Mot wdaal mn dm dag ONZE 310e UITKEERING I f 80.240- l PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND s Het middelpunt der wereldpolitiek I f 50." keerden wij heden uit ALS DE VOLKENBOND VERGADERT POOLREIZIGER TEGEN WIL EN DANK Het Geheim van het open Raam VP^ "9^ TfttAC* DONDERDAG 31 MEI 1934 Zeshonderd halfgoden moeten uit voeren wat vijftien excellen ties besluiten Achter de schermen te Genève Het beste klimaat De lotgevallen van Graham Gor don, den eenigen overlevende van een Noorschen wal- vischvaarder Gastvrije Eskimo's 4000 aardbevingen Krankzinnigenverpleging neming I 1 ingevolge de voor onze abonnes geldende gratis-ongevallenverzekering aan den heer H. ROBESIN, Volgerweg, Beemster, wegens een 1 aan hem overkomen ongeval. 1 Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I aan onze verzekerde abonnes is uitgekeerd. 1 I DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS J KGHirlöid pE Het koninkrijk Arabië Het testament van een zonderling AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Genève staat deze week weer in het mid den der wereldpolitiek en van weinig belangstelling der volken, die den bond vormen. Het oude beeld is er weer. Om een groote hoefijzervormige tafel zitten twee dozijn excel lenties. In het Volkenbondspaleis aan de Wil- son-kaai. In de zaal luistert weer de wereld pers. Haar „internationale kopstukken" vinden het weer eens de moeite waard, aanwezig te Zijn. Een barrière scheidt de sterfelijken van de onsterfelijken. Maar deze barrière scheidt jour nalisten en toeschouwers niet alleen van de blauwe tafel der excellenties, maar ook van een groote groep heeren, die achter de zetels der excellenties hebben plaats genomen, van de leden van het secretariaat, van „les mem bres de section", de halfgoden der wereldpoli tiek. Zoo teekent geestig Hans Habe van het „N. Wien. Journ." de situatie in de groote zit tingszaal. Een merkwaardig contrast is er tus- schen de rust der heeren aan de tafel van den Raad en het onrustige der heeren achter de zetels der gedelegeerden. Op dien achtergrond is een voortdurend komen en gaan, is gezoem en gefluister, gesticuleeren en het trekken van verwonderde, bedenkelijke en gelaten gezichten. Deze heeren hebben namelijk het een en ander te doen. Zij hebben uit te voeren, wat de ex cellenties aan de tafel beloven. En dat is niet weinig. De zeshonderd halfgoden moeten zich haasten om te volbrengen wat vijftien excel lenties besluiten. En zij besluiten in een half uur véél, deze excellenties. Het is geen genoe gen, om halfgod te zijn aan de Quai Wilson. Er is nog iets: Het loon dier zeshonderd halfgoden is maar luttel. Wel genieten de leden van het secretariaat, dus van den eigenlijken Volkenbond want het secretariaat is het en semble, terwijl de excellenties als gasten slechts de „stars" zijn, wel genieten de halfgoden alle voorrechten der diplomaten, wel worden ze niet slecht betaald, maar de eer en roem zijn alleen bestemd voor de stars wie weet er veel, wie weet er iets van deze zeshonderd, die mogen aanzitten aan de tafel der goden, maar inplaats van nectar en ambrozijn alleen maar hachée en een open wijntje krijgen? Een paar merkwaardige typen, heeren en dames. Daar is Mister Buxton, die tot kort geleden de redactie der volkenbondsdocumenten in handen had. Deze halfgod behoort tot de zeld- zaamsten in dit zeldzame huis, dat niet zijn merkwaardigheid en attractie ontleent aan de raadszittingen en ontwapeningsconferenties, maar aan den dwarskijk midden door de we reld, aan het volkenpanorama in één gebouw, aan een keurverzameling van rassen. Zeshon derd vertegenwoordigers aller naties, in één huis, op vier verdiepingen die allemaal met elkander kunnen opschieten. Een curiositeit zonder weerga! Het meest curieus en alléén op die manier is de psyche der zeshonderd te begrijpen is het lotgeval der enkelingen, hun ambities en tegenzin, hun willen en verachting. Zeer merkwaardig is bijvoorbeeld deze Mister Bux- I ton, de ernstige Engelschman, die binnen tien jaar tijds de redevoeringen van een vijfhonderd tal ministers heeft gecorrigeerd en geredigeerd en nog tijd vond, om een groot boek te schrijven: ,De vogels in Genève". Neen. deze boektitel is geen sarcastisch grapje van Mr. Buxton, hij schrijft niet over de vogels van diverse pluimage, die als diplomaten en gede legeerden in het volkenbondshuis rondzwieren, hij heeft liet werkelijk over de gevederde dier tjes, die in Genève thuis zijn, niet in het Palais des nations, maar in de lucht en het geboomte, want Genève is ook de zetel van den vogel- bond, der „Société des oiseaux". De vogels na melijk, die van Engeland naar de Sahara vlie gen, komen hier samen met die van Rusland naar Spanje vliegen, een luchtcongres zonder verdaging. Dan is er een vrouw onder de vele halfgodin- nen, die een belangrijke rol speelt. Dat is Miss Dr. E. C. Dixon, de chef-redactrice van het Vclkenbondsjournal. Ook deze dame heeft haar particuliere hobby, zij is niet alleen journaliste, maar tevens een der beroemdste autoriteiten ter wereld op het gebied van het graanvraag- stuk. In populariteit wordt zij aan de Quai Wilson overtroffen door de plaatsvervangende bibliothecaresse aan de Volkenbondsbibliotheek, Fraulein Ginsberg. Dit Fraulein heeft naast een uitgebreid intellect en mannelijke energie zeer vrouwelijken zin voor alles wat in nood en be last en beladen is. Haar woning staat in de rue Plantamour en men heeft die woning „pleine d'amour" gedoopt, want hier komen reeds van 's morgens zeven uur af vluchtelingen en emigranten uit heel onze blije en vreedzame wereld samen, en het kleine Fraulein Ginsberg heeft voor iedereen een raad, wat troost. Stil en gesloten, maar een ongehoorde ar beidskracht, is Miss World, het gevreesde lid van het informatiebureau. Zij heeft alle vol machten voor het bezetten der plaatsen van alle tribunes in de volkenbondszalen. Zij be schikt over 5000 zitplaatsen. Een niet geringer werkkring heeft de Lithausche prinses Gabriëla Radziwill, die in Rusland groote bezittingen had, welke de bolsjewisten haar hebben afgeno men. Deze vrouw was geen oogenblik moedeloos. Zij pakte dadelijk aan, kwam in de sociale af- deeling van den Volkenbond, geniet internatio nale faam en geldt als de schrik voor alle handelaars in blanke slavinnen ter wereld. Prinses Radziwill is niet het eenige slacht offer der Russische geweldenaars, dat den weg naar Genève heeft gevonden. Daar is ook de in ternationaal bekende statisticus Baionmaa, vroeger gardeofficier en heldenmoedige soldaat van den tsaar, daar is de vroegere officier Pas- toedof, die lid is van de politieke sectie en daar is vooral Peter Welps, die alle decoraties bezit, welke een marine-officier maar kan krij gen en eertijds een groote rol speelde in den Generalen Staf van den Tsaar aller Russen. Bijna iedereen der zeshonderd in het veel gesmade volkenbondshuis heeft een aparte lief hebberij. Zoo hebben de fijnproevers der heele wereld, de wijnkenners, de drinkgeleerden er natuurlijk geen flauw benul van, dat de schrij ver van het fraai geïllustreerde werk „Boer- gondië, het land en de wijnen" de heer Berg is, die als Noorsch diplomaat in Mexiko heeft gewerkt en sedert eenigen tijd deskundige voor minderheidsvraagstukken in den Volkenbond is. Deze minoriteitenvakman kent, naar wordt beweerd, vierduizend wijnsoorten en kan ze alle vierduizend bij den eersten slok van elkaar onderscheiden! Hij blijft op die manier bij zijn „vak", want wie kent, wie telt de minderheden ter aarde? tiviteit. De beste omstandigheden, waaronder een mensch zomers kan werken, is bij een ge middelde dag- en nachttemperatuur van 16.5 tot 21 graden Celsius. „Het best kunnen wij werken", zeide dr. Hunting „.wanneer de tem peratuur buiten lager is dan om ons. Tot de beste prestaties zijn wij in staat wanneer een gemiddelde temperatuur van 3.4 graden Celsius heerscht. In een lezing uitte de geleerde, dr. Hunting als zijn meening, dat het beste klimaat der we- ïeld te vinden zou zijn aan de Noordzeekust, de Noord-Oostkust van de Vereenigde Staten en aan de kust van den Grooten Oceaan bij de Puget Sound. Volgens Hunting kenmerken de bewoners van deze kusten zich door hun gezondheid en ac- De zeeman Gordon ontsnapte aan den dood, toen zijn schip in de Hudson- baai zonk. Eskimo's namen hem gast vrij op, maar Gordon's verlangen naar de beschaafde maatschappij was te groot, zoo dat hij gretig de eerste de beste gelegen heid aangreep om naar bewoonde streken terug te keeren. Graham Gordon was derde stuurman op een Noorschen walvischvanger, die in de Noordelijke wateren op jacht was. Het begin van de reis was uiterst succesvol en de stoomer had dan ook reeds een grooten buit aan boord. Het schip raakte echter in een zwaren storm, kwam hier door uit zijn koers en dreef in de Hudsonbaai temidden van gevaarlijk drijfijs rond. Plotse ling geraakte de boot op een rif, stootte lek, zonk spookachtig vlug en verging met man en tnuis. Gordon bevond zich op het oogenblik van het ongeluk op de commandobrug. Dat was zijn geluk: door den schok werd hij overboord ge slingerd en geraakte hij in het ijzige water. Gordon was een geoefend zwemmer, maar in ciit koude water dreigden zijn krachten hem to begeven. Rondom waren ijsschotsen, waaraan hij zijn huid openscheurde. Hij slaagde er in, op een groote schots te klimmen. Koud en uitge put wachtte hij op den morgen. Toen bemerkte hij, dat het ongeluk zich dicht bij wal had af gespeeld. Hij slaagde er in, zij het na vee! moeite, vast land te bereiken. Maar hiermee was aan zijn levensgevaarlijken toestand geen einde gekomen. Hij had geen voedsel, geen wa pens, geen warme kleeren. Moeizaam sleepte hii zich voort, twijfelend of hij hier ooit mensche- Üjke hulp zou vinden. Plotseling zag hij in de verte twee stippen opdoemen, die, toen zij dichterbij kwamen, twee menschen bleken te zijn, Eskimo's, die op jacht waren. Zij ontfermden zich over den halfbevro ren blanke, wreven hem met sneeuw, wikkel den hem in warme bontvellen en gaven hem te eten. Daarna brachten zij hem naar hun stam, die uit ongeveer dertig menschen bestond, die in vijf tenten woonden. Walvischjagers zijn nu niet bepaald verwend of week. Maar de leef wijze van zijn redders stond Gordon eenigszins tegen. De tenten waren ongelooflijk smerig en met den stank, die hier heerschte, vergeleken, was de lucht op de boot het heerlijkste parfum. De Eskimo's verzorgden hem weliswaar goed, maar toch werd Gordon's humeur er niet beter op. Hij zag geen kans naar beschaafdere streken te komen. Hij ging geregeld op jacht met zijn gastheeren, die hem in den stam wilden opnemen. Maar tenslotte kreeg de stuurman onver wachts de hulp van twee Canadeesche politie mannen. Deze stoere en geharde kerels, die jaar in jaar uit de schier oneindige sneeuw vlakten van het hooge Noorden met hun hon densleden doorkruisen, waren voor een lange inspectiereis onderweg. Toen zij de Eskimo nederzetting vonden, onderzochten zij plichts getrouw of alles in orde was. Tot hun groote verbazing vonden zij hier een blonden, baar- digen man, die hen in onberispelijk Engelsch aansprak. Gordon verzocht de twee ambtenaren hem mee te nemen. De twee agenten glimlachten. Dat zou moeilijk gaan, want zij hadden nog een wekenlange reis voor den boeg. Wel wilden zij hem op de terugreis komen halen. „Neemt u me dan maar naar het Noorden mee; ik ga liever naar de Noordpool dan nog langer hier te blijven wonen!" De tocht was allesbehalve een plezierreisje. Men had vermoeienissen te doorstaan, zooals alleen poolreizigers die kennen. Sneeuwstormen, koude, gevechten met wolven wisselden elkaar onophoudelijk af. Vier maanden duurde deze avontuurlijke tocht. Toen keerden zij weer terug. Gordon werd in de havenstad Churchill on dergebracht, waar hij weldra een nieuw schip vond. Van zijn oude makkers heeft hij nooit meer iets gehoord. In het jaar 1933 werden door de seismografen van de sterrenwachten over de geheele wereld niet minder dan 4000 aardbevingen geregistreerd Van dit getal hoeft men niet al te zeer te schrikken, aangezien volgens mededeelingen van de Potsdammersterrenwacht, slechts negen-en- zestig trillingen zonder instrumenten merkbaar waren. De overgie 3931 trillingen werkten slechts zoo weinig, dat alleen de seismografen deze tril lingen konden opvangen en geen enkele schade werd aangericht. NOORDWIJK. Voor staatsexamen diploma B zijn geslaagd: A. E. Raes, P. J. M. Truyens en C. M. van der Zwet. Renée is een schat van een vrouw. Hoe ze is? Wel, dat is met een paar wcorden niet te zeggen. Ik zal het dan ook niet probeeren uit te leggen, maar wil alleen maar mededeelen, dat, als alle vrouwen zoo wa ren er veel minder vrijgezellen zouden rondkuieren. Maar ze heeft één klein gebrek, en dat is jammer. Ze laat zich veel te gauw beïnvloeden door anderen. Als iemand gedecideerd bewert, dat iets zus of zoo het beste is, dan doet Renée het. Gok al zou het heelemaal in strijd zijn met haar principes. Laatst kwam ik op een avond van mijn kan toor thuis, toen ze me niet, zooals gewoonlijk, in de gang reeds tegemoet kwam. Haastig hing ik m'n goed aan den kapstok en vroeg me onderhand reeds af, wat er wezen kon. Zou ze niet goed zijn? Was ze misschien onverwacht uitgegaan? Toen ik echter de eetkamer binnen kwam, zag ik haar voor het haardvuur zitten. „Goeden avond, Louis", groette ze koel. 't Leek warempel wel of ze den bakker in plaats van haar man begroette. „Dag, vrouwtje, wat scheelt er aan?" vroeg ik wat verbaasd. „Niets. Zullen we maar gaan eten? Neen, niet doen!" "dit naar aanleiding van mijn poging om haar een kus te geven. Mijn eetlust was heelemaal bedorven. Op m'n vragen of ik iets gedaan had of misschien iets vergeten, kreeg ik slechts antwoorden als: „Wel, neen", of: „Ach, wees toch niet zoo vervelend." Na het eten gingen we tegenover elkaar voor het vuur zitten. Toen ik haar een sigaret pre senteerde, wees ze die met een verveeld gebaar af. „Laten we vanavond eens naar den schouw burg gaan," stelde ik voor. Misschien zou dat haar weer in de goede stemming brengen. „Neen, dank je," klonk het weer. Toen begon het me te vervelen. Ik belde de Sociëteit op en deelde mee, dat ik weer eens in 't midden der vrienden zou verschijnen. Om 11 uur kwam ik thuis. Nauwelijks kwam ik de huiskamer binnen of m'n vrouw vloog me om den hals, kuste me en schonk me een glas limonade in. llllillllllilllllllllllllllllfIMIIIIIIIIMI Ze ging tegenover me zitten, keek me nieuws gierig aan en begon: „Was je niet verbaasd, dat ik zoo vreemd deed?" „Natuurlijk; maar zeg liever eerst het waar om daarvan." „Straks! Vond je het interessant?" „Heelemaal niet. Ik vond het allesbehalve aardig," antwoordde ik min of meer kregel. „Luister, dan ik zal je vertellen, hoe 't kwam. Vanmiddag hadden we ons gebruikelijk dames kransje. Het gesprek kwam op 't onderwerp: de man als echtgenoot. Nu beweerde de bekende schrijfster van het tijdschrift-artikel: „Hoe moet ik doen om m'n echtgenoot te binden en I rs f,rnpf. thuis te hou- E AJe P rueJ den?" dat wij vrouwen veel te E veel lieten mer- E ken, dat we van onze mannen hielden. „Niets vervreemd echter meer", zei ze, „als juist dat aardig zijn. We moeten zoo nu en dan eens geheimzinnig doen. We moeten de mannen af en toe in 't onzekere laten, zoodat ze niet weten wat ze aan ons hebben." „Nu wilde ik dat ook eens probeeren, maar," besloot ze, blozend, „ik moet eerlijk bekennen, dat 't me moeite gekost heeft en 't me heele maal niet bevalt." Lachend trok ik haar naar me toe en zei: „Denk er om, dat je zoo iets niet meer uit haalt, anders ga ik geregeld naar de Sociëteit." „Dat vergat ik je nog te vragen, Louis, was het er gezellig?" „Ja, dat ging wel. Reesema was er en Van Veersen natuurlijk ook, en die zijn heel joviaal en onderhoudend." „Van Veersen? Komt die dan zoo dikwijls op de Sociëteit?" vroeg ze verbaasd. „Dikwijls? Kind, er gaat geen avond voorbij of hij is er." „O, Louis, en *t was juist mevrouw van Veer sen, die dat allemaal beweerde van de mannen." immuun iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimmimiii Tl 11 li 11111111111111111111111111111111111M111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111 ii 11111111111111111111111 ii 111111111111111111111111111111111111111111 i 11111 iï J MN Ibn Se-Oud, de groote man in Arabië, de be- heerscher van Mekka, en Medina, wiens krijgs roem hem ook thans nog niet heeft verlaten, is het opperhoofd der Wahabiten. Deze zijn de nakomelingen van Abt-el-wahab, die in het begin van de achttiende eeuw een mohame- daansche secte stichtte, welke zich onder scheidde door bijzondere strengheid en fanatie- ken vechtlust. Hij predikte inderdaad een radi cale hervorming van den Islam. Geen enkele heilige tekst mocht nog gelezen worden behal ve de Koran. In de moskees verbood hij elke luxe. Zijn aanhangers mochten niet rooken, geen sieraden dragen, ja zelfs niet eens hun baard scheren of nog koffie drinken. In dien tijd zuchtte Arabië onder het Turk- sche juk, en Abt-el-wahab was zeer gehaat in Konstantinopel. Doch steeds meer Beduïnen- stammen gingen over tot zijn leer, en onder hen was Ibn-Se-Oud, de voorvader van den hui- digen Se-Oud, die zich aan de Turksche over- heersching onttrokken had en in Nedjed een soord onafhankelijk koninkrijk gesticht. On der Ibn-Se-Oud veroverden de Wahabiten langzamerhand het geheele Arabische schier eiland, verdreven de Turken uit de heilige plaatsen Mekka en Medina, en zouden waar schijnlijk hun plannen omtrent de verovering van Egypte hebben doorgezet, wanneer Ibn Se- Oud niet gestorven was. Zijn zoon en opvolger Abd-allah was geen groot strateeg, het konink rijk verviel, de Turken veroverden de eene stad na de andere terug, Abd-allah zelf viel in hunne handen en werd te Constantinopel te rechtgesteld. Zijn familie trok zich weer te Nedjed terug. Zijn nakomelingen poogden tel kens weer het verloren gebied terug te winnen, doch het gelukte hun niet en zij leefden zelfs een tijdlang in verbanning, totdat Abd-el-Asis, de vader van den huidigen Ibn Se-Oud in 1901 de vroegere hoofdstad Ez-Riad innam. Zijn zoon zette het heroveringswerk voor. hij nam Mek ka en Medina in, en de zoon van Ibn Se-Oud wederom werd koning van Bagdad. Ofschoon Ibn een fanatiek aanhanger der overge leverde leer van Abt-el-wahab is en streng naar de regelen daarvan leeft, heeft hij zich niettemin tanks, mitrailleurs, vliegtuigen en snelvuurkanonnen aangeschaft, want hij heeft ambitie als zijn voorvaderen: het oude waha- bitische Rijk te herstellen, en het vereenigde koninkrijk Arabië, ditmaal van de overheer- sching van het avondland, te bevrijden. We bezochten vervolgens ons toestel, dat nog steeds door de pc'itie werd bewaakt en de be langstelling van een groot aantal Abessiniërs genoot. We lieten het vliegtuig door muilezels naar een der kazernes in de stad trekken, waar het een plaats kreeg onder een houten afdak, bij gebrek aan een hangar. Toen was het tijd om ons te kleeden voor het diner in het paleis. Oom Sidney liet zich inlichten over het gezin van den keizer en over verschillende andere dingen, om straks niet met den mond vol tan den te staan. Dat dwingo respect af, Bok, zei hij. Tien minuten voor vijf waren wij bij het pa leis en werden ontvangen door enkele leden van de lijfwacht en den opper-ceremoniemees- ter, die ons naar de troonzaal geleidde. Op den troon zaten de keizer en de keizerin. Wij bogen zeer diep en drukten daarna de hand, die ons door de beide vorstelijke personen werd toegestoken. Zoowel de vorst als de vorstin in formeerden met groote belangstelling naar onze machine, naar de luchtvaart in Europa, naar de gevaren aan het vliegen verbonden en uitten beiden den wensch eens met ons de lucht in te gaan. Bijzonder veel interesse legde de vorst voor mij aan den dag. Waarom dat was, werd mij later duidelijk. Nadat ons enkele ververschingen waren aan geboden, werden wij naar de eetzaal geleid, waarheen de keizer en de keizerin ons waren voorgegaan. De tafel was versierd met gouden vazen, messen, vorken en lepels. Het menu was erg lekker. Dat was nog eens wat anders dan de snert met kluif, die vader en moeder reeds als een gastmaal betitelden. Als de keizerin een hap nam, hield de bediende een doek voor haar gezicht. Later hoorde ik, dat dit gebeurde om te voorkomen, dat een slechte geest naar bin nen zou wippen. Er werd besloten, dat het keizerlijk echtpaar den volgenden morgen een tochtje met ons zou maken. Eerst echter zouden een paar die naren met ons opstijgen. Naar de keizer zei, omdat hij graag eens wilde zien, hoe dat op stijgen en het dalen in het werk ging, maar naar ik vermoedde, om te kijken, of zij het er wel levend afbrachten. Welnu, de tocht slaagde uitstekend. Zoowel dienaren als Ras Tafari en zijn gemalin kwamen heelhuids weer beneden. Zij waren verrukt over den tocht. Dezer dagen is te Perugia een zekere Etoore Fifi overleden, iemand, die in hooge mate het land heeft gehad aan de moderne vervoermid delen, en er dan ook principieel geen gebruik van maakte. De heer Fifi heeft een belangrijk bedrag nagelaten ter verdeeling onder de koet siers van Perugia. De dankbare erfgenamen hebben met hun voertuigen van allerlei for maat hun weldoener naar zijn laatste rust plaats begeleid. A 11 L - OP dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f 9/lflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f VCfk bij een ongeval met f 9C71 bij verlies van een hand f 1 OC Mj verlies van een f Cfl bij een breuk van f Jfi bij verlies van 'n All€ CLOORIIQ S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T oUUu.- verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen T I OU.- doodelijken afloop I ZOU.- een voet of een oog# itéO.- duim of wijsvinger OU.-been of arm# tU.m anderen vinger 37 (Korte Inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Asscher gaat door voor een ver. woed verzamelaar van kostbare boeken. In Merlin St. Hugh waar hij op zijn bul ten woont, leeft hü zeer afgezonderd m t zijn nichtje Paula Parkston. die in het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector. Arthur Newnham Doet een handlangster komt Asscher ln het be- zit van een kostbaar werk dat uit de bi bliotheek van Burgovne is gestolen As scher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoooen. nagereisd door Bur govne en den letterkundiee Eggerton ln een luguber hotelletje te Parijs wordt As scher dan vermoord Omtrent den dader tast men in het duister Waarsc'mjnirik is Asscher reeds ln den trein vermoord en ln zijn boekenkoffer. door Iemand die zich voor hem uitgaf naar het hotel ver voerd. Het lustitleel onderzoek wordt ge leid door den detective Lestrange). „Die van 10.1 uit Chancelbury." ;1En hebt u heel den dag gewinkeld?" „Nee, ik heb heelemaal niet gewinkeld. Ut heb zoo maar wat rond gewandeld," „Heel den dag? Dan bent u misschien naar een matinée geweest?" „Neen, ik was in zoo lang niet meer in Londen geweest, dat het een werkelijke vreugde voor me was, om al die vertrouwde straten weer eens terug te zien." „Dat kan ik me voorstellen. Kunt u zich nog herinneren waar u geluncht hebt?" Absoluut overtuigd, dat hij probeerde haar vast te zetten, antwoordde ze met een al te merkbaren angst in haar stem, op goed geluk: „Ik ging naar een van de groote winkels van Rolls." „Ha, een Corner House. Nou, die zijn altijd tamelijk vol, vindt u niet. Kon u nog een tafeltje vinden?" „Ja, nog net." Zou het werkelijk mogelijk zijn. dat hij den persoon wilde en kon uitvinden, die met haar het tafeltje had gedeeld? Zij vermoedde, dat de macht, het doorzettingsvermogen en de speurzin der mannen van de wet onberekenbaar groot waren. „Ach, ze zeggen wel, dat ondervinding een goede leermeesteresse is. maar ik denk dat u toch liever thuis luncht niet?" „O, het eten was heusch zoo slecht niet. Ik was er bij een in de Shafttesbury Avenue ingestapt." „O, nou die zijn tamelijk warm bij dit weer, vindt u niet?" „Ik had een tafeltje vlak bij de deur en ik vond het lekker koel." „En u vond het eten dus best te verte ren?" „O, ja. Het vleeschze hield ineens op en bemerkte te laat, dat ze een enormen flater had begaan." „Vleesch?" antwoordde hij. „Dat is werkelijk iets nieuws. Dat hebben ze zeker sinds gisteren pas ingevoerd. Je kunt er over het algemeen beneden niets anders krijgen dan wat lichte ververschingen." „Ik.... het was eigenlijk geen vleesch. Ik had ham met eieren." Het begon haar te duizelen. Ze zocht steun aan het tafelblad. Zou hij nu nooit ophouden met die kwellin gen? „Juist. En 's middags?" „O, ik heb niets gedaan, dan boven op een bus door Londen gereden. Ik kan me niet herinneren ooit zooveel genoegen gehad te heb ben. Het was zeker vier jaar geleden, dat ik zoo had genoten." „Ja, dat Is werkelijk heel gezellig, vooral als men niet gewoon is met dergelijke lastige vervoermiddelen te reizen. En nebt u in een andere Rolls weer thee gedronken?" „Nee, ln een# heel eenvoudige tea-room Ergens bij Oxford fetreet Ik zag die juist, toen ik uit de bus kwam. maar de naam wil me niet te binnen schieten." „Nou ja, daar is ook zoo'n bende rooms in die buurt. Speciaal voor dames die eens gaan winkelen. En u miste dus den trein van 6.12?" „Ja. Zoowat vijf minuten was ik te laat. Ik had de treinen door elkander gegooid en ik dacht dat hij 6.12 zou gaan." „Wel, nu ik goed zie," riep Davidson uit terwijl hij een Brad shaw voor aen dag haalde met een gebaar, alsof hij een konijn uit zijn hoed opdiepte: „6.12 moet het ook zijn." „Ik kwam het station binnen toen hij in ieder geval vertrokken was," riep de in het nauw gedreven getuige uit, „en toen moest ik wachten. Ik ging naar het Pillar Hall Restau rant en heb daar wat soep gegeten en wat roomkaas. Het was een verbazend aardige be diende. Een meisje met hoog blond haar. Ik zat vlak bij een venster, en toen Kwam er een oude vrouw voorbij, die bloemen verkocht." Argeloos legde ze heel haar hand op de tafel. Die overvloed van details overtuigde hem, dat ze nu vóór het eerst de waarheid sprak. Doch hij antwoordde niets dan: „Inderdaad, ik kan me niet herinneren, dat ik er zelf ooit geweest ben. Ik zal u vanavond niet langer ophouden. Ik vrees, dat ik wat al te opdringerig ben, Tusschen twee haakjes, u bent toch niet met die schoenen naar de stad geweest?" Paula keek zenuwachtig naar de kleine zachte leeren pantoffeltjes, die Bruce boven had ge bracht. Beteekende dit nu weer een nieuwe val? „Natuurlijk niet," hoorde zij zich zichzelf werktuiglijk antwoorden. „Bruce. de kamenier, heeft ze daar straks binnengebracht omdat mijn schoenen zoo vol modder zaten.' Davidson's wenkbrauwen drukten een en al verbazing uit. „Hé, heeft het ln de stad misschien gere gend?" „O, nee. het was heel den tijd door mooi weer." „Slenteren ln een stad is vreeseüjk ver moeiend," gaf Davidson toe. „Nou, ik dank u voor alles, wat u mij verteld hebt en indien u toevallig te weten mocht komen, waar mr. Newnham uithangt, zoudt u ons een groot ge noegen doen, dit aan de politie bekend te maken. Trouwens, er zijn een paar brieven voor hem gekomen en, wie weet, is daar groote haast bij." Tot het uiterste gedreven wendde zij zich weer tot den detective. „Wat kan hij u vertellen, als hij het huis heeft verlaten meer dan vier en twintig uur vóór Sir Hector zelf vertrok?" „Hij kan wellicht op de hoogte zijn van de transactie, die uw pleegvader in Parijs wenschte te ondernemen. We tasten op het oogenblik zoo vreeseüjk ln net duister. Alles wat wij weten is, dat hij iemand ont moette op den trein van Calais...." „En dat deze hem doodde?" Zij kon haar buitengewone zenuwachtigheid niet langer verbergen. „Het zou voorbarig zijn zoo maar een-twee drie een dergelijke gevolgtrekking te maken.'' Davidson glimlachte en zag er wat mensche lijker uit. „Heeft u maar geen vrees, wij zulien den waren moordenaar best weten uit te vinden Indien u van mij 'n vriendelijken raaa wil aan nemen, hU werd nu werkelijk draaglijk in zijn manier van doen zegt u dat tegen uw butler, dat hij alle journalisten zonder pardon de deur uit smijt. Indien zij er kans toe zien, brengen ze heel uw leven op straat. Indien u echter den journalist onmogelijk de deur kunt wijzen, laat dan liever Miss Marlowe met hem praten. Zij zal heel wat beter met die heeren kunnen omspringen dan u, vermoed ik. Al die jongemannen hebben werkelijk een taaiheid en een geduld, waaraan u moeilijk weerstand zult kunnen bieden. Indien zij zich eenmaal in Mer lin St. Hugh zouden hebben genesteld krijgt u hen er nooit meer uit." Paula zag hem ten slotte tot haar groote verlichting vertrekken. Bij haar lichamelijke vermoeidheid kwam nu nog een geestelijke uit putting, die al haar wilskracht uit haar weg nam. zoodat ze als een gestalte zonder eenig innerlijk leven en als door een uitwendige kracht gedreven werktuiglijk wandelde en sprak. Alleen haar oogen en hart leefden en beiden spraken van de grootte harer angsten. II Davidson ging door Lestrange gevolgd, naar beneden in de bibliotheek, waar Ruth geduldig zat te wachten, tot zij opnieuw in verhoor zou worden genomen. „Zoudt u even om Miss Paula's kamenier kunnen schellen?" vroeg de detective. „Dank u. Verder zijn er twee punten, waarin u ons waar schijnlijk van dienst zou kunnen 'zijn Het eerste is dit. Kende mr. Newnham nogal zijn talen?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10