Oud*Egyptische mode
■■■■lillillIIH^
We maken zelf onze
Eenvoudig kort
manteltje
Dames^netliemd
Randjes om perken
en paden
Lunchgerechten
Tasselieai voor boscJa
en strand
Het eeuwig-interessante onderwerp:
kleeren, boeide de vrouw der oud
heid al evenzeer als ons, en het is
aardig voor ons, te zien, welke wegen ze
insloeg, als in haar precies dezelfde wensch
opkwam, die wij allen zoo goed kennen, de
wensch om zich mooi te maken. Veranderd
is er eigenlijk bitter weinig sinds die grijze
tijden! Wat we tegenwoordig voor de aller
nieuwste mode houden, blijkt bij nadere be
schouwing reeds haute nouveauté te zijn
geweestvóór vierduizend jaar! Zelfs
de liefhebberij om sommige kleedingstuk-
ken der heerenmode na te apen, is alles
behalve nieuw: we zullen zien, dat ook de
Egyptische schoonen tijdperken gekend
hebben, waarin ze bij de mannen leentje
buur speelden.
Het oudst bekende kleedingstuk der Egyp
tische vrouw was een nauwsluitend ge
waad, vaak blauw geverfd, met de schou
ders van 'n „overgooier", dien wij 'n paar
jaar geleden zoo aardig „modern" vonden!
en een bizonder enge rok, die groote pas
sen onmogelijk maakte. De daarbij behoo-
rende haardracht heeft op de afbeeldingen
uit dien tijd een scheiding in het midden
met dik-uitstaande haartoefen aan weers
zijden.
Mannen droegen reeds van de oudste tij
den pruiken, bijwijze van „gekleede" dracht
en daaronder kaalgeschoren hoofden, vat
in het Egyptische klimaat vrij wat prac-
tiscner was dan een niet-afneembare haar
dos. De vrouwen namen deze pruikenmode
over, maar met dien verstande, dat ze de
pruiken bijna steeds over het eigen haar
heen droegen, waarmee ze dus een verstan-
Hoe aardig en goedkoop een confectie-
japonnetje ook dikwijls is, er is al
tijd het groote bezwaar aan verbon
den, dat men er „iedereen mee ziet loo-
pen". Al waren we eerst nog zoo met ons
koopje ingenomen, zoodra we telkens ons
spiegelbeeld tegenkomen, is de aardigheid
er bij ons af en we besluiten om in 't ver
volg onze costumes zelf te maken. Natuur
lijk kost het ons een beetje moeite en tijd,
maar dit wordt ruimschoots vergoed door
het pleizier dat we aan ons origineel cos
tume beleven. Al zijn er meer dames die
hetzelfde patroon kiezen, er zal geen kleur
combinatie gelijk zijn en zoo ontstaat er
dus een heel apart toilet.
Fig. 735 b.v. kunnen we maken van blauw
linnen met witte blouse, van helgroene
crêpe met lichtgroene blouse, van rood met
crème, etc. De rok is met ingestikte plooien,
de korte kimonoblouse wordt over een wit
onderblousje gedragen; het middenstuk is
van voren puntig en van achteren recht.
Wij hebben noodig: 4 M. stof voor de japon
en 1 M. voor de blouse van 90 cM. breed.
Fig. 807 is een snoezig jurkje voor meis
jes van 6 jaar. De groote kraag en de ge
schulpte zoom zijn afgewerkt met donkere
biesjes. Het jurkje is van boven eenige ma
len ingehaald.
Fig. 763. Deze japon is gemaakt van don
kerblauwe of zwarte stof. De rok heeft een
tuniek. Het kleine strikje aan den hals, de
opstaande open biezen op de mouw zijn
gevoerd met witte of gele zijde. Wij heb
ben voor dit costume 5.25 M. stof noodig
van 100 c.M. breedte en we kunnen het pa
troon verkrijgen in de maten 42, 44, 46 en
48.
POLA
dige gewoonte omwerkten tot iets dubbel
ongemakkelijks! Komt 't u niet voor, dat
u zooiets méér gehoord hebt? We behoeven
maar te denken aan de onzinnig-onprac-
tische crinoline- en tournure-modes, de be
spottelijke torenkapsels uit den rocoeo-tijd
voorbeelden genoeg!
Behalve onder de dertiende dynastie, toen
het haar der mannen even lang was als
dat der vrouwen, waren de vrouwenpruiken
altijd beduidend langer. Onder de twaalfde
werd het haar, echt of valsch, in 'n merk-
waardigen stijl gedragen: het werd in twee
bossen verdeeld, die met gouddraad om
wonden werden en naar voren getrokken;
op de borst werden de uiteinden buiten
waarts omhoog gekruld. De twee haarbos
sen bestonden meestal uit tallooze kleine
vlechtjes. Deze coiffure handhaafde zich
tot onder de achttiende dynastie, toen ze
plaats maakte voor een losser, vloeiender
kapsel van vlechten en krullen gecombi
neerd. Er waren echter ook wel enkele
vrouwen, die onder hun pruiken het haar
afknipten en tegen het einde van de acht
tiende dynastie werd het voor voorname
dames mode, de pruik geheel af te schaffen
en haar kaalgeschoren schedels te ver-
toonen, hetgeen vóórdien nooit gebruikelijk
was geweest. Koningin Nefertete droeg een
hooge kap met van achter afhangende lin
ten op haar kale kruin, maar haar doch
ters zijn afgebeeld zonder eenig hoofddek
sel op den schedel. De mummies der overige
vrouwen uit dezen en den lateren tijd ver-
toonen gewoonlijk een mengsel van valsch
en echt haar, wanneer het „haar" tenmin
ste niet heelemaal uit een pruik bestaat.
Doch één vrouw, een onbekende, begraven
in het graf van Amenhotep II, heeft bui
tengewoon lang, natuurlijk haar.
Opgroeiende jongens hadden, ten teeken
van hun onvolwassen leeftijd, de linker
helft van het hoofd kaalgeschoren en bo
ven het rechteroor een enkele korte dikke
vlecht van hun eigen haar. In navolging
daarvan droegen kleine meisjes ook 'n ge
deelte van hun natuurlijk haar opzij ge
vlochten, maar nog vaker daar heb je 't
al weer! was hun hoofd aan één kant
geschoren met een zij lok rechts, in alge-
heele imitatie van de jongens!
Het antieke, nauwe kleed, dat we tot het
eind toe zien voorkomen op afbeeldingen
van godinnen, maakte onder de achttiende
dynastie plaats voor een gracieuzer dracht
van geplooid linnen, grootendeels van de
zelfde snit als de kleeding der mannen,
maar toch wat vloeiender van lijn. Bont
gekleurde gewaden werden slechts door de
koninginnen gedragen. De halskettingen en
oorversierselen weken niet veel af van die
der mannen, evenmin als de sandalen van
riet of palmvezels. Vrouwen droegen dit
schoeisel echter niet zooveel.
Dit costuum handhaafde zich in zijn al
gemeenheden tot het einde toe, toen de
gekleurde stoffen ingang begonnen te vin
den; in de laat-Romeinsche periode wer
den in Egypte kleedingstukken met inge
wikkelde patronen en voorzien van een
soort cape of sjaal, gedragen.
De vrouwen schijnen een voorliefde ge
had te hebben voor het dragen van een
lelie in haar of pruik en bij feestelijke ge
legenheden plaatsten ze bij voorkeur een
klompje sterk-geurende balsem of zalf mid
den op het hoofd; dit is gedetailleerd afge
beeld op grafschilderingen. In den Romein-
schen tijd droegen de vrouwen (en de man
nen bij feesten) groote kransen; ook de
Grieksche dracht was zeer in trek.
En ten slotte: de Egyptische vrouw bezat
en gebruikte reeds voor drieduizend jaar
gouden schoonheidskoffertjes, compleet met
pincet, oorlepeltje eneen instrumentje
om het hoofd te krabben!
S. A. T.
Een meisje uit
Genomen maten: bovenw. 92 c.M.,
mouwlengte 55 c.M. Benoodigd: 1.40
M. stof van 1.40 M. breedte; 1.20
M. voering van 100 c.M. breedte, 2 groote
knoopen, een gesp.
Van bovenstaand jasje maakt ge het pa
troon op de aangegeven maten, waarna ge
het op de vaste lijnen uitknipt. Van het
tegenbeleg maakt ge nog even apart 'n pa
troontje door dit na te radeeren. Hierna
legt ge het patroon op de stof en knipt het
geheel met een 2 c.M. breeden naad uit,
de onderkant en de onderkant der mou
wen met 5 C.M. voor zoom. De voering be
hoeft aan de voorkanten maar tot aan 't
tegenbeleg geknipt te worden, en onder
aan geen zoom. Wanneer alles geknipt is,
begint ge de tegenbeleggen vanaf den
schouder tot aan den onderkant langs te
stikken op den goeden kant. Vervolgens
omhalen naar den verkeerden kant (hoek
je goed wegknippen), op den kant om-
rijgen en de breuklijn duidelijk aangeven,
waarna ge het tegenbeleg stevig op 't jasje
kunt rijgen. Het figuurnaadje aan den
voorkant wordt ingestikt, waarna ge schou
der-, zij- en mouwnaden dicht kunt stikken
en openpersen. Bij het inzetten der mouw
neemt ge den korten mouwnaad 4 cM.
meer naar voren dan den zijnaad. Hierna
wordt de onderkant van de mouw en van
het jasje op lengte omgeregen. De losse
sjaalkraag wordt met zijde gevoerd, langs
den geheelen buitenomtrek gestikt, uitge
zonderd de 13 cM. midden achter, die later
op den rughals van het manteltje gestikt
worden. De kraag wordt omgehaald (hoek
jes weer kort wegknippen) en den naad op
den kant omrijgen. Het voeringjasje stikt
ge in elkaar, waarna het langs den hals,
tegenbeleglijn en onderkant wordt langs ge
zoomd, terwijl ook de mouw in het armsgat
wordt opgezoomd. Het jasje sluit door mid
del van een ceintuur, welke ge 95 cM. lang
en 12 C.M. breed knipt, dubbel stikt en om
haalt. Vervolgens wordt het jasje opgeperst
en de gesp en de knoopen aangezet. Hierbij
worden dan de onder- en bovenmouw op
elkaar genomen.
DINY
Op verzoek
MAAT 46
Voor het hieronder beschreven nethemd
heeft men noodig 250 gram Everlas
ting. Men breit met aluminium naal
den no. 5.
Men begint aan den onderkant van het
voorpand, waarvoor men 100 st. opzet. De
eerste steek wordt afgehaald en verder
breit men 1 r. 1 aver. Bij de 2e naald breit
men r. op r. en aver, op aver. In den
3den en alle oneven toeren breit men aver,
op r. en r. op aver., zoodat de steken ver
springen. In de even toeren breit men r.
op i. en aver, op aver.
Hambroodjes. Voor 6 dunne sneetjes oud
casinobrood rekent men: 1 ons ham, 1 ons
overgeschoten kalfsvleesch, l ei, 10 gr.
bloem, 15 gr. boter en 1 d.L. water.
Ham en vleesch worden fijngehakt. Van
bloem, boter en water maakt men 'n dik
sausje, dat men door het vleesch roert. De
sneetjes brood worden van de korsten ont
daan en bedekt met een laagje vulsel, dat
in het midden iets hooger moet wezen.
Dan wentelt men de broodjes door het even
los geklopte ei tot ze er goed van doortrok
ken zijn, omgeeft ze geheel met paneer
meel, waarbij men het vulsel stevig aan
drukt en bakt ze, in heet frituurvet, mooi
lichtbruin.
Kaasbroodjes. Dunne sneetjes oud brood
worden van de korst ontdaan. Tusschen
twee goed gesmeerde sneetjes brood legt
men een even dik plakje zoetemelksche
kaas, snijdt dan de broodjes schuin door,
zoodat er driehoekjes gevormd worden en
bakt ze in de koekepan, aan beide kanten,
in boter mooi goudbruin.
Om deze broodjes pikanter te maken, kan
men een weinig mosterd over de kaas
strijken.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
:n huis en hof
het Spreewald
Zoo breit men 164 naalden. Dan begint
men aan de armsgaten. 4 st. afkanten
voor het armsgat, 25 st. breien voor den
schouder, 40 st. afkanten voor den hals, 30
st. breien voor den 2den schouder, 't Werk
omkeeren, 4 st. afkanten voor het 2de arms
gat, 25 st. breien. Men heeft dan 26 st. op
de naald, waarvan, in de eerstvolgende 4
naalden, telkens nog 1 st. geminderd moet
worden voor het armsgat. Op de overgeble
ven 22 st. breit men 56 naalden voor den
schouder. Dan meerdert men 1 st. aan den
kant van het armsgat, 3 naalden over-
breien. Dit herhaalt men nog 2 keer. Dan
meerdert men nog 1 st., breit de naald uit
en breekt den draad af.
Nu breit men den 2den schouder even
eens, zet dan 40 st. bij op voor den hals en
breit door op de steken van den anderen
schouder. Aan beide kanten van de naald
blijft men dan meerderen met 1 st. tel
kens, tot men weer 100 st. op de naald
heeft. Men breit dan verder tot het rug
gedeelte, beginnende bij de armsgaten, even
lang is als het voorstuk. Afkanten.
Men naait voor- en achterkant dan aan
elkaar tot aan de armsgaten.
Met drie dunnere naalden neemt men
nu, rondom den hals, 228 steken op, ver
deeld over drie naalden en breit in het
rond, met 'n vierde naald, 4 toeren 1 r. 1
aver. Afkanten.
Bij de armsgaten neemt men, in 't rond,
92 steken op en breit daarop eveneens 4
toeren 1 r. 1 aver, met dunnere naalden.
DORA
UIT DE KEUKEN
Kaassoufflé's. Voor 6 a 8 stuks heeft
men noodig: 5 eieren, 1 ons boter,
1 ons Parmezaansche kaas, peper en
zout naar smaak.
Men roert de boter tot room, roert daar,
een voor een, de dooiers door en vervol
gens de geraspte kaas, peper en zout. Het
eiwit wordt stijf geklopt en dan, zoo luch
tig mogelijk, vermengd met de andere in
grediënten. Met deze massa vult men, voor
de helft, soufflé-potjes die men tevoren
met boter heeft ingesmeerd, laat ze in een
matig warmen oven in ongeveer 10 minu
ten rijzen en lichtbruin worden en dient ze
dan onmiddellijk, toegedekt, op.
Ansjovisbroodjes. Bij 6 dunne sneetjes
casinobrood heeft men hiervoor noodig: 12
ansjovissen, ons boter, 2 hard gekookte
eieren, 1 eetlepel slaolie, 1 eetlepel azijn, 1
eetlepel gehakte peterselie, 1 eetlepel ka
pertjes en 1/4 theelepeltje mosterd.
Men laat de ansjovissen 'n paar uren
weeken en maakt ze dan schoon door ze
in tweeën te splijten en de graat eruit te
halen.
Van de sneetjes brood snijdt men rond
om de korstjes weg, verdeelt ze in twee ge
lijke helften en bakt ze, in de heete boter,
aan weerskanten goudbruin.
De hard gekookte eieren worden doormid
den gesneden; men neemt de dooiers er
uit, maakt die fijn en vermengt ze met
olie, azijn en mosterd tot een smeerbaar
papje. Met dit mengsel bestrijkt men de
gebakken sneetjes brood. Op elk broodje
legt men dan 2 ansjovishelften en garneert
ze met kapertjes, peterselie en fijngehakt
eiwit,
In vele bloem- en groen tuintjes ziet men
om de perken en langs de paden ban
den van gras staan, 't Is inderdaad een
aardig aanzien, als ze geregeld worden ge
knipt of gemaaid en gelijk afgestoken, zoo
dat ze overal even breed zijn, ofschoon wel
licht menigeen van dien stijven vorm niet
houdt. Maak dan randen van laaggroeien-
de planten, waaronder nog verscheidene
soorten zijn, die mooie bloemen geven.
Daarenboven vragen ze minder onder
houd, omdat ze niet geregeld geknipt be
hoeven te worden. Het is veelal voldoende,
ze elk voorjaar wat op te knappen, b.v!
door bijplan ten, wanneer eens een exem
plaar is gestorven, terwijl de sterk groeien
de planten, die zich te veel hadden uit
gebreid, wat worden ingekort.
Een der sterkste planten die voor dit
doel geschikt zijn, is de gewone Klimop,
want ze kan het zelfs op beschaduwde
plaatsen best doen. Elk jaar wordt ze wat
bijgeknipt, terwijl de scheuten, die wat te
veel afdwalen, worden afgestoken.
In vroeger jaren werd zeer veel de ge
wone Randpalm als band langs het tuin
pad of als parkrand aangewend. Het zijn
altijd groene struikjes met dichte kleine
blaadjes, die met een heggeschaar in den
vorm worden gehouden. Naast de twee ge
noemde ouderwetsche soorten bestaan nog
enkele nieuwere vaste planten, die denzelf
den dienst doen. Een der meest gebruikte
is het zoogenaamde Engelsch gras, dat ech
ter met gras niets heeft te maken. De
smalle blaadjes lijken wel wat op gras
sprietjes, maar ze zijn steviger en dikker.
Het gras heeft een kruipenden wortel,
waaruit voortdurend nieuwe stengels te
voorschijn komen, die als zelfstandige olan-
ten gebruikt kunnen worden. In alle geval
moet het om de twee a drie jaren ge
scheurd worden, want daardoor blijft het
frisch-groen en bloeit het den geheelen zo
mer rijkelijk met rose, witte of purpere
bloemen, mits het in de volle zon staat.
Een ander leuk plantje is de Maagde-
palm met donkergroene blaren en helder
blauwe bloemen. Ook 's winters blijft het
groen, vraagt zeer weinig onderhoud en
groeit heel best op licht beschaduwde plaat
sen. Op zulke plekken is de Mansoor ook
zeer geschikt. Het blad is zacht-fluweelach-
tig en lichtgrijs van kleur, doch de bloemen
beteekenen niet veel. Het plantje blijft
goed op z'n plaats en behoeft maar zelden
te worden verplant, evenals het Lieve-Vrou-
we-bedstroo. Voor zonnige tuintjes is zeer
geschikt Arabis Alpina, ook wel Onschuld
geheeten! Vooral de dubbelbloemige soort
is prachtig, want ze bloeit met helderwitte
bloempjes.
Op dezelfde plaats zal ook Nepeta 't wel
goed doen; ze groeit zeer vlug, bloeit on
geveer vijf maanden met een lila bloempje
zóó rijk, dat de geheele rand een lang paars
laken gelijkt.
Laat ik ook niet vergeten de zeer vroeg
en laat bloeiende Viola Comuta in blauwe,
gele en witte kleuren. Wan
neer men ze telkens in het
voorjaar of eind Juli uit-
plant in kleine polletjes,
dan is men haast verze
kerd van een rijken bloe-
menschat. Ook zijn nog te
gebruiken Thijm, „Hoe
langer, hoe liever" en
Primula, doch hun bloei is
veel korter en het blad is
niet zoo mooi.
Alle genoemde bloemen
zijn vaste planten, maar er
zijn ook nog enkele zaai
lingen te gebruiken, als
Afrikaantjes, Alyssum, de
korte Oost-Indische kers,
Reseda, die inderdaad door
kleur en reuk een sieraad
zijn voor den hof.
Wie bang mocht wezen
dat de randplantjes nog
vertrapt zullen worden,
kan ze ook heel geschikt
binnen een grasband of 'n
andere afscheiding zetten.
BOTANICUS
We brengen U een paar zeer practi-
sche, gemakkelijk te maken tas-
schen, welke prettig mee te dra
gen zijn. Op fig. 1 ziet U, hoe het model
geknipt is. U kunt de tasch maken van ge
bloemde of gestreepte stevige stof, zooals
linnen of cretonne; ze behoeft niet gevoerd
te worden. Een opening wordt uitgeknipt
voor handvat, een zoompje van boven ge
stikt, zoo breed, dat er een rond houten
latje of roestvrij stukje roede doorgescho
ven kan worden> welke doorloopt tot aan
de kanten. Ongeveer 6 cM. lager, even on
der de uitsnijding van de handopening,
stikken we de tasch over de geheele breed
te door. Op den overslag worden twee lus
jes gestikt om onze strandparasol tusschen
te doen. Den overslag sluiten we met een
knoop en knoopsgat.
Wilt U meer ruimte in de tasch, dan
maakt U haar zooals op voorbeeld 2.
Deze tasch in een anderen vorm heeft 'n
apart bovenstuk met eenzelfde uitsnijding
voor het handvat en een zoompje om het
ronde stokje of de roede door te schuiven
met een apart aangezetten zak. Een voor-
en achterkant met een tusschenstuk om
breedte in de tasch te krijgen. Dit stuk
loopt onder door en van boven loopt het
puntig uit. Het bovenstuk wordt aan de
tasch gestikt, een inknip wordt in den zak
gegeven en voorzien van een ritssluiting. In
deze tasch kunt u tamelijk veel bergen.
Op no. 3 ziet u een variatie op no. 2; deze
heeft een geschulpt bovenstuk en leent zich
bijzonder om in twee kleuren of van effen
en gebloemde stof te maken. Deze tasch
heeft eveneens in den zak een rits-sluiting
en tevens aan beide kanten een plat op
gestikt zakje met overslag, waarin we nog
iets extra mee kunnen nepien.
Op no. 4 ziet U een tasch, welke spe
ciaal gemaakt is om veel ongemakkelijke
bagage in mee te nemen, wanneer we voor
een dag aan het strand of in het bosch
zijn, zooals emmertjes, ballen, veld-
flesschen, enz. We maken van dun triplex
of dik karton een cirkelvormigen bodem, ah
grondvorm, bekleeden dezen aan beide
kanten met linnen of cretonne, rondom
1 c.M. ruimer dan het karton of hout, wel
ke 1 c.M. rondom gestikt wordt (zie teeke-
ning).
De zak wordt gemaakt van 'n rechthoe-
kigen lap. De grootte kan ik u moeilijk op
geven, omdat die geheel van u zelf afhangt
Op de helft stikken we een baan van de
zelfde stof, het patroon naar buiten, die
ongeveer in zessen verdeeld wordt en door
gestikt op de breedere lap; deze vormt de
kleine zakjes rondom.
U heeft aan beide zijden I c.M. gelaten
voor den zoom en stikt de tasch nu dicht
tot het ronde model, dat, wanneer dichtge-
stikt, precies even groot moet zijn, als de
omtrek van den cirkel.
De c.M. stof van den cirkel en 1 c.M. stof
rondom van den zak stikken we op elkaar,
zoodat we een platten rand krijgen vaii
1 c.M. De tasch wordt van boven met een
koord of band ingehaald, waaraan we haai
tevens dragen.
'anemoon
„Van alle op deze bladzijde voorkomende
genummerde modellen, die aan het
mode-album Zomerprachtontleend zijn,
kunnen bij het Patronenkantoor „Panora",
Nassauplein 1, Haarlem, patronen besteld
worden tegen den prijs van 50 ets. voor
complets, 35 ets. voor mantels en japonnen,
en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasjes
en kinderkleeding. Voor toezending per post,
ook bij bestelling aan de agenten, 10 ets.
extra. Het fraaie uitgevoerde album zelf,
160 modellen bevattend, is aan hetzelfde
adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijg-
baar."
PC VROUW
m HAAK HUISHOUDING