De wetenschap van Ludendorff
Om
If 50 keerden wij heden uit
I ONZE 307e UITKEERING
f 80140.-
Met vetfiaal van den daa
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
GEHEIME MACHTEN AAN
HET WERK
IJSHEILIGEN
Als op de film
Het Geheim van
het open Raam
DINSDAG 15 MEI 1934
De wereldoorlog, die in 1914 be
gon, werd reeds in 1889
voorbereid
In de dagen van den
Marneslag
Zweefvlucht en Zeppelin
ingevolge de voor onze abonnes geldende 1
gratis-ongevallenverzekering aan den heer
A. KRIMP, Ruijsdaelkade 271Amsterdam-Z.
wegens een aan hem overkomen ongeval.
Dit is
f WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1
aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd.
DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS
Amerikaartsche bandieten plegen
„oneerlijke concurrentie
Hitier op het altaar
SSS""* j Oplettendheid
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Eigenlek had het deftige woord „occul
tisme" boven dit artikel moeten
staan, maar omdat de resultaten van
occultisme constant glashelder zijn als mat
glas en klaar als koffiedik, was dit opschrift
minder wenschelijk.
Het was reeds einde 1914 bekend, dat de
eerste chef van den Generalen Staf van het
Duitsche leger, graaf von Moltke, een doorge
winterde spiritist was en het is bekend dat de
voorlaatste chef van dien staf, de jarenlang
almachtige generaal Ludendorff, lijdt aan een
spiritueele hobby, die men familiair de „Juda
und Rom"-psychose zou kunnen noemen.
Er zijn twee brochures in Duitschland ver
schenen over den Marneslag, die reeds in Sep
tember 1914 over het lot van Duitschland be
sliste. Tengevolge van de Duitsche nederlaag
aan de Marne veranderde de bewegingsoorlog
in een loopgravenoorlog. En héél Duitschland
met al zijn veroverde gebieden werd één onge
meten vesting, die van alle kanten werd bele
gerd en, van alle levensmiddelen en grondstof
fen hermetisch afgesloten, tenslotte moest ca-
pituleeren. De dolkstoot in den rug is mis
dadige fantasie.
Een dier brochures heet: „Die Deutsche
Tragödie an der Mame". De andere „Das
Mame-Drama, der Pall Moltke-Hentseh". De
ze laatste is van Ludendorff.
Waarom verloor Duitschland in 1914 reeds
den oorlog? Beide brochures geven het ant
woord: door het occultisme.
De „wetenschap" van Ludendorff is vermake
lijk. De generaal herinnert aan het verraad van
Valmy op 21 September 1792. Daar zouden vol.
gens Ludendorff de vrijmetselaar Hertog Karl
Wilhelm Ferdinand van Brunswijk. de occult,
wetenschappelijke koning Friedrich Wilhelm II
van Pruisen en de „Illuminate Hochgrad
Bruder" Karl August van Saksen-Weimar het
leger der Verbondenen aan „Broeder" Generaal
Dumouriez hebben overgegeven.
Hoe Ludendorff dit weet? Officieele acten
verhalen er niets van. Maar diamanten van
het Brunswijksche hertogelijk huis zouden het
verraad onthullen!
Ludendorff constateert, dat de wereldoorlog,
die in 1914 begon, in 1889 werd voorbereid. De
geheime machten begonnen toen hun werk. En
tot die geheime machten rekent Ludendorff
niet alleen de vrijmetselarij, maar ook „Juda
und Rom", zooals hij het uitdrukt. Het staat
vast, dat Oberstleutnant Hentsch bij dit Marne-
drama de beslissende rol heeft gespeeld. Daar
over zijn alle deskundigen het eens. Deze
Oberstleutnant kreeg op het beslissende moment
van Generaal von Moltke blanco volmacht. Was
die Oberstleutnant nu een vrijmetselaar? Was
hij misschien Jood? Of Roomsch-Katholiek?
Neen, hijwas Protestant en arisch, en Luden
dorff heeft niet kunnen ontdekken, dat hij
vrijmetselaar was. „Die Frage seiner Frei-
maurerzugehörigkeit wird vielleicht nie akten-
massig geklart werden", zegt Ludendorff. Gene
raal v. Moltke. de opperbevelhebber, was even
eens arisch. Protestant en geen lid van de
Loge. En toch, meent Ludendorff, waren Moltke
en Hentsch werktuigen van de vrijmetselarij
Het eenlge, wat Ludendorff weet, is dat
Generaal von Moltke zich voor de occulte we
tenschappen interesseerde. Het is een feit. dat
Moltke o.a. door Steiner en diens anthroposo-
phie beïnvloed werd. Ludendorff toont ook aan,
dat Moltke geregeld met mediums omging.
„Geen man was zoo ongeschikt, om als op
perbevelhebber van het Duitsche leger te fun-
geeren."
Ludendorff vergeet echter, dat von Moltke
zelf de positie niet heeft begeerd. Integendeel,
hij zag er tegen op en vroeg den keizer, iemand
anders de functie te geven. Maar keizer Wilhelm
wilde Moltke hebben, enkel en alleen, omdat zijn
oom in 1870 met zooveel succes tegen Frankrijk
te velde trok. De naam Moltke, meende keizer
Wilhelm, zou wonderen doen. zou het buiten.
land imponeeren en zou waarschijnlijkde
beste garantie voor een spoedigen vrede zijn.
De tweede brochure frischt nog eens de her
innering op aan de volkomen mislukking, die
Moltke als legeraanvoerder was. In de dagen
van den Marneslag was hij zijn zenuwen niet
meer de baas. Hij was eigenlijk al een gebroken
man hij had een zware hartkwaal toen de
oorlog uitbrak. De slag aan de Marne bracht
hem volkomen in de war. De bekende Luite
nant-kolonel Beuer schrijft van Moltke: „Een
paniek maakte zich van het heele leger meester,
maar het érgst zag het er bij den staf uit.
Moltke was volkomen de kluts kwijt. Hij zat
bleek voor de kaart, apathisch een ruïne gelijk."
In een speciaal hoofdstuk tracht de schrijver
te bewijzen, dat Moltke een werktuig van Stei
ner, den leider der anthroposophen, was. Wij
lezen in dit hoofdstuk: „Begin Augustus 1914
heeft hetzelfde medium, dat reeds in 1899 het
uitbreken van den oorlog had geprofeteerd,
opnieuw geprofeteerd. Wij weten hiervan iets
uit schriftelijke mededeelingen van de naaste
familiebetrekkingen van Moltke. Wij zijn ook
op de hoogte van den inhoud van deze voor
spellingen. Liesbeth Seidler, het medium, pro
feteerde, dat de operaties een hoogst ongun
stig verloop zouden hebben en kondigde aan,
dat de Franschen door het Duitsche front zou
den heenbreken. Frau von Moltke heeft deze
voorspelling, waarin zij geloofde haar man per
brief medegedeeld. Zij heeft dan het medium
Seidler in het groote hoofdkwartier te Coblenz
gebracht. Moltke heeft dan met het medium
ctactfo mjsn.
farddj,—. oudUJcU lavn liAJWt Vul
VOO-T. VuujUC/UXuttH/
chv dl CujXjyuxKild
dit imjvaJL oof *noq uooi:*
fi&cht -ruicltutiuïd.*
yum cJlc&hot
gesproken. En van Steiner weten wij, dat ook
hij ln het groote hoofdkwartier is geweest en
met den opperbevelhebber heeft gesproken."
Zoo zag het er uit in het groote hoofdkwartier
van Keizer Wilhelm II. En dat in de dagen,
toen over het lot van Duitschland en het
leven van millioenen werd beslist.
Koffiedik troef!
FRIEDRICHSHAFEN, 14 Mei. (V. D.) De
piloot Wigmayer, die zijn zweefvliegtuig onder
aan de Zeppelin had laten bevestigen, is van
een hoogte van 500 M. met zijn toestel gestart
en énkele minuten later gedaald op het terrein
van de luchtschepenwerf.
JMIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllIIII llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllMllltllllllllllllim
iiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ÜMIIIIIIIIIIIIIIIIH
III1IIIIIIIIIII1I!I£
ÏHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiinT
Een bezoek is aangekondigd
Doch dit gaat naar ons gevoel
Wei een beetje uit de hoogte,
Want de Noordenwind maakt koel! f
1 Een bezoek, dat warmte afstraalt,
1 Is het dezen keer eens niet,
I Zoodat niemand er een voordeel
I Of gezelligheid in ziet. I
IJs, dat koude praedicaatje,
Gaat aan dit bezoek vooraf, f
I IJsdat nimmer een verheug'nis
ln de schoone Meimaand gaf.
I Want wij rillen en verkleumen
En wij praten maar van koud,
I Onderwijl de kille nachtvorst
Zich maar al te kranig houdt!
f Ook al stijgt de barometer,
Zelfs al is het zonnig weer,
Ieder voelt, de hooge gasten
Scheppen kille atmosfeer.
Het bezoek isdra beëindigd
1 En dan zingen wij hoera!
1 Want bij plechtige bezoeken
volgt ontspanning steedsdaarna!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
LOS ANGELES, 14 Mei. (Reuter.) Een poging
van den vertegenwoordiger der familie Gettle
om in verbinding te komen met de ontvoerders
van den oliemagnaat en aan hen een bedrag
van 60.000 dollar als losgeld uit te betalen, is
onder haast ongelooflijke omstandigheden mis
lukt.
Deze vertegenwoordiger had een aantal brie
ven ontvangen, welke klaarblijkelijk afkomstig
waren van de ontvoerders en the aanwijzigin-
gen bevatten omtrent de betaling van den los
prijs.
Toen hU zich echter naar de plaats begaf
waar hij de bandieten zou ontmoeten, bemerkte
hij plots dat een aantal vrachtauto's hem pro
beerden in te sluiten.
Hij begreep dat hij in een hinderlaag ge
vallen was en dat hij niet te doen had met de
ontvoerders, doch met andere misdadigers, die
probeerden hem het geld, dat hij bij zich droeg,
afhandig te maken.
Hij aarzelde niet en opende het vuur op de
chauffeurs der vrachtauto's. Deze schoten te
rug en een wilde jacht ontstond, welke de ban
dieten verloren.
Direct na de schietpartij heeft de politie heel
de omgeving afgezet. Twee verdachte personen
werden aangehouden.
Op een bijeenkomst van den „Pfarrer-Nod-
bund" te Berlijn hield de dominee van de Kaiser
Wilhelm-Gedachtniskirche, dr. Jacobi, 'n zeer
scherpe rede tegen de Duitsche christenen,
wien hij vooral verweet, dat zij het eerste der
Tien Geboden Gods overtraden. Hem was na
melijk bekend, dat vele dominee's der Duitsche
christenen afbeeldingen van Hitier op het al
taar plaatsen. Dat is Godslastering, zeide hij.
Hitier zelf was er niet van gediend. Hij had zich
tot Hitier gewend, opdat deze een einde zou
maken aan dit godslasterlijk bedrijf. Daarop
greep een politieagent in. De naanvt-Iitler mocht
in zulk soort redevoeringen niet worden ge
noemd.
Gierend blies de storm door de telegraaf
draden langs de in volslagen duisternis
gehulde spoorbaan. Niets dan de twee
vurige oogen van de groote locomotief verlicht
ten de kaarsrechte rails, die zich als twee
enorme gloeiwurmen voor den trein uitstrek
ten.
De machinist en de stoker, aan wier hoede
het welzijn van honderden reizigers was toe
vertrouwd, zaten zwijgend op hun houten
bankje en tuurden met arendsbük door het
cabineraampje naar het voor hen liggende
weggedeelte.
Op het station, dat zij tien minuten geleden
verlaten hadden, waren zij opgestapt, om hun
maats af te lossen en nu snelden zij voort in
de duisternis en achter zich wisten zij slapen
de en rustig pratende passagiers, die voor het
meerendeel althans, er geen oogenblik aan
dachten dat hun welzijn, ja, wellicht hun le
ven, afhing van de meer of mindere oplet
tendheid van de twee mannen op de locomotief.
Het was een kale, nog in het ongerepte na
tuurschoon zich verheugende heidevlakte,
waardoor de trein zich als een kronkelend rep
tiel bewoog.
Nu en dan richtte de meester zich op en
maakte een beweging alsof hij den regulateur
wilde sluiten, maar dan ging hij weer gerust
gesteld zitten en verder stoof de trein.
De wijzer van den snelheidsmeter wees ne
gentig kilometer per uur aan en nog steeds
vermeerderde de snelheid.
Meester Daniëls wierp een vluchtigen blik op
den stoommanometer, waarvan de wijzer als
vastgeroest stond boven de roode streep, de
hoogst toegelaten stoomspanning.
Het denderen van den trein maakte de woor
den van den machinist bijna onverstaanbaar,
toen hij tegen den stoker zei:
„Kun je dat raam niet sluiten, Jan? Het
tocht hier en.... ik ben niet zoo heel jong
meer."
De stoker glimlachte. Meester Daniels was
eer. oude rot, die zijn heele leven niets anders
gekend had dan den spoorwagen. Hij was er
als het ware mee opgegroeid en nu op zijn
negen-en-vijftigste jaar voelde hij de gevolgen
ervan, dat hij gedurende bijna veertig jaren
was blootgesteld geweest aan temperatuurswis
selingen en zijn arbeid onder de meest ongun
stige omstandigheden had moeten verrichten.
Regen en wind, sneeuwjacht en hagelbuien,
vorst en hittegolven hadden hem niet kunnen
verhinderen zijn werk met liefde en nauwge
zetheid te vervullen.
Jan van Brugge wist dat wel en hij aarzelde
dan ook geen oogenblik aan het verzoek van
zijn machinist gehoor te geven. Hij trok het
raampje dicht en vroeg:
„Is het zoo beter, meester?"
Daniels knikte, maar het ontging hem dat
de ander dat hoofdgebaar in het halfduister
van de cabine niet zien kon.
Eensklaps richtte hü zich op en sloot met
een ruk den regulateur.
„Zag je dat, Jan?schreeuwde hij.
„Ik zag niets, meester," was het kalme ant
woord van den stoker. „Wat zou er te zien zijn
hier temidden der hei en in dit beestenweer?"
„Een auto, Jan. Vlak voor de machine vloog
een auto over de rails. Ik schrok ervan."
Jan van Brugge liet een helderen lach hoo-
ren.
„Je bent niet lekker, meester. Je wordt oud
en de ouderdom komt met gebreken. Een beetje
kindsch?.... Waar moet die auto vandaan ko
men? Er is op dit gedeelte nergens een over
weg. Ze rijden toch niet door de lucht?"
De machinist antwoordde niet op deze on
vriendelijke woorden, want hij moest zijn sto
ker gelijk geven. Er was geen overweg, geen
bewaakte en geen onbewaakte. Daarom zweeg
hij wijselijk en opende weder den regulateur.
Verder ging het niet. Nog twintig minuten,
dan was het eindpunt bereikt.
Meester Daniels kende dit baanvak goed. Hij
reed hier al meer dan twintig jaar. Ieder huisje
hier «luchtte de 9
eoarKhMES. «er
ctCCE. IftQCOPHl
IUChTkanaal
woon
N ro»i.
Oom kocht meteen een schets van het in
wendige van de pyramide om te zien in welk
doolhof we gevangen geweest waren. Wat keken
wü op. Hoe gemakkelijk was het geweest de uit
gang te vinden, 't Is het ei van Columbus, zei
oom. Toen wij uit de horizontale gang naar de
tweede grafkamer kwamen, hadden wij naar
beneden moeten gaan. Wij meenden eenter, dat
wij in de onderste grafkamer waren en dat wij
de gang naar boven moesten hebben. Zoo
kwamen wij in de bovenste grafkamer. In elk
geval weet ik nu hoe een pyramide er van
binnen uitziet, en dat zal ik niet meer vergeten.
Daar wij den volgenden dag naar de konings
graven te Luxor zouden gaan, besloot oom, dat
wij nog een bezoek zouden brengen aan de
sfinx, die voor de Chefrem-pyramide ligt. Er
zijn tal van sfinxen, maar deze was toch wel
de grootste. Wat een kolos! 't Was een liggende
leeuw met menschenhoofd, die van de voorpoo-
ten tot den staart 57 meter en van grond tot
hoofd 24 meter groot was. Een poos had de
sfinx voor een gedeelte onder het woestijnzand
gezeten, maar was thans weer uitgegraven.
*k Stond verwonderd te kijken. Dat was een
ander beest, dan mijn moeder op haar pronk-
tafeltje had. Stel je voor. dat ik met deze sfinx
naar Amsterdam ging en die mijn moeder
cadeau deed, wat zou ze oogen opzetten....
Bij onze terugkomst in Cairo moesten we bij de
politie-autoriteiten komen. Onze gevangene zat
op het politiebureau en werd, toen wij er waren,
voorgeleid. Wij vertelden de toedracht van de
zaak en daarna kreeg hij gelegenheid om het
zijne er van te zeggen.
En wat vertelde de schavuit? Dat hij uit vrees
voor een pak ransel gevlucht was, in de ver
onderstelling, dat de heeren den uitgang wel
zouden vinden. Toen wij na eenige uren nog niet
naar buiten waren gekomen, was hij bezorgd
geworden en naar binnen gegaan om ons te
zoeken. Dat hij zoo geheimzinnig had gedaan,
kwam van zenuwen, daar had hij meer last
van. En wat die kat betrof, hij had willen ver
hinderen, dat het beest de pyramide inging,
maar het was hem rjfet gelukt. De man moest
wegens gebrek aan bewijs worden vrijgelaten,
't Is een van de gemeenste kerels van Caïro,
zei de commissaris van politie en hij zai nog wel
eens tegen de lamp vliegen.
en ieder boompje zou hij zelfs in deze diepe
duisternis kunnen vinden.
De snelheid verminderde iets. Ze beklommen
een steile berghelling, maar de meester bekom
merde zich daar niet om. Aanstonds, als ze de
helling afgingen, zou het vanzelf weer harder
gaan.
Vijf en zeventig kilometer....
Langzaam begon de wijzer weer op te loo-
pen. Blijkbaar waren ze den heuveltop gepas
seerd.
Plotseling vloog de machinist overeind.
„Daar was het weer, Jan
„O ja....?"
Zuchtend ging hij weer zitten. Daniels wist
wel dat hij op zijn stoker kon vertrouwen. Er
was maar weinig, dat hij niet zag. Meermalen
had hij daar blijk van gegeven.
„Wat zou dat toch zijn, Jan? Ik ben toch
niet bang en niet zenuwachtig. Nog nooit heb
ik last gehad van die visioenen en dat is nu
al de tweede maal binnen een half uur
„De oude dag, meester," zei van Brugge,
meer om den
machinist ie pia- i
gen dan dat hi;
Wordt tijd dat je
met pensioen
gaat. Dan Krijg ik
nog een gelegenheid om promotie te maken."
De ander gaf geen antwoord op deze pla
gerij. Hij kende zijn pappenheimers. Het baan
vak verloor zich op dat gedeelte in langgerekte
bochten en na een poosje vertoonden zich in
de verte de ontelbare lichtpuntjes van het
eindstation. Voor een oningewijde was het een
onmogelijkheid om in deze schittering van
signalen, wissellichten en booglampen een be
paald systeem te ontdekken, maar de ervaring
van de twee beambten op het zwarte monster
had hen met het verlichtingsbeeld volkomen
vertrouwd gemaakt en het was bijna gelijk
tijdig, dat zij een verschrikt gebaar maakten.
Met gespannen aandacht tuurden ze door het
ruitje. Daniels temperde de snelheid iets. Zijn
nog altijd scherpe oogen hadden een vreemde
eend in het aantal lichtpuntjes ontdekt. Onge
merkt keek hij naar de plaats waar zijn sto
ker zat. Niet dat hij zich door diens inzicht
liet beïnvloeden, maar toch wilde hij zich niet
graag ten derde male laten uitlachen.
„Alles veilig?vroeg hij uit de macht der
gewoonte, omdat van de plaats van den stoker
de signalen beter waren te onderscheiden.
Jan van Brugge gaf niet dadelijk antwoord.
Hij begaf zich naar den meester en ging ach
ter dezen staan met uitgestrekte hand door het
raampje wijzende.
„Laten we het zekere maar voor het onze
kere nemen," schreeuwde hij Daniëls in het
oor. „Er is een lichtje te veel op de lijn."
Nu twijfelde de machinist geen seconde meer.
Met een krachtigen ruk trok hij de Westing-
house-remkraan in den snelremstand. De rem-
blokken klemden zich vast tegen de wielen,
waardoor een illuminatie van vonken het naast
liggende spoor verlichtten. Sneller dan de twee
mannen hadden gedacht, naderden zij het on
bekende licht en Daniëls zag zich genoodzaakt
het noodmiddel toe te passen. Hij draaide met
kracht het ganghandle achterin en opende den
regulateur geheel.
.Tegenstoom
De snelheid bedroeg nog veertig kilometer
per uur en het gevaarlijke punt was nu dicht
bij. De zandstrooier wierp regelmatig zand voor
de drijfwielen, opdat dezen niet zouden gaan
glijden en onafgebroken gilde de stoomfluit
van de machine.
Toen zagen ze eensklaps 't naderend gevaar.
„Een autoschreeuwde de meester. tt
Geen seconde was te verliezen, nog enkele
oogenblikken en de trein zou het voertuig, dat
op tot nog toe onverklaarbare wijze op een
onbewaakten overweg tot stilstand was geko
men, vermorzelen.
Toenmet een zucht, als blies zij den Iaat-
sten adem uit, stond de locomotief stil op tien
meter afstand van den auto.
Door het krachtige remmen en den voort-
durenden fluittoon waren vele reizigers en het
treinpersoneel opmerkzaam geworden en ook
zij, evenals Daniëls en van Brugge, spoedden
zich naar het voertuig op den overweg.
Achter het stuur zat de chauffeurroer
loos. De machinist schudde hem heen en weer.
Geen beweging. Toen wendde hij zich tot de
nieuwsgierige reizigers.
„Is er onder u misschien een geneesheer?"
„Ja hier
Een jongeman trad tusschen de reizigers te
voorschijn. Hij beklom de auto-cabine en on
derzocht den chauffeur nauwkeurig. Een glim
lach vertoonde zich op zijn lippen, toen allen
angstig naar zijn diagnose luisterden.
„Springlevend", zei hij. „En kerngezond. De
man lijdt aan oververmoeidheid. Als ik mij niet
vergis, zijn we niet lang geleden een trein in
de andere richting gepasseerd. Hij zal gewacht
hebben tot die trein voorbij was en in dat korte
oogenblik van rust overmeesterde hem de slaap.
Inmiddels had de stoker het portier van den
wagen geopend en verschrikt deinsde hij ach
teruit. In den coupé zat een jonge vrouw. De
rustige ademhaling verried dat ook zij sliep en
op haar schoot zat een knaapje dat met zijn
heldere kijkers van Brugge verwonderd aan
staarde.
„Goddank," mompelde de meester. „Nog juist
bijtijds gered." En zich tot zijn stoker wendend:
„Mijn visioenen, Jan.... had ik niet tweemaal
die vreemde verschijning gezien, dan zouden
we minder oplettend zijn geweest. En de ge
volgen?Dat is de oude dag, Jan
Van Brugge antwoordde niet, maar drukte
hem geroerd de hand.
A 11 L '1 op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofifïfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7Cfk bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f 4 fk bij verlies van n
A/lC CL U OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T óUUU*m verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen f Olim doodelijken afloop T uwl/i een voet of een oog# duim of wijsvinger O V» been of arm anderen vinger
24
Lestrange keek eenigszins bedremmeld.
„Zeker, meneer. Niet dat ik hem vergeten
was, maar wij weten eigenlijk niet, wien we-
zoeken moeten ofschoon hij in de Poisson d Or
een baard droeg
Zijn chef viel hem in de rede en sprak op
tamelijk beslissenden toon:
„Ik geloof, dat we veilig kunnen aannemen,
dat hij inderdaad een baard droeg, ofschoon er
natuurlijk honderden mannen van Londen naar
Frankrijk reizen en omgekeerd die toch ook wel
eens een baard zullen dragen. Neen neen, ik
geloof niet, dat hü zoon dwaas is, om dien
nu af te scheren. Maar veronderstel, dat h'j het
wel deed, ofschoon ik nogmaals beweer, ciat die
baard hem niet in het minste kan compromit-
teeren. Goed, dan moeten we dus iemanc zoe
ken, zonder baard; wat kan het hem eigenliik
schelen, of hij in Parijs al of niet met een
baard wordt gezien? Hij moet kans zien er uit
te komen Hij zit nu in ieder geval niet meer
in Parijs. Dat zijn eigenlijk de eenige gegevens,
die wij over hem bezitten.
Ik geef je toe, dat het niet mee zal vallen
om daarop alleen den schuldige te vinden,
maar daarvoor zün wij ook van de geheime
politie. Hij kan best door een kennis gezien en
herkend zün. Je zult zeggen dat dit een erg
kleine kans is, maar uit je ervaring dien je te
weten, hoe de grootste moordzaken aan het licht
kwamen juist door die minieme kansen Daar
had je den moord op Delroi, den diefstal der
juweelen van Marenesa, den overval in het Bois
alle drie gevallen, waarin de misdadigers
herkend werden door menschen, die hen vroeger
reeds hadden ontmoet.
Ik geloof, dat onze moordenaar te slim is om
zoo in de val te loopen. Zoodra hü veilig zijn
woning of hotel heeft bereikt, poef, weg met
zün baard: onder den grond, in het vuur of
wat dan ook! Maar zelfs dan houden we het
valies met die zware boeken over en zoo n valies
hangt erg zwaar aan je hand, wellicht, dat hü
een kruier genomen heeft. Die herinnert zich
dan dat zware valies. Laten we zeggen, dat de
heer blond haar had. Zou de kruier zoo iemand
herkennen? Nou, ik geef toe, dat onze kansen
erg dunnetjes zün.
Nee, nee, het voornaamste bezwaar is, dat wü
niets van hem weten en dat we niet eens kun
nen veronderstellen waarheen hü kan zün ge
vlogen: Weenen, Berlün of Londen. Verder
weten we evenmin wien Sir Hector in Parüs
eigenlijk kwam opzoeken. Er is wellicht valsch
spel gespeeld op de boot, alhoewel ik dat toch
niet gauw zal aannemen. Ik geloof dat de
moord heeft plaats gevonden, zooals Ie me zelfs
hebt verteld, in den trein, want daarvóór was
het even onmogelijk als moeilük. Die trein
bood een ongekend aantal mogeiükheden
Er is echter één punt, dat ons waarschün-
hjk zeer veel steun zal geven. De douane
moet dien koffer toch onderzocht hebben.
Als je nu eerst eens naar den ambtenaar
ging, die zich daarmee belast heeft. Overi
genshü haalde zün schouders op en weer
krulden zün lippen zich tot een sarcastischen
glimlach:
„Je moet naar Calais vliegen. Als je terug
komt, schreeuwen de krantenjongens het nieuws
van den moord al door de straten en krügen
we wellicht het een of ander te hooren. Maar
als we vanavond niet meer opschieten moet je
naar Scotland Yard gaan. Daar vraag Je naar
inspecteur Davidson. Hij is mün beste vriend
en zal je met alles wat in zün vermogen is van
dienst zün."
Terwül ze aldus zaten te wachten tot de
groote massa van het Parüsche publiek haar
geweldigen honger naar sensatie weer zou kun
nen lesschen aan een van de verschrikkelükste
misdaden, vloog Lestrange naar Calais om een
van de douane-ambtenaren te ondervragen.
't Viel hem niet moeilük om den man in
kwestie te spreken te krügen, want Ascher had
zich op verbazend aanmatigende en beleedi-
gende wüze tegenover den ambtenaar uitgela
ten. Het was een kleine, zenuwachtige heer
met een gladgeschoren gezicht, die verklaarde,
dat hü den man zeer goed kende. Eü was
lamelük klein, vertelde hü, kort aangebonden
droeg een breeden hoed en een verbazend lange
overjas.
„Hebt u den heer goed opgenomen?" infor
meerde Lestrange.
„Ja, mijnheer. HU moest wel in de gaten
loopen, want.,., ziet uhü was zoo verba
zend bezorgd om zün kofferen u weet,
als er veel menschen zün, hoe men zoo vlug
mogelük de bagage naziet, maar hühü
deed werkelijk een grooten hap in den beschik
baren tüd. Hü zei, dat de koffer vol boeken
zat van de duurste soorten. Waarom moesten
wij die beschadigen? vroeg hü. Ik zei hem.
dat we erg voorzichtig zouden zün, maar hij
stond zenuwachtig op zün voeten te dansen,
terwül de koffer geopend werd....''
„Opende hü dien zelf?"
„Ja, münheer, met een heel raren sleutel,
die aan een stalen kettinkje om zün hals hing.
Het zat onder zün kleeren en hü had nogal
moeite om hem voor den dag te haien. HU
had gelijk, de koffer zat vol boeken groote
boeken, die als grafsteenen naast elkander
lagen. En daaronder lag weer een rU groote
boeken, die er weer als grafsteenen uitzagen.
„Hebt u den koffer heelemaal leegge
haald?"
De ambtenaar haalde zü'n schouders op.
„Neen, münheer. Telkens als iemand een
boek aanraakte zei hü: Blüf er toch met je
vingers af. dat is een verbazend kostbaar
boek en hü keek telkens zenuwachtig achter
zich en mompelde dan: „Blond haar blond
haar." Wü dachten, „dat er misschien een
vrouw ln het spel was."
„U bent dus niet verder gegaan dan de
tweede rij? En dat kleine valiesje, wat zat
er in dat kleine valies?"
„Och, meneer, dat was de moeite niet waard.
Hij had werkelük niets aan te geven. De
alledaagsche bagage van iemand, die een paai
dagen op reis gaat, wat hemden, wat schoenen,
een boord en een tandenborstel."
„Was dat alles, zaten er geen boeken in dat
valies?"
„Neen, münheer. Al die dingen zün uiterst
zorgvuldig onderzocht 'en er was zelfs geen
zakboekje te vinden."
Voordat hü naar Parüs terugkeerde, besloot
Lestrange nog even den kruier te ondervragen,
dien Ascher den vorigen avond had gehuurd.
Hü voorzag niet veel moeilükheden om dien op
te duikelen, omdat hü het in dat opzicht mei
Burgoyne eens was, dat Ascher werkeiük be-
hoorlük betaald zou hebben om zün koffer in
den coupé te krügen. Het viel hem zelfs gemak-
kelüker, dan hü verwacht had. De krantenjon
gens schreeuwden den moord reeds door de
straten en in een der daardoor ontstane groep
jes menschen, vond Lestrange ook den sta
tionschef, wien hü het geval uitlegde.
„O, ik kan u zeer goed van dienst zijn,
münheer," antwoorde de man van het
spoor bereidwillig. „Jules Borin heeft nog
geen kwartier geleden gezegd, dat hij den
koffer in den trein heeft gezet, misscnien met
't hjk en al er in."
Hü keek daarbü den politieman aan, alsof
hü zeggen wou: „Nu hebben we toch eindehjk
ook eens iets beters in Calais, dan het
vervelend gedoe van altüd dezelfde passagiers.
„Wie weet," antwoordde Lestrange erg koel.
„Kan ik dien kruier ook even spreken?"
Jules Borin was even bereidwillig om de
inlichtingen te geven, als de stationschef om
ze te hooren. Het was een hartelijke, jonge
kerel, knap en vlug van begrip.
„Ah, oui, monsieur. Ik herinner me dien
man nog zeer goed. Hü had verbazend veel
moeite met zün koffer en, ma foi, net was
me er ook een koffer naar. Ik zeg tegen hem,
dat 's een zwaar vrachtje, meneer en hü zegt
tegen me, ja man, daar zal ik wel rekening
mee houden. Maar zoo erg veel rekening heeft
hü er toch niet mee gehouden." En zün vrien-
delük gezicht betrok ineens bü de herinne
ring aan Ascher's krenterige fooi. „Welnu, hü
vraagt, of hü dat ding niet in zün coupé mag
hebben, omdat het erg waardevolle dingen zün
en dan loopt hü me vlak op de hielen en danst
om me heen als een hondje en dan zegt hü.
dat ik hem zoo moet houden en zoo, met mag
laten zakken, niet schuin mag houden, nou en
toen dacht ik, dan moest het wel erg kostbaar
zün. En hij zegt tegen me, dat het misschien
nog kostbaarder is dan een menschenleven. Ik
denk dan, dat het zilver is, waar hü misschien
niet eens zoo eerhjk aan is gekomen. Maar mün
vriend. Pierre Lille, dacht dat het best geweren
of revolvers konden zün. Maar het was geen
van twee zeker, hé meneer?"
„Het waren boeken," zei Lestrange. „Heb je
den koffer toch in zün. coupé gebracht?"
(Wordt vervolgd)