Amsterdamsche markten, vroeger en thans 4 JÉ De vrijheidsheld Lafayette HET FEEST VAN PINKSTEREN In aard en wezen nog steeds gelijk i. EEN WOELIGE DROOM ZONDAG 20 MEI 1934 Zóó kende hen geslacht na geslacht DE „PINKSTERBLOM" Oorlog en folklore Lama-Tempel» in Jehol Negentienjarig generaal Wereldtentoonstelling te Parijs in 1937? Bont en pralend, rumoerig en schuimend, een beetje bitter af en toe, maar daarom niet minder levend Marktgangen In de Jordaan Zondagsmarkt Zijn naam voor altijd verbonden aan den Amerikaanschen vrijheidsoorlog Nieuwmarkt en Waaggebouw te Amsterdam Half vijf 's morgens 5De kleurige Noordermarkt in de Wester straat te Amsterdam voor het front der 'Jordaan en de oud-geworden muren der Noorderkerk Pinksterherinneringen uit de va- derlandsche geschiedenis De Pinksterblomnaar een schilderij van Dusart De „collegezaal" In de kof f iet ent IIIIIIIIIIIIIIIIIII|||||||||||||||||||i|||||||||||||||||||||||||||||||||||[||||||||l|||||||||||||||||||||||||||||||!l|j|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||!ll|||||li||I|||||||i|Ill|||||||||||||||||||||!|||||||||||||i|||I|||||||i||||||||||||||illlllllllllll!l||||||||||| Gij allen, die den middelbaren leeftijd voorbij süt en aan wier slapen reeds het peper en Sout zilverig gaat glanzen, zult door dit praatje met plaatjes onweerstaanbaar teruggevoerd borden naar de zalige dagen, toen gij tusschen Öe kramen en pierementen van de markten Uwer stad zorgeloos de reuken ademdet van epekbokking en panharing, van konijnenhokken en vogel-faekali n, toen gij minstens evenveel eerbied had voor den zwartgejasten kwakzalver Ms voor uw vader, w'iens handen vaak jeukten, omdat gij, terwijl het middageten stond aan te branden, gevangen waart in de clownerieën Van den een of anderen standwerker. Vooral de rasechte Amsterdammer, groot- geworden bij het „massel en broche" der koop lieden en handelaren, en bovenal hij, die ge boren en getogen is in het prachtige oud-Am sterdam, zal in de markten iets gevonden heb ben van den woeligen droom, van waaruit Jan Steen schilderde en Bredero dichtte. Voor bijna elk mensch heeft de Zaterdag avond een eigen beteekenis. Op welke wijze dan ook bewust of onbewust gevoelt hij iets als een voorbereiding tot den Zondag. In Amsterdam trekt het volk óf naar de markten óf naar de bioscopen, na afloop waarvan het sich neervlijt tusschen de polsterschotten der lawaaiige café's: in beide gevallen met het gelukkige vooruitzicht van een rustdag. Wie als kind eenmaal de emotie der Zaterdagavondsche markten heeft ondergaan, zal zeker éénmaal in zijn leven wanneer hij zich het onophoude lijk geroep der handelaren, en het spel van licht en schaduw over bedrijvige handen her innert teruggevoerd wtorden naar de bonte en rumoerige tafereelen voor en achter de kra men. Wij willen hier iets vertellen over de Am sterdamsche markten van vroeger en nu, die ook in sociaal opzicht een belangrijke rol in de gemeentelijke huishouding spelen, (meer dan elfduizend menschen verdienen hier met den straathandel hun brood, en menige pagina van het gemeenteblad is aan hun bestaan gewijd). Al hebben omvang en vorm der markten ïh den loop der tijden een aanmerkelijke wijziging ondergaan, in aard en wezen zijn ze elkaar te geheel Nederland nog steeds gelijk. Ook tegenwoordig, door crisis en werkloosheid ver sterkt, zien we het verschijnsel, dat een aantal Venters, die voorheen een bepaalde wijk of de Beheele stad afliepen, zich nederzetten op een bepaald punt, waar de klandisie blijkbaar het bloeiendste is, en waardoor dan een nieuwe markt ontstaat, welke wanneer eenigszins mogelijk al gauw de goedkeuring van de po- litie-autoriteiten verkrijgt. Ook de wijze van verkoop op de verschillende markten is in den loop der tijden niet veel ver anderd, al ging het er vroeger misschien vroo- hiker, luchthartiger, snaakscher toe. Was vroe- ger het zingen van een lied bij het aanprijzen der waren regel, tegenwoordig is meer het Prijs-vermelden, de voordeeligheid enz. de psy chologische factor, die den toeschouwer tot koo- Per moet maken. In de Amsterdamsche bladen hit de negentiger jaren kan men menig liedje aangehaald vinden, dat op de markten „gezon gen" werd. Zeer bekend is het lied van de Noordermarkt, dateerend uit 1897: ..Ik heb fijrte Mechelsche kanten, Echte en valsche diamanten, Kokoszeep en Hollewaaypillen, Lorgnetten en blauwe brillen. Ganzeborden, soldatenpetten, Stolpen, om wat moois er onder te zetten. Eau de cologne, blank en helder, Enveloppen van Van Gelder. Mooie platen, oude boeken, Kienglazen en omslagdoeken. Sequah's prairiebloemen en violenstroop, Koop burgers en buitenlui, koopt, koopt, koopt. Een ander bekend lied, eveneens dateerend hit de negentiger jaren, heeft zijn ontstaan te danken aan den strijd, die in die dagen tus schen handelaren en gemeentebestuur gevoerd werd. De overheid had de kooplieden van de Nieuwmarkt verdreven naar het Waterlooplein, waar hun handel sterk terugliep, omdat het koopend publiek te zeer met het marktleven op de Nieuwmarkt vertrouwd was geraakt. Kleine relletjes waren hier en daar het gevolg, de rubriek „Ingezonden Stukken" in de dagbla den kon de copy niet meer bergen, deputaties werden afgezonden. En toen al deze maatrege len niet hielpen, maakte men een lied, dat men den bekenden straatzanger Meyer de Boer, bij genaamd „de Sterrekoeker" overal liet zingen, en dat tot schlager werd in de toendertijd op gevoerde revue: „De Doofpot". Het luidde als volgt: De gemeenteraad heeft besloten, Dat je moet naar 't Waterlooplein. Zoowel de kleinen als de grooten, Gedoemd zijn daar te zijn. Maar nu vraag ik: is 't geen schande, Te komen aan zijn brood. Wat zeg jij, wat zeg jij, wat zeg jij, Neen wij willen niet, En wij kunnen niet, Wij moeten toch naar 't Waterlooplein. Neen wij willen niet, Neen wij kunnen niet, Wij willen graag op de Nieuvftnarkt zijn. Op de Nieuwmarkt hadden wij variatie, Daar willen de menschen graag zijn En stalden wij uit met zeer veel statie, Om spoedig aan centen te zijn. Maar nu vraag ik: is 't geen schande, Te komen aan zijn brood. Wil je dit, wil je dat, wil je 't zoo? Neen, dat doen wij niet, Dat begrijp ik niet. Van zoo'n verplaatsing heb ik nooit gehoord Neen, vtj willen niet, Anders kunnen wij niet. Onze handel wordt steeds meer gestoord. Tenslotte hebben de kooplieden dan ook hun zin gekregen. Maandag 30 Januari 1893 woei er een feest van overwinningsvlaggen op de Nieuwmarkt.... Vooral in de Jordaan en in de Jodenbuurt de eenigste plek in ons land, waar des Zondags een markt wordt gehouden nemen de kra men een noodzakelijke plaats in het Amster damsche leven en in het beeld van de stad in. Elk rechtgeaard Jordaner is duivenmelker, lid van een vischcollege, hartstochtelijk klaver jasser en liefhebber van boksen, wielrennen en haring. In de Jordaan worden dan ook op één dag meer haringen verkocht, dan in het Museumkwartier gedurende het geheele jaar. Maar bovenal is de Jordaner marktbezoeker. 's Zaterdagsmiddags gaat hij óf op vischvisite, of naar de duiven- en lattenmarkt bij de Noorderkerk. De duiven- en lattenmarkt zou een episode uit een volksverhaal kunnen zijn, waarvan grootvaders met weemoedigen stem vertellen in het kinderuur. Het zonlicht, door het bla derendak der iepenboomen ondervangen, too- vert over het goudeneeuwsche plein glanzen van mozaïek. Voor de grijze muren der Noor- dermarkt komen de handelaars met hun waren. De koster is ingedut in zijn rood-trijpen leunstoel, zijn vrouw spelt de groote letters van den Bijbel, en de jjoes spint achter het theelichtje. Aan twee kanten wordt het plein ingesloten door de oude schouder aan schouder leunende huizen. Langs de gevels breekt een helder licht, dat vuurrood over de geraniums vloeit en de dartele kanaries tot een liedje aanzet. In de koelte onder de boomen begint dan de markt. De koop en verkoop van duiven, die in mandjes tusschen afval en stroo op straat staan. Een „plat-houer" koopt zich geen kat in den zak. Scherp bekijkt hij de angstig-geknepen oogen van duiven en doffers en inspecteert hij de vlerken. In handwagens zitten Jonge konij nen op een plekje in de zon, tusschen oud roest loopen kippen en eenden. Tegen het hek van de kerk liggen stapels latten. Iedere Jordaner houdt van knutselen. Hij betast het hout met eendere gevoeligheid als waarmee zijn vrouw nu op de Markt aan de Lindengracht de kwaliteit van hemden en broeken keurt. Tusschen het volk gaat zoekend een jongen met een duivenmandje. Het klepje is al een paar maal geopend voor een graaiende hand, die een duif er uit haalde, maar het dier is steeds, als te laag getaxeerd, teruggezet in de donkerte tusschen het stroo. Naast de zakken met hennep en lijnzaak blijft hij staan, waar hij aandachtig kijkt naar het afwegen van het voeder. Als de baas hem vraagt, wat er wezen moet, loopt hij zwijgend door. Diep onder het goud-vlammende haantje van de Noorderkerk, temidden van het bedrijvige volk en verhandelde dieren gaat zoekend een jon gen met een duivenmandje en een bijtend ver driet. Als een Jordaner zijn laatste duif ver koopt heeft hij niets meer om naar het pand huis te brengen. De markt op de Lindengracht is rumoeriger: bruisend van leven als een schilderij van Jan Steen, wisselend als de melodieën van een pot pourri, blinkend als de hemel van een stoom- caroussel. 's Winters, wanneer de ijscowagen- tjes vervangen worden door de oliebollenkra- men en een smeuige damp onder de tentjes hangt, vinden we hier van die prachtige ker- missfeer uit den tijd, die goed en oud wordt genoemd. Hier schreeuwt de Jordaner zich heesch over de billijkheid van zijn negotie en doet het hart van de Jordaansche zich te goed aan de tientallen kramen met snuisterijen. De Zondagsmarkt wordt thans gehouden langs de geheele Uilenburgestraat, Oude Schans en Houtkoopersburgwal, een gedeelte van de Uilenburgersteeg, Jodenhouttuinen vanaf de Uilenburgersteeg tot en met den Zwanenburgwal tot aan de Joden Breestraat, een zeer groote oppervlakte dus, die steeds druk bezocht wordt en door ongeveer vier honderdvijftig kooplieden bezet is. Ook met de ontwikkeling van de Zondagsmarkt is niet alles van een leien dakje gegaan. Verdreven van de Breestraten naar de dwars straten ontstond zij in de Joden Houttuinen, de Uilenburgerstraat, Markensteeg en Zwanen burgwal. Tot in 1886 een politieverordening ver scheen, waarbij het venten in de wijken des Zondags verboden werd, en door een razzia alle kramen verdreven werden. Ook al wilde men de straten, koste wat het koste, ontlasten, het gelukte niet, door de vasthoudendheid der ven ters. Tenslotte wonnen zij het pleit, en zoowel kooplieden als publiek kwamen des Zondags morgens in grooten getale, vooral toen na af braak op Uilenburg een ruimer terrein verkre gen werd. Wat den aard der artikelen betreft, vertoont deze markt veel overeenkomst met het Water looplein, terwijl ook hier, evenals op het Amstel- veld, vele standwerkers aangetroffen worden. y Typeerend voor de Jordaan is weer het par ticuliere aalmarkt je, dat des Zondagmorgens in loodsen aan de Lijnbaansgracht gehouden wordt, en dat zich nog altijd in een druk en vroolijk bezoek verheugen mag. Het is ons niet mogelijk alle markten afzon derlijk te beschrijven (bovendien spreken de hierbij gereproduceerde foto's duidelijke taal), maar speciale aandacht zullen we toch nog even wijden aan de uit aesthetisch oogpunt be zien zeer schoone groenten- en fruitmarkt, aie op het oogenblik nog in de Marnixstraat gehouden wordt, en waar, ook als alle kratten zijn weggeruimd en alle voorraden weer in de donkere beschutting der kelders zijn opgeslagen, gedurende den dag steeds de geur van het Westland blijft hangen. Zoo tegen half vijf 's morgens in den win ter is het dan nog aardedonker komen de groentehandelaren met wagens en auto's over de bonkige keien van de Marnixstraat rijden, drinken er een bak koffie in een als een wacht kamer voor fondspatiënten uitziende tent, en gaan dan speurend rond door de veelkleurige wereld van groente en fruit, die bij het schijn sel van olielampen tegen de muren der huizen ligt uitgespreid: bloemkoolen, rijk als bloe sems, gekrulde andijvie als linten in meisjes haar, edel Hollandsch lof met zilverglanzen, uien blinkend als ijs in de zon, tomaten, frisch als de roodgelakte handbal van een kind en zakken spruiten, tot barstens toe volgestopt. Daartusschen en daaroverheen begint het loven en bieden, het laden en verladen. Wie hier in deze dagen met de menschen gaat praten, krijgt maar één antwoord: „dat de handel slecht is." maar die zal ook zien, met hoeveel typisch- Hollandsche wilskracht en verbetenheid tóch gehandeld en tóch nog verdiend wordt. Warm en rond springt hier aan den rand van den nacht het „goeie morgen" van mond tot mond, hartelijk zelfs, omdat de handel en het donker de menschen samenbindt.. minmiminiminmimui ami Hoe dikwijls wij in ons leven den naam van Pinksteren uitspreken, zullen we niet trachten na te gaan, maar dat er onder onze lezers nog wel zullen zijn, die dezen naam ethymologisch niet thuis kunnen brengen, ne men we natuurlijk aan. Daarom even de verkla ring, dat de naam „Pinksteren" afkomstig is van het Grieksche woord „Pentekonta", hetgeen „vijftig" beteekent. Vroeger heette het Sinxen, zooals trouwens de Vlamingen nog zeggen. Dit woord is afgeleid van het Fransche „cinquème", op zijn beurt weer afkomstig van het Latijnsche „quinquagesima", waarmede bedoeld is de vijf tigste dag na Paschen. Paschen is het feest der vreugde en de dagen die tusschen Paschen en Pinksteren vallen, zijn van oudsher, ook in de Kerk, dagen van vreugde geweest. Het .Alleluja" is er het symbool van. Ook in de folklore vindt men den neerslag van deze vreugde en in den loop der eeuwen hebben kerkelijke en heidensche motieven zich ver mengd zooals dat in de folklore vrijwel steeds en overal is geschied. In vele gevallen kan men nauwelijks nog den kerkelijken oorsprong der Pinksterfeesten onderscheiden. Het toeval wil dan ook dat het kerkelijk Pinksterfeest valt in een periode van het jaar, dat de winter ver dwijnt voor de zegevierende lente en deze wis seling der seizoenen wordt sinds eeuwen door de bevolking van vele streken gevierd. Zoo vie len twee vieringen samen hetgeen vanzelf leidde tot een inniger samensmelting dan anders het geval zou kunnen zijn. De vormen waarin het Pinksterfeest in de folklore verschijnt, zijn zeer talrijk. Een van de meest verbreide folkloristische uitingen in vele dorpen is het feest van de Pinksterbloem, waar mede bedoeld wordt het mooiste meisje uit het dorp, dat met bloemen wordt getooid en als ko ningin word rondgeleid. Zij wordt ook wel de Pinksterbruid genoemd. Naast haar leeft ook de „luilak", de jongen, die op Pinksterochtend, of den dag vóór Pinksteren zich verslaapt en niet tijdig op een afgesproken plaats aanwezig kan zijn, met het gevolg, dat hij de andere feestelingen moet tracteeren op koekjes of an dere kleinere versnaperingen. Vroeger was men minder vredelievend en trokken 's morgens reeds groepen jongens door dorp of stad, met de be doeling om tegen elkaar te vechten. Bij de huldiging van de Pinksterbruid zijn de liederen niet van de lucht, evenmin als bij het hoonen van den „luilak". Op hem is van toe passing het liedje: Luilak, slaapzak, Beddezak, kermispop, Staat om negen uren op, Ziedaar enkele accen ten over de folkloristi sche viering van het Pinksterfeest, accenten, die ieder jaar terug-ko men en waaraan ook ieder jaar wel even her innerd wordt. Dit jaar is er een bij zondere reden om een herdenking te vieren uit de vaderlandsche ge schiedenis. Het is n.l. precies driehonderd jaar geleden, dat de Span jaarden onder Reque- sens Pinkster vierden in ons vaderland. Een pret tige Pinkster was 't niet voor den Spanjool. Nau welijks had Requesens in Antwerpen zijn vloot uitgerust, die Zeeland moest veroveren, of het oproer onder de soldaten brak uit. Boisot, de aan- voeredr der Zeeuwen, besloot op Pinksterdag de vloot aan te vallen. Zonder dat Requesens het opmerkte, hadden de Zeeuwen de twee wachtschepen, die bui ten Antwerpen voor an ker lagen, weggehaald en pas toen de Zeeuwen de vloot zelf overvielen, begonnen de Spanjaar den te begrijpen, wat er aan de hand was. De helft van de vloot werd vernietigd. Requesens vluchtte, de admiraal werd gevangen genomen en het overige deel van de vloot werd onschade- lijk gemaakt. De opstandige soldaten trokken verkleed, zin- j gend en drinkend door de stad en vierden °P hun manier Pinksteren. Plotseling hoorde men het geschut over de stad bulderen en de fui- vers werden in hun feestkleeren te wapen ge roepen. In Oordam verzamelt Requesens zoo veel mogelijk troepen, omdat van daaruit den door tocht van de rivier geheel kon beheerschen. Boi sot zag echter het gevaar, richtte zijn volledig geschut op de schans van Oordam en vernietigde daarmede iedere kans op succes bij den vij and. Zoo werd de doorvaart gegarandeerd, met het gevolg, dat we hierboven vermeldden. De angst van Requesens was zoo groot geweest, dat hij zijn geld en kostbaarheden aan boord had laten brengen. Natuurlijk namen de Zeeu wen dit in beslag en zoo kwamen zij beladen met goud en zilver en voorzien van een groot aantal buitgemaakte kanonnen in Vlissingen aan. De verbazing van de Spanjaarden kende geen grenzen en zij begonnen dan ook aan verraad te denken Zonder verraad was deze overrompe lende aanval niet mogelijk geweest, meenden zij, maar toch zou later blijken, dat hier van ver raad geen sprake was geweest. Op denzelfden dag trachtte de Spaansche commandant Chevreaux zijn slag te slaan in Noord-Holland. In de veronderstelling, dat de i bewoners van Wormer en andere dorpen in de omgeving op eersten Pinksterdag wel lang zou den slapen van de feestelijkheden van den vo- rigen dag, trok hij in alle vroegte met een vendel soldaten naar Wormer op. Maar op dat oogen blik stonden een boer en een melkmeid in een weide buiten het dorp, toen de meid aan den horizont eenige beweging bespeurde. Zij waar schuwde den baas, die onmiddellijk aan de Spanjaarden dacht. Beiden liepen terug naar Wormer en waarschuwden de magistraten, die in allerijl een verdediging voorbereidden. Tal- looze vrijwilligers stroomden toe en men wacht te den vijand af. Eenige schuiten met soldaten waren de rivier opgevaren en op een gegeven oogenblik werden de Spanjaarden, zoowel van voor als van achter, onder vuur genomen. On der aanvoering van hopman Hettinga versloe gen de Hollanders de Spanjolen, die een groot aantal gesneuvelden achterlieten en in allerijl de vlucht namen. Ziedaar een tweetal feiten uit de vaderland sche geschiedenis, overwaard gememoreerd te worden op dezen Pinksterdag, die driehonderd jaar later valt en gelukkig niet in oorlogsrumoer behoeft gevierd te worden, al mogen we ons niet ontveinzen, dat we nog altijd verkeeren te midden van de verschrikkelijke gevolgen van den grooten oorlog. s Morgens om zeven uur zitten we in een der oploopend geplaatste banken van het veiling gebouw. De afslager heeft het potlood achter zijn oor gestoken, zijn oogen knipperen 'n beetje tegen het electrisch licht. Vooraan staat de groote veilingklok. Allengs komen de eerste wa gentjes met groente en aardappelen binnenrij den. De koopers komen nu ook zitten, hun op schrijfboekjes gereed voor het maken van aan- teekeningen. Het doet me denken aan de col legezaal van een universiteit, waar een ingewik keld electrisch experiment zal worden gedaan. Voor het gebouw staat een heel dennenbosch van boerenkool, een heel veld vetgele savoye- koolen en bergen dampende bieten. Aan de hand van het volgende reglement tracht ik weg wijs te worden in de techniek van het veilen, dat reeds begonnen is: „Alle producten worden voetstoots ver kocht, zooals die voor en onder de veilin gen gezien of niet gezien mochten zijn, zon der eenige actie of refactie, hoe oox ge naamd, dan alleen in die gevallen, waarbij ten genoegen van een der exploitanten be wezen kan worden, dat de producten (door broeien of anderszins) niet beantwoorden aan de verwachtingen, welke door kooper billijkerwijze mogen worden gesteld." Het wordt nu een helsch tumult. Het rad van avontuur is gaan draaien, de lichten aan het toestel vlammen telkens op, een zekere heer Polak schijnt vier baaltjes drielingen te hebben gekocht. „Jongens, een beetje kwiek," roept de man aan de handles, en steeds vlugger rijden de wagentjes binnen. Je moet verdraaid uitgesla pen zijn, of zooals de heer Polak me dat zegt: „bij de pinken." Het is, alsof heel de stad door een zee van groenten overstroomd wordt, de aislager schreeuwt als een wilde, daartusschendoor tel kens nog de kwinkslagen der koopers beant woordend. Op de banken zitten ook de „afgevaardig den" van de groote hotels, die het neusje van den zalm: het zorgvuldig-verpakte buiten!and- sche fruit en de speciaal-„gekoesterde" groente opkoopen. Het is met die groente een raar ding. Voor een paar uur stond ze nog te rijpen en te glanzen onder het maanlicht, dat over de warmoezerij-kassen van het Westland scheen, nu wordt ze geveild, zoo aanstonds wordt ze in kratten geborgen en op de hoofden der koo pers in torenhooge stapels door de ontwakende stad gedragen, om binnen enkele uren te ver dwijnen in de potten der huisvrouwen en daar na in de magen der hongerigen! Er is wellicht geen grauwer vertrek in Am sterdam dan de koffietent op het veilmgter- rein. Het is grauwer dan het grauwste tooneel, dat Bouber ooit op de planken van den Plan tage-Schouwburg bouwde, grauwer dan de wachtkamer van den politie-rechter, en grau wer dan de slaapzaal bij „Hulp voor Onbehuis- den". De dakloozen, die een groot deel van den nacht hebben doorgebracht op de banken van het Vondelpark, zijn met den dauw in hun klee- ren hierheen gekomen, knijpen hun wateroogen toe voor de hitte van 'n potkacheltje, en snuiven begeerig den reuk van de koffie, die de han delaren smakkende drinken. Op den vloer is het frissche zand vuilgeloopen en staan verlo ren de klompen van een „vrachtjesrijder", die naar zijn zwerenden, met een smoezeligen lap omwonden duimtop, waarop hij gisteren een krat kreeg, zit te kijken. Een beweeglijk gros sier doopt beschuiten in de vette melkchocolade, en vraagt naar het ochtendblad in verband met de een of andere contingenteering. Door de bij tusschenpoozen openwaaiende klepdeur dringt de geur van de groente en het fruit en komt de treurzieke muziek van een harmonica speler, die hier op de markt oud geworden is. Tegen het ochtendgloren begint de handel te verloopen. De straat lijkt een ontredderde soupertafel, waarop de armen van deze wijk weldra komen zoeken.... Wat zou Amsterdam zijn zonder zijn mark ten? Men zou evengoed kunnen vragen, wat is Haarlem zonder bloemen, Alkmaar zonder kaas of Den Haag zonder ambtenaren? De markten kloppen in het hart van de stad en ze zullen dit blijven doen van geslacht tot geslacht: bont en pralend, rumoerig en schuimend, een beetje bitter af èn toe, maar daarom niet minder levend. De acht Lama-tempels, die rond het bekende zomerpaleis staan, gebouwen van groote his torische waarde, in het Verre Oosten, zullen geheel gerestaureerd worden, volgens een be sluit van de regeering van Mandsjoekwo. Hiervoor is een bedrag van 60.000 pond be schikbaar gesteld nadat deskundigen bij de regeering een rapport hadden ingediend dat in dien de tempels zoo langer aan de elementen zouden worden blootgesteld, zü spoedig tot ruïnes ineen zouden storten. De beroemde tempel van Confucius verkeert in een zeer slechten toestand, en het provin ciale bestuur van Jehol heeft hiervoor een speciaal bedrag van 2.000 pond uitgetrokken. Deze tempel, gebouwd onder de Tsjing- dynastie, is de oudste in Mandsjoerije, Heden is het honderd jaar geleden, dat de Fransche markies Lafayette, een der vrij heidshelden van de Vereenigde Staten van Amerika, is overleden. Lafayette, of om hem met vollen naam te noemen: Marie Joseph Paul Yves Roch Gilbert du Motier markies van Lafayette, werd in 1757 op het kasteel van Chavaniac in Auvergne ge boren. Toen hij dertien jaar oud was, stierf zijn vader en zoo kreeg de jonge Lafayette een flink fortuin in handen. Nauwelijks zestien jaar oud huwde hij, en nadat hij dienst genomen had bij de garde, kwam het bericht, dat de Vereenigde Staten hun onafhankelijkheid proclameerden en dit maakte op den jongen markies een grooten indruk. Hij zocht zich met de leiders van den vrijheidsoorlog in verbinding te stellen en kreeg contact met vertegenwoordigers in Parijs. Het duurde niet lang, of Lafayette werd benoemd tot generaal-majoor in het Amerikaansche vrij- heidsleger. Hij ondervond echter tegenwerking van den koning, die kennis had gekregen van de groote verliezen der Amerikaansche strij ders. Maar Lafayette wilde doorzetten en bijna was zijn plan gelukt, toen hij in Bordeaux werd gearresteerd, vermoedelijk door toedoen van de Engelschen. Hij wist echter te ontvluchten en bereikte over Spanje het schip, dat hem naar Amerika bracht. Hij was toen nog slechts ne gentien jaar oud en achtte zich eigenlijk te jong voor een zoo gewichtigen post als generaal-ma joor. Hij deed dus het voorstel om als eenvou dig vrijwilliger in dienst te treden, doch zijn er kende gaven deden het congres besluiten om hem op zijn hoogen post te handhaven. Het duurde niet lang of Lafayette ontmoette Washington met wien hij een vriendschap voor het leven sloot. Na zijn eersten dag, waarin hij gewond werd, kreeg hij het commando over een divisie, spoe dig daarna moest hij bij Barren Hill terugtrek ken met zijn troepen, doch hij deed dit zoo stra tegisch, dat zijn krijgstalent in dezen terug tocht wellicht beter tot zijn recht kwam dan in een overwinning mogelijk ware geweest. Men kent den afloop vrn den krijg: de Ame rikanen bevochten hun zelfstandigheid en toen Lafayette in zijn vaderland terugkeerde, werd hij als een held gehuldigd. Niet alleen werd hij geestdriftig verwelkomd, maar bovendien be noemde men hem tot kolonel in het leger. In 1784 trok hij opnieuw naar Amerika, waar hij eenigen tijd als gast van het Amerikaansche volk verbleef. Terug in Frankrijk werd hij een van de leiders der revolutie en na de bestorming der Bastille werd hij onder groote geestdrift tot kolonel van de Nationale Garde uitgeroepen. Dit alles belette hem echter niet om voorstander te zijn van het koningschap met het gevolg, dat in een ommezien het aantal zijner vijanden dat van zijn vrienden overtrof. Hü moest vluchten en jarenlang buiten Frankrijk verblijven, waar het leven hem niet prettiger werd gemaakt, ge zien het feit, dat hij het grootste gedeelte van zijn ballingschap in de gevangenis moest door brengen. In 1799 keerde hij terug als tegenstander van Napoleon. Hij stemde tegen het permanente consulaat van Bonaparte en later zelfs tegen zijn keizerschap. Hiermede was ook deze periode van zijn leven uitgespeeld. Hij ging voor de derde maal naar Amerika en werd in triomf ontvangen en bekleedde achtereenvolgens ver schillende officieele functies. Onder andere ken merkte zijn optreden zich door een ijverigen strijd tegen de slavernij, vóór de godsdienst vrijheid, vóór de vrijheid van de pers en vóór een volksvertegenwoordiging. In dien tijd waren ook de adellijke titels in Amerika aan de orde en Lafayette schaarde zich aan de zijde der te genstanders. Tijdens de revolutie van 1830 leidde hij weder om de Nationale Garde ten gunste van den hertog van Orleans. Op den duur echter kon hij het niet meer vinden met de politiek van den Koning, zoodat ".lij naar het andere kamp overging en republikein werd. Op 20 Mei 1834 overleed hij te Parijs. De groote verdiensten van Lafayette bestaan voornamelijk in zijn menschelijkheid, die hem er toe bracht, te strijden voor de vrijheid van den mensch. Zijn strijd voor de afschaffing van den slavenhandel kwam voort uit eenzelfde ge voel als zijn sympathie met Amerika's strijd voor de onafhankelijkheid, evenals zijn partijkiezen voor de Fransche revolutie. Een krachtige figuur is Lafayette niet geweest in dien zin, dat hij een groot en krachtig leider was. Hij was evenals vele veldheeren meer door dapperheid en inzicht een voorbeeld dan door groote en opvallende daden. Als krijgsman be zat hij, zooals we trouwens in zijn levensbeschrij ving zagen, brillante gaven, die zich reeds zeer vroeg toonden. Ingrijpende vernieuwingen heeft hü, noch in de krijgskunst, noch anderszins ge bracht. Zijn voornaamste rol was en zal altijd blijven de rol die hij gespeeld heeft in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Zoolang zijn naam in de geschiedenis zal leven, zal hij dan ook, niet alleen in Amerika, maar ver daarbui ten, verbonden blijven aan den strijd, die de Yankees met zoo'n succes om hun vrijheid heb ben gestreden. Frankrijk heeft besloten alle landen ter wereld uit te noodigen om deel te nemen aan de groote Internationale tentoonstelling, die in 1937 te Parijs zal worden gehouden. De kosten van deze tentoonstelling worden op ruim 300 millioen francs geschat. De regeering en de stad Parijs zijn overeen gekomen een loterij voor 700 millioen francs te organiseeren waarvan 275 millioen zal wor den gebruikt om de tentoonstelling te subsi dieeren, terwijl het restant door den staat zal worden verstrekt. De tentoonstellingsgebouwen zullen worden opgericht aan beide oevers van de Seine van de Invalides tot het Trocadero, waarbij ook ge bruik zal worden gemaakt van de tuinen rond den Eiffeltoren. Verscheidene bestaande gebouwen zullen wor den afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe tentoonstellingspaleizen, die een perma nent karakter zullen hebben. Eenige millioenen zullen voorts worden be steed voor het aankoopen van den grond voor de nieuwe gebouwen, terwijl voorts een belang rijk bedrag zal worden besteed aan het ver- breeden van de Pont D'Inca over de Seine, die de twee deelen der tentoonstelling verbindt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9