Driehonderd jaar Curacao
i
Het wielerseizoen is begonnen
UIT DE GESCHIEDENIS
m.
ZONDAG 27 MEI 1934
Mgr. Niewindt, de
Apostel
Een koppel-race
Het petroleumbedrijf heeft het
eiland uit zijn stiefmoeder
lijke behandeling verlost
v WMËKm
Stiefkind
7:i
mlïïm*
De olie
Crisis
Katholiek leven
U.
BOEK EN BLAD
i
ONS PRIJSRAADSEL
INDISCHE FINANCIËN
Oplossing vorig raadsel
CLANDESTIENE VISSCHERIJ
Japanners opereeren in onze Oost
D'n Fielp krijgt 'nen
zuiveren bons
Terwkes haar der
dan baksteenen
Driehonderd jaar geleden, stak een kleine
expeditie, bestaande uit een der grootste
schepen van de West-Indische Compag
nie, de „Groot-Horn", vergezeld van fluit-
scheepje en twee jachten en bemand met 200
soldaten, den groo.en oceaan over naar de rijke
kusten van Zuid-Amerika, waar de Spaansche
handel na de ontdekking van Cclumbus zich
een monopolie had weten te verwerven.
De Hollandsche sluikhandel had dit mono
polie al wel een halve eeuw ontdcken. En de
West-indische Compagnie zelf kaapte m de eer
ste jaren van haar oprichting heel wat 73
millioen gulden, de 12 millioen van de Zilver
vloot me. gerekend van de Spaansche voor-
aeelen weg. uocu dat leek aires mee op echten
handel en nog minder op de vestiging van eigen
koloniën. De behoefte aan een of meer vaste
punten aan de Amerikaansche kust werd dan
ook dringend gevoeld. Poging.n daartoe mis
lukten echter enkele malen, doordat men de
plaats niet voldo.nde kende cf doordat de
Spanjaarden te zeer op hun qui-vive waren.
Toen bood in het begin van 1634 een zekere
Jan Janszoon O.zen zijn diensten aan bij de
Compagnie. Hij had vaak clandestien zout ge
kocht in de West, was daarbij gevangen ge
nomen d:or de Spanjaarden en geïnterneerd
op Cura?ao.
Curasao was omstreeks 1500 ontdekt door
Alfonso de Ojeda een der vrcegere reisge
zellen van Columbus. Vijf en twintig jaar later
kwamen de Hollanders op het eiland, zonder
het echter in bezit te nemen. Twee jaar later
in 1527 ded.n de Spanjaarden dit „voor
alle eeuwigheid". En nu ruim honderd jaar
tater, midden in den 80-jarigen oorlcg wees
Otzen dan Hollanders weer den weg naar en
tp het eiland.
De onderneming was gewaagd. Niet dat het
eiland een sterke bezetting had. Integendeel,
toen de expeditie eenmaal het anker had laten
vallen in de St. Annabaai, vluchtte de Spaan
sche gouverneur het land in. na de houtvoor
raden en de huizen in brand te hebben ge
stoken. Gevaarlijk was echter de expeditie om
dat niemand wist hoe Spanje haar zou opne
men. In korten tijd kon een groote vloot de
armzalige 200 soldaten van de Compagnie te
lijf gaan. En dan zou goede raad duur zijn
geweest. Doch alles liep voor den wind. Den
2lsten Augustus teekende de gewezen Spaan
sche gouverneur een contract, waarbij Curasao
vcorgoed aan Nederland werd afgestaan. Po
gingen van de zijde der Spanjaarden onder
nomen tot herwinning van het eiland zijn ook
na het verdrag wel ondernomen. De vrede van
Munster echter maakte daaraan definitief een
einde. Tenminste voor zoover het Spanje be
trof.
Later kreeg de Zonnekoning Lodewijk XIV
van Frankrijk zin in de kolonie. Tweemaal
Een Curagaosche jongen.
deed hij een poging om haar te veroveren
in 1672 en 1678 beide malen echter tever
geefs. Wel lukte het Frankrijk in 1712 het ei
land te bemachtigen. De teruggave werd eerst
verkregen tegen betaling van 250.000 peso's
brandschatting.
Ock de bloeiperiode die nu volgde bleef niet
gespaard van stormen. In 1782 kreeg Curapao
zich te weren tegen een Engelsche expeditie;
in 1795 moest het een Slaven-oproer doorstaan;
in 1800 volgde de overrompeling dcor het Fran-
sche fregat „La Veng:ance", onder motief van
beveiliging tegen Jamaica. Engeland zou te hulp
komen, maar meende, dat het voor deze hulp
niet beter kon werden betaald dan door het
eiland op zijn beurt in bezit te nemen. Dit
duurde echter kort, daar Engeland in 1802 door
verdrag Curapao weer afstond, om in 1804
en 1805 opnieuw pogingen te wagen het eiland
te bemachtigen, de laatste maal met succes. In
1815 kwam het bij den Vrede van Parijs ten
lange laatste weor in Nederlandsch bezit om
dit te blijven tot op den dag van heden.
Eindelijk kwam er toen eenige stabiliteit in
het leven van dit heen en weer geslingerde ge
bied.
Deze poging van stabiliteit was er daarom
nog niet eene van bijzondere waardeering dcor
het Nederlandsch bewind. De zes eilanden
bij Curapao waren in den loop der jaren nog,
ten deele door verovering ten deele door een
voudige in-bezit-neming, nog Aruba, Bonaire,
St. Eustatius, Saba en een deel van St. Martin
gevoegd lagen niet ongunstig voor den handel
De scheepvaart vond in de St. Annabaai een
veilige en ruime haven. En in de periode van
strjjd waren deze eilanden inderdaad ook be
langrijke stapelplaatsen. In de vorige eeuw
echter is het scheepvaartverkeer er langs ge
trokken en Nederland deed weinig moeite om
haar taai in handen gehouden kolonie weer tot
bloei te brengen. Curapao bleef weinig bekend
een rustig eiland in de Caraïbische Zee, waar
negers woonden en mulatten, die over het alge-
gemeen gebrekkig moesten leven of het eiland
Een overzicht van de groote petrole um-raffinacLerijen in Emmastad
moesten verlaten om elders een bestaan te zoe
ken, Een stiefkind van het moederland!
Sinds korten tijd is daarin echter verande
ring gekomen.
In 1916 vestigde de Koninklijke Petroleum
Maatschappij die in Venezuela olie-conces
sies had verworven een raffinaderij op Cu
rapao. Deze onderneming breidde zich zóó snel
uit, dat thans op het schiereiland Asiento
enkele kilometers van Willemstad een fa
brieksstad is verrezen die sinds 1929 naar de
thans overleden Koningin-Moeder „Emmastad"
werd genoemd. Een van de grootste olie-zui-
verbedrijven van de wereld heeft zich bier ont
wikkeld. Enorme fabrieksgebouwen, opslag
plaatsen, dokken, zijn hier verrezen. Ruim 120
millioen ligt er in vastgelegd.
Het heele eiland leefde op door de olie. Dui
zenden stroomden er heen, aangelokt door de
mogelijkheid om snel een groot aantal dollars
binnen te krijgen, want er werd veel geld ver
diend. De scheepvaart nam in buitengewone
mate toe. Groote openbare werken, vooral aan
de havens, werden ondernomen. Het aspect der
oorspronkelijk op een beetje veeteelt en een
beetje mais-, meloenen-, suiker- en koffie-
bouw in den regentijd levende kolonie, ver
anderde totaal.
De crisis, die de petroleum-maatschappijen
geducht heeft aangegrepen dcor den tuimelen-
den val der prijzen, heeft ook Curapao niet ge
spaard. De nerveuze sprong-ontwikkeling der
laatste jaren kwam in 1930 tot stilstand. On
gunstige gevolgen van den al te snellen groei
deden zich voelen. Kleinere bedrijven die vóór
den zegetocht van de clie bloeiden, waren dood
gedrukt. Velen werden ontslagen, werkloosheid
heerschte zéér sterk op het eiland.
De zonde van het verleden rees toen uit het
binnenland. Men trachtte de werkloozen weer
in den landbouw te krijgen en dat ging de
eerste jaren omdat de regen overvloedig was.
Doch toen in 1932 een periode van droogte in
trad wreekte zich de stiefmoederlijke behan
deling van het eiland in den loop der vorige
eeuw, toen de Irrigatie-werken verwaarlcosd
werden, zoodat landbouw en veeteelt afhanke
lijk bleven van de wisselvalligheden der na
tuur. Met spoed werden credieten aangevraagd
voor verbetering en nieuwbouw van watertoe-
voer-installaties en -kanalen. Doch, de open
bare middelen vloeien evenmin als in het moe
derland weer rijkelijk en de grootste zuinig
heid blijft geboden om geld voor deze werken
vrij te maken.
Intusschen
De crisis snelt wel naar den dag waarop zij
haar eerste lustrum viert, doch haar kracht
schijnt gebroken. Het ergste schijnt geleden. Er
komt weer leven in de petroleumbedrijven. Zij
breiden weer uit zelfs!
Zou dit het begin Izijn van een nieuwe op
leving? We hopen het van harte.
Doch hoe ook de toekomst zij, de economische
opheffing en fundeering van het eiland dat
een vruchtbaren bodem heeft wanneer er maar
water komt, blijft een taak een eere-taak
voor ons land. Een taak, die wij ons wel mo
gen bewust zijn nu wij ons opmaken om onzen
driehonderdjarigen band met Curapao te her
denken.
De katholieke godsdienst is op Curapao ge
bracht door Mgr. Martinus Niewindt, die ruim
100 jaar geleden naar de kolonie trok en er
de meest merkwaardige toestanden aantrof.
Katholieken in naam waren er genoeg, doch
zjj waren verspreid over het geheele eiland en
meerendeels als slaven werkzaam op de plan
tages. Kerken en middelen waren er niet
Maar klachten waren er in overvloed. En
misstanden niet minder. De parochie werd ge
regeerd door de kerkmeesters, die het onder
ling zeer oneens waren. Beschuldigingen van
ontrouw en plichtsverzuim kwamen van over
en weer. De administratie was hopeloos in de
war. De offerblokken lagen opengebroken en
leeggestolen. Financieele zorgen' drukten op
alles.
Met den moed der wanhoop heeft Mgr. Nie
windt gestreden tegen deze toestanden, zes en
dertig jaren lang. Tegen de slavernij, tegen de
armoede, tegen alles!
Met succes werd zijn werk bekroond. Hij
bouwde ziekenhuizen, lazaretten, kloosters, pen
sionaten, scholen enz. Onder de verdrukking
door groeit zijn arbeid. Holland steunde hem
steeds meer. Het volk kwam langzamerhand
weer zijn ellendigen toestand te boven. De be
schaving van het eiland is het resultaat ge
weest van zijn arbeid. Na zijn dood waren over
al kerkjes opgericht en telde de heele kolonie
28.000 katholieken.
De bediening van de Missie is thans in han
den der Paters Dominicanen. Het aantal ker
ken is sinds 1870 verdubbeld. Het aantal
priesters gestegen van 19 op 41 en het aantal
katholieken van 28.000 op 65.000.
Het moreel van Willemstad geldt thans de
strijd. Onzedelijkheid en godsdienstige dwaling
de kwalen van de steden zieken ook hier
door. Met taaie volharding vechten de missio
narissen ertegen.
Door hun scholen, thans 39 in getal. Door
hun pers, die den godsdienst in het openbare
leven hoog houdt. Door deelname aan den
socialen arbeid der vereenigingen. Door recht-
streeksche bevordering van vakcursussen, huis
industrie en spaarwezen. Door hetoprichten
van ziekenhuizen enz. aldus rechtstreeks
het werk van Mgr. Niewindt voortzettend.
Met voldoening mag ook onze Missie terug
zien .op de laatste jaren in de driehonderd
jarige periode, waarvan we de afsluiting thans
herdenken.
Ofschoon er nog veel gedaan moet worden!
Een Wildebras door Felice Jehu e.a.
Uitgave L. J. Veen N.V., Amsterdam.
In de „Ons Thuis"-serie verscheen ondei
bovenstaanden titel een aantal alleraardigste ver
tellingen voor jongens en meisjes van 610 jaar
door Felice Jehu, Hendr. Diets, Cath. van
Rennès, Agatha Snellen, M. Schilthuis-Brugsma,
Nannie van Wehl e.a., met platen van Nettie
Heyligers, Jo van Kampen, Jan Wiegman en
Elly Verstijnen.
Dierenvreugd en leed door L.
Dorsman en Jac. v. d. Klei.
Uitgave J. B. Wolters, Groningen
Ter voldoening aan veler verzoek hebben de
schrijvers voor de middelklassen der lagere
scholen een „Voorlooper" doen verschijnen,
waarvan thans het tweede deeltje van de pers
is gekomen. In hun bedoeling om bij het kind
liefde voor het dier te wekken, zijn zij volkomen
geslaagd, mede door den aardigen verteltrant,
waarmede zij hun onderwerp behandelen. Het feit,
dat den leeraar vele aanknoopingspunten zijn
gelaten om wat nader op een en ander in te
gaan, verhoogt de waarde van dit typografisch
goed verzorgde boekje.
Eenvoudige opgaven over opper
vlak en inhoud van Lichamen,
bedoeld voor Lagere Nijverheidsscholen, avond
scholen en andere inrichtingen van voortgezet
onderwijs, van den hand van P. de Rijcke,
hoofd eener school te Rotterdam, verschenen
bij W. L. J. Brusse's Uitgevermij. N.V. te
Rotterdam.
Bij W. J. Thieme Cie te Zutphen verschenen
Fragmenten ter vertaling uit het Duitsch
door J. C. Kraak, bestemd voor de twee noogste
klassen van de literair-economische afdeeling
der H.B.S. of Hoogere Handelsschool. Behalve
fragmenten aan de „schoone literatuur" ont
leend, bevat het ook stukken uit economische,
literaire en geschiedkundige werken, waarbij
een woordenlijst is gevoegd.
De Techniek van het Ski-loopen,
door dr. H. M. H. A. van der Valk.
Uitgave Nijgh en Van Ditmar
Rotterdam.
Een aardig boekje voor de liefhebbers van de
ski-sport. Voor die liefhebbers vooral, die al een
beetje „op de hoogte" zijn. Wel bestaat het
werkje uit 2 af deelingen: een cursus voor be
ginners en een dito voor gevorderden.
NIEUWE UITGAVEN
Het Nieuwe 9e, 10e en 11e Rekenboek
door P. J. Bouman en J. C. van Zelm,
Uitgave W. Versluijs, Amsterdam.
Opgaven en Uitwerkingen van het
Praktijk-Examen in Boekhouden.
Uitgave Handelswetenschappen ke
Bibliotheek Leiden.
Moeilijke Woorden I en II en Het
Werkwoord, door P. J. van de We
tering. Uitg. Gebr. Leonards, Didam.
Curagaosche negerhut uit takkenbossen met leem bestreken en een dak van maïs-
stroo.
In de 20 deelen, waarin de wielband is ver
deeld, moeCen de 20 gegeven woorden zoodanig
worden geplaatst, dat telkens twee op elkaar
volgende woorden een nieuw tweelettergrepig
woord vormen. Bij 1 te beginnen, krijgt men
dus de 20 woorden 1-2, 2-3, 3-4, enz., en de
aansluiting wordt volkomen, doordien ook 20
met 1 aansluit tot het laatste woord 20-1.
Hieruit volgt, dat men met de draaipartij
kan beginnen, waar men verkiest. Nu hebben
we tusschen de spaken van het wiel nog een
5-tal andere woorden geplaatst, die met het
correspondeerende bandvak alweer tweeletter
grepige woorden vormen: b.v. in vak 2 zou men
kunnen plaatsen het woord boek, waardoor men
boekwerk, of het woord huis, waardoor men
huiswerk vormt, enz.
Ons 5-tal tusschen de spaken is daar dus
geplaatst èn tot het verkrijgen van een goeden
„aanloop" voor de oplossing èn ter controle, of
het verder goed loopt met de „draaierij". We
geven den raad, vooraf maar eens goed uit te
kijken, bij welk van de 5 woorden men het best
aanvangt.
-iock. cte chet
BATAVIA, 25 Mei (Aneta) Het commu
nique omtrent de ten paleize gehouden verga
dering der begrootingscommissie luidt als
volgt:
De begrooting van uitgaven welke in 1934 nog
385 millioen gulden bedroeg, is teruggebracht
tot 333 millioen gulden. In deze verlaging is
19 millioen gulden begrepen als gevolg van de
conversie van de Ned. Indische dollarijleenih-
gen.
Dit uitgavencijfer zal dalen beneden de 300
millioen gulden als de maatregelen, door den
Minister van Koloniën, aangekondigd in de
Staten-Generaal worden verwezenlijkt.
Daardoor zal dan de mijlpaal, welke de Re
geering zich voorloopig had gesteld, zijn be
reikt. De middelen vertoonen echter nog een
belangrijken terugval. Tegen een raming voor
1934 van 287 millioen kan voor 1935 slechts
worden gerekend op f 247 millioen derhalve 40
millioen gulden minder.
om
k ick.
kxoon.
Lcht.^Ccf.
mjj ii t k
a cl .ia-c tic.
1/tn.Vcou.iV. xc
En hiermee: proficiat met deze soort „Wieler
sport".
De 12 bloemen, gerangschikt in deze volgorde:
Begonia
Lathyrus
Oleander
Eereprijs
Madeliefje
Korenbloem
Waterlelie
Erica
Egelantier
Klaproos
Edelweiss
Rhododendron
geven ons dus den bloemkweeker als den per
soon, die dagelijks „in de bloemetjes zit."
Natuurlijk kan men no. 4 met no. 8 of 9, en
no. 6 met no. 10 verwisselen van plaats, wijl
het dezelfde beginletters betreft.
Hulde aan de oplossers-artisten, die bij deze
gelegenheid zich ook in bloementaal tot ons
richtten! Er waren er een paar bij, zóó fijn,
dat we er sterk over denken, ze „in een lijstje
te zetten."
Prijswinnaars zijn:
Mej. A. van Antwerpen, Nieuwe Gracht 21,
Utrecht.
Mej. J. C. van Bakel, Balistraat 14, Heemstede.
E. B. Berendsen, Zandhofschestraat 117,
Utrecht.
A. Buchwaldt Jr., Warmondstraat 51, A'dam.W.
Mej. T. Clous, Koudenhorn 18, Haarlem.
J. A. van Dongen, Sophiastraat 23 a, Breda.
A. Jenner, Abstederdijk 15, Utrecht.
B. G. Kras, Diepenstraat 12, Tilburg.
J. Lichtenberg, Adr. van Ostadelaan 119,
Utrecht.
Mevr. van der MeerBartels, Berg en Dalsche-
Weg 298, Nijmegen.
J. E. Migo, Jan Vethstraat 51, Arnhem.
Mej. E. W. Moojjman, Hobbemakade 76,
Amsterdam CZ.)
Mej. B. Perk, St. Antonielaan 91, Arnhem.
Mej. Anny Plum, Fred. Hendrikstraat 81,
Utrecht.
F. Preijde, Jansstraat 57, Haarlem.
W. v. d. Putten, Kamerlingh-Onnesstraat 6,
Eindhoven.
Gerard van Rheenen, Rustenburgerstraat 4341,
Amsterdam (Z.)
P. Rozestraten, Badhuisstraat 8rd, Haarlem.
Mej. Erna Steinkühler, O. L. Vr. Gasthuis,
Zaal 3, le Oosterparkstraat 157, Amsterdam.
P.- Thijwissen, Velperweg 142, Arnhem.
B. M. J. Tulfer, Hortensiastraat 27, Zwolle.
E. E. Z. Z. Ursulinen, Gr. Gracht 74, Maastricht.
M. Warnars, Dr. Kuijperstraat 15, Den Haag.
J. v. d. Weetering, Pienemanstraat III, Am
sterdam (Z.)
Ant. Wolfs, Swalmerstraat 52, Roermond.
Oplossingen tot Donderdag 12 uur, aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstr. 60, Utrecht.
BENKOELEN, 25 Mei, (Aneta). 21 Mei
vertrok het gewestelijk vaartuig „Banggai" met
een assistent-resident en den controleur van
Benkoelen naar Enggano en een transport
veldpolitie, in verband met de clandestiene Ja-
pansche visscherij. De aldaar opereerende
„Joshino-Maru" werd door de veldpolitie des
nachts overvallen. De boot werd in beslag ge-
nomn. Heden arrivveerde de Banggai alhier
met 12 visschers aan boord en de „Joshino-
Maru" op sleeptouw.
piiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigRAgANTSCHE BRIEVEN
Mobilisatie-herdenkingsfeesten en kruisen
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ULVENHOUT, 22 Mei 1934
Menier,
As ik verlejen week Vrijdag
middag uit de stad kwam, mee
m'n groentenwagel, dan kwam
daar bij ons op d'n weg, uit
den boent, 'n sjees aangevlogen, ollee, 't vuur
vonkte uit de keien, zóó driftig galopeerde da
perdje door d'n draai deur.
De zweep van den koetsier klapte deur de
locht, da-d-et 'n lust was. En ik moest wezen
lijk zien, da 'k rap opzij van den straatweg
kwam, waant da span schoot naar veuren, dat
de wielen ginnen grond rokten, nouw en dan.
Zóó had ik d'n Fielp nog nooit zien rijen.
Mee, dat ie me passeerde, keek ie me zo'n
ble.je zegevierend-lachend aan, 't zwijnjak,
omda 'k daar onder de boomen, op 't fiets-
paaike, wa beduusd en mee 'n stom bakkes
stond te kijken naar dieën bakker-in-d'n-
spr.nt.
„Zit d'n Jaan oew achterna?" riep ik
lachend.
Hij knikte en 'k meende te verstaan: „ja,
mooi wirke!"
„Wat dioïn Fielp bezielt," zee ik toen 'k
thuisk. am: „da mag Joosc weten. Maar op d'n
oogenblïk rijdt ie mee z'n broedsjees as 'nen
beze ene over de wegels."
„Hij had hier van den mergen ok al zo'n
haas;," zee Trui: „hij kieperde de broojen op
tafel, dat de korsten rondvlogen en nog veur
'k m vragen kost of ie nouw heelemaèl betoe
terd was, was ie al geblazen en sprong ie weer
in z'n sjees, of ie stalen virkes onder z'n schoe
nen had zitten!"
,,'t Is 'nen donderschen tiep," zee ik lachende
tn m'n eigen.
,,'t Is 'nen donders-slech-
ten bakker," verbeterde Trui,
zonder dat 'r wa gevraagd wier.
„Wat dieën kearel bezielt,
hier
En ze waggelde naar d'men
broodtrommel, stak 'n brood
veuruit of ze 'r mee vechten
wou, en zee weer: „hier!"
Ik keek. Omda 'k niks beter te doen wist.
Dat ie z'n congé weer zou krijgen, had 'k al
lééng in de gaten. „Hier, is da brood? Zoo
plat as de pest (da wist ik al weer, dat de p..
plat is) en zoo haard as 'nen bikkel! Is da
brood? Da's braandhout! Dèèr!"
En ze was nie tevrejen, veur ik er 's in ge
knepen had en mistroostig m'nen kop geschud
„En as gij nouw soms denkt, da-d-ik da
kwaaie brood blijf frèten, omdat die broerling
juiliën prop- en schutterijpresident is, dan ben
de gij 'r sjuust neffen, manneke" en bens!
daar ^vuurde" ze dieën tarwe-kartets af, dat
d'n broodtrommel rammelde lijk 'nen ouwen
Ford.
Den aanderen dag, Zaterdagmergen, kreeg
d'n Fielp den bons!
't Was 'nen zuiveren, geleuf ik, waant Trui
hee-t-'m nouw al vijfentwintig keeren zeker óp-
gezeed. „Zeg Dré,'' vroeg 's aanderdaags d'n
Fielp mee 'n benaawd gezicht, as me in „de
Gouwen Koei" zatten: „zeg, Dré, wa. mankeert
oew Trui?"
„Gezond as 'n vischke, Fielp," zee ik.
„Bedoel ik nie," zee-t-ie: „ik wouw gevraag
emmen g'ad, waarom da mensch me gisteren
zoo uitgekafferd hee?"
„Is 't zóó erg geweest, Fielp?"
„Merakels!"
„Hee z' oew d'n bons gegeven?"
„D'n bons gegeven? D'n bons gegeven? Man,
ze hee me de huid vol schelles gegeven, da 'k
er kleurenblind van wier." Z'nen kop wier
vuurrood. „Ze hee me verweten, da 'k presi
dent van de propclub ben, da 'k president van
de „V. V. V. Boschrijk Ulvenhout, 't Laand
van den Dré" ben, da 'k lid van den Gemeen
teraad ben, da 'k driehonderd pond weeg, da-
da-da-".
„En da ge 'r ok bakker bij bent," vulde-n-ik
aan!
Nog rooier wier ie.
Dalijk zat d'n Tiest er bovenop. „Nouw ge
da zoow zegt Dré, nouw mot ik jouw toch ok
wa vertellen, Fielp. Ik heb gisteren m'n zeis
aangezet mee 'n kaantje brood van jouw,
waant m'nen hamer was kwijt!"
„Enne as ik ok wa zeggen mag," kwam d'n
Joep los....
Verder kwam ie niet.
D'n bakker zette 'm mee z'n oogen in d'n
hoek.
„Dan zal ik 't maar zeggen," treiterde d'n
Blaauwe: „d'n Joep lee thuis 'n stoep aan, mee
jouw halve terwkes, Fielp. En da's goed beke
ken ok, waant ze zijn haarder en duurzamer
dan baksteenen."
Zuitjesaan was d'n Fielp spierwit geworren.
Hij zat z'nen asem in te houwen van span
ning. Boven op z'n kalen test groeiden de
zweetpèèrltjes gestaag aan, net zoo laang tot
er gin plots meer was veur nuuwe en de kleine
kralekes samenliepen tot vette druppen, die
over dieën glibbert schoven en dan laangs z'n
ooren sijpelden.
Toen zee-t-ie 'n woord, da me nog nooit ge
fleurd hadden.
„Negerstralen," zee-t-ie.
En da luchtte 'm op; wezenlijk!
Toen bestelde-n-ie 'n citroentje-mèt.
Zonder „saantjes" te zeggen, dronk ie uit
en wij"Wij organiseerden stiekum 'n veul-
zeggend zwijgen! 'n „Drukkende" stilte!
„Negerstralen." Wat da veur stralen waren
wisten we wel nie, maar we dejen net, of we
diep gegriefd waren. D'n Blaauwe knipte ogs-
kens, die beteekenden „volhouwen!"
„Hèhè, da smokt," zee d'n Fielp en hij
smakte of ie zeggen wouw: loopen juilie alle
maal naar degewitwel!
„Joep," zee-t-ie toen, kalm van kwaaiigheid:
„Joep, kende gij uit d'n dienst" (daar was 't
weer, d'n dienst!) „kende gij uit d'n dienst,
'nen zekeren koppraal (in gewone tijen zee-t-
ie fatsoendelijk: „kürreperaal'T) 'nen zekeren
koppraal Deckers?" D'n Joep peinsde. „Nooit
van geheurd," zee-t-ie!"
„Nooit van geheurdHm!"
„Jamais," zee d'n Joep en schudde beslist
z'nen kop!
„Da's waar ok," zee d'n Fielp toen onnoozel:
„gij was serzaant! Da 'k da toch tellekes ver
geeten gij spuit teugeswoordig buljert mee
onzen Hoverste!"
„Krijgt den rambam," zee d'n Joep.
„Dalijk," zee d'n bakker.
„Nouw, da koppraaltje, da gij nie kent
eeToen wochtte-n-ie efkens, maar d'n
Joep vloog er nie in. Hij zweeg afkeurend, mee
'n „meerdere"-gezicht
„Dazelfste koppraaltje, Joep," en toen gong
ie mee z'nen zwaren wijsvinger op tafel zitten
douwen bij elk woord en d'n Tiest douwde mee:
„dazelfste koppraaltje, da was razend op mij
nen kuch, die 'k indertijd in dienst bakte!
Witte-gfj-da-Joep
„Denkt om 't tafelblaaike, Fielp; ge zit er host
deur," zee d'n Blaauwe.
Maar d'n bakker had gin tijd veur „hinter
rupsen". Den Joep keek naar ons, of ie zeg
gen wouw: hij ziet ze kuieren. En hij tikte mee
z'nen wijsvinger teugen z'n veurhoofd.
„Van de week," gong d'n Fielp nadrukkelijk
verder: „hè 'k da koppraaltje z'n slaapie ge
sproken. Ok 'n prent van 't 41ste. Daardeur
ben 'k da te weten gekommen, verstade da,
Snotpiek? Waant ik heb nie stil gezeten. Ik
heb gewerkt aan de kommiteit veur de Mobi
lisatie-herdenking. Gij ok?"
„Ja, en
„Zwijg, zoow ver zijn we nog nie, Joepes!"
„En nouw ben 'k er ok achter gekommen,
Joep, da 'k mee da koppraaltje, sjuust omda 'k
zulken smakelijken kuch bakte, bevrind ge
rokt ben. Waant ik wist nie, dat-ie denzelfste
was as onzen teugeswoordigen Minister van
Defensie, Joep van Snotpiektum!"
„Ge lieg 't," zee d'n Joep.
„Liegen? 'k Gaai van de week naar d'n
Haag, m'nen ouwen wapenbroeder opzoeken.
As er iemaand is, die me raad geven kan, veur
de herdenkingsfeesten, dan is 't toch zekers....
Zijne Hekselentie den Minister van Defensie
ee?" Wij lusterden wezenlijk mee 'n bietje ont
zag. Waant zoo as ge verlejen week voelen en
tasten kon, dat d'n Joep zat te liegen, toen
ie zee, dat ie buljart-spulde mee z'nen vroege-
ren Overste, zoo konden me nouw voelen en
tasten, dat d'n bakker de waarheid sprak!
„Ik zeg da ge 't liegt en da-d-oew brood nie
dugt," viel d'n Joep uit.
„Gade méé deus week, Joep. Of durfde gij,
boerenhufter, nie onder mijnen ouwen kame
raad z'n oogen te komen, omdat die toevallig
nouw weer 'n paar rangskes hooger is, dan gij?"
„Deckers, Deckerspeinsde d'n Joep
haardop mee wegkijkende oogen, sjuust of ie
in 't verlejen keek: „Deckers, ja, nouw sta me
daar wa van bij. Koppraal Deckersik ge
leuf da 'k 'm nog 's 'nen douw van vier dagen
kwartierarrest gegeven heb..!"
„Wat had ie misdaan, van Snottenburg,"
vroeg d'n Fielp zeurderig-nijdig.
Maar d'n Joep was niet in d'n hoek te krij
gen en dapper loog ie: „hij had mijn gepas
seerd zonder eerbewijzen!"
Da was zelfs d'n Blaauwe te bar! En hij
dompelde ongeziens z'n tabakspruim in d'n
Joep z'n pilske. 't Wier van pils ineens bok,
zoo donker. Maar d'n Joep zat zóó te liegen,
dat ie niks aanders zag, dan dewaarheid,
op onze gezichten.
En wat d'n Fielp aangaat
Die zat stijf!
Déér!
Da's 't antwoord. As 'nen paal bleef ie zitten,
d'n vermetelen Snotpiek aangapend mee 'n
paar oogen die puilden von verstomdheid.
Toen ie weer bij kwam, zee-'t-ie weer iets
nuuws. „Leugenaa," barstte-n-ie-uit.
Toen sloeg ie allebei z'n vusten tegelijk op
tafel ende pootjes stonden alle vier naar
binnen, 't Krokte-n-allemaal. De gloskes vie
len om en den Blaauwe z'n pruim, in d'n Joep
z'n pilske, klom zelfs omhoog en gong aan d'n
raand van 't glas hangen, 't Was nouw sjuust
'n zwarte slak, die uit d'r huiske kruipen
kwam. D'n Snotpiek wier d'r 'n bietje wit van
om z'n neus, toen ie da „gedierte" uit z'n glas
zag kruipen.
Maar as alles weer hersteld was, achter d'n
rug, Kee van 't buffet d'n Blaauwe had uitge
scholden veur „vuilen-schotteldoed-da-ge-
daarzit" en d'n Blaauwe had geaantwoord, dat
da-d-allemaal jaloerzigheid was -an Kee, omda
ze stiekum smoor verliefd op 'm was, dan zee
d'n bakker: „en ik gaai volgende week naar
den Haag en 'k neem 'nen kuch mee, die 'k
hekstra bakken zal veur m'nen ouwen kame
raad! En zeg da teugen Trui, Dré," zoo besloot
ie z'n toespraak.
„Zonder maankeeren, Fielp!"
„As ik bakken kan veur 'nen Minister, al
was ie toen nog maar kurreperaal, dan kan 'k
toch zekers bakken veur juilie, knuppels! En
nouw gaan we kaarten!"
Hij schudde de kaarten en begost te geven.
Maar onder 't geven zee-'t-ie „en zegt ok
teugen Trui, Dré, da 'k mergen 'nen lekkeren
krentenmik zal brengen! Zouw ik dan weer
brood meugen leveren? 'k Verlies nie gèren 'n
klaantje ziede!"
,Zeg, Fielp," zee d'n Joep 'n oogenblikske
later: „da's waar ok: hedde gij 'n mobilisatie-
kruis?"
En „klam" zee d'n Fielp: „mneu."
As ie zoo èrg „kalm" is, amico, dan, dan „is-
ternievan," zeggen wij.
„Mneu," zee-t-ie, ging verzitten en bood: „ik
heb troela!"
„En dan veurzitter van de Ulvenhoutsche
kommiteit tot herdenking van de Mobili
satievroeg d'n Blaauwe vuil.
„Aan zo'n kruis is toch wel aankomen aan,"
zee ik droogweg, mee 'n knipogske aan d'n
Tiest.
„Hedde gij er een, Joep?"
„T u u r 1 ij k," zee d'n Joep verwaand.
„Wie wit, wa z'n bezoek, mee z'nen verschen
kucht aan d'n Minister nog oplevert," zee ik
weer. En ik schupte d'n Blaauwe onder tafel
aan.
Zoo as je nog wel wit, amico, hee d'n
Blaauwe verlejen jaar, bij den Fielp z'n zui
veren Raadslidmaatschap, ok veur 'n „monu-
jtnent" gezurgd! 't Was er dan wel naar, maar
leut g'ad, leut g'ad, da's 'n onvergetelijk feest
geworren.
En as d'n Blaauwe er nouw veur te vinden
is om d'n Fielp te dikkereeren mee 'n mobili-
satiekruis, dan zit daar minstens 'n geweldige
fuif aan!
D'n Blaauwe en ik vallen er nouw toch al
buiten mee die Mobilisatiefeesten, licht dat me
dus er wa plazier uitslaan.
En da kan 'k oeuw al vertellen: d'n Blaauwe
zat zóó verstrooid deur 't horreke te kijken, da
'k vast geleuf, dat d'n eersten zet veur d'n
Fielp z'n kruiske als gedaan is
As dè feest deurgaat, heurde gij 'r meer van.
Veel groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen
toet a voe
Pré