Mot wdaal mn dm dag
ONZE 310e UITKEERING
I f 80.240- l
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
s
Het middelpunt der wereldpolitiek
I f 50." keerden wij heden uit
ALS DE VOLKENBOND
VERGADERT
POOLREIZIGER TEGEN
WIL EN DANK
Het Geheim van
het open Raam
VP^ "9^ TfttAC*
DONDERDAG 31 MEI 1934
Zeshonderd halfgoden moeten uit
voeren wat vijftien excellen
ties besluiten
Achter de schermen te
Genève
Het beste klimaat
De lotgevallen van Graham Gor
don, den eenigen overlevende
van een Noorschen wal-
vischvaarder
Gastvrije Eskimo's
4000 aardbevingen
Krankzinnigenverpleging
neming I
1 ingevolge de voor onze abonnes geldende
gratis-ongevallenverzekering aan den heer
H. ROBESIN, Volgerweg, Beemster, wegens een
1 aan hem overkomen ongeval.
1 Dit is
1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I
aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. 1
I DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS J
KGHirlöid
pE
Het koninkrijk Arabië
Het testament van een
zonderling
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Genève staat deze week weer in het mid
den der wereldpolitiek en van weinig
belangstelling der volken, die den
bond vormen.
Het oude beeld is er weer. Om een groote
hoefijzervormige tafel zitten twee dozijn excel
lenties. In het Volkenbondspaleis aan de Wil-
son-kaai. In de zaal luistert weer de wereld
pers. Haar „internationale kopstukken" vinden
het weer eens de moeite waard, aanwezig te
Zijn. Een barrière scheidt de sterfelijken van de
onsterfelijken. Maar deze barrière scheidt jour
nalisten en toeschouwers niet alleen van de
blauwe tafel der excellenties, maar ook van
een groote groep heeren, die achter de zetels
der excellenties hebben plaats genomen, van
de leden van het secretariaat, van „les mem
bres de section", de halfgoden der wereldpoli
tiek. Zoo teekent geestig Hans Habe van het
„N. Wien. Journ." de situatie in de groote zit
tingszaal. Een merkwaardig contrast is er tus-
schen de rust der heeren aan de tafel van den
Raad en het onrustige der heeren achter de
zetels der gedelegeerden. Op dien achtergrond
is een voortdurend komen en gaan, is gezoem
en gefluister, gesticuleeren en het trekken van
verwonderde, bedenkelijke en gelaten gezichten.
Deze heeren hebben namelijk het een en ander
te doen. Zij hebben uit te voeren, wat de ex
cellenties aan de tafel beloven. En dat is niet
weinig. De zeshonderd halfgoden moeten zich
haasten om te volbrengen wat vijftien excel
lenties besluiten. En zij besluiten in een half
uur véél, deze excellenties. Het is geen genoe
gen, om halfgod te zijn aan de Quai Wilson.
Er is nog iets: Het loon dier zeshonderd
halfgoden is maar luttel. Wel genieten de leden
van het secretariaat, dus van den eigenlijken
Volkenbond want het secretariaat is het en
semble, terwijl de excellenties als gasten slechts
de „stars" zijn, wel genieten de halfgoden alle
voorrechten der diplomaten, wel worden ze
niet slecht betaald, maar de eer en roem zijn
alleen bestemd voor de stars wie weet er
veel, wie weet er iets van deze zeshonderd, die
mogen aanzitten aan de tafel der goden, maar
inplaats van nectar en ambrozijn alleen maar
hachée en een open wijntje krijgen?
Een paar merkwaardige typen, heeren en
dames.
Daar is Mister Buxton, die tot kort geleden
de redactie der volkenbondsdocumenten in
handen had. Deze halfgod behoort tot de zeld-
zaamsten in dit zeldzame huis, dat niet zijn
merkwaardigheid en attractie ontleent aan de
raadszittingen en ontwapeningsconferenties,
maar aan den dwarskijk midden door de we
reld, aan het volkenpanorama in één gebouw,
aan een keurverzameling van rassen. Zeshon
derd vertegenwoordigers aller naties, in één
huis, op vier verdiepingen die allemaal met
elkander kunnen opschieten. Een curiositeit
zonder weerga!
Het meest curieus en alléén op die manier
is de psyche der zeshonderd te begrijpen is
het lotgeval der enkelingen, hun ambities en
tegenzin, hun willen en verachting. Zeer
merkwaardig is bijvoorbeeld deze Mister Bux- I
ton, de ernstige Engelschman, die binnen tien
jaar tijds de redevoeringen van een vijfhonderd
tal ministers heeft gecorrigeerd en geredigeerd
en nog tijd vond, om een groot boek te
schrijven: ,De vogels in Genève". Neen. deze
boektitel is geen sarcastisch grapje van Mr.
Buxton, hij schrijft niet over de vogels van
diverse pluimage, die als diplomaten en gede
legeerden in het volkenbondshuis rondzwieren,
hij heeft liet werkelijk over de gevederde dier
tjes, die in Genève thuis zijn, niet in het Palais
des nations, maar in de lucht en het geboomte,
want Genève is ook de zetel van den vogel-
bond, der „Société des oiseaux". De vogels na
melijk, die van Engeland naar de Sahara vlie
gen, komen hier samen met die van Rusland
naar Spanje vliegen, een luchtcongres zonder
verdaging.
Dan is er een vrouw onder de vele halfgodin-
nen, die een belangrijke rol speelt. Dat is Miss
Dr. E. C. Dixon, de chef-redactrice van het
Vclkenbondsjournal. Ook deze dame heeft haar
particuliere hobby, zij is niet alleen journaliste,
maar tevens een der beroemdste autoriteiten
ter wereld op het gebied van het graanvraag-
stuk. In populariteit wordt zij aan de Quai
Wilson overtroffen door de plaatsvervangende
bibliothecaresse aan de Volkenbondsbibliotheek,
Fraulein Ginsberg. Dit Fraulein heeft naast een
uitgebreid intellect en mannelijke energie zeer
vrouwelijken zin voor alles wat in nood en be
last en beladen is. Haar woning staat in de
rue Plantamour en men heeft die woning
„pleine d'amour" gedoopt, want hier komen
reeds van 's morgens zeven uur af vluchtelingen
en emigranten uit heel onze blije en vreedzame
wereld samen, en het kleine Fraulein Ginsberg
heeft voor iedereen een raad, wat troost.
Stil en gesloten, maar een ongehoorde ar
beidskracht, is Miss World, het gevreesde lid
van het informatiebureau. Zij heeft alle vol
machten voor het bezetten der plaatsen van
alle tribunes in de volkenbondszalen. Zij be
schikt over 5000 zitplaatsen. Een niet geringer
werkkring heeft de Lithausche prinses Gabriëla
Radziwill, die in Rusland groote bezittingen
had, welke de bolsjewisten haar hebben afgeno
men. Deze vrouw was geen oogenblik moedeloos.
Zij pakte dadelijk aan, kwam in de sociale af-
deeling van den Volkenbond, geniet internatio
nale faam en geldt als de schrik voor alle
handelaars in blanke slavinnen ter wereld.
Prinses Radziwill is niet het eenige slacht
offer der Russische geweldenaars, dat den weg
naar Genève heeft gevonden. Daar is ook de in
ternationaal bekende statisticus Baionmaa,
vroeger gardeofficier en heldenmoedige soldaat
van den tsaar, daar is de vroegere officier Pas-
toedof, die lid is van de politieke sectie en
daar is vooral Peter Welps, die alle decoraties
bezit, welke een marine-officier maar kan krij
gen en eertijds een groote rol speelde in den
Generalen Staf van den Tsaar aller Russen.
Bijna iedereen der zeshonderd in het veel
gesmade volkenbondshuis heeft een aparte lief
hebberij. Zoo hebben de fijnproevers der heele
wereld, de wijnkenners, de drinkgeleerden er
natuurlijk geen flauw benul van, dat de schrij
ver van het fraai geïllustreerde werk „Boer-
gondië, het land en de wijnen" de heer Berg
is, die als Noorsch diplomaat in Mexiko heeft
gewerkt en sedert eenigen tijd deskundige voor
minderheidsvraagstukken in den Volkenbond
is. Deze minoriteitenvakman kent, naar wordt
beweerd, vierduizend wijnsoorten en kan ze alle
vierduizend bij den eersten slok van elkaar
onderscheiden! Hij blijft op die manier bij zijn
„vak", want wie kent, wie telt de minderheden
ter aarde?
tiviteit. De beste omstandigheden, waaronder
een mensch zomers kan werken, is bij een ge
middelde dag- en nachttemperatuur van 16.5
tot 21 graden Celsius. „Het best kunnen wij
werken", zeide dr. Hunting „.wanneer de tem
peratuur buiten lager is dan om ons. Tot de
beste prestaties zijn wij in staat wanneer een
gemiddelde temperatuur van 3.4 graden Celsius
heerscht.
In een lezing uitte de geleerde, dr. Hunting
als zijn meening, dat het beste klimaat der we-
ïeld te vinden zou zijn aan de Noordzeekust,
de Noord-Oostkust van de Vereenigde Staten
en aan de kust van den Grooten Oceaan bij de
Puget Sound.
Volgens Hunting kenmerken de bewoners van
deze kusten zich door hun gezondheid en ac-
De zeeman Gordon ontsnapte aan den
dood, toen zijn schip in de Hudson-
baai zonk. Eskimo's namen hem gast
vrij op, maar Gordon's verlangen naar de
beschaafde maatschappij was te groot, zoo
dat hij gretig de eerste de beste gelegen
heid aangreep om naar bewoonde streken
terug te keeren.
Graham Gordon was derde stuurman op een
Noorschen walvischvanger, die in de Noordelijke
wateren op jacht was. Het begin van de reis
was uiterst succesvol en de stoomer had dan
ook reeds een grooten buit aan boord. Het schip
raakte echter in een zwaren storm, kwam hier
door uit zijn koers en dreef in de Hudsonbaai
temidden van gevaarlijk drijfijs rond. Plotse
ling geraakte de boot op een rif, stootte lek,
zonk spookachtig vlug en verging met man en
tnuis.
Gordon bevond zich op het oogenblik van het
ongeluk op de commandobrug. Dat was zijn
geluk: door den schok werd hij overboord ge
slingerd en geraakte hij in het ijzige water.
Gordon was een geoefend zwemmer, maar in
ciit koude water dreigden zijn krachten hem to
begeven. Rondom waren ijsschotsen, waaraan
hij zijn huid openscheurde. Hij slaagde er in, op
een groote schots te klimmen. Koud en uitge
put wachtte hij op den morgen. Toen bemerkte
hij, dat het ongeluk zich dicht bij wal had af
gespeeld. Hij slaagde er in, zij het na vee!
moeite, vast land te bereiken. Maar hiermee
was aan zijn levensgevaarlijken toestand geen
einde gekomen. Hij had geen voedsel, geen wa
pens, geen warme kleeren. Moeizaam sleepte hii
zich voort, twijfelend of hij hier ooit mensche-
Üjke hulp zou vinden.
Plotseling zag hij in de verte twee stippen
opdoemen, die, toen zij dichterbij kwamen, twee
menschen bleken te zijn, Eskimo's, die op jacht
waren. Zij ontfermden zich over den halfbevro
ren blanke, wreven hem met sneeuw, wikkel
den hem in warme bontvellen en gaven hem
te eten.
Daarna brachten zij hem naar hun stam, die
uit ongeveer dertig menschen bestond, die in
vijf tenten woonden. Walvischjagers zijn nu
niet bepaald verwend of week. Maar de leef
wijze van zijn redders stond Gordon eenigszins
tegen. De tenten waren ongelooflijk smerig en
met den stank, die hier heerschte, vergeleken,
was de lucht op de boot het heerlijkste parfum.
De Eskimo's verzorgden hem weliswaar goed,
maar toch werd Gordon's humeur er niet
beter op. Hij zag geen kans naar beschaafdere
streken te komen. Hij ging geregeld op jacht
met zijn gastheeren, die hem in den stam
wilden opnemen.
Maar tenslotte kreeg de stuurman onver
wachts de hulp van twee Canadeesche politie
mannen. Deze stoere en geharde kerels, die
jaar in jaar uit de schier oneindige sneeuw
vlakten van het hooge Noorden met hun hon
densleden doorkruisen, waren voor een lange
inspectiereis onderweg. Toen zij de Eskimo
nederzetting vonden, onderzochten zij plichts
getrouw of alles in orde was. Tot hun groote
verbazing vonden zij hier een blonden, baar-
digen man, die hen in onberispelijk Engelsch
aansprak.
Gordon verzocht de twee ambtenaren hem
mee te nemen. De twee agenten glimlachten.
Dat zou moeilijk gaan, want zij hadden nog een
wekenlange reis voor den boeg. Wel wilden
zij hem op de terugreis komen halen.
„Neemt u me dan maar naar het Noorden
mee; ik ga liever naar de Noordpool dan nog
langer hier te blijven wonen!"
De tocht was allesbehalve een plezierreisje.
Men had vermoeienissen te doorstaan, zooals
alleen poolreizigers die kennen. Sneeuwstormen,
koude, gevechten met wolven wisselden elkaar
onophoudelijk af.
Vier maanden duurde deze avontuurlijke
tocht. Toen keerden zij weer terug.
Gordon werd in de havenstad Churchill on
dergebracht, waar hij weldra een nieuw schip
vond. Van zijn oude makkers heeft hij nooit
meer iets gehoord.
In het jaar 1933 werden door de seismografen
van de sterrenwachten over de geheele wereld
niet minder dan 4000 aardbevingen geregistreerd
Van dit getal hoeft men niet al te zeer te
schrikken, aangezien volgens mededeelingen van
de Potsdammersterrenwacht, slechts negen-en-
zestig trillingen zonder instrumenten merkbaar
waren. De overgie 3931 trillingen werkten slechts
zoo weinig, dat alleen de seismografen deze tril
lingen konden opvangen en geen enkele schade
werd aangericht.
NOORDWIJK. Voor staatsexamen diploma B
zijn geslaagd: A. E. Raes, P. J. M. Truyens en
C. M. van der Zwet.
Renée is een schat van een vrouw. Hoe ze
is? Wel, dat is met een paar wcorden
niet te zeggen. Ik zal het dan ook niet
probeeren uit te leggen, maar wil alleen maar
mededeelen, dat, als alle vrouwen zoo wa
ren er veel minder vrijgezellen zouden
rondkuieren.
Maar ze heeft één klein gebrek, en dat is
jammer.
Ze laat zich veel te gauw beïnvloeden door
anderen. Als iemand gedecideerd bewert, dat
iets zus of zoo het beste is, dan doet Renée het.
Gok al zou het heelemaal in strijd zijn met haar
principes.
Laatst kwam ik op een avond van mijn kan
toor thuis, toen ze me niet, zooals gewoonlijk,
in de gang reeds tegemoet kwam.
Haastig hing ik m'n goed aan den kapstok
en vroeg me onderhand reeds af, wat er wezen
kon. Zou ze niet goed zijn? Was ze misschien
onverwacht uitgegaan?
Toen ik echter de eetkamer binnen kwam,
zag ik haar voor het haardvuur zitten.
„Goeden avond, Louis", groette ze koel.
't Leek warempel wel of ze den bakker in
plaats van haar man begroette.
„Dag, vrouwtje, wat scheelt er aan?" vroeg
ik wat verbaasd.
„Niets. Zullen we maar gaan eten? Neen, niet
doen!" "dit naar aanleiding van mijn poging
om haar een kus te geven.
Mijn eetlust was heelemaal bedorven. Op m'n
vragen of ik iets gedaan had of misschien iets
vergeten, kreeg ik slechts antwoorden als: „Wel,
neen", of: „Ach, wees toch niet zoo vervelend."
Na het eten gingen we tegenover elkaar voor
het vuur zitten. Toen ik haar een sigaret pre
senteerde, wees ze die met een verveeld gebaar
af.
„Laten we vanavond eens naar den schouw
burg gaan," stelde ik voor. Misschien zou dat
haar weer in de goede stemming brengen.
„Neen, dank je," klonk het weer.
Toen begon het me te vervelen. Ik belde de
Sociëteit op en deelde mee, dat ik weer eens
in 't midden der vrienden zou verschijnen.
Om 11 uur kwam ik thuis. Nauwelijks kwam
ik de huiskamer binnen of m'n vrouw vloog
me om den hals, kuste me en schonk me een
glas limonade in.
llllillllllilllllllllllllllllfIMIIIIIIIIMI
Ze ging tegenover me zitten, keek me nieuws
gierig aan en begon:
„Was je niet verbaasd, dat ik zoo vreemd
deed?"
„Natuurlijk; maar zeg liever eerst het waar
om daarvan."
„Straks! Vond je het interessant?"
„Heelemaal niet. Ik vond het allesbehalve
aardig," antwoordde ik min of meer kregel.
„Luister, dan ik zal je vertellen, hoe 't kwam.
Vanmiddag hadden we ons gebruikelijk dames
kransje. Het gesprek kwam op 't onderwerp: de
man als echtgenoot. Nu beweerde de bekende
schrijfster van het tijdschrift-artikel: „Hoe
moet ik doen om
m'n echtgenoot
te binden en I rs f,rnpf.
thuis te hou- E AJe P rueJ
den?" dat wij
vrouwen veel te E
veel lieten mer- E
ken, dat we van
onze mannen hielden. „Niets vervreemd echter
meer", zei ze, „als juist dat aardig zijn. We
moeten zoo nu en dan eens geheimzinnig doen.
We moeten de mannen af en toe in 't onzekere
laten, zoodat ze niet weten wat ze aan ons
hebben."
„Nu wilde ik dat ook eens probeeren, maar,"
besloot ze, blozend, „ik moet eerlijk bekennen,
dat 't me moeite gekost heeft en 't me heele
maal niet bevalt."
Lachend trok ik haar naar me toe en zei:
„Denk er om, dat je zoo iets niet meer uit
haalt, anders ga ik geregeld naar de Sociëteit."
„Dat vergat ik je nog te vragen, Louis, was
het er gezellig?"
„Ja, dat ging wel. Reesema was er en Van
Veersen natuurlijk ook, en die zijn heel joviaal
en onderhoudend."
„Van Veersen? Komt die dan zoo dikwijls op
de Sociëteit?" vroeg ze verbaasd.
„Dikwijls? Kind, er gaat geen avond voorbij
of hij is er."
„O, Louis, en *t was juist mevrouw van Veer
sen, die dat allemaal beweerde van de mannen."
immuun
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimmimiii
Tl 11 li 11111111111111111111111111111111111M111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111 ii 11111111111111111111111 ii 111111111111111111111111111111111111111111 i 11111 iï
J MN
Ibn Se-Oud, de groote man in Arabië, de be-
heerscher van Mekka, en Medina, wiens krijgs
roem hem ook thans nog niet heeft verlaten,
is het opperhoofd der Wahabiten. Deze zijn
de nakomelingen van Abt-el-wahab, die in het
begin van de achttiende eeuw een mohame-
daansche secte stichtte, welke zich onder
scheidde door bijzondere strengheid en fanatie-
ken vechtlust. Hij predikte inderdaad een radi
cale hervorming van den Islam. Geen enkele
heilige tekst mocht nog gelezen worden behal
ve de Koran. In de moskees verbood hij elke
luxe. Zijn aanhangers mochten niet rooken,
geen sieraden dragen, ja zelfs niet eens hun
baard scheren of nog koffie drinken.
In dien tijd zuchtte Arabië onder het Turk-
sche juk, en Abt-el-wahab was zeer gehaat in
Konstantinopel. Doch steeds meer Beduïnen-
stammen gingen over tot zijn leer, en onder
hen was Ibn-Se-Oud, de voorvader van den hui-
digen Se-Oud, die zich aan de Turksche over-
heersching onttrokken had en in Nedjed een
soord onafhankelijk koninkrijk gesticht. On
der Ibn-Se-Oud veroverden de Wahabiten
langzamerhand het geheele Arabische schier
eiland, verdreven de Turken uit de heilige
plaatsen Mekka en Medina, en zouden waar
schijnlijk hun plannen omtrent de verovering
van Egypte hebben doorgezet, wanneer Ibn Se-
Oud niet gestorven was. Zijn zoon en opvolger
Abd-allah was geen groot strateeg, het konink
rijk verviel, de Turken veroverden de eene stad
na de andere terug, Abd-allah zelf viel in
hunne handen en werd te Constantinopel te
rechtgesteld. Zijn familie trok zich weer te
Nedjed terug. Zijn nakomelingen poogden tel
kens weer het verloren gebied terug te winnen,
doch het gelukte hun niet en zij leefden zelfs
een tijdlang in verbanning, totdat Abd-el-Asis,
de vader van den huidigen Ibn Se-Oud in 1901
de vroegere hoofdstad Ez-Riad innam. Zijn zoon
zette het heroveringswerk voor. hij nam Mek
ka en Medina in, en de zoon van Ibn Se-Oud
wederom werd koning van Bagdad. Ofschoon
Ibn een fanatiek aanhanger der overge
leverde leer van Abt-el-wahab is en streng
naar de regelen daarvan leeft, heeft hij zich
niettemin tanks, mitrailleurs, vliegtuigen en
snelvuurkanonnen aangeschaft, want hij heeft
ambitie als zijn voorvaderen: het oude waha-
bitische Rijk te herstellen, en het vereenigde
koninkrijk Arabië, ditmaal van de overheer-
sching van het avondland, te bevrijden.
We bezochten vervolgens ons toestel, dat nog
steeds door de pc'itie werd bewaakt en de be
langstelling van een groot aantal Abessiniërs
genoot. We lieten het vliegtuig door muilezels
naar een der kazernes in de stad trekken, waar
het een plaats kreeg onder een houten afdak,
bij gebrek aan een hangar. Toen was het tijd
om ons te kleeden voor het diner in het paleis.
Oom Sidney liet zich inlichten over het gezin
van den keizer en over verschillende andere
dingen, om straks niet met den mond vol tan
den te staan. Dat dwingo respect af, Bok, zei
hij.
Tien minuten voor vijf waren wij bij het pa
leis en werden ontvangen door enkele leden
van de lijfwacht en den opper-ceremoniemees-
ter, die ons naar de troonzaal geleidde. Op
den troon zaten de keizer en de keizerin. Wij
bogen zeer diep en drukten daarna de hand,
die ons door de beide vorstelijke personen werd
toegestoken. Zoowel de vorst als de vorstin in
formeerden met groote belangstelling naar
onze machine, naar de luchtvaart in Europa,
naar de gevaren aan het vliegen verbonden en
uitten beiden den wensch eens met ons de
lucht in te gaan. Bijzonder veel interesse legde
de vorst voor mij aan den dag. Waarom dat
was, werd mij later duidelijk.
Nadat ons enkele ververschingen waren aan
geboden, werden wij naar de eetzaal geleid,
waarheen de keizer en de keizerin ons waren
voorgegaan. De tafel was versierd met gouden
vazen, messen, vorken en lepels. Het menu was
erg lekker. Dat was nog eens wat anders dan
de snert met kluif, die vader en moeder reeds
als een gastmaal betitelden. Als de keizerin een
hap nam, hield de bediende een doek voor haar
gezicht. Later hoorde ik, dat dit gebeurde om
te voorkomen, dat een slechte geest naar bin
nen zou wippen.
Er werd besloten, dat het keizerlijk echtpaar
den volgenden morgen een tochtje met ons
zou maken. Eerst echter zouden een paar die
naren met ons opstijgen. Naar de keizer zei,
omdat hij graag eens wilde zien, hoe dat op
stijgen en het dalen in het werk ging, maar
naar ik vermoedde, om te kijken, of zij het er
wel levend afbrachten. Welnu, de tocht slaagde
uitstekend. Zoowel dienaren als Ras Tafari en
zijn gemalin kwamen heelhuids weer beneden.
Zij waren verrukt over den tocht.
Dezer dagen is te Perugia een zekere Etoore
Fifi overleden, iemand, die in hooge mate het
land heeft gehad aan de moderne vervoermid
delen, en er dan ook principieel geen gebruik
van maakte. De heer Fifi heeft een belangrijk
bedrag nagelaten ter verdeeling onder de koet
siers van Perugia. De dankbare erfgenamen
hebben met hun voertuigen van allerlei for
maat hun weldoener naar zijn laatste rust
plaats begeleid.
A 11 L - OP dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f 9/lflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f VCfk bij een ongeval met f 9C71 bij verlies van een hand f 1 OC Mj verlies van een f Cfl bij een breuk van f Jfi bij verlies van 'n
All€ CLOORIIQ S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T oUUu.- verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen T I OU.- doodelijken afloop I ZOU.- een voet of een oog# itéO.- duim of wijsvinger OU.-been of arm# tU.m anderen vinger
37
(Korte Inhoud van het voorafgaande:
Sir Hector Asscher gaat door voor een ver.
woed verzamelaar van kostbare boeken.
In Merlin St. Hugh waar hij op zijn bul
ten woont, leeft hü zeer afgezonderd m t
zijn nichtje Paula Parkston. die in het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector. Arthur Newnham Doet
een handlangster komt Asscher ln het be-
zit van een kostbaar werk dat uit de bi
bliotheek van Burgovne is gestolen As
scher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoooen. nagereisd door Bur
govne en den letterkundiee Eggerton ln
een luguber hotelletje te Parijs wordt As
scher dan vermoord Omtrent den dader
tast men in het duister Waarsc'mjnirik
is Asscher reeds ln den trein vermoord
en ln zijn boekenkoffer. door Iemand die
zich voor hem uitgaf naar het hotel ver
voerd. Het lustitleel onderzoek wordt ge
leid door den detective Lestrange).
„Die van 10.1 uit Chancelbury."
;1En hebt u heel den dag gewinkeld?"
„Nee, ik heb heelemaal niet gewinkeld. Ut
heb zoo maar wat rond gewandeld,"
„Heel den dag? Dan bent u misschien naar
een matinée geweest?"
„Neen, ik was in zoo lang niet meer in
Londen geweest, dat het een werkelijke vreugde
voor me was, om al die vertrouwde straten
weer eens terug te zien."
„Dat kan ik me voorstellen. Kunt u zich nog
herinneren waar u geluncht hebt?"
Absoluut overtuigd, dat hij probeerde haar
vast te zetten, antwoordde ze met een al te
merkbaren angst in haar stem, op goed geluk:
„Ik ging naar een van de groote winkels
van Rolls."
„Ha, een Corner House. Nou, die zijn altijd
tamelijk vol, vindt u niet. Kon u nog een
tafeltje vinden?"
„Ja, nog net."
Zou het werkelijk mogelijk zijn. dat hij den
persoon wilde en kon uitvinden, die met haar
het tafeltje had gedeeld? Zij vermoedde, dat
de macht, het doorzettingsvermogen en de
speurzin der mannen van de wet onberekenbaar
groot waren.
„Ach, ze zeggen wel, dat ondervinding een
goede leermeesteresse is. maar ik denk dat u
toch liever thuis luncht niet?"
„O, het eten was heusch zoo slecht niet.
Ik was er bij een in de Shafttesbury Avenue
ingestapt."
„O, nou die zijn tamelijk warm bij dit weer,
vindt u niet?"
„Ik had een tafeltje vlak bij de deur en ik
vond het lekker koel."
„En u vond het eten dus best te verte
ren?"
„O, ja. Het vleeschze hield ineens op
en bemerkte te laat, dat ze een enormen flater
had begaan."
„Vleesch?" antwoordde hij. „Dat is werkelijk
iets nieuws. Dat hebben ze zeker sinds gisteren
pas ingevoerd. Je kunt er over het algemeen
beneden niets anders krijgen dan wat lichte
ververschingen."
„Ik.... het was eigenlijk geen vleesch. Ik
had ham met eieren." Het begon haar te
duizelen. Ze zocht steun aan het tafelblad.
Zou hij nu nooit ophouden met die kwellin
gen?
„Juist. En 's middags?"
„O, ik heb niets gedaan, dan boven op een
bus door Londen gereden. Ik kan me niet
herinneren ooit zooveel genoegen gehad te heb
ben. Het was zeker vier jaar geleden, dat ik
zoo had genoten."
„Ja, dat Is werkelijk heel gezellig, vooral
als men niet gewoon is met dergelijke lastige
vervoermiddelen te reizen. En nebt u in een
andere Rolls weer thee gedronken?"
„Nee, ln een# heel eenvoudige tea-room
Ergens bij Oxford fetreet Ik zag die juist, toen
ik uit de bus kwam. maar de naam wil me niet
te binnen schieten."
„Nou ja, daar is ook zoo'n bende rooms in
die buurt. Speciaal voor dames die eens gaan
winkelen. En u miste dus den trein van 6.12?"
„Ja. Zoowat vijf minuten was ik te laat. Ik
had de treinen door elkander gegooid en ik
dacht dat hij 6.12 zou gaan."
„Wel, nu ik goed zie," riep Davidson uit
terwijl hij een Brad shaw voor aen dag haalde
met een gebaar, alsof hij een konijn uit zijn
hoed opdiepte: „6.12 moet het ook zijn."
„Ik kwam het station binnen toen hij in
ieder geval vertrokken was," riep de in het
nauw gedreven getuige uit, „en toen moest ik
wachten. Ik ging naar het Pillar Hall Restau
rant en heb daar wat soep gegeten en wat
roomkaas. Het was een verbazend aardige be
diende. Een meisje met hoog blond haar. Ik
zat vlak bij een venster, en toen Kwam er een
oude vrouw voorbij, die bloemen verkocht."
Argeloos legde ze heel haar hand op de tafel.
Die overvloed van details overtuigde hem, dat
ze nu vóór het eerst de waarheid sprak. Doch
hij antwoordde niets dan:
„Inderdaad, ik kan me niet herinneren, dat
ik er zelf ooit geweest ben. Ik zal u vanavond
niet langer ophouden. Ik vrees, dat ik wat al
te opdringerig ben, Tusschen twee haakjes, u
bent toch niet met die schoenen naar de stad
geweest?"
Paula keek zenuwachtig naar de kleine zachte
leeren pantoffeltjes, die Bruce boven had ge
bracht. Beteekende dit nu weer een nieuwe
val?
„Natuurlijk niet," hoorde zij zich zichzelf
werktuiglijk antwoorden. „Bruce. de kamenier,
heeft ze daar straks binnengebracht omdat
mijn schoenen zoo vol modder zaten.'
Davidson's wenkbrauwen drukten een en al
verbazing uit.
„Hé, heeft het ln de stad misschien gere
gend?"
„O, nee. het was heel den tijd door mooi
weer."
„Slenteren ln een stad is vreeseüjk ver
moeiend," gaf Davidson toe. „Nou, ik dank u
voor alles, wat u mij verteld hebt en indien
u toevallig te weten mocht komen, waar mr.
Newnham uithangt, zoudt u ons een groot ge
noegen doen, dit aan de politie bekend te maken.
Trouwens, er zijn een paar brieven voor hem
gekomen en, wie weet, is daar groote haast
bij."
Tot het uiterste gedreven wendde zij zich
weer tot den detective.
„Wat kan hij u vertellen, als hij het huis
heeft verlaten meer dan vier en twintig uur
vóór Sir Hector zelf vertrok?"
„Hij kan wellicht op de hoogte zijn van
de transactie, die uw pleegvader in Parijs
wenschte te ondernemen. We tasten op het
oogenblik zoo vreeseüjk ln net duister.
Alles wat wij weten is, dat hij iemand ont
moette op den trein van Calais...."
„En dat deze hem doodde?"
Zij kon haar buitengewone zenuwachtigheid
niet langer verbergen.
„Het zou voorbarig zijn zoo maar een-twee
drie een dergelijke gevolgtrekking te maken.''
Davidson glimlachte en zag er wat mensche
lijker uit.
„Heeft u maar geen vrees, wij zulien den
waren moordenaar best weten uit te vinden
Indien u van mij 'n vriendelijken raaa wil aan
nemen, hU werd nu werkelijk draaglijk in
zijn manier van doen zegt u dat tegen uw
butler, dat hij alle journalisten zonder pardon
de deur uit smijt. Indien zij er kans toe zien,
brengen ze heel uw leven op straat. Indien u
echter den journalist onmogelijk de deur kunt
wijzen, laat dan liever Miss Marlowe met hem
praten. Zij zal heel wat beter met die heeren
kunnen omspringen dan u, vermoed ik. Al die
jongemannen hebben werkelijk een taaiheid en
een geduld, waaraan u moeilijk weerstand zult
kunnen bieden. Indien zij zich eenmaal in Mer
lin St. Hugh zouden hebben genesteld krijgt u
hen er nooit meer uit."
Paula zag hem ten slotte tot haar groote
verlichting vertrekken. Bij haar lichamelijke
vermoeidheid kwam nu nog een geestelijke uit
putting, die al haar wilskracht uit haar weg
nam. zoodat ze als een gestalte zonder eenig
innerlijk leven en als door een uitwendige
kracht gedreven werktuiglijk wandelde en sprak.
Alleen haar oogen en hart leefden en beiden
spraken van de grootte harer angsten.
II
Davidson ging door Lestrange gevolgd, naar
beneden in de bibliotheek, waar Ruth geduldig
zat te wachten, tot zij opnieuw in verhoor zou
worden genomen.
„Zoudt u even om Miss Paula's kamenier
kunnen schellen?" vroeg de detective. „Dank u.
Verder zijn er twee punten, waarin u ons waar
schijnlijk van dienst zou kunnen 'zijn Het
eerste is dit. Kende mr. Newnham nogal zijn
talen?"
(Wordt vervolgd)