de Inktvisch De Loosdrechtsche plassen openbaar? MEENING VAN HET O.M. WOENSDAG 16 MEI 1934 Een gewichtig proces Pater Fisscher S.J. Ongehuwdenaftrek en kostwinnerschap De moord te Bussum Als de plassen openbaar worden verklaard, heeft Loosdrecht als toeristenplaats afgedaan! Naar de Plassen Er zijn géén Loosdrechtsche plassen! Requisitoir I Pleidooi Een tweetal motorrijders vertoont zijn kunst als acrobaten Een onvermoeid werker heen gegaan AARDAPPELMEEL Monopoliebésluit afgekondigd OM HET WERELD KAMPIOENSCHAP Eerste simultaan-seance Streven naar eenheid bij toepassing van de voorschriften inzake vrijstelling EXPOSITIE IN DEN HAAG Een schilderes van licht en bloemen AFSLUITING ZUIDERZEE Aanleg van verdedigingswerken BEURSSLUITING PRINSES JULIANA Knaapje verdronken Kon. Officierenschermbond Dader nog steeds ziek AUTO TEGEN EEN BOOM Vier gewonden DIEFSTAL EN HELING Drie jaar voor de schuldigen „DE SPAARNESTROOM" Meineedzaak aangehouden VAN HET DAK GEVALLEN Jongen dood opgenomen DOOR EIGEN SCHULD Rotterdam Lloyd Rapide DOOR PETER BARON Voor den Utrechtschen kantonrechter diende Zaterdagmorgen j.l. een zaak betreffende het Versperren van een waterweg te Loosdrecht. Aan het bestuur van de Watersportvereeniging •>De Vrijbuiter" was ten laste gelegd, dat het den onmiddellijken doorgang-van den z.g. eersten Loosdrechtschen Plas naar het terrein van de, verderop liggende, watersportvereeniging „De Otter", met palen en steigers versperd zou hebben. Dit geval liet zich aanvankelijk aanzien als een veete tusschen twee watersportverenigin gen. Want, wanneer leden van „De Otter" met de motorboot door de thans gedeeltelijk af gesloten vaargeul gingen, hadden de ge meerde vaartuigen van „De Vrijbuiter" door den remous veel te lijden. Een oud plan toen ten uitvoer brengend, be sloot men in „De Vrijbuiter" een steiger dus danig te plaatsen, dat de passeerende booten aan de gemeerde vaartuigen geen schade kon den berokkenen. Een en ander had een proces-verbaal ten gevolge. Toen Zaterdagmorgen deze zaak voor den Utrechtschen Kantonrechter diende, bleek al spoedig dat het hier niet zoozeer een veete, doch ook meer een zuiver principieele kwestie gold. Wanneer „De Vrijbuiter" met het slaan van den steiger een openbaren waterweg versperd zou hebben, dan zijn de Loosdrechtsche plassen in hun geheel ook openbaar vaarwater. De consequentie daarvan is, dat men de zoo aantrekkelijke vrijheid op de plassen dan kwijt is. Er zouden dan tallooze verordeningen in wer king treden. Om daar een klein idee van te geven, sommen we het een en ander op. Ten eerste moeten dan al de booten (cano's en roeibooten incluis) des avonds behoorlijk verlicht zijn. Aan boord van elke boot moeten Vaarreglementen aanwezig zijn. Er komen dan regels voor het varen zelf: uitwijken, passeeren, rechts houden, etc. etc. Voorts zouden al de thans bestaande stei gers, zwemscholen etc. afgebroken moeten wor den; of de eigenaren zouden op een of andere manier een vergunning moeten zien te Jcrijgen om in openbaar vaarwater steigers en zwem scholen te hebben! De kantonrechter inziende, welke gevolgen en nasleep het verloop van dit op het oog onbelangrijke proces zou kunnen hebben, be sloot Zaterdagmorgen ter plaatse een openbare terechtzitting te houden. Heel vluchtig werden enkele getuigen ge hoord en daarna werd de zaak geschorst tot Dinsdagmorgen 15 Mei, te half elf, in het Plas- huis te Loosdrecht. Dinsdagmorgen was het een ware uittocht. De kantonrechter, mr. A. M. J. de Jager, ver gezeld van den griffier, mr. Mulder, begaven zich naar Breukelen, alwaar men per politie- boot naar Loosdrecht zou gaan. De Ambtenaar Van het O. M., mr. Valk, begaf zich met de Politieboot naar Loosdrecht, waar ook voor de Pers een plaats was geruimd. Bemand met dit gezelschap en drie leden van den Rijks veld wacht, zette de groote politie boot over den tamelijk onstuimigen plas koers haar het domein van den „Vrijbuiter". Nadat de kantonrechter en de Ambtenaar Van het O. M. zich van de gesteldheid van het terrein op de hoogte hadden gesteld, werd in het clubhuis van den „Vrijbuiter" een formeele rechtszitting gehouden. Drie leden van het bestuur der Watersport vereeniging „De Vrijbuiter" waren als verdach te verschenen, terwijl de verdediger, mr. A. Lugt uit Hilversum, de opgeroepen getuigen a charge en décharge eveneens ter plaatse aan wezig waren. Allereerst werd het ten laste gelegde vast gesteld. In de dagvaarding werd ten laste gelegd, dat verdachten in de N.-O.-hoek van den eer sten plas den waterweg, welke toegang geeft tot het domein van de Watersportvereeniging „De Otter", versperd had door het aanleggen van een zwembassin tevens haven, het aanbrengen Van een steiger en losse palen. Dit werd door de drie verdachten ontkend. Als eerste getuige werd een oud-wethouder der gemeente Loosdrecht gehoord, die ver klaarde, dat het terrein van „De Vrijbuiter" in vroeger jaren een z.g. „ligakker" was, be groeid met riet enz. Volgens dezen getuige was er nimmer een officieele doorvaart. Getuige zeide voorts dat in den tijd dat hij wethouder was, nooit een aanvrage was bin nengekomen om steigers etc. te slaan. Volgens hem mag men dit in de trekgaten vrij doen. De tweede getuige, een veerschipper van 78 jaar, die van af zijn prilste jeugd dat gedeelte van den plas bevaren heeft, verklaarde echter, dat het gedeelte door „De Vrijbuiter" thans als haven in gebruik, nog wel degelijk bij den plas behoorde. Getuige was van meening dat men voor het slaan van steigers vergunning diende aan te vragen. „En de doorvaart?" informeerde de kanton rechter. „Die is er altijd geweest. In den ouden toe stand was hier allemaal water, hoewel vol riet. doch de waterstand was toen veel hooger." Een 71-jarige bootenverhuurder werd als derde getuige gehoord. Deze man had de overtuiging, dat voor het slaan van steigers e. d. geen vergunning be hoefde te worden aangevraagd. Op verzoek van den Ambtenaar van het O. M. werd daarna de veldwachter als getuige gehoord. Dit was speciaal over den aard en het ka rakter van de trekgaten. Getuige verklaarde, dat men van af den plas de trekgaten Vrij in en uit kan varen, maar of de trekgaten bij de plassen behoorden, durfde getuige niet met zekerheid te zeggen. Als eerste getuige a décharge werd de oor spronkelijke eigenaar van het perceel grond (water) gehoord, van wien „De Vrijbuiter" het terrein gekocht had. Getuige verklaarde het water nooit als open baar vaarwater bestemd te hebben, doch liet een ieder er vrij varen. Het water was aanvankelijk zeer moeilijk, zoo haast niet te bevaren, daar het er vol stond met riet en ruig. De Watersportvereeniging „De Vrijbuiter" heeft het water aanmerkelijk uitgediept. Een bewoner van Loosdrecht werd vervol gens als tweede getuige décharge gehoord. Op de vraag van den kantonrechter naar zijn leeftijd, antwoordde hij: „Ja menheer, ik geloof van 41, zeker weet ik het niet!" Vervolgens weigerde getuige den eed af te leggen en beriep zich op zijn geloof. Daar volgde een dispuut op. Getuige zeide voor zoo'n „pruts"-geval geen eed te willen doen. Tenslotte wees de kantonrechter dezen lastige getuige de deur, die de zaak maar wilde bemoeilijken. De derde getuige a décharge was een be woner van Hilversum, die vijf jaar geleden eigenaar van het terrein was. Bij het opgeven van getuige's naam, deed zich weer een incident voor. „Uw naam?" „Geerardusmaar Geerardus met 2 ee's!" Dit wekte allereerst verbazing, doch dan merkte de kantonrechter geestig op: „Die eene „e" zult u met de nieuwe spelling moeten laten schieten!" Getuige verklaarde, dat aanvankelijk hel terrein bestond uit een klein dijkje en verder moerasgrond. Nadat het water was uitgebag gerd door „De Vrijbuiter" was er vaarwater van gemaakt Voorts zeide getuige, dat volgens hem de trekgaten niet bij de Loosdrechtsche plassen behooren. „Wanneer u zoo logisch doorredeneert merkte de Ambtenaar van het O. M. op zijn er in werkelijkheid geen Loosdrechtsche plassen. Want in oorsprong bestaan de piassen allemaal uit trekgaten (veengaten) die zijn sa mengevoegd!" De Ambtenaar van het O. M. ving zijn requi sitoir aan met de opmerking, dat het hier uit sluitend een principieele kwestie is. Daarom gaat het ook niet om de strafmaat, maar om de strafbaarheid. Spr. was er wel degelijk van overtuigd, dat hier sprake was van een openbaren waterweg. Want de plassen zelf bestaan geheel uit trek gaten, dus de meer verspreid liggende trek gaten behooren dan ook bij de plassen. Om na te gaan of het water openbaar is, ging spr. terug naar den ouden toestand. Vroe ger werd er overal gevaren en thans is dit ook nog het geval. Met het uitdiepen enz. is in den aard van het water geen verandering gekomen. Daar de waterweg niet geheel is afgesloten, was spr. van oordeel, dat het woord „versper ren" in de dagvaarding diende te vervallen. Voorts achtte spr. het ten laste gelegde wet tig en overtuigend bewezen en eischte een geld boete van 50 cent, bij niet betaling te vervan gen door één dag hechtenis. Daarna zegde de Ambtenaar dank aan de verdediging en verdachten voor de vriendelijke tegemoetkomingen en geboden hulp. Mr. A. Lugt, verdediger in deze zaak, noemde veroordeeling op deze dagvaarding juridisch onmogelijk. Het terrein is ten eerste veel te vaag aange geven, terwijl voorts geen sprake is van ver sperring noch van belemmering. Wanneer de hier geslagen palen het water verkeer zouden belemmeren, dan vormt iedere paal in den plas een belemmering voor het ver keer! De palen zijn het eigendom van de vereeni- ging van de drie verdachten. Dezen zouden alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld in de kwaliteit van bestuur. De statuten overleggend, toonde de spr. aan, dat het bestuur niet uit drie, maar uit vijf man ^»'i" i- bestaat, terwijl bovendien één van de verdach ten bij den aanvang van het proces nog géén zitting in het bestuur had. Voorts zeide pleiter nog steeds te wachten op het bewijs, dat het terrein (trekgaten) open baar vaarwater is en wees op de vérstrekkende gevolgen voor Loosdrecht, bij de aanvaarding daarvan. De Ambtenaar van het O. M. antwoordde daarop, het laatste geput te hebben uit de ge tuigenverklaringen en vond dat de vereeniging geen vaarwater gemaakt doch vermaakt had! De kantonrechter besloot in deze zeer be langrijke kwestie op Dinsdag 29 Mei, te Utrecht, in buitengewoon openbare zitting, schriftelijk vonnis te zullen wijzen. Zooals men hieruit kan lezen, zal bij een veroordeeling in dit geval het vaarwater in zijn geheel (trekgaten incluis) openbaar zijn verklaard en zullen de consequenties ook moe ten worden aanvaard. Zooals wij reeds beknopt konden mededeelen, overleed den 15den Mei te Djokjakarta (Java) de weleerwaarde Pater Antonius Fisscher, ka pelaan der hoofdkerk aan de Kampementstraat aldaar, geboren te Nijmegen 15 Augustus 1872. Na zijn humaniora-studies aan het Klem-Se minarie te Culemborg trad hij den 26sten Sep tember 1892 in het noviciaat der Sociëteit van Jezus te Mariëndaal bij Grave. Hij deed zijn philosophische en theologische studies te Ouden bosch en Maastricht en werd in laatstgenoemde stad 26 Augustus 1903 Priester gewijd. Korten tijd was hij werkzaam als kapelaan te Den Haag tO. L. Vr. O. O.), en vertrok in April 1906 als missionaris naar Java, waarheen zijn oudere broer, Pater Henricus Fisscher. hem reeds was voorgegaan. Zes jaar lang arbeidde hij te Mendoet, waar eenige jaren te voren de eer ste pogingen ter missicneering onder de Ja- vaansche bevolking een aanvang hadden geno men. Zijn grootste verdiensten als onvermoeid en doortastend werker vergaderde hij zich als hoofdpastoor achtereenvolgens te Sernarang, Djokjakarta, Meester Cornelis en Buitenzorg, waar hij met zijn joviale omgangsvormen en vlot gesproken woord veler harten en zielen voor God wist te winnen. De laatste jaren bracht hij door te Djokjakarta, ondanks zijn steeds sukkelende gezondheid met werkzaam heden overladen, tot den laatsten dag zijns levens met onverstoorbare energie werkend voor zijn dierbare parochianen. R.I.P. Dinsdag is afgekondigd het Aardappelmeel- monopoliebesluit 1934 I. Het besluit treedt in werking 17 Mei a.s. en geldt voor het tijdvak eindigende 1 Januari 1935. Naar ons wordt medegedeeld zal de vanwege het Nationaal ïlederlandsch Comité Wereld kampioenschap Schaken (N.C.W.S.), te houden massa-simultaanseance in het Carlton Hotel te Amsterdam op Woensdag 30 Mei a.s. offi cieel worden geopend door wethouder dr. I. H. J. Vos. Inschrijvingen voor deze massa-simultaan seance kunnen alsnog worden gedaan, met op gave van de speelsterkte, bij een der wedstrijd leiders, den heer Th. M. E. Liket, Amsteldijk 69, Amsterdam-Zuid. De ministerraad heëft eenige algemeene richt lijnen vastgesteld inzake de vraag, wanneer een ongehuwde kan worden geacht „in gezinsver band levende eenige kostwinner" te zijn en daarom aanspraak heeft op de vrijstelling van den ongehuwden-aftrek op zijn salaris, zulks ter verkrijging van de noodige eenheid in oe toe passing van het bepaalde in het vierde lid van art. 10 van het Bezoldigingsbesluit 1934, luiden de: Ongehuwde in gezinsverband levende eenige kostwinners zijn aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde korting voor ongenuwden niet onderworpen. Bedoelde richtlijnen volgen hieronder. 1. Als uitgangspunt diene, dat de mogelijkheid tot vrijstelling van den ongehuwdenaftrek is opengesteld om te voorkomen, dat een ambte naar tengevolge daarvan moeilijk aan zijn wet telijke, c.q. moreele financieele verplichtingen zou kunnen voldoen. Gefortuneerden zijn dus bij voorbaat van deze vrijstelling uitgesloten. 2. De ongehuwde ambtenaren, op wie een wet telijke alimentatieplicht rust, zoomede de ge huwde vrouwelijke ambtenaren, die door inva liditeit van den echtgenoot, een gezin hebben te onderhouden, komen uiteraard in de eerste plaats in aanmerking, om als kostwinner te worden beschouwd. Slechts in gevallen, bedoeld onder 8 en 9 hier onder, zal zulks tot den tweeden graad (broers en zusters) kunnen worden uitgestrekt, terwijl verder in het algemeen niet zal kunnen worden gegaan. 3. Een ongehuwd ambenaar met een bruto salaris van minder den 3510 kan als eenig kost winner worden aangemerkt: a. wanneer het betreft één afhankelijk per soon; zoolang de eigen inkomsten (loon, pen sioen, lijfrente, ouderdomsrente, geheel of ge deeltelijk bezit van eigen huis e.d.) van dezen persoon, met inbegrip van wat door anderen (kinderen kleinkinderen, broers, zusters) wordt of naar redelijkheid zou kunnen worden bijge dragen, in totaal niet meer dan 350 per jaar bedragen; b. wanneer het betreft twee of meer afhan kelijke personen: zoolang de gezinsinkomsten buiten het salaris van den ongehuwden ambte naar niet meer dan ƒ500 per jaar bedragen. 4. Een ongehuwd ambtenaar met een bruto salaris van ƒ3510 of meer, kan als kostwinner worden beschouwd, indien de onder 3a en 3b bedoelde bedragen niet meer dan 10, resp. 15 pet. van zijn bruto-salaris beloopen, met dien verstande, dat deze bedragen worden gelimi teerd op 500, resp. 700 per jaar. 5. On<|er „in gezinsverband leven" is te ver staan het samenwonen van den ongehuwden ambtenaar met de (n) gene (n), ten aanzien van wie(n) hij als kostwinner wenscht te worden beschouwd. 6. In den regel zal wel degelijk gezinsverband aanwezig moeten zijn. Wanneer echter de be trokken ongehuwde ambtenaar is aangewezen om voor zijn vader, moeder, broer of zuster, die niet in de maatschappij en niet of moeilijk in gezinsverband kan verkeeren en deswege in een inrichting is opgenomen, de verpleegkosten te betalen, ware billijkheidshalve ondanks het niet-aanwezig zijn van gezinsverband, niet on middellijk afwijzend te beschikken. 7. Wanneer evenwel een ongehuwd ambtenaar samenwoont met een geheel valide zuster, niet ouder dan 55 jaar, die voor hem de huishou ding doet en die geen eigen inkomsten heeft, zal hij als regel niet als kostwinner voor deze zuster kunnen worden beschouwd. Zulk een levenswijze is toch voor den ambtenaar in kwestie als regel niet duurder dan wanneer hij op kamers zou wonen. Bovendien kan de be trokken zuster geacht worden in haar eigen onderhoud te voorzien door als huishoudster te fungeeren, zij het dan bij iemand, die toevallig haar broer (zuster) is. Wanneer zulk een zuster huishoudster geen salaris ontvangt, doch alleen vrije kost en inwoning en kleeding geniet, ver tegenwoordigt dit toch ook een bedrag van meer dan ƒ350 c.q. ƒ500 per jaar (zie hierboven on der 3a en 4). Indien de zuster echter een wankelijke ge zondheid heeft en niet in staat is een huis houding in vollen omvang waar te nemen (het geen zou kunnen blijken uit een doktersverkla ring), zal het kostwinnerschap in sommige ge vallen weer wel aannemelijk zijn. 8. Ten aanzien van broers en zusters, die jonger dan 18 jnar of ouder dan 55 jaar, dan wel die permanent ziekelijk of gebrekkig zijn, zal gemeenlijk geen twijfel behoeven te bestaan. 9. Hoewel op een omstandigheid als werk loosheid vanzelf zeer moeilijk contröle is uit te oefenen, zal, wanneer een weaklooze vader, broer of zuster aan steun (eventueel vermeer derd met loon) in een geheel jaar minder heeft ontvangen dan de onder 3a, 3b en 4 bedoelde bedragen, eveneens van kostwinnerschap sprake kunnen zijn. 10. Het komt gewenscht voor, dat de onder scheidene departementen zich voor nadere in lichtingen omtrent de financieele omstandig heden van belanghebbenden uitsluitend tot den belastingdienst richten, welke dienst door den minister van financiën zal worden uitge- noodigd, om deze inlichtingen te verstrekken. 11. Het verdient voorts aanbeveling een gun stige beschikking op een verzoek om vrijstelling van den ongehuwdenaftrek vergezeld te doen. gaan van een korte vermelding van den grond, waarop de inwilliging van het verzoek is ge baseerd, zoomede van een door adressant te teekenen en terug te zenden formulier, houden de een verklaring, dat hij (zij) zich verplicht aan de daarvoor in aanmerking komende auto riteit onverwijld opgave te doen, zoodra de re den tot vrijstelling van den ongehuwdenaftrek geheel of ten deele is vervallen. Wanneer zou blijken, dat hieraan geen gevolg is gegeven, zal het uit hoofde van die vrijstel ling genotene teruggevorderd kunnen worden. 12. De vrijstelling vervalt met den laatsten dag van de maand, waarin de reden daartoe heeft opgehouden te bestaan. 13. Voor gevallen, waaromtrent bij toetsing aan bovenstaande richtlijnen nog twijfel blijft bestaan, ware het oordeel te vragen van den minister van Binnenlandsche Zaken. Mevr. Valkema—Herrmann, die op 't oogen- blik exposeert in den kunstkelder ,,'t Center" te Den Haag, maakt in haar werk op 't eerste gezicht niet den indruk, die naturaliste te zijn, die zij toch inderdaad bij nadere beschouwing wel is. Het grootste deel van haar doeken be wijst dat zij een goed oog voor kleuren bezit, dat zij ook maar zelden de juiste factuur mist voor de weergave van wat haar in het onder werp (meest bloemen) boeide. Zij geeft er een fijne figuratie aan, in sterke tonen tegen de lichte fond aangezet. Het levende, aardsche wezen der materie, hoe exotisch van nature en romantisch van karakter ook, spreekt duidelijk in de cumulatie van sfeer, beweging en vorm. Soms subtiliseerde zij de constructie dezer ex pressies tot op het brekelijke toe; de „Cypre- pedium" (7) en „Fuchsia" (9) kunnen nau welijks het licht meer verdragen, dat van den achtergrond op hun ragfijne, elementaire span ningen aanvloeit. Meer innerlijk verzacht en in rustiger glans staat de Cyprepedium in no. 1 en no. 16, zoo is ook de „Euphorbia" prachtig zonnig ontbloeid tegen den gouden grond. For- scher van lijn en stugger van temperament ook zijn de „Klaproos" en „Roode Amaryllis" en de „Witte Phylo". Zij naderen het meest de krachtige verbeelding der bloemnatuur, die aan deze schilderes het meest vertrouwd schijnt. Enkele andere werkstukken konden ons in hun afwerking niet geheel- voldoen, er blijft daarin iets te gewilds, een te intellectueele factor over; vooral waar zij zich in haar onderwerp niet tot bloem bepaald, valt dit op. De compositie is dan dikwijls van een geraffineerd type, maar de levende kracht ontbreekt. Van deze groep zijn dan ook slechts de beide „Kleurstudies" belangrijk, al noemen we ook de „Olijfboom" terwille van de sublieme lichtwerking erin be grepen. In de „Vingerbloem" trof ons een stel lige anthroposophische tendenz, die misschien ook in 't andere werk verborgen ligt. Overigens in elk geval: een verantwoorde expositie. V. O. Vanwege de genie is aanbesteed het bouwen van verdedigingswerken, als gevolg van de af sluiting van de Zuiderzee (38ste gedeelte), het maken van aardwerken en rioleeringen op net Kornwerderzand en bij Den Oever. Raming f 688.000. Laagste inschrijver was: D. Verstoep te 's-Gravenhage, voor f 536.400. De Minister van Financiën heeft bepaald, dat op 19 Mei, 1 September en 31 December 1934 de beurzen voor den geld- en fondsenhandel zullen zijn gesloten, alsmede dat die dagen voor de geldleeningen, als bedoeld in artikel V der Beursvoorschriften 1914, niet als werkdagen zul len worden beschouwd. H. K. H. Prinses Juliana heeft Dinsdagmid dag de wekelijksche vergadering van den Raad van State bijgewoond. Een zevenjarig jongetje, D .v. d. K., is bij het spelen in het water van de Delftsche Vaart te Rotterdam geraakt. Eenige personen begaven zich onmiddellijk te water en het mocht de zes tienjarige Nelly Roelands gelukken het kind op den wal te brengen. Geruimen tijd werd kunstmatige ademhaling toegepast, doch het bleek, dat de levensgeesten reeds waren geweken. Het lijkje is naar het Zie kenhuis Coolsingel overgebracht. Zooals bekend, zijn, in verband met het over lijden van H.M. de Koningin-Moeder, de jaar- lüksche wedstrijden van den Koninklijken Of ficierenschermbond, welke in het begin dezer maand waren vastgesteld, niet doorgegaan. Ver moedelijk worden deze wedstrijden nu gehou den te Breda, in het laatst van de maand October. Op Zondag 11 Maart schoot in de Jan Steen laan te Bussum de Huizer arbeider J. V. zijn 17-jarig meisje neer. Minnenijd was de aan leiding tot dit drama. Enkele oogenblikken na dat het doodelijk schot gelost was overleed het meisje. De jongen sloeg de hand aan zich- zelve. Hij werd ernstig gewond, doch is thans herstellende. Na verpleegd te zijn in de Ma- jella-stichting te Bussum werd hij overgebracht naar de ziekenafdeeling in het Huis van Be waring te Amsterdam. Zijn toestand is nog niet van dien aard. dat de instructie kan wor den geopend, hij moet nog steeds het bed hou den. Als zijn verdediger zal optreden mr. J. H. Meijer, te Amsterdam. De verdachte heeft voor de politie te Bussum, die hem een kort ver hoor afnam in de Majellastichting een volle dige bekentenis afgelegd. Maandagnacht heeft op den Rijksstraatweg tusschen Venlo en Vilden een ernstig ongeluk plaats gehad. De heer Geurts uit Schandelo kwam met zijn luxe-auto uit de richting Venlo, toen uit de richting Velden een andere auto naderde. Vermoedelijk omdat de lichten van dezen laatsten wagen niet voldoende werden gedempt, werd de heer G. verblind en reed hij tegen een langs den weg staanden boom. In den auto van den heer G. zaten de echt- genoote van den heer v. d. B. uit Velden en zeven harer kinderen. Drie der kinderen en de moeder kregen arm- en beenverwondin gen. Een der kinderen liep een hersenschud ding op. De bestuurder en de andere kinderen kwa men met den schrik vrij. De wagen van den heer G. werd zwaar be schadigd. De Haagsche Rechtbank heeft den scheeps- klinker J. B., ter zake van diefstal met braak op II Februari j.l. te Rijswijk gepleegd, veroor deeld tot drie jaar gevangenisstraf. Tot de zelfde straf werd veroordeeld de koopman P. C. v. E., wegens heling der gestolen goederen. Dinsdag zou vor den Amsterdamschen poli tierechter de behandeling van de strafzaak worden voortgezet tegen den schipper-mede-eige naar H. D. en den machinist J. K., van den trawler „Spaarnestroom", verdacht van mein eed. Zij zouden bij de behandeling van deze zaak voor den Raad voor de Scheepvaart val- sche verklaringen hebben afgelegd. De voortgezette behandeling is aangehouden tot 4 Juni a.s. Dinsdag is de 13-jarige B. uit Beek bij Nij megen, die bij familie te Zijfflick op bezoek was, bij zijn oom op het tien meter hooge dak van het huis geklommen. De jongen is uitgegleden en werd dood opge nomen. Zondagavond omstreeks elf uur keerde een troep jongens uit Tegelen naar huis terug van een wielerwedstrijd in Blerick. Ongeveer bij den ingang der gemeente Tegelen passeerden zij een jongen en een meisje, die langs den weg wandelden. De 22-jarige W. uit Tegelen, die zijn handigheid wilde toonen, passeerde het paartje te dicht, zoodat de trapper van zijn fiets in de broek van den jongeman bleef hangen. Alle drie, zoowel W. als de jongen en het meisje, vielen, waarbij W. met zoo'n smak met zijn hoofd op den weg terecht kwam, dat hij bewusteloos bleef liggen. Een genees heer constateerde hersenschudding. De jongen werd naar het ziekenhuis te Tegelen overge bracht. Zijn toestand is vrij ernstig. De boottrein, in aansluiting op het naar Ne- derlandsch-Indië vertrekkende mailschip „Ba- loeran", hetwelk 18 Mei a.s. van Marseille zal afvaren, vertrekt op Donderdag 17 Mei om 16.00 uur van Den Haag (HSM), 16.28 urn- van Rotterdam (DP) en 17.22 uur van Roosendaal. 49 Het leek heelemaal niet moeilijk, er binnen te komen. Een klein eindje naast den hoofdingang was een kleine groene deur, die zeker voor de be dienden bestemd was. Op die deur ging hij af, opende ze voorzichtig, ging er doorheen en sloot ze ook weer achter zich dicht. Een kort pad, met aan een kant een heg, voer de naar den bedienden-ingang aan den linker kant, en daar was Jimmy geheel verborgen vooi de blikken van iemand, die in het huis naar buiten zou kunnen gluren. Aan den rechterkant van de heg, strekte zich de mooie, driehoekige tuin uit, waarnaar hij 's morgens zoo verrukt had zitten kijken, en vlak vóór hem was de rivier, wier water tegen bet kleine, houten platform aanspoelde, dat den tuin daar begrensde. Een paar oogenblikken bleef hij bepeinzen, Welke manier hij zou gebruiken, om in het huis te komen. Aan geen raam of deur was iemand te Zien, alle leven scheen er geweken te zijn. ;Een laaggebouwde uitbouw van het hoofdge bouw, door een grintpad van hem gescheiden, trok zijn aandacht. Wanneer hij op het dak daarvan zat, zou hij gemakkelijk aan het balkon kunnen reiken, waarop vier balkondeuren uit kwamen. Het was al heel eenvoudig om in het gebouw te komen, maar er moest nog rekening gehou den worden met de andere inwoners. De chauf feur was natuurlijk al terug, doch die zou wel in de garage met den auto bezig zijn. De twee andere bedienden, die hij 's morgens nog gezien had, zouden ook wel hier of daar in het huis rondzwerven. Overigens wist hij niets. Misschien waren er nog wel een stuk of drie be dienden. In een huis rondloopen, waar ook nog vijf an deren in ronddolen, zonder gezien of gehoord te willen worden door die andere vijf, is geen ge makkelijke taak. Maar het was in ieder geval te probeeren. Met een laatsten voorzichtigen blik om zich heen, werkte hij zich door de heg en haastte zich naar den uitbouw. Hij probeerde de kruk van de deur om te draaien, doch de deur was gesloten. Aan den zijmuur keek hij door het raam, dat openstond. Hier keek hij jn een bij keuken. Deze was leeg; maar een deur, die naar de keuken daarachter leidde, was open, en Jimmy hoorde gebabbel van twee menschen die daar stonden te praten. „En ik zeg tegen hem, ik zegkijk eens hier, Albertkies tusschen onsdie gek verleden Woensdag.... ik zag je.... praat me daar niet van...." „Nee, o ja?zoo?.och, ze zijn allemaal. mijn George zegt zoo, kük 's, zegt-ie...." Jimmy glimlachte en sloop weer terug naar de deur van het bijgebouw. Geen zes centimeter van zijn uitgestrekte hand was het dak en een kleine sprong zou hem er vlak bij brengen. Vooropge steld, dat hij geen gerucht maakte en de keu- kenlui hem niet zouden hooren. Hij nam een lichten aanloop en sprong, rield zich vast aan de dakgoot en trok zich omhoog, zoodat hij eindelijk op het bijna platte dak zat. Onderzoekend keek hij den tuin door. Die werd begrensd door een baksteenen muur, die tot aan het water doorliep, en iets vóór dien muur stond dicht struikgewas. Jimmy besefte, dat hij tegen den witten muur achter hem, zichtbaar moest zijn voor een tuinman, die best achter die strui ken bezig kon zijn, met zijn werk. Dit was wederom een waagstuk, dat hem ech ter niet van doorzetten kon terughouden. De grootste onderneming zou bovendien zijn, wan neer hij zou probeeren op net balkon te komen, want als hij daarmee bezig was, zou hij gewoon zichtbaar zijn voor de voetgangers, die in Peters ham Road liepen, om van den tuinman niet eens meer te gewagen. En Jimmy was nu niet precies tuk op een menigte, met een stuk of wat politie agenten. Het eene waagstuk stapelde zich dus op het andere, maar het was onvermijdelijk. Met een glimlach op zijn gelaat stond hij op. Tuinman of geen tuinman, voetganger of geen voetganger, hij zou dat huis binnengaan. De weg was op dat oogenblik verlaten, alleen in de verte zag hij een kleine gedaante aanko men, maar wie daar liep zou onmogelijk veel kunnen zien, verondersteld, dat hij nog keek. Jimmy vatte dus zijn moed tezamen, en sprong naar het benedeneind van het balkon. Twee minuten later lag hij plat op het balkon, tusschen twee van de balkondeuren in Hij bleef daar een poosje liggen, gedeeltelijk om weer op adem te komen, gedeeltelijk ook, om te zien of er niets bijzonders gebeurde na zijn stoute onderneming. Maar het had er allen schijn van, dat niemand iets had opgemerkt. Hij luisterde nu scherp toe, of er soms iemand in de kamer was, waar hij vlak voor lag. Hij ging dichter bij het groote schuifraam liggen en keek voorzichtig naar binnen. De kamer, een slaapvertrek was verlaten en met een voldanen glimlach probeerde Jimmy het venster eens dat onder zijn lichten druk reeds dadelijk toegaf. Hij sloop zoo vlug moge lijk naar binnen en stond in de kamer met een zucht van verlichting eindelijk overeind. Het vertrek was groot en luchtig, zonder over daad van onnoodige meubelen. Langs een zijde stond een groot bed en daarnaast een kleine schrijftafel. Aan den voet van het ledikant stond een divan en er tegenover een groote vuurhaard, waarboven een fraaie spiegel hing. Een wasch- tafel en kleerkast stonden in de hoeken en dan waren er nog twee stoelen. Op den grond lag een dik tapijt. Tegenover Jimmy was een deur. Dit was blijk baar Thyme's slaapkamer, dacht Jimmy, en de deur zou zeker uitkomen op de gang van de eer ste verdieping. Voorzichtig ging hij naar de deur toe, legde zijn oor tegen het sleutelgat, en luisterde scherp toe. v. Blijkbaar gerustgesteld, deed hij haar open en keek naar buiten. De gang liep naar links en naar rechts, er lag een dikke looper op, en hier en daar hing een schilderijtje aan den wand. Aan den overkant waren twee trappen, de rechter ging naar beneden naar de hall, en de andere voerde naar boven naar de volgende verdieping. Jimmy sloot de deur weer en ging tegen den muur staan nadenken. Hoewel hij overtuigd was, dat Leslie in dit huis verborgen moest zijn, had hij geen bepaald idee omtrent de juiste plek, waar zij zich zou kunnen bevinden, en een onderzoekingstocht door het heele huis was veel te gevaarlijk, aangezien het dan ongeveer zeer zeker was, dat hij een bedien de zou ontmoeten, die allicht ergens aan 't werk was. Het was een vervelende geschiedenis, en. Op dit oogenblik werden zijn overpeinzingen onderbroken door het naderen van voetstappen van den rechterkant van de gang. Hij opende de deur op een kier en keek zoo, voorzichtig, over het geheele rechtergedeelte van de gang. Bijna onmiddellijk zag hij een groote, in 't zwart gekleede gestalte in de richting van de trappen gaan. Het was de knecht, die hem 's morgens zoo goed verzorgd had. Er kwam een vastberaden uitdrukking op Jim my's gelaat, terwijl de ander naderde. Er hing veel van af, welke richting de knecht nemen zou. Wanneer hij naar beneden zou gaan, zou hij niet verder komen dan de deur waarachter de reporter verborgen was. In het andere geval, wanneer hij naar boven wilde, of verder de gang langs loopen.zou hij Jimmy voorbij moeten gaan en dat was juist, wat Jimmy noodig had. In spanning wachtte Jimmy af. De knecht liep door en liet de trappen naar beneden links liggen of liever rechts. Op het oogenblik, dat hij de slaapkamer voor bijging, ging daar de deur plotseling vanzelf open en een paar stevige handen reikten naar buiten die zich om zijn hals sloten en hem met kracht naar binnen trokken. Jimmy's stevige greep smoorde den kreet om hulp, en zijn arm als een hefboom gebruikend, wist Jimmy den man in knielende houding te brengen. „Houd je stil," zei Jimmy, „en je zult je dezen dag altijd met groote dankbaarheid blijven her inneren maak je lawaai, dan zul je direct aan den overkant van je graf staan." Hij keek in het geschrokken gelaat van den knecht. De man leek wel iets op den onsterfelij- ken Malvolio. Jimmy besloot hem te herdoopen met den naam van deze Shakespeareaansche figuur. „En nu, vriend Malvolio," zei hij, „zul je mijn onverzadigbaren dorst naar nieuws moeten les- schen, en accuraat, versta je dat! Ik hoef maar even mijn hand te bewegen en het is met je gedaan. Ik hoop, dat je de groote lijnen volko men overziet, ja?" De knecht knikte van ja. „Goed," zei Jimmy en liet den ander een beetje losser. „Nu mijn beste, je hebt een be zoeker hier in huis, nietwaar?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 3