de Inktvisch
De Loosdrechtsche plassen openbaar?
MEENING VAN HET O.M.
WOENSDAG 16 MEI 1934
Een gewichtig proces
Pater Fisscher S.J.
Ongehuwdenaftrek en
kostwinnerschap
De moord te Bussum
Als de plassen openbaar worden
verklaard, heeft Loosdrecht
als toeristenplaats
afgedaan!
Naar de Plassen
Er zijn géén Loosdrechtsche
plassen!
Requisitoir
I
Pleidooi
Een tweetal motorrijders vertoont zijn
kunst als acrobaten
Een onvermoeid werker heen
gegaan
AARDAPPELMEEL
Monopoliebésluit afgekondigd
OM HET WERELD
KAMPIOENSCHAP
Eerste simultaan-seance
Streven naar eenheid bij toepassing
van de voorschriften inzake
vrijstelling
EXPOSITIE IN DEN HAAG
Een schilderes van licht en
bloemen
AFSLUITING ZUIDERZEE
Aanleg van verdedigingswerken
BEURSSLUITING
PRINSES JULIANA
Knaapje verdronken
Kon. Officierenschermbond
Dader nog steeds ziek
AUTO TEGEN EEN BOOM
Vier gewonden
DIEFSTAL EN HELING
Drie jaar voor de schuldigen
„DE SPAARNESTROOM"
Meineedzaak aangehouden
VAN HET DAK GEVALLEN
Jongen dood opgenomen
DOOR EIGEN SCHULD
Rotterdam Lloyd Rapide
DOOR PETER BARON
Voor den Utrechtschen kantonrechter diende
Zaterdagmorgen j.l. een zaak betreffende het
Versperren van een waterweg te Loosdrecht.
Aan het bestuur van de Watersportvereeniging
•>De Vrijbuiter" was ten laste gelegd, dat het
den onmiddellijken doorgang-van den z.g. eersten
Loosdrechtschen Plas naar het terrein van de,
verderop liggende, watersportvereeniging „De
Otter", met palen en steigers versperd zou
hebben.
Dit geval liet zich aanvankelijk aanzien als
een veete tusschen twee watersportverenigin
gen.
Want, wanneer leden van „De Otter" met
de motorboot door de thans gedeeltelijk af
gesloten vaargeul gingen, hadden de ge
meerde vaartuigen van „De Vrijbuiter" door
den remous veel te lijden.
Een oud plan toen ten uitvoer brengend, be
sloot men in „De Vrijbuiter" een steiger dus
danig te plaatsen, dat de passeerende booten
aan de gemeerde vaartuigen geen schade kon
den berokkenen.
Een en ander had een proces-verbaal ten
gevolge.
Toen Zaterdagmorgen deze zaak voor den
Utrechtschen Kantonrechter diende, bleek
al spoedig dat het hier niet zoozeer een
veete, doch ook meer een zuiver principieele
kwestie gold. Wanneer „De Vrijbuiter" met
het slaan van den steiger een openbaren
waterweg versperd zou hebben, dan zijn de
Loosdrechtsche plassen in hun geheel ook
openbaar vaarwater.
De consequentie daarvan is, dat men de
zoo aantrekkelijke vrijheid op de plassen
dan kwijt is.
Er zouden dan tallooze verordeningen in wer
king treden. Om daar een klein idee van te
geven, sommen we het een en ander op.
Ten eerste moeten dan al de booten (cano's
en roeibooten incluis) des avonds behoorlijk
verlicht zijn. Aan boord van elke boot moeten
Vaarreglementen aanwezig zijn. Er komen dan
regels voor het varen zelf: uitwijken, passeeren,
rechts houden, etc. etc.
Voorts zouden al de thans bestaande stei
gers, zwemscholen etc. afgebroken moeten wor
den; of de eigenaren zouden op een of andere
manier een vergunning moeten zien te Jcrijgen
om in openbaar vaarwater steigers en zwem
scholen te hebben!
De kantonrechter inziende, welke gevolgen
en nasleep het verloop van dit op het oog
onbelangrijke proces zou kunnen hebben, be
sloot Zaterdagmorgen ter plaatse een openbare
terechtzitting te houden.
Heel vluchtig werden enkele getuigen ge
hoord en daarna werd de zaak geschorst tot
Dinsdagmorgen 15 Mei, te half elf, in het Plas-
huis te Loosdrecht.
Dinsdagmorgen was het een ware uittocht.
De kantonrechter, mr. A. M. J. de Jager, ver
gezeld van den griffier, mr. Mulder, begaven
zich naar Breukelen, alwaar men per politie-
boot naar Loosdrecht zou gaan. De Ambtenaar
Van het O. M., mr. Valk, begaf zich met de
Politieboot naar Loosdrecht, waar ook voor de
Pers een plaats was geruimd.
Bemand met dit gezelschap en drie leden
van den Rijks veld wacht, zette de groote politie
boot over den tamelijk onstuimigen plas koers
haar het domein van den „Vrijbuiter".
Nadat de kantonrechter en de Ambtenaar
Van het O. M. zich van de gesteldheid van het
terrein op de hoogte hadden gesteld, werd in
het clubhuis van den „Vrijbuiter" een formeele
rechtszitting gehouden.
Drie leden van het bestuur der Watersport
vereeniging „De Vrijbuiter" waren als verdach
te verschenen, terwijl de verdediger, mr. A.
Lugt uit Hilversum, de opgeroepen getuigen a
charge en décharge eveneens ter plaatse aan
wezig waren.
Allereerst werd het ten laste gelegde vast
gesteld.
In de dagvaarding werd ten laste gelegd,
dat verdachten in de N.-O.-hoek van den eer
sten plas den waterweg, welke toegang geeft tot
het domein van de Watersportvereeniging „De
Otter", versperd had door het aanleggen van
een zwembassin tevens haven, het aanbrengen
Van een steiger en losse palen.
Dit werd door de drie verdachten ontkend.
Als eerste getuige werd een oud-wethouder
der gemeente Loosdrecht gehoord, die ver
klaarde, dat het terrein van „De Vrijbuiter"
in vroeger jaren een z.g. „ligakker" was, be
groeid met riet enz.
Volgens dezen getuige was er nimmer een
officieele doorvaart.
Getuige zeide voorts dat in den tijd dat hij
wethouder was, nooit een aanvrage was bin
nengekomen om steigers etc. te slaan.
Volgens hem mag men dit in de trekgaten
vrij doen.
De tweede getuige, een veerschipper van 78
jaar, die van af zijn prilste jeugd dat gedeelte
van den plas bevaren heeft, verklaarde echter,
dat het gedeelte door „De Vrijbuiter" thans
als haven in gebruik, nog wel degelijk bij den
plas behoorde. Getuige was van meening dat
men voor het slaan van steigers vergunning
diende aan te vragen.
„En de doorvaart?" informeerde de kanton
rechter.
„Die is er altijd geweest. In den ouden toe
stand was hier allemaal water, hoewel vol riet.
doch de waterstand was toen veel hooger."
Een 71-jarige bootenverhuurder werd als
derde getuige gehoord.
Deze man had de overtuiging, dat voor het
slaan van steigers e. d. geen vergunning be
hoefde te worden aangevraagd.
Op verzoek van den Ambtenaar van het
O. M. werd daarna de veldwachter als getuige
gehoord.
Dit was speciaal over den aard en het ka
rakter van de trekgaten.
Getuige verklaarde, dat men van af den plas
de trekgaten Vrij in en uit kan varen, maar of
de trekgaten bij de plassen behoorden, durfde
getuige niet met zekerheid te zeggen.
Als eerste getuige a décharge werd de oor
spronkelijke eigenaar van het perceel grond
(water) gehoord, van wien „De Vrijbuiter" het
terrein gekocht had.
Getuige verklaarde het water nooit als open
baar vaarwater bestemd te hebben, doch liet
een ieder er vrij varen.
Het water was aanvankelijk zeer moeilijk,
zoo haast niet te bevaren, daar het er vol stond
met riet en ruig.
De Watersportvereeniging „De Vrijbuiter"
heeft het water aanmerkelijk uitgediept.
Een bewoner van Loosdrecht werd vervol
gens als tweede getuige décharge gehoord.
Op de vraag van den kantonrechter naar
zijn leeftijd, antwoordde hij: „Ja menheer, ik
geloof van 41, zeker weet ik het niet!"
Vervolgens weigerde getuige den eed af te
leggen en beriep zich op zijn geloof.
Daar volgde een dispuut op. Getuige zeide
voor zoo'n „pruts"-geval geen eed te willen
doen. Tenslotte wees de kantonrechter dezen
lastige getuige de deur, die de zaak maar wilde
bemoeilijken.
De derde getuige a décharge was een be
woner van Hilversum, die vijf jaar geleden
eigenaar van het terrein was.
Bij het opgeven van getuige's naam, deed
zich weer een incident voor.
„Uw naam?"
„Geerardusmaar Geerardus met 2 ee's!"
Dit wekte allereerst verbazing, doch dan
merkte de kantonrechter geestig op: „Die eene
„e" zult u met de nieuwe spelling moeten laten
schieten!"
Getuige verklaarde, dat aanvankelijk hel
terrein bestond uit een klein dijkje en verder
moerasgrond. Nadat het water was uitgebag
gerd door „De Vrijbuiter" was er vaarwater van
gemaakt
Voorts zeide getuige, dat volgens hem de
trekgaten niet bij de Loosdrechtsche plassen
behooren.
„Wanneer u zoo logisch doorredeneert
merkte de Ambtenaar van het O. M. op
zijn er in werkelijkheid geen Loosdrechtsche
plassen. Want in oorsprong bestaan de piassen
allemaal uit trekgaten (veengaten) die zijn sa
mengevoegd!"
De Ambtenaar van het O. M. ving zijn requi
sitoir aan met de opmerking, dat het hier uit
sluitend een principieele kwestie is. Daarom
gaat het ook niet om de strafmaat, maar om
de strafbaarheid.
Spr. was er wel degelijk van overtuigd, dat
hier sprake was van een openbaren waterweg.
Want de plassen zelf bestaan geheel uit trek
gaten, dus de meer verspreid liggende trek
gaten behooren dan ook bij de plassen.
Om na te gaan of het water openbaar is,
ging spr. terug naar den ouden toestand. Vroe
ger werd er overal gevaren en thans is dit ook
nog het geval.
Met het uitdiepen enz. is in den aard van
het water geen verandering gekomen.
Daar de waterweg niet geheel is afgesloten,
was spr. van oordeel, dat het woord „versper
ren" in de dagvaarding diende te vervallen.
Voorts achtte spr. het ten laste gelegde wet
tig en overtuigend bewezen en eischte een geld
boete van 50 cent, bij niet betaling te vervan
gen door één dag hechtenis.
Daarna zegde de Ambtenaar dank aan de
verdediging en verdachten voor de vriendelijke
tegemoetkomingen en geboden hulp.
Mr. A. Lugt, verdediger in deze zaak, noemde
veroordeeling op deze dagvaarding juridisch
onmogelijk.
Het terrein is ten eerste veel te vaag aange
geven, terwijl voorts geen sprake is van ver
sperring noch van belemmering.
Wanneer de hier geslagen palen het water
verkeer zouden belemmeren, dan vormt iedere
paal in den plas een belemmering voor het ver
keer!
De palen zijn het eigendom van de vereeni-
ging van de drie verdachten. Dezen zouden
alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld in
de kwaliteit van bestuur.
De statuten overleggend, toonde de spr. aan,
dat het bestuur niet uit drie, maar uit vijf man
^»'i" i-
bestaat, terwijl bovendien één van de verdach
ten bij den aanvang van het proces nog géén
zitting in het bestuur had.
Voorts zeide pleiter nog steeds te wachten
op het bewijs, dat het terrein (trekgaten) open
baar vaarwater is en wees op de vérstrekkende
gevolgen voor Loosdrecht, bij de aanvaarding
daarvan.
De Ambtenaar van het O. M. antwoordde
daarop, het laatste geput te hebben uit de ge
tuigenverklaringen en vond dat de vereeniging
geen vaarwater gemaakt doch vermaakt had!
De kantonrechter besloot in deze zeer be
langrijke kwestie op Dinsdag 29 Mei, te Utrecht,
in buitengewoon openbare zitting, schriftelijk
vonnis te zullen wijzen.
Zooals men hieruit kan lezen, zal bij een
veroordeeling in dit geval het vaarwater in
zijn geheel (trekgaten incluis) openbaar zijn
verklaard en zullen de consequenties ook moe
ten worden aanvaard.
Zooals wij reeds beknopt konden mededeelen,
overleed den 15den Mei te Djokjakarta (Java)
de weleerwaarde Pater Antonius Fisscher, ka
pelaan der hoofdkerk aan de Kampementstraat
aldaar, geboren te Nijmegen 15 Augustus 1872.
Na zijn humaniora-studies aan het Klem-Se
minarie te Culemborg trad hij den 26sten Sep
tember 1892 in het noviciaat der Sociëteit van
Jezus te Mariëndaal bij Grave. Hij deed zijn
philosophische en theologische studies te Ouden
bosch en Maastricht en werd in laatstgenoemde
stad 26 Augustus 1903 Priester gewijd. Korten
tijd was hij werkzaam als kapelaan te Den
Haag tO. L. Vr. O. O.), en vertrok in April
1906 als missionaris naar Java, waarheen zijn
oudere broer, Pater Henricus Fisscher. hem
reeds was voorgegaan. Zes jaar lang arbeidde hij
te Mendoet, waar eenige jaren te voren de eer
ste pogingen ter missicneering onder de Ja-
vaansche bevolking een aanvang hadden geno
men.
Zijn grootste verdiensten als onvermoeid en
doortastend werker vergaderde hij zich als
hoofdpastoor achtereenvolgens te Sernarang,
Djokjakarta, Meester Cornelis en Buitenzorg,
waar hij met zijn joviale omgangsvormen en
vlot gesproken woord veler harten en zielen
voor God wist te winnen. De laatste jaren
bracht hij door te Djokjakarta, ondanks zijn
steeds sukkelende gezondheid met werkzaam
heden overladen, tot den laatsten dag zijns
levens met onverstoorbare energie werkend
voor zijn dierbare parochianen. R.I.P.
Dinsdag is afgekondigd het Aardappelmeel-
monopoliebesluit 1934 I.
Het besluit treedt in werking 17 Mei a.s. en
geldt voor het tijdvak eindigende 1 Januari 1935.
Naar ons wordt medegedeeld zal de vanwege
het Nationaal ïlederlandsch Comité Wereld
kampioenschap Schaken (N.C.W.S.), te houden
massa-simultaanseance in het Carlton Hotel
te Amsterdam op Woensdag 30 Mei a.s. offi
cieel worden geopend door wethouder dr. I.
H. J. Vos.
Inschrijvingen voor deze massa-simultaan
seance kunnen alsnog worden gedaan, met op
gave van de speelsterkte, bij een der wedstrijd
leiders, den heer Th. M. E. Liket, Amsteldijk
69, Amsterdam-Zuid.
De ministerraad heëft eenige algemeene richt
lijnen vastgesteld inzake de vraag, wanneer een
ongehuwde kan worden geacht „in gezinsver
band levende eenige kostwinner" te zijn en
daarom aanspraak heeft op de vrijstelling van
den ongehuwden-aftrek op zijn salaris, zulks ter
verkrijging van de noodige eenheid in oe toe
passing van het bepaalde in het vierde lid van
art. 10 van het Bezoldigingsbesluit 1934, luiden
de: Ongehuwde in gezinsverband levende eenige
kostwinners zijn aan de in het eerste en het
tweede lid bedoelde korting voor ongenuwden
niet onderworpen. Bedoelde richtlijnen volgen
hieronder.
1. Als uitgangspunt diene, dat de mogelijkheid
tot vrijstelling van den ongehuwdenaftrek is
opengesteld om te voorkomen, dat een ambte
naar tengevolge daarvan moeilijk aan zijn wet
telijke, c.q. moreele financieele verplichtingen
zou kunnen voldoen. Gefortuneerden zijn dus
bij voorbaat van deze vrijstelling uitgesloten.
2. De ongehuwde ambtenaren, op wie een wet
telijke alimentatieplicht rust, zoomede de ge
huwde vrouwelijke ambtenaren, die door inva
liditeit van den echtgenoot, een gezin hebben te
onderhouden, komen uiteraard in de eerste
plaats in aanmerking, om als kostwinner te
worden beschouwd.
Slechts in gevallen, bedoeld onder 8 en 9 hier
onder, zal zulks tot den tweeden graad (broers
en zusters) kunnen worden uitgestrekt, terwijl
verder in het algemeen niet zal kunnen worden
gegaan.
3. Een ongehuwd ambenaar met een bruto
salaris van minder den 3510 kan als eenig kost
winner worden aangemerkt:
a. wanneer het betreft één afhankelijk per
soon; zoolang de eigen inkomsten (loon, pen
sioen, lijfrente, ouderdomsrente, geheel of ge
deeltelijk bezit van eigen huis e.d.) van dezen
persoon, met inbegrip van wat door anderen
(kinderen kleinkinderen, broers, zusters) wordt
of naar redelijkheid zou kunnen worden bijge
dragen, in totaal niet meer dan 350 per jaar
bedragen;
b. wanneer het betreft twee of meer afhan
kelijke personen: zoolang de gezinsinkomsten
buiten het salaris van den ongehuwden ambte
naar niet meer dan ƒ500 per jaar bedragen.
4. Een ongehuwd ambtenaar met een bruto
salaris van ƒ3510 of meer, kan als kostwinner
worden beschouwd, indien de onder 3a en 3b
bedoelde bedragen niet meer dan 10, resp. 15
pet. van zijn bruto-salaris beloopen, met dien
verstande, dat deze bedragen worden gelimi
teerd op 500, resp. 700 per jaar.
5. On<|er „in gezinsverband leven" is te ver
staan het samenwonen van den ongehuwden
ambtenaar met de (n) gene (n), ten aanzien van
wie(n) hij als kostwinner wenscht te worden
beschouwd.
6. In den regel zal wel degelijk gezinsverband
aanwezig moeten zijn. Wanneer echter de be
trokken ongehuwde ambtenaar is aangewezen
om voor zijn vader, moeder, broer of zuster, die
niet in de maatschappij en niet of moeilijk in
gezinsverband kan verkeeren en deswege in
een inrichting is opgenomen, de verpleegkosten
te betalen, ware billijkheidshalve ondanks het
niet-aanwezig zijn van gezinsverband, niet on
middellijk afwijzend te beschikken.
7. Wanneer evenwel een ongehuwd ambtenaar
samenwoont met een geheel valide zuster, niet
ouder dan 55 jaar, die voor hem de huishou
ding doet en die geen eigen inkomsten heeft,
zal hij als regel niet als kostwinner voor deze
zuster kunnen worden beschouwd. Zulk een
levenswijze is toch voor den ambtenaar in
kwestie als regel niet duurder dan wanneer hij
op kamers zou wonen. Bovendien kan de be
trokken zuster geacht worden in haar eigen
onderhoud te voorzien door als huishoudster te
fungeeren, zij het dan bij iemand, die toevallig
haar broer (zuster) is. Wanneer zulk een zuster
huishoudster geen salaris ontvangt, doch alleen
vrije kost en inwoning en kleeding geniet, ver
tegenwoordigt dit toch ook een bedrag van meer
dan ƒ350 c.q. ƒ500 per jaar (zie hierboven on
der 3a en 4).
Indien de zuster echter een wankelijke ge
zondheid heeft en niet in staat is een huis
houding in vollen omvang waar te nemen (het
geen zou kunnen blijken uit een doktersverkla
ring), zal het kostwinnerschap in sommige ge
vallen weer wel aannemelijk zijn.
8. Ten aanzien van broers en zusters, die
jonger dan 18 jnar of ouder dan 55 jaar, dan
wel die permanent ziekelijk of gebrekkig zijn,
zal gemeenlijk geen twijfel behoeven te bestaan.
9. Hoewel op een omstandigheid als werk
loosheid vanzelf zeer moeilijk contröle is uit te
oefenen, zal, wanneer een weaklooze vader,
broer of zuster aan steun (eventueel vermeer
derd met loon) in een geheel jaar minder heeft
ontvangen dan de onder 3a, 3b en 4 bedoelde
bedragen, eveneens van kostwinnerschap sprake
kunnen zijn.
10. Het komt gewenscht voor, dat de onder
scheidene departementen zich voor nadere in
lichtingen omtrent de financieele omstandig
heden van belanghebbenden uitsluitend tot
den belastingdienst richten, welke dienst door
den minister van financiën zal worden uitge-
noodigd, om deze inlichtingen te verstrekken.
11. Het verdient voorts aanbeveling een gun
stige beschikking op een verzoek om vrijstelling
van den ongehuwdenaftrek vergezeld te doen.
gaan van een korte vermelding van den grond,
waarop de inwilliging van het verzoek is ge
baseerd, zoomede van een door adressant te
teekenen en terug te zenden formulier, houden
de een verklaring, dat hij (zij) zich verplicht
aan de daarvoor in aanmerking komende auto
riteit onverwijld opgave te doen, zoodra de re
den tot vrijstelling van den ongehuwdenaftrek
geheel of ten deele is vervallen.
Wanneer zou blijken, dat hieraan geen gevolg
is gegeven, zal het uit hoofde van die vrijstel
ling genotene teruggevorderd kunnen worden.
12. De vrijstelling vervalt met den laatsten
dag van de maand, waarin de reden daartoe
heeft opgehouden te bestaan.
13. Voor gevallen, waaromtrent bij toetsing
aan bovenstaande richtlijnen nog twijfel blijft
bestaan, ware het oordeel te vragen van den
minister van Binnenlandsche Zaken.
Mevr. Valkema—Herrmann, die op 't oogen-
blik exposeert in den kunstkelder ,,'t Center"
te Den Haag, maakt in haar werk op 't eerste
gezicht niet den indruk, die naturaliste te zijn,
die zij toch inderdaad bij nadere beschouwing
wel is. Het grootste deel van haar doeken be
wijst dat zij een goed oog voor kleuren bezit,
dat zij ook maar zelden de juiste factuur mist
voor de weergave van wat haar in het onder
werp (meest bloemen) boeide. Zij geeft er een
fijne figuratie aan, in sterke tonen tegen de
lichte fond aangezet. Het levende, aardsche
wezen der materie, hoe exotisch van nature en
romantisch van karakter ook, spreekt duidelijk
in de cumulatie van sfeer, beweging en vorm.
Soms subtiliseerde zij de constructie dezer ex
pressies tot op het brekelijke toe; de „Cypre-
pedium" (7) en „Fuchsia" (9) kunnen nau
welijks het licht meer verdragen, dat van den
achtergrond op hun ragfijne, elementaire span
ningen aanvloeit. Meer innerlijk verzacht en
in rustiger glans staat de Cyprepedium in no. 1
en no. 16, zoo is ook de „Euphorbia" prachtig
zonnig ontbloeid tegen den gouden grond. For-
scher van lijn en stugger van temperament ook
zijn de „Klaproos" en „Roode Amaryllis" en
de „Witte Phylo". Zij naderen het meest de
krachtige verbeelding der bloemnatuur, die
aan deze schilderes het meest vertrouwd schijnt.
Enkele andere werkstukken konden ons in hun
afwerking niet geheel- voldoen, er blijft daarin
iets te gewilds, een te intellectueele factor over;
vooral waar zij zich in haar onderwerp niet
tot bloem bepaald, valt dit op. De compositie
is dan dikwijls van een geraffineerd type, maar
de levende kracht ontbreekt. Van deze groep
zijn dan ook slechts de beide „Kleurstudies"
belangrijk, al noemen we ook de „Olijfboom"
terwille van de sublieme lichtwerking erin be
grepen. In de „Vingerbloem" trof ons een stel
lige anthroposophische tendenz, die misschien
ook in 't andere werk verborgen ligt. Overigens
in elk geval: een verantwoorde expositie.
V. O.
Vanwege de genie is aanbesteed het bouwen
van verdedigingswerken, als gevolg van de af
sluiting van de Zuiderzee (38ste gedeelte), het
maken van aardwerken en rioleeringen op net
Kornwerderzand en bij Den Oever. Raming
f 688.000.
Laagste inschrijver was: D. Verstoep te
's-Gravenhage, voor f 536.400.
De Minister van Financiën heeft bepaald, dat
op 19 Mei, 1 September en 31 December 1934
de beurzen voor den geld- en fondsenhandel
zullen zijn gesloten, alsmede dat die dagen voor
de geldleeningen, als bedoeld in artikel V der
Beursvoorschriften 1914, niet als werkdagen zul
len worden beschouwd.
H. K. H. Prinses Juliana heeft Dinsdagmid
dag de wekelijksche vergadering van den Raad
van State bijgewoond.
Een zevenjarig jongetje, D .v. d. K., is bij het
spelen in het water van de Delftsche Vaart te
Rotterdam geraakt. Eenige personen begaven
zich onmiddellijk te water en het mocht de zes
tienjarige Nelly Roelands gelukken het kind op
den wal te brengen.
Geruimen tijd werd kunstmatige ademhaling
toegepast, doch het bleek, dat de levensgeesten
reeds waren geweken. Het lijkje is naar het Zie
kenhuis Coolsingel overgebracht.
Zooals bekend, zijn, in verband met het over
lijden van H.M. de Koningin-Moeder, de jaar-
lüksche wedstrijden van den Koninklijken Of
ficierenschermbond, welke in het begin dezer
maand waren vastgesteld, niet doorgegaan. Ver
moedelijk worden deze wedstrijden nu gehou
den te Breda, in het laatst van de maand
October.
Op Zondag 11 Maart schoot in de Jan Steen
laan te Bussum de Huizer arbeider J. V. zijn
17-jarig meisje neer. Minnenijd was de aan
leiding tot dit drama. Enkele oogenblikken na
dat het doodelijk schot gelost was overleed
het meisje. De jongen sloeg de hand aan zich-
zelve. Hij werd ernstig gewond, doch is thans
herstellende. Na verpleegd te zijn in de Ma-
jella-stichting te Bussum werd hij overgebracht
naar de ziekenafdeeling in het Huis van Be
waring te Amsterdam. Zijn toestand is nog
niet van dien aard. dat de instructie kan wor
den geopend, hij moet nog steeds het bed hou
den.
Als zijn verdediger zal optreden mr. J. H.
Meijer, te Amsterdam. De verdachte heeft voor
de politie te Bussum, die hem een kort ver
hoor afnam in de Majellastichting een volle
dige bekentenis afgelegd.
Maandagnacht heeft op den Rijksstraatweg
tusschen Venlo en Vilden een ernstig ongeluk
plaats gehad. De heer Geurts uit Schandelo
kwam met zijn luxe-auto uit de richting Venlo,
toen uit de richting Velden een andere auto
naderde. Vermoedelijk omdat de lichten van
dezen laatsten wagen niet voldoende werden
gedempt, werd de heer G. verblind en reed hij
tegen een langs den weg staanden boom.
In den auto van den heer G. zaten de echt-
genoote van den heer v. d. B. uit Velden en
zeven harer kinderen. Drie der kinderen en
de moeder kregen arm- en beenverwondin
gen. Een der kinderen liep een hersenschud
ding op.
De bestuurder en de andere kinderen kwa
men met den schrik vrij.
De wagen van den heer G. werd zwaar be
schadigd.
De Haagsche Rechtbank heeft den scheeps-
klinker J. B., ter zake van diefstal met braak
op II Februari j.l. te Rijswijk gepleegd, veroor
deeld tot drie jaar gevangenisstraf. Tot de
zelfde straf werd veroordeeld de koopman P. C.
v. E., wegens heling der gestolen goederen.
Dinsdag zou vor den Amsterdamschen poli
tierechter de behandeling van de strafzaak
worden voortgezet tegen den schipper-mede-eige
naar H. D. en den machinist J. K., van den
trawler „Spaarnestroom", verdacht van mein
eed. Zij zouden bij de behandeling van deze
zaak voor den Raad voor de Scheepvaart val-
sche verklaringen hebben afgelegd.
De voortgezette behandeling is aangehouden
tot 4 Juni a.s.
Dinsdag is de 13-jarige B. uit Beek bij Nij
megen, die bij familie te Zijfflick op bezoek
was, bij zijn oom op het tien meter hooge dak
van het huis geklommen.
De jongen is uitgegleden en werd dood opge
nomen.
Zondagavond omstreeks elf uur keerde een
troep jongens uit Tegelen naar huis terug van
een wielerwedstrijd in Blerick. Ongeveer bij
den ingang der gemeente Tegelen passeerden
zij een jongen en een meisje, die langs den
weg wandelden. De 22-jarige W. uit Tegelen,
die zijn handigheid wilde toonen, passeerde
het paartje te dicht, zoodat de trapper van
zijn fiets in de broek van den jongeman bleef
hangen. Alle drie, zoowel W. als de jongen
en het meisje, vielen, waarbij W. met zoo'n
smak met zijn hoofd op den weg terecht kwam,
dat hij bewusteloos bleef liggen. Een genees
heer constateerde hersenschudding. De jongen
werd naar het ziekenhuis te Tegelen overge
bracht. Zijn toestand is vrij ernstig.
De boottrein, in aansluiting op het naar Ne-
derlandsch-Indië vertrekkende mailschip „Ba-
loeran", hetwelk 18 Mei a.s. van Marseille zal
afvaren, vertrekt op Donderdag 17 Mei om
16.00 uur van Den Haag (HSM), 16.28 urn- van
Rotterdam (DP) en 17.22 uur van Roosendaal.
49
Het leek heelemaal niet moeilijk, er binnen te
komen.
Een klein eindje naast den hoofdingang was
een kleine groene deur, die zeker voor de be
dienden bestemd was.
Op die deur ging hij af, opende ze voorzichtig,
ging er doorheen en sloot ze ook weer achter zich
dicht.
Een kort pad, met aan een kant een heg, voer
de naar den bedienden-ingang aan den linker
kant, en daar was Jimmy geheel verborgen vooi
de blikken van iemand, die in het huis naar
buiten zou kunnen gluren.
Aan den rechterkant van de heg, strekte zich
de mooie, driehoekige tuin uit, waarnaar hij
's morgens zoo verrukt had zitten kijken, en
vlak vóór hem was de rivier, wier water tegen
bet kleine, houten platform aanspoelde, dat den
tuin daar begrensde.
Een paar oogenblikken bleef hij bepeinzen,
Welke manier hij zou gebruiken, om in het huis
te komen. Aan geen raam of deur was iemand te
Zien, alle leven scheen er geweken te zijn.
;Een laaggebouwde uitbouw van het hoofdge
bouw, door een grintpad van hem gescheiden,
trok zijn aandacht. Wanneer hij op het dak
daarvan zat, zou hij gemakkelijk aan het balkon
kunnen reiken, waarop vier balkondeuren uit
kwamen.
Het was al heel eenvoudig om in het gebouw
te komen, maar er moest nog rekening gehou
den worden met de andere inwoners. De chauf
feur was natuurlijk al terug, doch die zou wel
in de garage met den auto bezig zijn.
De twee andere bedienden, die hij 's morgens
nog gezien had, zouden ook wel hier of daar in
het huis rondzwerven. Overigens wist hij niets.
Misschien waren er nog wel een stuk of drie be
dienden.
In een huis rondloopen, waar ook nog vijf an
deren in ronddolen, zonder gezien of gehoord te
willen worden door die andere vijf, is geen ge
makkelijke taak. Maar het was in ieder geval te
probeeren. Met een laatsten voorzichtigen blik
om zich heen, werkte hij zich door de heg en
haastte zich naar den uitbouw. Hij probeerde de
kruk van de deur om te draaien, doch de deur
was gesloten. Aan den zijmuur keek hij door het
raam, dat openstond. Hier keek hij jn een bij
keuken.
Deze was leeg; maar een deur, die naar de
keuken daarachter leidde, was open, en Jimmy
hoorde gebabbel van twee menschen die daar
stonden te praten.
„En ik zeg tegen hem, ik zegkijk eens
hier, Albertkies tusschen onsdie gek
verleden Woensdag.... ik zag je.... praat me
daar niet van...."
„Nee, o ja?zoo?.och, ze zijn allemaal.
mijn George zegt zoo, kük 's, zegt-ie...."
Jimmy glimlachte en sloop weer terug naar de
deur van het bijgebouw. Geen zes centimeter van
zijn uitgestrekte hand was het dak en een kleine
sprong zou hem er vlak bij brengen. Vooropge
steld, dat hij geen gerucht maakte en de keu-
kenlui hem niet zouden hooren.
Hij nam een lichten aanloop en sprong, rield
zich vast aan de dakgoot en trok zich omhoog,
zoodat hij eindelijk op het bijna platte dak zat.
Onderzoekend keek hij den tuin door. Die werd
begrensd door een baksteenen muur, die tot aan
het water doorliep, en iets vóór dien muur stond
dicht struikgewas. Jimmy besefte, dat hij tegen
den witten muur achter hem, zichtbaar moest
zijn voor een tuinman, die best achter die strui
ken bezig kon zijn, met zijn werk.
Dit was wederom een waagstuk, dat hem ech
ter niet van doorzetten kon terughouden. De
grootste onderneming zou bovendien zijn, wan
neer hij zou probeeren op net balkon te komen,
want als hij daarmee bezig was, zou hij gewoon
zichtbaar zijn voor de voetgangers, die in Peters
ham Road liepen, om van den tuinman niet eens
meer te gewagen. En Jimmy was nu niet precies
tuk op een menigte, met een stuk of wat politie
agenten. Het eene waagstuk stapelde zich dus
op het andere, maar het was onvermijdelijk.
Met een glimlach op zijn gelaat stond hij op.
Tuinman of geen tuinman, voetganger of geen
voetganger, hij zou dat huis binnengaan.
De weg was op dat oogenblik verlaten, alleen
in de verte zag hij een kleine gedaante aanko
men, maar wie daar liep zou onmogelijk veel
kunnen zien, verondersteld, dat hij nog keek.
Jimmy vatte dus zijn moed tezamen, en sprong
naar het benedeneind van het balkon.
Twee minuten later lag hij plat op het balkon,
tusschen twee van de balkondeuren in
Hij bleef daar een poosje liggen, gedeeltelijk
om weer op adem te komen, gedeeltelijk ook, om
te zien of er niets bijzonders gebeurde na zijn
stoute onderneming. Maar het had er allen
schijn van, dat niemand iets had opgemerkt.
Hij luisterde nu scherp toe, of er soms iemand
in de kamer was, waar hij vlak voor lag. Hij ging
dichter bij het groote schuifraam liggen en keek
voorzichtig naar binnen.
De kamer, een slaapvertrek was verlaten en
met een voldanen glimlach probeerde Jimmy
het venster eens dat onder zijn lichten druk
reeds dadelijk toegaf. Hij sloop zoo vlug moge
lijk naar binnen en stond in de kamer met een
zucht van verlichting eindelijk overeind.
Het vertrek was groot en luchtig, zonder over
daad van onnoodige meubelen. Langs een zijde
stond een groot bed en daarnaast een kleine
schrijftafel. Aan den voet van het ledikant stond
een divan en er tegenover een groote vuurhaard,
waarboven een fraaie spiegel hing. Een wasch-
tafel en kleerkast stonden in de hoeken en dan
waren er nog twee stoelen. Op den grond lag een
dik tapijt.
Tegenover Jimmy was een deur. Dit was blijk
baar Thyme's slaapkamer, dacht Jimmy, en de
deur zou zeker uitkomen op de gang van de eer
ste verdieping.
Voorzichtig ging hij naar de deur toe, legde
zijn oor tegen het sleutelgat, en luisterde scherp
toe. v.
Blijkbaar gerustgesteld, deed hij haar open en
keek naar buiten. De gang liep naar links en
naar rechts, er lag een dikke looper op, en hier
en daar hing een schilderijtje aan den wand. Aan
den overkant waren twee trappen, de rechter
ging naar beneden naar de hall, en de andere
voerde naar boven naar de volgende verdieping.
Jimmy sloot de deur weer en ging tegen den
muur staan nadenken.
Hoewel hij overtuigd was, dat Leslie in dit huis
verborgen moest zijn, had hij geen bepaald idee
omtrent de juiste plek, waar zij zich zou kunnen
bevinden, en een onderzoekingstocht door het
heele huis was veel te gevaarlijk, aangezien het
dan ongeveer zeer zeker was, dat hij een bedien
de zou ontmoeten, die allicht ergens aan 't werk
was. Het was een vervelende geschiedenis, en.
Op dit oogenblik werden zijn overpeinzingen
onderbroken door het naderen van voetstappen
van den rechterkant van de gang.
Hij opende de deur op een kier en keek zoo,
voorzichtig, over het geheele rechtergedeelte van
de gang. Bijna onmiddellijk zag hij een groote,
in 't zwart gekleede gestalte in de richting van
de trappen gaan. Het was de knecht, die hem
's morgens zoo goed verzorgd had.
Er kwam een vastberaden uitdrukking op Jim
my's gelaat, terwijl de ander naderde. Er hing
veel van af, welke richting de knecht nemen zou.
Wanneer hij naar beneden zou gaan, zou hij
niet verder komen dan de deur waarachter de
reporter verborgen was. In het andere geval,
wanneer hij naar boven wilde, of verder de gang
langs loopen.zou hij Jimmy voorbij moeten gaan
en dat was juist, wat Jimmy noodig had.
In spanning wachtte Jimmy af. De knecht
liep door en liet de trappen naar beneden links
liggen of liever rechts.
Op het oogenblik, dat hij de slaapkamer voor
bijging, ging daar de deur plotseling vanzelf
open en een paar stevige handen reikten naar
buiten die zich om zijn hals sloten en hem met
kracht naar binnen trokken.
Jimmy's stevige greep smoorde den kreet om
hulp, en zijn arm als een hefboom gebruikend,
wist Jimmy den man in knielende houding te
brengen.
„Houd je stil," zei Jimmy, „en je zult je dezen
dag altijd met groote dankbaarheid blijven her
inneren maak je lawaai, dan zul je direct aan
den overkant van je graf staan."
Hij keek in het geschrokken gelaat van den
knecht. De man leek wel iets op den onsterfelij-
ken Malvolio.
Jimmy besloot hem te herdoopen met den
naam van deze Shakespeareaansche figuur.
„En nu, vriend Malvolio," zei hij, „zul je mijn
onverzadigbaren dorst naar nieuws moeten les-
schen, en accuraat, versta je dat! Ik hoef maar
even mijn hand te bewegen en het is met je
gedaan. Ik hoop, dat je de groote lijnen volko
men overziet, ja?"
De knecht knikte van ja.
„Goed," zei Jimmy en liet den ander een
beetje losser. „Nu mijn beste, je hebt een be
zoeker hier in huis, nietwaar?"
(Wordt vervolgd)