Zijn Engelschen excentriek?
Met oetfiacU van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
EEN GEEST TE KOOP
GEVRAAGD
HET ERGSTE
Het Geheim van
het open Raam
DONDERDAG 24 MEI 1934
Geesten hebben in het maatschap
pelijke leven van Engeland
steeds een voorname
rol gespeeld
Merkwaardige adver
tentie
De naam op gevangenis
muren
W ordt de strijd in Arabië
hervat?
Chili vierhonderd jaar
staat
Als het gouvernement
met pasmunt betaalt
Si Het gestolen
met hun vrien- ClOCUnient
Een duiker in gevecht
met visschen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Het zijn, zoo ik mij niet vergis, vooral
Fransche schrijvers die het denkbeeld
ingang hebben doen vinden dat En
gelschen, meer dan eenig ander volk, tot ex
centriciteit geneigd zijn. Het is waar dat de
Britten, welke aan de fantasie dier schrijvers
ontsproten, van hevige excentriciteit niet vrij
te pleiten waren, maar..., zij leken dan ook
doorgaans in het geheel niet op Engelschen.
Jules Verne's onsterfelijke Philias Fog is het
klassieke model van den buitenissigen En-
gelschman, die zelfs met de meest verdraaide
karikatuur van een Engelschman niet de min
ste overeenkomst vertoont.
De Brit in Frankrijk lijkt excentriek omdat
hij buiten het Fransche kader valt. Hij is
steeds en overal dezelfde en streeft er volstrekt
niet naar in Frankrijk voor een Franschman,
in Duitschland voor een Duitscher en in
Egypte voor een Egyptenaar aangezien te wor
den. Zoo voel ik mij in Engeland excentriek,
omdat ik buiten het Engelsche kader val, maar
het zal niet in mij opkomen de Engelschen ex
centriek te noemen omdat zij buiten mijn ka
der vallen.
De hier wonende vreemdelingen zijn het in
hun beoordeeling van de Engelschen op één
punt treffend met elkaar eens, en wel hierover
dat men in dit land minder excentrieke men-
schen ziet dan waar ook op het continent. In
een half uur tijds kan men in een Amsterdam -
sche hoofdstraat of op een Parijschen boule
vard den blik laven aan meer „types" dan te
Londen in den loop van een heel jaar. In geen
land lijken de menschen, op het eerste gezicht,
meer op elkaar dan in Engeland. In geen land
is men er zoo afkeerig van zich door uiterlijk
of manieren van zijn medeburgers te onder
schelden. Zelfs officieren vertoonen zich. Duiten
den dienst, nimmer in uniform, en de eenige
verklaring hiervan is dat het niet als „gentle
manlike" geldt door zijn kleedij met andere
„gentlemen" te contrasteeren.
Deze nogal lange inleiding heeft ten doel u
onder het oog te brengen, dat er niets excen
trieks is in de advertentie, welke eenige dagen
geleden in de „Times" verscheen, en waarin
een heer offertes vroeg van een geest. Het lag
niet in zijn bedoeling een geest te koopen, of
ook maar te huren. Hij wilde er slechts een
zien. Wat hij verlangde was ,a good view of
a ghost".
Dus plaatste hij een advertentie in een zeer
voornaam dagblad, dat gelezen wordt in krin
gen, die zich de luxe van geesten permitteeren
kunnen. Wie „a good view" verlangt van een
optocht of ander openbaar schouwspel, adver
teert immers ook om een plaats aan een
Venster!
De gebeurtenissen der laatste jaren zijn oor
zaak dat vele houders van geesten, die een te
groot deel van hun kapitaal in rubber, btnnen-
landsche sporen of dubieuze buitenlandsche
leeningen gestoken hadden, best een deftige
bijverdienste gebruiken kunnen. De gelegen
heid om hun familiegeest productief te maken
door hem aan gegadigden te vertoonen. zal
dezen beklagenswaardigen slachtoffers der eco
nomische crisis dus zeker welkom zijn. en ik
veronderstel dat de ondernemende adverteerder
een groot aantal offertes ontvangen heeft. Hij
zal dan een rondreis kunnen maken van kasteel
tot kasteel om er de diverse geesten te bezich
tigen, en aldus wellicht het aanzijn geven aan
een nieuwen en veelbelovenden tak der Britsche
toeristen-industrie. Zooals men vroeger de kas-
teelen van Wales, de kathedralen van Enge
land, de meren van Cumberland en Westmore-
land „afdeed", zoo zal men in de naaste toe
komst de geesten van Groot Brittannlë kun
nen afreizen.
Er is een groote verscheidenheid van gees
ten, maar het meest „fashionable" is de astrale
heer, die ketenen om zijn enkels, een rapier
aan zijn zijde, en zijn hoofd in zijn handen
draagt, en van wlen aangenomen wordt dat
hij toen hij nog niet astraal was onthoofd
werd tijdens een der burger- of godsdienst
oorlogen. Maar er zijn ook tal van minder
notabele geesten, die tegen een matig tarief
ter bezichtiging gesteld zouden kunnen worden
en dus binnen het bereik zouden vallen van
den kleinen man.
Hierin is niets excentrieks. Geesten hebben
in het maatschappelijke leven van Engeland
steeds een zeer voorname rol gespeeld, en
excentriek is alleen de Brit die er niet in ge
looft en er niet een verlangt te zien.
Een rechercheur in New-York was het een
paar jaar geleden opgevallen, dat in eenige
Huizen van Bewaring de naam Fi op de mu
ren was gekrast. Hij trachtte dit raadsel op te
lossen, maar geen der gevangenen liet er een
woord over uit. Eenige maanden later viel de
politie een brief in handen, welke aan den
Japanner Fi geadresseerd was. Zij hield den
man in het oog, maar kon niets verdachts aan
hem vinden. Hij had in New-Yersey een klein
zaakje en nooit zag men hem met anderen.
Dezer dagen echter is de kleine Japanner bij
een inbraak in New-York ingerekend. Daar zijn
woning werd bewaakt, stond men voor het
raadsel hoe hij zijn huis had kunnen verlaten.
De Japanner vertelde, dat hij het nooit door
de huisdeur had verlaten, maar altijd over een
paar daken was geklauterd om aan dat toezicht
te ontkomen. De politie was het natuurlijk
te doen om de oplossing van het raadsel van
den naam Fi op de gevangenismuren. Eerst
wilde Fi daar niet op ingaan, maar hij heeft
ten slotte over zijn doen en laten inlichtingen
verstrekt. Volgens hem financierde hij geheel,
zonder eenig eigenbelang alle gevangenen, die
zich een behoorlijk bestaan wilden verwerven.
Fi vervalschte passen, verschafte den men
schen reisgeld door zijn eigen inbraken en was
zelfs tusschenpersoon in hun zaken, b.v. als
zij een stuk grond wilden aankoopen. Velen
der geredden stuurden hem telkens geld om
hun dankbaarheid te betuigen. Maar ook dit
geld gebruikte hij weer voor de vrijgekome-
nen. Dit verhaal klinkt zeer onwaarschijnlijk,
maar een huiszoeking heeft het bevestigd. Met
de geheimzinnige letters Fi deelden de ge
straften elkaar mee, waar zij zich na hun ont
slag zouden vervoegen. Fi was voor hen een
weldoener en wie hem noodig had, zocht hem
op....
CAIRO, 23 Mei. (Reuter.) De termijn van den
wapenstilstand in den Arabischen oorlog is den
21sten Mei verstreken. Men meent echter te
weten, dat het vredesverdrag den 22sten Mei is
geteekend. Daar Ibn Saoed echter niet gelooft,
dat de Iman van Yemen de vredesvoorwaarden
ten uitvoer zal brengen, heeft hij zijn zoons
opdracht gegeven de vijandelijkheden den
24sten Mei te hervatten als de Iman niet aan
zijn verplichtingen voldoet.
Op den tweeden Pinksterdag bestond Chili
vierhonderd jaar als zelfstandige staat, het
geen beteekent vierhonderd jaar van revolutie
en oorlog, onderbroken door korte tusschen-
poozen van rust en vrede.
Grenzend aan het groote riik der machtige
Inca's van Peru, droeg het land reeds in de
vijftiende eeuw den naam Chili. De Inca's, ver
langend naar uitbreiding van hun gebied, vie
len de Chilenen aan en trachtten het land te
veroveren. Dit lukte echter slechts tot aan de
Rapalrivier, waar zij halt moesten houden.
Het was de tijd der Spaansche veroveringen
in Zuid-Amerika en lang duurde het niet of
de Spanjaarden maakten aanstalten zich met
het Peruaansch-Chileensch geschil te bemoeien.
Toch zou het nog tot 1534 duren, voor zij daad
werkelijk ingrepen. In dat jaar vaardigde Ka-
rel V een decreet uit, waarbij Chili tot een on-
afhankeliiken staat werd uitgeroepen. Deze on
afhankelijkheid bepaalde zich natuurlijk tot
een theoretische beteekenis. In werkelijkheid
was Chili een deel geworden van het groote
rijk van den keizer. Onder Pedro de Valdivia
heerschten de Spanjaarden nu geruimen tijd m
Chili. Deze aanvoerder stichtte in 1541 de stad
Santiago. Even later kwamen de Aurocanen in
opstand. Caupolican, de aanvoerder van deze
moedige en vechtlustige Indianen, wist groote
overwinningen te behalen en gaf zijn volk een
eigen land, dat zelfstandig beheerd werd.
Het overige deel van Chili bleef onder Spaan
sche kolonisatie en aanvaardde alle wetten, die
het moederland oplegde. Het eenige verschil
met de andere Zuid-Amerikaansche bezittingen
van Spanje bestond hierin, dat Chili verder af
gelegen was en dus moeilijker te bereiken was
en bovendien minder onder den invloed kwam
van allerlei verwikkelingen in de andere kolo
nies. Overigens werd het beheerd als alle
andere landen, die de Spanjaarden hadden ver
overd. De talrijke kolonisten, die zich uit Spanje
in het nieuwe land vestigden, leefden voorna
melijk van den landbouw. De grond van Chili
was arm aan ertsen. Goud of metaal waren
niet in den bodem te vinden, zooals in zoovele
andere landen van Zuid-Amerika het geval
was.
De totale bevolking van Chili was tegen 1700
niet meer dan honderdduizend menschen. Vijf
tig jaar later was de bevolking echter aange
groeid tot ongeveer een half millioen, bestaande
uit halfbloeds, blanke afstammelingen der
Europeanen, regelrechte Europeanen, die pas
uit Spanje waren overgekomen en een klein
aantal negers.
Een sterk nationaal leven ontstond in Chili
pas ten tijde van Napoleon, die alle Spaansche
bezittingen, waaronder dus ook Chili, zelfstan
dig maakte De gouverneur-generaal, die tot
dusver namens Spanje over Chili had geregeerd,
werd in 1819 weggejaagd en vervangen door
een raad van zeven mannen, die de twee groote
groepen der bevolking vertegenwoordigden
Deze twee groepen bestonden uit de halfbloeds,
de creolen dus, en de rasechte Spanjaarden. De
creolen ker.aen spoedig weer twee verschillende
groepen, de revolutionnairen en de conserva
tieven. De eerste werden aangevoerd door Juan
de Rozas, die echter na eenigen tijd werd ver
jaagd door José Carrera, den leider der royalis
ten. Deze behaalde de overwinning en zoo Kon
den de royalisten langen tijd den baas spelen.
Een burgeroorlog volgde hierop weer, totdat de
leider der conservatieven, Hamilton, een pre
sident liet verkiezen, die groote macht kreeg
Van 1830 tot 1860 was Chili dus een autocrati
sche republiek. Als alle andere landen kende
Chili daarna een periode van liberaal beheer
en daarna van een democratisch bestuur, tot
dat in 1927 Ibanez tot president werd uitgeroe
pen, wederom met een groote macht bekleed.
Nog altijd is Chili een republiek.
Zooals men ziet, ook hier is niet alles voor
den wind gegaan, al zullen vele Nederlanders
niet veel meer van Chili weten te vertellen dan
dat dit het land is waarde kunstmest van
daan komt.
kimimiimiimii
IIIHIIIIIIIIIIIIII'i:
Neen, het is beslist niet prettig
<4Zs het spel der zon niet lukt,
1 Nu z' eenvoudig door de wolken
In een hoekje wordt gedrukt.
't Is niet prettig als de wind waait
Uit het Westen of uit Noord,
Daar de kou in deze tijden
Niet op het programma hoort.
Ramen blijven dus gesloten
De terrassen onbezocht,
Als de deur zich even opent,
Klaagt men daad'lijk over tocht.
De balcons, waar men des avonds,
Graag den zomertijd verslijt,
Blijven leeg, want een verkoudheid i
Is geen aanwinst noch profijt
Niemand zit nog in zijn tuintje,
i Met een ijsje of een kwast,
Niemand waagt zich zelfs nog buiten 1
Zonder wol of ongejast
Maar het ergste wel van alles
Is het groote vrouwen-leed:
1 Want de zomersche toiletten
Liggen kant en klaar gereed!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiHiiiiiiË
Men weet, dat onze pasmunt slechts wettig
betaalmiddel is tot een bedrag van tien gul
den, doch men weet ook, dat de „bepalingen" er
zijn om overtreden te worden, en waarom zal
de goede burger zich in dit opzicht gewetens
bezwaren maken, wanneer de overheid zelve
het voorbeeld geeft met schending van haar
eigen voorschriften? Een sterk staaltje werd
onlangs „somewhere" in de Preanger geleverd,
en wel op een Regentschaps-hoofdplaats,
welke de weduwe van een gepensionneerd
hoofdambtenaar onder haar ingezetenen telt,
lezen wij in het „Nieuws".
Deze dame ging haar maandelijksch wedu-
wenpensioen, ten bedrage van f 250 bij het
plaatselijk Perceptie-kantoor incasseeren, en
de ambtenaar van dit Gouvernementsbureau
was wel zoo vriendelijk haar het toekomend
geld volledig.... in kwartjes, uit te betalen!
Duizend kwartjes werden met stoicijnsche
kalmte over de toonbank overgeteld, en of
mevrouw de weduwe nu maar zoo goed wilde
zijn, een grobak te bestellen, dan kon zij op
die manier haar centenaars-last naar huis
transporteeren.... Voor aanmerkingen be
stond in het geheel geen reden. Mevrouw
mocht zelfs blij zijn, dat zij, haar pensioen op
de plaats van inwoning kon krijgen, want de
ambtenaar van het Perceptie-kantoor was
geenszins verplicht het geld uit te betalen. Dit
was eigenlijk pure welwillendheid, want vol
gens de „bepalingen" zou de rechthebbende
dame. strikt genomen, elke maand naar de op
40 K.M. afstand gelegen Residentie-hoofd
plaats moeten gaan, om bij 's Lands kas al
daar haar weduwen-pensioen te ontvangen.
Ten einde zichzelf de hieraan verbonden kos
ten en moeiten te sparen, moet de dame even
tueel bereid zijn, haar vordering op het gou
vernement desnood met 2500 dubbeltjes cf
25.000 centen te laten honoreeren, en wanneer
het zoover is, mag zij wel een speciaal maga
zijn voor haar huishoudgeld laten bouwen!
Lionel Hogan ontwaakte, z'n hoofd was
zwaar als lood, al z'n gedachten en ge
waarwordingen nevelig en onbestemd. Hij
schoot omhoog en keek om zich heen. Z'n ge
heugen keerde terug. Hij bevond zich in z'n
hut aan boord van de „Aglaya" die hem vanuit
de Nieuwe naar de Oude Wereld voerde. Hij
voelde een zonderlinge moeheid en dofheid in
z'n leden.
„Als ik niet beter wist," mompelde hij, „zou ik
meenen, dat ik gisteravond een geduchten brom
heb in gehad."
Hij stapte uit bed, zich duizelig aan den rand
vasthoudend en draaide de glimmende kraan
boven de groote breede waschkom open. Met
welbehagen dompelde hij z'n hoofd in 't fris-
sche water; langzamerhand voelde hij alle dof
heid uit z'n hersens verdwijnen
Onder 't afdrogen keek hij naar z'n jas en
vest, die aan een kleerenhaak bungelden; met
den handdoek in de hand liep hij er heen en
tastte naar den binnenzak van 't vest. Met een
kreet van schrik sprong hij achteruit.
De binnenzak, die voor meerdere zekerheid
met kleine steekjes dichtgenaaid was geweest,
- as opengetornd en de inhoud was verdwenen
een gewichtig, geheim document, dat hem voor
overbrenging naar 't vaderland was toever
trouwd door de regeering van het land, waarin
hij sinds enkele jaren als gezantschaps-attaché
verblijf had gehouden. Men had juist hem,
Lionel Hogan, voor die taak gekozen, in de vaste
meening, dat de spionnen, die op het document
loerden, het niet zouden zoeken bij een met
verlof gaanden jongen man, die voor een der
gelijke zending nog niet hoog genoeg op de
diplomatieke ladder stond. Lionel had de op
dracht dankbaar aanvaard en er een mooie kans
in gezien om carrière te maken.
Hü had zich op reis begeven met het vaste
voornemen, veiligheidshalve met niemand ken
nis te maken aan boord; in ieder geval te zor
gen, met niemand op eenigszins vertrouwelijken
voet te geraken. Alleen met een jong, elegant
echtpaar, dat op de huwelijksreis was, had hij
een paar avonden op het dek gegeten; het waren
jonge menschen, die door hun ontwikkeling en
bereisdheid een zeer aangenaam discours wisten
te voeren.
Natuurlijk had hij met geen enkel woord over
z'n zending gerept; hij had zelfs niet verteld,
welke betrekking hij bekleedde.
Met de gebalde vuist sloeg hij zich tegen het
voorhoofd. Hij herinnerde zich dat de lieftallige
jonge vrouw den vorigen avond had gesproken
over een speciale soort „cobbler," waarvan
slechts weinigen de samenstelling kenden, dat
ze op aandringen van d'r man de verschillende
ingrediënten had laten brengen en voor hun
drieën, onder gebabbel en gelach, een glas van
den geurigen drank had bereid. Na het ledigen
van z'n glas had zich spoedig een gevoel van
slaperigheid van hem meester gemaakt; hij had
zich naar z'n hut begeven, maar wist niet meer
wat er daarna met hem gebeurd was. Hij wrong
in wanhoop de handen.
DomkopOngeluksvogel die ik ben!" steunde
hij, „als een kind heb ik me laten verleiden
door dat schijnbaar onschuldige paartje. Natuur
lijk heeft ze een sterk werkend slaappoeder in
mijn glas gedaan! En de man die bij haar is,
heeft vannacht op z'n gemak hier kunnen
binnendringen om het document te stelen! Wat
moet ik beginnen? M'n carrière is naar de
maan, als het me niet gelukt het document weer
in handen te krijgen."
Lionel Hogan was dien morgen een der eerste
passagiers die zich aan het dek vertoonden.
Onder het aankleeden had hij voortdurend naar
een oplossing van het robleem dat z'n heele
toekomst bedreigde, gezocht. Z'n koortsachtig
werkend brein had tenslotte een vast plan vast
gesteld, waarnaar hij zou handelen. Snel begaf
hij zich naar het vertrekje waar de marconist
reeds op z'n post was, na z'n nachtcollega te
hebben afgelost.
In overleg met dezen man, die door z'n ambts
eed tot geheimhouding verplicht was, stelde hij
SS V
yi it
Vóór zonsopgang stonden wij al op het ter
ras van ons hotel. De twee drijvers stonden met
hun ezels gereed om ons naar het dal der ko
ningsgraven te brengen. We reden door een
malschgroen bouwland, langs de reuzengestal
ten der twintig meter hooge Memnonskolossen,
die in werkelijkheid beelden zijn van koning
Amenophis III. We reden thans in de richting
van het woeste, naakte gebergte en zijn met
zand gevulde dalen. Op de uitgestrekte suiker
rietvelden klonk het gezang op van de Fella-
chen, die bezig waren het land te bewerken.
Na een scherpe kromming in den weg, die
thans door hooge steile rotsen liep, stonden we
plotseling voor de zwarte vierkante rots
openingen; de mondingen van de ontbloote
koningsgraven. We stegen van onze ezels en
gelastten de drijvers te blijven tot we zouden
terugkeeren. Me dukt, Bok, we zullen maar al
leen het graf van Toet-anch-amon gaan zien
en die anderen, van Ramses I en IV en Ameno
phis III, laten liggen. We moeten nog meer van
de wereld zien, merkte oom op. Ik vond het
best.
Toen we bij het graf van Toet-anch-amon
waren aangekomen, moesten we heel wat soe
batten om toegelaten te worden. De Egyptische
regeering stond dit alleen maar aan oudheid
kundigen toe. Maar tenslotte mocht het. Ik
kwam uit het land van professor Böhl en dien
kende men wel. Ik moest hem vooral de groeten
doen, men meende zeker, dat alle Hollanders
elkaar kenden. Onder den indruk van wat we
zouden zien, daalden we eerst de zestien treden
van de steenen trap af, waarna we bij een ste
vig houten hek kwamen, welk hek de gang naar
de eerste grafkamer afsloot. We volgden deze
gang, kwamen weer bij een hek, waarna we in
de eerste grafkamer waren.
Ik keek mijn oogen uit, wat een schittering
van goud. Ja Bok, dat heeft heel wat gekost,
dat had je zeker liever in je spaarpot? Ik maak
te oom opmerkzaam op de aanwezigheid van
anderen in de grafkamer, die zich zeker aan
oneerbiedige taal zouden ergeren. Ik zag name
lijk twee zwarte gedaanten in prachtige klee
ding, gewapend met lans en staf. Dat zullen
wel bewakers zijn, fluisterde ik oom Sidney in.
Deze brulde van het lachen, waarbij ik ver
schrikt naar de twee gedaanten keek. Maar de
zen verroerden zich niet. Ze bleven elkaar rus
tig aanstaren.
een uitvoerig radiogram op, dat direct werd
overgeseind. Hoopvoller en rustiger dan voor
heen, keerde hij terug naar z'n hut, waarbij hij
tot z'n voldoening constateerde, dat z'n vijan
den niet in 't zicht waren.
Een kwartiertje later trad hij opnieuw te
voorschijn en mengde zich onder de passagiers,
die na een wandelingetje over het dek zich naar
de eetzaal begaven. Des avonds maakte hij on
gedwongen een praatje met het jonge echtpaar
en dwong zichzelf met ijzeren wilskracht tot het
spelen van de rol die hij zich had opgelegd;
door woord, noch blik, noch gebaar, liet hij be
merken, dat hij
wist met welk f"
menschen hem j
delijke toeschie- 1
telijkheid waren 1
tegemoet getreden.
Den daaropvolgenden dag liep de „Aglaya" de
vaderlandsche haven binnen, waar d'r komst
werd verwacht. Slechts weinig passagiers be
merkten, dat zich tusschen het gewirwar van
booten en schepen, behalve de loodsboot en het
douane-vaartuigje, nog een kleine, snelvarende
motorsloep naar de binnenvarende stoomboot
begaf, waaruit, toen ze langszij lag, eenige man
nen langs de neergelaten trap omhoog klauter
den.
Lionel Hogan slaakte een zucht van verlich
ting toen hij die mannen zag. Eenige oogen-
olikken later werd het jonge echtpaar door hen
gesommeerd in de kaartenkamer te verschijnen.
Lionel werd eveneens geroepen. Hij klaagde het
tweetal bij de zich daar bevindende politie
autoriteiten aan van diefstal van hem toebe-
hoorende papieren. Beiden ontkenden op ver
ontwaardigden toon „n betuigden met klem hun
onschuld. Ze werden aan een nauwkeurige visi
tatie onderworpen; hun bagage werd zorgvuldig
doorsnuffeld, maar zonder resultaat. Nergens
was een spoor te vinden van de gele enveloppe,
die uit het vest van Lionel Hogan verdwenen
was. Hun beschuldiger kon op geen enkele wijze
z'n vermoeden jegens hen waar maken. Hij was
de wanhoop nabij en zag geen enkele uitkomst
meer dan mededeeling van het ongeluk dat hem
getroffen had, aan den hem met spanning ver
wachtenden diplomaat. Z'n vooruitzichten was
de bodem ingeslagen.
„We kunnen nu zeker wel gaan, mijnheer de
inspecteur?" hoorde hij het vrouwtje, allerbe
minnelijkst vragen. „Eigenlijk is men ons ge
noegdoening verschuldigd voor dit hoogst on
aangenaam voorval; we zien daar echter van
af. Het spijt ons, mijnheer Hogan, dat we ons
met iemand als u hebben ingelaten. We hielden
u voor een gentleman, maar hebben ons ver
gist. Goeden morgen, heeren."
ï.:„t een gracieuze buiging verliet zij de kaar
tenkamer, op den voet door haar begeleider ge
volgd.
„Laat u haar vrij?" riep Lionel; „maar dat
mag toch niet; dat is
„Het spijt me mijnheer Hogan," onderbrak
hem de inspecteur van politie, „maar zonder
een zweem van bewijs mogen we niemand ge
vangen houden. Houdt u kalm; het paar wordt
nagegaan; ze kunnen geen stap doen zonder
door m'n speurhonden te worden gevolgd. Maar
wat is er? Wat scheelt u?" Lionel had hem on
zacht bij den arm gegrepen.
„Waar is de linnenjuffrouw, die de dievegge
heeft gefouilleerd? Heeft ze ook haar ceintuur
nagekeken?"
„Haar ceintuur?"
„Ja, ja, gauw! Ik hoorde een dame spotten
met die ceintuur, die ze op al haar toiletten
droeg. Die dame onderstelde, dat die eeuwige
ceintuur een geheim bijouterie-doosje was! Zou
het mogelijk zijn, datGauw, ze zullen nog
in hun hut zijn!"
Een half uur later verliet Lionel Hogan met
z'n kostbaar document, dat opgevouwen in de
holle ceintuur verborgen geweest was en er
wat verfomfaaid uitzag, de boot.
Nog juist bijtijds had hij gedacht aan de spot
tende opmerking over de lompe ceintuur, die de
overigens zoo elegant gekleede dievegge nooit
had afgelegd.
Een avontuur, dat leelijk had kunnen afloope.
beleefde de bekende duker H. R. Locke, toen
hü een neuw duikerspak probeerde. Met een
boot was hij ver in zee gevaren en ging 10 K.M.
buiten Sidney Heads voor anker. Eén van de
vernieuwingen van het apparaat was, dat de
handen van den duiker niet beschermd waren.
Reeds bij het begin van de afdaling werd hij
door een zwerm visschen aangevallen. Toen hü
tenslotte op 80 Meter diepte den zeebodem be
reikte, zwommen zooveel visschen om hem heen.
dat hij letterlijk geen hand voor oogen kon zien.
Plotseling voelde de duiker een hevige pijn aan
zijn rechterhand. Een visch had hem in de
vinger gebeten. De wond was zoo diep, dat het
water bloedrood gekleurd werd. Ook de andere
visschen gingen, toen zij dit bloed zagen, tot
den aanval over. Zij beten naar zijn handen en
niettegenstaande zijn hevigen tegenstand brach
ten zij hem eenige pijnlijke wonden toe. Er bleef
Locke niets anders over dan noodsignalen te
geven en zich te laten ophalen. Hij moest direct
onder geneeskundige behandeling gesteld wor
den. Niettegenstaande dit onaangename avon
tuur bleek toch de deugdelijkheid van dit dui
kerspak, daar het bestand bleef tegen den ster
ken waterdruk.
I >1 f cm dit blad ziin ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Obij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7C/Ï bij een ongeval met f O?A bij verlies van een hand 9C oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afi bij verlies van 'n
All6 QDOnilC S ongevtAlen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OU C/C/."verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i Ov,m doodelijken afloop AtOV*m een voet of een oog f X duim of wijsvinger I t/V.-been of arm# TV." anderen vinger
31.
(Korte inhoud van het voorafgaande:
Sir Hector Asscher gaat door voor een ver
woed verzamelaar van kostbare boeken.
In Merlin St. Hugh, waar hij op zijn bui
ten woont, leeft hy zeer afgezonderd met
zijn nichtje Paula Parkston, die in het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector, Arthur Newnham. Door
een handlangster komt Asscher in het be
zit van een kostbaar werk, dat uit de bi
bliotheek van Burgoyne is gestolen. As
scher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoopen. nagereisd door Bur
goyne en den letterkundige Eggerton. In
een luguber hotelletje te Parijs wordt As
scher dan vermoord. Omtrent den dader
tast men in het duister. Waarschijnlijk
is Asscher reeds in den trein vermoord
en in zijn boekenkoffer, door iemand die
zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver
voerd. Het justitieel onderzoek wordt ge
leld door den detective Lestrange).
Ik zei het tegen Miss Marlowe en zy ant
woordde, dat ze met geen mogelijkheid kon
zeggen, wanneer hij thuis zou zijn. Ze had af
spraken voor hem gemaakt voor den volgenden
dr~ dr.t is dus morgen Sir en mr. Murray
moest dus maar wachten tot Vrijdag. Toen
vroeg zij om de kranten. Zij stelde veel belang
in de politiek en er waren juist twee districts
verkiezingen aan den gang.
We spraken een tijdje over politiek en
ze zei, dat ze dacht, dat de conservatieven
in Plumperton wel stand zouden houden, maar
dat de liberalen hen zouden slaan in Corston
Mannering. Ik ben zelf conservatief, Sir, en dat
zei ik ook tegen haar. Ik voel er niets voor om
de zaken weer overhoop te gooien. Wat heb je
er aan? Een heeleboel geharrewar, een hoop
modder en dorre bladeren. Ze lachte er eens
mee. zy zei, dat ieder land van tyd tot tijd eens
luchtig moet worden omgeploegd. Dat hield de
geesten wakker.
zy opende de kranten en ik bleef wachten,
omdat ik er zelf ook een beetje belangstelling
voor heb, maar ik zeg u dit mijnheer, en dat
heb ik altyd gezegd en daar blijf ik by, er
zal nog wel eens een tyd komen, dat ze heel
dien rommel voor goed opruimen en elke ver
kiezing beslissen met drie papiertjes in een hoed.
Dat zal heel wat minder kosten en ik geloof
niet, dat het regeeren er veel scha door zal
lijden. Ik wachtte en ze begon me voor te lezen,
wat er gebeurd was. Toen zag ik ineens haar
handen op de tafel rusten, terwyi de krant zoo
maar uit haar vingers viel. D'r kwam zoo'n
bleeke uitdrukking op haar gezicht dat ik zelf
myn bloed in myn ïyf voelde stilstaan. D
begrypt dat natuuriyk niet, omdat u Miss Mar
lowe niet kent, maar ik had haar nog nooit
zoo overstuur gezien. Ik begreep wel, dat er
iets verschrikkeiyks gebeurd moest zyn en dat
dit verband hield met iemand uit haar onmid-
deliyke omgeving. En daar Miss Marlowe zelf
zoo goed als geen vrienden heeft moest die
iemand ook wel tot myn onmiddeliyke omgeving
behooren. Plotseling stond ze op en voeogde me
tameiyk norsch toe: „Stond je te wachten op
die districtsverkiezingen Slane? Nou, die kun
nen wel wachten. Lees dit eerst maar eens."
En ze ging weg, stapte naar haar bureau en
bleef daar zitten zonder iets te zeggen. Ik
kon maar niet begrypen wat er aan de hand
was. Ik dacht alleen dat het misschien iets met
Miss Parkton uit te staan kon hebben en mr.
Newnham, totdat ik het elgenhjk zelf zag: nou
ik ben al twaalf jaar bij Sir Hector en dat is
een heel stuk van je leven."
Zelfs by de herinnering aan dit oogenblik
kromp heel zyn lichaam weer ineen, zyn ge
zicht kreeg een akelig bleeke ïykkleur, alsof hij
nog altyd voor het verschrikkeiyke gebeuren
stond.
„En toen?" vroeg Davidson onbewogen.
„Veel kan ik er my niet meer van herinneren.
Ik geloof dat ik gezegd heb, groote God, het
is verschrikkeiyk! of zoo iets, en dat ik meende
flauw te vallen. Maar Miss Marlowe scheen zich
weer hersteld te hebben. Ze belde en zei tegen
een van de dienstmeisjes dat ze wat brande-
wyn moest brengen. Toen ik die op had, be
gon ze opnieuw de kranten te lezen. Ik had een
gevoel, alsof ik niet meer op myn eigen beenen
stond. Maar toen ik haar de verschrikkeiyke
tydlng zag bestudeeren zei ik: Lees dat nu
niet."
„Toen keek zy naar my en ik heb nooit
een grooter verdriet in haar oogen gezien. Ik
geloof, dat zy meer om Sir Hector gaf, dan ze
ooit had laten biyken."
„Wat u gelooft, gaat een rechter van instruc
tie niet aan," viel de detective hem ongedul
dig in de rede. „Gebeurde er nog iets anders?"
„Ja, ik hoorde haar nog zeggen: „Ik zou wel
eens willen weten, wat Scott Egerton daar te
doen had." Toen hield ze plotseling haar han
den voor haar oogen, alsof ze hem vlak by zich
zag. Het was vreemd," voegde hy er verontschul
digend aan toe, „haar zoo overstuur te zien."
Lestrange dacht even aan die andere koele
persoon, wiens naam zoo juist genoemd was.
„Toen," ging Slane verder, „vertelde ik
haar van mr. Newnham. Hoe ik hem hier
gisterenmiddag had gezien, en zy antwoordde,
dat ik goed moest weten of ik er wel heel zeker
van was, omdat het verbazend verantwoordeiyk
was om zooiets te zeggen en ik zei dat ik
het niet zou zeggen, indien het niet waar was.
Ze vroeg of ik van plan was het aan de politie
te vertellen en ik zei, dat ik dat natuuriyk
doen zou. Als iemand onschuldig is heeft hy
niets te duchten, voegde ik er nog aan toe."
„Zal er nooit eens iemand komen die daal
de dwaasheid van Inziet!" mompelde Davidson.
Niemand gaf er antwoord op. Slane's ge
tuigenis was dus biykbaar afgeloopen, by ver
trok en Bruce nam zyn plaats in.
Toen deze vrouw de kamer binnenkwam
werd Lestrange's belangstelling veel intenser.
Ze was een zwaariyvig iemand, met een vast
beraden uitdrukking in haar gezicht, die haar
onmiddeliyk karakteriseerde als de overwinnares
van menig huiseiyk krakeel; op haar korten
dikken hals stond een mager geel gelaat met
verbazend krachtige kaken en een eigenwyzen
mond. Maar vooral haar oogen trokken iemands
aandacht. Ze bewogen schichtig onder hun
wenkbrauwen. De buitengewone glans deed aan
zachtschemerende agaatsteenen denken. Die
oogen verrieden een scherp geheugen. Zy
zouden zelfs de kleinste indrukken, die hun
eigenares had ontvangen, weten op te roepen.
De Franschman kreeg onmiddellijk medeUjden
met het gekwelde leven van het meisje, dat
onder de strenge bewaking van een dergelijk"
vrouw had moeten leven. De romanticus in hem
rilde.
„Bent u Bruce?" vroeg Davidson. „Ga zitten
als je wilt. Je kunt ons wellicht zeer van dienst
zyn."
De stem van de vrouw was verrassend zacht
en vriendeiyk.
„Ik hoop het, mynheer. Gaat het over Miss
Parkton?"
„Ze is op het oogenblik niet thuis, als ik het
wel heb?"
„Neen, ze is niet thuis."
„Weet je niet, wanneer ze terug zal ko
men?"
„Niet in het minst."
„Zou je misschien ook kunnen zeggen, waar
ze eigeniyk naar toe is. Of weet je daar zelf
niets van?"
„Toch wel, sir."
Nu was het Davidsons beurt om verwonderd
te zyn.
„Weet je dat wel?"
„Ja zeker. Als een meisje dat net zooveel
van haar bed houdt als wü allemaal, zegt dat
ze een uur vroeger wenscht te ontbyten en van
plan is om heel den dag in den tuin door te
brengen klinkt dat natuurlijk erg vreemd.
Vooral in het licht van wat mr. Slane gister
avond gezien heeft."
„Wü hebben nog geen enkel bewys, dat mr.
Newnham daar was, als je daar soms op zin
speelt. Het is mogeiyk dat hij er geweest is.
maar even sterk biyft de mogelijkheid dat hij
een volledig alibi zou kunnen toonen. Je kent
het spreekwoord, in het donker zijn alle katjes
grauw."
„Maar alle katten loopen niet zoo komiek als
mr. Newnham," viel de vrouw hem zachtjes in
de reden.
Davidson lette hier niet op.
„Ik zou wel eens willen weten hoe Jij wist,
dat Miss Paula uitging en waar zy heen wilde 1"
„Ik zei niet, dat ik wist, waar zy heen ging,
ik zei alleen dat ik wist, dat ze zou gaan. Ze
zei immers, dat ze in den tuin ging werken en
toen antwoordde ik, dat ik het tegen Brent zou
vertellen, maar ze was er als de kippen by,
om me dit te verbieden. Ze wilde zoo maar wat
rondscharrelen. Ik legde voor haar een wollen
costuum gereed dat zy altijd in den tuin draagt
en ze zei onmiddellijk dat ze dit niet wilde
hebben. Ik vroeg wat ze dan wel wou aandoen
en toen koos ze een goudbruine wollen japon.
(Wordt vervolgd)