Hè# 1^^^^ Het karakter van de draadlooze Grootsch feest te Maastricht Medische kroniek DUITSCHLAND EN HET SAARGEBIED ÉttÉÈlKii iC/V- I ni mm s§#ii li® lil HÉM e is maar mijn ZONDAG 13 MEI 1934 WEEËN HM wmm SS li ■r rj ''■k- n ■0 I M ,COST VOOR DE BAET" Uitslag der prijsvraag van Armenzorg De stad van St. Servaes heeft haar grooten patroon en eersten bisschop waardig gehuldigd Overdracht van het monument Een eereschuld Rede van Mgr. Lemmens De textielindustrie Uitkomsten van de bedrijf stelling Temperament en constitutie STADION-CONCERT Veertien dagen geleden verstoutten wij ons om een waarschuwenden vinger tegen de Nederlandsche Radio-omroep- vereenigingen op te heffen. Vele malen hebben en tienduizenden met ons de wenkbrauwen gefronst bij het luisteren naar weinig verhef fende radio-uitzendingen. Omdat er zoo heel veel goeds bij onze Nederlandsche Omroepen gegeven wordt vallen sommige minderwaardig heden juist des te sterker op. En nu leek het °ns nuttig voor een enkelen keer zulke fouten 'e signaleeren, vooral wanneer het karakter fouten blijken te zijn. Wij noemden in boven bedoeld artikel geen enkelen Omroep met name, hadden ook geen der bestaande Omroepvereeni- Bingen persoonlijk op het oog. Bovendien, onze Nederlandsche Omroepen bestaan pl.m. 10 jaar; ziJn heusch geen dilettanten, integendeel. Zij fnoeten dus tegen een stootje kunnen. Al vaak bereikten ons uit den kring onzer houwe lezers aansporingen om eens over wat •hen noemde „de uitwassen van de Radio" te Schrijven. Het onderwerp leent zich er niet ge makkelijk toe om het samen te persen in één artikel in een rubriek, die slechts de pretentie heeft om telkens weer een woord van hart tot hart te spreken. Nu gaf het lezen van een artikel van een Pranschen journalist ons ge- feede aanleiding om in een o.i. pakkenden vorm even in één flits een zwakke zijde van de radio- bitzendingen in het algemeen, ook van de Ne derlandsche, te belichten. Uit veler uitlatingen mochten wij ervaren, dat die bedoeling ook be grepen was. Niet was dit het geval bij den redacteur van den K. R. O.-gids, die in een toon van een kruidje-roer-mij-niet met louter onzakelijke en kregelige opmerkingen een debat vermijdt, waartoe hem een gunstige gelegenheid geboden werd. Alleen een betoog met argumen ten, dat de uitzendingen van de Nederlandsche Omroepvereenigingen volkomen met het karak ter van de Radio strooken, zou hier op z'n Plaats zijn geweest. Maar een verweer zonder verweer en enkel stekeligheden moeten wij fcaast ons neerleggen. Een deugdelijker tegenstander, waarmee beter öe degen te kruisen valt, is professor Bont, de bekende leeraar van ,,Hageveld" die iederen Zondagmiddag voor den K. R. O. zijn halfuurtje •.godsdienstonderricht voor ouderen" geeft. Wij drukken zijn betoog hieronder onverkort af: Suum cuique.... Ondergeteekende heeft tot dusver een onge stookte bewondering gekoesterd voor den wijzen mensch die als Homo Sapiens met zijn Leeke- Pieeken wekelijks de katholieke pers verrijkt of sis Libra tal van Ideeën het volle pond weet te gsven. Deze week echter schijnt mij de boven ste beste Homerus een weinig gesluimerd te hebben „De draadlooze een gevaar of een zegen?" Een brandende kwestie, inderdaad. Gretig ter hand genomen, werd het artikel mij helaas een grcote teleurstelling, die ik moeilijk kon ver helen De schrijver begint met den lof te bezingen Van den grooten radio-father Coughlin in Mi chigan V. S. Zeer terecht. Maar was het daartoe nu werkelijk noodig, te rade te gaan bij een blijkbaar hyper-senti- menteelen Pranschen journalist? Stel u voor: deze Franschman ontmoet in New-York een jeugdvriendin: in een taxi —L van radio voorzien pikken zij de stem op van Coughlin: zacht en diep is deze stem, met zeldzame modulaties van de bas overgaande tot de fluit als een orgeltoonDe journa list ziet in den geest den priester voor zich staan in blank koorhemdhet meisje een danseres uit een music-hall heeft de oogen neergeslagen en zit devoot met gevouwen han den.... wie weent daar? Dergelijken sentimenteelen humbug was ik in deze rubriek heel niet wachtend en father Coughlin zelf zou zulk een argumentatie voor de nuttigheid van zijn apostolaat vrees ik allerminst op prijs stellen! Hij, de stoerling, die iederen Vrijdagavond zich terugtrekt in zijn studeerkamer, om de volgende 24 uur te besteden aan de voorbereiding Van zijn radio-toespraak van den komenden Zondagmiddag. Hij die Zondag 18 Maart j.l. verhinderd was, zijn spreekbeurt te vervullendien eigen och tend had men hem gevonden, aangekleed en vvel, op den vloer, waar hij elf uur lang had gelegen tengevolge van een geval van acute digestie: maar de volgende week was hij 's Zon dags om 3 uur weer present! Mijn grootste bezwaar gaat evenwel tegen het tweede gedeelte van het artikel, dat al wederom geheel „out of time" is bij wat wij gewoon zijn van den ervaren schrijver te hooren. Eten kleinigheid als zouden de letters T. S. F. de aanduiding vormen van speciaal den Amerikaanschen Radio-omroep gaan we voor bij: ongetwijfeld een lapsus die aan den Fran- schen zegsman is te wijtenMaar nu komt het: na de verheerlijking van Coughlin's scnit- terend werk volgt een opsomming van de ge breken die den Hollandschen uitzendingen aan hieven. Met tenslotte als clou het verhaal van een geërgerd Hollandsch zaken(?)man die zich een auto met radio had aangeschaft en 's och tends om 9 uur op weg naar zijn kantoor door het Nederlandsche algemeene programma wordt Vergast op: ,,das haben die Madchen so gem!" Nu kan ik mij met wat goeden wil de erger nis van dezen man indenken: blijkbaar heeft hij zich de luxe veroorloofd met het oog op eventueele morgen-wijdingen? Maar m.i. gaat het toch werkelijk al te ver, naar aanleiding van dit „ergerlijk" gebeuren aldus de groote trom te roeren: daar een priester met zijn heerlijk apostolaat, hier als algemeen program ma op den eersten werkdag der week een Duit- Sche operette-deun! Het poneeren van deze tegenstelling deed mij denken aan dien zonderling uit mijn jeugd, die als contrast placht aan te geven: „ik slaap al tijd met den mond open en daar heb je nou hi'n vrouw.... die houdt niet van doperretjes" In ernst: een dergelijke voorstelling van zaken hjkt mij niet strikt eerlijk en daarom zelfs niet ongevaarlijk voor de goede zaak. Wie teveel be- "Wijstbewijst niets! Ten onzent geeft de radio toch werkelijk nog Vrel wat anders dan operette-deunen: zelfs het algemeen program, al behoeven we voor dit in stituut allerminst warm te loopen! En Amerika hoort door den aether plenty andere taal dan het Godswoord van father Coughlin Ook bladen, die ver van ons kamp staan, klagen er juist den laatsten tijd steen en been om de vuile richting (the smutty trend) die öe radio daar is uitgegaan. Bovendien zijn de katholieke uitzendingen in het groote land van Uncle Sam belachelijk gering in aantal. In de „Catholic Daily Tribune" van 28 Maart 3-1. lezen wij: „Witten Donderdag, Goeden Vrü- <lag en den voormiddag van Paasch-Zaterdag Worden door katholieke huisgezinnen onderhou den als dagen van rustig overwegen. Daarom worden de radioprogramma's voor deze dagen in deze krant niet gepubliceerd (sic!) En als het blad dan praotisch eenige uitzendingen aan geeft waarnaar men gevoeglijk kan luisteren, is er slechts eenmaal sprake van Calvarie en dat is dan de lezing dcor een father die zich beijvert den Goeden Vrijdag tot rustdag te maken; verder kan men op Witten Donderdag desgewenscht nog luisteren naar een tweege sprek over binnen- en buitenlandschen handel of naar de reportage van een basketball-match, ja zelfs naar Fred Waring's orchestra dat een Witten-Donderdag-programma zal geven met als glanspuntzoo lees ik!het Ave Maria, van Schubert! Zóó is de toestand in Amerika; de gebreken en tekortkomingen van de Hollandsche draad looze kent de Lezer zoo goed als ondergetee kende. Van harte stem ik in met Libra: de radio toone een eigen karakter en make zich tot een modernen zegen. Maar hij is er niet in geslaagd mij er van te overtuigen, dat Holland voor dat werk den Atlantischen meet oversteken, om daar eens ons kaarsje te gaan aansteken. En ik voeg er aan toe: Gode zij dank behoeven wij dat m.i. niet te doen Evenmin als wij zulks behoeven voor onze katholieke pers, waar de krant, die mij ge gevens verschafte met vette letters nog in Maart 1934 onder zijn titel vermeldt: ,het eerste en eenige Engelsche katholieke dagblad in Amerika." Suum cuique, ieder het zijne! D. BONT pr. Het spijt ons, dat de geachte inzender onze bedoeling zoo slecht begrepen heeft. Had hij ge weten, dat Chadourne reeds eenige jaren geleden een romanschrijver van naam en thans een jour nalist met een wereldreputatie is, dan had deze wetenschap hem er al licht toe gebracht hier naar iets anders dan sentimentaliteit te zoeken. Misschien is het verhaal van de ontmoeting met de Fransche vriendin louter verzinsel en alleen gekozen om aan een breede gedachte een pas senden vorm te geven. Wat toch was het doel van den Franschen journalist? Alleen dit: den indruk weer te geven, welken de radiopriester in New-York op hem maakte en den ontzaglij ken invloed te schetsen, welken de Iersche gees telijke door middel van de radio op het Ame- rikaansche volk heeft. De Fransche schrijver koos daarvoor het beeld van de danseres, die onmiddellijk een ingetogen houding aanneemt; van den taxi-chauffeur, die alles om zich ver geet en zijn oor te luisteren legt, wanneer de machtige stem van father Coughlin door den aether klinkt. Is dit sentimentaliteit? Neen, dat is de macht van den echten kunstenaar om de wereld in een notedop te vangen; om met en kele lijnen, met eenige zinnen een wereld van indrukken en gedachten weer te geven. Deze kunst wordt, 't is waar, ten onzent niet goed verstaan en daarom kan het gevaarlijk zijn haar te introduceeren op een plaats, waar zij niet wordt verwacht. Bij al onze vele gosde eigen schappen blijven wij, Hollanders, een volk van krenten wegers; wij eischen voor ieder zijn portie op; wij verlangen, dat alles kalm en behoorlijk wordt uitgelegd en afgewogen, wanneer iemand meent iets te vertellen te hebben. In zóóverre deden wij dus verkeerd te meenen, in een fel contrast even een karakterfout van de radio te belichten, zonder daarnaast de deugden op te sommen van allen, die zich op dit gebied verdienstelijk maken; zonder het karakter zelf te ontleden. Wij wilden onze lezers en allen, die belang stellen in de draadlooze, met hun gedachten even op een spoor zetten, dat zij vermoedelijk weinig volgen en dachten er niet bij, dat wij Hollanders, in één opzicht vaak den Duitscher uit de anecdote gelijken, die, om een definitie van een kameel gevraagd, vier dikke boeken ging schrijven, waarvan het laatste tot titel droeg: ,,Das Kamel an und für sich." Maar ook thans, opgevorderd, zullen wij ons er niet toe laten verleiden lange verhandelingen over het nut en den invloed, de voor- en na- deelen van de radio te gaan schrijven, maar volstaan met onze bedoeling in enkele zinnen nader aan te geven. In ons vorig artikel hebben wij op een wijze, die blijkbaar door sommigen niet is begrepen, willen aanduiden, dat de draadlooze van ont zaglijk nut kan zijn, wanneer zij naar den aard van haar karakter ten goede wordt aangewend, en veel schade kan aanrichten, wanneer zij ontaardt. Tusschen deze twee uitersten ligt nog een breed terrein. Maar de uitersten spreken het duidelijkst. Natuurlijk was het er ons nieT om te doen de aandacht te vestigen op een toevallige goede uitzending in Amerika en een toevalligen misgreep in Holland. Het gaat om het al of niet begrijpen van het karakter van de radio en de overeenkomstige toepassing. Zooals tooneel, film, drukpers heeft ook de draadlooze communicatie een eigen karakter en wel een scherp omlijnd. De radio bezit het wonderbare en unieke vermogen om over schiet eiken afstand geluid over te brengen, wat in de practijk bleek te zijn de gelegenheid om het gehoor van millioenen menschen van één punt uit gelijktijdig te bereiken. Een goed gebruik van de draadlooze nu, moet op deze karakter eigenschappen zijn afgesteld. Het geluid moet zoo volmaakt mogelijk zijn en het ten gehoore gebrachte moet een zoo groot mogelijk aantal personen bevredigen van hen die tot het luister- gebied gerekend kunnen worden. In het Ameri- kaansche voorbeeld meenden wij een typisch juiste toepassing van de voordeelen van de draadlooze te zien, zooals deze uit haar karak ter voortvloeien: een spreker met een zeer bij zondere stem en voordracht, bestrijkend door technische toepassingen den halven aardbol en door de keuze van zijn onderwerpen en de macht van zijn redenaarsgaven pakkend een geheel volk, dat economisch en vooral moreel gezonken is. Tegenover dezen zegen stelden wij het ver keerde, niet zoozeer om het luchtige liedje op den vroegen morgen, maar om de verwording, die er het gevolg van kan zijn, wanneer de draadlooze van haar eigenlijke karakter afwijkt Onze bedoeling nu was en is nog alleen maar deze vraag te stellen en ter ernstige overweging voor te houden: wordt er in ons land de resr van de wereld kunnen wij gevoeglijk buiten beschouwing laten, omdat wij daarop geen in vloed hebben voldoende naar gestreefd om C- - '\;.A y-<ï Z<;>> - ïiim 9 99 99 de draadlooze overeenkomstig baar karakter tol een zegen te maken. O, 't zou ons niet moeilijk vallen om hon derden voorbeelden op te noemen, waarin de Nederlandsche Omroepen voor tachtig, negentig, honderd procent aan de hoogste eischen volde den. Maar over het geheel van de programma's genomen is er nog veel onbevredigends, wat. naar onze meening hieraan is toe te schrijven, dat, in den onderlingen concurrentiestrijd van de verschillende Omroepen om een zoo groot mogelijk aantal leden te krijgen, het eigenlijk karakter van de radio maar al te vaak uit het oog wordt verloren. Men verliest zich in aller lei wat niet der draadlooze is. En hoe kan het ook anders, Wanneer men meent van 's ochtends 8 tot 's nachts 12 zijn stem te moeten laten hooren? Is het wonder, dat men dan er toe komt schoolmeester, acteur, leeraar in kook- en naaldkunst, cabarettist en wat al niet te gaan spelen? Hierdoor ontstaat het gevaar, dat het radiokastje bij een groeiend aantal personen tot een speeldoos in de huiskamer wordt. Alleen wanneer de krant meldt, dat er een heel bij zondere uitzending zal zijn, stelt men op een bepaalde golf in. Overigens wordt de knop ge draaid al naar mate een station „gezellige mu ziek" uitzendt. En menige klacht, vooral van geestelijke zijde heeft ons al bereikt, dat het verderfelijk werkt op jonge menschen, wanneer zij dag in dag uit, uren achtereen niet anders hooren dan zoogenaamde luchtige muziek. Wie hierover eens ernstig nadenkt en zijn omgeving nauwkeurig gadeslaat, zal met ons tot de conclusie komen, dat er aan onze Ne derlandsche radioprogramma's nog wel iets te verbeteren valt: dat er is een teveel en een te weinig. Met het stellen van een scherp con trast, zooals wij in onze beschouwing van veer tien dagen geleden deden, wilden wij daarop eens de aandacht vestigen, teneinde te voor komen, dat de radio-in-huis eert sleur en het draadlooze kastje een muziekdoos wordt! LIBRA In Mei van het vorig jaar heeft het Bestuur van de Ned. Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan een prijsvraag uitgeschreven. Verlangd werd een wetsontwerp met memorie van toelichting hetzij een ontwerp tot aan vulling van de Armenwet 1912, hetzij een ont werp van een afzonderlijke wet naast de Ar menwet, waarbij wordt geregeld de onder steuning van valide werkloozen rechtstreeks uit gaande van de Overheid. Op deze prijsvraag zijn 12 antwoorden inge komen, zich vereenigend met het advies der beoordelingscommissie heeft het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging thans besloten den uitgeloofden prijs ten bedrage van f 500 toe te kennen voor het antwoord, ingezonden onder het motto: „De cost gaet voor de baet uyt". In zender bleek te zijn de heer H. J. Langman, Burgemeester der gemeente IJlst. Het Dag. Bestuur is voornemens het ant woord van den heer Langman in een „Ge schrift" der Vereeniging te publiceeren. Ver moedelijk zal het t. z. t. in een algemeene le denvergadering een onderwero van gedachten- wisseling uitmaken. Maastricht heeft gisteren, gelijk wij reeds in het kort berichtten, op den 1550sten jaardag van St. Servatius' afsterven, de gedachtenis van zijn heiligen eersten bisschop en patroon op grootsche wijze gehuldigd. Na het kleurige, vlot en levendig verloopen défilé voor de autoriteiten, die zich naar de kiosk op het Vrijthof hadden begeven, stelden zich op de vertegenwoordigers der talrijke ver- eenigingen met hun vaandels en enkele hon derden bruidjes met witte seringen in de hand, rondom de fontein, aan den kop waarvan het nieuwe Servatius-beeld is geplaatst. De aanwezige bisschoppen, prelaten, wereld lijke waardigheidsbekleeders, schreden onder den zang van het 500 man sterke koor „Ecce Sacerdos", geleid door de dirigent Peter Gielen, door een haag van vele duizenden, in het wit gekleede en met nationale en pauselijke vlag getjes wuivende kinderen naar den hoek van het plein, achter de absis der St. Servaeskerk, waar het monument staat. De voorzitter van het Heiligdomsvaart-Comité, mr. F. Jansen, wees op het verlangen van vele geslachten, naar een blijvend gedenkteeken ter eere van St. Servaes, een verlangen, dat thans in den vorm van een bron, als herinnering aan de wonderbare bron, die St. Servaes buiten Maastricht uit den grond deed opspringen, is verwezenlijkt. Pater dr. Cassianus Hentzen O.F.M., hield vervolgens een feestrede, waarin hij wees op de groote waardeering, die vorige geslachten en een keur van vorstelijke personen koesterden voor de plek, waar St. Servaes begraven werd. De oprichting van dit monument is de in boeting van een eereschuld uit het verleden, een van idealisme in kwade tijden getuigende geloofsdaad in het heden. Het moge een teeken zijn, dat de toekomst van deze stad de traditie der vorige eeuwen zal voortzetten. Z. H. Exc. Mgr. dr. J. H. J. Lemmens, bis schop van Roermond, beschouwde vervolgens deze plechtigheid als een symbool van vernieu wing in het geloof aan de gemeenschap der heiligen. Als bisschop van het diocees, waar onder deze stad behoort, wekte Mgr. zijn dio- cesanen op de vereering van den grooten heilige naar het voorbeeld van vorige geslachten weer ter hand te nemen, om een devotie, die de eeuwen heeft getrotseerd, opnieuw te doen op leven en zich daarbij te laten leiden door Maria, die ook St. Servaes naar deze gewesten voerde. Mgr. wijdde vervolgens de bron en onthulde het door den architect Boosten ontworpen en door den beeldhouwer Vos uitgevoerde bronzen beeld, dat den heilige voorstelt, schrijdend in priesterlijk ornaat, dragend in de eene hand een staf, in de andere den sleutel. Na de onthulling, waarbij Mgr. Lemmens zich weer den fijnzinnigen kindervriend betoonde, deelde mr. Jansen mede, dat in het monument een oorkonde is gemetseld. Vervolgens droeg spr. het over aan het bestuur van de St. Ser vaeskerk, die het terrein, waarop het beeld is geplaatst, van de gemeente in eeuwigdurende erfpacht had gekregen. Kanunnik Mgr. J. Wouters, deken van Maas tricht, aanvaardde met een woord van dank aan alle aanwezige autoriteiten, aan de comité leden, schenkers en medewerkenden de over dracht. Mgr. Lemmens gaf tot slot aan allen zijn zegen. In de April-aflevering van het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het vervolg opgenomen vaq de publicatie der voorloopige uitkomsten van de bedrijfstelling, gehouden op 31 December 1930. Dit vervolg heeft betrekking op de textielindustrie, welke gesplitst is in 30 bedrijfsgroepen. Staat I geeft een over zicht van het aantal vestigingen met het daar in werkzame personeel, onderscheiden naar een zestal grootte-klassen van personeel. Tot de voornaamste bedrijfsgroepen behooren de ka toen- en linnenweverijen met 112 vestigingen, waarin 17.213 personen, w. o. 4.972 vrouwen; verder 11 katoenspinnerijen met 4.074 personen, waaronder 1.870 vrouwen en 14 katoenspinne rijen, tevens katoenweverijen met 14.832 per sonen, w. o. 4.495 vrouwen. Voorts werden ge teld 12 wolspinnerijen en sajetfabrieken met 2.240 personen, waaronder 1.014 vrouwen; 20 wolweverijen met 897 personen, w. o. 266 vrou wen en 43 wolspinnerijen en sajetfabrieken te vens wolweverijen met 7.233 personen w. o. 5.821 vrouwen. Verder waren van belang 5 kunstzijdefabrieken met 8.722 personen, w. o. 4841 vrouwen, 358 tricotagefabrieken en breierijen met 8.038 personen, w. o. 5.821 vrouwen; 390 vlasserijen met 1.459 personen, w. o. 133 vrou wen en 153 touwslagerijen met 1.890 personen, w. o. 279 vrouwen. Er waren 46 tapijtfabrieken met 2.674 perso nen, waaronder 318 vrouwen, terwijl het aan tal juteweverijen 7 bedroeg met 2.642 personen, w. o. 813 vrouwen. Staat II onderscheidt het personeel van de onderscheidene bedrijfsgroepen naar drie leef tijdsgroepen: beneden 21 jaar; 21 tot en met 49 jaar en 50 jaar of ouder. Tenslotte zijn in staat III gegevens opgeno men van de verschillende soorten van kracht werktuigen. Daaruit blijkt, dat ni deze bedrijfs- klasse naast de electromotoren nog tal van primaire krachtwerktuigen voorkwamen. Zoo bijv. in de katoen- en linnenweverijen 85 kwt. met 23.544 pk.; in de katoenspinnerijen 31 kwt. met 19.045 pk. en in de katoenspinnerijen te vens weverijen 38 kwt. met 53.910 pk. Opvallend is verder het groote aantal kleine electromoto ren in enkele bedrijfsgroepen. In de kunstzijde fabrieken bijv. waren niet minder dan 16.013 electromotoren met 21.877 pk.; in de katoen weverijen 5.366 met 28.153 pk. en in de katoen spinnerijen tevens weverijen 7.499 met 42.805 pk. Een groot aantal electromotoren werd gedre ven door zelf opgewekten stroom, zoodat het aantal generatoren en dynamo's niet onbelang rijk was. Wanneer men de geschiedenis van de we tenschap in de laatste 2400 jaren over ziet, dan blijkt het, dat zoowel de ge leerden als de ongeletterden steeds geloofd heb ben, dat uiterlijke verschijning en innerlijke wezensvorm bij den mensch steeds op een of andere wijze samengaan. Ziet men iets nauw keuriger toe, dan blijkt, dat in de tweede helft van de negentiende eeuw de geleerden voor een zeer groot deel aan dezen samenhang niet ge loofd hebben. Het is de tijd dat althans één van de idealen van de Fransche revolutie „vrijheid, gelijkheid en broederschap" nog bestaat, en wel het ideaal van de gelijkheid. Natuurlijk wist iedereen wel, dat de menschen onderling niet volkomen gelijk zijn, maar men nam in dien tijd ten minste aan, dat in de voornaamste din gen de menschen onderling gelijk waren, en dat voornaamste is de geest. En wat het lichaam betrof, de ongelijkheden in lichamelijken bouw werden wel niet ontkend, maar onbelangrijk ge acht. Nu zou men zeggen, dat dit 19de-eeuwsche geloof dan het sterkst in Frankrijk, het moeder land van de revolutie, zou heerschen, maar dat is niet het geval. Veeleer was het geloof aan de principieele gelijkheid van de menschen het sterkst in Duitschland en verder in Nederland en Engeland. De Franschman. die aan de tradi tie hecht en aan menschenkennis, wist wel beter. Het gevolg was, dat toen ongeveer 1900 Zzemy, de beroemde Duitsche kinderarts voor den dag kwam met de stelling, dat er onder kinderen verschillende combinaties bestonden, waarvan één de z.g. exsudatieve diathese is, het geen hetzelfde is, als wat de burgerman hier een klierachtig gestel noemt; het gevolg was, zeg ik, dat de Fransche medici toen zij zeiden: „Maar mijnheer, dat er verschillende constituties zijn, hebben wij steeds verkondigd." En nu erkennen wij, dat de burgerman, die vroeger (stilletjes) uitgelachen werd, als hij vroeg, of zijn kind misschien wat klierachtig was, eigenlijk een zeer verstandige vraag stelde. Zooals ik reeds zeide, heeft men altijd ge loofd, niet alleen, dat er verschillende consti tuties waren, maar ook, dat de lichaamsbouw op een of andere wijze met den geest samen hing. Deze leer was in de tweede helft van de 19de eeuw zoo zeer vergeten, dat men zich al leen nog maar herinnerde, tot welke malligheden deze leer in sommige gevallen had gevoerd. Iedereen spreekt nog van een wiskundigen of een wijsgeerigen knobbel, en deze uitdrukking is ongeveer het eenige, dat nog overgebleven is van een stelsel uit de eerste helft van de 19de eeuw, het stelsel van Gall en Spurzheim. In dien tijd wist men van de functie van de ver schillende deelen der hersenen nog niet heel veel. en nu kwam Gall te voorschijn met de leer, dat een bepaald gedeelte van de hersenen den aanleg voor muziek, een ander voor wis kunde, enz. bevatte. Maar dat was niet alles; hij leerde bovendien, dat de schedel boven zulk een sterk ontwikkeld hersengedeelte naar bui ten gebogen was, en dus een knobbel vertoonde. Vandaar de uitdrukking: „wiskundige knobbel". Er is niets nieuws onder de zon. Ongeveer 1800 jaren geleden kwam de Taoïstische wijsbe geerte in de mode, bij de Chineezen. Deze wijs begeerte was vooral natum-philosophie en leerde, dat alles, gelijk de zon, de maan en de seizoe nen, in een eeuwig wederkeerend rhythme van toename en afname was gevangen. Zoo ook de mensch: en er waren er volgens de Taoïstische leer, die in het algemeen in de periode van de toename, yin genaamd, en anderen, die in de periode van de afname, yang, verkeerden. En dit kon men aan hun lichaamsbouw, en voor al aan hun schedel, bemerken. En als dan in die eeuwen een minister moest benoemd wor den, dan werd hem door de Taoïstische geleer den eerst de schedel afgetast, om te zien, in welke periode hij was, want men kon natuurlijk slechts menschen van yen, de toename, ge bruiken. In mijn studententijd hoorde ik van tempe rament en constitutie nog heel weinig, behalve dan in de kindergeneeskunde, waar de consti- tutieleer, of zooals men dat noemde, de leer der diathesen, algemeen geaccepteerd werd. De algemeene belangstelling voor deze kwestie kwam eerst, toen Ernst Kretschmer in 1921 zijn thans beroemde werk publiceerde „Körperbau und Charakter". De grondslag van zijn geheele werk lag in zijn ontdekking, dat menschen, die aan een bepaald soort krankzinnigheid leden, n.l. de manisch-depressieve psychose, in het al gemeen een heel anderen lichaamsbouw hadden dan de lijders aan een andere soort krankzin nigheid, n.l. de schisophrenic. Ik kan hier na tuurlijk niet in den breede beschrijven, hoe die lichaamsbouw is, maar zeer in het kort was het zóó, dat menschen, die gezet zijn, een dik rond- achtig hoofd hebben, breed in de heupen, met een buikje, vrij korte armen en beenen, vaak kleine handen en voeten, een korten nek, en later een mooien gladden „kalen knikker", de menschen zijn onder wie de manisch-depressieve psychose gevonden wordt. En de andere krank zinnigheid, wordt gevonden onder de z.g. as thenische en athletische typen. De asthenischen zijn tenger, smal, met een lange, afhangende borstkas, halfhangende schouders, een langwer pig hoofd, dat vooral in den voorhoofdshoek goed ontwikkeld is; en de athletische typen ten laatste zijn de lange en breede, groote en krach tige typen, die ik hier verder niet behoef te be schrijven. Deze ontdekking die echter nog niet ge heel en al vaststaat was de grondslag van zijn werk. Maar daarbij bleef Kretschmer niet staan. Hij ontdekte ook, dat normale menschen van den eersten lichaamsbouw een temperament en karakter hadden, dat in zijn overdrijvingen op de genoemde krankzinnigheid leek. d.w.z. menschen, die afwisselend blij en bedroefd zijn, wier gemoedsleven slingert tusschen blijdschap en droefheid, hebben denzelfden lichaamsbouw, als de krankzinnigen die uiterst blij (manisch) of uiterst bedroefd (melancholisch, depressief) zijn. Zoo beschouwt hij dus de krankzinnigheid als een overdrijving van normale gemoedstoe standen. En met de andere soort lichaamsbouw was het eveneens zoo gesteld, maar dit alles gaat te veel in détails, om hier beschreven te worden. Men kan zeggen, dat de wereld door dit boek werd overrompeld. Zonder critiek werd alles klak keloos overgenomen, wat Kretschmer beweerd had. De geheele generatie had geen wijsgeerig onderricht gehad en kon dus al die vraagstuk ken niet beoordeelen. Maar het goede gevolg was, dat de leer der temperamenten weer in het centrum van de belangstelling kwam te staan, en dat de oude wijsheid over een samenhang tusschen geest en lichaamsvorm in dezen tijd weer modern werd. En het schijnt zelfs, alsof de typen, die Kretschmer beschreven heeft, eigenlijk niet zoo heel veel verschillen van de typen, die men in de boeken van 700 jaar geleden vindt, bijv. in de werken van den H. Albertus Magnus en de H. Hildegard van Bingen. Zoo zou men werke lijk gaan gelooven, dat er niets nieuws onder de zon is. TH. H. SCHLICHTING Opgericht is het Haagsch Comité voor het Stadionconcert op 2 Juni a. s. te Amsterdam, te houden ten bate van de leden van het Concertgebouw-orkest en het Residentie-or kest, onder leiding van dr. Willem Mengel berg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5