Anecdotes over Napoleon
in
<Ket wdaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
K
HOEVEEL MAAL BENT U
GEWOND?
R ERUIT RADION EPIN
GEEN VROUWELIJKE DE
TECTIVES IN LONDEN
Het Geheim van
het open Raam
DEE
:ISC
>LEU
tl 15 VOOR ELK HUISGEZIN
VRIJDAG 11 MEI 1934
„Uw heer zal wel geen prijs stellen
op den titel van ,J$arbier
van Sevilla"
Als de keizer slecht
geluimd was
Opgravingen in Zuid-
Afrika
Democratie in Indië
Na een proeftijd van een half jaar
heeft men besloten het korps
op te heffen
Een groote mislukking
De
„Concïergerie"
sloten
ge-
De Oranje-rivier ver
zandt
SIS Juffrouw
Janssen
Vuurtoren op Kaap
Columbine
Scheepvaartverkeer te
Bazel
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Toen Napoleon na den slag van Aspem
naar Schönbrunn terugkeerde, beval hij,
dat verschillende groote gebouwen in
Weenen moesten worden ontruimd, om ruimte
te krijgen voor de verpleging der duizenden
Fransche gewonden. Onder die gebouwen be
vond zich ook het keizerlijke tuighuis, waarin
verschillende woningen waren. Den bewoners
werd hun „delogierung" aangezegd. Allen on
derwierpen zich aan het harde bevel en ont
ruimden de woningen. Alleen de weduwe van
een huisbediende verzette zich hardnekkig en
stijfkoppig tegen de bedreigingen der Fran
sche soldateska, met de bewering, dat zij een
schriftelijke toezegging had van Keizer Joseph
H, om tot het einde harer dagen in de tuig
huiswoning te blijven en dat de vreemde keizer
niet het geringste recht had, haar te verdrij
ven. Het verzet van de oude juffrouw werd Na
poleon gemeld. Hij stuurde een adjudant, om
de zaak in der minne te schikken. Maar het
strijdbare oudje gaf niet toe en de adjudant
kwam onverrichterzake terug. Toen besloot
Napoleon haar zelf te imponeeren en kwam met
groot gevolg voor het tuighuis aangereden. Hij
liet de juffrouw naar buiten roepen en vroeg
door middel van zijn tolk, waarom zij zich te
gen zijn bevelen verzette. De oude dame maak
te diepe buigingen, maar liet zich door de
vreemde majesteit absoluut niet verbluffen. Zij
haalde een vergeeld papier uit haar zak met
het eigenhandig onderschrift van Joseph II.
In de oorkonde stond, dat de keizer zijn vroe
gere kachelaanmaakster ook als weduwe ver
oorloofde, tot haar dood toe in het tuighuis te
wonen. In haar oud-Oostenrijkseh dialect ver
klaarde zij: „Dos ist vom hochsöligen Herrn
d'Schrift" en zij voegde er aan toe, dat die
onderteekening gold tot aan haar dood en dat
de vreemde keizer dat accuraat zoo goed wist
als zij zelve. Het rotsvaste vertrouwen op de
handteekening van haar keizer beviel Napo
leon, nog meer haar overtuiging, dat hij, de
vreemde keizer, dit vertrouwen niet te niet zou
maken en hij beval, dat de oude in haar wo
ning moest blijven. En gaf haar rijke ge
schenken.
Een der dapperste officieren van Napoleon
was de latere generaal baron Marbot. In 1811
werd hij in Portugal in den slag bij Miranda
de Corvo voor de zooveelste maal ernstig ge
wond. Hij kreeg verlof, om in Parijs weer op
verhaal te komen. Na zijn genezing maakte hij
bij den keizer in de Tuilerieën zijn opwachting.
Deze ontving hem in genade en trok hem
wat het teeken was van Napoleons grootste
waardeering aan zijn oorlelletje. Marbot
moest hem het verloop van den slag bij Mi
randa vertellen en de keizer prees hem en
vroeg, of hij iets voor hem kon doen. Marbot
aarzelde en zeide ten slotte, dat een van zijn
kameraden den titel had gekregen van „baron
de l'empire". Napoleon antwoordde, dat deze
dan zeker zijn stamboom van voorvaderen had
kunnen toonen. Opeens vroeg de keizer: „Hoe
veel maal bent u al gewond?" „Tot dusver
acht maal, Majesteit." „Dat is voldoende, dat
beteekent acht voorvaderen van den bloede. U
bent baron, m'n beste Marbot.
Als Napoleon slecht geluimd was, sprak hij
meestal Italiaansch. In die taal kon hij beter
foeteren. Tijdens zijn eersten Italië.veldtocht
trok hij als overwinnaar een Italiaansche stad
binnen, die hij van de Oostenrijkers had afge
nomen. Hij was toen nog geen keizer, maar nog
eenvoudig generaal Bonaparte. Hij was uiter
mate ongenadig tegenover den burgemeester
der stad, die hem als overwonnene de sleutels
der stad aanbood, want de belegering had zeer
veel Fransch bloed gekost. Hij beet in het
Italiaansch den burgemeester de woorden toe:
„Tutti Italiani sono farabutti" (Alle Italianen
zijn schurken), waarop de burgemeester prompt
antwoordde: „No tutti, ma buona partei (Niet
allen, maar een groot deel Bonaparte).
Een ander schitterend antwoord kreeg Na
poleon als keizer, toen hij op veldtocht was in
Spanje. Sevilla bood hardnekkig tegenstand en
de gouverneur der stad weigerde alle capitula-
tievoorstellen. Vertoornd over deze weigering
zond Napoleon een adjudant als parlementair
en liet zeggen, dat hij de vestingwallen van
Sevilla zou wegscheren, als de stad zich niet
binnen drie dagen overgaf. De trotsche Don
gaf ten antwoord: „Uw keizer zal er wel voor
oppassen, dit te doen!" „En waarom niet?",
vroeg de adjudant verbaasd. „Omdat Uw heer
en gebieder bij zijn titels van keizer van
en gebieder keizer van Frankrijk, koning van
Italië, protector van den Rijnbond bij al die
titels niet die zal willen voegen van Barbier van
Sevilla", luidde het fraaie antwoord.
Een wetenschappelijke expeditie onder lei
ding van Prof. Maiuri heeft aan de monden
van de rivier de Sele, de overblijfselen ontdekt
van den in de Oudheid zoo vermaarden tempel
van Juno Argiva.
Aanleiding tot het onderzoek in deze vorm
den oorspronkelijk de uitvoerige beschrijvingen,
welke de geschiedschrijvers Plinius en Strabo
van dit monument hebben gegeven.
De opgravingen hebben intusschen verschil
lende fragmenten van het bouwwerk aan het
licht gebracht. Een en ander dateert uit de
vierde tot tweede eeuw voor onze jaartelling.
Voorts heeft men een groote collecte kleine
beeldjes gevonden voornamelijk vrouwen
figuurtjes in terra cotta alsmede meer dan
1309 vrouwenkopjes, ter hoogte van 12 d.M
Tenslotte werd nog een verzameling munten uit
het antieke Poseidonia (Paestum) ontdekt, en
velerlei beschilderd aardewerk, waarvan een
deel vermoedelijk uit het betreffende gebied af
komstig is en de rest van Grieksche herkomst.
Als eerste stap naar meer democratische in
stellingen in de Britsch-Indische staten heeft
Kasjmir een nieuwe grondwet gekregen, welke
het inlandsche parlement vrijheid van debat en
critiek toestaat alsmede het recht om over fi-
nancieele maatregelen te beraadslagen. De
Maharadja handhaaft echter zijn prerogatieven.
De wetgevende vergadering, die twee zittingen
per Jaar houdt, is samengesteld uit 75 leden,
waarvan 42 benoemd worden door den Maha
radja en 33 gekozen; van de gekozenen zijn 21
Mohammedanen, 10 Hindoes en twee Sikhs.
Onder de door den Maharadje benoemden be
vinden zich de ministers en andere hooge amb
tenaren.
V; 'V'
Het corps vrouwelijke detectives in de Lon-
densche politie zal, na een proeftijd van
een half jaar, opgeheven worden.
Niet alleen in administratieve, maar ook in
uitvoerende functies zijn vrouwen met succes
aan Scotland Yard werkzaam. De geuniformde
„policewomen", die dienst doen in het Londen-
sche Westend, waar haar een speciale taak is
opgedragen, kent ieder bezoeker der Britsche
hoofdstad. Zij verrichten haar werk bescheiden,
en zonder eenig aanstellerig streven tot „man
nelijkheid", op voortreffelijke wijze.
Maar voor detectives blijken vrouwen niet te
deugen.
Reeds lang was pressie op de politie-autoritei-
ten uitgeoefend om met vrouwelijke detectives
een proef te nemen. In 't bijzonder was de na
druk gelegd op het „aangeboren intuïtief in
stinct" dat de vrouw van den man onder
scheidt. Tenslotte werd de proef genomen, en
zij mislukte jammerlijk.
Het hooggeroemde instinct bleek van weinig
of geen waarde te zijn, want de vrouw bezit dit
als vrouw, en doet er haar voordeel mede in
vrouwelijke functies en handelingen. Maar het
heeft voor haar niet de minste waarde bij het
oplossen van een wiskunstig probleem of bij het
bestudeeren van de landkaart van China. Het
bleek dus ook geen nut te hebben bij het uit
pluizen van crimineele vraagstukken.
Integendeel: het stond haar veeleer in den
weg. Zij nam al te zeer het standpunt in dat
een kwestie opgelost kon worden door „ingeving"
en dat deze veel meer waard was dan vak
kundige opleiding.
De „Policewoman's Review", het orgaan der
vrouwelijke politiebeambten, erkent zonder om
wegen dat de proefneming op een jammerlijke
mislukking uitgeloopen is.
„Vele vrouwen die detective wenschen te
worden," schrijft de redactrice, „zijn steeds over
tuigd van haar persoonlijke bekwaamheden, en
vaak niet bereid de volstrekte noodzakelijkheid
in te zien van een opleiding, welke haar instinct
moet aanvullen.
„De gemiddelde vrouw is van nature geheel
ongeschikt voor detectivewerk; haar aandeel in
den arbeid der politie moet van heel anderen
aard zijn dan dat van den man.
„Wij kunnen de ontbinding van het corps
vrouwelijke detectives allerminst als een ramp
beschouwen."
Een dubbel-deskundige uitspraak dus! Want
de opmerkingen zijn van een politiebeambte en
tevens van een vrouw.
Lezers van detective-romans zullen misschien
eenigszins teleurgesteld zijn te vernemen dat
recherche een vak is, en geen artistieke lief-
heberij, waarin men door middel van zijn „in
tuïtief instinct" kan uitblinken, en dat de
scherpzinnige jonge dame die, dank zij dat in
stinct, allen detectices de baas is, maar de
vrucht is van de verbeelding des schrijvers.
De beroemde Parijschê gevangenis, de „Con-
ciergerie", waarin Maria Antoinette de laatste
uren voor haar terechtstelling doorbracht, zal
worden gesloten. Dit is een gevolg van de
nieuwe bezuinigingspolitiek van minister-presi
dent Doumergue.
De inrichting van het gebouw zal onveran
derd worden gelaten. Talrijke beroemde perso
nen zijn in deze gevangenis opgesloten geweest,
o.a. madame Récamier, Danton, Robespierre en
Charlotte Corday.
De monding van de Oranje-rivier dreigt ge
heel te verzanden. Over een groote lengte langs
de kust is de zee geleidelijk teruggetrokken we
gens reusachtige massa's slib van de rivier,
dat zich aan de monding heeft vastgezet.
De situatie is daardoor zoo gevaarlijk gewor
den voor de scheepvaart, dat de directie van
de Zuid-Afrikaansche havens en spoorwegen 'n
speciale waarschuwing gericht heeft tot de zee
vaarders. Zelfs bij kalm weer is de diepte nog
gering.
Sedert de lagere school heb ik een vriend, die
tegenwoordig bij zijn vader in de zaak
werkzaam is. In verloren oogenblikken pleeg
ik hem daar wel eens op te zoeken en zoo kwam
ik laatst weer eens bij hem binnen.
,,Je komt als uit den hemel gevallen," be
antwoordde hij mijn groet.
„Hoe dat zoo?" vroeg ik wantrouwig.
Hierop zette hij uiteen, dat ik hem een ge
weldigen dienst kon bewijzen. Het was dien dag
de vijfenzestigste verjaardag van zijn vader en
nu was er op het laatste oogenblik bericht ge
komen, dat zijn opa van negenentachtig, uit
Halfweg, ter eere van dezen grooten feestdag
zou overkomen. Daarbij was bepaald, dat opa
met den auto gehaald moest worden en nu
sprak het vanzelf, dat dit karweitje aan hem
ten deel viel. Tegelijkertijd zou hij echter zijn
meisje afhalen en waar hij het zelf te druk
had en haar op haar kantoor niet mocht op
bellen, verzocht hij mij de jongedame in kwestie
te gaan waarschuwen.
Ofschoon ik zijn meisje niet kende, was dat
voor mij geen bezwaar. Ik kreeg den naam,
juffrouw Jansen het adres, Heerengracht
vijfhonderdzooveel en startte.
Het bedoelde huis was een der statige patri
ciërspaleizen die onze grachten sieren en thans,
gelijk zoovele, tot kantoorgebouw ingericht. Een
machtige portier stond mij te woord en noodde
mij plaats te nemen op een gebeeldhouwd eiken
bank, dan zou hij de juffrouw even roepen.
Wilde de weergave van het gesprek tusschen
portier en juffrouw Jansen juist zijn, dan moest
het eigenlijk in notenschrift geschreven worden.
De portier plaatste zich onder in het fraai mar
meren trappenhuis, zette zijn hand aan den
mond en gaf een loei, dat de ruiten rammelden:
„JuffrououououwJaaaanssen!
Van heel boven kwam een gil, die muzikaal
gesproken ter hoogte van de dubbelgestreepte f
lag: „Jèuaaaè.
„D'r is een mijnheeeer.. vooor.. uuuuu..!!!"
„Wat moet ie
„Pardon, mijnheer, wat is er van uw dienst?"
„Ik kwam een boodschap van haar verloofde
brengen."
„Een boodscha.a.a.p van uw verloofde
„Ik kom.
Kort daarop kwam er een juffrouw de trap
afgehuppeld, die zich, na een bijna onmerkbare
aanwijzing van den portier, tot mijn bescheiden
persoon wendde. Ik verbaasde me sterk, daar
de geroepene een opgeprikt, mondain ding van
een jaar of achttien was en ik mij, daar ik den
smaak van m'n vriend kende, iets ouders, zacht
aardigere en bescheidenere had voorgesteld.
Evenwel, je kunt bij oogenschijnlijk de ernstig
ste menschen wel eens 'n misgreep verwachten.
Ik stond dus op en deed mijn boodschap: „Juf
frouw, compliment van uw verloofde, maar hij
komt u vanavond niet afhalen. Hij moet zijn
grootvader uit Halfweg met den auto halen en
vraagt u daarom, of u zoo vriendelijk zoudt
willen zijn om alleen naar zijn huis te gaan."
Als ik nu verteld had, dat haar verloofde zijn
opa halfweg uit den auto, of de auto halfweg
uit zijn opa ging halen, had ze niet dommer
kunnen kijken. Ik meende dat ze zich achter-
uitgesteld voelde en zei dus troostend dat die
opa 89 jaar was en dus niet alleen kon reizen.
Dit was het begin van een nogal ingewikkeld
gesprek waarin ik ook eenmaal den familie
naam van mijn vriend gebruikte.
Juffrouw Jansen zag me scherp aan. In haar
oogen gloeide verdenking. „Hoe noemt u hem?"
vroeg ze streng.
„Mijnheer Wieldring, juffrouw. Albert Wiel-
dring."
„Heet ie zoo
„Inderdaad zoo heet ie!"
„Weet u dat zeker
„Ja, juffrouw, op de lagere school noemden
ze hem zoo, op de H. B. S. deden ze insgelijks,
onder dienst deden ze net zoo, het staat bij hem
op de deur en het staat op zijn visitekaartjes,
maar zekerheid kan ik u niet geven."
Ik heb uw lucifers nog en zal er nog een
vlammetje aan wagen oom, zei ik, en terwijl ik
in 't donker naar de sarcofaag scharrelde, stak
ik, toen ik er was, een lucifer aan. Hij is leeg.
oom. De koning zal wel in 't museum in Cairo
zijn, beroofd van al zijn sieraden. Zooiels vind
ik toch niet in orde. Ik kan best begrijpen, dat
men om der wille van de wetenschap gaat on
derzoeken, maar men moet de dooden laten,
waar zij ter ruste zijn gelegd. Meteen keek ik
even naar boven. Dat 's ook mis oom. Daar is
geen bijkomen aan. De wanden van deze kamer
zijn te hoog en er is geen houvast aan die dik
ke brokken steen.
Oom gaf geen antwoord, hij was ontmoedigd,
mogelijk ook stomverbaasd, dat ik 't nogal luch
tig opnam. Ik was zeker, dat we de zon zouden
terugzien en vond zelfs een zeer avontuurlijken
kant aan t geval. Ik ging naast oom op den
grond zitten en begon te fluiten, 'k Zag er geen
bezwaar in, nu Farao Cheops niet in de sarco
faag lag. Hoe lang we gezeten hebben weet. ik
niet. We warer. beiden ip slaap gevallen en toen
ik plotseling verschrikt wakker werd, snorkte
oom Sidney nog rustig voort.
Ik gaf hem een por. Oom! Ik hoor wat! Nu
was ook oom klaar wakker. Wat hoor je, Bok?
Toch niet den ouden Farao, of weer een kat?
Wacht, ik ga even op verkenning uit. Bok, je
blijft hier bij mij, je gaat niet weg, laat ons
hier samen 't gevaar afwachten. Ik beloof u, ik
ga niet verder dan de gang, die naar de graf
kamer voert. Om 't hoekje zal ik even kijken.
Op den tast verliet ik de kamer en begaf mij
in de gang. Voetje voor voetje scharrelde ik
verder, mij aan de wanden vasthoudende, tot ik
in de hooge gang kwam, die langzaam naar
beneden liep. Bok, zie je wat? hoorde ik de
stem van oom Sidney, die ook overeind gekrab
beld was en in de opening van de grafkamer in
de duisternis, waarin ik verdwenen was, stond
te staren.
Sst! oom, niets zeggen, riep ik; ik zie nog
niets. Ik hoorde, dat oom door het nauwe gan
getje kroop en naar me toekwam. Zie je nog
niets, zou 't een reddingsbrigade zijn? fluisterde
hij. Ik moest lachen om den angst van oom. Een
heele reddingsbrigade om ons op te sporen in
't hartje van de pyramide. We zitten hier niet
in een mijn, oom, zei ik, maar ik hoorde juist
weer wat. Z'eker die ellendige kat, die hier mui
zen komt vangen. Kijk eens oom, wat is dat?
fluisterde ik, mijn adem inhoudende.
Hierna verviel ze in een somber peinzen, wat
ik onderbrak met de vraag, of er misschien nog
een andere juffrouw Jansen was. Ik hoorde,
dat zulks niet het geval was en toen werd ze
ferm. Met driftige hand haakte ze een colliertje
van haar hals, gaf me dit met een hooghartig
gebaar en zei, met een oceaan van minachting
in haar stem: „Zegt u aan die mijnheer Wiel
dring, dat hij me geen grooter genot kan ver
schaffen dan door zoo ver mogelijk weg te
blijven. Aan menschen die met valsche namen
werken, wensch ik geen kennis te hebben."
„Ik zal er voor zorgen, juffrouw," antwoord
de ik neigend. „Goeden dag, jufffrouw."
„Dag mijnheer!"
Ik verliet het huis met het onplezierige ge
voel mij onsterfelijk geblameerd te hebben. Dat
„dag mijnheer"
was zoo hoonend, E j
frouw Jansen E
vrienden van in- E
dividuen gelijk
haar verloofde
niet als heeren kon beschouwen.
Nog lichtelijk gepiqueerd over de onplezie
rige boodschap die ik te vervullen had, kwam
ik bij m'n vriend terug. „Daar!" en ik gooide
het collier op zijn lessenaar. „Je meisje komt
niet eten en wil je nooit meer zien. Als je me
nog eens op een boodschap stuurt naar je
hartedief, vergeet dan niet je pseudonym op
te geven. Als ik dat geweten had, was het mis
schien nog te redden geweest."
Deze mededeeling verwekte een ontzettende
consternatie. Eerst wilde hij me niet gelooven,
maar toen ik hem de volledige toedracht had
verteld, was hij der wanhoop nabij. Mijn goe
de raad om de jonge dame te laten schieten,
werd in den wind geslagen en na een lang dis
puut, waarbij ook de jarige een woordje mee
sprak, werd het volgende besloten: hij zou zijn
meisje afhalen en ik me in zijn plaats met
het transport van opa belasten.
Terwijl ik, na volbrachte reis, opa uit zijn
wagen hielp, kwam vriend Albert naar buiten
en noemde mij met enkele namen, waarvan het
woord bedrieger nog het minst stootende was.
Dit veroorzaakte een heftige woordenwisseling,
welke er toe leidde dat ik me aan een confron
tatie met zijn verloofde onderwierp. Dat maak
te de zaak pas recht ingewikkeld.
Juffrouw Jansen was juffrouw Jansen! Dat
werd door zooveel getuigen bezworen, dat dit
boven allen twijfel verheven was. Even ontwij
felbaar was het niet de juffrouw Jansen waar
mee ik gesproken had. Desondanks werkte ze
toch op het kantoor, waar ik mijn boodschap
had afgegeven, waar daar bovendien de eenige
juffrouw Jansen, evengoed als de juffrouw
Jansen die ik gesproken had, beweerde de
eenige juffrouw Jansen te zijn. Het was voor
een gewoon mensch niet om uit te zoeken, maar
waar het vast stond dat de juffrouw Jansen
hier aanwezig niet de boosaardige juffrouw
Jansen was, die zich zoo onvriendelijk had uit
gelaten, maakte men zich geen zorg over de
oorzaak. De door mij geopperde mogelijkheden
werden genegeerd.
In mijn wiek geschoten, ging ik nogmaals de
gracht der dames Jansen in oogenschouw ne
men. Het adres was uitstekend en in de blijde
zekerheid dat de toekomst mij gelijk zou ge
ven, fietste ik door, tot ik plotseling als door
den bliksem getroffen, bleef staan. Ik ont
waarde een naambordje „Heerengracht", maar
dat was toevallig niet de gracht waar ik mijn
bericht had afgegeven.
De geheele moeilijkheid was gelegen in het
feit, dat ik Heeren- en Keizersgracht' had ver
wisseld en de omstandigheid dat elk kantoor
dat zichzelf respecteert, zijn juffrouw Jansen
bezit. Waarvoor men mij toch niet aansprake
lijk kan stellen.
Wat nu de verbroken verloving betreft: den
volgenden dag heb ik de verkeerde dame Jan
sen opgezocht. Op haar verzoek heb ik haar
wreed verstooten verloofde ingelicht en raad
u nu eens wat die zei: „Jammer, mijnheer, ik
had er graag af gewild en nu moet het weer
van voren af aan."
Is dat ook een last, als de halve stad Jansen
heet!
Op kaap Columbine, een der gevaarlijkste
plekken aan de Zuid-Afrikaansche kust wordt
een vuurtoren geplaatst, welke tevens als radio
station wordt ingericht. De kosten bedragen
16.000 pond sterling. Kaap Columbine is tegen
woordig een bedreiging voor de scheepvaart,
vooral in mistig weer.
Gedurende de eerste vier maanden van dit
jaar is de scheepvaart te Bazel in vergelijking
met dezelfde periode van het vorige jaar toe
genomen. Het verkeer bedroeg van 1 Januari
tot 30 April in totaal 424.834 ton tegenover
420.0003 ton in 1933.
A lis* ss J* s*r* si's* °P dit hlad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfïfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7f/l bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f 1 Of ofj verlies van een f Cfk bij een breuk van f /ff) bij verliesvan 'n
All" Q OO Tl Tl C O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 O l/U verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OXJs- doodeiijken ailoop I een voet of een oog# l duim of wijsvinger «Jl/»~been of arm# trianderen vinger
21.
„O, dat heeft weinig zin, want die was waar
schijnlijk heelemaal verdraaid, ziet u het ver
schil?" Toen trok Egerton zich terug m onge
naakbaarheid. „Ik geloof niet, dat ik nog iets
aan de zaak heb toe te voegen. Ik zal u mijn
kaartje geven, voor het geval u mij later noodig
mocht hebben."
VIJFDE HOOFDSTUK
EEN MAN MET EEN ZWARTEN BAARD
I
Hij deed net alsof hij het daarbij trilde laten,
maar Lestrange wendde zich vlug en eenigszins
bezorgd om.
..Heeren, kan ik er op rekenen, dat u tot
morgen in Frankrijk blijft? Ja? Ik moet nood
zakelijk den Chef de Süreté spreken. Dit is een
verbazend interessant geval en het is best
mogelijk, dat u gehoord moet worden."
Hij keek van den een naar den ander. Egerton
was nog even onverstoord, even kalm en rustig.
Burgoyne was opgewonden en onzeker.
„Wat mij zelf betreft," antwoordde de eerste
nuchter, „ik was van plan om van middag terug
te keeren. Er zijn verschillende dringende
zaken, die mijn aandacht eischen. Ik weet niet.
hoe mr. Burgoyne er over denkt."
Hij keek zijn vriend niet eens aan en een
toeschouwer zou daaruit de verkeerde conclu
sie kunnen trekken, dat het hem niet het minste
kon schelen, wat Burgoyne van plan was te
doen.
„Ik," antwoordde Burgoyne norsch, door de
houding van den Franschman een beetje van
zijn stuk gebracht en gekrenkt door de ver
dachte en aanmatigende woorden en het sar
castische optrekken der borstelige wenkbrau
wen. „Ik ga vanmiddag met je mee."
Lestrange scheen een beetje uit het veld ge
slagen.
„Maar heeren, dit is nu juist geen bagatel
te noemen! Wij hebben hier met een moord
te doen en wij kunnen best uw hulp noodig
hebben."
„Om welke reden zoudt u Mr. Burgoyne's
verklaring thans ook niet op kunnen nemen."
zei Egerton zacht, „die van mij is zoo belang
rijk, dat ze van geen nut kan zijn. Ik kwam
naar Parijs voor een officieele aangelegenheid.
U kunt al mijn gedragingen nasporen lot gis
termiddag vijf uur. Ik was even voor zeven
in dit onzalig oord. Daar ik dus op de Dlaats
des onheils aanwezig was, vóórdat Aschers dub
belganger aankwam, geloof ik dat ik geheel vrü
uitga."
„Ik heb mijn geschiedenis al verteld, ik heb
er meer dan genoeg van," mompelde zijn met
gezel onbeleefd.
„Maar niet tegen mij, meneer. Indien u kunt
verklaren
Burgoyne begon opnieuw en hij gaf zich niet
de minste moeite om een regelmatig verslag
uit te brengen. Hij was daarbij heelemaal geen
aangenaam causeur, zoodat hij de zaak voort
durend door elkaar haspelde en telkens door
den detective terecht moest worden gewezen.
Daar kwam nog bij, dat M. Lestrange zich alle
moeite moest getroosten om het mengelmoes
van Fransch, Engelsch en Iersch te ontwarren.
„U zegt dus, mijnheer, dat u van de ver
onderstelling uitgaat, dat Mr. Ascher een van
uw boeken had en dat hij dit van een dievegge
had gekocht."
„En u kwam dus hier naar toe, om hem dit
boek af te nemen?"
„Om hem te laten bemerken, dat ik wist,
dat hij het bezat en hem te verzoeken het mij
terug te geven."
„Denkt u dan, dat hij het u teruggegeven
zou hebben? Werkelijk?"
„Hoe kon ik nu weten, wat zoo'n geweten-
looze vlegel als Ascher gedaan zou hebben?
Maar ik was besloten, kostte wat het kostte,
mijn boek terug te hebben."
„O Juist, meneer. En u hebt hem dus in
Londen gezien?"
„Man, ik ben hem vierkant tegen het lijf
geloopen op Victoria-Station. Gelukkig was
de trein tien minuten over tijd, anders zouden
wij hem alle twee gemist hebben. Hij zat nog
al niet in de knijpert. Wat is er nou weer?
Ken je die uitdrukking niet? Hij was bien
troublé, erg bang. Man, vraag me niet' telkens
wat of ik zeg. Hij was dus spinnijdig, omdat hij
zijn kostbare koffers niet bij hem kon hebben.
De trein was nogal aardig vol en telkens als
ik langs zijn venster voorbijkwam, zaten er
andere menschen in zijn coupé en daarom be
sloot ik mijn kans maar af te wachten. Ik zaet
hem niet op de boot, maar hij staat bekend
voor zijn zeeziekte, en daarom dacht ik. dat ik
hem in Calais wel zou vinden. Maar er kwam
'n kink in den kabel. Kerel, wat is er nou weer.
Daar was iets niet in orde, bedoel ik, en
daarom ontglipte hij mij. Maar ik kreeg hem
toch weer in de smiezen. Wat zeg je? Leer dan
toch je Fransch. Ik kreeg hem toch weer in
de gaten. En toen vond ik hem in 'n coupé,
met zijn koffer bij hem. Nou, dat heeft hem
heel wat gele ruggen ja, beaucoup d'argent,
bankbiljetten natuurlijk lieve deugd, ver
staan jullie je eigen taal niet? gekost, om
var. den conducteur verlof te krijgen den kof
fer bij hem te mogen hebben. O, man. elke
franc is wel een druppel bloéd voor hem ge
weest, geloof me vrij. Hij is zoo krenterig, ja, ja.
gierig bedoel ik, legde hij den verschrikten
detective nog eens omstandig uit. Toen ik bij
de eerste halte langs hem kwam, zat er een
andere kerel in den coupé."
„Pardon, monsieur, hoe zag die er uit?"
Burgoyne werd ineens woedend en vaag in
zijn beschrijving.
„O, een reuze-groote kerel en nogal een
buikje, een Franschman zou ik zeggen.
Zoover ik er uit op kon maken was het de kerel
die Ascher in Parijs zou ontmoeten. Ze waren
aan het bekvechten ja: ruziemaken dat
het een lust was. Het ging over boeken en ze
spraken Fransch, als een paar van die poppetjes
uit de Printemps ze ratelden van je welste.
Nou, dat begon me al gauw te vervelen en ik
had het idee, dat ik hem nooit meer alleen
zou aantreffen. En toch was het van het hoog
ste belang, dat dit nog gedurende de reis
zou geschieden. Ik moest hem in ieder geval
te grazen krijgen ja: te spreken voor
dat hij in bed stapte. Maar mijn plannen lie
pen evenals de muis van Burns in een verkeerd
gat. Burns was een kerel, die verzen schreef
la Poésie voegde hij er gelaten aan toe en
hij zei: „O, Egerton, waarom help je me niet
eens even om in het Fransch te vertalen
„gang aft atley" in plaats van daar als een
mummie te staan droomen?"
Egerton gaf zonder een glimlach aan zijn
verzoek toe.
„Een oogenblik, mijnheer," zei Lestrange.
„U zei. dat hij met een Franschman sprak.
Zou u dien man herkennen?"
„Natuurlijk niet, kerel. Ik heb hem maar
even gezien. Ik dacht alleen, dat het een
Franschman was, omdat hij er zoo gezet uitzag
en die taal brabbelde."
Dat scheen voor hem overtuigend te zijn.
waarom zou iemand zich met Parijschê idioten
en idioterieën kwellen, als hij geen Franschman
was?"
„Wist hij niet, dat u in den trein was?"
„Waarschijnlijk niet. En ik was met van
plan, hem dat even te vertellen ook. Als hij
dat wist, had hij het boek slechts uit den kof
fer te nemen om mij met mijn mond vol tan
den te zetten.... ik bedoel, dat ik dan niets
had kunnen zeggen. Neen, ik wilde hem dwingen
open kaart te spelen."
„Nog een oogenblik alstublieft," vroeg
Lestrange. „Droeg hij een overjas, toen u hen
samen zag?"
Burgoyne keek verschrikt op.
„Een overjas? Ja dat geloof ik wel. Waar
om?"
„Was die open of dicht?"
„Wat ter wereld heeft dat...."
„Dat is van het grootste belang meneer, want
deze mr. Ascher
„Sir Ascher, heb ik je nu al drie keer ge
zegd."
„Goed. Deze Sir Ascher dan werd doodge
stoken, toen hij geen overjas droeg of toen
die ópen was."
„Ja, ja, natuurlijk. Als ze open was, kon die
kerel nog dichter bij hem zitten, onder het
voorwendsel gezamenlijk een boek te bestudee
ren en hem dan onverwacht een por hebben
gegeven."
„Er is nog iets," zei Egerton nuchter, „en
dat is, dat de dokter zegt, dat Ascher van
achteren is gestoken."
Lestrange scheen door deze opmerking even
van zijn stuk gebracht.
(Wordt vervolgd.)