De wetenschap van Ludendorff Om If 50 keerden wij heden uit I ONZE 307e UITKEERING f 80140.- Met vetfiaal van den daa PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND GEHEIME MACHTEN AAN HET WERK IJSHEILIGEN Als op de film Het Geheim van het open Raam DINSDAG 15 MEI 1934 De wereldoorlog, die in 1914 be gon, werd reeds in 1889 voorbereid In de dagen van den Marneslag Zweefvlucht en Zeppelin ingevolge de voor onze abonnes geldende 1 gratis-ongevallenverzekering aan den heer A. KRIMP, Ruijsdaelkade 271Amsterdam-Z. wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is f WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1 aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS Amerikaartsche bandieten plegen „oneerlijke concurrentie Hitier op het altaar SSS""* j Oplettendheid AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Eigenlek had het deftige woord „occul tisme" boven dit artikel moeten staan, maar omdat de resultaten van occultisme constant glashelder zijn als mat glas en klaar als koffiedik, was dit opschrift minder wenschelijk. Het was reeds einde 1914 bekend, dat de eerste chef van den Generalen Staf van het Duitsche leger, graaf von Moltke, een doorge winterde spiritist was en het is bekend dat de voorlaatste chef van dien staf, de jarenlang almachtige generaal Ludendorff, lijdt aan een spiritueele hobby, die men familiair de „Juda und Rom"-psychose zou kunnen noemen. Er zijn twee brochures in Duitschland ver schenen over den Marneslag, die reeds in Sep tember 1914 over het lot van Duitschland be sliste. Tengevolge van de Duitsche nederlaag aan de Marne veranderde de bewegingsoorlog in een loopgravenoorlog. En héél Duitschland met al zijn veroverde gebieden werd één onge meten vesting, die van alle kanten werd bele gerd en, van alle levensmiddelen en grondstof fen hermetisch afgesloten, tenslotte moest ca- pituleeren. De dolkstoot in den rug is mis dadige fantasie. Een dier brochures heet: „Die Deutsche Tragödie an der Mame". De andere „Das Mame-Drama, der Pall Moltke-Hentseh". De ze laatste is van Ludendorff. Waarom verloor Duitschland in 1914 reeds den oorlog? Beide brochures geven het ant woord: door het occultisme. De „wetenschap" van Ludendorff is vermake lijk. De generaal herinnert aan het verraad van Valmy op 21 September 1792. Daar zouden vol. gens Ludendorff de vrijmetselaar Hertog Karl Wilhelm Ferdinand van Brunswijk. de occult, wetenschappelijke koning Friedrich Wilhelm II van Pruisen en de „Illuminate Hochgrad Bruder" Karl August van Saksen-Weimar het leger der Verbondenen aan „Broeder" Generaal Dumouriez hebben overgegeven. Hoe Ludendorff dit weet? Officieele acten verhalen er niets van. Maar diamanten van het Brunswijksche hertogelijk huis zouden het verraad onthullen! Ludendorff constateert, dat de wereldoorlog, die in 1914 begon, in 1889 werd voorbereid. De geheime machten begonnen toen hun werk. En tot die geheime machten rekent Ludendorff niet alleen de vrijmetselarij, maar ook „Juda und Rom", zooals hij het uitdrukt. Het staat vast, dat Oberstleutnant Hentsch bij dit Marne- drama de beslissende rol heeft gespeeld. Daar over zijn alle deskundigen het eens. Deze Oberstleutnant kreeg op het beslissende moment van Generaal von Moltke blanco volmacht. Was die Oberstleutnant nu een vrijmetselaar? Was hij misschien Jood? Of Roomsch-Katholiek? Neen, hijwas Protestant en arisch, en Luden dorff heeft niet kunnen ontdekken, dat hij vrijmetselaar was. „Die Frage seiner Frei- maurerzugehörigkeit wird vielleicht nie akten- massig geklart werden", zegt Ludendorff. Gene raal v. Moltke. de opperbevelhebber, was even eens arisch. Protestant en geen lid van de Loge. En toch, meent Ludendorff, waren Moltke en Hentsch werktuigen van de vrijmetselarij Het eenlge, wat Ludendorff weet, is dat Generaal von Moltke zich voor de occulte we tenschappen interesseerde. Het is een feit. dat Moltke o.a. door Steiner en diens anthroposo- phie beïnvloed werd. Ludendorff toont ook aan, dat Moltke geregeld met mediums omging. „Geen man was zoo ongeschikt, om als op perbevelhebber van het Duitsche leger te fun- geeren." Ludendorff vergeet echter, dat von Moltke zelf de positie niet heeft begeerd. Integendeel, hij zag er tegen op en vroeg den keizer, iemand anders de functie te geven. Maar keizer Wilhelm wilde Moltke hebben, enkel en alleen, omdat zijn oom in 1870 met zooveel succes tegen Frankrijk te velde trok. De naam Moltke, meende keizer Wilhelm, zou wonderen doen. zou het buiten. land imponeeren en zou waarschijnlijkde beste garantie voor een spoedigen vrede zijn. De tweede brochure frischt nog eens de her innering op aan de volkomen mislukking, die Moltke als legeraanvoerder was. In de dagen van den Marneslag was hij zijn zenuwen niet meer de baas. Hij was eigenlijk al een gebroken man hij had een zware hartkwaal toen de oorlog uitbrak. De slag aan de Marne bracht hem volkomen in de war. De bekende Luite nant-kolonel Beuer schrijft van Moltke: „Een paniek maakte zich van het heele leger meester, maar het érgst zag het er bij den staf uit. Moltke was volkomen de kluts kwijt. Hij zat bleek voor de kaart, apathisch een ruïne gelijk." In een speciaal hoofdstuk tracht de schrijver te bewijzen, dat Moltke een werktuig van Stei ner, den leider der anthroposophen, was. Wij lezen in dit hoofdstuk: „Begin Augustus 1914 heeft hetzelfde medium, dat reeds in 1899 het uitbreken van den oorlog had geprofeteerd, opnieuw geprofeteerd. Wij weten hiervan iets uit schriftelijke mededeelingen van de naaste familiebetrekkingen van Moltke. Wij zijn ook op de hoogte van den inhoud van deze voor spellingen. Liesbeth Seidler, het medium, pro feteerde, dat de operaties een hoogst ongun stig verloop zouden hebben en kondigde aan, dat de Franschen door het Duitsche front zou den heenbreken. Frau von Moltke heeft deze voorspelling, waarin zij geloofde haar man per brief medegedeeld. Zij heeft dan het medium Seidler in het groote hoofdkwartier te Coblenz gebracht. Moltke heeft dan met het medium ctactfo mjsn. farddj,—. oudUJcU lavn liAJWt Vul VOO-T. VuujUC/UXuttH/ chv dl CujXjyuxKild dit imjvaJL oof *noq uooi:* fi&cht -ruicltutiuïd.* yum cJlc&hot gesproken. En van Steiner weten wij, dat ook hij ln het groote hoofdkwartier is geweest en met den opperbevelhebber heeft gesproken." Zoo zag het er uit in het groote hoofdkwartier van Keizer Wilhelm II. En dat in de dagen, toen over het lot van Duitschland en het leven van millioenen werd beslist. Koffiedik troef! FRIEDRICHSHAFEN, 14 Mei. (V. D.) De piloot Wigmayer, die zijn zweefvliegtuig onder aan de Zeppelin had laten bevestigen, is van een hoogte van 500 M. met zijn toestel gestart en énkele minuten later gedaald op het terrein van de luchtschepenwerf. JMIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllIIII llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllMllltllllllllllllim iiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ÜMIIIIIIIIIIIIIIIIH III1IIIIIIIIIII1I!I£ ÏHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiinT Een bezoek is aangekondigd Doch dit gaat naar ons gevoel Wei een beetje uit de hoogte, Want de Noordenwind maakt koel! f 1 Een bezoek, dat warmte afstraalt, 1 Is het dezen keer eens niet, I Zoodat niemand er een voordeel I Of gezelligheid in ziet. I IJs, dat koude praedicaatje, Gaat aan dit bezoek vooraf, f I IJsdat nimmer een verheug'nis ln de schoone Meimaand gaf. I Want wij rillen en verkleumen En wij praten maar van koud, I Onderwijl de kille nachtvorst Zich maar al te kranig houdt! f Ook al stijgt de barometer, Zelfs al is het zonnig weer, Ieder voelt, de hooge gasten Scheppen kille atmosfeer. Het bezoek isdra beëindigd 1 En dan zingen wij hoera! 1 Want bij plechtige bezoeken volgt ontspanning steedsdaarna! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) LOS ANGELES, 14 Mei. (Reuter.) Een poging van den vertegenwoordiger der familie Gettle om in verbinding te komen met de ontvoerders van den oliemagnaat en aan hen een bedrag van 60.000 dollar als losgeld uit te betalen, is onder haast ongelooflijke omstandigheden mis lukt. Deze vertegenwoordiger had een aantal brie ven ontvangen, welke klaarblijkelijk afkomstig waren van de ontvoerders en the aanwijzigin- gen bevatten omtrent de betaling van den los prijs. Toen hU zich echter naar de plaats begaf waar hij de bandieten zou ontmoeten, bemerkte hij plots dat een aantal vrachtauto's hem pro beerden in te sluiten. Hij begreep dat hij in een hinderlaag ge vallen was en dat hij niet te doen had met de ontvoerders, doch met andere misdadigers, die probeerden hem het geld, dat hij bij zich droeg, afhandig te maken. Hij aarzelde niet en opende het vuur op de chauffeurs der vrachtauto's. Deze schoten te rug en een wilde jacht ontstond, welke de ban dieten verloren. Direct na de schietpartij heeft de politie heel de omgeving afgezet. Twee verdachte personen werden aangehouden. Op een bijeenkomst van den „Pfarrer-Nod- bund" te Berlijn hield de dominee van de Kaiser Wilhelm-Gedachtniskirche, dr. Jacobi, 'n zeer scherpe rede tegen de Duitsche christenen, wien hij vooral verweet, dat zij het eerste der Tien Geboden Gods overtraden. Hem was na melijk bekend, dat vele dominee's der Duitsche christenen afbeeldingen van Hitier op het al taar plaatsen. Dat is Godslastering, zeide hij. Hitier zelf was er niet van gediend. Hij had zich tot Hitier gewend, opdat deze een einde zou maken aan dit godslasterlijk bedrijf. Daarop greep een politieagent in. De naanvt-Iitler mocht in zulk soort redevoeringen niet worden ge noemd. Gierend blies de storm door de telegraaf draden langs de in volslagen duisternis gehulde spoorbaan. Niets dan de twee vurige oogen van de groote locomotief verlicht ten de kaarsrechte rails, die zich als twee enorme gloeiwurmen voor den trein uitstrek ten. De machinist en de stoker, aan wier hoede het welzijn van honderden reizigers was toe vertrouwd, zaten zwijgend op hun houten bankje en tuurden met arendsbük door het cabineraampje naar het voor hen liggende weggedeelte. Op het station, dat zij tien minuten geleden verlaten hadden, waren zij opgestapt, om hun maats af te lossen en nu snelden zij voort in de duisternis en achter zich wisten zij slapen de en rustig pratende passagiers, die voor het meerendeel althans, er geen oogenblik aan dachten dat hun welzijn, ja, wellicht hun le ven, afhing van de meer of mindere oplet tendheid van de twee mannen op de locomotief. Het was een kale, nog in het ongerepte na tuurschoon zich verheugende heidevlakte, waardoor de trein zich als een kronkelend rep tiel bewoog. Nu en dan richtte de meester zich op en maakte een beweging alsof hij den regulateur wilde sluiten, maar dan ging hij weer gerust gesteld zitten en verder stoof de trein. De wijzer van den snelheidsmeter wees ne gentig kilometer per uur aan en nog steeds vermeerderde de snelheid. Meester Daniëls wierp een vluchtigen blik op den stoommanometer, waarvan de wijzer als vastgeroest stond boven de roode streep, de hoogst toegelaten stoomspanning. Het denderen van den trein maakte de woor den van den machinist bijna onverstaanbaar, toen hij tegen den stoker zei: „Kun je dat raam niet sluiten, Jan? Het tocht hier en.... ik ben niet zoo heel jong meer." De stoker glimlachte. Meester Daniels was eer. oude rot, die zijn heele leven niets anders gekend had dan den spoorwagen. Hij was er als het ware mee opgegroeid en nu op zijn negen-en-vijftigste jaar voelde hij de gevolgen ervan, dat hij gedurende bijna veertig jaren was blootgesteld geweest aan temperatuurswis selingen en zijn arbeid onder de meest ongun stige omstandigheden had moeten verrichten. Regen en wind, sneeuwjacht en hagelbuien, vorst en hittegolven hadden hem niet kunnen verhinderen zijn werk met liefde en nauwge zetheid te vervullen. Jan van Brugge wist dat wel en hij aarzelde dan ook geen oogenblik aan het verzoek van zijn machinist gehoor te geven. Hij trok het raampje dicht en vroeg: „Is het zoo beter, meester?" Daniels knikte, maar het ontging hem dat de ander dat hoofdgebaar in het halfduister van de cabine niet zien kon. Eensklaps richtte hü zich op en sloot met een ruk den regulateur. „Zag je dat, Jan?schreeuwde hij. „Ik zag niets, meester," was het kalme ant woord van den stoker. „Wat zou er te zien zijn hier temidden der hei en in dit beestenweer?" „Een auto, Jan. Vlak voor de machine vloog een auto over de rails. Ik schrok ervan." Jan van Brugge liet een helderen lach hoo- ren. „Je bent niet lekker, meester. Je wordt oud en de ouderdom komt met gebreken. Een beetje kindsch?.... Waar moet die auto vandaan ko men? Er is op dit gedeelte nergens een over weg. Ze rijden toch niet door de lucht?" De machinist antwoordde niet op deze on vriendelijke woorden, want hij moest zijn sto ker gelijk geven. Er was geen overweg, geen bewaakte en geen onbewaakte. Daarom zweeg hij wijselijk en opende weder den regulateur. Verder ging het niet. Nog twintig minuten, dan was het eindpunt bereikt. Meester Daniels kende dit baanvak goed. Hij reed hier al meer dan twintig jaar. Ieder huisje hier «luchtte de 9 eoarKhMES. «er ctCCE. IftQCOPHl IUChTkanaal woon N ro»i. Oom kocht meteen een schets van het in wendige van de pyramide om te zien in welk doolhof we gevangen geweest waren. Wat keken wü op. Hoe gemakkelijk was het geweest de uit gang te vinden, 't Is het ei van Columbus, zei oom. Toen wij uit de horizontale gang naar de tweede grafkamer kwamen, hadden wij naar beneden moeten gaan. Wij meenden eenter, dat wij in de onderste grafkamer waren en dat wij de gang naar boven moesten hebben. Zoo kwamen wij in de bovenste grafkamer. In elk geval weet ik nu hoe een pyramide er van binnen uitziet, en dat zal ik niet meer vergeten. Daar wij den volgenden dag naar de konings graven te Luxor zouden gaan, besloot oom, dat wij nog een bezoek zouden brengen aan de sfinx, die voor de Chefrem-pyramide ligt. Er zijn tal van sfinxen, maar deze was toch wel de grootste. Wat een kolos! 't Was een liggende leeuw met menschenhoofd, die van de voorpoo- ten tot den staart 57 meter en van grond tot hoofd 24 meter groot was. Een poos had de sfinx voor een gedeelte onder het woestijnzand gezeten, maar was thans weer uitgegraven. *k Stond verwonderd te kijken. Dat was een ander beest, dan mijn moeder op haar pronk- tafeltje had. Stel je voor. dat ik met deze sfinx naar Amsterdam ging en die mijn moeder cadeau deed, wat zou ze oogen opzetten.... Bij onze terugkomst in Cairo moesten we bij de politie-autoriteiten komen. Onze gevangene zat op het politiebureau en werd, toen wij er waren, voorgeleid. Wij vertelden de toedracht van de zaak en daarna kreeg hij gelegenheid om het zijne er van te zeggen. En wat vertelde de schavuit? Dat hij uit vrees voor een pak ransel gevlucht was, in de ver onderstelling, dat de heeren den uitgang wel zouden vinden. Toen wij na eenige uren nog niet naar buiten waren gekomen, was hij bezorgd geworden en naar binnen gegaan om ons te zoeken. Dat hij zoo geheimzinnig had gedaan, kwam van zenuwen, daar had hij meer last van. En wat die kat betrof, hij had willen ver hinderen, dat het beest de pyramide inging, maar het was hem rjfet gelukt. De man moest wegens gebrek aan bewijs worden vrijgelaten, 't Is een van de gemeenste kerels van Caïro, zei de commissaris van politie en hij zai nog wel eens tegen de lamp vliegen. en ieder boompje zou hij zelfs in deze diepe duisternis kunnen vinden. De snelheid verminderde iets. Ze beklommen een steile berghelling, maar de meester bekom merde zich daar niet om. Aanstonds, als ze de helling afgingen, zou het vanzelf weer harder gaan. Vijf en zeventig kilometer.... Langzaam begon de wijzer weer op te loo- pen. Blijkbaar waren ze den heuveltop gepas seerd. Plotseling vloog de machinist overeind. „Daar was het weer, Jan „O ja....?" Zuchtend ging hij weer zitten. Daniels wist wel dat hij op zijn stoker kon vertrouwen. Er was maar weinig, dat hij niet zag. Meermalen had hij daar blijk van gegeven. „Wat zou dat toch zijn, Jan? Ik ben toch niet bang en niet zenuwachtig. Nog nooit heb ik last gehad van die visioenen en dat is nu al de tweede maal binnen een half uur „De oude dag, meester," zei van Brugge, meer om den machinist ie pia- i gen dan dat hi; Wordt tijd dat je met pensioen gaat. Dan Krijg ik nog een gelegenheid om promotie te maken." De ander gaf geen antwoord op deze pla gerij. Hij kende zijn pappenheimers. Het baan vak verloor zich op dat gedeelte in langgerekte bochten en na een poosje vertoonden zich in de verte de ontelbare lichtpuntjes van het eindstation. Voor een oningewijde was het een onmogelijkheid om in deze schittering van signalen, wissellichten en booglampen een be paald systeem te ontdekken, maar de ervaring van de twee beambten op het zwarte monster had hen met het verlichtingsbeeld volkomen vertrouwd gemaakt en het was bijna gelijk tijdig, dat zij een verschrikt gebaar maakten. Met gespannen aandacht tuurden ze door het ruitje. Daniels temperde de snelheid iets. Zijn nog altijd scherpe oogen hadden een vreemde eend in het aantal lichtpuntjes ontdekt. Onge merkt keek hij naar de plaats waar zijn sto ker zat. Niet dat hij zich door diens inzicht liet beïnvloeden, maar toch wilde hij zich niet graag ten derde male laten uitlachen. „Alles veilig?vroeg hij uit de macht der gewoonte, omdat van de plaats van den stoker de signalen beter waren te onderscheiden. Jan van Brugge gaf niet dadelijk antwoord. Hij begaf zich naar den meester en ging ach ter dezen staan met uitgestrekte hand door het raampje wijzende. „Laten we het zekere maar voor het onze kere nemen," schreeuwde hij Daniëls in het oor. „Er is een lichtje te veel op de lijn." Nu twijfelde de machinist geen seconde meer. Met een krachtigen ruk trok hij de Westing- house-remkraan in den snelremstand. De rem- blokken klemden zich vast tegen de wielen, waardoor een illuminatie van vonken het naast liggende spoor verlichtten. Sneller dan de twee mannen hadden gedacht, naderden zij het on bekende licht en Daniëls zag zich genoodzaakt het noodmiddel toe te passen. Hij draaide met kracht het ganghandle achterin en opende den regulateur geheel. .Tegenstoom De snelheid bedroeg nog veertig kilometer per uur en het gevaarlijke punt was nu dicht bij. De zandstrooier wierp regelmatig zand voor de drijfwielen, opdat dezen niet zouden gaan glijden en onafgebroken gilde de stoomfluit van de machine. Toen zagen ze eensklaps 't naderend gevaar. „Een autoschreeuwde de meester. tt Geen seconde was te verliezen, nog enkele oogenblikken en de trein zou het voertuig, dat op tot nog toe onverklaarbare wijze op een onbewaakten overweg tot stilstand was geko men, vermorzelen. Toenmet een zucht, als blies zij den Iaat- sten adem uit, stond de locomotief stil op tien meter afstand van den auto. Door het krachtige remmen en den voort- durenden fluittoon waren vele reizigers en het treinpersoneel opmerkzaam geworden en ook zij, evenals Daniëls en van Brugge, spoedden zich naar het voertuig op den overweg. Achter het stuur zat de chauffeurroer loos. De machinist schudde hem heen en weer. Geen beweging. Toen wendde hij zich tot de nieuwsgierige reizigers. „Is er onder u misschien een geneesheer?" „Ja hier Een jongeman trad tusschen de reizigers te voorschijn. Hij beklom de auto-cabine en on derzocht den chauffeur nauwkeurig. Een glim lach vertoonde zich op zijn lippen, toen allen angstig naar zijn diagnose luisterden. „Springlevend", zei hij. „En kerngezond. De man lijdt aan oververmoeidheid. Als ik mij niet vergis, zijn we niet lang geleden een trein in de andere richting gepasseerd. Hij zal gewacht hebben tot die trein voorbij was en in dat korte oogenblik van rust overmeesterde hem de slaap. Inmiddels had de stoker het portier van den wagen geopend en verschrikt deinsde hij ach teruit. In den coupé zat een jonge vrouw. De rustige ademhaling verried dat ook zij sliep en op haar schoot zat een knaapje dat met zijn heldere kijkers van Brugge verwonderd aan staarde. „Goddank," mompelde de meester. „Nog juist bijtijds gered." En zich tot zijn stoker wendend: „Mijn visioenen, Jan.... had ik niet tweemaal die vreemde verschijning gezien, dan zouden we minder oplettend zijn geweest. En de ge volgen?Dat is de oude dag, Jan Van Brugge antwoordde niet, maar drukte hem geroerd de hand. A 11 L '1 op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofifïfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7Cfk bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f 4 fk bij verlies van n A/lC CL U OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T óUUU*m verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen f Olim doodelijken afloop T uwl/i een voet of een oog# duim of wijsvinger O V» been of arm anderen vinger 24 Lestrange keek eenigszins bedremmeld. „Zeker, meneer. Niet dat ik hem vergeten was, maar wij weten eigenlijk niet, wien we- zoeken moeten ofschoon hij in de Poisson d Or een baard droeg Zijn chef viel hem in de rede en sprak op tamelijk beslissenden toon: „Ik geloof, dat we veilig kunnen aannemen, dat hij inderdaad een baard droeg, ofschoon er natuurlijk honderden mannen van Londen naar Frankrijk reizen en omgekeerd die toch ook wel eens een baard zullen dragen. Neen neen, ik geloof niet, dat hü zoon dwaas is, om dien nu af te scheren. Maar veronderstel, dat h'j het wel deed, ofschoon ik nogmaals beweer, ciat die baard hem niet in het minste kan compromit- teeren. Goed, dan moeten we dus iemanc zoe ken, zonder baard; wat kan het hem eigenliik schelen, of hij in Parijs al of niet met een baard wordt gezien? Hij moet kans zien er uit te komen Hij zit nu in ieder geval niet meer in Parijs. Dat zijn eigenlijk de eenige gegevens, die wij over hem bezitten. Ik geef je toe, dat het niet mee zal vallen om daarop alleen den schuldige te vinden, maar daarvoor zün wij ook van de geheime politie. Hij kan best door een kennis gezien en herkend zün. Je zult zeggen dat dit een erg kleine kans is, maar uit je ervaring dien je te weten, hoe de grootste moordzaken aan het licht kwamen juist door die minieme kansen Daar had je den moord op Delroi, den diefstal der juweelen van Marenesa, den overval in het Bois alle drie gevallen, waarin de misdadigers herkend werden door menschen, die hen vroeger reeds hadden ontmoet. Ik geloof, dat onze moordenaar te slim is om zoo in de val te loopen. Zoodra hü veilig zijn woning of hotel heeft bereikt, poef, weg met zün baard: onder den grond, in het vuur of wat dan ook! Maar zelfs dan houden we het valies met die zware boeken over en zoo n valies hangt erg zwaar aan je hand, wellicht, dat hü een kruier genomen heeft. Die herinnert zich dan dat zware valies. Laten we zeggen, dat de heer blond haar had. Zou de kruier zoo iemand herkennen? Nou, ik geef toe, dat onze kansen erg dunnetjes zün. Nee, nee, het voornaamste bezwaar is, dat wü niets van hem weten en dat we niet eens kun nen veronderstellen waarheen hü kan zün ge vlogen: Weenen, Berlün of Londen. Verder weten we evenmin wien Sir Hector in Parüs eigenlijk kwam opzoeken. Er is wellicht valsch spel gespeeld op de boot, alhoewel ik dat toch niet gauw zal aannemen. Ik geloof dat de moord heeft plaats gevonden, zooals Ie me zelfs hebt verteld, in den trein, want daarvóór was het even onmogelijk als moeilük. Die trein bood een ongekend aantal mogeiükheden Er is echter één punt, dat ons waarschün- hjk zeer veel steun zal geven. De douane moet dien koffer toch onderzocht hebben. Als je nu eerst eens naar den ambtenaar ging, die zich daarmee belast heeft. Overi genshü haalde zün schouders op en weer krulden zün lippen zich tot een sarcastischen glimlach: „Je moet naar Calais vliegen. Als je terug komt, schreeuwen de krantenjongens het nieuws van den moord al door de straten en krügen we wellicht het een of ander te hooren. Maar als we vanavond niet meer opschieten moet je naar Scotland Yard gaan. Daar vraag Je naar inspecteur Davidson. Hij is mün beste vriend en zal je met alles wat in zün vermogen is van dienst zün." Terwül ze aldus zaten te wachten tot de groote massa van het Parüsche publiek haar geweldigen honger naar sensatie weer zou kun nen lesschen aan een van de verschrikkelükste misdaden, vloog Lestrange naar Calais om een van de douane-ambtenaren te ondervragen. 't Viel hem niet moeilük om den man in kwestie te spreken te krügen, want Ascher had zich op verbazend aanmatigende en beleedi- gende wüze tegenover den ambtenaar uitgela ten. Het was een kleine, zenuwachtige heer met een gladgeschoren gezicht, die verklaarde, dat hü den man zeer goed kende. Eü was lamelük klein, vertelde hü, kort aangebonden droeg een breeden hoed en een verbazend lange overjas. „Hebt u den heer goed opgenomen?" infor meerde Lestrange. „Ja, mijnheer. HU moest wel in de gaten loopen, want.,., ziet uhü was zoo verba zend bezorgd om zün kofferen u weet, als er veel menschen zün, hoe men zoo vlug mogelük de bagage naziet, maar hühü deed werkelijk een grooten hap in den beschik baren tüd. Hü zei, dat de koffer vol boeken zat van de duurste soorten. Waarom moesten wij die beschadigen? vroeg hü. Ik zei hem. dat we erg voorzichtig zouden zün, maar hij stond zenuwachtig op zün voeten te dansen, terwül de koffer geopend werd....'' „Opende hü dien zelf?" „Ja, münheer, met een heel raren sleutel, die aan een stalen kettinkje om zün hals hing. Het zat onder zün kleeren en hü had nogal moeite om hem voor den dag te haien. HU had gelijk, de koffer zat vol boeken groote boeken, die als grafsteenen naast elkander lagen. En daaronder lag weer een rU groote boeken, die er weer als grafsteenen uitzagen. „Hebt u den koffer heelemaal leegge haald?" De ambtenaar haalde zü'n schouders op. „Neen, münheer. Telkens als iemand een boek aanraakte zei hü: Blüf er toch met je vingers af. dat is een verbazend kostbaar boek en hü keek telkens zenuwachtig achter zich en mompelde dan: „Blond haar blond haar." Wü dachten, „dat er misschien een vrouw ln het spel was." „U bent dus niet verder gegaan dan de tweede rij? En dat kleine valiesje, wat zat er in dat kleine valies?" „Och, meneer, dat was de moeite niet waard. Hij had werkelük niets aan te geven. De alledaagsche bagage van iemand, die een paai dagen op reis gaat, wat hemden, wat schoenen, een boord en een tandenborstel." „Was dat alles, zaten er geen boeken in dat valies?" „Neen, münheer. Al die dingen zün uiterst zorgvuldig onderzocht 'en er was zelfs geen zakboekje te vinden." Voordat hü naar Parüs terugkeerde, besloot Lestrange nog even den kruier te ondervragen, dien Ascher den vorigen avond had gehuurd. Hü voorzag niet veel moeilükheden om dien op te duikelen, omdat hü het in dat opzicht mei Burgoyne eens was, dat Ascher werkeiük be- hoorlük betaald zou hebben om zün koffer in den coupé te krügen. Het viel hem zelfs gemak- kelüker, dan hü verwacht had. De krantenjon gens schreeuwden den moord reeds door de straten en in een der daardoor ontstane groep jes menschen, vond Lestrange ook den sta tionschef, wien hü het geval uitlegde. „O, ik kan u zeer goed van dienst zijn, münheer," antwoorde de man van het spoor bereidwillig. „Jules Borin heeft nog geen kwartier geleden gezegd, dat hij den koffer in den trein heeft gezet, misscnien met 't hjk en al er in." Hü keek daarbü den politieman aan, alsof hü zeggen wou: „Nu hebben we toch eindehjk ook eens iets beters in Calais, dan het vervelend gedoe van altüd dezelfde passagiers. „Wie weet," antwoordde Lestrange erg koel. „Kan ik dien kruier ook even spreken?" Jules Borin was even bereidwillig om de inlichtingen te geven, als de stationschef om ze te hooren. Het was een hartelijke, jonge kerel, knap en vlug van begrip. „Ah, oui, monsieur. Ik herinner me dien man nog zeer goed. Hü had verbazend veel moeite met zün koffer en, ma foi, net was me er ook een koffer naar. Ik zeg tegen hem, dat 's een zwaar vrachtje, meneer en hü zegt tegen me, ja man, daar zal ik wel rekening mee houden. Maar zoo erg veel rekening heeft hü er toch niet mee gehouden." En zün vrien- delük gezicht betrok ineens bü de herinne ring aan Ascher's krenterige fooi. „Welnu, hü vraagt, of hü dat ding niet in zün coupé mag hebben, omdat het erg waardevolle dingen zün en dan loopt hü me vlak op de hielen en danst om me heen als een hondje en dan zegt hü. dat ik hem zoo moet houden en zoo, met mag laten zakken, niet schuin mag houden, nou en toen dacht ik, dan moest het wel erg kostbaar zün. En hij zegt tegen me, dat het misschien nog kostbaarder is dan een menschenleven. Ik denk dan, dat het zilver is, waar hü misschien niet eens zoo eerhjk aan is gekomen. Maar mün vriend. Pierre Lille, dacht dat het best geweren of revolvers konden zün. Maar het was geen van twee zeker, hé meneer?" „Het waren boeken," zei Lestrange. „Heb je den koffer toch in zün. coupé gebracht?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10