Zijn Engelschen excentriek? Met oetfiacU van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND EEN GEEST TE KOOP GEVRAAGD HET ERGSTE Het Geheim van het open Raam DONDERDAG 24 MEI 1934 Geesten hebben in het maatschap pelijke leven van Engeland steeds een voorname rol gespeeld Merkwaardige adver tentie De naam op gevangenis muren W ordt de strijd in Arabië hervat? Chili vierhonderd jaar staat Als het gouvernement met pasmunt betaalt Si Het gestolen met hun vrien- ClOCUnient Een duiker in gevecht met visschen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Het zijn, zoo ik mij niet vergis, vooral Fransche schrijvers die het denkbeeld ingang hebben doen vinden dat En gelschen, meer dan eenig ander volk, tot ex centriciteit geneigd zijn. Het is waar dat de Britten, welke aan de fantasie dier schrijvers ontsproten, van hevige excentriciteit niet vrij te pleiten waren, maar..., zij leken dan ook doorgaans in het geheel niet op Engelschen. Jules Verne's onsterfelijke Philias Fog is het klassieke model van den buitenissigen En- gelschman, die zelfs met de meest verdraaide karikatuur van een Engelschman niet de min ste overeenkomst vertoont. De Brit in Frankrijk lijkt excentriek omdat hij buiten het Fransche kader valt. Hij is steeds en overal dezelfde en streeft er volstrekt niet naar in Frankrijk voor een Franschman, in Duitschland voor een Duitscher en in Egypte voor een Egyptenaar aangezien te wor den. Zoo voel ik mij in Engeland excentriek, omdat ik buiten het Engelsche kader val, maar het zal niet in mij opkomen de Engelschen ex centriek te noemen omdat zij buiten mijn ka der vallen. De hier wonende vreemdelingen zijn het in hun beoordeeling van de Engelschen op één punt treffend met elkaar eens, en wel hierover dat men in dit land minder excentrieke men- schen ziet dan waar ook op het continent. In een half uur tijds kan men in een Amsterdam - sche hoofdstraat of op een Parijschen boule vard den blik laven aan meer „types" dan te Londen in den loop van een heel jaar. In geen land lijken de menschen, op het eerste gezicht, meer op elkaar dan in Engeland. In geen land is men er zoo afkeerig van zich door uiterlijk of manieren van zijn medeburgers te onder schelden. Zelfs officieren vertoonen zich. Duiten den dienst, nimmer in uniform, en de eenige verklaring hiervan is dat het niet als „gentle manlike" geldt door zijn kleedij met andere „gentlemen" te contrasteeren. Deze nogal lange inleiding heeft ten doel u onder het oog te brengen, dat er niets excen trieks is in de advertentie, welke eenige dagen geleden in de „Times" verscheen, en waarin een heer offertes vroeg van een geest. Het lag niet in zijn bedoeling een geest te koopen, of ook maar te huren. Hij wilde er slechts een zien. Wat hij verlangde was ,a good view of a ghost". Dus plaatste hij een advertentie in een zeer voornaam dagblad, dat gelezen wordt in krin gen, die zich de luxe van geesten permitteeren kunnen. Wie „a good view" verlangt van een optocht of ander openbaar schouwspel, adver teert immers ook om een plaats aan een Venster! De gebeurtenissen der laatste jaren zijn oor zaak dat vele houders van geesten, die een te groot deel van hun kapitaal in rubber, btnnen- landsche sporen of dubieuze buitenlandsche leeningen gestoken hadden, best een deftige bijverdienste gebruiken kunnen. De gelegen heid om hun familiegeest productief te maken door hem aan gegadigden te vertoonen. zal dezen beklagenswaardigen slachtoffers der eco nomische crisis dus zeker welkom zijn. en ik veronderstel dat de ondernemende adverteerder een groot aantal offertes ontvangen heeft. Hij zal dan een rondreis kunnen maken van kasteel tot kasteel om er de diverse geesten te bezich tigen, en aldus wellicht het aanzijn geven aan een nieuwen en veelbelovenden tak der Britsche toeristen-industrie. Zooals men vroeger de kas- teelen van Wales, de kathedralen van Enge land, de meren van Cumberland en Westmore- land „afdeed", zoo zal men in de naaste toe komst de geesten van Groot Brittannlë kun nen afreizen. Er is een groote verscheidenheid van gees ten, maar het meest „fashionable" is de astrale heer, die ketenen om zijn enkels, een rapier aan zijn zijde, en zijn hoofd in zijn handen draagt, en van wlen aangenomen wordt dat hij toen hij nog niet astraal was onthoofd werd tijdens een der burger- of godsdienst oorlogen. Maar er zijn ook tal van minder notabele geesten, die tegen een matig tarief ter bezichtiging gesteld zouden kunnen worden en dus binnen het bereik zouden vallen van den kleinen man. Hierin is niets excentrieks. Geesten hebben in het maatschappelijke leven van Engeland steeds een zeer voorname rol gespeeld, en excentriek is alleen de Brit die er niet in ge looft en er niet een verlangt te zien. Een rechercheur in New-York was het een paar jaar geleden opgevallen, dat in eenige Huizen van Bewaring de naam Fi op de mu ren was gekrast. Hij trachtte dit raadsel op te lossen, maar geen der gevangenen liet er een woord over uit. Eenige maanden later viel de politie een brief in handen, welke aan den Japanner Fi geadresseerd was. Zij hield den man in het oog, maar kon niets verdachts aan hem vinden. Hij had in New-Yersey een klein zaakje en nooit zag men hem met anderen. Dezer dagen echter is de kleine Japanner bij een inbraak in New-York ingerekend. Daar zijn woning werd bewaakt, stond men voor het raadsel hoe hij zijn huis had kunnen verlaten. De Japanner vertelde, dat hij het nooit door de huisdeur had verlaten, maar altijd over een paar daken was geklauterd om aan dat toezicht te ontkomen. De politie was het natuurlijk te doen om de oplossing van het raadsel van den naam Fi op de gevangenismuren. Eerst wilde Fi daar niet op ingaan, maar hij heeft ten slotte over zijn doen en laten inlichtingen verstrekt. Volgens hem financierde hij geheel, zonder eenig eigenbelang alle gevangenen, die zich een behoorlijk bestaan wilden verwerven. Fi vervalschte passen, verschafte den men schen reisgeld door zijn eigen inbraken en was zelfs tusschenpersoon in hun zaken, b.v. als zij een stuk grond wilden aankoopen. Velen der geredden stuurden hem telkens geld om hun dankbaarheid te betuigen. Maar ook dit geld gebruikte hij weer voor de vrijgekome- nen. Dit verhaal klinkt zeer onwaarschijnlijk, maar een huiszoeking heeft het bevestigd. Met de geheimzinnige letters Fi deelden de ge straften elkaar mee, waar zij zich na hun ont slag zouden vervoegen. Fi was voor hen een weldoener en wie hem noodig had, zocht hem op.... CAIRO, 23 Mei. (Reuter.) De termijn van den wapenstilstand in den Arabischen oorlog is den 21sten Mei verstreken. Men meent echter te weten, dat het vredesverdrag den 22sten Mei is geteekend. Daar Ibn Saoed echter niet gelooft, dat de Iman van Yemen de vredesvoorwaarden ten uitvoer zal brengen, heeft hij zijn zoons opdracht gegeven de vijandelijkheden den 24sten Mei te hervatten als de Iman niet aan zijn verplichtingen voldoet. Op den tweeden Pinksterdag bestond Chili vierhonderd jaar als zelfstandige staat, het geen beteekent vierhonderd jaar van revolutie en oorlog, onderbroken door korte tusschen- poozen van rust en vrede. Grenzend aan het groote riik der machtige Inca's van Peru, droeg het land reeds in de vijftiende eeuw den naam Chili. De Inca's, ver langend naar uitbreiding van hun gebied, vie len de Chilenen aan en trachtten het land te veroveren. Dit lukte echter slechts tot aan de Rapalrivier, waar zij halt moesten houden. Het was de tijd der Spaansche veroveringen in Zuid-Amerika en lang duurde het niet of de Spanjaarden maakten aanstalten zich met het Peruaansch-Chileensch geschil te bemoeien. Toch zou het nog tot 1534 duren, voor zij daad werkelijk ingrepen. In dat jaar vaardigde Ka- rel V een decreet uit, waarbij Chili tot een on- afhankeliiken staat werd uitgeroepen. Deze on afhankelijkheid bepaalde zich natuurlijk tot een theoretische beteekenis. In werkelijkheid was Chili een deel geworden van het groote rijk van den keizer. Onder Pedro de Valdivia heerschten de Spanjaarden nu geruimen tijd m Chili. Deze aanvoerder stichtte in 1541 de stad Santiago. Even later kwamen de Aurocanen in opstand. Caupolican, de aanvoerder van deze moedige en vechtlustige Indianen, wist groote overwinningen te behalen en gaf zijn volk een eigen land, dat zelfstandig beheerd werd. Het overige deel van Chili bleef onder Spaan sche kolonisatie en aanvaardde alle wetten, die het moederland oplegde. Het eenige verschil met de andere Zuid-Amerikaansche bezittingen van Spanje bestond hierin, dat Chili verder af gelegen was en dus moeilijker te bereiken was en bovendien minder onder den invloed kwam van allerlei verwikkelingen in de andere kolo nies. Overigens werd het beheerd als alle andere landen, die de Spanjaarden hadden ver overd. De talrijke kolonisten, die zich uit Spanje in het nieuwe land vestigden, leefden voorna melijk van den landbouw. De grond van Chili was arm aan ertsen. Goud of metaal waren niet in den bodem te vinden, zooals in zoovele andere landen van Zuid-Amerika het geval was. De totale bevolking van Chili was tegen 1700 niet meer dan honderdduizend menschen. Vijf tig jaar later was de bevolking echter aange groeid tot ongeveer een half millioen, bestaande uit halfbloeds, blanke afstammelingen der Europeanen, regelrechte Europeanen, die pas uit Spanje waren overgekomen en een klein aantal negers. Een sterk nationaal leven ontstond in Chili pas ten tijde van Napoleon, die alle Spaansche bezittingen, waaronder dus ook Chili, zelfstan dig maakte De gouverneur-generaal, die tot dusver namens Spanje over Chili had geregeerd, werd in 1819 weggejaagd en vervangen door een raad van zeven mannen, die de twee groote groepen der bevolking vertegenwoordigden Deze twee groepen bestonden uit de halfbloeds, de creolen dus, en de rasechte Spanjaarden. De creolen ker.aen spoedig weer twee verschillende groepen, de revolutionnairen en de conserva tieven. De eerste werden aangevoerd door Juan de Rozas, die echter na eenigen tijd werd ver jaagd door José Carrera, den leider der royalis ten. Deze behaalde de overwinning en zoo Kon den de royalisten langen tijd den baas spelen. Een burgeroorlog volgde hierop weer, totdat de leider der conservatieven, Hamilton, een pre sident liet verkiezen, die groote macht kreeg Van 1830 tot 1860 was Chili dus een autocrati sche republiek. Als alle andere landen kende Chili daarna een periode van liberaal beheer en daarna van een democratisch bestuur, tot dat in 1927 Ibanez tot president werd uitgeroe pen, wederom met een groote macht bekleed. Nog altijd is Chili een republiek. Zooals men ziet, ook hier is niet alles voor den wind gegaan, al zullen vele Nederlanders niet veel meer van Chili weten te vertellen dan dat dit het land is waarde kunstmest van daan komt. kimimiimiimii IIIHIIIIIIIIIIIIII'i: Neen, het is beslist niet prettig <4Zs het spel der zon niet lukt, 1 Nu z' eenvoudig door de wolken In een hoekje wordt gedrukt. 't Is niet prettig als de wind waait Uit het Westen of uit Noord, Daar de kou in deze tijden Niet op het programma hoort. Ramen blijven dus gesloten De terrassen onbezocht, Als de deur zich even opent, Klaagt men daad'lijk over tocht. De balcons, waar men des avonds, Graag den zomertijd verslijt, Blijven leeg, want een verkoudheid i Is geen aanwinst noch profijt Niemand zit nog in zijn tuintje, i Met een ijsje of een kwast, Niemand waagt zich zelfs nog buiten 1 Zonder wol of ongejast Maar het ergste wel van alles Is het groote vrouwen-leed: 1 Want de zomersche toiletten Liggen kant en klaar gereed! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiHiiiiiiË Men weet, dat onze pasmunt slechts wettig betaalmiddel is tot een bedrag van tien gul den, doch men weet ook, dat de „bepalingen" er zijn om overtreden te worden, en waarom zal de goede burger zich in dit opzicht gewetens bezwaren maken, wanneer de overheid zelve het voorbeeld geeft met schending van haar eigen voorschriften? Een sterk staaltje werd onlangs „somewhere" in de Preanger geleverd, en wel op een Regentschaps-hoofdplaats, welke de weduwe van een gepensionneerd hoofdambtenaar onder haar ingezetenen telt, lezen wij in het „Nieuws". Deze dame ging haar maandelijksch wedu- wenpensioen, ten bedrage van f 250 bij het plaatselijk Perceptie-kantoor incasseeren, en de ambtenaar van dit Gouvernementsbureau was wel zoo vriendelijk haar het toekomend geld volledig.... in kwartjes, uit te betalen! Duizend kwartjes werden met stoicijnsche kalmte over de toonbank overgeteld, en of mevrouw de weduwe nu maar zoo goed wilde zijn, een grobak te bestellen, dan kon zij op die manier haar centenaars-last naar huis transporteeren.... Voor aanmerkingen be stond in het geheel geen reden. Mevrouw mocht zelfs blij zijn, dat zij, haar pensioen op de plaats van inwoning kon krijgen, want de ambtenaar van het Perceptie-kantoor was geenszins verplicht het geld uit te betalen. Dit was eigenlijk pure welwillendheid, want vol gens de „bepalingen" zou de rechthebbende dame. strikt genomen, elke maand naar de op 40 K.M. afstand gelegen Residentie-hoofd plaats moeten gaan, om bij 's Lands kas al daar haar weduwen-pensioen te ontvangen. Ten einde zichzelf de hieraan verbonden kos ten en moeiten te sparen, moet de dame even tueel bereid zijn, haar vordering op het gou vernement desnood met 2500 dubbeltjes cf 25.000 centen te laten honoreeren, en wanneer het zoover is, mag zij wel een speciaal maga zijn voor haar huishoudgeld laten bouwen! Lionel Hogan ontwaakte, z'n hoofd was zwaar als lood, al z'n gedachten en ge waarwordingen nevelig en onbestemd. Hij schoot omhoog en keek om zich heen. Z'n ge heugen keerde terug. Hij bevond zich in z'n hut aan boord van de „Aglaya" die hem vanuit de Nieuwe naar de Oude Wereld voerde. Hij voelde een zonderlinge moeheid en dofheid in z'n leden. „Als ik niet beter wist," mompelde hij, „zou ik meenen, dat ik gisteravond een geduchten brom heb in gehad." Hij stapte uit bed, zich duizelig aan den rand vasthoudend en draaide de glimmende kraan boven de groote breede waschkom open. Met welbehagen dompelde hij z'n hoofd in 't fris- sche water; langzamerhand voelde hij alle dof heid uit z'n hersens verdwijnen Onder 't afdrogen keek hij naar z'n jas en vest, die aan een kleerenhaak bungelden; met den handdoek in de hand liep hij er heen en tastte naar den binnenzak van 't vest. Met een kreet van schrik sprong hij achteruit. De binnenzak, die voor meerdere zekerheid met kleine steekjes dichtgenaaid was geweest, - as opengetornd en de inhoud was verdwenen een gewichtig, geheim document, dat hem voor overbrenging naar 't vaderland was toever trouwd door de regeering van het land, waarin hij sinds enkele jaren als gezantschaps-attaché verblijf had gehouden. Men had juist hem, Lionel Hogan, voor die taak gekozen, in de vaste meening, dat de spionnen, die op het document loerden, het niet zouden zoeken bij een met verlof gaanden jongen man, die voor een der gelijke zending nog niet hoog genoeg op de diplomatieke ladder stond. Lionel had de op dracht dankbaar aanvaard en er een mooie kans in gezien om carrière te maken. Hü had zich op reis begeven met het vaste voornemen, veiligheidshalve met niemand ken nis te maken aan boord; in ieder geval te zor gen, met niemand op eenigszins vertrouwelijken voet te geraken. Alleen met een jong, elegant echtpaar, dat op de huwelijksreis was, had hij een paar avonden op het dek gegeten; het waren jonge menschen, die door hun ontwikkeling en bereisdheid een zeer aangenaam discours wisten te voeren. Natuurlijk had hij met geen enkel woord over z'n zending gerept; hij had zelfs niet verteld, welke betrekking hij bekleedde. Met de gebalde vuist sloeg hij zich tegen het voorhoofd. Hij herinnerde zich dat de lieftallige jonge vrouw den vorigen avond had gesproken over een speciale soort „cobbler," waarvan slechts weinigen de samenstelling kenden, dat ze op aandringen van d'r man de verschillende ingrediënten had laten brengen en voor hun drieën, onder gebabbel en gelach, een glas van den geurigen drank had bereid. Na het ledigen van z'n glas had zich spoedig een gevoel van slaperigheid van hem meester gemaakt; hij had zich naar z'n hut begeven, maar wist niet meer wat er daarna met hem gebeurd was. Hij wrong in wanhoop de handen. DomkopOngeluksvogel die ik ben!" steunde hij, „als een kind heb ik me laten verleiden door dat schijnbaar onschuldige paartje. Natuur lijk heeft ze een sterk werkend slaappoeder in mijn glas gedaan! En de man die bij haar is, heeft vannacht op z'n gemak hier kunnen binnendringen om het document te stelen! Wat moet ik beginnen? M'n carrière is naar de maan, als het me niet gelukt het document weer in handen te krijgen." Lionel Hogan was dien morgen een der eerste passagiers die zich aan het dek vertoonden. Onder het aankleeden had hij voortdurend naar een oplossing van het robleem dat z'n heele toekomst bedreigde, gezocht. Z'n koortsachtig werkend brein had tenslotte een vast plan vast gesteld, waarnaar hij zou handelen. Snel begaf hij zich naar het vertrekje waar de marconist reeds op z'n post was, na z'n nachtcollega te hebben afgelost. In overleg met dezen man, die door z'n ambts eed tot geheimhouding verplicht was, stelde hij SS V yi it Vóór zonsopgang stonden wij al op het ter ras van ons hotel. De twee drijvers stonden met hun ezels gereed om ons naar het dal der ko ningsgraven te brengen. We reden door een malschgroen bouwland, langs de reuzengestal ten der twintig meter hooge Memnonskolossen, die in werkelijkheid beelden zijn van koning Amenophis III. We reden thans in de richting van het woeste, naakte gebergte en zijn met zand gevulde dalen. Op de uitgestrekte suiker rietvelden klonk het gezang op van de Fella- chen, die bezig waren het land te bewerken. Na een scherpe kromming in den weg, die thans door hooge steile rotsen liep, stonden we plotseling voor de zwarte vierkante rots openingen; de mondingen van de ontbloote koningsgraven. We stegen van onze ezels en gelastten de drijvers te blijven tot we zouden terugkeeren. Me dukt, Bok, we zullen maar al leen het graf van Toet-anch-amon gaan zien en die anderen, van Ramses I en IV en Ameno phis III, laten liggen. We moeten nog meer van de wereld zien, merkte oom op. Ik vond het best. Toen we bij het graf van Toet-anch-amon waren aangekomen, moesten we heel wat soe batten om toegelaten te worden. De Egyptische regeering stond dit alleen maar aan oudheid kundigen toe. Maar tenslotte mocht het. Ik kwam uit het land van professor Böhl en dien kende men wel. Ik moest hem vooral de groeten doen, men meende zeker, dat alle Hollanders elkaar kenden. Onder den indruk van wat we zouden zien, daalden we eerst de zestien treden van de steenen trap af, waarna we bij een ste vig houten hek kwamen, welk hek de gang naar de eerste grafkamer afsloot. We volgden deze gang, kwamen weer bij een hek, waarna we in de eerste grafkamer waren. Ik keek mijn oogen uit, wat een schittering van goud. Ja Bok, dat heeft heel wat gekost, dat had je zeker liever in je spaarpot? Ik maak te oom opmerkzaam op de aanwezigheid van anderen in de grafkamer, die zich zeker aan oneerbiedige taal zouden ergeren. Ik zag name lijk twee zwarte gedaanten in prachtige klee ding, gewapend met lans en staf. Dat zullen wel bewakers zijn, fluisterde ik oom Sidney in. Deze brulde van het lachen, waarbij ik ver schrikt naar de twee gedaanten keek. Maar de zen verroerden zich niet. Ze bleven elkaar rus tig aanstaren. een uitvoerig radiogram op, dat direct werd overgeseind. Hoopvoller en rustiger dan voor heen, keerde hij terug naar z'n hut, waarbij hij tot z'n voldoening constateerde, dat z'n vijan den niet in 't zicht waren. Een kwartiertje later trad hij opnieuw te voorschijn en mengde zich onder de passagiers, die na een wandelingetje over het dek zich naar de eetzaal begaven. Des avonds maakte hij on gedwongen een praatje met het jonge echtpaar en dwong zichzelf met ijzeren wilskracht tot het spelen van de rol die hij zich had opgelegd; door woord, noch blik, noch gebaar, liet hij be merken, dat hij wist met welk f" menschen hem j delijke toeschie- 1 telijkheid waren 1 tegemoet getreden. Den daaropvolgenden dag liep de „Aglaya" de vaderlandsche haven binnen, waar d'r komst werd verwacht. Slechts weinig passagiers be merkten, dat zich tusschen het gewirwar van booten en schepen, behalve de loodsboot en het douane-vaartuigje, nog een kleine, snelvarende motorsloep naar de binnenvarende stoomboot begaf, waaruit, toen ze langszij lag, eenige man nen langs de neergelaten trap omhoog klauter den. Lionel Hogan slaakte een zucht van verlich ting toen hij die mannen zag. Eenige oogen- olikken later werd het jonge echtpaar door hen gesommeerd in de kaartenkamer te verschijnen. Lionel werd eveneens geroepen. Hij klaagde het tweetal bij de zich daar bevindende politie autoriteiten aan van diefstal van hem toebe- hoorende papieren. Beiden ontkenden op ver ontwaardigden toon „n betuigden met klem hun onschuld. Ze werden aan een nauwkeurige visi tatie onderworpen; hun bagage werd zorgvuldig doorsnuffeld, maar zonder resultaat. Nergens was een spoor te vinden van de gele enveloppe, die uit het vest van Lionel Hogan verdwenen was. Hun beschuldiger kon op geen enkele wijze z'n vermoeden jegens hen waar maken. Hij was de wanhoop nabij en zag geen enkele uitkomst meer dan mededeeling van het ongeluk dat hem getroffen had, aan den hem met spanning ver wachtenden diplomaat. Z'n vooruitzichten was de bodem ingeslagen. „We kunnen nu zeker wel gaan, mijnheer de inspecteur?" hoorde hij het vrouwtje, allerbe minnelijkst vragen. „Eigenlijk is men ons ge noegdoening verschuldigd voor dit hoogst on aangenaam voorval; we zien daar echter van af. Het spijt ons, mijnheer Hogan, dat we ons met iemand als u hebben ingelaten. We hielden u voor een gentleman, maar hebben ons ver gist. Goeden morgen, heeren." ï.:„t een gracieuze buiging verliet zij de kaar tenkamer, op den voet door haar begeleider ge volgd. „Laat u haar vrij?" riep Lionel; „maar dat mag toch niet; dat is „Het spijt me mijnheer Hogan," onderbrak hem de inspecteur van politie, „maar zonder een zweem van bewijs mogen we niemand ge vangen houden. Houdt u kalm; het paar wordt nagegaan; ze kunnen geen stap doen zonder door m'n speurhonden te worden gevolgd. Maar wat is er? Wat scheelt u?" Lionel had hem on zacht bij den arm gegrepen. „Waar is de linnenjuffrouw, die de dievegge heeft gefouilleerd? Heeft ze ook haar ceintuur nagekeken?" „Haar ceintuur?" „Ja, ja, gauw! Ik hoorde een dame spotten met die ceintuur, die ze op al haar toiletten droeg. Die dame onderstelde, dat die eeuwige ceintuur een geheim bijouterie-doosje was! Zou het mogelijk zijn, datGauw, ze zullen nog in hun hut zijn!" Een half uur later verliet Lionel Hogan met z'n kostbaar document, dat opgevouwen in de holle ceintuur verborgen geweest was en er wat verfomfaaid uitzag, de boot. Nog juist bijtijds had hij gedacht aan de spot tende opmerking over de lompe ceintuur, die de overigens zoo elegant gekleede dievegge nooit had afgelegd. Een avontuur, dat leelijk had kunnen afloope. beleefde de bekende duker H. R. Locke, toen hü een neuw duikerspak probeerde. Met een boot was hij ver in zee gevaren en ging 10 K.M. buiten Sidney Heads voor anker. Eén van de vernieuwingen van het apparaat was, dat de handen van den duiker niet beschermd waren. Reeds bij het begin van de afdaling werd hij door een zwerm visschen aangevallen. Toen hü tenslotte op 80 Meter diepte den zeebodem be reikte, zwommen zooveel visschen om hem heen. dat hij letterlijk geen hand voor oogen kon zien. Plotseling voelde de duiker een hevige pijn aan zijn rechterhand. Een visch had hem in de vinger gebeten. De wond was zoo diep, dat het water bloedrood gekleurd werd. Ook de andere visschen gingen, toen zij dit bloed zagen, tot den aanval over. Zij beten naar zijn handen en niettegenstaande zijn hevigen tegenstand brach ten zij hem eenige pijnlijke wonden toe. Er bleef Locke niets anders over dan noodsignalen te geven en zich te laten ophalen. Hij moest direct onder geneeskundige behandeling gesteld wor den. Niettegenstaande dit onaangename avon tuur bleek toch de deugdelijkheid van dit dui kerspak, daar het bestand bleef tegen den ster ken waterdruk. I >1 f cm dit blad ziin ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Obij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7C/Ï bij een ongeval met f O?A bij verlies van een hand 9C oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afi bij verlies van 'n All6 QDOnilC S ongevtAlen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OU C/C/."verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen i Ov,m doodelijken afloop AtOV*m een voet of een oog f X duim of wijsvinger I t/V.-been of arm# TV." anderen vinger 31. (Korte inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Asscher gaat door voor een ver woed verzamelaar van kostbare boeken. In Merlin St. Hugh, waar hij op zijn bui ten woont, leeft hy zeer afgezonderd met zijn nichtje Paula Parkston, die in het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector, Arthur Newnham. Door een handlangster komt Asscher in het be zit van een kostbaar werk, dat uit de bi bliotheek van Burgoyne is gestolen. As scher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door Bur goyne en den letterkundige Eggerton. In een luguber hotelletje te Parijs wordt As scher dan vermoord. Omtrent den dader tast men in het duister. Waarschijnlijk is Asscher reeds in den trein vermoord en in zijn boekenkoffer, door iemand die zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver voerd. Het justitieel onderzoek wordt ge leld door den detective Lestrange). Ik zei het tegen Miss Marlowe en zy ant woordde, dat ze met geen mogelijkheid kon zeggen, wanneer hij thuis zou zijn. Ze had af spraken voor hem gemaakt voor den volgenden dr~ dr.t is dus morgen Sir en mr. Murray moest dus maar wachten tot Vrijdag. Toen vroeg zij om de kranten. Zij stelde veel belang in de politiek en er waren juist twee districts verkiezingen aan den gang. We spraken een tijdje over politiek en ze zei, dat ze dacht, dat de conservatieven in Plumperton wel stand zouden houden, maar dat de liberalen hen zouden slaan in Corston Mannering. Ik ben zelf conservatief, Sir, en dat zei ik ook tegen haar. Ik voel er niets voor om de zaken weer overhoop te gooien. Wat heb je er aan? Een heeleboel geharrewar, een hoop modder en dorre bladeren. Ze lachte er eens mee. zy zei, dat ieder land van tyd tot tijd eens luchtig moet worden omgeploegd. Dat hield de geesten wakker. zy opende de kranten en ik bleef wachten, omdat ik er zelf ook een beetje belangstelling voor heb, maar ik zeg u dit mijnheer, en dat heb ik altyd gezegd en daar blijf ik by, er zal nog wel eens een tyd komen, dat ze heel dien rommel voor goed opruimen en elke ver kiezing beslissen met drie papiertjes in een hoed. Dat zal heel wat minder kosten en ik geloof niet, dat het regeeren er veel scha door zal lijden. Ik wachtte en ze begon me voor te lezen, wat er gebeurd was. Toen zag ik ineens haar handen op de tafel rusten, terwyi de krant zoo maar uit haar vingers viel. D'r kwam zoo'n bleeke uitdrukking op haar gezicht dat ik zelf myn bloed in myn ïyf voelde stilstaan. D begrypt dat natuuriyk niet, omdat u Miss Mar lowe niet kent, maar ik had haar nog nooit zoo overstuur gezien. Ik begreep wel, dat er iets verschrikkeiyks gebeurd moest zyn en dat dit verband hield met iemand uit haar onmid- deliyke omgeving. En daar Miss Marlowe zelf zoo goed als geen vrienden heeft moest die iemand ook wel tot myn onmiddeliyke omgeving behooren. Plotseling stond ze op en voeogde me tameiyk norsch toe: „Stond je te wachten op die districtsverkiezingen Slane? Nou, die kun nen wel wachten. Lees dit eerst maar eens." En ze ging weg, stapte naar haar bureau en bleef daar zitten zonder iets te zeggen. Ik kon maar niet begrypen wat er aan de hand was. Ik dacht alleen dat het misschien iets met Miss Parkton uit te staan kon hebben en mr. Newnham, totdat ik het elgenhjk zelf zag: nou ik ben al twaalf jaar bij Sir Hector en dat is een heel stuk van je leven." Zelfs by de herinnering aan dit oogenblik kromp heel zyn lichaam weer ineen, zyn ge zicht kreeg een akelig bleeke ïykkleur, alsof hij nog altyd voor het verschrikkeiyke gebeuren stond. „En toen?" vroeg Davidson onbewogen. „Veel kan ik er my niet meer van herinneren. Ik geloof dat ik gezegd heb, groote God, het is verschrikkeiyk! of zoo iets, en dat ik meende flauw te vallen. Maar Miss Marlowe scheen zich weer hersteld te hebben. Ze belde en zei tegen een van de dienstmeisjes dat ze wat brande- wyn moest brengen. Toen ik die op had, be gon ze opnieuw de kranten te lezen. Ik had een gevoel, alsof ik niet meer op myn eigen beenen stond. Maar toen ik haar de verschrikkeiyke tydlng zag bestudeeren zei ik: Lees dat nu niet." „Toen keek zy naar my en ik heb nooit een grooter verdriet in haar oogen gezien. Ik geloof, dat zy meer om Sir Hector gaf, dan ze ooit had laten biyken." „Wat u gelooft, gaat een rechter van instruc tie niet aan," viel de detective hem ongedul dig in de rede. „Gebeurde er nog iets anders?" „Ja, ik hoorde haar nog zeggen: „Ik zou wel eens willen weten, wat Scott Egerton daar te doen had." Toen hield ze plotseling haar han den voor haar oogen, alsof ze hem vlak by zich zag. Het was vreemd," voegde hy er verontschul digend aan toe, „haar zoo overstuur te zien." Lestrange dacht even aan die andere koele persoon, wiens naam zoo juist genoemd was. „Toen," ging Slane verder, „vertelde ik haar van mr. Newnham. Hoe ik hem hier gisterenmiddag had gezien, en zy antwoordde, dat ik goed moest weten of ik er wel heel zeker van was, omdat het verbazend verantwoordeiyk was om zooiets te zeggen en ik zei dat ik het niet zou zeggen, indien het niet waar was. Ze vroeg of ik van plan was het aan de politie te vertellen en ik zei, dat ik dat natuuriyk doen zou. Als iemand onschuldig is heeft hy niets te duchten, voegde ik er nog aan toe." „Zal er nooit eens iemand komen die daal de dwaasheid van Inziet!" mompelde Davidson. Niemand gaf er antwoord op. Slane's ge tuigenis was dus biykbaar afgeloopen, by ver trok en Bruce nam zyn plaats in. Toen deze vrouw de kamer binnenkwam werd Lestrange's belangstelling veel intenser. Ze was een zwaariyvig iemand, met een vast beraden uitdrukking in haar gezicht, die haar onmiddeliyk karakteriseerde als de overwinnares van menig huiseiyk krakeel; op haar korten dikken hals stond een mager geel gelaat met verbazend krachtige kaken en een eigenwyzen mond. Maar vooral haar oogen trokken iemands aandacht. Ze bewogen schichtig onder hun wenkbrauwen. De buitengewone glans deed aan zachtschemerende agaatsteenen denken. Die oogen verrieden een scherp geheugen. Zy zouden zelfs de kleinste indrukken, die hun eigenares had ontvangen, weten op te roepen. De Franschman kreeg onmiddellijk medeUjden met het gekwelde leven van het meisje, dat onder de strenge bewaking van een dergelijk" vrouw had moeten leven. De romanticus in hem rilde. „Bent u Bruce?" vroeg Davidson. „Ga zitten als je wilt. Je kunt ons wellicht zeer van dienst zyn." De stem van de vrouw was verrassend zacht en vriendeiyk. „Ik hoop het, mynheer. Gaat het over Miss Parkton?" „Ze is op het oogenblik niet thuis, als ik het wel heb?" „Neen, ze is niet thuis." „Weet je niet, wanneer ze terug zal ko men?" „Niet in het minst." „Zou je misschien ook kunnen zeggen, waar ze eigeniyk naar toe is. Of weet je daar zelf niets van?" „Toch wel, sir." Nu was het Davidsons beurt om verwonderd te zyn. „Weet je dat wel?" „Ja zeker. Als een meisje dat net zooveel van haar bed houdt als wü allemaal, zegt dat ze een uur vroeger wenscht te ontbyten en van plan is om heel den dag in den tuin door te brengen klinkt dat natuurlijk erg vreemd. Vooral in het licht van wat mr. Slane gister avond gezien heeft." „Wü hebben nog geen enkel bewys, dat mr. Newnham daar was, als je daar soms op zin speelt. Het is mogeiyk dat hij er geweest is. maar even sterk biyft de mogelijkheid dat hij een volledig alibi zou kunnen toonen. Je kent het spreekwoord, in het donker zijn alle katjes grauw." „Maar alle katten loopen niet zoo komiek als mr. Newnham," viel de vrouw hem zachtjes in de reden. Davidson lette hier niet op. „Ik zou wel eens willen weten hoe Jij wist, dat Miss Paula uitging en waar zy heen wilde 1" „Ik zei niet, dat ik wist, waar zy heen ging, ik zei alleen dat ik wist, dat ze zou gaan. Ze zei immers, dat ze in den tuin ging werken en toen antwoordde ik, dat ik het tegen Brent zou vertellen, maar ze was er als de kippen by, om me dit te verbieden. Ze wilde zoo maar wat rondscharrelen. Ik legde voor haar een wollen costuum gereed dat zy altijd in den tuin draagt en ze zei onmiddellijk dat ze dit niet wilde hebben. Ik vroeg wat ze dan wel wou aandoen en toen koos ze een goudbruine wollen japon. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10