In de maand der bloemen Per duikboot naar de Noordpool Onderzoek oud-Romeinsche cultuur NIEUWE PLANNEN VAN SIR HUBERT WILKINS VIER TEMPELS ONDER DEN GROND m% gum ZONDAG 20 MEI 1934 Jarenlange ervaringen Bijzondere technische hulpmiddelen Verbindings-raadsel "a cL7bHeHloem. caT de. del .de.rL.dz-u. do. dxon .e.e.e.ee .ae >%o. je klap. ko.lcL. fanie ef ma.nL.cr. pujs .xe.ierL.LL.ifio.ioas. tas.tei.tier. thy.-u/d u/eiss - Te Philadelphia wordt in opdracht van den poolreiziger een spe- ciale duikboot geconstrueerd Sir Herbert Wilkins Zal WüKtns er thans in slagen nieuwe raadselen van het geheimzinnige Noord poolgebied te ontsluieren? HET OLYMPISCH VOETBAL- TOURNOOI CRISISPOSTZEGELS I In 1927 werden de opgravingen te Herculanum weer hervat ONS PRIJSRAADSEL ^Nautilus"de onderzeebootwaarmede Wilkins zijn eersten tocht ondernam Oplossing vorig raadsel VERBREEDING KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND Gestreefd wordt naar opheffing van Belgische maatregelen Grazer Sportclub naar Neder- landsch-Indië giiiiiiiiiiiNiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiBRABANTSCHE BRIEVEN Ulvenhout doet mee aan de mobilisatie-h erdenking D'n Jaan wordt opgeruimd D*n Fielp gong horgeliseeren f§ De Poolreiziger Sir Hubert Wilkins heeft opdracht gegeven tot het bouwen van een nieuwe duikboot, waarmede hij opnieuw een tocht naar de Noordpool wil onder nemen. Het is een eigenschap van den echten glo betrotter en wereldveroveraar, dat hij den moed nooit laat zinken. Nauwelijks zijn zij immers van de Zuidpool terug. Een fraai vliegtuig, waarop zij al hun hoop hadden gevestigd, waarmede zij eenige snelle en sen- sationeele vluchten wilden maken, ligt kappt- gedrukt in het ijs. En nu in het Zuidpoolgebied de winter is begonnen, had het geen doel, daar nog langer te blijven. Het was een bittere teleurstelling voor hen allen: Ellsworth, Bernt Balchen, den vlieger en Hubert Wilkins, de ziel van de onderne ming. Maar daaronder hebben zij een streep gezet. De nederlaag, die de natuur hun in den wilden strijd heeft bereid, moet vergeten worden, te Philadelphia, waar zich eenige speciale fabrie ken bevinden, heeft men nieuwe plannen, zeer groote en belangrijke plannen en men wil hier een duikboot Douwen voor het jjsgebied. En weer is het Sir Hubert Wilkins, die het initiatief heeft genomen. Wilkins is de Austra liër, die door den Engelschen koning tot ridder is geslagen en thans in Amerika woont, die docr dertig landen heeft gereisd en beide polen kent en een reeks van sensaties heeft beleefd op zijn jacht om de wereld. Hij is geboren ergens in de bosschen van Australië, waar de schapenkudden grazen. Toen zijn ouders naar Adelaide vertrokken, bezocht de jongen tegelijkertijd het conservatorium, de technische school en de academie voor schoone kunsten. Hij werd electrotechnisch ingenieur, begaf zich weldra naar Europa en fotografeer de onderweg zoo veel en zoo goed, dat men hem den bijnaam „avonturier met de camera" gaf. Film- en foto-ondernemingen werden op hem opmerkzaam, vooral, nadat hij had rondge zworven in Oost-Azië en later gedurende de Italiaansche actie in Tripolis als Arabier in Noord-Afrika. In de Balkanoorlogen was nij een der weinigen, die de eerste groote bewe gingsfoto's maakten, en de eenige. wien het ge lukte de foto's door bijna roekelooze trucs door de afsluiting te smokkelen. Wilkins zelf beschouwt als zijn interessant ste avontuur het opnemen van een film van een geheimen dans op Trinidad, die herinnert aan den Voodoo-cultus. Hij was toen van Lon den naar West-Indië uitgezonden. Hij had reeds van dezen dans gehoord, maar wist ook, dat nog nooit een blanke hem had zien dan sen. Trouwens ook van de inboorlingen moch ten slechts de oudere mannen van den dans getuige zijn. Wilkins vestigde zich in de na bijheid van een dorp, sloot vriendschap met eenige inlandsche vrouwen en wist het zoover te brengen, dat zij, terwijl de mannen in het bosch aan het werk waren, zich bereid ver klaarden voor hem te dansen. Achter de camera sloeg Wilkins het schouw spel gade. Maar de mannen van het dorp wa ren van het voorval op de hoogte gesteld en kwamen in woede aanstormen. Wilkins wist hen er echter van te overtuigen, dat alleen de camera het schouwspel had gezien en niet hijzelf, daar hij immers achter den zwarten doek had gezeten.... In latere jaren kwam Wilkins in connectie met de Stefanson-expeditie. Het hoofdschip „Karloek" ging bij de Noordpool verloren en met het schip de foto's en de camera van Wilkins. Zoo werd bij gebrek aan andere be zigheid uit den fotograaf een poolonderzoekei Men was hier zoover van de bewoonde we reld af, dat het er eerst in 1915 bekend werd. dat in Europa oorlog was uitgebroken. Nu hield Wilkins het in het hooge Noorden niet langer uit. Langs de merkwaardigste omwe gen legde hij 33000 mijl af om eindelijk in October 1916 aan het Westelijk front te ver schijnen. Hij werkte daar als veldfotograaf, daarna als specialist voor luchtop.namen. Onmiddellijk na den oorlog kwam de ge dachte bij hem op, dat de volledige verovering van de Noordpool slechts mogelijk was met be hulp van een duikboot. Er is geen land aan de Noordpool, hoogstens ijs en in ieder geval water. Vliegtuigen en luchtschepen vlogen er overheen. Hij moest er onderdoor. Voor een dollar omdat er niets mocht worden weg geschonken gaf de marine der Vereenigde Staten hem een oude duikboot. Het was een stoutmoedige onderneming, maar men waagde het er op. De „Nautilus" aanvaardde de reis naar de Noordpool. Met geringe resultaten keerde Wilkins terug naar Noorwegen, waar hij een basis had ingericht. De duikboot bracht men tot zinken, daar zij het wegsleepen niet meer waard was. Maar Wilkins had de noodige ervaring opge daan. De economische crisis dwong hem te wachten. Hij vertrouwde op Ellsworth, den millionnair, die reeds zijn halve vermogen aan het poolonderzoek heeft geofferd en die bereid is mede te werken aan elk plan, dat iets be looft. Deze beide mannen gaan nu een duik boot bouwen naar de laatste ervaringen op dit gebied. De romp wordt voorzien van zagen en boren, opdat eventueel ook het üs kan worden verbrokkeld. De duikboot wordt uitgerust met de modernste apparaten van allerlei soort. Dit vaartuig zal een technische sensatie worden. Als basis voor den tocht heeft men Spitsbergen uitgekozen. Van hieruit zal de verovering van de Noordpool gewaagd worden. Een gedurfd plan, maar Wilkins gelooft er in! In de eerste zitting van het congres van het I.O.C. te Athene, zijn eenige belangrijke be sluiten genomen. Groote beteekenis heeft het besluit tot opneming van de kanosport in het Olympische programma. De eerste Olympische Kano-Regatta zal in 1936 te Berlijn worden gehouden. Omtrent de soorten booten, welke in aanmerking komen voor de wedstrijden, zal het organisatie-comité beslissen. Het voorstel om de kegelsport in het programma op te ne men werd verworpen. Zeer gunstig zijn de kansen voor een Olym pisch voetbaltournooi. De afzonderlijke kwes ties werden reeds in de vergadering van het Executieve Comité te Brussel opgelost en de gedelegeerden namen een welwillende houding tegenover het voorstel aan. Aangezien de amateurreglementen van de I.O.C. tot dusver nog niet in overeenstemming konden worden gebracht met de desbetreffende bepalingen van de F.I.F.A., zal de definitieve beslissing op het F.I.F.A.-congres op 24 Mei te Rome vallen. Men rekent er op, dat ook de laatste moeilijk heden zullen worden overwonnen, en dat te Berlijn in 1936 een Olympisch voetbal-tournooi zal plaats vinden, uitsluitend voor amateurs. Het organisatie-schema en het verslag over de voorbereidende werkzaamheden, uitgebracht door den voorzitter van het organisatie-comité, Dr. Lewald, en aangevuld door Dr. Ritter von Halt, de secretaris-generaal Dr. Drem en Baron Le Fort, vonden algemeene instemming. In verscheidene steden heeft de verkoop der Crisispostzegels plaats gehad en heeft deze nog plaats in tentjes in de postkantoren. Deze tentjes zijn in sommige postkantoren wederom verdwenen om misschien later weer eenigen tijd geplaatst te worden. Van verschillende zijden werd de opmerking gemaakt, dat de meening heeft post gevat, dat in die plaatsen, waar de tentjes niet meer aanwezig zijn, de verkoop der zegels stopgezet zou zijn. Dit is echter geenszins het geval. De crisispostzegels zijn nog steeds verkrijgbaar aan alle postkantoren en bij de meeste plaatselijke Crisis-Comité's. Reeds jaren is men in Italië met nieuwe groote opgravingswerken bezig, die op initia tief van Mussolini ui. gevoerd woorden om het wetenschappelijk onderzoek der Oud-Romein sche cultuur te bevorderen. Niet alleen in de provincie maar ook in Rome zelf, waar ternau wernood nog nieuwe resultaten te verwachten waren, nadat men er reeds eeuwenlang opgra vingen gedaan had, heeft men toch nog ver rassende vondsten gedaan. Zoo heeft, men vlak bij den Corso, de hoofdstad van Rome, bij her sloopen van een huizenblok een groep van 4 tempels ontdekt, die dateeren uit de derde eeuw vóór Christus. Bijzonder belangrijk is echter de opgraving van de stad Herculanum, die bij de geweldige uitbarsting van den Vesuvius in 79 na Chr. totaal verwoest werd. Tervrtjl de stad Pompeji, die hier in de onmiddellijke omgeving lag, reeds geruimen tijd blootgelegd en voor het publiek toegankelijk is, waren de werkzaamheden te Herculanum na een veelbelovend begin in het jaar 1876, weer gestaakt. Eerst na een halve eeuw in 1927, werden zij onder leiding van professor Majuro opnieuw begonnen. Het werk was hier veel moeilijker dan in Pompeji, want op de eerste plaats was de asch- laag, die hier verwijderd moest worden, op verschillende plaatsen meer dan 20 meter dik, terwijl dat in Pompeji gemiddeld slechts 8 me ter was, op de tweede plaats w'as deze asch- laag geheel verschillend met die boven Pom peji. Terwijl Pompeji nJ. door een aschregen bedekt was, was Herculanum door een lang zaam voortbewegende slijkvloed overstroomd die in den loop der eeuwen tot een vast ge steente verhardde. Vandaar dat de opgravin gen in Herculanum bijzondere technische hulp middelen eischten, waarover men in het mid den der vorige eeuw nog niet beschikte. Men had zich toen tevreden gesteld met het aan leggen van enkele onderaardsche gangen, een klein gedeelte der stad te omsluiten. Van deze methode is men thans echter ge heel teruggekomen. Men graaft nu meestal de eene laag na de andere af, brengt de gevonder voorwerpen in veiligheid, men stut de muren en versterkt of vervangt de houtdeelen, zooal; balken enz. De natuur is hier den oudheidkun digen te hulp gekomen, want doordat zij her metisch van de lucht afgesloten waren, zijn bijna alle hout- en metaaldeelen in onveran- derden s aat behouden gebleven. Men heeft o.a. een geheel gaaf gebleven mangel, deuren met goed functionneerende hengsels en klinken, houten ledikanten, kas en en ander meubilair, benevens een heele collectie papyrusrollen ge vonden. Het aantal voorwerpen van huishou delijk gebruik dat hier opgegraven werd, is veel grooter dan in Pompeji, daar de natuur hier de opgravingen door onbevoegden zeer bemoeilijkte. Herculanum was in den ouden tijd een lucht- badplaats en het zomerverblijf voor de rijke bewoners van Napels. Zelf was de stad van geen buitengewone beteekenis. Vandaar dat er ook bijna heelemaal geen winkels aangetroffen worden. Alleen de visscherij werd door de plaatselijke bevolking beoefend, zooals de tal- looze netten en vischhaken, die gevonden wer den, bewijzen. De eens bestaande visschershaven is door den slijkvloed, die de s.ad begroef, eveneens dichtgespoeld. De arme bevolking woonde in huurhuizen van twee en drie verdiepingen. Overeenkomstig het eigenlijk karakter der stad als ontspanningsplaats, treft men hier overwegend villa's aan, die wat stijl betreft, veel overeenkomst vertoonen met die in Pom peji. Opmerking verdient een villaweg die zich langs het strand uitstrekt, zoodat de fronizijde der huizen naar de zee gekeerd is. Een bui tengewoon interessant meesterstuk van oud- Romeinsche bouwkunst is de z.g. „villa del Pisoni", een reuzengebouw van meer dan 250 M. lengte, dat door talrijke zuilen gedragen wordt. De opgravingswerken zullen naar alle waar schijnlijkheid nog heel wat jaren in beslag ne men en men kan gerust aannemen, dat er nog menige verrassing voor de archeologen te w'achten staat. Maar ook voor de toeristen, die een bezoek aan Italië brengen, is het herrezen Herculanum een buitengewoon interessante bezienswaardigheid. De attractie wordt nog grooter doordat men de gevonden voorwerpen niet in museums brengt, maar op de plaats zelf laat, zoodat ieder bezoeker, een zoo aanschou welijk mogelijken indruk ontvangt van het peil, waarop de cultuur vóór 1900 jaren stond. |t Alfabetisch gerangschikt staan daar in onze figuur de 41 lettergrepen van een 12-tal bloemen en sierplanten. En nu is het niet alleen de be doeling, dit dozijntje voor den dag te brengen, maar het tevens zoodanig in 12 rijen onder el kaar te plaatsen, dat de beginletters van boven naar beneden den naam leveren van een per soon, die dag in dag uit „in de bloemetjes zit Onze lettergreep-kruispuzzle geeft de volgende woorden- Horizontaal: 3. overal; 5. kolenbak; 7. loupe; 8. omkeer; 10. meelzak; II. odeur; 12. rage; 14. zijdeworm; 16. zeven; 17. venster; 19. nagel; 20. rendier; 21. loge; 22. voorbeeld; 24. slacht huis; 26. tweedracht; 27. schapenwol; 29. brand stof; 31. Beier; 32. winkel; 33. gala; 35. fabel; 36. Leldenaar; 38. manege. Vertikaal: 1. lever; 2. molen; 3. opera; 4. alom; 5. Kozak; 6. bakoven; 9. keerzij; 10. meelworm; 13. geven; 15. deken; 16. zegel; 18. sterrenbeeld; 19. nageslacht; 22. voordracht; 23. open; 25. huisbrand; 26. tweeërlei; 27. scha kel; 28. Wolga; 30. stoffage; 32. winnaar; 34. lama; 37. degen; 39. neger. We moeten hier aan 't adres van verscheide ne inzenders de opmerking maken, dat een inwoner van Duitschland geen Duitsch-er, maar een Duit-scher. en een uit Zwitserland geen Z w i t s - er, maar een Z w i t - s e r is, en dat we met den besten wil van de wereld geen kans zien, van een lier een meerletter- grepigen naam te maken! Prijswinnaars zijn: A. Bollinger, Alb. Thijmstraat JO hs., Amster dam (W.) W. Dieckmann, St. Bemardus-Coll., Pey-Echt (Limb.) E. E. Z.Z. Franciscanessen, Koningstraat 20, Haarlem. Th. Gelsing, Ginnekenstraat 8a, Breda. J. J. A. M. van Gulick, Vught (N.-Br.) J. H. Heerens, Reinwardtstraat 105, Amster dam. Mevr. A. v. d. HeijdenWaterreus, Jan Veth- straat 54,- Arnhem. Paul Heije, Krelagestraat 21, Haarlem. F. G. Jansen, Bouwmeesterstraat 44, Arnhem. Jac. Kaart, Zonnebloemstr. 38, Haarlem. H. H. Köllmann, Alex. Numankade 3 bis. Utrecht. L. A. von Lachner, Epe (Geld.) G. W. de Man, Bloemveldlaan 6, Overveen (Haarlem). Mevr. Van Mens, Dommelstraat 21, Eindho ven. J. Metten, Kwakerstraat 4 boven, Amster dam (W.) Mevr. C. v. d. Meulen, Hobbemastraat 1, Amsterdam. J. A. Opmeer, Van Eckstraat 7, Arnhem. A. C. van Schaik, Bleijenburgstraat 9, Utrecht C. M. Servaas, Lauwerecht 41, Utrecht. H. Smale, F. C. Donderstraat 28, Bussum. Mej. Van Veenendaal, Tamarindestraat 3. Utrecht. Mevr. D. Verburgtv. Schevikhoven, Korte- naerstraat 31 II, Amsterdam (W.) Mej. Bertha Verhulst, Heuvel K 93, Den Hout (gem. Oosterhout). N. Weller, Laareschsingel 47, Enschede. C. Zaaijer, Roemer Visscherstraat 40. Arnhem. Oplossingen tot Donderdag 12 u. aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Aan de Memorie van Antwoord aan de Eer ste Kamer inzake het onteigeningsontwerp voor verbreeding van het kanaal door Zuid-Beve land en verhooging van de spoorwegbrug over dat kanaal bij Vlake met bijkomende wer ken, wordt ontleend: Daargelaten de vraag, of de Nederlandsche tegemoetkomingen, als mogelijk gesteld in het Nederlandsche Memorandum van 1929, dat in het Voorloopig Verslag werd genoemd, weder aan de orde zullen komen, deelt de Minister de meening van die leden, die van oordeel waren, dat, naarmate het Hansweertkanaal wordt ver beterd, de aanleiding vermindert om nog daar naast een nieuwe verbinding te scheppen. Ongetwijfeld zal bij toekomstige onderhande lingen met België van het feit, dat Nederland uit eigen initiatief de in het oog gevatte wer ken tot stand bracht, een nuttig gebruik kun nen worden gemaakt; voor de vrees, dat aan vaarding van dit wetsontwerp aan de beharti ging van Brabantsche belangen in den weg zou staan, bestaat geen grond. De Kamer mag er op vertrouwen, dat de Re geering zal blijven streven naar opheffing van Belgische maatregelen, zooals kostelooze sleep dienst, premies voor de Rijnvaart en zoo meer, die, hoewel niet met bestaande tractaatsbepa- lingen in strijd, niettemin in Nederland als een onbillijkheid worden gevoeld. In aansluiting bij de meening van enkele leden in het Voorloopig Verslag tot uiting ge bracht, beschouwt ook de Regeering de voorge stelde kanaalverbreeding als een gewoon water staatkundig werk, waarbij, alles wel beschouwd, allerlei andere (ook internationale) vraagstuk ken geen invloed behooren te hebben. Dat deze leden zich konden vereenigen met hetgeen de Minister heeft medegedeeld ten aan zien van de gestie van de Rijnvaartcommissie, vernam hij met voldoening. Bij het uitspreken van hun oordeel, dat het geheele plan van ver beteringen op den vaarweg van den Rijn naar de Schelde in eeijs aan de Staten-Generaal had moeten zijn voorgelegd en niet bij gedeel ten, hebben deze leden, naar het oordeel van den Minister, wellicht eenigermate uit het oog verloren, dat aldus geen der partieele verbete ringen tot stand hadden kunnen worden ge bracht, voordat de plannen voor alle "werken reeds geheel vasten vorm hadden aangenomen. edO De voltooiing van die partieele verbeteringen zou daardoor stellig tot een later tijdstip zijn verschoven, wat, naar de Minister vertrouwt, ook deze leden zeer zeker zouden hebben be treurd. De vraag of de toestand nu zoo wordt, dat alle schepen, öie het Julianakanaal en 't Maas- Waalkanaal bevaren, ook van het kanaal door Zuid-Beveland gebruik zullen kunnen maken, met andere woorden, of dit kanaal voor schepen met een inhoud tot 2000 ton geschikt zal zijn, kan zonder eenig voorbehoud bevestigend be antwoord worden. Het elftal van de Grazer Sportclub zal naar uit Weenen wordt gemeld, binnenkort verschillende wedstrijden in Nederlandsch- Indië spelen. De ploeg is Zondag met de „Baloeran" van Marseille vertrokken en zal op 4 Juni te Sa- bang aankomen. De eerste wedstrijd wordt gehouden te Me- dan, de volgende heeft plaats te Batavia, waar ook nog meer wedstrijden worden gespeeld. ULVENHOUT, 15 Mei 1934 Menier, Verlejen week ben "k zoow maar aarig van m'n briefke afgeschejen. Deur die herindelingen uit de Mobilisatie, tusschen d'n Joep en d'n Fielp, liep m'n velleke pampier stampvol, nog veur ik tot den Fielp z'n plannen gekomen was. En.... daar ging t sjuust om! Waant hij zat er vol van. „Dus gtj hedt gin schrijven of zooiets ont vangen, Joep?" vroeg ie nog 's. „Niks," zee d'n Joep 'n bietje lastig: „en hoe zit 't? Gaan we nouw kaarten of zitten ba keren?" D'n Fielp bleef kalm! En aandersOch- èrme, dan kan d'n Joep gin strooiken in d'n weg leggen, of d'n bakker zit er bovenop. Maar ja, zoow as ik verlejen week al schreef, 1 gong over militaire dienstzaken en dan wel, dan is d'n „Snotpiek" sergeant en d'n Fielp soldaat-bakker! D'n bakker mag dan d'n Joep die verhouding wel nooit vergeven hebben, maar as 't puntje bij 't paaltje komt, dan hee d'n Fielp, die twin tig jaren ouwer is dan d'n Snotpiek, veur d'n Joep in de houding te staan; af! Dus, d'n bakker bleef kalm. „Kek 's," zee d'n Fielp: „de kwestie is deus lk heb onzen overste gesproken." D'n Joep knipte mee z'n oogen. D'n eersten slag was dus weer veur d'n sol daat-bakker. „Ge mot de komplementen van 'm hebben!" D'n Joep dronk 's, of ie eiken dag de kom plementen of "n aanzichtskaart ontvaangt van generaal Snijders. Dieën slag was dus veur d'n sergeant. D'n Blaauwe schoof z'n borreltje opzij, vouw- de z'n haanden samen en gong aandachtig over 't tafeltje zit ten leunen. En onder z'n blaauwe pinnekesdraad haren spookte duidelijk de gedachte: 't mot gek loopen, as daar gin goeie stuip aan vastzit. Mee aandere woorden: d'n Tiest zat al op de lier! „Hij vroeg hoe gij 't stelde," gong d'n Bak ker deur. „Ja," zee d'n Joep, die er gin bal van geleuf- de: ,,'kheb verlejen week nog 'n potje mee hum gebuljart. 'Nen goeien kearel, maar hij kan nie goed teugen z'n verliesMaar die zijn er wel meer....!" Vemolle, amico, 'khad d'n Joep nog nooit zoow kollesaal op z'nen dreef gezien. Wa sloeg dé lekker op d'n Fielp. D'n Blaauwe knikte tevrejen. En schupte mij, onder de tafel, 's vrindschappelijk teugen m'n scheenen. Nouw knipte d'n Fielp mee z'n oogen, vreef mee z'n volle haand over z'nen mond en 'twas sjuust of ie 'nen vloek doodkneep. Toen klèèrde z'n gezicht op. 'tWas 'nen kompleeten zons- opgaank. Waant op dieën kollesalen witten kop. kaal as 'n èèrpelschaal, is veur 'nen zonsop- gaank plak zat. Zoow as ge weet, zit d'n Joep er thuis, bij z'n wijf, geducht onder. Niks hee de „Snotpiek" daar te zeggen, niks! Z'n tiende kindeke ver wacht ie, maar hü is bij moeder-de-vrouw op z'n hogst d'n oudsten zeun, waarover ze eigen Hjk nog maar minnekes tevrejen is. En da spuit d'n bakker, die ieveraans, ok bij Joep aan huis komt mee z'n brood, geregeld uit. Toen dus z'n bakhuis zoow opklèèrde, voelde n-ik wel, waar 't naar toe moest. Of d'n Joep ok zooiets ging voelen....? In ieder geval, hij „verzocht veur 't lest, of er nouw gepropt wier van den middag, of da-d-et soms "a lolletje was?" „Daar wordt gepropt, 'tis gin lolletje en gij hedt de komplementen van onzen overste," zee d'n bakker onverstoord. (Tuurlijk zee-t-ie „Ho- verste", maar da snapt ge zóó wel). „En Hulvenout mot hekselsior," vulde d'n Blaauwe aan, die eindelijk ok wel 's mee wou gaan tellen in de conversatie en mee 'n staa: gezicht peuterde-n-ie in z'n neus. „Houwde gij oew menageklep dicht," ziede wel, amico, dat d'n Fielp weer volop soldaat was? „houwde gij oew menageklep dicht Blaauwe," zee d'n Bakker: „as ik spreek mee d'n Joep. 'tis van belaank, ok veur Hulvenout." „As me maar hekselsior gaan," zee d'n Blaau we weer, „dan is alles kits." Toen dronk ie nog 's en zette z'n borreltje veurzichtig op de ven- sterbaank. Hij was dus nog steeds vol verwach ting van wa leut. „D'n hoverste vroeg dus hoe gij 't stelde en toen hè 'k gezeed: „geweldig, hoverste. Hij ver wacht z'nen tiende; zouwde nouw zoow iets ver wacht emmen van zo'nen Snotpiek?" „Neen Beekers," gaf d'n overste me ten ant woord," loog d'n bakker dapper deur: „zeg dat wel, Beekers. Als sergeant was ie 'n afgrij selijk misbaksel, Beekers, maar 't doet me ge noegen, dat ie als burger zoo z'n best doet, Beekers!" D'n bakker zat te liegen, dat ie bulkte en d'n Joep geleufde 'm nog haalvelinks. „Da kan d'n overste nooit zoo gezeed heb ben," viel d'n Joep uit: „zekers nie teugen jouw, Fielp!" „Waarom niet teugen mijn, Joep?" vroeg d'n bakker treiterig. „Omda-d-ik jouw meerdere ben, veur den dienst," zee d'n Joep fier. D'n bakker wier vuil. „Zooow," teemde-n-ie: „zooow? Dat hadde mijn onder dienst motten vertellen, Snotpiek dan had ik oew mee strepen-en-al 't hospitaal ingeschupt!" „Da kan nóg," stelde d'n Blaauwe veur: „dan maar zonder strepen. Veuruit, ik zal 'm wel uit tellen, Fielp! Gij schupt, d'n Joep sneuvelt en ik te! tot tien." „Nouw kan 't nie," zee d'n Fielp triestig: „waant ik hem 'm noodig. 'kHeb 'n idee ge kregen van d'n Overste en daar heb ik daar, dètte (hij, wees naar d'n Joep), mijnen meerdere, bh noodig." „Dan laten we 'm nog 'n bietje in 't leven," vond d'n Blaauwe goed. Toen dronk d'n Joep d'n bakker z'n borreltje leeg en zoo as de beleefdheid da-d-eischt, of- freerde-n-ie z'nen „mindere" mee de woorden: „lot maar 's voldoen veur mijn." Toen kwam Janus binnen, d'n veldwachter. „Middag, mannen." .Middag man," zee d'n Blaauwe. Janus schoof bij. Vreef de klep van z'n pet op en bestelde niks. Efkens wierd 'r gezwegen. „Hèhè," zee d'n Jaan: ,,'t wordt al knapkes wèrm." Zwijgen. Toen d'n Tiest: „vriezen me dood, dan vrie zen me dood!" Zwijgen. „Stoor ik 't gesprek?" vroeg d'n Jaan. „Zit ten guilie soms samen te zweren!" Waarop d'n Blaauwe heel verschrikt en ge spannen naar 't buffet begost te staren. Onmiddellijk keek d'n Jaan om en.... d'n Blaauwe sprong op en pats! sloeg ie mee 'nen doffen knal net of 'nen stop van de kruik plofte d'n Jaan z'n pet over d'oogen. Janus zag niks meer, da verstade gij, amico. „Hè," zee d'n Blaauwe meewarig: „wie lapt 'm da nouw? Zitten guilie daar nouw om te lachen'kVind 't 'n dunne streek! Kunde 'r nie uitkomen, Janus?" En terwijl d'n Jaan stond te ketteren en peu teren en te daanzen van kwaaiigheid, knipte d'n Blaauwe ogskes en beduidde ons om alle maal stillekes weg te gaan. Wa me dan ok dejen, waant 't was zonde om 't mopke te be derven. Buiten zee d'n Blaauw^„ik docht dat hij 't nie heuren mocht, Fielp. En toen ik gezeed had: vriezen me dood, dan vriezen me dood en d'n Jaan tóch bleef zitten, toen moest ik wel wa-d-aanders prakizeeren, ee!" ,,'k Mot zeggen," zee d'n Fielp, „ge hedt t rap uitgekiend," maar wij staan nouw buiten en 'k mot nog 'n appeltje schellen mee hum (d'n Joep) en van kaarten komt er op zo'n manier ok gin juu." Toen zijn me naar de bakkerij gegaan, waar me tusschen 2 hokskes altij terecht kunnen, maarplazier hebben me bij d'n bakker altij g'ad. As me daar weer zatten, om de lange werk tafel van d'n Fielp, dan beweerde d'n bakker: „nouw is de kwestie deus: „efkens spijkers mee koppen slaan, Joep!" Hü was ineens weer in z'nen vergader- en veurzitters-stül. „Joep!" Toen kneep ie z'n oogen dicht, pra- kizeerde heurbaar, mee z'nen kop omlaag en sprak: „Deus jaar vieren me de twintigjarige herdenking van de mobilisatie!" „Hoeraaah!" kwekte d'n Blaauwe. „En da laten me niet ónder ons," mokte d'n bakker uit. „Om de sodemekajer nie!" zee d'n Blaauwe geestdriftig. „Hedde gij gediend in de mobilisatie, Blaau we?" „Neeë!" „Dan hedde 'r ok gin knip mee te maken," zee d'n bakker seerjeus. „As ik da geweten had," zee d'n Tiest spijtig, „dan had ik Janus z'n pet nie over z'n oogen geslagen!" „Maar nouw zijde zoow zuur as ge nog nooit gewist bent," zoo viel d'n Jaan op de moment binnen: „da 's 'n bekentenis, onder getuigen, Bastiaansen." En hij nam z'n boekske, dat er gens diep onder z'n ermen zat, om te gaan „kalizjeeren." „Da zal d'n duuvel doen," stoof d'n bakker op. „Zóó kom ik nooit tot 'n end; de bakkerü uit, gü! Of lk byt oewen kop af, bloedworst!" „Dan zal 'k wel even wachten," zee d'n „bloedworst" gedwee, maar vastberaden, „maar hü (da was d'n Blaauwe) is m'n manneke!" Hü gnoof. D'n Tiest op z'n boekske zetten ollee, da's 'nen onvervulden droom van jaren her! D'n Blaauwe hee d'n Jaan meer te doen gegeven dan heel Ulvenhout samen uitge zonderd dan m'n boske Dré III maar „ka lizjeeren", lot staan „harresteeren"neeë gin schijn van kaans. Wel aandersom, zoow as ge wit. Dat d'n Blaauwe z'n eigen arresteeren liet op 'n „radio-pliessie-sigglement" en dat d'n Blaauwe, bü 't kotje gekomen, d'n Jaan er in mikte en de deur afsloot en 'm zitten liet tot 's nachts twaalf uren. Maar da was nog veür z'n trouwen, 'n jaar of vüf gelejen. Sinds dien is ie 'n tikske kalmer geworren. Maar wéér trok die Blaauwe salamander zo'n gedwee en angstig gezicht, net as mee die ar restatie destijds. End'n Jaan leert t ok nooit, vloog er vierkaant in! „Hier, ga zoow laank zitten," zee d'n Tiest kleintjes teugen d'n Jaan: „en drinkt 'n glaske mee." En as d'n Jaan wouw gaan zitten, naast d'n Tiest, viel „per ongeluk" d'n stoel om en Janus lag laangs-uit in d'n Fielp z'nen trog! Misschien da 'k oew de volgende week dat efkens uit vertel. Van verbaal is weer niks te recht gekomen, da voelde zóó! En as d'n bakker weer aan 't woord kwam, na de opruiming van Janus, dan stelde-n-ie veur: „Ulvenhout doet mee aan de mobilisatie-her denking! Joep, we richten 'n afdeeling Ulven hout op, 'n kommiteit van oud-gemobiliseerden en wü trekken gezamenlijk naar Den Haag, veur 't défilé. Tenminsteserzaant" en nouw kwam z'n ouwe veete weer efkens om d'n hoek: „tenminste serzaant, as gü van oew wü' mee meugt „Borst," zee d'n Joep. „Zoow mag ik 't heuren, serzaant," knikte d'n bakker tevrejen. En ik beloof oew, da-d-ik 't wel in orde maak, mee oewen kaptein-thuis. da-d-heb ik al méér gedaan veur oew, ee? Ouwe strijdmakker!!" Toen sloeg ie d'n Joep kameraadschappelük en geestdriftig op z'n schouwer, dat d'n Joep heel de week mee 'nen lammen èrm getobd hee, en in 't vuur van z'n mobilisatie-herindering begost d'n Fielp te zingen: „Asperine veur je voeten, asperine veur je haar" en nog meer soldatenliedekes. Daarna gong ie „horgelisee ren". D'n Joep mot heel 't durp achter d'n meulen af en d'n Fielp gaat aan slag van af d'n Bie- berg. „Ulvenhout zal veur d'n dag komen," zee- t-ie, „op 'n manier, da Brabant trotsch kan zijn op ons durp, in Den-Haag. En wü, Braban ders, me motten laten zien, da-d-ons nooit, maar ok nooit, ietske maar te veul is, as 't be treft om te toonen, da me volbloed Nederlan ders, op en top Oranjeklaanten zün. De weareld ziet er ok in Nederland maar aarig uit, jongens; één van zin en één van hart naar Den Haag. As 'n kloek, as 'n steuvig eensgezind volk, da vree en rust wil, welvaren en geluk en daar desnoods veur vechten wil! Hoe hè 'k da gezeed? Zoow zal ik op ons eerste vergadering spreken, Joep! En dan 's kijken of me de nationale vlag nie zullen ont plooien! Ozoow! Teugen alle politiekers is, re ken maar van jes!" Heb 'k verlejen week teveul gezeed, amico, dat d'n bakker 'n geweldig plan had? Is 't 'n wonder, da z'n brood nie om te ge* nieten was....? Vol! Veul groeten van Trui en as altij g>n horke minder van oewen toet a voe DRS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 8