Anecdotes over Napoleon in <Ket wdaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND K HOEVEEL MAAL BENT U GEWOND? R ERUIT RADION EPIN GEEN VROUWELIJKE DE TECTIVES IN LONDEN Het Geheim van het open Raam DEE :ISC >LEU tl 15 VOOR ELK HUISGEZIN VRIJDAG 11 MEI 1934 „Uw heer zal wel geen prijs stellen op den titel van ,J$arbier van Sevilla" Als de keizer slecht geluimd was Opgravingen in Zuid- Afrika Democratie in Indië Na een proeftijd van een half jaar heeft men besloten het korps op te heffen Een groote mislukking De „Concïergerie" sloten ge- De Oranje-rivier ver zandt SIS Juffrouw Janssen Vuurtoren op Kaap Columbine Scheepvaartverkeer te Bazel AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Toen Napoleon na den slag van Aspem naar Schönbrunn terugkeerde, beval hij, dat verschillende groote gebouwen in Weenen moesten worden ontruimd, om ruimte te krijgen voor de verpleging der duizenden Fransche gewonden. Onder die gebouwen be vond zich ook het keizerlijke tuighuis, waarin verschillende woningen waren. Den bewoners werd hun „delogierung" aangezegd. Allen on derwierpen zich aan het harde bevel en ont ruimden de woningen. Alleen de weduwe van een huisbediende verzette zich hardnekkig en stijfkoppig tegen de bedreigingen der Fran sche soldateska, met de bewering, dat zij een schriftelijke toezegging had van Keizer Joseph H, om tot het einde harer dagen in de tuig huiswoning te blijven en dat de vreemde keizer niet het geringste recht had, haar te verdrij ven. Het verzet van de oude juffrouw werd Na poleon gemeld. Hij stuurde een adjudant, om de zaak in der minne te schikken. Maar het strijdbare oudje gaf niet toe en de adjudant kwam onverrichterzake terug. Toen besloot Napoleon haar zelf te imponeeren en kwam met groot gevolg voor het tuighuis aangereden. Hij liet de juffrouw naar buiten roepen en vroeg door middel van zijn tolk, waarom zij zich te gen zijn bevelen verzette. De oude dame maak te diepe buigingen, maar liet zich door de vreemde majesteit absoluut niet verbluffen. Zij haalde een vergeeld papier uit haar zak met het eigenhandig onderschrift van Joseph II. In de oorkonde stond, dat de keizer zijn vroe gere kachelaanmaakster ook als weduwe ver oorloofde, tot haar dood toe in het tuighuis te wonen. In haar oud-Oostenrijkseh dialect ver klaarde zij: „Dos ist vom hochsöligen Herrn d'Schrift" en zij voegde er aan toe, dat die onderteekening gold tot aan haar dood en dat de vreemde keizer dat accuraat zoo goed wist als zij zelve. Het rotsvaste vertrouwen op de handteekening van haar keizer beviel Napo leon, nog meer haar overtuiging, dat hij, de vreemde keizer, dit vertrouwen niet te niet zou maken en hij beval, dat de oude in haar wo ning moest blijven. En gaf haar rijke ge schenken. Een der dapperste officieren van Napoleon was de latere generaal baron Marbot. In 1811 werd hij in Portugal in den slag bij Miranda de Corvo voor de zooveelste maal ernstig ge wond. Hij kreeg verlof, om in Parijs weer op verhaal te komen. Na zijn genezing maakte hij bij den keizer in de Tuilerieën zijn opwachting. Deze ontving hem in genade en trok hem wat het teeken was van Napoleons grootste waardeering aan zijn oorlelletje. Marbot moest hem het verloop van den slag bij Mi randa vertellen en de keizer prees hem en vroeg, of hij iets voor hem kon doen. Marbot aarzelde en zeide ten slotte, dat een van zijn kameraden den titel had gekregen van „baron de l'empire". Napoleon antwoordde, dat deze dan zeker zijn stamboom van voorvaderen had kunnen toonen. Opeens vroeg de keizer: „Hoe veel maal bent u al gewond?" „Tot dusver acht maal, Majesteit." „Dat is voldoende, dat beteekent acht voorvaderen van den bloede. U bent baron, m'n beste Marbot. Als Napoleon slecht geluimd was, sprak hij meestal Italiaansch. In die taal kon hij beter foeteren. Tijdens zijn eersten Italië.veldtocht trok hij als overwinnaar een Italiaansche stad binnen, die hij van de Oostenrijkers had afge nomen. Hij was toen nog geen keizer, maar nog eenvoudig generaal Bonaparte. Hij was uiter mate ongenadig tegenover den burgemeester der stad, die hem als overwonnene de sleutels der stad aanbood, want de belegering had zeer veel Fransch bloed gekost. Hij beet in het Italiaansch den burgemeester de woorden toe: „Tutti Italiani sono farabutti" (Alle Italianen zijn schurken), waarop de burgemeester prompt antwoordde: „No tutti, ma buona partei (Niet allen, maar een groot deel Bonaparte). Een ander schitterend antwoord kreeg Na poleon als keizer, toen hij op veldtocht was in Spanje. Sevilla bood hardnekkig tegenstand en de gouverneur der stad weigerde alle capitula- tievoorstellen. Vertoornd over deze weigering zond Napoleon een adjudant als parlementair en liet zeggen, dat hij de vestingwallen van Sevilla zou wegscheren, als de stad zich niet binnen drie dagen overgaf. De trotsche Don gaf ten antwoord: „Uw keizer zal er wel voor oppassen, dit te doen!" „En waarom niet?", vroeg de adjudant verbaasd. „Omdat Uw heer en gebieder bij zijn titels van keizer van en gebieder keizer van Frankrijk, koning van Italië, protector van den Rijnbond bij al die titels niet die zal willen voegen van Barbier van Sevilla", luidde het fraaie antwoord. Een wetenschappelijke expeditie onder lei ding van Prof. Maiuri heeft aan de monden van de rivier de Sele, de overblijfselen ontdekt van den in de Oudheid zoo vermaarden tempel van Juno Argiva. Aanleiding tot het onderzoek in deze vorm den oorspronkelijk de uitvoerige beschrijvingen, welke de geschiedschrijvers Plinius en Strabo van dit monument hebben gegeven. De opgravingen hebben intusschen verschil lende fragmenten van het bouwwerk aan het licht gebracht. Een en ander dateert uit de vierde tot tweede eeuw voor onze jaartelling. Voorts heeft men een groote collecte kleine beeldjes gevonden voornamelijk vrouwen figuurtjes in terra cotta alsmede meer dan 1309 vrouwenkopjes, ter hoogte van 12 d.M Tenslotte werd nog een verzameling munten uit het antieke Poseidonia (Paestum) ontdekt, en velerlei beschilderd aardewerk, waarvan een deel vermoedelijk uit het betreffende gebied af komstig is en de rest van Grieksche herkomst. Als eerste stap naar meer democratische in stellingen in de Britsch-Indische staten heeft Kasjmir een nieuwe grondwet gekregen, welke het inlandsche parlement vrijheid van debat en critiek toestaat alsmede het recht om over fi- nancieele maatregelen te beraadslagen. De Maharadja handhaaft echter zijn prerogatieven. De wetgevende vergadering, die twee zittingen per Jaar houdt, is samengesteld uit 75 leden, waarvan 42 benoemd worden door den Maha radja en 33 gekozen; van de gekozenen zijn 21 Mohammedanen, 10 Hindoes en twee Sikhs. Onder de door den Maharadje benoemden be vinden zich de ministers en andere hooge amb tenaren. V; 'V' Het corps vrouwelijke detectives in de Lon- densche politie zal, na een proeftijd van een half jaar, opgeheven worden. Niet alleen in administratieve, maar ook in uitvoerende functies zijn vrouwen met succes aan Scotland Yard werkzaam. De geuniformde „policewomen", die dienst doen in het Londen- sche Westend, waar haar een speciale taak is opgedragen, kent ieder bezoeker der Britsche hoofdstad. Zij verrichten haar werk bescheiden, en zonder eenig aanstellerig streven tot „man nelijkheid", op voortreffelijke wijze. Maar voor detectives blijken vrouwen niet te deugen. Reeds lang was pressie op de politie-autoritei- ten uitgeoefend om met vrouwelijke detectives een proef te nemen. In 't bijzonder was de na druk gelegd op het „aangeboren intuïtief in stinct" dat de vrouw van den man onder scheidt. Tenslotte werd de proef genomen, en zij mislukte jammerlijk. Het hooggeroemde instinct bleek van weinig of geen waarde te zijn, want de vrouw bezit dit als vrouw, en doet er haar voordeel mede in vrouwelijke functies en handelingen. Maar het heeft voor haar niet de minste waarde bij het oplossen van een wiskunstig probleem of bij het bestudeeren van de landkaart van China. Het bleek dus ook geen nut te hebben bij het uit pluizen van crimineele vraagstukken. Integendeel: het stond haar veeleer in den weg. Zij nam al te zeer het standpunt in dat een kwestie opgelost kon worden door „ingeving" en dat deze veel meer waard was dan vak kundige opleiding. De „Policewoman's Review", het orgaan der vrouwelijke politiebeambten, erkent zonder om wegen dat de proefneming op een jammerlijke mislukking uitgeloopen is. „Vele vrouwen die detective wenschen te worden," schrijft de redactrice, „zijn steeds over tuigd van haar persoonlijke bekwaamheden, en vaak niet bereid de volstrekte noodzakelijkheid in te zien van een opleiding, welke haar instinct moet aanvullen. „De gemiddelde vrouw is van nature geheel ongeschikt voor detectivewerk; haar aandeel in den arbeid der politie moet van heel anderen aard zijn dan dat van den man. „Wij kunnen de ontbinding van het corps vrouwelijke detectives allerminst als een ramp beschouwen." Een dubbel-deskundige uitspraak dus! Want de opmerkingen zijn van een politiebeambte en tevens van een vrouw. Lezers van detective-romans zullen misschien eenigszins teleurgesteld zijn te vernemen dat recherche een vak is, en geen artistieke lief- heberij, waarin men door middel van zijn „in tuïtief instinct" kan uitblinken, en dat de scherpzinnige jonge dame die, dank zij dat in stinct, allen detectices de baas is, maar de vrucht is van de verbeelding des schrijvers. De beroemde Parijschê gevangenis, de „Con- ciergerie", waarin Maria Antoinette de laatste uren voor haar terechtstelling doorbracht, zal worden gesloten. Dit is een gevolg van de nieuwe bezuinigingspolitiek van minister-presi dent Doumergue. De inrichting van het gebouw zal onveran derd worden gelaten. Talrijke beroemde perso nen zijn in deze gevangenis opgesloten geweest, o.a. madame Récamier, Danton, Robespierre en Charlotte Corday. De monding van de Oranje-rivier dreigt ge heel te verzanden. Over een groote lengte langs de kust is de zee geleidelijk teruggetrokken we gens reusachtige massa's slib van de rivier, dat zich aan de monding heeft vastgezet. De situatie is daardoor zoo gevaarlijk gewor den voor de scheepvaart, dat de directie van de Zuid-Afrikaansche havens en spoorwegen 'n speciale waarschuwing gericht heeft tot de zee vaarders. Zelfs bij kalm weer is de diepte nog gering. Sedert de lagere school heb ik een vriend, die tegenwoordig bij zijn vader in de zaak werkzaam is. In verloren oogenblikken pleeg ik hem daar wel eens op te zoeken en zoo kwam ik laatst weer eens bij hem binnen. ,,Je komt als uit den hemel gevallen," be antwoordde hij mijn groet. „Hoe dat zoo?" vroeg ik wantrouwig. Hierop zette hij uiteen, dat ik hem een ge weldigen dienst kon bewijzen. Het was dien dag de vijfenzestigste verjaardag van zijn vader en nu was er op het laatste oogenblik bericht ge komen, dat zijn opa van negenentachtig, uit Halfweg, ter eere van dezen grooten feestdag zou overkomen. Daarbij was bepaald, dat opa met den auto gehaald moest worden en nu sprak het vanzelf, dat dit karweitje aan hem ten deel viel. Tegelijkertijd zou hij echter zijn meisje afhalen en waar hij het zelf te druk had en haar op haar kantoor niet mocht op bellen, verzocht hij mij de jongedame in kwestie te gaan waarschuwen. Ofschoon ik zijn meisje niet kende, was dat voor mij geen bezwaar. Ik kreeg den naam, juffrouw Jansen het adres, Heerengracht vijfhonderdzooveel en startte. Het bedoelde huis was een der statige patri ciërspaleizen die onze grachten sieren en thans, gelijk zoovele, tot kantoorgebouw ingericht. Een machtige portier stond mij te woord en noodde mij plaats te nemen op een gebeeldhouwd eiken bank, dan zou hij de juffrouw even roepen. Wilde de weergave van het gesprek tusschen portier en juffrouw Jansen juist zijn, dan moest het eigenlijk in notenschrift geschreven worden. De portier plaatste zich onder in het fraai mar meren trappenhuis, zette zijn hand aan den mond en gaf een loei, dat de ruiten rammelden: „JuffrououououwJaaaanssen! Van heel boven kwam een gil, die muzikaal gesproken ter hoogte van de dubbelgestreepte f lag: „Jèuaaaè. „D'r is een mijnheeeer.. vooor.. uuuuu..!!!" „Wat moet ie „Pardon, mijnheer, wat is er van uw dienst?" „Ik kwam een boodschap van haar verloofde brengen." „Een boodscha.a.a.p van uw verloofde „Ik kom. Kort daarop kwam er een juffrouw de trap afgehuppeld, die zich, na een bijna onmerkbare aanwijzing van den portier, tot mijn bescheiden persoon wendde. Ik verbaasde me sterk, daar de geroepene een opgeprikt, mondain ding van een jaar of achttien was en ik mij, daar ik den smaak van m'n vriend kende, iets ouders, zacht aardigere en bescheidenere had voorgesteld. Evenwel, je kunt bij oogenschijnlijk de ernstig ste menschen wel eens 'n misgreep verwachten. Ik stond dus op en deed mijn boodschap: „Juf frouw, compliment van uw verloofde, maar hij komt u vanavond niet afhalen. Hij moet zijn grootvader uit Halfweg met den auto halen en vraagt u daarom, of u zoo vriendelijk zoudt willen zijn om alleen naar zijn huis te gaan." Als ik nu verteld had, dat haar verloofde zijn opa halfweg uit den auto, of de auto halfweg uit zijn opa ging halen, had ze niet dommer kunnen kijken. Ik meende dat ze zich achter- uitgesteld voelde en zei dus troostend dat die opa 89 jaar was en dus niet alleen kon reizen. Dit was het begin van een nogal ingewikkeld gesprek waarin ik ook eenmaal den familie naam van mijn vriend gebruikte. Juffrouw Jansen zag me scherp aan. In haar oogen gloeide verdenking. „Hoe noemt u hem?" vroeg ze streng. „Mijnheer Wieldring, juffrouw. Albert Wiel- dring." „Heet ie zoo „Inderdaad zoo heet ie!" „Weet u dat zeker „Ja, juffrouw, op de lagere school noemden ze hem zoo, op de H. B. S. deden ze insgelijks, onder dienst deden ze net zoo, het staat bij hem op de deur en het staat op zijn visitekaartjes, maar zekerheid kan ik u niet geven." Ik heb uw lucifers nog en zal er nog een vlammetje aan wagen oom, zei ik, en terwijl ik in 't donker naar de sarcofaag scharrelde, stak ik, toen ik er was, een lucifer aan. Hij is leeg. oom. De koning zal wel in 't museum in Cairo zijn, beroofd van al zijn sieraden. Zooiels vind ik toch niet in orde. Ik kan best begrijpen, dat men om der wille van de wetenschap gaat on derzoeken, maar men moet de dooden laten, waar zij ter ruste zijn gelegd. Meteen keek ik even naar boven. Dat 's ook mis oom. Daar is geen bijkomen aan. De wanden van deze kamer zijn te hoog en er is geen houvast aan die dik ke brokken steen. Oom gaf geen antwoord, hij was ontmoedigd, mogelijk ook stomverbaasd, dat ik 't nogal luch tig opnam. Ik was zeker, dat we de zon zouden terugzien en vond zelfs een zeer avontuurlijken kant aan t geval. Ik ging naast oom op den grond zitten en begon te fluiten, 'k Zag er geen bezwaar in, nu Farao Cheops niet in de sarco faag lag. Hoe lang we gezeten hebben weet. ik niet. We warer. beiden ip slaap gevallen en toen ik plotseling verschrikt wakker werd, snorkte oom Sidney nog rustig voort. Ik gaf hem een por. Oom! Ik hoor wat! Nu was ook oom klaar wakker. Wat hoor je, Bok? Toch niet den ouden Farao, of weer een kat? Wacht, ik ga even op verkenning uit. Bok, je blijft hier bij mij, je gaat niet weg, laat ons hier samen 't gevaar afwachten. Ik beloof u, ik ga niet verder dan de gang, die naar de graf kamer voert. Om 't hoekje zal ik even kijken. Op den tast verliet ik de kamer en begaf mij in de gang. Voetje voor voetje scharrelde ik verder, mij aan de wanden vasthoudende, tot ik in de hooge gang kwam, die langzaam naar beneden liep. Bok, zie je wat? hoorde ik de stem van oom Sidney, die ook overeind gekrab beld was en in de opening van de grafkamer in de duisternis, waarin ik verdwenen was, stond te staren. Sst! oom, niets zeggen, riep ik; ik zie nog niets. Ik hoorde, dat oom door het nauwe gan getje kroop en naar me toekwam. Zie je nog niets, zou 't een reddingsbrigade zijn? fluisterde hij. Ik moest lachen om den angst van oom. Een heele reddingsbrigade om ons op te sporen in 't hartje van de pyramide. We zitten hier niet in een mijn, oom, zei ik, maar ik hoorde juist weer wat. Z'eker die ellendige kat, die hier mui zen komt vangen. Kijk eens oom, wat is dat? fluisterde ik, mijn adem inhoudende. Hierna verviel ze in een somber peinzen, wat ik onderbrak met de vraag, of er misschien nog een andere juffrouw Jansen was. Ik hoorde, dat zulks niet het geval was en toen werd ze ferm. Met driftige hand haakte ze een colliertje van haar hals, gaf me dit met een hooghartig gebaar en zei, met een oceaan van minachting in haar stem: „Zegt u aan die mijnheer Wiel dring, dat hij me geen grooter genot kan ver schaffen dan door zoo ver mogelijk weg te blijven. Aan menschen die met valsche namen werken, wensch ik geen kennis te hebben." „Ik zal er voor zorgen, juffrouw," antwoord de ik neigend. „Goeden dag, jufffrouw." „Dag mijnheer!" Ik verliet het huis met het onplezierige ge voel mij onsterfelijk geblameerd te hebben. Dat „dag mijnheer" was zoo hoonend, E j frouw Jansen E vrienden van in- E dividuen gelijk haar verloofde niet als heeren kon beschouwen. Nog lichtelijk gepiqueerd over de onplezie rige boodschap die ik te vervullen had, kwam ik bij m'n vriend terug. „Daar!" en ik gooide het collier op zijn lessenaar. „Je meisje komt niet eten en wil je nooit meer zien. Als je me nog eens op een boodschap stuurt naar je hartedief, vergeet dan niet je pseudonym op te geven. Als ik dat geweten had, was het mis schien nog te redden geweest." Deze mededeeling verwekte een ontzettende consternatie. Eerst wilde hij me niet gelooven, maar toen ik hem de volledige toedracht had verteld, was hij der wanhoop nabij. Mijn goe de raad om de jonge dame te laten schieten, werd in den wind geslagen en na een lang dis puut, waarbij ook de jarige een woordje mee sprak, werd het volgende besloten: hij zou zijn meisje afhalen en ik me in zijn plaats met het transport van opa belasten. Terwijl ik, na volbrachte reis, opa uit zijn wagen hielp, kwam vriend Albert naar buiten en noemde mij met enkele namen, waarvan het woord bedrieger nog het minst stootende was. Dit veroorzaakte een heftige woordenwisseling, welke er toe leidde dat ik me aan een confron tatie met zijn verloofde onderwierp. Dat maak te de zaak pas recht ingewikkeld. Juffrouw Jansen was juffrouw Jansen! Dat werd door zooveel getuigen bezworen, dat dit boven allen twijfel verheven was. Even ontwij felbaar was het niet de juffrouw Jansen waar mee ik gesproken had. Desondanks werkte ze toch op het kantoor, waar ik mijn boodschap had afgegeven, waar daar bovendien de eenige juffrouw Jansen, evengoed als de juffrouw Jansen die ik gesproken had, beweerde de eenige juffrouw Jansen te zijn. Het was voor een gewoon mensch niet om uit te zoeken, maar waar het vast stond dat de juffrouw Jansen hier aanwezig niet de boosaardige juffrouw Jansen was, die zich zoo onvriendelijk had uit gelaten, maakte men zich geen zorg over de oorzaak. De door mij geopperde mogelijkheden werden genegeerd. In mijn wiek geschoten, ging ik nogmaals de gracht der dames Jansen in oogenschouw ne men. Het adres was uitstekend en in de blijde zekerheid dat de toekomst mij gelijk zou ge ven, fietste ik door, tot ik plotseling als door den bliksem getroffen, bleef staan. Ik ont waarde een naambordje „Heerengracht", maar dat was toevallig niet de gracht waar ik mijn bericht had afgegeven. De geheele moeilijkheid was gelegen in het feit, dat ik Heeren- en Keizersgracht' had ver wisseld en de omstandigheid dat elk kantoor dat zichzelf respecteert, zijn juffrouw Jansen bezit. Waarvoor men mij toch niet aansprake lijk kan stellen. Wat nu de verbroken verloving betreft: den volgenden dag heb ik de verkeerde dame Jan sen opgezocht. Op haar verzoek heb ik haar wreed verstooten verloofde ingelicht en raad u nu eens wat die zei: „Jammer, mijnheer, ik had er graag af gewild en nu moet het weer van voren af aan." Is dat ook een last, als de halve stad Jansen heet! Op kaap Columbine, een der gevaarlijkste plekken aan de Zuid-Afrikaansche kust wordt een vuurtoren geplaatst, welke tevens als radio station wordt ingericht. De kosten bedragen 16.000 pond sterling. Kaap Columbine is tegen woordig een bedreiging voor de scheepvaart, vooral in mistig weer. Gedurende de eerste vier maanden van dit jaar is de scheepvaart te Bazel in vergelijking met dezelfde periode van het vorige jaar toe genomen. Het verkeer bedroeg van 1 Januari tot 30 April in totaal 424.834 ton tegenover 420.0003 ton in 1933. A lis* ss J* s*r* si's* °P dit hlad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfïfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7f/l bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f 1 Of ofj verlies van een f Cfk bij een breuk van f /ff) bij verliesvan 'n All" Q OO Tl Tl C O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 O l/U verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OXJs- doodeiijken ailoop I een voet of een oog# l duim of wijsvinger «Jl/»~been of arm# trianderen vinger 21. „O, dat heeft weinig zin, want die was waar schijnlijk heelemaal verdraaid, ziet u het ver schil?" Toen trok Egerton zich terug m onge naakbaarheid. „Ik geloof niet, dat ik nog iets aan de zaak heb toe te voegen. Ik zal u mijn kaartje geven, voor het geval u mij later noodig mocht hebben." VIJFDE HOOFDSTUK EEN MAN MET EEN ZWARTEN BAARD I Hij deed net alsof hij het daarbij trilde laten, maar Lestrange wendde zich vlug en eenigszins bezorgd om. ..Heeren, kan ik er op rekenen, dat u tot morgen in Frankrijk blijft? Ja? Ik moet nood zakelijk den Chef de Süreté spreken. Dit is een verbazend interessant geval en het is best mogelijk, dat u gehoord moet worden." Hij keek van den een naar den ander. Egerton was nog even onverstoord, even kalm en rustig. Burgoyne was opgewonden en onzeker. „Wat mij zelf betreft," antwoordde de eerste nuchter, „ik was van plan om van middag terug te keeren. Er zijn verschillende dringende zaken, die mijn aandacht eischen. Ik weet niet. hoe mr. Burgoyne er over denkt." Hij keek zijn vriend niet eens aan en een toeschouwer zou daaruit de verkeerde conclu sie kunnen trekken, dat het hem niet het minste kon schelen, wat Burgoyne van plan was te doen. „Ik," antwoordde Burgoyne norsch, door de houding van den Franschman een beetje van zijn stuk gebracht en gekrenkt door de ver dachte en aanmatigende woorden en het sar castische optrekken der borstelige wenkbrau wen. „Ik ga vanmiddag met je mee." Lestrange scheen een beetje uit het veld ge slagen. „Maar heeren, dit is nu juist geen bagatel te noemen! Wij hebben hier met een moord te doen en wij kunnen best uw hulp noodig hebben." „Om welke reden zoudt u Mr. Burgoyne's verklaring thans ook niet op kunnen nemen." zei Egerton zacht, „die van mij is zoo belang rijk, dat ze van geen nut kan zijn. Ik kwam naar Parijs voor een officieele aangelegenheid. U kunt al mijn gedragingen nasporen lot gis termiddag vijf uur. Ik was even voor zeven in dit onzalig oord. Daar ik dus op de Dlaats des onheils aanwezig was, vóórdat Aschers dub belganger aankwam, geloof ik dat ik geheel vrü uitga." „Ik heb mijn geschiedenis al verteld, ik heb er meer dan genoeg van," mompelde zijn met gezel onbeleefd. „Maar niet tegen mij, meneer. Indien u kunt verklaren Burgoyne begon opnieuw en hij gaf zich niet de minste moeite om een regelmatig verslag uit te brengen. Hij was daarbij heelemaal geen aangenaam causeur, zoodat hij de zaak voort durend door elkaar haspelde en telkens door den detective terecht moest worden gewezen. Daar kwam nog bij, dat M. Lestrange zich alle moeite moest getroosten om het mengelmoes van Fransch, Engelsch en Iersch te ontwarren. „U zegt dus, mijnheer, dat u van de ver onderstelling uitgaat, dat Mr. Ascher een van uw boeken had en dat hij dit van een dievegge had gekocht." „En u kwam dus hier naar toe, om hem dit boek af te nemen?" „Om hem te laten bemerken, dat ik wist, dat hij het bezat en hem te verzoeken het mij terug te geven." „Denkt u dan, dat hij het u teruggegeven zou hebben? Werkelijk?" „Hoe kon ik nu weten, wat zoo'n geweten- looze vlegel als Ascher gedaan zou hebben? Maar ik was besloten, kostte wat het kostte, mijn boek terug te hebben." „O Juist, meneer. En u hebt hem dus in Londen gezien?" „Man, ik ben hem vierkant tegen het lijf geloopen op Victoria-Station. Gelukkig was de trein tien minuten over tijd, anders zouden wij hem alle twee gemist hebben. Hij zat nog al niet in de knijpert. Wat is er nou weer? Ken je die uitdrukking niet? Hij was bien troublé, erg bang. Man, vraag me niet' telkens wat of ik zeg. Hij was dus spinnijdig, omdat hij zijn kostbare koffers niet bij hem kon hebben. De trein was nogal aardig vol en telkens als ik langs zijn venster voorbijkwam, zaten er andere menschen in zijn coupé en daarom be sloot ik mijn kans maar af te wachten. Ik zaet hem niet op de boot, maar hij staat bekend voor zijn zeeziekte, en daarom dacht ik. dat ik hem in Calais wel zou vinden. Maar er kwam 'n kink in den kabel. Kerel, wat is er nou weer. Daar was iets niet in orde, bedoel ik, en daarom ontglipte hij mij. Maar ik kreeg hem toch weer in de smiezen. Wat zeg je? Leer dan toch je Fransch. Ik kreeg hem toch weer in de gaten. En toen vond ik hem in 'n coupé, met zijn koffer bij hem. Nou, dat heeft hem heel wat gele ruggen ja, beaucoup d'argent, bankbiljetten natuurlijk lieve deugd, ver staan jullie je eigen taal niet? gekost, om var. den conducteur verlof te krijgen den kof fer bij hem te mogen hebben. O, man. elke franc is wel een druppel bloéd voor hem ge weest, geloof me vrij. Hij is zoo krenterig, ja, ja. gierig bedoel ik, legde hij den verschrikten detective nog eens omstandig uit. Toen ik bij de eerste halte langs hem kwam, zat er een andere kerel in den coupé." „Pardon, monsieur, hoe zag die er uit?" Burgoyne werd ineens woedend en vaag in zijn beschrijving. „O, een reuze-groote kerel en nogal een buikje, een Franschman zou ik zeggen. Zoover ik er uit op kon maken was het de kerel die Ascher in Parijs zou ontmoeten. Ze waren aan het bekvechten ja: ruziemaken dat het een lust was. Het ging over boeken en ze spraken Fransch, als een paar van die poppetjes uit de Printemps ze ratelden van je welste. Nou, dat begon me al gauw te vervelen en ik had het idee, dat ik hem nooit meer alleen zou aantreffen. En toch was het van het hoog ste belang, dat dit nog gedurende de reis zou geschieden. Ik moest hem in ieder geval te grazen krijgen ja: te spreken voor dat hij in bed stapte. Maar mijn plannen lie pen evenals de muis van Burns in een verkeerd gat. Burns was een kerel, die verzen schreef la Poésie voegde hij er gelaten aan toe en hij zei: „O, Egerton, waarom help je me niet eens even om in het Fransch te vertalen „gang aft atley" in plaats van daar als een mummie te staan droomen?" Egerton gaf zonder een glimlach aan zijn verzoek toe. „Een oogenblik, mijnheer," zei Lestrange. „U zei. dat hij met een Franschman sprak. Zou u dien man herkennen?" „Natuurlijk niet, kerel. Ik heb hem maar even gezien. Ik dacht alleen, dat het een Franschman was, omdat hij er zoo gezet uitzag en die taal brabbelde." Dat scheen voor hem overtuigend te zijn. waarom zou iemand zich met Parijschê idioten en idioterieën kwellen, als hij geen Franschman was?" „Wist hij niet, dat u in den trein was?" „Waarschijnlijk niet. En ik was met van plan, hem dat even te vertellen ook. Als hij dat wist, had hij het boek slechts uit den kof fer te nemen om mij met mijn mond vol tan den te zetten.... ik bedoel, dat ik dan niets had kunnen zeggen. Neen, ik wilde hem dwingen open kaart te spelen." „Nog een oogenblik alstublieft," vroeg Lestrange. „Droeg hij een overjas, toen u hen samen zag?" Burgoyne keek verschrikt op. „Een overjas? Ja dat geloof ik wel. Waar om?" „Was die open of dicht?" „Wat ter wereld heeft dat...." „Dat is van het grootste belang meneer, want deze mr. Ascher „Sir Ascher, heb ik je nu al drie keer ge zegd." „Goed. Deze Sir Ascher dan werd doodge stoken, toen hij geen overjas droeg of toen die ópen was." „Ja, ja, natuurlijk. Als ze open was, kon die kerel nog dichter bij hem zitten, onder het voorwendsel gezamenlijk een boek te bestudee ren en hem dan onverwacht een por hebben gegeven." „Er is nog iets," zei Egerton nuchter, „en dat is, dat de dokter zegt, dat Ascher van achteren is gestoken." Lestrange scheen door deze opmerking even van zijn stuk gebracht. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 14