de overlevering, Sint Meinrad's afzonde ring deelden en zoo lang boven de hoofden zijner moordenaars krijschend bleven rondvliegen, tot deze gevangen genomen werden. In 965 werd de derde abt van Einsiedeln door Otto I tot prins van het H. Roomsche Rijk ver heven. Deze titel ging op zijn opvolgers over. In 1274 werd de abdij niet al het er bij behoo- rende gebied door Rudolf van Habsburg ver klaard tot een onafhankelijk vorstendom, waar over de abt geestelijke en wereldlijke jurisdictie had. Deze onafhankelijkheid bleef bestaan tot aan de Fransche revolutie. De abdij is tegen woordig wat .nullius diocesis" heet; de abt heeft een soort van bisschoppelijke waardig heid over een tiental parochies die door mon niken bediend worden en ongeveer twintig duizend zielen omvatten. In de vijftiende eeuw begon de kloostertucht te verslappen en werd de regel verwaarloosd. Ludovicus II, monnik van St. Gallen, die van 1526 tot 1544 abt van Einsiedeln was, wist het geestelijk leven in de abdij echter weer tot nieuwen bloei te brengen. Het was in de zestiende eeuw, tijdens de troebelen der Hervorming, dat Einsiedeln moeilijke dagen doormaakte. Zwingli zelf was eenigen tijd in Einsiedeln en de protestantsche hervormer kon niet anders, dan zich zoo fel mogelijk keeren tegen de vereering van de H. Maagd, waarvan de abdij het middelpunt was. De storm dreef echter over. Abt Augustinus I was de leider der beweging welke eindigde met de oprichting van een Zwitsersche Congregatie der Orde van den H. Benedictus in 1602. Onze Lieve Vrouw der kluizenaars zooals de eigenlijke naam der abdij luidt staat in Einsiedeln, de hoofdstad van het Zwitsersch kanton Schwyz. Het is een groot vierkant ge bouw, waarbinnen in kruisvorm de kerk ge bouwd is op een zoodanige wijze, dat er vier binnenplaatsen ontstaan, twee groote, aan weerszijden van het schip, en twee kleine, aan weerszijden van het priesterkoor. De abdij van Einsiedeln is Zwitserlands grootste bouwwerk. Midden in het luisterrijke, misschien wat overdadige schip der kerk, verrijst, opge trokken uit zwart marmer, de genade-kapel waarin 't wonderdadig Mariabeeld, dat Sint Meinrad van abdis Heilwiga ontving, ver eerd wordt. De oorspronkelijke kapel wat wij thans bewonderen, stamt uit 1815 is volgens de vrome overlevering in 948 door Christus zelf, vergezeld van de Evange listen, Sint Petrus en den H. Gregorius den Grooten, ingewijd. Dit feit werd on derzocht en bevestigd door Paus Leo VIII en door tal van zijn opvolgers, het laatst door Pius VI, die in 1793 de betreffende acten zijner vooagangers bekrachtigde. Als pelgrimsoord is Einsiedeln bekend van de dagen van Sint Meinrad tot aan onzen tijd. „Onze Lieve Vrouw der Kluizenaars" trekt niet minder bezoekers dan Rome of Loreto. Jaar- lijksch komen 150.000 tot 200.000 pelgrims naar Einsiedeln. Den 14en September datum van de wonderbaarlijke kerkwijding in 948 en den 13en October datum der overbrenging van Sint Meinrad's reliquien van Reichenau naar Einsiedeln in 1039 is de toevloed het grootst. De abdij heeft een school, een ziekenhuis, een tehuis voor weezen en ouden van dagen, een panorama, een uitgeverij, de grootste drukkerij en boekbinderij van Zwitserland, een fabriek van devotionaliën en paramenten, een gym nasium met 250 leerlingen, waarvan 180 intern, een muntenverzameling, een natuurkundig museum en een bibliotheek met 50.000 banden, 500 incunabelen en 1200 handschriften. Er zijn ruim honderd priesters en veertig leekebroeders. In Noord-Amerika heeft de abdij vier nederzettingen. De Japansche suiker-industrieelen hebben bezwaar gemaakt tegen een vergrooting van de invoeren van ruwe suiker uit Java als mid del om de Japansche handelsbalans met Ned.- Oost-Indië in evenwicht te brengen. Deze hou ding is naar voren gekomen in de conferentie, waaraan werd deelgenomen door vertegen woordigers der regeering en van de industrie. Niettemin zouden zij, indien de regeering de controle op de suikerproductie in Japan zou aanvaarden, indien de regeering zulks wenscht, er mede instemmen dat ruwe suiker van Java afkomstig, zal worden ingevoerd. De Minister van Defensie heeft bepaald dat door militairen aan concursen hippique mag worden deelgenomen met in achtneming van de volgende bepalingen. Het concours mag niet zijn uitgeschreven door een specifiek militaire vereeniging of hip pische organisatie. Deze wedstrijden mogen pas wederom plaats hebben nadat de drie maanden voorgeschreven rouw zijn verstreken, dus 21 Juni a.s. Deelname aan concourrsen in het buitenland is eveneens tot dien datum verboden. Door deze bepalingen kunnen de concoursen wederom doorgang vinden die tot nu waren op. geschort met uitzondering van Breda, waarvan zooals reeds werd medegedeeld de datum is be paald op 29 Juli. De stichting Einsiedeln van 15771630 De genadekapel in de 17e eeuw 99 99 Het aantal films met een katholieke strek king is zeer gering, het aantal geslaagde nog geringer. Bijna iederen keer, dat een filmer zijn hand uitstak naar een Katholiek onderwerp, hetzij in documentaire of in speel film, hadden we een mislukking te boeken, om dat in de meeste gevallen alleen een beroep werd gedaan op den ijver, waarmede brave lieden de camera ter hand namen om een stof te „verfilmen", die reeds door haar aard de sympathie pleegt te winnen. Dat men daarmede nog geen goede film tot stand brengt, ligt wel voor de hand. De kwaliteit van de film wordt nu eenmaal niet bepaald door de stof, maar door den vorm, die door de stof wordt ge ïnspireerd. Bij iedere mislukking, die we tot dusver ge doemd waren te noteeren, hebben we dat be kende gevoel van teleurstelling gehad, dat zich vaak uit in de verzuchting: jammer van het geld aan deze mislukking besteed, het had zoo anders kunnen zijn. Een typisch geval doet zich thans voor bij de film „La vie monastère", die onder den Neder- landschen titel „Kloosterleven" naar Nederland werd gebracht en, als we goed ingelicht zijn, nog maar 'n enkele maal in een vereeniging ver toond werd. Dit is het voorbeeld van een film, die prach tige stof biedt, maar deze stof zoo dilettantisch behandelt, dat men alweer spijt heeft van de kosten en de moeite, die er aan besteed zijn. De film wil in beeld brengen het leven van de paters Trappisten in een Fransch klooster en begint met een verdienstelijke Querschnitt van de drukte en activiteit in de dagelijksche beslommeringen in de wereld. Onmiddellijk na dit verdienstelijk gejacht door de razende we reld worden we verplaatst naar de stilte van het kloosterleven en nu de verwachting gewekt werd, dat de man, die de film maakte en die een zoo treffend begin vond, ook de tegenstel ling met evenveel overtuiging voor ons zou doen leven, stellen we ons in op een climax, die.... uitblijft. We krijgen te zien de verschillende bezigheden der monniken gedurende den dag, verschillende plechtigheden, als een begrafenis e.d. en juist daar, waar de film het meest praegnant moest zijn, zakt zij steeds verder af naar een dorre en onbezielde fotografie, die zich nergens tot een geordend rhythme weet op te werken. Alexandre, die de maker van deze film is, heeft zich meer door het tempo van de wereld, dan door de stilte van het klooster laten inspireeren en dit is ongetwijfeld ook heel wat dankbaarder. Maar daar was het niet om begonnen. We zouden immers een verbeelding krijgen van la vie monastère en niet een op eenvolging van middelmatige plaatjes uit het kloosterleven. We zijn geen bewonderaars van die klooster- milieu's, zooals die in sommige Amerikaansche films gegeven worden als achtergrond voor een sentimenteele geschiedenis, maar is deze film- opvatting van Alexandre beter? Hij heeft het ongetwijfeld ernstig bedoeld, doch klaarblijke lijk genoegen genomen met het gegeven an sich, in de hoop, dat men deze betrekkelijk zeldzame stof wel voor lief zou nemen. Dit ech ter kan nooit de taak van een man met de camera zijn. Als hij er niet in slaagt den eer bied in zijn rhythme te doen huiveren, dan is zijn poging mislukt. Voortdurend hebben we ons gevraagd, wat een man als b.v. Dreyer, die Jeanne d'Arc maakte, van dit onderwerp zou gewrocht hebben. Zeker heel wat meer dan de heer Alexandre, die na zijn goede begin af zakte tot een slappe reportage k la Polygoon en niet eens zoo goed. Of men nu hem of b.v. Willy Mullens achter de camera zet, het resul taat zou niet ver uiteenloopen. Een visie op het leven der Trappisten is deze film zeker niet. Een overtuigend relaas evenmin, een levenwek kend epos der stilte allerminst. Men zegge niet, dat de evenwichtige gang van dit leven zich niet tot levender verbeelding leent want dit valt te bestrijden. De stof, die het leven der Trappis ten afwerpt, is rijk genoeg en voor een filmer met verbeelding vol schakeeringen. Maar de verbeelding en de liefde voor het onderwerp ontbraken hier blijkbaar geheel. Dit oordeel geldt de film, zooals die in Neder land wil gaan loopen. Het is ons niet bekend, of ook de Fransche film zulk een overdaad aan titels bevat als de Nederlandsche, maar feit is, dat het weinig goede, dat het middenstuk be vat, door een ontzaglijk aantal lange en in slecht Nederlandsch gestelde titels volkomen wordt bedorven. En behalve deze titels figuree- ren nog een reeks verzen van Emile Verhaeren over de monniken in een vertaling, die zoowel voor de paters als voor den dichter beleedigend is. Als men nu eens begon met al die teksten of negentig procent daarvan te supprimeeren en de „verzen" heelemaal weg te laten, dan hield men tenminste een kijkspel over, dat niet zóó storend zou zijn als het nu is Als gezegd: men verzucht soms: jammer van het geld en de moeite. Men had toch deze film kunnen laten maken door iemand, die het ka rakter van een gevoelige documentaire kent en die zich dus niet bepaalt tot een opeensom- ming van prenten. Wij kennen filmers, ook niet- katholieken, die verzot zouden zijn op het spel met licht en donker, dat zich nu en dan in deze film opdringt, maar dat onopgemerkt bleef bij Alexandre. Men heeft gefluisterd, dat deze Alexandre de medewerker zou zijn van Eisen- stein. Dit moeten wij betwijfelen. Einstenstein's medewerker heet Alexandrof, zijn cameraman Tissé en zijn derde regisseur Intsger. Een Alexandre kent Eisenstein niet en zoo hij al dezen schuilnaam zou hebben aangenomen, moe ten we toch opmerken, dat hij als communist vermoedelijk niet de favoriet van de paters Trappisten zal zijn en zeker niet, dat hij zijn talent zou willen bezoedelen door een zoo slechte film te maken. Dbg. De B. R. IV. heeft voor haar leden een vier- daagschen terreinrit georganiseerd in Noord- Brabant. In samenwerking met de Bredasche Jachtver- eeniging, de Tilburgsche Rij vereeniging en de Rij- en Jachtvereeniging 's-Hertogenbosch Vught zal als volgt worden gereden. 29 Juni terreinrijden in den omtrek van Bre da. 30 Juni Breda—Tilburg. 1 Juli concours te Tilburg in verband met de te houden tentoon stelling. 2 Juli TilburgDen Bosch. De bovengenoemde vereenigingen zullen zorg dragen voor het voorrijden van de wegen ter reingedeelten en voor huisvesting van de tal rijke dames en heerenleden en hun paarden. Dezer dagen hield de Vereeniging van Leeraren in de Handelswetenschappen haar jaarlijksche Algemeene Vergadering in „Park hotel", alhier. Uit de jaarverslagen bleek, dat het aantal candidaten voor de practijkexamens in boekhouden en handelscorrespondentie in 1933 wederom sterk gestegen en dat de finan- cieele toestand van de Vereeniging kernge zond is. Er werd besloten het inschrijfgeld voor de examens op het gering bedrag van f 2.50 te handhaven. Tot voorzitter werd herkozen de heer B. J. Franken te Amsterdam. Tot nieuwe leden der examen-commissie werden benoemd de hee- ren Dr. P. Koster te Amsterdam en C. M. Steenken te Haarlem. UTRECHT. Geslaagd de heer J. van Schie, te Utrecht. Onze oude garde weet, wat hier aan de orde wordt gesteld voor nieuwe liefhebbers is het wellicht noodig op te merken, dat men de let ters in de eerste figuur zoodanig moet verplaat sen, dat men een spreekwoord verkrijgt in den vorm, door de tweede figuur aangegeven: op de plaats van elk kruisje komt een letter. Van het bedoelde spreekwoord zijn de eerste, de middel ste en de laatste letter reeds geplaatst. De verplaatsing der letters mag alleen ge schieden naar aangrenzende leege vakken recht of schuin en men mag meer vakken tegelijk passeeren, maar niet over een bezet vak heenspringen. Zoo kan men b.v. als len „zet" nemen: de t van vak 4 over 5, 6 en 7 naar vak 14 (zie 2e fig.), óf over 5 en 6 naar 14, óf over 5 en 13 naar 14. Er zijn 17 letters de zaak kan dus in minstens 17 schuivingen worden afgewerkt; heeft men er 'n paar meer noodig ook goed, als men maar zorgt, de verrichte „zetten" aan te geven, en niet wil volstaan met enkel het spreekwoord te zoeken en in fig. 2 neer te schrijven! We verbinden de 12 woorden links op de vol gende wijze aan het dozijntje rechts: 1. verstand 2. mispel 3. zeerob 4. valkenier 5. alleen 6. gastheer 7. kameraad 8. glasruit 9. gekraai 10. vrouwelijk 11. tuinier 12. veengrond Zoodat de verbindingsletters als noodzakelijk voor de spelende jeugd noemen: Speelterrein „Niet zoo lastig als de vorige", beweerde men. 't Was duidelijk genoeg merkbaar aan het aantal inzendingen: een paar honderd meer dan de vorige week we mogen dus nu weer eens, voor de variatie, 'n tikje verzwaren.... Prijswinnaars zijn: A. Beerthuizen, Leeuwenhoekstraat 60, Hil versum. F. Boilerman, Zonnebloemstraat 6, Haarlem. A. v. d. Bos, Jac. van Lennepkade 307 n, Am sterdam. (W.) Mej. C. Brouwers, Rulstraat H 41, Oosterhout (N. Brab.) S. Th. Coprajj, Hoofd R. K. School, Bakhui zen (Fr.) W. G. Deerenberg, ïïlips v. Almondestr. 18 hs., Amsterdam (W.) J. Dijkman, Agnes v. Leeuwenbergstr. 16 bis, Utrecht. Mej. Mary Grimberg, Linnaeushof 82 hs., Am sterdam (O.) Chr. Heinsius, Nic. Beetstraat 56, Amster dam (W.) A. Mannesse, Pontanuslaan 104, Arnhem. A. v. d. Putten, Graaf Willemstraat 33, Haar lem. Theo v. Rissewijck, Marten v. Rossumstraat 34, Arnhem. Q. van Rooijen, Dinkelstraat 8, Utrecht. Mej. W. Sanders, Rijksweg Zuid 1, Eist (Geld). Jos. M. C. Scheffers, Gheert v. Calcarplein 2, 's-Hertogenbosch A. M. Sleutelaar, Parkstraat 30bis, Utrecht. M. Titulaer, Venlosche Weg 179a, Roermond. Mej. Cathr. M. Tolsma, Elis. Wolff straat 44hs„ Amsterdam. C. G. van Veenendaal, Heuvel 6C, Oss (N.B.) Mej. A. v. d. Velden, Boekenrooderweg 35, Aerdenhout (bij Haarlem). W. Viejou, Dollardstraat 27, Utrecht. J. F. Vriends, Spadestraat 16, Breda. Mevr. de VriesBakker, Kinheimweg 17, Bloe- mendaal. W. Wittenberg, Fagelstraat 20, Leiden. Harry Zaat, Creutsbergerstraat 5, Arnhem. Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, te Utrecht. Het is de gewoonte, dat filmmaatschappijen al hun sterren, groot of klein voortdurend in het licht der reclame laten opgroeien. Een van de meest doeltreffende methodes schijnt wel te zijn om deze sterren te vragen naar dingen waar ze niets van kunnen weten. Zoo vraagt men b.v. miss Harlow vaak naar dieeten en filmkunst inplaats van naar de vlotste manier tot echtscheidingen. Zoo vraagt men miss Dvorak met het grootste plezier naar haar meening over de crisis enz. Vandaag is het miss Ruby Keeler, die aan het woord is in een reclamegeschriftje, dat ons werd toegezonden. Miss Keeler is een actrice, die in een „Golddiggers", in 42nd Street" en in „Footlight Parade een hoofdrol vervult en daardoor beroemd werd. Zij deed het slecht, maar zij is een ster en moet dus geïnterviewd worden. In dit geval heeft een „journalistieke zijde" bij haar geïnformeerd naar haar meening over de vraag „Wat is een loopbaan?". Men kan het antwoord in ieder woordenboek vinden, maar de reclame veronderstelt blijkbaar, dat juffrouw Keeler het beter weet dan het woor denboek Enfin, zij redekavelt over het carrière maken door de gehuwde vrouw, óf, zooals zij het ori gineel uitdrukt „als vrouw in den huwelijks- staat". Zij begrijpt niet goed. waarom men dit juist aan haar vraagt, maar even later vindt zij dit weer vanzelfsprekend, omdat zij gelukkig getrouwd is met Al Jolson. Zij constateert, dat het huwelijk genoeg van de vrouw eischt om haar leven te kunnen vullen, maar wat haar betreft, zij kan de film er op den koop toe bij nemen. Beide functies hoopt zij te kunnen blij ven vervullen, maar èls zij eens zal moeten kiezen, welnu, dan zal zij kiezen: het een of het ander. De heer Jolson weet het dus al: zij zal kiezen het een of het ander. En met deze publicatie van Keeler's intelligentie wordt bevestigd, wat men over haar volstrekte onbeduidendheid tot dusver heeft kunnen vernemen. Ook Barbara Stanwijck heeft meeningen. Op de vraag, welke methodes tot het grootste suc ces leiden, antwoordt zij cordaat: hard werken, luisteren naar opbouwende critiek, en zorgen, dat men er altijd goed uitziet. Baat het niet, het schaadt ook niet, zegt zij wijs en oorspron kelijk. Merkwaardig intusschen te zien, hoe deze „methodes" zoo slecht door de profetessen in kwestie worden toegepast. Te oordeelen althans naar hun prestaties.... Broeder Petrus Greefkens O.F.M. te Maas tricht herdenkt het feit dat hij voor 25 jaar in de Orde der Minderbroeders trad. In verschillende kloosters is Broeder Petrus Greefkens reeds werkzaam geweest, o.a. in Venlo en Heerlen en het laatste te Maastricht, waar hij de trouwe rondganger is en bij velen te Maastricht bekend is. Broeder Petrus mocht dit Zaterdag onder vinden, wiant van alle kanten kwamen geluk- wenschen binnen en was het een komen en gaan aan het klooster Tongerschestraat, ter wijl het aan bloemen niet ontbrak. ULVENHOUT, 1 Mei 1934 Menier, Den boschbojem bloeit in de sprankeling van nuuwe kleu ren. De klokkebei staat in groe nen blossem, de anemoonkelk staat gaar open in de pracht van vlindervleugels. 't Nuuwe varens-groen welft in sierlijke vee- ren over 't koele slootwater. Den boschbojem bloeit! Is van 'n schoonheid, da ge "r zonde van mokt, om er mee oew klompen deur te gaan. Maar van d'n aanderen kaant, is de nuuwe Bioeimaand-weelde hier zoo kolesaal, da ge ginnen klomp verzetten kunt, of ge staat mid den in de Mei! De schonste maand van t heele jaar, de maand van Onslievrouwke, lee-d-in vollen bloei over d' èèrde. D'n gouwen regen druipt in trossen uit de groene kruinen. D'n vurig-rooien en d'n suiker-witten mei doom geurt zuut over de wegels, bloeit in schuimenden klodders op t jonge loof, hangt in vlokken blossemschuim in de heggen. D'n kruinagel brikt open in melkblaanken iiiijiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini en violetten trosbloei; de violen liggen op de èèrde in 'n kleur- fluweel, as geweven deur engel tjes; as borduursel uit d'n zons- opgaank. Neeë, 't is nie te zeggen, hoe schoon d'n buiten is, in deuzen bloeitijd van 't jaar. 't Moiré van zonnenevel huivert aan den we melenden ender, waarin de bloeiende velden verloren gaan. tls of daar aan dieën neveligen ender, t zonnegoud van d'n hemel sprenkelt, om dan over akker- en graslaand naar oew toe te stroomen, over *t jonk gewas, deur 't glaanzen- de en buigende gras en laanks de bonte veld- blommekes. Suizelend schuift 't lage Zuidenwindeke over d'n groeienden en bloeienden èèrde, lekker in oew klompen en broekspijpen en aait met koelte-n-oew wèrme vel. Te leven, niks aan- ders as zoo maar zochtjes leven, sjuust lijk 'n botterblom, oew eigen laten beschijnen deur 't pittig zonneke, 't windeke laten kruipen in oewen nek, over oew bloote borst, laanks oew voeten, te leven zoo, heelegaar gedachtenloos in de ha and van d'n Schepper van al da schoons, da's éen genot, da's éen lieve lust! Wegdrijven as 't ware op da zochte veurjaar met 't windgesuizel om oew slapen; da's weg- droomen naar den Hemel, waar enkel vrêe en rust is veur 'nen moeigewerkten mensch, veur 'nen moeigevochten mensch, die zat is van ge plaag, konkelarijkes en gespannen strikskes, en wa-d-allegaar zoo tot de motschappelijke sa menleving schijnt te heuren. En as ik dan, mee sluimer-oogen boven aan d'n graskaant van de Mark liggen ga, zuigen de op 'n sappig zuringsteeltje en ik kijk de wijde schepping af, over den blekkerenden, vcnkenden waterspiegel, die krioelt van petie terig leven van host-onzichtbare schepseltjes; ik zie dan daar m'n durpke rusten op d'n dons van 't nuuwe loover, overgoten mee d'n werl van zonnepoeier en onder 'n stilte die ge be- kaanst zien kunt, dan peins ik weg en vuul m'n gedachten dooven, onder 'n scharlaken visioen, da-d-om me henen cirkelt op de golf- kes van 't Zuidenwindeke. Amico, da-d-is rust! Rust, waar elk levend schepsel, en veural d'n mensch, altij naar verlaangt. Dan gaat efkens oew ziel uit oew lijf, dan is oew geestelijke spierstelsel ontspannen, dan leeft ge 't leven, veur enkele minuutjes, van 'n waterlelie, die niks hoeft te doen dan te drij ven op z'nen groenen schottel, drinkende uit de Mark en uit de zon, die de schoone, de vor stelijke blom bedienen, as 'n echte vorstin van de Lente. Zulke minuutjes zijn van loutergoud. 't. Enigste goud da-d-echt is, waant 't hee altij dezelfste wèèrde. De wèèrde van deonbe taalbaarheid Nie de wèèrde van "nen „geredden" gulden, die tien jaar gelejen twee kwartjes en vandaag twee gulden wèèrd is, al verstaampen de per- festers-in-de-economie om dat toe te geven (zuilie zijn te „geleerd" om fouten te maken; wij zuiveren die wel aan, mee bloed-en-zweet, mee faillissement en slapelooze nachten!),maar die stondekes zijn van 'n goudsoort, die nie ontglaanst kan worren, deur de vingers van zulke economisters! Gelukkige mensch, gelukkig schepsel-Gods, da-d-in deus schoone Meimaand zo'n paar gou wen stondekes plukken mag. (En die ge nie „vrijwillig" hoeft op te geven bij de „verzwe gen mieljoenen", noch op oew invul-biljet van de belastings) Ge hebt er oew eigen alleen maar veur te veraantwoorden bij Onzenlieveneer en Die is nie zoo streng as 'nen belasting inspecteur! Da's al sjuust eender as da ge d'n grooten baas van 'n kantoor mot spreken! As ge maar eenmaal veurbij d'n portier zijt gekomen, dan gaat de rest vanzelvers. Hoe hooger geplotst de figuur is, die ge heb ben mot hoe beter of ge terechte komt. Dat is een van de waarheden, waaraan, naast aandere, ok 't socialisme is ten gronde gegaan. Daar waren alléén maar „portiers". Hoog-opgeklauterde portiers, maarpor tiers! En daar is nie veurbij te komen. Dus worren ze op 'nen goeien dag onderstenboven geloopenDa's zoow d'n gaank van zaken op deus weareld. D'n gaank waar vandaan geko men is da sprikwoord: „wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook aan 'n ander niet." Sprikwoorden komen nooit van eiges uit de locht gevallen, amico! Sprikwoorden zijn dik- kels de vrucht aan 'nen plant, die laankzaam- aan volgroeid is! Ja laank kan 'nen mensch soms speculee- ren op z'n ongeloof aan rechtvaardigheid, da's ongeloof aan God, maar 't Recht groeit as dieën plant van daarsjuust. om eenmaal de viucht te laten vallen in de bevende haand; van d'n vertrapten schlemiel. Maar 'k dwaal heelegaar van m'n apper- poowke. Van den schoonen buiten, die bloeit as onze altaren veur Onslievrouwke. Waant daar heb ben we ons schoonste blommekes gebrocht nouw! 't Mooiste, d'n rijksten blommentooi dien we vinden kosten, hebben de aan Heur voetjes ge plotst. Ieveraans schijnt ze nouw in onze kerken te zweven op 'nen wolk van blommenschuim, die overgoten is mee 't gouwen, fonkelende licht van duuzenden kèèrskens. De Mei is gekropen naar d'n zoom van Heur kleed, laanks de trappen van d'n altaar. De Mei is daar gebrocht, in biddende handen, mee eerbied en daankbaarheid veur alle Schep pingsgaven, die weer over de weareld -wieren gespreid. En eiken mensch, die zoow z'n blommen brocht, friemelde stiekum daartusschen, z'n zurgkens, z'nen snak naar 'n bietje geluk, da- d-op gong gloeien bij 't ontsteken van z'n kèèrseke En 'kzeg da-d-hier nie zoo maar veur de gelegenheid. Evenmin veur d'aardigheid, neeë, as ik da-d-hier zoo potlooi op m'n velleke pampier. dan bedoel ik daar mee te zeggen, hoe alle menschen, zonder uitzonderink, dT zurgskens hebben en d'r eeuwige vraag naar wa rust, naar wa geluk! Da goed te beseffen, zouw de weareld heel wa schooner, 't leven heel wa-d-eenvoudiger, wa zonneger maken! Maar al te licht is d'n mensch geneigd te denken da-d-et er veur 'n aander, veur z'nen evennoste, veul minder op aankomt as veur humzelf! Da zijn geluk vergroot kan worren, mee t ongeluk van 'n aander! Te veul leven we in 'nen ■wildernis, waarin eiken zwakkere opgefreten wordt deur d'n ster kere. Maar mee dit verschil van wildernis nog, dat daar 't recht van d'n sterkere 'n natuur lijke wet is. En hier in onze wildernis, 'n mis kenning van de Goddelijke rede, die ons van 't dier moest onderscheien. En 't is deuze weareld-wildemis, die "t leven onmeugelijk mokt. Afijn, 't is tóch weer veurjaar, tóch weer Mei geworren Ons durpke-n-is op z'n schoonst. Ollee, komt er 's kijken. Komt 's droomen, rusten in onze bosschen, laangs d'n graskaant van onze Mark, die daar wegkrinkelt deur de bloeiende velden. Sodemearel, we zijn er op ingericht! De vereeniging is gesticht, horre! D'n naam? ,,V.V.V. Boschrijk Ulvenhout (Het Land van den Dré)." Secretariaat? Schrijf maar aan ,,'t Jachthuis" en 't klopt. We doen zoo wa niks en vergaderen Waant de zaak mot op pooten! En goed. Onzen veur- zitter houwdt nie van haalf werk! En as ge ons durpke op komt zoeken ollee, lopt dan 's aan! Trui schenkt 'n steuvig bakske in, horre. Spijt zulde 'r nie van hebben. Ik woon hier al zestig jaren en 'k ben er nog op gin stukken na uitgekeken! Maar nouw schei Tc er af. Vanavond, 1 Mei, nog effen naar d'n K.R.O., de Lievrouwkes- maand inluiën, dus 'k gaai gaauw m'n 's Zon de gsch pak aanschieten. Veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe DRÉ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 8