De historie der asperge PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND II w EENIGE ANECDOTEN BEZET Het Geheim van het open Raam DINSDAG 5 JUNI 1934 Asper gelief hebbers zeggen, dat deze groente edele gedach ten kweekt Wat deed de Vicaris Generaal? SCHAKEN OM HET WERELDKAM PIOENSCHAP De drie-en-twintigste partij afgebroken FAILLISSEMENT ET* Postvluchten O zr. 1 op Borneo j HOOGERE BOERDERIJEN- PRIJZEN EN NOODLIJDENDE BOEREN AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Elk Jaar zeggen het weer de aspergeliefheb bers met verliefde gezichten: Ha, eindelijk, t is weer aspergetijd. en zij beleven dan goede tij den. zoolang de asperges, met zorg toeoereia volgens de regelen der hooge kookkunst op ta fel verschijnen. Degenen onder de liefhebbers (en dat zijn je waren!), die het lichamelijk ge not weten te verbinden met groote gedachten over de wereld en alles, wat daarmede samen hangt. herinneren zich aan weer, dat deze kostelijke spijze genoten wordt van de Mid- dellandsche Zee tot in het hooge Noorden en van Spanje tot diep in Azië. En zoo is het niet te verwonderen, dat om deze heerlijke vrucht der aarde zich een krans heeft gewonden van anecdoten en vertellingen, waarin de humor der verschillende volkeren oont ter uitdrukking komt De asperge heeft historie. En dat wist héél, héél goed de fijnzinnige historicus, die pro fessor Hensen van Warmond was. „De asperge is een opwekster en bevorderaarster van edele gedachten." riep Charles Lamb eens vol geest drift uit, en het is onbestrijdbaar, dat juist ve le illustere geesten hebben behoord tot de groo te vereerders van de asperge. Van den grooten Franschen auteur Fontenel- le vertelt men een geschiedenis, die werkelijk karakteristiek is voor zijn voorliefde voor asper ges. Fontenelle beschouwde de in olie geserveer de asperges als het summum van genot en stond daarbij in scherp contrast met een abbé, die zijn goede vriend was en de asperges het liefst met boter at. Op een goeden dag verscheen de ab bé onverwachts bij Fontenelle, die juist voor zich een omvangrijke portie asperges in olie haa besteld. Goed- of kwaadschiks moest hij nu wei met het oog op zijn gast de aanwijzing geven, dat de helft in boter moest worden opgediend Daar werd opeens, in afwachting van het maai. de abbé door een beroerte getroffen sn vlei dood in zijn zetel achterover. Fontenelle had na een moment van stille treurnis niets haasti ger te doen dan den kok toe te roepen: „AUp asperges in de olie klaar maken!" Jonathan Swift, de bittere en het mensch- dom zoo vijandelijke satyricus. kreeg bij een aspergemaaltijd vaak een optimistischen Kijk op het leven. Hij paste er voor op. dat hij niet te weinig kreeg. Zijn vriend de uitgever Faulke- ner. vertelt een aardige geschiedenis. De groote spotter had hem geïnviteerd, om asperges te komen genieten. Vóórdat Faulkenei zijn eerste portie heelemaal op had. wilde hij zich reeds voor de tweede maal bedienen Dat liet de dichter van „Gulliver's Reizen" niet toe. Dreigend wees hij naar het bord van den andere: „Eerstdie op!" En toen Faul- kener, die dreigde te kort te komen, omdat Swift met ongelooflijke snelheid de gele slier ten gebruikte, schuchter een paar tegenwerpin gen wilde maken, werd de dichter zóó woedend, dat Faulkener z'n mond niet meer durfde open doen. Als hij later deze historie vertelde, trok hij altijd een bedenkelijk gezicht en zuchte: „Ja. het was met Swift slecht asperges eten!' Het is niet te verwonderen, dat dergelijke as pergeliefhebbers dikwijls wel eens een grap van hun vrienden hadden te verduren. Dit over kwam den bisschop van Balley. Courtois de Quinzey, welke in zijn tuin zijn eigen asper gecultuur had aangelegd Eens had hij tafelge zelschap en zijn dischgenooten verrasten hem met de mededeeling, dat er in een van zijn bedden een enorm exemplaar te voorschijn was gekomen. De prelaat ging vol vreugde naar den tuin en aanschouwde werkelijk een reuze-as perge. Direct wilde hij haar uitsteken, maar het gelukte hem niet. Hij moest zijn tuinman te hulp roepen. De- Ze werkte lang aan het karwei en de hooge heer was ten diepste teleurgesteld, toen de tuinman tenslotte een als asperge beschilderde paal uit het aardrijk trok Deze aspergegrap was uitgedacht door zijn vicaris-generaal Ros set. Voor alle doeleinden stichten de menschen Vereenigingen en clubs, en het zou daarom niets minder dan verbazingwekkend zijn. wan neer zich de aspergeliefhebbers ook niet had den tezaamgesloten en georganiseerd. Dit is uiderdaad ook reeds geschied. In Engeland be staat reeds jaren lang een aspergeclub. wier statuten den leden de verplichting oplegt, bij e ken nieuwen oogst uitgebreide aspergefeest maaltijden te houden. Wijl de asperge „edele gedachten kweekt en bevordert", zal deze club wel op spiritueel ge bied aan de spitse aller vereenigingen marchee- ren. Aspergeliefhebbers aller landen, vereenigt u! Eet meer asperges! Moeten wij het nog neerschrijven? Het is langzamerhand een slagzin geworden: Bogoljubow komt op winst te staan tegen Alje- chin, maar laat op het beslissende moment een steek vallen. In hoeveel partijen dit nu reeds het geval is geweest, weten wij niet meer We zijn den tel kwijtgeraakt, want het aantal keeren, dat Bogoljubow faalde, is langzamer hand ontstellend groot. Dit stemt tot nadenken. Indien Aljechin een speler tegenover zich had gevonden, wiens ca paciteiten tot spelopbouw met die van Boggle gelijk stonden, doch wiens tactiek tot correct afwikkelen van gewonnen stellingen zoodanig was, als men mag verwachten van een preten dent voor het wereldkampioenschap, dan zou Aljechin deze match verloren hebben. De eerste vraag is nu: bestaat er zoo'n spe ler? Wij gelooven het wel. Capablanca, Flohr, Dr. Euwe mogen hier wel genoemd worden. Een andere vraag en deze is minder gemak kelijk te beantwoorden luidt: Zou Aljechin tegen een anderen partner even risquant, soms haast nonchalant, gespeeld hebben? Dit punt wordt door hen, die beweren, dat Al jechin slechts wint door het falen van zijn te genstander, niet door eigen prestaties, over het hoofd gezien en is toch van het grootste belang. Immers, Aljechin bezit als geen ander de gave, zijn spei aan te passen aan den stijl van zijn wederpartij. Wij brengen slechts in her innering zijn match tegen Capablanca. Partij op partij wist Aljechin in den trant van den Cubaan zoo saai mogelijk remise te schuiven Capa verloor zijn geduld enverloor! Nim- zowitsch, de voorvechter van het blokkade systeem, zag zich overtuigend geslagen met... ae blokkade. En wellicht heeft de wereldkampioen, die het spel van zijn uitdagers steeds tevoren in door hen gespeelde partijen uitvoerig ontleedt, als kansrijkste methode tegen Bogoljubow gevon den: wagen, „schwindeln", tot het uiterste! Of dit zoo is, of Aljechin's voortdurende ver- liesposities inderdaad een gevolg zijn van zijn speciaal in dit geval gekozen strijdplan, dat kan eigenlijk eerst blijken in een volgende match tegen een anderen tegenstander; laten we ho pen onzen landgenoot Dr. Euwe!! De 23ste partij vertoonde wederom een dooi Aljechin met zwart aangenomen damegambiet. Het spel kreeg ditmaal echter een geheel ander karakter dan de vorige keeren, daardat wit met zijn dame op c4 terugsloeg en zijn konings- looper fianchetteerde. Ook het verdere verloop was ongewoon. Bogoljubow trok van leer met 4 pionnen en veel stukken tegen den zwarten koning, Aljechin daarentegen rukte aan de andere zijde gevaarlijk op. Het werd nu zeer interessant! Bogoljubow kwam het eerst tot den aanval en had deze zonder veel moeite tot winst kun nen voeren. Inplaats van op den 35sten zet zijn aanval voort te zetten, poogde hij eerst zich te verde digen op den damevleugel. Dit tijdwinnen van één zet was voor Aljechin juist voldoende zich te redden. Voor de zooveelste maal had Bogol jubow een overwinning kunnen behalen! Nu werd de partij in ongeveer gelijke positie afge broken. Het verloop was: Wit: Bogoljubow. Zwart: Aljechin. Aangenomen Damegambiet. 1. d2d4 d7d5; 2. Pgl—f3 Pg8—f6; 3. c2—c4 d5Xc4; 4. Ddl—a4 t Het in *t spel brengen van de dame in een vroeg stadium levert gewoonlijk gevaren op Secuurder is 't gewone e3. Wit speelt echter op winst. Terecht, véél valt er voor hem niet meer te verliezen. 4c7—c6; 5. Da4Xc4 Lc8—f5; 6. Pbl— c3 e7—e6; 7. g2—g3 Een aardig, origineel systeem van ontwikke len. 7Pb8d7; 8. Lfl—g2 Lf5—c2. Een grappige poging om de dame te vangen. Er dreigt Pb6 waarna hare Majesteit midden op het bord verloren is. Voorwaar een ongewoon begin! Wit maakt nu ruimte met 9. e2e3 Lf8 e7; 10. 0—0 0—0; 11. a2—a3 Wit wil opmarcheeren met den b-pion, in overeenstemming met den bekenden regel, dat 'n oploopen van de pionnen op den vleugel, waar tegen de gefianchetteerde raadsheer (hier Lg2) gericht is, gewoonlijk kans van slagen biedt. 11a7a5. Verhindert b2—b4. 12. Dc4 e2 Lc2g6; 13. e3—e4 Dd8—b6; 14. h2—h3 De positie van Lg6 wettigt een pionnenstorm op den koningsvleugel, welken wit thans voor bereidt. 14Db6a6; 15. De2—e3 c6—c5; IS. e4e5 Het begin van den aanval! 16Pf6d517. Pc3Xd5 e6Xd5; 18. Leld2 Lg6e4; 19. Ld2c3 Wit wil eventueel met d4Xc5 en e5e6 de diagonaal c3g7 openen. Om dit te voorkomen laat zwart zich verleiden tot 19c5c4 waarmede echter het centrum gesloten is, de belangrijkste factor voor het welslagen van den pionnenstorm op den vleugel. 20. Pf3—el Le4Xg2; 21. PelXg2 b7—b5. 22. f2—f4 Da6h6; 23. De3—f3! Wit ruilt graag zijn h-pion tegen den veel belangrijker zwarten d-pion. 23b5b4; 24. Lc3—d2 Pd7—b6; 25. g3—g4 Dh6c6. Zwart moet onverrichter zake huiswaarts, waarschijnlijk is zijn 22ste zet minder goed ge weest. 26. f4—f5 f7—f6. Zwart mocht f5—f6 niet toelaten, omdat dan zijn koningsvleugel stuk zou worden geslagen. 27. Pg2—f4 Tf8c8; 28. e5Xf6 Le7Xf6; 29. Pf4e6 Wit staat overwegend. 29 c4c3; 30. b2Xc3 Pb6c4; 30bc3: 31. Lf4 haalt weinig uit. 31. Ld2—f4 Pc4Xa3; 31. g4—g5 Lf6—d8; .33. Lf4e5 Ta8—a7; 34. Df3—h5 Pa3—c5; 35. c3Xb4?? op het beslissende moment wordt Bogoljubouw ineens bang. Waarom tijd verliezen op den damevleugel, terwijl aan de an dere zijde winst voor het grijpen ligt? Ge makkelijk genoeg ware toch: 35. g6 h6 (ge dwongen); 36. Lg7: Tg7: 37. Dh6: plus 38. f8 enz. 35Pc4Xe5! De redding. 36. d4Xe5 Ld8b6t37. Kglhl Arme witte ko ning. Hij stond twee zetten geleden nog vol komen veilig! 37d5d4t38. Dh5—f3 Dc6Xf3t; 39 TflXf3 Tc8c3; 40. Tf3—fl d4—d3 afgebroken. De kansen staan ongeveer gelijk. Na 41. b4X a5 komt wit een pion vóór, maar de zwarte d-pion is sterk. 3iiitiiiiMiiiiimiimiim NimiiiiMiiiiiimiiiiinu Het merkwaardige feit doet zich voor, dat het Huis van Bewaring te Am- sterdam geheel en al be- zet is. („Krantenbericht"). 1 Welke schouwburg zou niet smullen En genieten van de pret. Als men daar ook eens kon zeggen Alle plaatsen zijn bezet! 1 Welke zaak zou niet floreeren, Ware zij zóó druk bezocht, Dat men aan 't publiek moest zeggen I Wij zijn werk'lijk uitverkocht! Want den loop, dien moet je hebben; i Geef gemakkelijk entrée, Naast, natuurlijk, de attractie Van een goede renommée! Maar dat nu het Huis.u weet wel, Huis hier met een groote H, Thans het vóór-beeld schijnt te geven, I Geeft toch wel het schrik-beeld na! 't Is toch op z'n zachtst genomen Wel een iet of wat verdacht, Als je daar tot nader order I In bewaring wordt gebracht! Dus de zaken daar floreerenE Liever zou men menschen dat Daar de crisis, doch dan einders, Stevig in bewaring zat! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) nlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHimillllllllllllllllllllliiillllt; Opgegeven door v. d. Graaf en Co. N.V. (Afd. Handelsinformaties) Failliet verklaard: 4 Juni: N.V. Alco Transformatoren en Appa- ratenfabriek N.V., Amsterdam, 2e Jan v. d. Heü- denstraat 28. M. S. van Dam, koopman, Amsterdam, Ko ninginneweg 109. W. Goldstein, koopman, Amsterdam, N. Z. Voorburgwal 258. A. J. Plantenga, echtgen. J. H. van Heems kerk Duker, Hilversum, Ministerlaan 10. De „Rijstvogel" is op de thuisreis in Rutbah aangekomen J^D tsnEchzm. «js/mcwJtt cm itudLi OJi voti». óntULcui Ct CoofXTi# d^oiaJt OjuJCoó t/Wm/mcn JlïjdL wooót ojj votii Jmitfiiïd.. &a/»v Tm mo eZfcZht. aubaWim cU ttdcLun^ uljvL I i*0«' NJEO tfiet vebfaxal van den dag Mijn oud-oom, Charles Legrand was altijd een duivel geweest. Gierig, hebzuchtig, boos aardig. Geen grooter genoegen kende hij dan iemand voor den gek te houden en dan op een heel eigenaardige manier. Mijn vader kon hijniet uitstaan, omdat deze zich niet liet imponeeren door het feit, dat hij schatrijk was. Toen moest hij een zeker respect voor den man hebben gekoesterd, die zich niet, zooals alle andere familieleden, vernederde tot vleier, terwille van de hoop om bij de erfenis bedacht te worden. Want mij heeft hij tot erfgenaam benoemd. Op enkele legaten na. Tevens bleek, dat hij al zijn p.apieren van geldswaarde en kostbare juweeJen, waarin hij vroeger geld be legd had hij had in den handel met juwee- len schatten verdiend in een ijzeren k'sl had begraven. Waar? Het was aan mij, zoo stond er geschreven om te ontdekken waar de schat lag. Mocht ik hem echter niet binnen één jaar vinden, dan verviel alles aan de liefdadige ge nootschappen. Alleen het huis met inboedel mocht ik behouden. Ik was razend, doch had hoop! Er stond een zinnetje, dat ik gedurende dat jaar verstandig zou doen, in zijn huis te wo nen. Ik hoopte dat dit een aanwijzing was en begon te zoeken. Dochzonder resuHaat. Toen wendde ik me tot een kennis Bertrand Grandier, met wien ik op school altijd zeer be vriend was geweest. Wij noemden hem altijd „Detective". En hij kwam me te hulp. Luister Mijn vriend, Bertrand zocht dan het geheele huis door, van onder naar boven, de eene kamer ra de andere werd grondig onderzocht, alle hoeken en gaten werden zorgvuldig nage zocht, maar geen schat was te vinden. Op zekeren morgen echter kwam hij triomfantelijk naar me toe met een groot, bruin boek in zijn handen. Ik keek er onnoozel naar. Wat wilde hij daarmee? Het was een eenvoudige atlas. Hij grijnsde, sloeg het open en hield stil bi) het kaartje waarop stond: „Borneo". Wel, vroeg ik geprikkeld Hij zei: Zie je niets? Zie je niets eigenaar digs aan die kaart? Ik staarde er op, bekeek verschillende eilan den, maar vond niets. Zoo, dan ben je blind, zei hij. Hier kijk eens naar Borneo. Heb jij ooit geweien, dat er zoo veel steden bestonden in Borneo? Ik keek en za'g nu inderdaad dat er steden waren aangegeven, waai niets dan wildernis kon zijn, doch ik begreep de waarde van die ontdekking pas, toen hij me toonde, dat de plaatsen die niet bestonden waren aan gegeven met letters. Wil verzamelden ijverig die letters, ontdekten ook op Java en Suma tra niet bestaande plaatsen, aangegeven met een letter en brachten er den geheelen nacht mee door, die letters tot een goed-loopenden zin te vormen. Het was natuurlijk mijn slimme vriend, die het vond. De zin luidde. „Schat be graven op Borneo". Daarop volgde een nauw keurige aanwijzing. En toen keken we elkander star aan. Als dat beteekende, dat mijn oud-oom zijn geld en ;"weelen begraven had, waar hij het aangaf, of beter had laten begraven, want de man was nooit in die gewesten geweest, dan zou een expeditie noodig zijn om die plek te vinden en zoo'n enorm risico mocht ik niet nemen. Ik had geen vermogen, zou het geld dus moetep leenen, mezelf in schulden steken en wat, als dan alles een grap bleek te zijn, een van de „aardige" grappen, waar mijn oom altijd zoo'n plezier in had? De dagen en nachten die nu volgden, zal ik nimmer vergeten. Ik zwierf als een verdoemde geest door het groote huis en door den mooien tuin. dien mijn oud-oom zelf had aangelegd tuinieren was zijn hobby en onderhouden. Ik verwenschte hem nu ontelbare malen. Daar zat ik, weliswaar de eigenaar van een mooi huis en mooien inboedel, plus een schitteren den tuin, maar met mijn klein inkomen kon ik hier toch niet wonen, dat zou veel te duur uitkomen en in dezen tijd een huis verkoopen is ook al niet voordeelig. Had hij me liever Oom Sidney had echter het geluk een nogal vlakken uitlooper te vinden van het gebergte dat de Keniakolonie scheidt van Oeganda. Op weergalooze wijze wist hij het vliegtuig behou den op den grond te krijgen, vlak voor een der oerwouden, waaraan dit deel van Britsch-O.- Afrika zoo rijk is. „Dat zier er leelijk uit, jong," zei oom. „Ik had zoo gehoopt Nairabi te bereiken, om daar den benzine-voorraad te kunnen aanvullen en den motor na te laten zien, en nu zitten we hier met een defecten motor, en moederziel al- leen te midden oer wildernis. Maar we verlie zen den moed niet hoor!" Mijn zin voor avontuur deed me de zaak ech ter luchtiger aanzien dan met oom het geval was. Zelfs werd ik een beetje uitgelaten en be gon een rondedansje te maken. Oom keek hoofdschuddend naar mij en lachte toen maar mee. Eerst gingen wij het toestel eens bekij ken. Dit was door onze laatste vlucht wel eenigszins toegetakeld. De motor bleek bij na zien erger geleden te hebben dan wij dachten. „Dat ziet pi nu niet erg rooskleurig uit voor ons," meende oom. „Enfin," zei oom, „laten we eerst maar eens zorgen dat we een soort paalomheining om ons toestel kunnen bouwen ter bescherming tegen eventueele weersinvloeden enz. Ik heb een stuk tentlinnen, dat we desnoods op palen kunnen spannen en zoo over het toestel heen, maar op zij moeten we palen hebben of liever nog stevig vlechtwerk." 't Mag zeker wel stevig zijn merkte ik cp. Stel je voor dat er een paai olifanten ens komen bezoeken. In minimum van tijd zouden ze de machine aan flarden hebben. In mijn gedachten zag ik dit reeds gebeuren. „Dan maar meteen flink aanpakken," riep oom. We trokken naar den zoom van het woud Hout was hier genoeg te krijgen. Afgescheurde takken der boomen, jonge boompjes enz. On vermoeid sieepten we eenige uren achtereen groote voorraden naar ons toestel, waarna we de omheining begonnen op te trekken. Een ge makkelijk werk was dit niet, maar eindelijk gelukte het ons toch, en hadden we na uren van hard werken ons toestel veilig verschanst achter een dichte haag, en het onttrokken aan het nieuwsgierig oog van mensch of dier. heelemaal maar geen huis geschonken. Mijn vriend was er even erg aan toe, als ik. Arme jongen. Thuis hielden we het niet uit, ik stelde voor om ergens te gaan «lansen, of wat dan ook. Maar langer in huis blijven, zoe ken naar den schat, konden we niet. We trokken een smoking aan en tiachtten ons verdriet te vergeten. We gingen een bar binnen en dronken cham pagne, ik blijf nu toch een arme drommel, ik tracteer, zei ik. Er waren twee aardige meisjes. De eene heette Lili, de andere Etty. Ze dansten een num mertje en zaten later bij ons. We soupeerden en I rv vrljnf I waren inderdaad ±-'K' i vroolijk, totdat ik merkte dat mijn vriend, met uit- puilende oogen •■■■■■■■■■■■- Etty zat aan te staren en vervolgens naar mij keek. Daarna staarde hij naar de vork. waa'mee Etty, om een paar los neergeworpen bloemen figuren zat te trekken in het tafellaken. Natuurlijk dacht hij weer aan de kaart Opeens zag ik Bertrand wegrennen. Een half uur heb ik naar hem gezocht, doch in de garderobe hoorde ik, dat hij al een half uur geleden weggegaan was. Ik was niet erg frisch, toen ik mijn eigen huis binnenstapte; doch ik kon nog wel zoo veel zien, dat ik Bertrand bezig zag in den tuin te graven. Ik probeerde hem naar bed re loodsen, wat me moeilijk gelukte. Hij stootte me weg en zei: Man, ik ben zoo nuchter als wat Ik probeerde hem te overreden naar bed te gaan en liever bij daglicht te gaan tui- nieren.Tuinieren, schreeuwde hij, dacht je dat ik midden in den nacht tuinieren ging. Ben je nou heelemaal gek geworden. Ik graaf naar den schat. En meteen stiet hij tegen een ijzeren kistje. Ook ik werd nuchter. En in «ïie kist waren de waardevolle papie ren en kostbare juweelen. Ik kwam erop, doordat Etty met de vork lijntjes trok, in allerlei grillige vormen. Door de bloemen k— ri ik van het begrip, eilandje (natuurlijk vastgeknoopt aan Borneo) aan dat van een bloemperk. En toen '.rreeg ik een schok. Opeens zag ik in gedachten den tuin, een perk, een van de mooie perken, «ïie je oud oom aangelegd heeft. Ik rende naar huis en stelde vast. dat inderdaad een der perken zóó was aangelegd, dat het. bij nauwkeurige be schouwing, precies leek op de kaart van Borneo. Nou, en toen gingen me diverse lichten op.... Blijkens het dezer dagen door de Friescne Maatschappij van Landbouw gepubliceerde jaarverslag warei. de koopprijzen van de boer derijen en landerijen in de tot het noordelijk gedeelte van Friesland behoorende kleibouw- streek in 1933 in het algemeen iets hooger dan het jaar .e voren. En wel b.v. in Franekeradeel ongeveer i0 pet, en Westdongeradeel 20 pet. en in Kollumerland 75 100 per pondemaat of 36% A. Inzake de kleigreidestreek van het meer zui delijk en middengedeelte van Friesland werd in bovengenoemd jaarverslag de stijging der onderhavige koopprijzen geschat op 50 tot 125 per pondemaat. Omtrent de in de zand- en veenstreken van Frieslands oostelijk gedeelte gelegen lichts greidlanden werd in het jaarverslag eveneens een stijging dei koopprijzen genoteerd. De onderhavige prijzenverhooging werd n dat verslag o.m. toegeschreven aan inflatie- vrees en aan het koopen van boerderijen voor geldbelegging. In bedoeld jaarverslag werd voorts geconsta teerd, dat in het algemeen ook de pachtprijzen der Friesche boerderijen en landerijen in 1933 en vooral verleden herfst weer omhoog gingen. En wel vooral als gevolg van de absolute be hoefte .aar een werkkring. In sommige gedeelten der z.g. „Friesche Wou den" oftewel voorgeme.de zand- en veenstre ken wint volgens de in dat jaarverslag even eens genoteerde verklaring de methode steeds meer veld, de landerijen te verhuren tegen op de varieerende melkprijzen gebaseerde mobieie pachtsommen. En tweedens door den inhoud van het ver zoekschrift, hetwelk dezer dagen het bestuur der afd. Oudeharke van den Bond van land- pachters en hypotheekboeren naar H. M. onze geëerbiedigde Koningin gezonden heeft. In dat reques- wordt n.l. „met diepen eerbied te kennen gegeven," dat door het nog steeds niet verwezenlijken van het in de Troonrede anno 1933 aangekondigde regeeringsplan, om den financieelen nood van de door de treurigs tijdsomstandigheden in een hachelijke pósitie geraakte pacht- en hypotheekboeren te leni gen, honderden van nen reeds in de werkver schaffing beland zijn en vele anderen een als ware t nopeloozen strijd om hun bedrijfsbe- staan voeren. Dientengevolge werd door requestranten tot H. M. het nederig verzoek gericht, door het be ïnvloeden van een spoedige vervulling der voor melde Troonrede-belofte de zware financieele lasten te helpen verlichten, waaronder de aan stille armoede ten prooi zijnde pacht- en hy potheekboeren gebukt gaan. A lln a °p dlt blad ziJn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Otïfifï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7l\fl bU een ongeval met f OCfï bij verlies van een hand f 1 Of oij verlies van een Cfï bi) een breukvan Afï bij verlies van *n JxlIC UUUTlTie O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 01/1/l/»~ verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen OU»" doodelijken afloop I £tOVm" een voet of een oog luim of wijsvinger t/l/»"been of arm# 7(/«" anderen vinger Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT 41. (Korte inhoud van het voorafgaande Sir Hector Asscher gaat door voor een ver woed verzamelaar van kostbare boeken In Merlin St Hugh waar hit on '-lln bul ten woont leelt hu zeer afgezonderd m-t zijn nichtje Paula Parkston die m net gébein) verloofd was met den secretaris van sir Hector Arthur Newnham Doei een handlangster komt Asscher in het be zit van een kostbaar werk dat uit de bi bliotheek van Burgovne is gestolen As scher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door Bur govne en den letterkundige Eggerton In een luguber hotelletje te Parijs wordt As. scher dan vermoord Omtrent den dader tast men tn het duister Waarschijnitlk is Asscher reeds in den trein vermoord en in zijn boekenkoffer door iemand die zien voor hem uitgaf naar het hotel ver voerd Het lustitleel onderzoek wordt ge leid door den detective Lestrange) Ik zei dus. dat het in orde kwam en dat ik het van de rekening af zou trekken, en toen vroeg ik tets over het drama, het lijk in den koffer zooals de kranten net noemen Zij was zijn secretaresse, ziet u, maar ze wilde niets zeggen. Ze begon alleen maar vreeselijk te rillen en toen zei ze: Verschrikkelijk, Mrs. Groves, verschrikkelijk. Nou, ik geloof, dat zij het zich erg aantrok, ofschoon Ik me niet kan voorstellen, waarom, want hij was toch maar een vreemde voor haar. Nee, hoor, dan heb ik. „Juist," antwoordde Davidson ernstig, „nou, het spijt me erg, dat ik Miss Marlowe niet heb thuis getroffen. Denkt u, dat ik haar op het Museum kan vinden?" „O vast en zeker, Sir." Maar Davidson voelde er niets voer om op het oogenblik naar het Museum te gaan. Hij was van plan om Paula Parktons verhaal over haar uitstapje van den vorigen morgen aan de waarheid te toetsen. Dat net gedeel telijk valsch was, of liever, dat zij doelbewust Iets verborg viel niet te betwijfelen Maar hij wenschte te weten te komen, wat er eigen lijk van waar was. Reeds van het begin af, had hij met een aantal moeilijkheden te kampen. De bediende aan het kaartenbureau was er zeker van, dat zij dien morgen Don derdag geen kaarje had genomen, aangezien hij de dame zeer goed kende. De controleur zei. dat hij zich ook niets herinnerde, maar dat het natuurlijk mogelijk was, dat zij op het laatste nippertje was gekomen en dan werd het zoo druk, dat hij van de menschen ten slotte niets meer te zien kreeg, dan een hand schoen of een bloote hand. die hem ien stukje karton aanreikte om er een gaatje in te knip pen. Neen, het was wel een beetje jnredelijk om dan te eischen, dat hü alleen aan die handschoenen Miss Parkton zou terugkennen. Tot nu toe viel het dus heelemaal niet mee, om Miss Paula's verklaringen te controleeren. Het kwam Davidson nog het beste voor, om even naar de stad te gaan en te zien of hij op Victoria-Station meer te weten kon komen Indien zij werkelijk geen kaartje had geno men, zooals de klerk uitdrukkelijk beweerd had, zou men in Londen misschien tets weten van een dafne, die een biljet Chanceibury Londen had moeten betalen. Er was echter op Victoria alleen maar eer. persoon geweest, die een bedrag van twee shilling twee penny had moeten betalen voor een kaartje van Penniton, terwijl een derde klas kaartje van Chanceibury 3.10 was. Da vidson vroeg zich af of Paula misschien snug ger genoeg geweest kon zijn, om een tusschen- station op te geven, om daardoor mogelijke achtervolgers op een dwaalspoor te brengen, maar knoopte daar onmiddellijk de overweging aan vast, dat zij met dit alles niets bijzonders kon bereiken. Het eenige antwoord kon zijn dat ze Sir Hector wilde beletten haar te ach tervolgen. Nadat hij dus ook op dit station bot gevan gen had, ging hij naar buiten en sorak een geestig oud heertje aan. met een leu^e blauw gespikkelde das. die de opperceremonicmeester der chauffeurs scheen te zijn. Bent u altijd hier?" vroeg hij. „Als ik niet slaap wel, mijnheer.". .Dan kunt u mij misschien helpen Mijn "tsm Is Macpherson Dr. Macpnerson - en ik heb een kleine kliniek voor geesteszwakke patiënten op het platteland. Gisteren is een dame uit mijn tuin ontsnapt en wij vermoeden, dat ze op het oogefiblik in Londen is. Nu be grijp je natuurlijk wel. dat ik ze verbazend graag terug zou hebben. Niet alleen voor mijn persoonlijke reputatie, maar vooral, omdat haar familie haar tot eiken prijs terugverlangt. Ze had maar weinig geld bij zich, maar wü meenen vast en zeker ervan te zijn, haar spoox tot Victoria Station te kunnen volgen. Waar schijnlijk heeft zij hier een taxi genomen. Ze droeg een breeden stroohoed, tuinhandschoe- nen en een kastanjekleurig costuum. Het was een erg. net meisje." „Hm, getikt, zei u?" „Nou ja, zoo'n heel klein beetje." „En die is bij u weggeloopen?" „Juist. Dat heb je goed gezien" „En dat noemt u gek? ha-ha." Hij begon ondeugend te lachen. „Neen mijnheer er is geen enkel Hef meisje geweest, dat mij gisteren om een taxi is komen vragen en ik ben hier heel den dag geweest en ze komen bijna alle maal naar mij. Maar vraag het aan mijn kameraden als u wilt." Davidson liet zich niet gauw met een kluitje in 't riet sturen, en bleef in het station rond hangen, totdat hij er absoluut zeker van was, dat hij zoowat lederen chauffeur had onder vraagd, die daar den vorigen dag had kunnen staan. Zooals hij wel verwachtte, kon niemand zich herinneren, Paula gezien te hebben Daar het inmiddels half één geworden v/as besloot hij Hughenden op te zoeken, Newnham's book maker, en dan wat te gaan lunchen, voordat hij op Scotland Yard verslag uit ging bren gen en informeeren of men op het hoofd bureau nog iets naders te weten was gCKomen Toen hij bij Hughenden aankwam, vroeg hij naar Mr. Bourne. „Heeft u een afspraak?" vroeg de klerk. Davidson haalde zijn kaartje te voorschijn. De jongeman zette onmiddellijk 'n ernstig ge zicht en snelde weg. Een minuut later liet hij den detective binnen in een keurig ge meubileerde kamer waar een man van mid delbaren leeftijd hem wachtte. Hij zag er ver bazend keurig uit in een lichtgrijs costuum en in zijn das glom een in het oog loopend groote parel. De klerk ging terug en zei tegen zijn kameraad: „Man, er is roet in het eten, de DOlitie heeft ons in de smiezen." Met een schouderophalen zette hij zich weer aan t werk. Davidson sprak tamelijk scherp: „Ik heb u slechts één vraag te stellen, Mr. Bourne, waarop u mij zeker wei zult willen antwoorden'. Het betreft een uwer cliënten, Mr. Newnham." Mr. Bourne's gelaatsuitdrukking onderging niet de minste verandering. Ze was even vrien delijk, even bedachtzaam, even gesloten. „Men heeft mi) belast met een onderzoek,'' ging Davidson verder, „dat natuurlijk den meest vertrouwelijken vorm moet hebben, doch waarin Mr. Newnham's doen en laten een zeer belangrijken factor vormt En daarom is het voor ons van het grootste belang, te weten in hoeverre hü met u In financieele relatie stond. Of liever gezegd, hoeveel hü u momen teel schuldig is." „Het spüt me, dat ik u hierop een teleur stellend antwoord moet geven,antwoordde Mr. Bourne. „Dit Is een kwestie tusschen ons en onzen cliënt. Deze zaken zün voor ons absoluut vertrouwelük." „Ik begrüp natuurlük wel, dat het u moel- lük zal vallen om van uw gedragslijn af te wüken," zei Davidson, die zün best deed om de sluwe, ontwakende woorden van der. book maker zoo aangenaam mogelük te beantwoor den. „Maar Ik kan u wel zeggen, dat wü hier met een buitengewone misdaad te doen hebben Verder moet het voor u niet onverschillig zün te weten, dat, wat thans vriendelük van u ver zocht wordt, binnen enkele uren met wettelü- ken drang kan worden geëischt met gevaar van herhaling voor de rechtbank, zoodac uw ge heele zaak door alle Engelsche kranten zou worden bekend gemaakt. Ik hoop, dat u vol doende ervan overtuigd zult zün, dat het voor u verkieselüker Is deze noodzaak te ontgaan. Kom, u zult er wel de voorkeur aan geven, mü in kennis te stellen met de enkele feilen, die ik wensch te weten." Bourne dacht een oogenblik na. „Kunt u ons verzekeren, dat hiervan niets uit zal lekken tegenover Mr. Newnham zelf?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10