De historie der asperge
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
II
w
EENIGE ANECDOTEN
BEZET
Het Geheim van
het open Raam
DINSDAG 5 JUNI 1934
Asper gelief hebbers zeggen, dat
deze groente edele gedach
ten kweekt
Wat deed de Vicaris
Generaal?
SCHAKEN
OM HET WERELDKAM
PIOENSCHAP
De drie-en-twintigste partij
afgebroken
FAILLISSEMENT ET*
Postvluchten
O
zr.
1
op Borneo j
HOOGERE BOERDERIJEN-
PRIJZEN EN NOODLIJDENDE
BOEREN
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Elk Jaar zeggen het weer de aspergeliefheb
bers met verliefde gezichten: Ha, eindelijk, t is
weer aspergetijd. en zij beleven dan goede tij
den. zoolang de asperges, met zorg toeoereia
volgens de regelen der hooge kookkunst op ta
fel verschijnen. Degenen onder de liefhebbers
(en dat zijn je waren!), die het lichamelijk ge
not weten te verbinden met groote gedachten
over de wereld en alles, wat daarmede samen
hangt. herinneren zich aan weer, dat deze
kostelijke spijze genoten wordt van de Mid-
dellandsche Zee tot in het hooge Noorden en
van Spanje tot diep in Azië. En zoo is het niet
te verwonderen, dat om deze heerlijke vrucht
der aarde zich een krans heeft gewonden van
anecdoten en vertellingen, waarin de humor der
verschillende volkeren oont ter uitdrukking
komt De asperge heeft historie. En dat wist
héél, héél goed de fijnzinnige historicus, die pro
fessor Hensen van Warmond was. „De asperge
is een opwekster en bevorderaarster van edele
gedachten." riep Charles Lamb eens vol geest
drift uit, en het is onbestrijdbaar, dat juist ve
le illustere geesten hebben behoord tot de groo
te vereerders van de asperge.
Van den grooten Franschen auteur Fontenel-
le vertelt men een geschiedenis, die werkelijk
karakteristiek is voor zijn voorliefde voor asper
ges. Fontenelle beschouwde de in olie geserveer
de asperges als het summum van genot en stond
daarbij in scherp contrast met een abbé, die zijn
goede vriend was en de asperges het liefst met
boter at. Op een goeden dag verscheen de ab
bé onverwachts bij Fontenelle, die juist voor zich
een omvangrijke portie asperges in olie haa
besteld. Goed- of kwaadschiks moest hij nu wei
met het oog op zijn gast de aanwijzing geven,
dat de helft in boter moest worden opgediend
Daar werd opeens, in afwachting van het maai.
de abbé door een beroerte getroffen sn vlei
dood in zijn zetel achterover. Fontenelle had
na een moment van stille treurnis niets haasti
ger te doen dan den kok toe te roepen: „AUp
asperges in de olie klaar maken!"
Jonathan Swift, de bittere en het mensch-
dom zoo vijandelijke satyricus. kreeg bij een
aspergemaaltijd vaak een optimistischen Kijk op
het leven. Hij paste er voor op. dat hij niet te
weinig kreeg. Zijn vriend de uitgever Faulke-
ner. vertelt een aardige geschiedenis.
De groote spotter had hem geïnviteerd, om
asperges te komen genieten. Vóórdat Faulkenei
zijn eerste portie heelemaal op had. wilde hij
zich reeds voor de tweede maal bedienen
Dat liet de dichter van „Gulliver's Reizen"
niet toe. Dreigend wees hij naar het bord van
den andere: „Eerstdie op!" En toen Faul-
kener, die dreigde te kort te komen, omdat
Swift met ongelooflijke snelheid de gele slier
ten gebruikte, schuchter een paar tegenwerpin
gen wilde maken, werd de dichter zóó woedend,
dat Faulkener z'n mond niet meer durfde open
doen. Als hij later deze historie vertelde, trok
hij altijd een bedenkelijk gezicht en zuchte: „Ja.
het was met Swift slecht asperges eten!'
Het is niet te verwonderen, dat dergelijke as
pergeliefhebbers dikwijls wel eens een grap van
hun vrienden hadden te verduren. Dit over
kwam den bisschop van Balley. Courtois de
Quinzey, welke in zijn tuin zijn eigen asper
gecultuur had aangelegd Eens had hij tafelge
zelschap en zijn dischgenooten verrasten hem
met de mededeeling, dat er in een van zijn
bedden een enorm exemplaar te voorschijn was
gekomen. De prelaat ging vol vreugde naar den
tuin en aanschouwde werkelijk een reuze-as
perge. Direct wilde hij haar uitsteken, maar
het gelukte hem niet.
Hij moest zijn tuinman te hulp roepen. De-
Ze werkte lang aan het karwei en de hooge
heer was ten diepste teleurgesteld, toen de
tuinman tenslotte een als asperge beschilderde
paal uit het aardrijk trok Deze aspergegrap
was uitgedacht door zijn vicaris-generaal Ros
set.
Voor alle doeleinden stichten de menschen
Vereenigingen en clubs, en het zou daarom
niets minder dan verbazingwekkend zijn. wan
neer zich de aspergeliefhebbers ook niet had
den tezaamgesloten en georganiseerd. Dit is
uiderdaad ook reeds geschied. In Engeland be
staat reeds jaren lang een aspergeclub. wier
statuten den leden de verplichting oplegt, bij
e ken nieuwen oogst uitgebreide aspergefeest
maaltijden te houden.
Wijl de asperge „edele gedachten kweekt en
bevordert", zal deze club wel op spiritueel ge
bied aan de spitse aller vereenigingen marchee-
ren.
Aspergeliefhebbers aller landen, vereenigt u!
Eet meer asperges!
Moeten wij het nog neerschrijven?
Het is langzamerhand een slagzin geworden:
Bogoljubow komt op winst te staan tegen Alje-
chin, maar laat op het beslissende moment
een steek vallen. In hoeveel partijen dit nu
reeds het geval is geweest, weten wij niet meer
We zijn den tel kwijtgeraakt, want het aantal
keeren, dat Bogoljubow faalde, is langzamer
hand ontstellend groot.
Dit stemt tot nadenken. Indien Aljechin een
speler tegenover zich had gevonden, wiens ca
paciteiten tot spelopbouw met die van Boggle
gelijk stonden, doch wiens tactiek tot correct
afwikkelen van gewonnen stellingen zoodanig
was, als men mag verwachten van een preten
dent voor het wereldkampioenschap, dan zou
Aljechin deze match verloren hebben.
De eerste vraag is nu: bestaat er zoo'n spe
ler? Wij gelooven het wel. Capablanca, Flohr,
Dr. Euwe mogen hier wel genoemd worden.
Een andere vraag en deze is minder gemak
kelijk te beantwoorden luidt: Zou Aljechin
tegen een anderen partner even risquant, soms
haast nonchalant, gespeeld hebben?
Dit punt wordt door hen, die beweren, dat Al
jechin slechts wint door het falen van zijn te
genstander, niet door eigen prestaties, over het
hoofd gezien en is toch van het grootste belang.
Immers, Aljechin bezit als geen ander de
gave, zijn spei aan te passen aan den stijl van
zijn wederpartij. Wij brengen slechts in her
innering zijn match tegen Capablanca. Partij
op partij wist Aljechin in den trant van den
Cubaan zoo saai mogelijk remise te schuiven
Capa verloor zijn geduld enverloor! Nim-
zowitsch, de voorvechter van het blokkade
systeem, zag zich overtuigend geslagen met...
ae blokkade.
En wellicht heeft de wereldkampioen, die het
spel van zijn uitdagers steeds tevoren in door
hen gespeelde partijen uitvoerig ontleedt, als
kansrijkste methode tegen Bogoljubow gevon
den: wagen, „schwindeln", tot het uiterste!
Of dit zoo is, of Aljechin's voortdurende ver-
liesposities inderdaad een gevolg zijn van zijn
speciaal in dit geval gekozen strijdplan, dat kan
eigenlijk eerst blijken in een volgende match
tegen een anderen tegenstander; laten we ho
pen onzen landgenoot Dr. Euwe!!
De 23ste partij vertoonde wederom een dooi
Aljechin met zwart aangenomen damegambiet.
Het spel kreeg ditmaal echter een geheel ander
karakter dan de vorige keeren, daardat wit
met zijn dame op c4 terugsloeg en zijn konings-
looper fianchetteerde. Ook het verdere verloop
was ongewoon. Bogoljubow trok van leer met
4 pionnen en veel stukken tegen den zwarten
koning, Aljechin daarentegen rukte aan de
andere zijde gevaarlijk op. Het werd nu zeer
interessant!
Bogoljubow kwam het eerst tot den aanval
en had deze zonder veel moeite tot winst kun
nen voeren.
Inplaats van op den 35sten zet zijn aanval
voort te zetten, poogde hij eerst zich te verde
digen op den damevleugel. Dit tijdwinnen van
één zet was voor Aljechin juist voldoende zich
te redden. Voor de zooveelste maal had Bogol
jubow een overwinning kunnen behalen! Nu
werd de partij in ongeveer gelijke positie afge
broken.
Het verloop was:
Wit: Bogoljubow. Zwart: Aljechin.
Aangenomen Damegambiet.
1. d2d4 d7d5; 2. Pgl—f3 Pg8—f6; 3. c2—c4
d5Xc4; 4. Ddl—a4 t
Het in *t spel brengen van de dame in een
vroeg stadium levert gewoonlijk gevaren op
Secuurder is 't gewone e3. Wit speelt echter op
winst. Terecht, véél valt er voor hem niet meer
te verliezen.
4c7—c6; 5. Da4Xc4 Lc8—f5; 6. Pbl—
c3 e7—e6; 7. g2—g3
Een aardig, origineel systeem van ontwikke
len.
7Pb8d7; 8. Lfl—g2 Lf5—c2.
Een grappige poging om de dame te vangen.
Er dreigt Pb6 waarna hare Majesteit midden
op het bord verloren is. Voorwaar een ongewoon
begin! Wit maakt nu ruimte met 9. e2e3 Lf8
e7; 10. 0—0 0—0; 11. a2—a3
Wit wil opmarcheeren met den b-pion, in
overeenstemming met den bekenden regel, dat 'n
oploopen van de pionnen op den vleugel, waar
tegen de gefianchetteerde raadsheer (hier Lg2)
gericht is, gewoonlijk kans van slagen biedt.
11a7a5. Verhindert b2—b4. 12. Dc4
e2 Lc2g6; 13. e3—e4 Dd8—b6; 14. h2—h3
De positie van Lg6 wettigt een pionnenstorm
op den koningsvleugel, welken wit thans voor
bereidt.
14Db6a6; 15. De2—e3 c6—c5; IS.
e4e5
Het begin van den aanval!
16Pf6d517. Pc3Xd5 e6Xd5; 18.
Leld2 Lg6e4; 19. Ld2c3
Wit wil eventueel met d4Xc5 en e5e6 de
diagonaal c3g7 openen. Om dit te voorkomen
laat zwart zich verleiden tot 19c5c4
waarmede echter het centrum gesloten is, de
belangrijkste factor voor het welslagen van den
pionnenstorm op den vleugel.
20. Pf3—el Le4Xg2; 21. PelXg2 b7—b5. 22.
f2—f4 Da6h6; 23. De3—f3!
Wit ruilt graag zijn h-pion tegen den veel
belangrijker zwarten d-pion.
23b5b4; 24. Lc3—d2 Pd7—b6; 25.
g3—g4 Dh6c6.
Zwart moet onverrichter zake huiswaarts,
waarschijnlijk is zijn 22ste zet minder goed ge
weest.
26. f4—f5 f7—f6.
Zwart mocht f5—f6 niet toelaten, omdat dan
zijn koningsvleugel stuk zou worden geslagen.
27. Pg2—f4 Tf8c8; 28. e5Xf6 Le7Xf6; 29.
Pf4e6 Wit staat overwegend. 29
c4c3; 30. b2Xc3 Pb6c4; 30bc3: 31.
Lf4 haalt weinig uit.
31. Ld2—f4 Pc4Xa3; 31. g4—g5 Lf6—d8; .33.
Lf4e5 Ta8—a7; 34. Df3—h5 Pa3—c5; 35.
c3Xb4?? op het beslissende moment
wordt Bogoljubouw ineens bang. Waarom tijd
verliezen op den damevleugel, terwijl aan de an
dere zijde winst voor het grijpen ligt? Ge
makkelijk genoeg ware toch: 35. g6 h6 (ge
dwongen); 36. Lg7: Tg7: 37. Dh6: plus 38. f8
enz. 35Pc4Xe5! De redding. 36. d4Xe5
Ld8b6t37. Kglhl Arme witte ko
ning. Hij stond twee zetten geleden nog vol
komen veilig!
37d5d4t38. Dh5—f3 Dc6Xf3t; 39
TflXf3 Tc8c3; 40. Tf3—fl d4—d3 afgebroken.
De kansen staan ongeveer gelijk. Na 41. b4X
a5 komt wit een pion vóór, maar de zwarte
d-pion is sterk.
3iiitiiiiMiiiiimiimiim
NimiiiiMiiiiiimiiiiinu
Het merkwaardige feit
doet zich voor, dat het
Huis van Bewaring te Am-
sterdam geheel en al be-
zet is. („Krantenbericht").
1 Welke schouwburg zou niet smullen
En genieten van de pret.
Als men daar ook eens kon zeggen
Alle plaatsen zijn bezet!
1 Welke zaak zou niet floreeren,
Ware zij zóó druk bezocht,
Dat men aan 't publiek moest zeggen
I Wij zijn werk'lijk uitverkocht!
Want den loop, dien moet je hebben; i
Geef gemakkelijk entrée,
Naast, natuurlijk, de attractie
Van een goede renommée!
Maar dat nu het Huis.u weet wel,
Huis hier met een groote H,
Thans het vóór-beeld schijnt te
geven,
I Geeft toch wel het schrik-beeld na!
't Is toch op z'n zachtst genomen
Wel een iet of wat verdacht,
Als je daar tot nader order
I In bewaring wordt gebracht!
Dus de zaken daar floreerenE
Liever zou men menschen dat
Daar de crisis, doch dan einders,
Stevig in bewaring zat!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
nlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHimillllllllllllllllllllliiillllt;
Opgegeven door v. d. Graaf en Co. N.V.
(Afd. Handelsinformaties)
Failliet verklaard:
4 Juni: N.V. Alco Transformatoren en Appa-
ratenfabriek N.V., Amsterdam, 2e Jan v. d. Heü-
denstraat 28.
M. S. van Dam, koopman, Amsterdam, Ko
ninginneweg 109.
W. Goldstein, koopman, Amsterdam, N. Z.
Voorburgwal 258.
A. J. Plantenga, echtgen. J. H. van Heems
kerk Duker, Hilversum, Ministerlaan 10.
De „Rijstvogel" is op de thuisreis in Rutbah
aangekomen
J^D tsnEchzm.
«js/mcwJtt cm itudLi
OJi voti». óntULcui Ct CoofXTi#
d^oiaJt
OjuJCoó t/Wm/mcn
JlïjdL wooót ojj votii Jmitfiiïd..
&a/»v Tm mo eZfcZht. aubaWim
cU ttdcLun^ uljvL I
i*0«' NJEO
tfiet vebfaxal van den dag
Mijn oud-oom, Charles Legrand was altijd
een duivel geweest. Gierig, hebzuchtig, boos
aardig. Geen grooter genoegen kende hij dan
iemand voor den gek te houden en dan op
een heel eigenaardige manier. Mijn vader kon
hijniet uitstaan, omdat deze zich niet liet
imponeeren door het feit, dat hij schatrijk was.
Toen moest hij een zeker respect voor den
man hebben gekoesterd, die zich niet, zooals
alle andere familieleden, vernederde tot vleier,
terwille van de hoop om bij de erfenis bedacht
te worden. Want mij heeft hij tot erfgenaam
benoemd. Op enkele legaten na. Tevens bleek,
dat hij al zijn p.apieren van geldswaarde en
kostbare juweeJen, waarin hij vroeger geld be
legd had hij had in den handel met juwee-
len schatten verdiend in een ijzeren k'sl
had begraven. Waar? Het was aan mij, zoo
stond er geschreven om te ontdekken waar de
schat lag.
Mocht ik hem echter niet binnen één jaar
vinden, dan verviel alles aan de liefdadige ge
nootschappen. Alleen het huis met inboedel
mocht ik behouden.
Ik was razend, doch had hoop!
Er stond een zinnetje, dat ik gedurende dat
jaar verstandig zou doen, in zijn huis te wo
nen. Ik hoopte dat dit een aanwijzing was en
begon te zoeken. Dochzonder resuHaat.
Toen wendde ik me tot een kennis Bertrand
Grandier, met wien ik op school altijd zeer be
vriend was geweest. Wij noemden hem altijd
„Detective". En hij kwam me te hulp. Luister
Mijn vriend, Bertrand zocht dan het geheele
huis door, van onder naar boven, de eene
kamer ra de andere werd grondig onderzocht,
alle hoeken en gaten werden zorgvuldig nage
zocht, maar geen schat was te vinden. Op
zekeren morgen echter kwam hij triomfantelijk
naar me toe met een groot, bruin boek in zijn
handen. Ik keek er onnoozel naar. Wat wilde
hij daarmee? Het was een eenvoudige atlas. Hij
grijnsde, sloeg het open en hield stil bi) het
kaartje waarop stond: „Borneo". Wel, vroeg
ik geprikkeld
Hij zei: Zie je niets? Zie je niets eigenaar
digs aan die kaart?
Ik staarde er op, bekeek verschillende eilan
den, maar vond niets.
Zoo, dan ben je blind, zei hij. Hier kijk eens
naar Borneo. Heb jij ooit geweien, dat er zoo
veel steden bestonden in Borneo?
Ik keek en za'g nu inderdaad dat er steden
waren aangegeven, waai niets dan wildernis
kon zijn, doch ik begreep de waarde van die
ontdekking pas, toen hij me toonde, dat de
plaatsen die niet bestonden waren aan
gegeven met letters. Wil verzamelden ijverig
die letters, ontdekten ook op Java en Suma
tra niet bestaande plaatsen, aangegeven met
een letter en brachten er den geheelen nacht
mee door, die letters tot een goed-loopenden
zin te vormen. Het was natuurlijk mijn slimme
vriend, die het vond. De zin luidde. „Schat be
graven op Borneo". Daarop volgde een nauw
keurige aanwijzing. En toen keken we elkander
star aan. Als dat beteekende, dat mijn oud-oom
zijn geld en ;"weelen begraven had, waar hij
het aangaf, of beter had laten begraven, want
de man was nooit in die gewesten geweest, dan
zou een expeditie noodig zijn om die plek te
vinden en zoo'n enorm risico mocht ik niet
nemen. Ik had geen vermogen, zou het geld
dus moetep leenen, mezelf in schulden steken
en wat, als dan alles een grap bleek te zijn,
een van de „aardige" grappen, waar mijn oom
altijd zoo'n plezier in had?
De dagen en nachten die nu volgden, zal ik
nimmer vergeten. Ik zwierf als een verdoemde
geest door het groote huis en door den mooien
tuin. dien mijn oud-oom zelf had aangelegd
tuinieren was zijn hobby en onderhouden.
Ik verwenschte hem nu ontelbare malen. Daar
zat ik, weliswaar de eigenaar van een mooi
huis en mooien inboedel, plus een schitteren
den tuin, maar met mijn klein inkomen kon
ik hier toch niet wonen, dat zou veel te duur
uitkomen en in dezen tijd een huis verkoopen
is ook al niet voordeelig. Had hij me liever
Oom Sidney had echter het geluk een nogal
vlakken uitlooper te vinden van het gebergte
dat de Keniakolonie scheidt van Oeganda. Op
weergalooze wijze wist hij het vliegtuig behou
den op den grond te krijgen, vlak voor een der
oerwouden, waaraan dit deel van Britsch-O.-
Afrika zoo rijk is.
„Dat zier er leelijk uit, jong," zei oom. „Ik
had zoo gehoopt Nairabi te bereiken, om daar
den benzine-voorraad te kunnen aanvullen en
den motor na te laten zien, en nu zitten we
hier met een defecten motor, en moederziel al-
leen te midden oer wildernis. Maar we verlie
zen den moed niet hoor!"
Mijn zin voor avontuur deed me de zaak ech
ter luchtiger aanzien dan met oom het geval
was. Zelfs werd ik een beetje uitgelaten en be
gon een rondedansje te maken. Oom keek
hoofdschuddend naar mij en lachte toen maar
mee. Eerst gingen wij het toestel eens bekij
ken. Dit was door onze laatste vlucht wel
eenigszins toegetakeld. De motor bleek bij na
zien erger geleden te hebben dan wij dachten.
„Dat ziet pi nu niet erg rooskleurig uit voor
ons," meende oom.
„Enfin," zei oom, „laten we eerst maar eens
zorgen dat we een soort paalomheining om ons
toestel kunnen bouwen ter bescherming tegen
eventueele weersinvloeden enz. Ik heb een stuk
tentlinnen, dat we desnoods op palen kunnen
spannen en zoo over het toestel heen, maar
op zij moeten we palen hebben of liever nog
stevig vlechtwerk." 't Mag zeker wel stevig zijn
merkte ik cp. Stel je voor dat er een paai
olifanten ens komen bezoeken. In minimum
van tijd zouden ze de machine aan flarden
hebben. In mijn gedachten zag ik dit reeds
gebeuren.
„Dan maar meteen flink aanpakken," riep
oom. We trokken naar den zoom van het woud
Hout was hier genoeg te krijgen. Afgescheurde
takken der boomen, jonge boompjes enz. On
vermoeid sieepten we eenige uren achtereen
groote voorraden naar ons toestel, waarna we
de omheining begonnen op te trekken. Een ge
makkelijk werk was dit niet, maar eindelijk
gelukte het ons toch, en hadden we na uren
van hard werken ons toestel veilig verschanst
achter een dichte haag, en het onttrokken aan
het nieuwsgierig oog van mensch of dier.
heelemaal maar geen huis geschonken.
Mijn vriend was er even erg aan toe, als ik.
Arme jongen. Thuis hielden we het niet uit,
ik stelde voor om ergens te gaan «lansen, of
wat dan ook. Maar langer in huis blijven, zoe
ken naar den schat, konden we niet.
We trokken een smoking aan en tiachtten
ons verdriet te vergeten.
We gingen een bar binnen en dronken cham
pagne, ik blijf nu toch een arme drommel, ik
tracteer, zei ik.
Er waren twee aardige meisjes. De eene heette
Lili, de andere Etty. Ze dansten een num
mertje en zaten
later bij ons. We
soupeerden en I rv vrljnf I
waren inderdaad ±-'K' i
vroolijk, totdat ik
merkte dat mijn
vriend, met uit-
puilende oogen •■■■■■■■■■■■-
Etty zat aan te staren en vervolgens naar mij
keek.
Daarna staarde hij naar de vork. waa'mee
Etty, om een paar los neergeworpen bloemen
figuren zat te trekken in het tafellaken.
Natuurlijk dacht hij weer aan de kaart
Opeens zag ik Bertrand wegrennen.
Een half uur heb ik naar hem gezocht, doch
in de garderobe hoorde ik, dat hij al een
half uur geleden weggegaan was.
Ik was niet erg frisch, toen ik mijn eigen
huis binnenstapte; doch ik kon nog wel zoo
veel zien, dat ik Bertrand bezig zag in den
tuin te graven. Ik probeerde hem naar bed re
loodsen, wat me moeilijk gelukte. Hij stootte
me weg en zei: Man, ik ben zoo nuchter als
wat Ik probeerde hem te overreden naar bed
te gaan en liever bij daglicht te gaan tui-
nieren.Tuinieren, schreeuwde hij, dacht je dat
ik midden in den nacht tuinieren ging. Ben
je nou heelemaal gek geworden. Ik graaf naar
den schat. En meteen stiet hij tegen een
ijzeren kistje. Ook ik werd nuchter.
En in «ïie kist waren de waardevolle papie
ren en kostbare juweelen.
Ik kwam erop, doordat Etty met de vork
lijntjes trok, in allerlei grillige vormen. Door
de bloemen k— ri ik van het begrip, eilandje
(natuurlijk vastgeknoopt aan Borneo) aan dat
van een bloemperk. En toen '.rreeg ik een
schok. Opeens zag ik in gedachten den tuin,
een perk, een van de mooie perken, «ïie je oud
oom aangelegd heeft. Ik rende naar huis en
stelde vast. dat inderdaad een der perken zóó
was aangelegd, dat het. bij nauwkeurige be
schouwing, precies leek op de kaart van
Borneo.
Nou, en toen gingen me diverse lichten op....
Blijkens het dezer dagen door de Friescne
Maatschappij van Landbouw gepubliceerde
jaarverslag warei. de koopprijzen van de boer
derijen en landerijen in de tot het noordelijk
gedeelte van Friesland behoorende kleibouw-
streek in 1933 in het algemeen iets hooger dan
het jaar .e voren. En wel b.v. in Franekeradeel
ongeveer i0 pet, en Westdongeradeel 20 pet. en
in Kollumerland 75 100 per pondemaat
of 36% A.
Inzake de kleigreidestreek van het meer zui
delijk en middengedeelte van Friesland werd
in bovengenoemd jaarverslag de stijging der
onderhavige koopprijzen geschat op 50 tot
125 per pondemaat.
Omtrent de in de zand- en veenstreken van
Frieslands oostelijk gedeelte gelegen lichts
greidlanden werd in het jaarverslag eveneens
een stijging dei koopprijzen genoteerd.
De onderhavige prijzenverhooging werd n
dat verslag o.m. toegeschreven aan inflatie-
vrees en aan het koopen van boerderijen voor
geldbelegging.
In bedoeld jaarverslag werd voorts geconsta
teerd, dat in het algemeen ook de pachtprijzen
der Friesche boerderijen en landerijen in 1933
en vooral verleden herfst weer omhoog gingen.
En wel vooral als gevolg van de absolute be
hoefte .aar een werkkring.
In sommige gedeelten der z.g. „Friesche Wou
den" oftewel voorgeme.de zand- en veenstre
ken wint volgens de in dat jaarverslag even
eens genoteerde verklaring de methode steeds
meer veld, de landerijen te verhuren tegen op
de varieerende melkprijzen gebaseerde mobieie
pachtsommen.
En tweedens door den inhoud van het ver
zoekschrift, hetwelk dezer dagen het bestuur
der afd. Oudeharke van den Bond van land-
pachters en hypotheekboeren naar H. M. onze
geëerbiedigde Koningin gezonden heeft.
In dat reques- wordt n.l. „met diepen eerbied
te kennen gegeven," dat door het nog steeds
niet verwezenlijken van het in de Troonrede
anno 1933 aangekondigde regeeringsplan, om
den financieelen nood van de door de treurigs
tijdsomstandigheden in een hachelijke pósitie
geraakte pacht- en hypotheekboeren te leni
gen, honderden van nen reeds in de werkver
schaffing beland zijn en vele anderen een als
ware t nopeloozen strijd om hun bedrijfsbe-
staan voeren.
Dientengevolge werd door requestranten tot
H. M. het nederig verzoek gericht, door het be
ïnvloeden van een spoedige vervulling der voor
melde Troonrede-belofte de zware financieele
lasten te helpen verlichten, waaronder de aan
stille armoede ten prooi zijnde pacht- en hy
potheekboeren gebukt gaan.
A lln a °p dlt blad ziJn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Otïfifï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7l\fl bU een ongeval met f OCfï bij verlies van een hand f 1 Of oij verlies van een Cfï bi) een breukvan Afï bij verlies van *n
JxlIC UUUTlTie O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 01/1/l/»~ verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen OU»" doodelijken afloop I £tOVm" een voet of een oog luim of wijsvinger t/l/»"been of arm# 7(/«" anderen vinger
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
41.
(Korte inhoud van het voorafgaande
Sir Hector Asscher gaat door voor een ver
woed verzamelaar van kostbare boeken
In Merlin St Hugh waar hit on '-lln bul
ten woont leelt hu zeer afgezonderd m-t
zijn nichtje Paula Parkston die m net
gébein) verloofd was met den secretaris
van sir Hector Arthur Newnham Doei
een handlangster komt Asscher in het be
zit van een kostbaar werk dat uit de bi
bliotheek van Burgovne is gestolen As
scher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoopen. nagereisd door Bur
govne en den letterkundige Eggerton In
een luguber hotelletje te Parijs wordt As.
scher dan vermoord Omtrent den dader
tast men tn het duister Waarschijnitlk
is Asscher reeds in den trein vermoord
en in zijn boekenkoffer door iemand die
zien voor hem uitgaf naar het hotel ver
voerd Het lustitleel onderzoek wordt ge
leid door den detective Lestrange)
Ik zei dus. dat het in orde kwam en dat
ik het van de rekening af zou trekken, en
toen vroeg ik tets over het drama, het lijk
in den koffer zooals de kranten net noemen
Zij was zijn secretaresse, ziet u, maar ze wilde
niets zeggen. Ze begon alleen maar vreeselijk
te rillen en toen zei ze: Verschrikkelijk, Mrs.
Groves, verschrikkelijk. Nou, ik geloof, dat zij
het zich erg aantrok, ofschoon Ik me niet kan
voorstellen, waarom, want hij was toch maar
een vreemde voor haar. Nee, hoor, dan heb
ik.
„Juist," antwoordde Davidson ernstig, „nou,
het spijt me erg, dat ik Miss Marlowe niet
heb thuis getroffen. Denkt u, dat ik haar op
het Museum kan vinden?"
„O vast en zeker, Sir."
Maar Davidson voelde er niets voer om op
het oogenblik naar het Museum te gaan. Hij
was van plan om Paula Parktons verhaal
over haar uitstapje van den vorigen morgen
aan de waarheid te toetsen. Dat net gedeel
telijk valsch was, of liever, dat zij doelbewust
Iets verborg viel niet te betwijfelen Maar
hij wenschte te weten te komen, wat er eigen
lijk van waar was. Reeds van het begin af,
had hij met een aantal moeilijkheden te
kampen. De bediende aan het kaartenbureau
was er zeker van, dat zij dien morgen Don
derdag geen kaarje had genomen, aangezien
hij de dame zeer goed kende. De controleur
zei. dat hij zich ook niets herinnerde, maar dat
het natuurlijk mogelijk was, dat zij op het
laatste nippertje was gekomen en dan werd
het zoo druk, dat hij van de menschen ten
slotte niets meer te zien kreeg, dan een hand
schoen of een bloote hand. die hem ien stukje
karton aanreikte om er een gaatje in te knip
pen. Neen, het was wel een beetje jnredelijk
om dan te eischen, dat hü alleen aan die
handschoenen Miss Parkton zou terugkennen.
Tot nu toe viel het dus heelemaal niet mee,
om Miss Paula's verklaringen te controleeren.
Het kwam Davidson nog het beste voor, om
even naar de stad te gaan en te zien of hij
op Victoria-Station meer te weten kon komen
Indien zij werkelijk geen kaartje had geno
men, zooals de klerk uitdrukkelijk beweerd
had, zou men in Londen misschien tets weten
van een dafne, die een biljet Chanceibury
Londen had moeten betalen.
Er was echter op Victoria alleen maar eer.
persoon geweest, die een bedrag van twee
shilling twee penny had moeten betalen voor
een kaartje van Penniton, terwijl een derde
klas kaartje van Chanceibury 3.10 was. Da
vidson vroeg zich af of Paula misschien snug
ger genoeg geweest kon zijn, om een tusschen-
station op te geven, om daardoor mogelijke
achtervolgers op een dwaalspoor te brengen,
maar knoopte daar onmiddellijk de overweging
aan vast, dat zij met dit alles niets bijzonders
kon bereiken. Het eenige antwoord kon zijn
dat ze Sir Hector wilde beletten haar te ach
tervolgen.
Nadat hij dus ook op dit station bot gevan
gen had, ging hij naar buiten en sorak een
geestig oud heertje aan. met een leu^e blauw
gespikkelde das. die de opperceremonicmeester
der chauffeurs scheen te zijn.
Bent u altijd hier?" vroeg hij.
„Als ik niet slaap wel, mijnheer.".
.Dan kunt u mij misschien helpen Mijn
"tsm Is Macpherson Dr. Macpnerson - en
ik heb een kleine kliniek voor geesteszwakke
patiënten op het platteland. Gisteren is een
dame uit mijn tuin ontsnapt en wij vermoeden,
dat ze op het oogefiblik in Londen is. Nu be
grijp je natuurlijk wel. dat ik ze verbazend
graag terug zou hebben. Niet alleen voor mijn
persoonlijke reputatie, maar vooral, omdat
haar familie haar tot eiken prijs terugverlangt.
Ze had maar weinig geld bij zich, maar wü
meenen vast en zeker ervan te zijn, haar spoox
tot Victoria Station te kunnen volgen. Waar
schijnlijk heeft zij hier een taxi genomen. Ze
droeg een breeden stroohoed, tuinhandschoe-
nen en een kastanjekleurig costuum. Het was
een erg. net meisje."
„Hm, getikt, zei u?"
„Nou ja, zoo'n heel klein beetje."
„En die is bij u weggeloopen?"
„Juist. Dat heb je goed gezien"
„En dat noemt u gek? ha-ha." Hij begon
ondeugend te lachen. „Neen mijnheer er is
geen enkel Hef meisje geweest, dat mij gisteren
om een taxi is komen vragen en ik ben hier
heel den dag geweest en ze komen bijna alle
maal naar mij. Maar vraag het aan mijn
kameraden als u wilt."
Davidson liet zich niet gauw met een kluitje
in 't riet sturen, en bleef in het station rond
hangen, totdat hij er absoluut zeker van was,
dat hij zoowat lederen chauffeur had onder
vraagd, die daar den vorigen dag had kunnen
staan. Zooals hij wel verwachtte, kon niemand
zich herinneren, Paula gezien te hebben Daar
het inmiddels half één geworden v/as besloot
hij Hughenden op te zoeken, Newnham's book
maker, en dan wat te gaan lunchen, voordat
hij op Scotland Yard verslag uit ging bren
gen en informeeren of men op het hoofd
bureau nog iets naders te weten was gCKomen
Toen hij bij Hughenden aankwam, vroeg hij
naar Mr. Bourne.
„Heeft u een afspraak?" vroeg de klerk.
Davidson haalde zijn kaartje te voorschijn.
De jongeman zette onmiddellijk 'n ernstig ge
zicht en snelde weg. Een minuut later liet
hij den detective binnen in een keurig ge
meubileerde kamer waar een man van mid
delbaren leeftijd hem wachtte. Hij zag er ver
bazend keurig uit in een lichtgrijs costuum en
in zijn das glom een in het oog loopend groote
parel. De klerk ging terug en zei tegen zijn
kameraad:
„Man, er is roet in het eten, de DOlitie heeft
ons in de smiezen." Met een schouderophalen
zette hij zich weer aan t werk.
Davidson sprak tamelijk scherp:
„Ik heb u slechts één vraag te stellen,
Mr. Bourne, waarop u mij zeker wei zult willen
antwoorden'. Het betreft een uwer cliënten,
Mr. Newnham."
Mr. Bourne's gelaatsuitdrukking onderging
niet de minste verandering. Ze was even vrien
delijk, even bedachtzaam, even gesloten.
„Men heeft mi) belast met een onderzoek,''
ging Davidson verder, „dat natuurlijk den
meest vertrouwelijken vorm moet hebben, doch
waarin Mr. Newnham's doen en laten een zeer
belangrijken factor vormt En daarom is het
voor ons van het grootste belang, te weten
in hoeverre hü met u In financieele relatie
stond. Of liever gezegd, hoeveel hü u momen
teel schuldig is."
„Het spüt me, dat ik u hierop een teleur
stellend antwoord moet geven,antwoordde
Mr. Bourne. „Dit Is een kwestie tusschen ons
en onzen cliënt. Deze zaken zün voor ons
absoluut vertrouwelük."
„Ik begrüp natuurlük wel, dat het u moel-
lük zal vallen om van uw gedragslijn af te
wüken," zei Davidson, die zün best deed om
de sluwe, ontwakende woorden van der. book
maker zoo aangenaam mogelük te beantwoor
den. „Maar Ik kan u wel zeggen, dat wü hier
met een buitengewone misdaad te doen hebben
Verder moet het voor u niet onverschillig zün
te weten, dat, wat thans vriendelük van u ver
zocht wordt, binnen enkele uren met wettelü-
ken drang kan worden geëischt met gevaar van
herhaling voor de rechtbank, zoodac uw ge
heele zaak door alle Engelsche kranten zou
worden bekend gemaakt. Ik hoop, dat u vol
doende ervan overtuigd zult zün, dat het voor
u verkieselüker Is deze noodzaak te ontgaan.
Kom, u zult er wel de voorkeur aan geven, mü
in kennis te stellen met de enkele feilen, die
ik wensch te weten."
Bourne dacht een oogenblik na.
„Kunt u ons verzekeren, dat hiervan niets
uit zal lekken tegenover Mr. Newnham zelf?"
(Wordt vervolgd)