TIENDE EEUWFEEST DER ABDIJ
VAN EINSIEDELN
P
5K
Uit de wereld van de film
Jt
3b
In een spreekwoord veranderen
i
z
t
l
z
X
X
X
X
X
X
X
•t
X
X
X
X
X
X
X
t
WATER GROEIDE UIT
MEINRAD'S KLUIS
Een schuif-puzzle
a
n.
a
d.
n.
1 De maand van Onslievrouwke lee-d-in vollenbloei
ZONDAG 6 MEI 1934
O.L.V. der kluizenaars
JAPAN—NEDERLAND
De officieren en de concoursen
Yam djJuticfSS.SaceOi ^.Jiauiiz
êinfifwttfu.
KLOOSTERLEVEN
Een mislukte poging
BURGER RUITERSPORTVER.
Een Brabant-rit
Leeraren in de Handelsweten
schappen
Examen apothekers-assistent
ONS PRIJSRAADSEL
l
L
0
0
Oplossing vorig raadsel
Stergedaas
Broeder Petrus Greefkens O. f. m.
PIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII BRABANTSCHE BRIEVEN
„Oew ziel gaat
uit oeiü lijf
Minuutjes van
louter goud E
Het was den 21 sten Januari 861
dat twee roofzieke landloopers den
vromen kluizenaar Meinrad in zijn
stille cel overvielen en vermoorden.
Sint Meinrad vereerde in zijn kluis
het wonderdadig Mariabeeld dat de
abdis Heilwiga hem geschonken
had en dat het doel was der bede
vaarten van vele pelgrims uit de
verre omgeving. De misdadigers
verwachtten bij den kluizenaar
groote schatten te zullen vinden,
offergaven der pelgrims voor de
beeltenis der Moeder-Maagd.
Sint Meinrad was geboren in Sülichgau aan
de Neckar. Zijn ouders brachten hem naar
Reichenau, waar zijn «neef Erlebald reeds
j^onnik was. Meinrad was 25 jaar oud toen
hij priester werd gewijd. Op aanraden van
Erlebald gordde ook hij het monnikshabijt aan.
Vier jaren lang was hij leeraar in het kloos
ter Babinchova aan het meer van Zürich.
Daarna trok hij zich terug in een kluis op de
hoogte van den Etzel. Toen hem daar al te
veel menschen kwamen opzoeken, vluchtte hij
dieper de eenzaamheid in en bouwde de cel
waar hij na een leven van 25 jaren gebed en
overweging door moordenaarshanden stierf.
De kluis van Sint Meinrad dreigde reeds
te vervallen, toen er in het begin der tiende
eeuw de Straatsburger domheer Benno
met eenige monniken binnentrok. Later,
nadat koning Hendrik I Benno naar Metz
geroepen had, trok een andere Straatsburger
domheer, Eberhard, in de kluis van Sint
Meinrad, waar een aantal monniken leef
den volgens den regel van den H. Bene-
dictus. Zoo ontstond in 934 de beroemde
abdij van Einsiedeln, die Zondag 6 Mei de
luisterrijke herdenking van haar duizend
jarig bestaan begint en die nog altijd als
wapen de twee raven voert welke, volgens
de overlevering, Sint Meinrad's afzonde
ring deelden en zoo lang boven de hoofden
zijner moordenaars krijschend bleven
rondvliegen, tot deze gevangen genomen
werden.
In 965 werd de derde abt van Einsiedeln door
Otto I tot prins van het H. Roomsche Rijk ver
heven. Deze titel ging op zijn opvolgers over.
In 1274 werd de abdij niet al het er bij behoo-
rende gebied door Rudolf van Habsburg ver
klaard tot een onafhankelijk vorstendom, waar
over de abt geestelijke en wereldlijke jurisdictie
had. Deze onafhankelijkheid bleef bestaan tot
aan de Fransche revolutie. De abdij is tegen
woordig wat .nullius diocesis" heet; de abt
heeft een soort van bisschoppelijke waardig
heid over een tiental parochies die door mon
niken bediend worden en ongeveer twintig
duizend zielen omvatten.
In de vijftiende eeuw begon de kloostertucht
te verslappen en werd de regel verwaarloosd.
Ludovicus II, monnik van St. Gallen, die van
1526 tot 1544 abt van Einsiedeln was, wist het
geestelijk leven in de abdij echter weer tot
nieuwen bloei te brengen.
Het was in de zestiende eeuw, tijdens de
troebelen der Hervorming, dat Einsiedeln
moeilijke dagen doormaakte. Zwingli zelf was
eenigen tijd in Einsiedeln en de protestantsche
hervormer kon niet anders, dan zich zoo fel
mogelijk keeren tegen de vereering van de H.
Maagd, waarvan de abdij het middelpunt was.
De storm dreef echter over. Abt Augustinus I
was de leider der beweging welke eindigde met
de oprichting van een Zwitsersche Congregatie
der Orde van den H. Benedictus in 1602.
Onze Lieve Vrouw der kluizenaars zooals
de eigenlijke naam der abdij luidt staat in
Einsiedeln, de hoofdstad van het Zwitsersch
kanton Schwyz. Het is een groot vierkant ge
bouw, waarbinnen in kruisvorm de kerk ge
bouwd is op een zoodanige wijze, dat er vier
binnenplaatsen ontstaan, twee groote, aan
weerszijden van het schip, en twee kleine, aan
weerszijden van het priesterkoor. De abdij van
Einsiedeln is Zwitserlands grootste bouwwerk.
Midden in het luisterrijke, misschien wat
overdadige schip der kerk, verrijst, opge
trokken uit zwart marmer, de genade-kapel
waarin 't wonderdadig Mariabeeld, dat Sint
Meinrad van abdis Heilwiga ontving, ver
eerd wordt. De oorspronkelijke kapel wat
wij thans bewonderen, stamt uit 1815 is
volgens de vrome overlevering in 948 door
Christus zelf, vergezeld van de Evange
listen, Sint Petrus en den H. Gregorius
den Grooten, ingewijd. Dit feit werd on
derzocht en bevestigd door Paus Leo VIII
en door tal van zijn opvolgers, het laatst
door Pius VI, die in 1793 de betreffende
acten zijner vooagangers bekrachtigde.
Als pelgrimsoord is Einsiedeln bekend van de
dagen van Sint Meinrad tot aan onzen tijd.
„Onze Lieve Vrouw der Kluizenaars" trekt niet
minder bezoekers dan Rome of Loreto. Jaar-
lijksch komen 150.000 tot 200.000 pelgrims naar
Einsiedeln. Den 14en September datum van
de wonderbaarlijke kerkwijding in 948 en
den 13en October datum der overbrenging
van Sint Meinrad's reliquien van Reichenau
naar Einsiedeln in 1039 is de toevloed het
grootst.
De abdij heeft een school, een ziekenhuis, een
tehuis voor weezen en ouden van dagen, een
panorama, een uitgeverij, de grootste drukkerij
en boekbinderij van Zwitserland, een fabriek
van devotionaliën en paramenten, een gym
nasium met 250 leerlingen, waarvan 180 intern,
een muntenverzameling, een natuurkundig
museum en een bibliotheek met 50.000 banden,
500 incunabelen en 1200 handschriften.
Er zijn ruim honderd priesters en veertig
leekebroeders. In Noord-Amerika heeft de abdij
vier nederzettingen.
De Japansche suiker-industrieelen hebben
bezwaar gemaakt tegen een vergrooting van
de invoeren van ruwe suiker uit Java als mid
del om de Japansche handelsbalans met Ned.-
Oost-Indië in evenwicht te brengen. Deze hou
ding is naar voren gekomen in de conferentie,
waaraan werd deelgenomen door vertegen
woordigers der regeering en van de industrie.
Niettemin zouden zij, indien de regeering de
controle op de suikerproductie in Japan zou
aanvaarden, indien de regeering zulks wenscht,
er mede instemmen dat ruwe suiker van Java
afkomstig, zal worden ingevoerd.
De Minister van Defensie heeft bepaald dat
door militairen aan concursen hippique mag
worden deelgenomen met in achtneming van
de volgende bepalingen.
Het concours mag niet zijn uitgeschreven
door een specifiek militaire vereeniging of hip
pische organisatie. Deze wedstrijden mogen pas
wederom plaats hebben nadat de drie maanden
voorgeschreven rouw zijn verstreken, dus 21
Juni a.s.
Deelname aan concourrsen in het buitenland
is eveneens tot dien datum verboden.
Door deze bepalingen kunnen de concoursen
wederom doorgang vinden die tot nu waren op.
geschort met uitzondering van Breda, waarvan
zooals reeds werd medegedeeld de datum is be
paald op 29 Juli.
De stichting Einsiedeln van 15771630
De genadekapel in de 17e eeuw
99
99
Het aantal films met een katholieke strek
king is zeer gering, het aantal geslaagde
nog geringer. Bijna iederen keer, dat een
filmer zijn hand uitstak naar een Katholiek
onderwerp, hetzij in documentaire of in speel
film, hadden we een mislukking te boeken, om
dat in de meeste gevallen alleen een beroep
werd gedaan op den ijver, waarmede brave
lieden de camera ter hand namen om een stof
te „verfilmen", die reeds door haar aard de
sympathie pleegt te winnen. Dat men daarmede
nog geen goede film tot stand brengt, ligt wel
voor de hand. De kwaliteit van de film wordt
nu eenmaal niet bepaald door de stof, maar
door den vorm, die door de stof wordt ge
ïnspireerd.
Bij iedere mislukking, die we tot dusver ge
doemd waren te noteeren, hebben we dat be
kende gevoel van teleurstelling gehad, dat zich
vaak uit in de verzuchting: jammer van het
geld aan deze mislukking besteed, het had zoo
anders kunnen zijn.
Een typisch geval doet zich thans voor bij de
film „La vie monastère", die onder den Neder-
landschen titel „Kloosterleven" naar Nederland
werd gebracht en, als we goed ingelicht zijn, nog
maar 'n enkele maal in een vereeniging ver
toond werd.
Dit is het voorbeeld van een film, die prach
tige stof biedt, maar deze stof zoo dilettantisch
behandelt, dat men alweer spijt heeft van de
kosten en de moeite, die er aan besteed zijn.
De film wil in beeld brengen het leven van
de paters Trappisten in een Fransch klooster
en begint met een verdienstelijke Querschnitt
van de drukte en activiteit in de dagelijksche
beslommeringen in de wereld. Onmiddellijk na
dit verdienstelijk gejacht door de razende we
reld worden we verplaatst naar de stilte van
het kloosterleven en nu de verwachting gewekt
werd, dat de man, die de film maakte en die
een zoo treffend begin vond, ook de tegenstel
ling met evenveel overtuiging voor ons zou doen
leven, stellen we ons in op een climax, die....
uitblijft. We krijgen te zien de verschillende
bezigheden der monniken gedurende den dag,
verschillende plechtigheden, als een begrafenis
e.d. en juist daar, waar de film het meest
praegnant moest zijn, zakt zij steeds verder af
naar een dorre en onbezielde fotografie, die
zich nergens tot een geordend rhythme weet
op te werken. Alexandre, die de maker van deze
film is, heeft zich meer door het tempo van de
wereld, dan door de stilte van het klooster
laten inspireeren en dit is ongetwijfeld ook heel
wat dankbaarder. Maar daar was het niet om
begonnen. We zouden immers een verbeelding
krijgen van la vie monastère en niet een op
eenvolging van middelmatige plaatjes uit het
kloosterleven.
We zijn geen bewonderaars van die klooster-
milieu's, zooals die in sommige Amerikaansche
films gegeven worden als achtergrond voor een
sentimenteele geschiedenis, maar is deze film-
opvatting van Alexandre beter? Hij heeft het
ongetwijfeld ernstig bedoeld, doch klaarblijke
lijk genoegen genomen met het gegeven an
sich, in de hoop, dat men deze betrekkelijk
zeldzame stof wel voor lief zou nemen. Dit ech
ter kan nooit de taak van een man met de
camera zijn. Als hij er niet in slaagt den eer
bied in zijn rhythme te doen huiveren, dan is
zijn poging mislukt. Voortdurend hebben we
ons gevraagd, wat een man als b.v. Dreyer,
die Jeanne d'Arc maakte, van dit onderwerp
zou gewrocht hebben. Zeker heel wat meer dan
de heer Alexandre, die na zijn goede begin af
zakte tot een slappe reportage k la Polygoon en
niet eens zoo goed. Of men nu hem of b.v.
Willy Mullens achter de camera zet, het resul
taat zou niet ver uiteenloopen. Een visie op het
leven der Trappisten is deze film zeker niet.
Een overtuigend relaas evenmin, een levenwek
kend epos der stilte allerminst. Men zegge niet,
dat de evenwichtige gang van dit leven zich niet
tot levender verbeelding leent want dit valt te
bestrijden. De stof, die het leven der Trappis
ten afwerpt, is rijk genoeg en voor een filmer
met verbeelding vol schakeeringen. Maar de
verbeelding en de liefde voor het onderwerp
ontbraken hier blijkbaar geheel.
Dit oordeel geldt de film, zooals die in Neder
land wil gaan loopen. Het is ons niet bekend,
of ook de Fransche film zulk een overdaad aan
titels bevat als de Nederlandsche, maar feit is,
dat het weinig goede, dat het middenstuk be
vat, door een ontzaglijk aantal lange en in
slecht Nederlandsch gestelde titels volkomen
wordt bedorven. En behalve deze titels figuree-
ren nog een reeks verzen van Emile Verhaeren
over de monniken in een vertaling, die zoowel
voor de paters als voor den dichter beleedigend
is. Als men nu eens begon met al die teksten
of negentig procent daarvan te supprimeeren
en de „verzen" heelemaal weg te laten, dan
hield men tenminste een kijkspel over, dat niet
zóó storend zou zijn als het nu is
Als gezegd: men verzucht soms: jammer van
het geld en de moeite. Men had toch deze film
kunnen laten maken door iemand, die het ka
rakter van een gevoelige documentaire kent
en die zich dus niet bepaalt tot een opeensom-
ming van prenten. Wij kennen filmers, ook niet-
katholieken, die verzot zouden zijn op het spel
met licht en donker, dat zich nu en dan in deze
film opdringt, maar dat onopgemerkt bleef bij
Alexandre. Men heeft gefluisterd, dat deze
Alexandre de medewerker zou zijn van Eisen-
stein. Dit moeten wij betwijfelen. Einstenstein's
medewerker heet Alexandrof, zijn cameraman
Tissé en zijn derde regisseur Intsger. Een
Alexandre kent Eisenstein niet en zoo hij al
dezen schuilnaam zou hebben aangenomen, moe
ten we toch opmerken, dat hij als communist
vermoedelijk niet de favoriet van de paters
Trappisten zal zijn en zeker niet, dat hij zijn
talent zou willen bezoedelen door een zoo
slechte film te maken.
Dbg.
De B. R. IV. heeft voor haar leden een vier-
daagschen terreinrit georganiseerd in Noord-
Brabant.
In samenwerking met de Bredasche Jachtver-
eeniging, de Tilburgsche Rij vereeniging en de
Rij- en Jachtvereeniging 's-Hertogenbosch
Vught zal als volgt worden gereden.
29 Juni terreinrijden in den omtrek van Bre
da. 30 Juni Breda—Tilburg. 1 Juli concours te
Tilburg in verband met de te houden tentoon
stelling. 2 Juli TilburgDen Bosch.
De bovengenoemde vereenigingen zullen zorg
dragen voor het voorrijden van de wegen ter
reingedeelten en voor huisvesting van de tal
rijke dames en heerenleden en hun paarden.
Dezer dagen hield de Vereeniging van
Leeraren in de Handelswetenschappen haar
jaarlijksche Algemeene Vergadering in „Park
hotel", alhier. Uit de jaarverslagen bleek, dat
het aantal candidaten voor de practijkexamens
in boekhouden en handelscorrespondentie in
1933 wederom sterk gestegen en dat de finan-
cieele toestand van de Vereeniging kernge
zond is. Er werd besloten het inschrijfgeld
voor de examens op het gering bedrag van
f 2.50 te handhaven.
Tot voorzitter werd herkozen de heer B. J.
Franken te Amsterdam. Tot nieuwe leden der
examen-commissie werden benoemd de hee-
ren Dr. P. Koster te Amsterdam en C. M.
Steenken te Haarlem.
UTRECHT. Geslaagd de heer J. van Schie, te
Utrecht.
Onze oude garde weet, wat hier aan de orde
wordt gesteld voor nieuwe liefhebbers is het
wellicht noodig op te merken, dat men de let
ters in de eerste figuur zoodanig moet verplaat
sen, dat men een spreekwoord verkrijgt in den
vorm, door de tweede figuur aangegeven: op de
plaats van elk kruisje komt een letter. Van het
bedoelde spreekwoord zijn de eerste, de middel
ste en de laatste letter reeds geplaatst.
De verplaatsing der letters mag alleen ge
schieden naar aangrenzende leege vakken
recht of schuin en men mag meer vakken
tegelijk passeeren, maar niet over een bezet
vak heenspringen.
Zoo kan men b.v. als len „zet" nemen:
de t van vak 4 over 5, 6 en 7 naar vak 14
(zie 2e fig.),
óf over 5 en 6 naar 14,
óf over 5 en 13 naar 14.
Er zijn 17 letters de zaak kan dus in
minstens 17 schuivingen worden afgewerkt;
heeft men er 'n paar meer noodig ook goed,
als men maar zorgt, de verrichte „zetten" aan
te geven, en niet wil volstaan met enkel het
spreekwoord te zoeken en in fig. 2 neer te
schrijven!
We verbinden de 12 woorden links op de vol
gende wijze aan het dozijntje rechts:
1. verstand
2. mispel
3. zeerob
4. valkenier
5. alleen
6. gastheer
7. kameraad
8. glasruit
9. gekraai
10. vrouwelijk
11. tuinier
12. veengrond
Zoodat de verbindingsletters als noodzakelijk
voor de spelende jeugd noemen:
Speelterrein
„Niet zoo lastig als de vorige", beweerde men.
't Was duidelijk genoeg merkbaar aan het
aantal inzendingen: een paar honderd meer
dan de vorige week we mogen dus nu weer
eens, voor de variatie, 'n tikje verzwaren....
Prijswinnaars zijn:
A. Beerthuizen, Leeuwenhoekstraat 60, Hil
versum.
F. Boilerman, Zonnebloemstraat 6, Haarlem.
A. v. d. Bos, Jac. van Lennepkade 307 n, Am
sterdam. (W.)
Mej. C. Brouwers, Rulstraat H 41, Oosterhout
(N. Brab.)
S. Th. Coprajj, Hoofd R. K. School, Bakhui
zen (Fr.)
W. G. Deerenberg, ïïlips v. Almondestr. 18 hs.,
Amsterdam (W.)
J. Dijkman, Agnes v. Leeuwenbergstr. 16 bis,
Utrecht.
Mej. Mary Grimberg, Linnaeushof 82 hs., Am
sterdam (O.)
Chr. Heinsius, Nic. Beetstraat 56, Amster
dam (W.)
A. Mannesse, Pontanuslaan 104, Arnhem.
A. v. d. Putten, Graaf Willemstraat 33, Haar
lem.
Theo v. Rissewijck, Marten v. Rossumstraat
34, Arnhem.
Q. van Rooijen, Dinkelstraat 8, Utrecht.
Mej. W. Sanders, Rijksweg Zuid 1, Eist (Geld).
Jos. M. C. Scheffers, Gheert v. Calcarplein 2,
's-Hertogenbosch
A. M. Sleutelaar, Parkstraat 30bis, Utrecht.
M. Titulaer, Venlosche Weg 179a, Roermond.
Mej. Cathr. M. Tolsma, Elis. Wolff straat 44hs„
Amsterdam.
C. G. van Veenendaal, Heuvel 6C, Oss (N.B.)
Mej. A. v. d. Velden, Boekenrooderweg 35,
Aerdenhout (bij Haarlem).
W. Viejou, Dollardstraat 27, Utrecht.
J. F. Vriends, Spadestraat 16, Breda.
Mevr. de VriesBakker, Kinheimweg 17, Bloe-
mendaal.
W. Wittenberg, Fagelstraat 20, Leiden.
Harry Zaat, Creutsbergerstraat 5, Arnhem.
Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, te
Utrecht.
Het is de gewoonte, dat filmmaatschappijen
al hun sterren, groot of klein voortdurend in
het licht der reclame laten opgroeien. Een van
de meest doeltreffende methodes schijnt wel te
zijn om deze sterren te vragen naar dingen
waar ze niets van kunnen weten. Zoo vraagt
men b.v. miss Harlow vaak naar dieeten en
filmkunst inplaats van naar de vlotste manier
tot echtscheidingen. Zoo vraagt men miss
Dvorak met het grootste plezier naar haar
meening over de crisis enz.
Vandaag is het miss Ruby Keeler, die aan
het woord is in een reclamegeschriftje, dat ons
werd toegezonden. Miss Keeler is een actrice,
die in een „Golddiggers", in 42nd Street" en
in „Footlight Parade een hoofdrol vervult en
daardoor beroemd werd. Zij deed het slecht,
maar zij is een ster en moet dus geïnterviewd
worden. In dit geval heeft een „journalistieke
zijde" bij haar geïnformeerd naar haar meening
over de vraag „Wat is een loopbaan?". Men
kan het antwoord in ieder woordenboek vinden,
maar de reclame veronderstelt blijkbaar, dat
juffrouw Keeler het beter weet dan het woor
denboek
Enfin, zij redekavelt over het carrière maken
door de gehuwde vrouw, óf, zooals zij het ori
gineel uitdrukt „als vrouw in den huwelijks-
staat". Zij begrijpt niet goed. waarom men dit
juist aan haar vraagt, maar even later vindt zij
dit weer vanzelfsprekend, omdat zij gelukkig
getrouwd is met Al Jolson. Zij constateert, dat
het huwelijk genoeg van de vrouw eischt om
haar leven te kunnen vullen, maar wat haar
betreft, zij kan de film er op den koop toe bij
nemen. Beide functies hoopt zij te kunnen blij
ven vervullen, maar èls zij eens zal moeten
kiezen, welnu, dan zal zij kiezen: het een of
het ander.
De heer Jolson weet het dus al: zij zal kiezen
het een of het ander. En met deze publicatie
van Keeler's intelligentie wordt bevestigd, wat
men over haar volstrekte onbeduidendheid tot
dusver heeft kunnen vernemen.
Ook Barbara Stanwijck heeft meeningen. Op
de vraag, welke methodes tot het grootste suc
ces leiden, antwoordt zij cordaat: hard werken,
luisteren naar opbouwende critiek, en zorgen,
dat men er altijd goed uitziet. Baat het niet,
het schaadt ook niet, zegt zij wijs en oorspron
kelijk. Merkwaardig intusschen te zien, hoe deze
„methodes" zoo slecht door de profetessen in
kwestie worden toegepast. Te oordeelen althans
naar hun prestaties....
Broeder Petrus Greefkens O.F.M. te Maas
tricht herdenkt het feit dat hij voor 25 jaar
in de Orde der Minderbroeders trad.
In verschillende kloosters is Broeder Petrus
Greefkens reeds werkzaam geweest, o.a. in
Venlo en Heerlen en het laatste te Maastricht,
waar hij de trouwe rondganger is en bij velen
te Maastricht bekend is.
Broeder Petrus mocht dit Zaterdag onder
vinden, wiant van alle kanten kwamen geluk-
wenschen binnen en was het een komen en
gaan aan het klooster Tongerschestraat, ter
wijl het aan bloemen niet ontbrak.
ULVENHOUT, 1 Mei 1934
Menier,
Den boschbojem bloeit in de
sprankeling van nuuwe kleu
ren.
De klokkebei staat in groe
nen blossem, de anemoonkelk
staat gaar open in de pracht
van vlindervleugels.
't Nuuwe varens-groen welft in sierlijke vee-
ren over 't koele slootwater.
Den boschbojem bloeit!
Is van 'n schoonheid, da ge "r zonde van
mokt, om er mee oew klompen deur te gaan.
Maar van d'n aanderen kaant, is de nuuwe
Bioeimaand-weelde hier zoo kolesaal, da ge
ginnen klomp verzetten kunt, of ge staat mid
den in de Mei!
De schonste maand van t heele jaar, de
maand van Onslievrouwke, lee-d-in vollen bloei
over d' èèrde.
D'n gouwen regen druipt in trossen uit de
groene kruinen.
D'n vurig-rooien en d'n suiker-witten mei
doom geurt zuut over de wegels, bloeit in
schuimenden klodders op t jonge loof, hangt
in vlokken blossemschuim in de heggen.
D'n kruinagel brikt open in melkblaanken
iiiijiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
en violetten trosbloei; de violen
liggen op de èèrde in 'n kleur-
fluweel, as geweven deur engel
tjes; as borduursel uit d'n zons-
opgaank.
Neeë, 't is nie te zeggen, hoe
schoon d'n buiten is, in deuzen
bloeitijd van 't jaar.
't Moiré van zonnenevel huivert aan den we
melenden ender, waarin de bloeiende velden
verloren gaan.
tls of daar aan dieën neveligen ender, t
zonnegoud van d'n hemel sprenkelt, om dan
over akker- en graslaand naar oew toe te
stroomen, over *t jonk gewas, deur 't glaanzen-
de en buigende gras en laanks de bonte veld-
blommekes.
Suizelend schuift 't lage Zuidenwindeke over
d'n groeienden en bloeienden èèrde, lekker in
oew klompen en broekspijpen en aait met
koelte-n-oew wèrme vel. Te leven, niks aan-
ders as zoo maar zochtjes leven, sjuust lijk 'n
botterblom, oew eigen laten beschijnen deur 't
pittig zonneke, 't windeke laten kruipen in oewen
nek, over oew bloote borst, laanks oew voeten,
te leven zoo, heelegaar gedachtenloos in de
ha and van d'n Schepper van al da schoons,
da's éen genot, da's éen lieve lust!
Wegdrijven as 't ware op da zochte veurjaar
met 't windgesuizel om oew slapen; da's weg-
droomen naar den Hemel, waar enkel vrêe en
rust is veur 'nen moeigewerkten mensch, veur
'nen moeigevochten mensch, die zat is van ge
plaag, konkelarijkes en gespannen strikskes, en
wa-d-allegaar zoo tot de motschappelijke sa
menleving schijnt te heuren.
En as ik dan, mee sluimer-oogen boven aan
d'n graskaant van de Mark liggen ga, zuigen
de op 'n sappig zuringsteeltje en ik kijk de
wijde schepping af, over den blekkerenden,
vcnkenden waterspiegel, die krioelt van petie
terig leven van host-onzichtbare schepseltjes;
ik zie dan daar m'n durpke rusten op d'n dons
van 't nuuwe loover, overgoten mee d'n werl
van zonnepoeier en onder 'n stilte die ge be-
kaanst zien kunt, dan peins ik weg en vuul
m'n gedachten dooven, onder 'n scharlaken
visioen, da-d-om me henen cirkelt op de golf-
kes van 't Zuidenwindeke.
Amico, da-d-is rust!
Rust, waar elk levend schepsel, en veural d'n
mensch, altij naar verlaangt.
Dan gaat efkens oew ziel uit oew lijf, dan
is oew geestelijke spierstelsel ontspannen, dan
leeft ge 't leven, veur enkele minuutjes, van
'n waterlelie, die niks hoeft te doen dan te drij
ven op z'nen groenen schottel, drinkende uit
de Mark en uit de zon, die de schoone, de vor
stelijke blom bedienen, as 'n echte vorstin van
de Lente.
Zulke minuutjes zijn van loutergoud.
't. Enigste goud da-d-echt is, waant 't hee altij
dezelfste wèèrde. De wèèrde van deonbe
taalbaarheid
Nie de wèèrde van "nen „geredden" gulden,
die tien jaar gelejen twee kwartjes en vandaag
twee gulden wèèrd is, al verstaampen de per-
festers-in-de-economie om dat toe te geven
(zuilie zijn te „geleerd" om fouten te maken;
wij zuiveren die wel aan, mee bloed-en-zweet,
mee faillissement en slapelooze nachten!),maar
die stondekes zijn van 'n goudsoort, die nie
ontglaanst kan worren, deur de vingers van
zulke economisters!
Gelukkige mensch, gelukkig schepsel-Gods,
da-d-in deus schoone Meimaand zo'n paar gou
wen stondekes plukken mag. (En die ge nie
„vrijwillig" hoeft op te geven bij de „verzwe
gen mieljoenen", noch op oew invul-biljet van
de belastings) Ge hebt er oew eigen alleen
maar veur te veraantwoorden bij Onzenlieveneer
en Die is nie zoo streng as 'nen belasting
inspecteur!
Da's al sjuust eender as da ge d'n grooten
baas van 'n kantoor mot spreken!
As ge maar eenmaal veurbij d'n portier zijt
gekomen, dan gaat de rest vanzelvers.
Hoe hooger geplotst de figuur is, die ge heb
ben mot hoe beter of ge terechte komt.
Dat is een van de waarheden, waaraan, naast
aandere, ok 't socialisme is ten gronde gegaan.
Daar waren alléén maar „portiers".
Hoog-opgeklauterde portiers, maarpor
tiers! En daar is nie veurbij te komen. Dus
worren ze op 'nen goeien dag onderstenboven
geloopenDa's zoow d'n gaank van zaken op
deus weareld. D'n gaank waar vandaan geko
men is da sprikwoord: „wat gij niet wilt dat
u geschiedt, doet dat ook aan 'n ander niet."
Sprikwoorden komen nooit van eiges uit de
locht gevallen, amico! Sprikwoorden zijn dik-
kels de vrucht aan 'nen plant, die laankzaam-
aan volgroeid is!
Ja laank kan 'nen mensch soms speculee-
ren op z'n ongeloof aan rechtvaardigheid, da's
ongeloof aan God, maar 't Recht groeit as
dieën plant van daarsjuust. om eenmaal de
viucht te laten vallen in de bevende haand;
van d'n vertrapten schlemiel.
Maar 'k dwaal heelegaar van m'n apper-
poowke.
Van den schoonen buiten, die bloeit as onze
altaren veur Onslievrouwke. Waant daar heb
ben we ons schoonste blommekes gebrocht
nouw!
't Mooiste, d'n rijksten blommentooi dien we
vinden kosten, hebben de aan Heur voetjes ge
plotst.
Ieveraans schijnt ze nouw in onze kerken te
zweven op 'nen wolk van blommenschuim, die
overgoten is mee 't gouwen, fonkelende licht
van duuzenden kèèrskens.
De Mei is gekropen naar d'n zoom van Heur
kleed, laanks de trappen van d'n altaar. De
Mei is daar gebrocht, in biddende handen, mee
eerbied en daankbaarheid veur alle Schep
pingsgaven, die weer over de weareld -wieren
gespreid.
En eiken mensch, die zoow z'n blommen
brocht, friemelde stiekum daartusschen, z'n
zurgkens, z'nen snak naar 'n bietje geluk, da-
d-op gong gloeien bij 't ontsteken van z'n
kèèrseke
En 'kzeg da-d-hier nie zoo maar veur de
gelegenheid. Evenmin veur d'aardigheid, neeë,
as ik da-d-hier zoo potlooi op m'n velleke
pampier. dan bedoel ik daar mee te zeggen,
hoe alle menschen, zonder uitzonderink, dT
zurgskens hebben en d'r eeuwige vraag naar
wa rust, naar wa geluk!
Da goed te beseffen, zouw de weareld heel
wa schooner, 't leven heel wa-d-eenvoudiger,
wa zonneger maken!
Maar al te licht is d'n mensch geneigd te
denken da-d-et er veur 'n aander, veur z'nen
evennoste, veul minder op aankomt as veur
humzelf!
Da zijn geluk vergroot kan worren, mee t
ongeluk van 'n aander!
Te veul leven we in 'nen ■wildernis, waarin
eiken zwakkere opgefreten wordt deur d'n ster
kere. Maar mee dit verschil van wildernis nog,
dat daar 't recht van d'n sterkere 'n natuur
lijke wet is. En hier in onze wildernis, 'n mis
kenning van de Goddelijke rede, die ons van
't dier moest onderscheien.
En 't is deuze weareld-wildemis, die "t leven
onmeugelijk mokt.
Afijn, 't is tóch weer veurjaar, tóch weer Mei
geworren
Ons durpke-n-is op z'n schoonst.
Ollee, komt er 's kijken.
Komt 's droomen, rusten in onze bosschen,
laangs d'n graskaant van onze Mark, die daar
wegkrinkelt deur de bloeiende velden.
Sodemearel, we zijn er op ingericht!
De vereeniging is gesticht, horre!
D'n naam?
,,V.V.V. Boschrijk Ulvenhout (Het Land van
den Dré)."
Secretariaat?
Schrijf maar aan ,,'t Jachthuis" en 't klopt.
We doen zoo wa niks en vergaderen Waant
de zaak mot op pooten! En goed. Onzen veur-
zitter houwdt nie van haalf werk! En as ge
ons durpke op komt zoeken ollee, lopt dan
's aan! Trui schenkt 'n steuvig bakske in,
horre.
Spijt zulde 'r nie van hebben. Ik woon hier
al zestig jaren en 'k ben er nog op gin stukken
na uitgekeken!
Maar nouw schei Tc er af. Vanavond, 1 Mei,
nog effen naar d'n K.R.O., de Lievrouwkes-
maand inluiën, dus 'k gaai gaauw m'n 's Zon
de gsch pak aanschieten.
Veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen
toet a voe
DRÉ