In de maand der bloemen
Per duikboot naar de Noordpool
Onderzoek oud-Romeinsche cultuur
NIEUWE PLANNEN VAN
SIR HUBERT WILKINS
VIER TEMPELS ONDER
DEN GROND
m% gum
ZONDAG 20 MEI 1934
Jarenlange ervaringen
Bijzondere technische
hulpmiddelen
Verbindings-raadsel
"a cL7bHeHloem. caT
de. del .de.rL.dz-u. do.
dxon .e.e.e.ee .ae >%o.
je klap. ko.lcL. fanie
ef ma.nL.cr.
pujs .xe.ierL.LL.ifio.ioas.
tas.tei.tier. thy.-u/d
u/eiss -
Te Philadelphia wordt in opdracht
van den poolreiziger een spe-
ciale duikboot geconstrueerd
Sir Herbert Wilkins
Zal WüKtns er thans in slagen nieuwe
raadselen van het geheimzinnige Noord
poolgebied te ontsluieren?
HET OLYMPISCH VOETBAL-
TOURNOOI
CRISISPOSTZEGELS
I
In 1927 werden de opgravingen te
Herculanum weer hervat
ONS PRIJSRAADSEL
^Nautilus"de onderzeebootwaarmede Wilkins zijn
eersten tocht ondernam
Oplossing vorig raadsel
VERBREEDING KANAAL
DOOR ZUID-BEVELAND
Gestreefd wordt naar opheffing
van Belgische maatregelen
Grazer Sportclub naar Neder-
landsch-Indië
giiiiiiiiiiiNiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiBRABANTSCHE BRIEVEN
Ulvenhout doet mee aan de mobilisatie-h erdenking
D'n Jaan wordt
opgeruimd
D*n Fielp gong
horgeliseeren f§
De Poolreiziger Sir Hubert Wilkins heeft
opdracht gegeven tot het bouwen van een
nieuwe duikboot, waarmede hij opnieuw
een tocht naar de Noordpool wil onder
nemen.
Het is een eigenschap van den echten glo
betrotter en wereldveroveraar, dat hij
den moed nooit laat zinken. Nauwelijks
zijn zij immers van de Zuidpool terug. Een
fraai vliegtuig, waarop zij al hun hoop hadden
gevestigd, waarmede zij eenige snelle en sen-
sationeele vluchten wilden maken, ligt kappt-
gedrukt in het ijs. En nu in het Zuidpoolgebied
de winter is begonnen, had het geen doel, daar
nog langer te blijven.
Het was een bittere teleurstelling voor hen
allen: Ellsworth, Bernt Balchen, den vlieger
en Hubert Wilkins, de ziel van de onderne
ming.
Maar daaronder hebben zij een streep gezet.
De nederlaag, die de natuur hun in den wilden
strijd heeft bereid, moet vergeten worden, te
Philadelphia, waar zich eenige speciale fabrie
ken bevinden, heeft men nieuwe plannen, zeer
groote en belangrijke plannen en men wil hier
een duikboot Douwen voor het jjsgebied.
En weer is het Sir Hubert Wilkins, die het
initiatief heeft genomen. Wilkins is de Austra
liër, die door den Engelschen koning tot ridder
is geslagen en thans in Amerika woont, die
docr dertig landen heeft gereisd en beide polen
kent en een reeks van sensaties heeft beleefd
op zijn jacht om de wereld.
Hij is geboren ergens in de bosschen van
Australië, waar de schapenkudden grazen. Toen
zijn ouders naar Adelaide vertrokken, bezocht
de jongen tegelijkertijd het conservatorium, de
technische school en de academie voor schoone
kunsten. Hij werd electrotechnisch ingenieur,
begaf zich weldra naar Europa en fotografeer
de onderweg zoo veel en zoo goed, dat men
hem den bijnaam „avonturier met de camera"
gaf.
Film- en foto-ondernemingen werden op hem
opmerkzaam, vooral, nadat hij had rondge
zworven in Oost-Azië en later gedurende de
Italiaansche actie in Tripolis als Arabier in
Noord-Afrika. In de Balkanoorlogen was nij
een der weinigen, die de eerste groote bewe
gingsfoto's maakten, en de eenige. wien het ge
lukte de foto's door bijna roekelooze trucs door
de afsluiting te smokkelen.
Wilkins zelf beschouwt als zijn interessant
ste avontuur het opnemen van een film van
een geheimen dans op Trinidad, die herinnert
aan den Voodoo-cultus. Hij was toen van Lon
den naar West-Indië uitgezonden. Hij had
reeds van dezen dans gehoord, maar wist ook,
dat nog nooit een blanke hem had zien dan
sen. Trouwens ook van de inboorlingen moch
ten slechts de oudere mannen van den dans
getuige zijn. Wilkins vestigde zich in de na
bijheid van een dorp, sloot vriendschap met
eenige inlandsche vrouwen en wist het zoover
te brengen, dat zij, terwijl de mannen in het
bosch aan het werk waren, zich bereid ver
klaarden voor hem te dansen.
Achter de camera sloeg Wilkins het schouw
spel gade. Maar de mannen van het dorp wa
ren van het voorval op de hoogte gesteld en
kwamen in woede aanstormen. Wilkins wist
hen er echter van te overtuigen, dat alleen de
camera het schouwspel had gezien en niet
hijzelf, daar hij immers achter den zwarten
doek had gezeten....
In latere jaren kwam Wilkins in connectie
met de Stefanson-expeditie. Het hoofdschip
„Karloek" ging bij de Noordpool verloren en
met het schip de foto's en de camera van
Wilkins. Zoo werd bij gebrek aan andere be
zigheid uit den fotograaf een poolonderzoekei
Men was hier zoover van de bewoonde we
reld af, dat het er eerst in 1915 bekend werd.
dat in Europa oorlog was uitgebroken. Nu
hield Wilkins het in het hooge Noorden niet
langer uit. Langs de merkwaardigste omwe
gen legde hij 33000 mijl af om eindelijk in
October 1916 aan het Westelijk front te ver
schijnen. Hij werkte daar als veldfotograaf,
daarna als specialist voor luchtop.namen.
Onmiddellijk na den oorlog kwam de ge
dachte bij hem op, dat de volledige verovering
van de Noordpool slechts mogelijk was met be
hulp van een duikboot. Er is geen land aan
de Noordpool, hoogstens ijs en in ieder geval
water. Vliegtuigen en luchtschepen vlogen er
overheen. Hij moest er onderdoor. Voor een
dollar omdat er niets mocht worden weg
geschonken gaf de marine der Vereenigde
Staten hem een oude duikboot. Het was een
stoutmoedige onderneming, maar men waagde
het er op. De „Nautilus" aanvaardde de reis
naar de Noordpool. Met geringe resultaten
keerde Wilkins terug naar Noorwegen, waar
hij een basis had ingericht. De duikboot bracht
men tot zinken, daar zij het wegsleepen niet
meer waard was.
Maar Wilkins had de noodige ervaring opge
daan. De economische crisis dwong hem te
wachten. Hij vertrouwde op Ellsworth, den
millionnair, die reeds zijn halve vermogen aan
het poolonderzoek heeft geofferd en die bereid
is mede te werken aan elk plan, dat iets be
looft. Deze beide mannen gaan nu een duik
boot bouwen naar de laatste ervaringen op dit
gebied. De romp wordt voorzien van zagen en
boren, opdat eventueel ook het üs kan worden
verbrokkeld. De duikboot wordt uitgerust met
de modernste apparaten van allerlei soort. Dit
vaartuig zal een technische sensatie worden.
Als basis voor den tocht heeft men Spitsbergen
uitgekozen. Van hieruit zal de verovering van
de Noordpool gewaagd worden. Een gedurfd
plan, maar Wilkins gelooft er in!
In de eerste zitting van het congres van het
I.O.C. te Athene, zijn eenige belangrijke be
sluiten genomen. Groote beteekenis heeft het
besluit tot opneming van de kanosport in het
Olympische programma. De eerste Olympische
Kano-Regatta zal in 1936 te Berlijn worden
gehouden. Omtrent de soorten booten, welke
in aanmerking komen voor de wedstrijden, zal
het organisatie-comité beslissen. Het voorstel
om de kegelsport in het programma op te ne
men werd verworpen.
Zeer gunstig zijn de kansen voor een Olym
pisch voetbaltournooi. De afzonderlijke kwes
ties werden reeds in de vergadering van het
Executieve Comité te Brussel opgelost en de
gedelegeerden namen een welwillende houding
tegenover het voorstel aan. Aangezien de
amateurreglementen van de I.O.C. tot dusver
nog niet in overeenstemming konden worden
gebracht met de desbetreffende bepalingen
van de F.I.F.A., zal de definitieve beslissing op
het F.I.F.A.-congres op 24 Mei te Rome vallen.
Men rekent er op, dat ook de laatste moeilijk
heden zullen worden overwonnen, en dat te
Berlijn in 1936 een Olympisch voetbal-tournooi
zal plaats vinden, uitsluitend voor amateurs.
Het organisatie-schema en het verslag over de
voorbereidende werkzaamheden, uitgebracht
door den voorzitter van het organisatie-comité,
Dr. Lewald, en aangevuld door Dr. Ritter von
Halt, de secretaris-generaal Dr. Drem en Baron
Le Fort, vonden algemeene instemming.
In verscheidene steden heeft de verkoop der
Crisispostzegels plaats gehad en heeft deze nog
plaats in tentjes in de postkantoren. Deze
tentjes zijn in sommige postkantoren wederom
verdwenen om misschien later weer eenigen tijd
geplaatst te worden.
Van verschillende zijden werd de opmerking
gemaakt, dat de meening heeft post gevat, dat
in die plaatsen, waar de tentjes niet meer
aanwezig zijn, de verkoop der zegels stopgezet
zou zijn. Dit is echter geenszins het geval. De
crisispostzegels zijn nog steeds verkrijgbaar aan
alle postkantoren en bij de meeste plaatselijke
Crisis-Comité's.
Reeds jaren is men in Italië met nieuwe
groote opgravingswerken bezig, die op initia
tief van Mussolini ui. gevoerd woorden om het
wetenschappelijk onderzoek der Oud-Romein
sche cultuur te bevorderen. Niet alleen in de
provincie maar ook in Rome zelf, waar ternau
wernood nog nieuwe resultaten te verwachten
waren, nadat men er reeds eeuwenlang opgra
vingen gedaan had, heeft men toch nog ver
rassende vondsten gedaan. Zoo heeft, men vlak
bij den Corso, de hoofdstad van Rome, bij her
sloopen van een huizenblok een groep van 4
tempels ontdekt, die dateeren uit de derde
eeuw vóór Christus.
Bijzonder belangrijk is echter de opgraving
van de stad Herculanum, die bij de geweldige
uitbarsting van den Vesuvius in 79 na Chr.
totaal verwoest werd. Tervrtjl de stad Pompeji,
die hier in de onmiddellijke omgeving lag, reeds
geruimen tijd blootgelegd en voor het publiek
toegankelijk is, waren de werkzaamheden te
Herculanum na een veelbelovend begin in het
jaar 1876, weer gestaakt. Eerst na een halve
eeuw in 1927, werden zij onder leiding van
professor Majuro opnieuw begonnen.
Het werk was hier veel moeilijker dan in
Pompeji, want op de eerste plaats was de asch-
laag, die hier verwijderd moest worden, op
verschillende plaatsen meer dan 20 meter dik,
terwijl dat in Pompeji gemiddeld slechts 8 me
ter was, op de tweede plaats w'as deze asch-
laag geheel verschillend met die boven Pom
peji. Terwijl Pompeji nJ. door een aschregen
bedekt was, was Herculanum door een lang
zaam voortbewegende slijkvloed overstroomd
die in den loop der eeuwen tot een vast ge
steente verhardde. Vandaar dat de opgravin
gen in Herculanum bijzondere technische hulp
middelen eischten, waarover men in het mid
den der vorige eeuw nog niet beschikte. Men
had zich toen tevreden gesteld met het aan
leggen van enkele onderaardsche gangen, een
klein gedeelte der stad te omsluiten.
Van deze methode is men thans echter ge
heel teruggekomen. Men graaft nu meestal de
eene laag na de andere af, brengt de gevonder
voorwerpen in veiligheid, men stut de muren
en versterkt of vervangt de houtdeelen, zooal;
balken enz. De natuur is hier den oudheidkun
digen te hulp gekomen, want doordat zij her
metisch van de lucht afgesloten waren, zijn
bijna alle hout- en metaaldeelen in onveran-
derden s aat behouden gebleven. Men heeft o.a.
een geheel gaaf gebleven mangel, deuren met
goed functionneerende hengsels en klinken,
houten ledikanten, kas en en ander meubilair,
benevens een heele collectie papyrusrollen ge
vonden. Het aantal voorwerpen van huishou
delijk gebruik dat hier opgegraven werd, is
veel grooter dan in Pompeji, daar de natuur
hier de opgravingen door onbevoegden zeer
bemoeilijkte.
Herculanum was in den ouden tijd een lucht-
badplaats en het zomerverblijf voor de rijke
bewoners van Napels. Zelf was de stad van
geen buitengewone beteekenis. Vandaar dat er
ook bijna heelemaal geen winkels aangetroffen
worden. Alleen de visscherij werd door de
plaatselijke bevolking beoefend, zooals de tal-
looze netten en vischhaken, die gevonden wer
den, bewijzen.
De eens bestaande visschershaven is door
den slijkvloed, die de s.ad begroef, eveneens
dichtgespoeld. De arme bevolking woonde in
huurhuizen van twee en drie verdiepingen.
Overeenkomstig het eigenlijk karakter der
stad als ontspanningsplaats, treft men hier
overwegend villa's aan, die wat stijl betreft,
veel overeenkomst vertoonen met die in Pom
peji. Opmerking verdient een villaweg die zich
langs het strand uitstrekt, zoodat de fronizijde
der huizen naar de zee gekeerd is. Een bui
tengewoon interessant meesterstuk van oud-
Romeinsche bouwkunst is de z.g. „villa del
Pisoni", een reuzengebouw van meer dan
250 M. lengte, dat door talrijke zuilen gedragen
wordt.
De opgravingswerken zullen naar alle waar
schijnlijkheid nog heel wat jaren in beslag ne
men en men kan gerust aannemen, dat er nog
menige verrassing voor de archeologen te
w'achten staat. Maar ook voor de toeristen, die
een bezoek aan Italië brengen, is het herrezen
Herculanum een buitengewoon interessante
bezienswaardigheid. De attractie wordt nog
grooter doordat men de gevonden voorwerpen
niet in museums brengt, maar op de plaats zelf
laat, zoodat ieder bezoeker, een zoo aanschou
welijk mogelijken indruk ontvangt van het peil,
waarop de cultuur vóór 1900 jaren stond.
|t
Alfabetisch gerangschikt staan daar in onze
figuur de 41 lettergrepen van een 12-tal bloemen
en sierplanten. En nu is het niet alleen de be
doeling, dit dozijntje voor den dag te brengen,
maar het tevens zoodanig in 12 rijen onder el
kaar te plaatsen, dat de beginletters van boven
naar beneden den naam leveren van een per
soon, die dag in dag uit „in de bloemetjes
zit
Onze lettergreep-kruispuzzle geeft de volgende
woorden-
Horizontaal: 3. overal; 5. kolenbak; 7.
loupe; 8. omkeer; 10. meelzak; II. odeur; 12. rage;
14. zijdeworm; 16. zeven; 17. venster; 19. nagel;
20. rendier; 21. loge; 22. voorbeeld; 24. slacht
huis; 26. tweedracht; 27. schapenwol; 29. brand
stof; 31. Beier; 32. winkel; 33. gala; 35. fabel;
36. Leldenaar; 38. manege.
Vertikaal: 1. lever; 2. molen; 3. opera;
4. alom; 5. Kozak; 6. bakoven; 9. keerzij; 10.
meelworm; 13. geven; 15. deken; 16. zegel; 18.
sterrenbeeld; 19. nageslacht; 22. voordracht; 23.
open; 25. huisbrand; 26. tweeërlei; 27. scha
kel; 28. Wolga; 30. stoffage; 32. winnaar; 34.
lama; 37. degen; 39. neger.
We moeten hier aan 't adres van verscheide
ne inzenders de opmerking maken, dat een
inwoner van Duitschland geen Duitsch-er,
maar een Duit-scher. en een uit Zwitserland
geen Z w i t s - er, maar een Z w i t - s e r is, en
dat we met den besten wil van de wereld
geen kans zien, van een lier een meerletter-
grepigen naam te maken!
Prijswinnaars zijn:
A. Bollinger, Alb. Thijmstraat JO hs., Amster
dam (W.)
W. Dieckmann, St. Bemardus-Coll., Pey-Echt
(Limb.)
E. E. Z.Z. Franciscanessen, Koningstraat 20,
Haarlem.
Th. Gelsing, Ginnekenstraat 8a, Breda.
J. J. A. M. van Gulick, Vught (N.-Br.)
J. H. Heerens, Reinwardtstraat 105, Amster
dam.
Mevr. A. v. d. HeijdenWaterreus, Jan Veth-
straat 54,- Arnhem.
Paul Heije, Krelagestraat 21, Haarlem.
F. G. Jansen, Bouwmeesterstraat 44, Arnhem.
Jac. Kaart, Zonnebloemstr. 38, Haarlem.
H. H. Köllmann, Alex. Numankade 3 bis.
Utrecht.
L. A. von Lachner, Epe (Geld.)
G. W. de Man, Bloemveldlaan 6, Overveen
(Haarlem).
Mevr. Van Mens, Dommelstraat 21, Eindho
ven.
J. Metten, Kwakerstraat 4 boven, Amster
dam (W.)
Mevr. C. v. d. Meulen, Hobbemastraat 1,
Amsterdam.
J. A. Opmeer, Van Eckstraat 7, Arnhem.
A. C. van Schaik, Bleijenburgstraat 9, Utrecht
C. M. Servaas, Lauwerecht 41, Utrecht.
H. Smale, F. C. Donderstraat 28, Bussum.
Mej. Van Veenendaal, Tamarindestraat 3.
Utrecht.
Mevr. D. Verburgtv. Schevikhoven, Korte-
naerstraat 31 II, Amsterdam (W.)
Mej. Bertha Verhulst, Heuvel K 93, Den
Hout (gem. Oosterhout).
N. Weller, Laareschsingel 47, Enschede.
C. Zaaijer, Roemer Visscherstraat 40. Arnhem.
Oplossingen tot Donderdag 12 u. aan den heer
G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
Aan de Memorie van Antwoord aan de Eer
ste Kamer inzake het onteigeningsontwerp voor
verbreeding van het kanaal door Zuid-Beve
land en verhooging van de spoorwegbrug over
dat kanaal bij Vlake met bijkomende wer
ken, wordt ontleend:
Daargelaten de vraag, of de Nederlandsche
tegemoetkomingen, als mogelijk gesteld in het
Nederlandsche Memorandum van 1929, dat in
het Voorloopig Verslag werd genoemd, weder
aan de orde zullen komen, deelt de Minister de
meening van die leden, die van oordeel waren,
dat, naarmate het Hansweertkanaal wordt ver
beterd, de aanleiding vermindert om nog daar
naast een nieuwe verbinding te scheppen.
Ongetwijfeld zal bij toekomstige onderhande
lingen met België van het feit, dat Nederland
uit eigen initiatief de in het oog gevatte wer
ken tot stand bracht, een nuttig gebruik kun
nen worden gemaakt; voor de vrees, dat aan
vaarding van dit wetsontwerp aan de beharti
ging van Brabantsche belangen in den weg zou
staan, bestaat geen grond.
De Kamer mag er op vertrouwen, dat de Re
geering zal blijven streven naar opheffing van
Belgische maatregelen, zooals kostelooze sleep
dienst, premies voor de Rijnvaart en zoo meer,
die, hoewel niet met bestaande tractaatsbepa-
lingen in strijd, niettemin in Nederland als een
onbillijkheid worden gevoeld.
In aansluiting bij de meening van enkele
leden in het Voorloopig Verslag tot uiting ge
bracht, beschouwt ook de Regeering de voorge
stelde kanaalverbreeding als een gewoon water
staatkundig werk, waarbij, alles wel beschouwd,
allerlei andere (ook internationale) vraagstuk
ken geen invloed behooren te hebben.
Dat deze leden zich konden vereenigen met
hetgeen de Minister heeft medegedeeld ten aan
zien van de gestie van de Rijnvaartcommissie,
vernam hij met voldoening. Bij het uitspreken
van hun oordeel, dat het geheele plan van ver
beteringen op den vaarweg van den Rijn naar
de Schelde in eeijs aan de Staten-Generaal
had moeten zijn voorgelegd en niet bij gedeel
ten, hebben deze leden, naar het oordeel van
den Minister, wellicht eenigermate uit het oog
verloren, dat aldus geen der partieele verbete
ringen tot stand hadden kunnen worden ge
bracht, voordat de plannen voor alle "werken
reeds geheel vasten vorm hadden aangenomen. edO
De voltooiing van die partieele verbeteringen
zou daardoor stellig tot een later tijdstip zijn
verschoven, wat, naar de Minister vertrouwt,
ook deze leden zeer zeker zouden hebben be
treurd.
De vraag of de toestand nu zoo wordt, dat
alle schepen, öie het Julianakanaal en 't Maas-
Waalkanaal bevaren, ook van het kanaal door
Zuid-Beveland gebruik zullen kunnen maken,
met andere woorden, of dit kanaal voor schepen
met een inhoud tot 2000 ton geschikt zal zijn,
kan zonder eenig voorbehoud bevestigend be
antwoord worden.
Het elftal van de Grazer Sportclub zal
naar uit Weenen wordt gemeld, binnenkort
verschillende wedstrijden in Nederlandsch-
Indië spelen.
De ploeg is Zondag met de „Baloeran" van
Marseille vertrokken en zal op 4 Juni te Sa-
bang aankomen.
De eerste wedstrijd wordt gehouden te Me-
dan, de volgende heeft plaats te Batavia, waar
ook nog meer wedstrijden worden gespeeld.
ULVENHOUT, 15 Mei 1934
Menier,
Verlejen week ben "k zoow
maar aarig van m'n briefke
afgeschejen.
Deur die herindelingen uit de Mobilisatie,
tusschen d'n Joep en d'n Fielp, liep m'n velleke
pampier stampvol, nog veur ik tot den Fielp
z'n plannen gekomen was. En.... daar ging t
sjuust om!
Waant hij zat er vol van.
„Dus gtj hedt gin schrijven of zooiets ont
vangen, Joep?" vroeg ie nog 's.
„Niks," zee d'n Joep 'n bietje lastig: „en hoe
zit 't? Gaan we nouw kaarten of zitten ba
keren?"
D'n Fielp bleef kalm! En aandersOch-
èrme, dan kan d'n Joep gin strooiken in d'n weg
leggen, of d'n bakker zit er bovenop.
Maar ja, zoow as ik verlejen week al schreef,
1 gong over militaire dienstzaken en dan
wel, dan is d'n „Snotpiek" sergeant en d'n Fielp
soldaat-bakker!
D'n bakker mag dan d'n Joep die verhouding
wel nooit vergeven hebben, maar as 't puntje
bij 't paaltje komt, dan hee d'n Fielp, die twin
tig jaren ouwer is dan d'n Snotpiek, veur d'n
Joep in de houding te staan; af!
Dus, d'n bakker bleef kalm.
„Kek 's," zee d'n Fielp: „de kwestie is deus
lk heb onzen overste gesproken."
D'n Joep knipte mee z'n oogen.
D'n eersten slag was dus weer veur d'n sol
daat-bakker.
„Ge mot de komplementen van 'm hebben!"
D'n Joep dronk 's, of ie eiken dag de kom
plementen of "n aanzichtskaart ontvaangt van
generaal Snijders.
Dieën slag was dus veur d'n sergeant.
D'n Blaauwe schoof z'n borreltje opzij, vouw-
de z'n haanden samen en gong
aandachtig over 't tafeltje zit
ten leunen. En onder z'n
blaauwe pinnekesdraad haren
spookte duidelijk de gedachte:
't mot gek loopen, as daar gin
goeie stuip aan vastzit. Mee
aandere woorden: d'n Tiest zat
al op de lier!
„Hij vroeg hoe gij 't stelde," gong d'n Bak
ker deur.
„Ja," zee d'n Joep, die er gin bal van geleuf-
de: ,,'kheb verlejen week nog 'n potje mee
hum gebuljart. 'Nen goeien kearel, maar hij
kan nie goed teugen z'n verliesMaar die
zijn er wel meer....!"
Vemolle, amico, 'khad d'n Joep nog nooit
zoow kollesaal op z'nen dreef gezien. Wa sloeg
dé lekker op d'n Fielp.
D'n Blaauwe knikte tevrejen. En schupte mij,
onder de tafel, 's vrindschappelijk teugen m'n
scheenen.
Nouw knipte d'n Fielp mee z'n oogen, vreef
mee z'n volle haand over z'nen mond en 'twas
sjuust of ie 'nen vloek doodkneep. Toen klèèrde
z'n gezicht op. 'tWas 'nen kompleeten zons-
opgaank. Waant op dieën kollesalen witten kop.
kaal as 'n èèrpelschaal, is veur 'nen zonsop-
gaank plak zat.
Zoow as ge weet, zit d'n Joep er thuis, bij
z'n wijf, geducht onder. Niks hee de „Snotpiek"
daar te zeggen, niks! Z'n tiende kindeke ver
wacht ie, maar hü is bij moeder-de-vrouw op
z'n hogst d'n oudsten zeun, waarover ze eigen
Hjk nog maar minnekes tevrejen is. En da spuit
d'n bakker, die ieveraans, ok bij Joep aan
huis komt mee z'n brood, geregeld uit.
Toen dus z'n bakhuis zoow opklèèrde, voelde
n-ik wel, waar 't naar toe moest.
Of d'n Joep ok zooiets ging voelen....?
In ieder geval, hij „verzocht veur 't lest, of er
nouw gepropt wier van den middag, of da-d-et
soms "a lolletje was?"
„Daar wordt gepropt, 'tis gin lolletje en gij
hedt de komplementen van onzen overste," zee
d'n bakker onverstoord. (Tuurlijk zee-t-ie „Ho-
verste", maar da snapt ge zóó wel).
„En Hulvenout mot hekselsior," vulde d'n
Blaauwe aan, die eindelijk ok wel 's mee wou
gaan tellen in de conversatie en mee 'n staa:
gezicht peuterde-n-ie in z'n neus.
„Houwde gij oew menageklep dicht," ziede
wel, amico, dat d'n Fielp weer volop soldaat
was? „houwde gij oew menageklep dicht
Blaauwe," zee d'n Bakker: „as ik spreek mee
d'n Joep. 'tis van belaank, ok veur Hulvenout."
„As me maar hekselsior gaan," zee d'n Blaau
we weer, „dan is alles kits." Toen dronk ie nog
's en zette z'n borreltje veurzichtig op de ven-
sterbaank. Hij was dus nog steeds vol verwach
ting van wa leut.
„D'n hoverste vroeg dus hoe gij 't stelde en
toen hè 'k gezeed: „geweldig, hoverste. Hij ver
wacht z'nen tiende; zouwde nouw zoow iets ver
wacht emmen van zo'nen Snotpiek?"
„Neen Beekers," gaf d'n overste me ten ant
woord," loog d'n bakker dapper deur: „zeg
dat wel, Beekers. Als sergeant was ie 'n afgrij
selijk misbaksel, Beekers, maar 't doet me ge
noegen, dat ie als burger zoo z'n best doet,
Beekers!"
D'n bakker zat te liegen, dat ie bulkte en d'n
Joep geleufde 'm nog haalvelinks.
„Da kan d'n overste nooit zoo gezeed heb
ben," viel d'n Joep uit: „zekers nie teugen
jouw, Fielp!"
„Waarom niet teugen mijn, Joep?" vroeg d'n
bakker treiterig.
„Omda-d-ik jouw meerdere ben, veur den
dienst," zee d'n Joep fier.
D'n bakker wier vuil.
„Zooow," teemde-n-ie: „zooow? Dat hadde
mijn onder dienst motten vertellen, Snotpiek
dan had ik oew mee strepen-en-al 't hospitaal
ingeschupt!"
„Da kan nóg," stelde d'n Blaauwe veur: „dan
maar zonder strepen. Veuruit, ik zal 'm wel uit
tellen, Fielp! Gij schupt, d'n Joep sneuvelt en ik
te! tot tien."
„Nouw kan 't nie," zee d'n Fielp triestig:
„waant ik hem 'm noodig. 'kHeb 'n idee ge
kregen van d'n Overste en daar heb ik daar,
dètte (hij, wees naar d'n Joep), mijnen meerdere,
bh noodig."
„Dan laten we 'm nog 'n bietje in 't leven,"
vond d'n Blaauwe goed.
Toen dronk d'n Joep d'n bakker z'n borreltje
leeg en zoo as de beleefdheid da-d-eischt, of-
freerde-n-ie z'nen „mindere" mee de woorden:
„lot maar 's voldoen veur mijn."
Toen kwam Janus binnen, d'n veldwachter.
„Middag, mannen."
.Middag man," zee d'n Blaauwe.
Janus schoof bij. Vreef de klep van z'n pet
op en bestelde niks.
Efkens wierd 'r gezwegen.
„Hèhè," zee d'n Jaan: ,,'t wordt al knapkes
wèrm."
Zwijgen.
Toen d'n Tiest: „vriezen me dood, dan vrie
zen me dood!"
Zwijgen.
„Stoor ik 't gesprek?" vroeg d'n Jaan. „Zit
ten guilie soms samen te zweren!"
Waarop d'n Blaauwe heel verschrikt en ge
spannen naar 't buffet begost te staren.
Onmiddellijk keek d'n Jaan om en.... d'n
Blaauwe sprong op en pats! sloeg ie mee 'nen
doffen knal net of 'nen stop van de kruik
plofte d'n Jaan z'n pet over d'oogen.
Janus zag niks meer, da verstade gij, amico.
„Hè," zee d'n Blaauwe meewarig: „wie lapt
'm da nouw? Zitten guilie daar nouw om te
lachen'kVind 't 'n dunne streek! Kunde
'r nie uitkomen, Janus?"
En terwijl d'n Jaan stond te ketteren en peu
teren en te daanzen van kwaaiigheid, knipte
d'n Blaauwe ogskes en beduidde ons om alle
maal stillekes weg te gaan. Wa me dan ok
dejen, waant 't was zonde om 't mopke te be
derven.
Buiten zee d'n Blaauw^„ik docht dat hij 't
nie heuren mocht, Fielp. En toen ik gezeed
had: vriezen me dood, dan vriezen me dood en
d'n Jaan tóch bleef zitten, toen moest ik wel
wa-d-aanders prakizeeren, ee!"
,,'k Mot zeggen," zee d'n Fielp, „ge hedt t
rap uitgekiend," maar wij staan nouw buiten
en 'k mot nog 'n appeltje schellen mee hum
(d'n Joep) en van kaarten komt er op zo'n
manier ok gin juu."
Toen zijn me naar de bakkerij gegaan, waar
me tusschen 2 hokskes altij terecht kunnen,
maarplazier hebben me bij d'n bakker
altij g'ad.
As me daar weer zatten, om de lange werk
tafel van d'n Fielp, dan beweerde d'n bakker:
„nouw is de kwestie deus: „efkens spijkers mee
koppen slaan, Joep!"
Hü was ineens weer in z'nen vergader- en
veurzitters-stül.
„Joep!" Toen kneep ie z'n oogen dicht, pra-
kizeerde heurbaar, mee z'nen kop omlaag en
sprak: „Deus jaar vieren me de twintigjarige
herdenking van de mobilisatie!"
„Hoeraaah!" kwekte d'n Blaauwe.
„En da laten me niet ónder ons," mokte d'n
bakker uit.
„Om de sodemekajer nie!" zee d'n Blaauwe
geestdriftig.
„Hedde gij gediend in de mobilisatie, Blaau
we?"
„Neeë!"
„Dan hedde 'r ok gin knip mee te maken,"
zee d'n bakker seerjeus.
„As ik da geweten had," zee d'n Tiest spijtig,
„dan had ik Janus z'n pet nie over z'n oogen
geslagen!"
„Maar nouw zijde zoow zuur as ge nog nooit
gewist bent," zoo viel d'n Jaan op de moment
binnen: „da 's 'n bekentenis, onder getuigen,
Bastiaansen." En hij nam z'n boekske, dat er
gens diep onder z'n ermen zat, om te gaan
„kalizjeeren."
„Da zal d'n duuvel doen," stoof d'n bakker
op. „Zóó kom ik nooit tot 'n end; de bakkerü
uit, gü! Of lk byt oewen kop af, bloedworst!"
„Dan zal 'k wel even wachten," zee d'n
„bloedworst" gedwee, maar vastberaden, „maar
hü (da was d'n Blaauwe) is m'n manneke!"
Hü gnoof. D'n Tiest op z'n boekske zetten
ollee, da's 'nen onvervulden droom van jaren
her! D'n Blaauwe hee d'n Jaan meer te doen
gegeven dan heel Ulvenhout samen uitge
zonderd dan m'n boske Dré III maar „ka
lizjeeren", lot staan „harresteeren"neeë
gin schijn van kaans. Wel aandersom, zoow as
ge wit. Dat d'n Blaauwe z'n eigen arresteeren
liet op 'n „radio-pliessie-sigglement" en dat
d'n Blaauwe, bü 't kotje gekomen, d'n Jaan er
in mikte en de deur afsloot en 'm zitten liet
tot 's nachts twaalf uren. Maar da was nog veür
z'n trouwen, 'n jaar of vüf gelejen. Sinds dien
is ie 'n tikske kalmer geworren.
Maar wéér trok die Blaauwe salamander zo'n
gedwee en angstig gezicht, net as mee die ar
restatie destijds. End'n Jaan leert t ok
nooit, vloog er vierkaant in!
„Hier, ga zoow laank zitten," zee d'n Tiest
kleintjes teugen d'n Jaan: „en drinkt 'n glaske
mee." En as d'n Jaan wouw gaan zitten, naast
d'n Tiest, viel „per ongeluk" d'n stoel om en
Janus lag laangs-uit in d'n Fielp z'nen trog!
Misschien da 'k oew de volgende week dat
efkens uit vertel. Van verbaal is weer niks te
recht gekomen, da voelde zóó!
En as d'n bakker weer aan 't woord kwam,
na de opruiming van Janus, dan stelde-n-ie
veur:
„Ulvenhout doet mee aan de mobilisatie-her
denking! Joep, we richten 'n afdeeling Ulven
hout op, 'n kommiteit van oud-gemobiliseerden
en wü trekken gezamenlijk naar Den Haag,
veur 't défilé. Tenminsteserzaant" en nouw
kwam z'n ouwe veete weer efkens om d'n hoek:
„tenminste serzaant, as gü van oew wü'
mee meugt
„Borst," zee d'n Joep.
„Zoow mag ik 't heuren, serzaant," knikte d'n
bakker tevrejen. En ik beloof oew, da-d-ik 't
wel in orde maak, mee oewen kaptein-thuis.
da-d-heb ik al méér gedaan veur oew, ee? Ouwe
strijdmakker!!"
Toen sloeg ie d'n Joep kameraadschappelük
en geestdriftig op z'n schouwer, dat d'n Joep
heel de week mee 'nen lammen èrm getobd hee,
en in 't vuur van z'n mobilisatie-herindering
begost d'n Fielp te zingen: „Asperine veur je
voeten, asperine veur je haar" en nog meer
soldatenliedekes. Daarna gong ie „horgelisee
ren".
D'n Joep mot heel 't durp achter d'n meulen
af en d'n Fielp gaat aan slag van af d'n Bie-
berg.
„Ulvenhout zal veur d'n dag komen," zee-
t-ie, „op 'n manier, da Brabant trotsch kan
zijn op ons durp, in Den-Haag. En wü, Braban
ders, me motten laten zien, da-d-ons nooit,
maar ok nooit, ietske maar te veul is, as 't be
treft om te toonen, da me volbloed Nederlan
ders, op en top Oranjeklaanten zün. De weareld
ziet er ok in Nederland maar aarig uit,
jongens; één van zin en één van hart naar
Den Haag. As 'n kloek, as 'n steuvig eensgezind
volk, da vree en rust wil, welvaren en geluk en
daar desnoods veur vechten wil!
Hoe hè 'k da gezeed? Zoow zal ik op ons
eerste vergadering spreken, Joep! En dan 's
kijken of me de nationale vlag nie zullen ont
plooien! Ozoow! Teugen alle politiekers is, re
ken maar van jes!"
Heb 'k verlejen week teveul gezeed, amico,
dat d'n bakker 'n geweldig plan had?
Is 't 'n wonder, da z'n brood nie om te ge*
nieten was....?
Vol! Veul groeten van Trui en as altij g>n
horke minder van oewen
toet a voe
DRS