Amsterdamsche markten, vroeger en thans
4
JÉ
De vrijheidsheld
Lafayette
HET FEEST VAN PINKSTEREN
In aard en wezen nog steeds gelijk
i.
EEN WOELIGE DROOM
ZONDAG 20 MEI 1934
Zóó kende hen geslacht
na geslacht
DE „PINKSTERBLOM"
Oorlog en folklore
Lama-Tempel» in Jehol
Negentienjarig generaal
Wereldtentoonstelling
te Parijs in 1937?
Bont en pralend, rumoerig en
schuimend, een beetje bitter
af en toe, maar daarom
niet minder levend
Marktgangen
In de Jordaan
Zondagsmarkt
Zijn naam voor altijd verbonden
aan den Amerikaanschen
vrijheidsoorlog
Nieuwmarkt en Waaggebouw te Amsterdam
Half vijf 's morgens
5De kleurige Noordermarkt in de Wester
straat te Amsterdam voor het front der
'Jordaan en de oud-geworden muren der
Noorderkerk
Pinksterherinneringen uit de va-
derlandsche geschiedenis
De
Pinksterblomnaar een schilderij van
Dusart
De „collegezaal"
In de kof f iet ent
IIIIIIIIIIIIIIIIIII|||||||||||||||||||i|||||||||||||||||||||||||||||||||||[||||||||l|||||||||||||||||||||||||||||||!l|j|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||!ll|||||li||I|||||||i|Ill|||||||||||||||||||||!|||||||||||||i|||I|||||||i||||||||||||||illlllllllllll!l|||||||||||
Gij allen, die den middelbaren leeftijd voorbij
süt en aan wier slapen reeds het peper en
Sout zilverig gaat glanzen, zult door dit praatje
met plaatjes onweerstaanbaar teruggevoerd
borden naar de zalige dagen, toen gij tusschen
Öe kramen en pierementen van de markten
Uwer stad zorgeloos de reuken ademdet van
epekbokking en panharing, van konijnenhokken
en vogel-faekali n, toen gij minstens evenveel
eerbied had voor den zwartgejasten kwakzalver
Ms voor uw vader, w'iens handen vaak jeukten,
omdat gij, terwijl het middageten stond aan
te branden, gevangen waart in de clownerieën
Van den een of anderen standwerker.
Vooral de rasechte Amsterdammer, groot-
geworden bij het „massel en broche" der koop
lieden en handelaren, en bovenal hij, die ge
boren en getogen is in het prachtige oud-Am
sterdam, zal in de markten iets gevonden heb
ben van den woeligen droom, van waaruit Jan
Steen schilderde en Bredero dichtte.
Voor bijna elk mensch heeft de Zaterdag
avond een eigen beteekenis. Op welke wijze
dan ook bewust of onbewust gevoelt hij
iets als een voorbereiding tot den Zondag. In
Amsterdam trekt het volk óf naar de markten
óf naar de bioscopen, na afloop waarvan het
sich neervlijt tusschen de polsterschotten der
lawaaiige café's: in beide gevallen met het
gelukkige vooruitzicht van een rustdag. Wie als
kind eenmaal de emotie der Zaterdagavondsche
markten heeft ondergaan, zal zeker éénmaal in
zijn leven wanneer hij zich het onophoude
lijk geroep der handelaren, en het spel van
licht en schaduw over bedrijvige handen her
innert teruggevoerd wtorden naar de bonte
en rumoerige tafereelen voor en achter de kra
men.
Wij willen hier iets vertellen over de Am
sterdamsche markten van vroeger en nu, die
ook in sociaal opzicht een belangrijke rol in
de gemeentelijke huishouding spelen, (meer dan
elfduizend menschen verdienen hier met den
straathandel hun brood, en menige pagina van
het gemeenteblad is aan hun bestaan gewijd).
Al hebben omvang en vorm der markten ïh
den loop der tijden een aanmerkelijke wijziging
ondergaan, in aard en wezen zijn ze elkaar
te geheel Nederland nog steeds gelijk. Ook
tegenwoordig, door crisis en werkloosheid ver
sterkt, zien we het verschijnsel, dat een aantal
Venters, die voorheen een bepaalde wijk of de
Beheele stad afliepen, zich nederzetten op een
bepaald punt, waar de klandisie blijkbaar het
bloeiendste is, en waardoor dan een nieuwe
markt ontstaat, welke wanneer eenigszins
mogelijk al gauw de goedkeuring van de po-
litie-autoriteiten verkrijgt.
Ook de wijze van verkoop op de verschillende
markten is in den loop der tijden niet veel ver
anderd, al ging het er vroeger misschien vroo-
hiker, luchthartiger, snaakscher toe. Was vroe-
ger het zingen van een lied bij het aanprijzen
der waren regel, tegenwoordig is meer het
Prijs-vermelden, de voordeeligheid enz. de psy
chologische factor, die den toeschouwer tot koo-
Per moet maken. In de Amsterdamsche bladen
hit de negentiger jaren kan men menig liedje
aangehaald vinden, dat op de markten „gezon
gen" werd. Zeer bekend is het lied van de
Noordermarkt, dateerend uit 1897:
..Ik heb fijrte Mechelsche kanten,
Echte en valsche diamanten,
Kokoszeep en Hollewaaypillen,
Lorgnetten en blauwe brillen.
Ganzeborden, soldatenpetten,
Stolpen, om wat moois er onder te zetten.
Eau de cologne, blank en helder,
Enveloppen van Van Gelder.
Mooie platen, oude boeken,
Kienglazen en omslagdoeken.
Sequah's prairiebloemen en violenstroop,
Koop burgers en buitenlui, koopt, koopt, koopt.
Een ander bekend lied, eveneens dateerend
hit de negentiger jaren, heeft zijn ontstaan te
danken aan den strijd, die in die dagen tus
schen handelaren en gemeentebestuur gevoerd
werd. De overheid had de kooplieden van de
Nieuwmarkt verdreven naar het Waterlooplein,
waar hun handel sterk terugliep, omdat het
koopend publiek te zeer met het marktleven
op de Nieuwmarkt vertrouwd was geraakt.
Kleine relletjes waren hier en daar het gevolg,
de rubriek „Ingezonden Stukken" in de dagbla
den kon de copy niet meer bergen, deputaties
werden afgezonden. En toen al deze maatrege
len niet hielpen, maakte men een lied, dat men
den bekenden straatzanger Meyer de Boer, bij
genaamd „de Sterrekoeker" overal liet zingen,
en dat tot schlager werd in de toendertijd op
gevoerde revue: „De Doofpot". Het luidde als
volgt:
De gemeenteraad heeft besloten,
Dat je moet naar 't Waterlooplein.
Zoowel de kleinen als de grooten,
Gedoemd zijn daar te zijn.
Maar nu vraag ik: is 't geen schande,
Te komen aan zijn brood.
Wat zeg jij, wat zeg jij, wat zeg jij,
Neen wij willen niet,
En wij kunnen niet,
Wij moeten toch naar 't Waterlooplein.
Neen wij willen niet,
Neen wij kunnen niet,
Wij willen graag op de Nieuvftnarkt zijn.
Op de Nieuwmarkt hadden wij variatie,
Daar willen de menschen graag zijn
En stalden wij uit met zeer veel statie,
Om spoedig aan centen te zijn.
Maar nu vraag ik: is 't geen schande,
Te komen aan zijn brood.
Wil je dit, wil je dat, wil je 't zoo?
Neen, dat doen wij niet,
Dat begrijp ik niet.
Van zoo'n verplaatsing heb ik nooit gehoord
Neen, vtj willen niet,
Anders kunnen wij niet.
Onze handel wordt steeds meer gestoord.
Tenslotte hebben de kooplieden dan ook hun
zin gekregen. Maandag 30 Januari 1893 woei er
een feest van overwinningsvlaggen op de
Nieuwmarkt....
Vooral in de Jordaan en in de Jodenbuurt
de eenigste plek in ons land, waar des Zondags
een markt wordt gehouden nemen de kra
men een noodzakelijke plaats in het Amster
damsche leven en in het beeld van de stad
in. Elk rechtgeaard Jordaner is duivenmelker,
lid van een vischcollege, hartstochtelijk klaver
jasser en liefhebber van boksen, wielrennen
en haring. In de Jordaan worden dan ook op
één dag meer haringen verkocht, dan in het
Museumkwartier gedurende het geheele jaar.
Maar bovenal is de Jordaner marktbezoeker.
's Zaterdagsmiddags gaat hij óf op vischvisite,
of naar de duiven- en lattenmarkt bij de
Noorderkerk.
De duiven- en lattenmarkt zou een episode
uit een volksverhaal kunnen zijn, waarvan
grootvaders met weemoedigen stem vertellen
in het kinderuur. Het zonlicht, door het bla
derendak der iepenboomen ondervangen, too-
vert over het goudeneeuwsche plein glanzen
van mozaïek. Voor de grijze muren der Noor-
dermarkt komen de handelaars met hun
waren. De koster is ingedut in zijn rood-trijpen
leunstoel, zijn vrouw spelt de groote letters
van den Bijbel, en de jjoes spint achter het
theelichtje. Aan twee kanten wordt het plein
ingesloten door de oude schouder aan schouder
leunende huizen. Langs de gevels breekt een
helder licht, dat vuurrood over de geraniums
vloeit en de dartele kanaries tot een liedje
aanzet. In de koelte onder de boomen begint
dan de markt. De koop en verkoop van duiven,
die in mandjes tusschen afval en stroo op
straat staan.
Een „plat-houer" koopt zich geen kat in den
zak. Scherp bekijkt hij de angstig-geknepen
oogen van duiven en doffers en inspecteert hij
de vlerken. In handwagens zitten Jonge konij
nen op een plekje in de zon, tusschen oud
roest loopen kippen en eenden.
Tegen het hek van de kerk liggen stapels
latten. Iedere Jordaner houdt van knutselen.
Hij betast het hout met eendere gevoeligheid
als waarmee zijn vrouw nu op de Markt aan
de Lindengracht de kwaliteit van hemden en
broeken keurt.
Tusschen het volk gaat zoekend een jongen
met een duivenmandje. Het klepje is al een
paar maal geopend voor een graaiende hand,
die een duif er uit haalde, maar het dier is
steeds, als te laag getaxeerd, teruggezet in de
donkerte tusschen het stroo. Naast de zakken
met hennep en lijnzaak blijft hij staan, waar
hij aandachtig kijkt naar het afwegen van
het voeder. Als de baas hem vraagt, wat er
wezen moet, loopt hij zwijgend door. Diep
onder het goud-vlammende haantje van de
Noorderkerk, temidden van het bedrijvige volk
en verhandelde dieren gaat zoekend een jon
gen met een duivenmandje en een bijtend ver
driet. Als een Jordaner zijn laatste duif ver
koopt heeft hij niets meer om naar het pand
huis te brengen.
De markt op de Lindengracht is rumoeriger:
bruisend van leven als een schilderij van Jan
Steen, wisselend als de melodieën van een pot
pourri, blinkend als de hemel van een stoom-
caroussel. 's Winters, wanneer de ijscowagen-
tjes vervangen worden door de oliebollenkra-
men en een smeuige damp onder de tentjes
hangt, vinden we hier van die prachtige ker-
missfeer uit den tijd, die goed en oud wordt
genoemd. Hier schreeuwt de Jordaner zich
heesch over de billijkheid van zijn negotie en
doet het hart van de Jordaansche zich te goed
aan de tientallen kramen met snuisterijen.
De Zondagsmarkt wordt thans gehouden
langs de geheele Uilenburgestraat, Oude
Schans en Houtkoopersburgwal, een gedeelte
van de Uilenburgersteeg, Jodenhouttuinen
vanaf de Uilenburgersteeg tot en met den
Zwanenburgwal tot aan de Joden Breestraat,
een zeer groote oppervlakte dus, die steeds
druk bezocht wordt en door ongeveer vier
honderdvijftig kooplieden bezet is. Ook met de
ontwikkeling van de Zondagsmarkt is niet
alles van een leien dakje gegaan.
Verdreven van de Breestraten naar de dwars
straten ontstond zij in de Joden Houttuinen,
de Uilenburgerstraat, Markensteeg en Zwanen
burgwal. Tot in 1886 een politieverordening ver
scheen, waarbij het venten in de wijken des
Zondags verboden werd, en door een razzia alle
kramen verdreven werden. Ook al wilde men
de straten, koste wat het koste, ontlasten, het
gelukte niet, door de vasthoudendheid der ven
ters. Tenslotte wonnen zij het pleit, en zoowel
kooplieden als publiek kwamen des Zondags
morgens in grooten getale, vooral toen na af
braak op Uilenburg een ruimer terrein verkre
gen werd.
Wat den aard der artikelen betreft, vertoont
deze markt veel overeenkomst met het Water
looplein, terwijl ook hier, evenals op het Amstel-
veld, vele standwerkers aangetroffen worden.
y
Typeerend voor de Jordaan is weer het par
ticuliere aalmarkt je, dat des Zondagmorgens
in loodsen aan de Lijnbaansgracht gehouden
wordt, en dat zich nog altijd in een druk en
vroolijk bezoek verheugen mag.
Het is ons niet mogelijk alle markten afzon
derlijk te beschrijven (bovendien spreken de
hierbij gereproduceerde foto's duidelijke taal),
maar speciale aandacht zullen we toch nog even
wijden aan de uit aesthetisch oogpunt be
zien zeer schoone groenten- en fruitmarkt,
aie op het oogenblik nog in de Marnixstraat
gehouden wordt, en waar, ook als alle kratten
zijn weggeruimd en alle voorraden weer in de
donkere beschutting der kelders zijn opgeslagen,
gedurende den dag steeds de geur van het
Westland blijft hangen.
Zoo tegen half vijf 's morgens in den win
ter is het dan nog aardedonker komen de
groentehandelaren met wagens en auto's over
de bonkige keien van de Marnixstraat rijden,
drinken er een bak koffie in een als een wacht
kamer voor fondspatiënten uitziende tent, en
gaan dan speurend rond door de veelkleurige
wereld van groente en fruit, die bij het schijn
sel van olielampen tegen de muren der huizen
ligt uitgespreid: bloemkoolen, rijk als bloe
sems, gekrulde andijvie als linten in meisjes
haar, edel Hollandsch lof met zilverglanzen,
uien blinkend als ijs in de zon, tomaten, frisch
als de roodgelakte handbal van een kind en
zakken spruiten, tot barstens toe volgestopt.
Daartusschen en daaroverheen begint het loven
en bieden, het laden en verladen. Wie hier in
deze dagen met de menschen gaat praten, krijgt
maar één antwoord: „dat de handel slecht is."
maar die zal ook zien, met hoeveel typisch-
Hollandsche wilskracht en verbetenheid tóch
gehandeld en tóch nog verdiend wordt. Warm
en rond springt hier aan den rand van den
nacht het „goeie morgen" van mond tot mond,
hartelijk zelfs, omdat de handel en het donker
de menschen samenbindt..
minmiminiminmimui
ami
Hoe dikwijls wij in ons leven den naam van
Pinksteren uitspreken, zullen we niet
trachten na te gaan, maar dat er onder
onze lezers nog wel zullen zijn, die dezen naam
ethymologisch niet thuis kunnen brengen, ne
men we natuurlijk aan. Daarom even de verkla
ring, dat de naam „Pinksteren" afkomstig is van
het Grieksche woord „Pentekonta", hetgeen
„vijftig" beteekent. Vroeger heette het Sinxen,
zooals trouwens de Vlamingen nog zeggen. Dit
woord is afgeleid van het Fransche „cinquème",
op zijn beurt weer afkomstig van het Latijnsche
„quinquagesima", waarmede bedoeld is de vijf
tigste dag na Paschen.
Paschen is het feest der vreugde en de dagen
die tusschen Paschen en Pinksteren vallen, zijn
van oudsher, ook in de Kerk, dagen van vreugde
geweest. Het .Alleluja" is er het symbool van.
Ook in de folklore vindt men den neerslag van
deze vreugde en in den loop der eeuwen hebben
kerkelijke en heidensche motieven zich ver
mengd zooals dat in de folklore vrijwel steeds en
overal is geschied. In vele gevallen kan men
nauwelijks nog den kerkelijken oorsprong der
Pinksterfeesten onderscheiden. Het toeval wil
dan ook dat het kerkelijk Pinksterfeest valt in
een periode van het jaar, dat de winter ver
dwijnt voor de zegevierende lente en deze wis
seling der seizoenen wordt sinds eeuwen door
de bevolking van vele streken gevierd. Zoo vie
len twee vieringen samen hetgeen vanzelf leidde
tot een inniger samensmelting dan anders het
geval zou kunnen zijn.
De vormen waarin het Pinksterfeest in de
folklore verschijnt, zijn zeer talrijk. Een van de
meest verbreide folkloristische uitingen in vele
dorpen is het feest van de Pinksterbloem, waar
mede bedoeld wordt het mooiste meisje uit het
dorp, dat met bloemen wordt getooid en als ko
ningin word rondgeleid. Zij wordt ook wel de
Pinksterbruid genoemd. Naast haar leeft ook
de „luilak", de jongen, die op Pinksterochtend,
of den dag vóór Pinksteren zich verslaapt en
niet tijdig op een afgesproken plaats aanwezig
kan zijn, met het gevolg, dat hij de andere
feestelingen moet tracteeren op koekjes of an
dere kleinere versnaperingen. Vroeger was men
minder vredelievend en trokken 's morgens reeds
groepen jongens door dorp of stad, met de be
doeling om tegen elkaar te vechten.
Bij de huldiging van de Pinksterbruid zijn de
liederen niet van de lucht, evenmin als bij het
hoonen van den „luilak". Op hem is van toe
passing het liedje:
Luilak, slaapzak,
Beddezak, kermispop,
Staat om negen uren op,
Ziedaar enkele accen
ten over de folkloristi
sche viering van het
Pinksterfeest, accenten,
die ieder jaar terug-ko
men en waaraan ook
ieder jaar wel even her
innerd wordt.
Dit jaar is er een bij
zondere reden om een
herdenking te vieren uit
de vaderlandsche ge
schiedenis. Het is n.l.
precies driehonderd jaar
geleden, dat de Span
jaarden onder Reque-
sens Pinkster vierden in
ons vaderland. Een pret
tige Pinkster was 't niet
voor den Spanjool. Nau
welijks had Requesens
in Antwerpen zijn vloot
uitgerust, die Zeeland
moest veroveren, of het
oproer onder de soldaten
brak uit. Boisot, de aan-
voeredr der Zeeuwen,
besloot op Pinksterdag
de vloot aan te vallen.
Zonder dat Requesens
het opmerkte, hadden
de Zeeuwen de twee
wachtschepen, die bui
ten Antwerpen voor an
ker lagen, weggehaald
en pas toen de Zeeuwen
de vloot zelf overvielen,
begonnen de Spanjaar
den te begrijpen, wat er
aan de hand was. De
helft van de vloot werd
vernietigd. Requesens
vluchtte, de admiraal
werd gevangen genomen
en het overige deel van
de vloot werd onschade-
lijk gemaakt.
De opstandige soldaten trokken verkleed, zin- j
gend en drinkend door de stad en vierden °P
hun manier Pinksteren. Plotseling hoorde men
het geschut over de stad bulderen en de fui-
vers werden in hun feestkleeren te wapen ge
roepen. In Oordam verzamelt Requesens zoo veel
mogelijk troepen, omdat van daaruit den door
tocht van de rivier geheel kon beheerschen. Boi
sot zag echter het gevaar, richtte zijn volledig
geschut op de schans van Oordam en vernietigde
daarmede iedere kans op succes bij den vij
and. Zoo werd de doorvaart gegarandeerd, met
het gevolg, dat we hierboven vermeldden.
De angst van Requesens was zoo groot geweest,
dat hij zijn geld en kostbaarheden aan boord
had laten brengen. Natuurlijk namen de Zeeu
wen dit in beslag en zoo kwamen zij beladen
met goud en zilver en voorzien van een groot
aantal buitgemaakte kanonnen in Vlissingen
aan.
De verbazing van de Spanjaarden kende geen
grenzen en zij begonnen dan ook aan verraad te
denken Zonder verraad was deze overrompe
lende aanval niet mogelijk geweest, meenden zij,
maar toch zou later blijken, dat hier van ver
raad geen sprake was geweest.
Op denzelfden dag trachtte de Spaansche
commandant Chevreaux zijn slag te slaan in
Noord-Holland. In de veronderstelling, dat de
i
bewoners van Wormer en andere dorpen in de
omgeving op eersten Pinksterdag wel lang zou
den slapen van de feestelijkheden van den vo-
rigen dag, trok hij in alle vroegte met een vendel
soldaten naar Wormer op. Maar op dat oogen
blik stonden een boer en een melkmeid in een
weide buiten het dorp, toen de meid aan den
horizont eenige beweging bespeurde. Zij waar
schuwde den baas, die onmiddellijk aan de
Spanjaarden dacht. Beiden liepen terug naar
Wormer en waarschuwden de magistraten, die
in allerijl een verdediging voorbereidden. Tal-
looze vrijwilligers stroomden toe en men wacht
te den vijand af. Eenige schuiten met soldaten
waren de rivier opgevaren en op een gegeven
oogenblik werden de Spanjaarden, zoowel van
voor als van achter, onder vuur genomen. On
der aanvoering van hopman Hettinga versloe
gen de Hollanders de Spanjolen, die een groot
aantal gesneuvelden achterlieten en in allerijl
de vlucht namen.
Ziedaar een tweetal feiten uit de vaderland
sche geschiedenis, overwaard gememoreerd te
worden op dezen Pinksterdag, die driehonderd
jaar later valt en gelukkig niet in oorlogsrumoer
behoeft gevierd te worden, al mogen we ons
niet ontveinzen, dat we nog altijd verkeeren te
midden van de verschrikkelijke gevolgen van
den grooten oorlog.
s Morgens om zeven uur zitten we in een der
oploopend geplaatste banken van het veiling
gebouw. De afslager heeft het potlood achter
zijn oor gestoken, zijn oogen knipperen 'n beetje
tegen het electrisch licht. Vooraan staat de
groote veilingklok. Allengs komen de eerste wa
gentjes met groente en aardappelen binnenrij
den. De koopers komen nu ook zitten, hun op
schrijfboekjes gereed voor het maken van aan-
teekeningen. Het doet me denken aan de col
legezaal van een universiteit, waar een ingewik
keld electrisch experiment zal worden gedaan.
Voor het gebouw staat een heel dennenbosch
van boerenkool, een heel veld vetgele savoye-
koolen en bergen dampende bieten. Aan de
hand van het volgende reglement tracht ik weg
wijs te worden in de techniek van het veilen,
dat reeds begonnen is:
„Alle producten worden voetstoots ver
kocht, zooals die voor en onder de veilin
gen gezien of niet gezien mochten zijn, zon
der eenige actie of refactie, hoe oox ge
naamd, dan alleen in die gevallen, waarbij
ten genoegen van een der exploitanten be
wezen kan worden, dat de producten (door
broeien of anderszins) niet beantwoorden
aan de verwachtingen, welke door kooper
billijkerwijze mogen worden gesteld."
Het wordt nu een helsch tumult. Het rad
van avontuur is gaan draaien, de lichten aan
het toestel vlammen telkens op, een zekere
heer Polak schijnt vier baaltjes drielingen te
hebben gekocht.
„Jongens, een beetje kwiek," roept de man
aan de handles, en steeds vlugger rijden de
wagentjes binnen. Je moet verdraaid uitgesla
pen zijn, of zooals de heer Polak me dat zegt:
„bij de pinken."
Het is, alsof heel de stad door een zee van
groenten overstroomd wordt, de aislager
schreeuwt als een wilde, daartusschendoor tel
kens nog de kwinkslagen der koopers beant
woordend.
Op de banken zitten ook de „afgevaardig
den" van de groote hotels, die het neusje van
den zalm: het zorgvuldig-verpakte buiten!and-
sche fruit en de speciaal-„gekoesterde" groente
opkoopen. Het is met die groente een raar
ding. Voor een paar uur stond ze nog te rijpen
en te glanzen onder het maanlicht, dat over de
warmoezerij-kassen van het Westland scheen,
nu wordt ze geveild, zoo aanstonds wordt ze in
kratten geborgen en op de hoofden der koo
pers in torenhooge stapels door de ontwakende
stad gedragen, om binnen enkele uren te ver
dwijnen in de potten der huisvrouwen en daar
na in de magen der hongerigen!
Er is wellicht geen grauwer vertrek in Am
sterdam dan de koffietent op het veilmgter-
rein. Het is grauwer dan het grauwste tooneel,
dat Bouber ooit op de planken van den Plan
tage-Schouwburg bouwde, grauwer dan de
wachtkamer van den politie-rechter, en grau
wer dan de slaapzaal bij „Hulp voor Onbehuis-
den". De dakloozen, die een groot deel van den
nacht hebben doorgebracht op de banken van
het Vondelpark, zijn met den dauw in hun klee-
ren hierheen gekomen, knijpen hun wateroogen
toe voor de hitte van 'n potkacheltje, en snuiven
begeerig den reuk van de koffie, die de han
delaren smakkende drinken. Op den vloer is
het frissche zand vuilgeloopen en staan verlo
ren de klompen van een „vrachtjesrijder", die
naar zijn zwerenden, met een smoezeligen lap
omwonden duimtop, waarop hij gisteren een
krat kreeg, zit te kijken. Een beweeglijk gros
sier doopt beschuiten in de vette melkchocolade,
en vraagt naar het ochtendblad in verband
met de een of andere contingenteering. Door
de bij tusschenpoozen openwaaiende klepdeur
dringt de geur van de groente en het fruit en
komt de treurzieke muziek van een harmonica
speler, die hier op de markt oud geworden is.
Tegen het ochtendgloren begint de handel te
verloopen. De straat lijkt een ontredderde
soupertafel, waarop de armen van deze wijk
weldra komen zoeken....
Wat zou Amsterdam zijn zonder zijn mark
ten? Men zou evengoed kunnen vragen, wat is
Haarlem zonder bloemen, Alkmaar zonder kaas
of Den Haag zonder ambtenaren? De markten
kloppen in het hart van de stad en ze zullen
dit blijven doen van geslacht tot geslacht: bont
en pralend, rumoerig en schuimend, een beetje
bitter af èn toe, maar daarom niet minder
levend.
De acht Lama-tempels, die rond het bekende
zomerpaleis staan, gebouwen van groote his
torische waarde, in het Verre Oosten, zullen
geheel gerestaureerd worden, volgens een be
sluit van de regeering van Mandsjoekwo.
Hiervoor is een bedrag van 60.000 pond be
schikbaar gesteld nadat deskundigen bij de
regeering een rapport hadden ingediend dat in
dien de tempels zoo langer aan de elementen
zouden worden blootgesteld, zü spoedig tot
ruïnes ineen zouden storten.
De beroemde tempel van Confucius verkeert
in een zeer slechten toestand, en het provin
ciale bestuur van Jehol heeft hiervoor een
speciaal bedrag van 2.000 pond uitgetrokken.
Deze tempel, gebouwd onder de Tsjing-
dynastie, is de oudste in Mandsjoerije,
Heden is het honderd jaar geleden, dat de
Fransche markies Lafayette, een der vrij
heidshelden van de Vereenigde Staten
van Amerika, is overleden.
Lafayette, of om hem met vollen naam te
noemen: Marie Joseph Paul Yves Roch Gilbert
du Motier markies van Lafayette, werd in 1757
op het kasteel van Chavaniac in Auvergne ge
boren. Toen hij dertien jaar oud was, stierf zijn
vader en zoo kreeg de jonge Lafayette een flink
fortuin in handen. Nauwelijks zestien jaar oud
huwde hij, en nadat hij dienst genomen had bij
de garde, kwam het bericht, dat de Vereenigde
Staten hun onafhankelijkheid proclameerden en
dit maakte op den jongen markies een grooten
indruk. Hij zocht zich met de leiders van den
vrijheidsoorlog in verbinding te stellen en kreeg
contact met vertegenwoordigers in Parijs. Het
duurde niet lang, of Lafayette werd benoemd tot
generaal-majoor in het Amerikaansche vrij-
heidsleger. Hij ondervond echter tegenwerking
van den koning, die kennis had gekregen van
de groote verliezen der Amerikaansche strij
ders. Maar Lafayette wilde doorzetten en bijna
was zijn plan gelukt, toen hij in Bordeaux werd
gearresteerd, vermoedelijk door toedoen van de
Engelschen. Hij wist echter te ontvluchten en
bereikte over Spanje het schip, dat hem naar
Amerika bracht. Hij was toen nog slechts ne
gentien jaar oud en achtte zich eigenlijk te jong
voor een zoo gewichtigen post als generaal-ma
joor. Hij deed dus het voorstel om als eenvou
dig vrijwilliger in dienst te treden, doch zijn er
kende gaven deden het congres besluiten om
hem op zijn hoogen post te handhaven. Het
duurde niet lang of Lafayette ontmoette
Washington met wien hij een vriendschap voor
het leven sloot.
Na zijn eersten dag, waarin hij gewond werd,
kreeg hij het commando over een divisie, spoe
dig daarna moest hij bij Barren Hill terugtrek
ken met zijn troepen, doch hij deed dit zoo stra
tegisch, dat zijn krijgstalent in dezen terug
tocht wellicht beter tot zijn recht kwam dan in
een overwinning mogelijk ware geweest.
Men kent den afloop vrn den krijg: de Ame
rikanen bevochten hun zelfstandigheid en toen
Lafayette in zijn vaderland terugkeerde, werd hij
als een held gehuldigd. Niet alleen werd hij
geestdriftig verwelkomd, maar bovendien be
noemde men hem tot kolonel in het leger.
In 1784 trok hij opnieuw naar Amerika, waar
hij eenigen tijd als gast van het Amerikaansche
volk verbleef. Terug in Frankrijk werd hij een
van de leiders der revolutie en na de bestorming
der Bastille werd hij onder groote geestdrift tot
kolonel van de Nationale Garde uitgeroepen. Dit
alles belette hem echter niet om voorstander te
zijn van het koningschap met het gevolg, dat in
een ommezien het aantal zijner vijanden dat
van zijn vrienden overtrof. Hü moest vluchten
en jarenlang buiten Frankrijk verblijven, waar
het leven hem niet prettiger werd gemaakt, ge
zien het feit, dat hij het grootste gedeelte van
zijn ballingschap in de gevangenis moest door
brengen.
In 1799 keerde hij terug als tegenstander van
Napoleon. Hij stemde tegen het permanente
consulaat van Bonaparte en later zelfs tegen
zijn keizerschap. Hiermede was ook deze periode
van zijn leven uitgespeeld. Hij ging voor de
derde maal naar Amerika en werd in triomf
ontvangen en bekleedde achtereenvolgens ver
schillende officieele functies. Onder andere ken
merkte zijn optreden zich door een ijverigen
strijd tegen de slavernij, vóór de godsdienst
vrijheid, vóór de vrijheid van de pers en vóór
een volksvertegenwoordiging. In dien tijd waren
ook de adellijke titels in Amerika aan de orde
en Lafayette schaarde zich aan de zijde der te
genstanders.
Tijdens de revolutie van 1830 leidde hij weder
om de Nationale Garde ten gunste van den
hertog van Orleans. Op den duur echter kon hij
het niet meer vinden met de politiek van
den Koning, zoodat ".lij naar het andere kamp
overging en republikein werd. Op 20 Mei 1834
overleed hij te Parijs.
De groote verdiensten van Lafayette bestaan
voornamelijk in zijn menschelijkheid, die hem
er toe bracht, te strijden voor de vrijheid van
den mensch. Zijn strijd voor de afschaffing van
den slavenhandel kwam voort uit eenzelfde ge
voel als zijn sympathie met Amerika's strijd voor
de onafhankelijkheid, evenals zijn partijkiezen
voor de Fransche revolutie.
Een krachtige figuur is Lafayette niet geweest
in dien zin, dat hij een groot en krachtig leider
was. Hij was evenals vele veldheeren meer door
dapperheid en inzicht een voorbeeld dan door
groote en opvallende daden. Als krijgsman be
zat hij, zooals we trouwens in zijn levensbeschrij
ving zagen, brillante gaven, die zich reeds zeer
vroeg toonden. Ingrijpende vernieuwingen heeft
hü, noch in de krijgskunst, noch anderszins ge
bracht. Zijn voornaamste rol was en zal altijd
blijven de rol die hij gespeeld heeft in den
Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Zoolang zijn
naam in de geschiedenis zal leven, zal hij dan
ook, niet alleen in Amerika, maar ver daarbui
ten, verbonden blijven aan den strijd, die de
Yankees met zoo'n succes om hun vrijheid heb
ben gestreden.
Frankrijk heeft besloten alle landen ter
wereld uit te noodigen om deel te nemen aan
de groote Internationale tentoonstelling, die in
1937 te Parijs zal worden gehouden.
De kosten van deze tentoonstelling worden
op ruim 300 millioen francs geschat.
De regeering en de stad Parijs zijn overeen
gekomen een loterij voor 700 millioen francs
te organiseeren waarvan 275 millioen zal wor
den gebruikt om de tentoonstelling te subsi
dieeren, terwijl het restant door den staat zal
worden verstrekt.
De tentoonstellingsgebouwen zullen worden
opgericht aan beide oevers van de Seine van de
Invalides tot het Trocadero, waarbij ook ge
bruik zal worden gemaakt van de tuinen rond
den Eiffeltoren.
Verscheidene bestaande gebouwen zullen wor
den afgebroken om plaats te maken voor de
nieuwe tentoonstellingspaleizen, die een perma
nent karakter zullen hebben.
Eenige millioenen zullen voorts worden be
steed voor het aankoopen van den grond voor
de nieuwe gebouwen, terwijl voorts een belang
rijk bedrag zal worden besteed aan het ver-
breeden van de Pont D'Inca over de Seine, die
de twee deelen der tentoonstelling verbindt.