DE STEEN DER WIJZEN r Gestoorde reis Medische Kroniek BUITSCHE TRADITIE Dr. Schacht: „Vodjes papier? Wel nee, komt over een jaartje maar eens teraj ZONDAG 17 JUNI 1934 llllllllöl mm&m wÊêèêêKëè Het spellingvraagstuk Koning Leopold III van België „Spoorhout"-rapport Passagiers gedupeerd Pronken met ander mans veeren De Bacteriophaag IDEEËN INT. ANTI-OORLOGSCONGRES VERBODEN FELLE BOSCHBRAND Veertig H.A. onder Bakel door het vuur vernield iliWÊÊÉÈÈm.\ AHmhSB ran «iSMpI K=r~ aUMBKSAI ■WHflHIII Vóór de spoedige verwezenlijking van het compromis-voorstel De plechtige aankondiging van zijn troonsbestijging Een uit de lucht gegrepen bericht DE BLOEMISTERIJ Vijf autobussen midden op den afsluitdijk in beslag genomen Departement en Justitie Ds. van Duyl beschuldigd van plagiaat BLOEMBOLLEN SURPLUS Voorloopige uitbetalingen Een getrouw lezer vraagt ons oordeel over het volgende: „Volgens mij, schrijft hij, is het „geld" steeds de groote pest van de Wereld geweest. Waar is de tegenwoordige groo ve chaos uit ontstaan? Geld! Waarom worden er hier levensmiddelen vernietigd en sterft men elders van den honger? Geld! Waarom levert Engeland vliegtuig-motoren e^n Duitschland, waarmede straks de Engel- echen worden uitgemoord? Geld! enz. enz. Zou de wereld niet bijna een paradijs worden, Wanneer het ,,geld" werd afgeschaft? Wanneer het eene land zijn overproductie haar het andere zond en omgekeerd, zou het Werkloosheidsvraagstuk zijn. opgelost, want over de geheele wereld is geen overproductie, doch onderconsumptie. Wanneer de Volkenbond hier eens zijn aan dacht aan besteedde, in plaats van een oorlog Voor te bereiden, zouden ze heel wat nuttiger Werk verrichten." We zouden dezen vragenden lezer eigenlijk haar den economischen medewerker van dit toad moeten verwijzen. Immers, in deze ru briek worden slechts ethische problemen be handeld of, om het huiselijker te zeggen: wij Wisselen op deze plaats wekelijks met onze le zers slechts een woord van hart tot hart. En bet vraagstuk, dat onze geachte briefschrijver bier aansnijdt, is van zuiver economischen aard. Toch willen wij hem niet afwijzen; zijn Schijnbaar voor de hand liggende opwerping Zweeft op le lippen van duizenden. Valt hij in de handen van economen, dan zullen zij hem allicht beter en wetenschappelijker in lichten dan wij. Toch is er alle kans, dat hij tenslotte niet geheel bevredigd zal zijn, omdat de economist na zijn wetenschappelijke les Uiteraard een punt zet Dan nog blijven er vra gen over, die niet door de nuchtere wetenschap Worden opgelost, vragen, die rechtstreeks met den aard van de menschelijke natuur verband houden. Daarom zullen wij op zoo eenvoudig hiogelijke wijze vandaag trachten aan te too ien, dat onze briefschrijver en allen, die gelijk hiet hem denken, ach van de economische be- teekenis van het geld een verkeerd denkbeeld vormen om een volgenden keer op de beteeke- his van het geld in het leven van den mensch, °ok ten opzichte van zijn zieleleven, te wijzen. Wie het geld boos aankijkt en daarin de oor zaak van onze stoffelijke en voor een deel ook onze geestelijke ellende ziet vergeet, dat geld niets anders bedoelt te zijn dan een ruilmiddel. Hij is dus in zijn boosheid tegen het geld zeer onbillijk. Niemand zal willen beweren, dat de samen leving buiten het ruilen van goederen kan. In de alleroudste en meest primitieve tijden ruil den de menschen het eene product van hun arbeid tegenover het andere. Naar mate een beschaving vordert neemt het ruilverkeer toe, omdat de behoeften grooter worden. Een mensch in den oerstaat, die van een weinig rijst kan leven, een minimale kleeding en een bol tot woning heeft, kan gemakkelijk in zijn eigen behoeften voorzien. De menschheid heeft dan ook verschillende stadia doorloopen, eer van ruilverkeer in den tegenwoordigen zin sprake was. Bij een maatschappelijke inrichting zonder staatkundig verband, wanneer de familienijver heid overheerscht, vormt iedere groep een or ganisme op zichzelf en voorziet zelf in eigen behoeften. De bezitter van den grond is heer en meester; de slaven doen bun werk uit dwang en ook van de lijfeigenen kan men moeilijk zeggen, dat hun heerendiensten een uitruil van arbeid tegen een evenredige waarde in loon Vormden. Een beperkt ruilverkeer nemen wij bij de gilden waar, wanneer het ambacht opkomt en er een splitsing van bedrijven plaats heeft. Het ruilen geschiedt echter slechts tusschen de burgers van één en dezelfde gemeenschap, bin nen de muren van een stad opgesloten: er is enkel een plaatselijke markt. Het is leerzaam om in de middeleeuwsche geschiedenis na te gaan hoeveel moeilijkheden aan kooplieden van buiten de stad in den weg worden gelegd, om op fle plaatselijke markt te worden toegelaten. Eindelijk wanneer het ambacht het huis ver laat en de fabrieken verrijzen en nog meer, Wanneer andere werelden worden ontdekt en koloniale producten van overzee worden aan gebracht, ontwikkelt zich het nationale en het wereldruilverkaer. Het ruilverkeer is dus niet alleen toegenomen met de uitbreiding van de wereldbevolking, maar veel meer door den groei der materieele beschaving. Onder beschaving toch wordt in dezen zin verstaan de ontwikkeling van onze materieele behoeften. De klassieke inboorling met zijn lendedoek, zijn handvol rijst en zijn leemen hut tegenover den westerling met een garde-robe voor alle seizoenen en alle gelegen heden; met zijn comfortabel huis, zijn auto en levensvariaties, dit contrast geeft voor onze ver beelding gemeenlijk het best den ondersten en bovensten trap der beschaving weer. Of die op vatting juist is, is een andere vraag. Het is in ieder geval de geldende opvatting. Naar ttien maatstaf van menschelijk geluk heeft het ruilverkeer zich ontwikkeld. Ieder land putte niet alleen zijn eigen rijkdommen voor binnen- landsch gebruik uit, maar ruilde zijn overvloed tegen nuttige of weelderige voortbrengselen van een ander land. Door het ruilverkeer werden in de normale tijden, welke achter ons liggen, bovendien vele krachten productiever aangewend dan anders het geval zou zijn geweest; die anders zelfs werkloos zouden gebleven zijn. Immers, wan neer men vrijelijk al zijn wenschen en verlan gens, dus al zijn behoeften door den interna tionalen handel kan bevredigen, dan kan ieder land zich speciaal op die productie toeleggen, welke voor den aanleg van zijn inwoners het meest geëigend is. Bestond er geen ruilverkeer, dan had ieder land zoo goed mogelijk zijn eigen behoeften te verzorgen. Over al die dingen zijn wij het natuurlijk eens en we stippen ze nog slechts aan, om te gemakkelijker in te zien, dat niet geld, maar de verstoring van de boven aangegeven, langen tijd als vaststaand aangenomen productiewetten den tegenwoordigen chaos heeft veroorzaakt. Welke toch was de rol van het geld? Geen an der dan een ruilmiddel. De Romeinen noem den geld „pecunia" en pecus beteekent vee. Het bezit der ouden bestond voornamelijk uit koeien en schapen. En deze vormden het eerste ruil middel. De Grieksche dichter Aeschylos gebruikt ergens het beeld van: iemand een os op de tong leggen, om zijn zwijgen te koopen. Uit zulk een beeldspraak blijkt hoezeer het begrip van een os ruilen tegen een andere waarde, den ouden eigen was. Zulk een primitieve handelwijze is natuurlijk alleen bij een zeer eenvoudige volks gemeenschap mogelijk. Zoodra het ruilverkeer toenam, zoodra goederen van de eene stad naar de andere, van het eene land, zelfs van het eene werelddeel naar het andere werden ge ruild, was er een andere maatstaf voor de waar de, een ander betalingsmiddel noodig. Het rui len op groote schaal toch schiep den handel en ook de tusschenpersonen. Geen particulier zal zijn portie winterkolen bij de mijnen direct bestellen. Hoe kan de mijneigenaar den mijn werker zijn arbeid; hoe de kolenhandelaar den mijneigenaar en de laatste afnemer weer den kolenhandelaar product en diensten betalen, wanneer er geen eenvoudig ruilmiddel is, het geld? Het geld is dus uit de behoeften van het ruilverkeer geboren. Al vroeg heeft men ge zocht naar metaal, dat door zijn betrekkelijke schaarschte waarde had; dat in zijn chemische eigenschappen onveranderlijk was, een zooge naamd edel metaal. Van het koper is men op het zilver en daarnaast op het goud gekomen. Vooral het goud is in staven gemakkelijk ver voerbaar; het is gelijk in kwaliteit; het is moeilijk te vervalschen, het is volkomen deel baar en van onbepaalden duur. Het goud heeft dus niet voor niets bij het ruilverkeer zulk een groote rol gespeeld. Wanneer men echter de beteekenis van het goud of in het algemeen gesproken van het geld als ruilmiddel uit het oog gaat verliezen, komt men in een valschen cirkel terecht, waar uit geen uitkomen mogelijk is. Het is zeer juist om aan geld een groote beteekenis in het maatschappelijk verkeer te hechten. Immers, wie veel geld heeft, kan zich veel veroorloven; hij kan meer verlangens bevredigen naar mate hij meer geld heeft. Dit is de voornaamste waarde van ene gemakkelijk ruilmiddel. Heeft men slechts de beschikking over één ruilartikel, dan is men bij zijn koopen (ruilen) zeer beperkt. Geld stelt echter in staat om alle gewenschte artikelen te ruilen of, wat hetzelfde is, te koopen. Vandaar de verwarring bij velen, die geld en rijkdom voor gelijkwaardige begrippen aanzien. We zeggen: verwarring. Immers geld is geen rijkdom. Zoolang het ruilverkeer normaal is, zooals het vóór den oorlog was, kan men geld en rijkdom als gelijke grootheden nemen. De oorlogstijd heeft ons de onjuistheid van deze opvatting echter wel aangetoond. Wie herinnert zich niet den tijd, dat hij onverschillig voor een aantal guldens maar zeer begeerig naar een pond thee en een onvervalscht wittebrood was? En evenmin zijn wij den tijd vergeten, dat de armste man in Duitschland met een porte feuille vol bankbiljetten liep; een land vol arme millionnairs! De economische chaos, waarin de wereld thans verkeert, de groote werkloosheid, het ge brek bij overvloed moet dus niet op de eerste plaats aan het geld geweten worden. Reeds in de middeleeuwen stonden de alchimisten op, die beproefden de metalen in goud te veranderen en daardoor den steen der wijzen te vinden. Zij waanden, dat daardoor een economische omwenteling zou plaats hebben; dat de wereld dan vol rijkdommen zou zijn. Zij vergaten, wat de oude dichter vele eeuwen vroeger zoo juist had ingezien, die koning Midas bij iedere aan raking alles in goud deed veranderen en hem juist daardoor als den ongelukkigste van alle menschen toonde. Welvaart, geluk, rijkdom worden niet door geld, maar door arbeid voortgebracht. Terecht schrijft onze inzender: ,,laat het eene land zijn overproductie naar het andere zenden." Maar dat dit nog niet gebeurt, moet niet aan den „vloek van het geld" geweten worden. Eerst wanneer de chaos in de productie, door den oorlog veroorzaakt, weer tot orde zal zijn ge komen, en het ruilverkeer weer normaal werkt, zal van een werkelijk herstel gesproken kun nen worden. Over den anderen, den ethischen kant van het geld, spreken wij een volgenden keer. LIBRA. Naar wij vernemen heeft de Minister van Justitie het Congres van „War Resisters In ternational" (Internationaal Anti-Oorlogs- congres), dat einde Juli te Bentveld zou worden gehouden, verboden. Er worden onderhandelingen gevoerd om het Congres in Engeland te doen plaats hebben. Onder de gemeente Bakel nabij Grootel en Scheepsstal is Zaterdagmiddag een felle bosch- brand uitgebroken, waardoor 40 H.A. bosch zijn vernield. Verschillende niet verzekerde boomgaarden werden een prooi van het vuur. Na twee uur was men het vuur meester, dat bestreden werd onder leiding van de veld- wacht te Bakel. ■Z. v *99 Na afloop van de redevoeringen, Zaterdag te te Den Haag gehouden in'He algemeene verga dering van de Vereeniging tot vereenvoudiging van onze „spelling" waarvan bereids ver slag werd gegeven volgde nog eenige gedach- tenwisseling. De heer Vorrink, onderwijsinspecteur, gaf uiting aan den wensch, dat het compromis voorstel van minister Marchant alsnog zóó zou worden aangevuld, dat de leeraar consequent in alle open lettergrepen de enkele e in de nieuwe spelling zal mogen onderwijzen, onaf hankelijk van de vraag of men al dan niet met een uitgangs-e te maken heeft, zulks omdat het ondoenlijk is de jeugd steeds te laten on derscheiden in welk geval de dubbele ee zou moeten worden gebezigd. De voorzitter antwoordde, dat die e-verdub- beling de uitzonderingsprijs is, waarvoor van andere zijde het compromis werd aanvaard. Prof. De Vooys gaf den onderwijsmenschen, die verder zouden willen gaan dan het compro mis, in overweging, dit buiten het verband van deze vereeniging te probeeren, een opvatting, welke van Vlaamsche zijde door den heer Breys werd ondersteund. Nadat nog enkele aanwezigen hadden be toogd, dat de dubbele ee op den duur toch niet zal kunnen worden gehandhaafd, werd ten slotte de volgende motie met algemeene stem men aangenomen: „De leden van de vereeniging tot vereen voudiging van onze spelling in algemeene ver gadering op Zaterdag 16 Juni 1934 te 'sGra- venhage bijeen, spreken den wensch uit dat het compromis-voorstel van minister Marchant zoo spoedig mogelijk zal worden verwezenlijkt. De Belgische ambassadeur, burggraaf van de Vijvere, in bijzondere missie voor de plechtige aankondiging van de troonsbestijging van Z.M. Leopold III, wordt met de leden der missie op Donderdag 21 dezer te 5.58 des midaags aan het station Hollandsche Spoor te Den Haag verwacht. Tijdens zijn verblijf is hem als eeredienst toegevoegd de gepens. luitenant-kolonel, ad judant i. 'o. d. van H. M. de Koningin, A. Ruys. In hofrijtuigen zal de missie zich begeven naar het Paleis Noordeinde, waar het diner zal worden gebruikt. Hierbij zal als gast aan wezig zijn de Belgische gezant, de heer Mas- kens. Gedurende het verblijf van de missie in het Koninklijke Paleis zullen schildwachten voor 't Paleis zijn geposteerd. Vrijdagmiddag zal de missie in hofauto's een rijtoer maken. Te 4.10 uur vertrket de missie per rijtuig van het Paleis naar het station S.S., om vandaar per salonwagen zich naar het station Apel- i doorn te begeven, waar de missie te 6.31 uur zal aankomen. Vandaar wordt de missie met groot ceremonieel naar het Paleis Het Loo geleid. De ambassadeur zal gezeten zijn in een calèche a la Daumont bespannen met vier paarden. Vijftig huzaren van het le fegiment huzaren uit Deventer gaan de calèche vooraf en vijftig huzaren volgen haar onmiddellijk. In de calèche zal tegenover den ambassa deur de kamerheer-ceremoniemeester gezeten zijn. Bij aankomst ten paleize zal de ambas sadeur aan het bordes door den opperhofmaar schalk met den hofmaarschalk worden ont vangen. Te half acht zal de ambassadeur door H. M. de Koningin in plechtige audiëntie worden ontvangen. Bij deze audiëntie zullen o. a. de Minister van Buitenlandsche Zaken en de Belgische gezant tegenwoordig zijn. Daarna zal de missie door Z. K. H. den Prins in audiëntie worden ontvangen. Vervolgens zal te acht uur een gala-diner worden gehouden, opgeluisterd door de muziek van de Koninklijke Militaire Kapel in kleine bezetting onder leiding van den kapitein-direc teur Walther Boer. De missie zal ten paleize overnachten, ter wijl den ambassadeur bij zijn vertrek op Za terdag naar het station Apeldoorn uitgeleide zal worden gedaan door den opperhofmaar schalk en den hofmaarschalk. In ons avondblad van gisteren, hebben wij een en ander overgenomen uit „De Telegraaf" over het onderzoek van de Commissie-Spoorhout. Men machtigt ons thans echter mede te deelen, dat het bericht van genoemd blad, waarin zelfs een niet bestaand rapport is „geciteerd", vol komen uit de lucht gegrepen is. Gezien de ingewikkeldheid der te onderzoeken zaak en de uitgebreidheid van het materiaal, dat daarbij moet worden gebezigd, is het rapport der commissie in geen geval vóór het najaar te wachten. De Nederlandsche Boom- en Bloemkwee- 's Gravenhage, maakt bekend, dat een begin is gemaakt met het verzenden der aansluitings formulieren aan alle bloemkweekers, welke aan de registratie der bloemisterij hebben deelge nomen. Dit formulier moet, ingevuld, wederom aan de Centrale worden teruggezonden. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat aansluiting noodzakelijk is, voor het verkrijgen eener teeltvergunning, zon der welke het uitoefenen van de bloemisterij niet is toegestaan. Na terugzending van het ingevulde formu lier kan de uitreiking der teeltvergunning spoe dig verwacht worden. Het was reeds langen tijd bekend, dat zich een groot autobusverkeer begon te ontwikkelen over den afsluitdijk tusschen Friesland en Am sterdam. Voorzoover dit toeristenverkeer betrof, was het niet in strijd met de aan de A.T.O. ver leende autobusconcessie. Al spoedig bleek echter, dat niet alle onder nemers beoogden het toeristenverkeer te die nen, dcch een wilden autobusdienst exploiteer den. Dit werd duidelijk, toen kwam vast te staan, dat overal onderweg passagiers werden opgenomen, terwijl gewone trajectkaartjes, zelfs retcurkaarten, werden afgegeven. Zaterdagochtend nu hadden zich enkele ma rechaussees op den afsluitdijk geplaatst en hiel den alle autobussen aan, die dien morgen uit Friesland od weg waren naar Noord-Holland. Van de acht autobussen, die werden gecontro leerd, werden er vijf aangehouden. Deze moch ten hun reis niet vervolgen, zoodat alle passa giers gedwongen waren om uit te stappen en te wachten op een ander verkeersmiddel, dat ze dan natuurlijk weer opnieuw zouden moeten betalen. De A.T.O. was spoedig met materiaal ter plaatse, terwijl ook enkele taxi's uit Alkmaar de passagiers verder brachten. De autobussen wer den in beslag genomen. Met 13 Juni zijn benoemd bij het Departement van Justitie: tot referendaris mr. I. P. Hooykaas, thans hofodcommies en tot hoofdcommies mr. J. C. Tenkink, thans commies en mr. P, Meijjes, thans tijd, ambtenaar bij gem. Dep. Dr. H. Bruch, leeraar te Temeuzen, heeft een klacht bij de Justitie ingediend tegen Ds. G. van Duyl, propagandist der N. S. B., omdat diens rede over Erich Wichman, gehouden op den gewestelijken landdag der N. S. B. van 28 April te Amsterdam, een omwerking is van een artikel van Dr. Bruch in het maandblad „Diet- brand" van December 1933. Het zou hier dus een geval van plagiaat betreffen. De Nederlandsche Bloembollenkweekers Cen trale deelt mede, dat de tweede voorloopige uit betaling van het surplus bloembollen benevens het raam zal plaats hebben op Dinsdag 19 Juni, de derde voorloopige uitbetaling op 26 Juni a.s., zoodat op 3 Juli 1934 alle tot ontvangst der voorloopige uitbetaling gerechtigden zullen zijn voldaan. Voorloopig kan verder geen uitbetaling ge schieden onder meer aan die kweekers, die hun afleveringsregister niet voor 16 Juni a.s. heb ben ingestuurd. In het jaar 1917 ontdekte d'Hérelle, een Fransch-Canadees, dat het serum van pa tiënten, die genezen waren van bacillaire dysenterie, een stof bevatte, die de eigenschap had, om dysenteriebacillen op te lossen. Dit nu was zoo vreemd niet, maar wat nu volgt, was vreemder. Wanneer iemand een infectieziekte heeft, ge beurt het heel vaak, dat er in zijn bloed stoffen zjjn, die de bacillen, welke de ziekte veroorza ken, kunnen dooden. Dit is heel gemakkelijk aan te toonen. Eenerzijds neemt men het bloed, dat men wil onderzoeken, of liever het serum d.i. het vloeibare gedeelte, dat bovendrijft, wanneer het bloed gestold is. Dit wordt serum genoemd. Anderzijds neemt men een cultuur van bacteriën, die er uitziet als een troebele vloeistof, omdat de bacillen de vloeistof vertroebelen. Nu brengt men deze bac- teriëncultuur en dit serum bij elkaar, en dan ziet men in sommige gevallen, dat die cul tuur helder wordt. Dat wil zeggen, dat de ba cillen opgelost zijn, dus dood. Welnu, deze stoffen, die in staat zijn bacteriën op te lossen, worden voornamelijk gevonden in het bloed der patiënten, die de betreffende ziekte doorstaan hebben, of althans op den weg der genezing zijn. Dat die stoffen juist in het bloed van genezenden of reeds genezenen voorkomen, is niet verwonderlijk; immers daaruit blijkt, dat deze patiënten met hun bloed de bacillen kun nen dooden. Deze stoffen zijn specifiek, d.w.z. in staat om één bepaalde soort bacteriën te dooden; het zijn chemische stoffen. Maar wat is nu 't groote nut van de ontdekking van d'Hérelle. De stoffen, die hij ontdekte in het serum van genezende patiënten aan bacil laire dysenterie (een darmziekte), bleken na melijk niet gewone chemische stoffen te zjjn. Wanneer hij het serum van deze patiënten bracht bij een cultuur van dysenteriebacillen, werd de vloeistof helder. Wanneer hij nu van deze heldere vloeistof een druppeltje over bracht of zelfs een tiende druppel bij een an dere cultuur, dan werd ook de tweede cultuur vloeistof helder. Wanneer d'Hérelle nu van deze tweede cultuur weer een uiterst klein druppeltje overbracht in een derde cultuur, dan werd cok deze derde cultuur helder m. a.w. werden ook hier de bacteriën opgelost, gedood. En dit ge beurde binnen vier a vijf uur. Dit heeft d'Hérelle duizendmaal kunnen voortzetten, en ook de duizendste cultuur werd helder. Stel nu, dat die stof, welke in staat is de bacteriën te doo den, een gewone chemische stof ware, dan zou die stof in den loop van die duizend proeven zoo enorm verdund zijn, niet millioen, niet billioen of trillioen, maar nog ontzettend veel meermalen. Het zou een breuk zijn, met een 1 als teller, en een 1 met 2000 nullen er achter als noemer. Het moest dus een levende stof zijn; er zijn dus levende wezens, die nog veel en veel kleiner zijn dan bacteriën, en die deze bacteriën be vechten en verslaan. Deze mededeeling van d'Hérelle werd door niemand geloofd, men meende met een kolossale vergissing of fantasie te maken te hebben. d'Hérelle evenwel zette zijn studiën rustig voort en vond nog veel meer bacteriophages Want dit was de naam, dien hij aan dit levende wezen gaf, deze naam beteekent trouwens niet meer dan: bacteriën-eter. Zichtbaar maken kan men deze bacteriophaag niet, daarvoor is hij te klein. Maar de ontdek ker wist toch een zeer ingenieus middel te vin den, om ze te tellen, al kon hij ze ook niet zien. Wanneer men een cultuur van bacteriën op een glaasje legt, en het geheel door het micros coop beschouwt, dan ziet men de bacteriën netjes naast elkaar liggen. Nu kan men natuur lijk ook bij deze bacteriën een weinig van de vloeistof voegen, waarin de bacteriophaag aan wezig is. Hier en daar tusschen de bacteriën ligt dan een bacteriophaag (die men niet ziet), maar die al heel spoedig een bacterie binnen dringt, en doodt; het gevolg is dat de bacterie openbarst en opgelost wordt. De bacteriophaag, die van de bacterie leeft, vermenigvuldigt zich, en al die jonge bacteriophagen gaan nu op hun beurt de naastliggende bacterie aanvallen. In minder dan één dag, in vier a vijf uren. wordt er aldus een heel plekje bacteriën opgelost en opgeruimd, en onder het microscoop ziet men nu een leeg plekje. Die plekjes kan men tellen, en men weet dan, hoeveel bacteriophagen er in het begin aanwezig geweest zijn. De bacteriophagen komen in de natuur veel voor, en d'Hérelle en vele anderen met hem want na eenige jaren begonnen de geleerden er toch wel iets van te gelooven, en deden de proeven zelf na d'Hérelle en anderen ge looven dathet gewone genezingsproces van een infectieziekte steeds wordt veroorzaakt door de bacteriophagen. Evenwel meen ik, dat er ook verschillende infectieziekten zijn, die zonder bacteriophaag genezen. Zeker is evenwel, dat door deze bacteriophaag bij vele ziekten de ge nezing zeer krachtdadig wordt geholpen. Zooals reeds werd opgemerkt, zijn de bacterio phagen specifiek, d.w.z. dat voor elk soort bac terie er slechts één soort bacteriophagen is. Dysenteriebacillen, pestbacillen, cholera-vibri- onen worden door bacteriophagen aangetast, in dien deze laatste tenminste sterk en gezond zijn. Dat is lang niet altijd het geval. Het is mogelijk, dat de bacteriophagen zoo sterk zijn, dat zij den bacteriën de kans niet geven, zich te vermenigvuldigen, maar in dat geval merkt men natuurlijk niets; alleen kan men veronder stellen, dat het vaak gebeurt. Heel gewoon is deze loop der gebeurtenissen, dat wanneer er een infectie plaats grijpt b.v. met dysenterie, de bacteriophagen zich langza merhand aanpassen aan deze bacteriën, m. a. w, leeren hoe zij deze moeten bestrijden. Hun aan val wordt hoe langer hoe krachtiger; de patiënt is ziek geworden, maar de bacteriën worden in den loop der ziekte opgelost, cn de patiënt wordt beter. Kunnen de bacteriophagen in 't geheel niet tegen de bacteriën op, dan zal de patiënt het met den dood bekoopen. Men kan de bacteriophaag kweeken, en daar door kan men er een geneesmiddel van maken. d'Hérelle zelf is daar reeds heel spoedig in 1919 aan begonnen, toen hij patiënten, die leden aan dysenterie, cholera of builenpest, bacteriophaag als geneesmiddel gaf. De resultaten waren van dien aard, dat deze methode algemeene waar deering verwierf, en als een welkom middel mag worden aangeprezen. Merkwaardig is echter, dat deze methode thans het meest wordt toegepast bij ziekten van den darm en van de urinewegen; vooral wanneer deze worden veroorzaakt door den coli-bacil. Deze bacil leeft steeds in den darm, is meestal onschadelijk, maar kan soms kwaad aardig worden; en veroorzaakt dan een darm ontsteking. Hij kan ook de urinewegen, vooral nierbekken en blaas infecteeren, waardoor dan nierbekken- en blaasontsteking worden veroor zaakt. Bij dergelijke gevallen, vooral als zij van heftigen en gevaarlijken aard zijn, is de bacteriophaag vaak een uitstekend geneesmid del. De bacteriophaag wordt onder toezicht van Prof. d'Hérelle iil een Parijsch laboratorium gekweekt, maar ook in Nederland b.v. in het bacteriologisch instituut van de Amsterdamsche Universiteit wordt de „phaag", zooals het in de wandeling genoemd wordt, gekweekt. Dit is dus een genezing met een onzichtbaar geneesmiddel. [TH. H. SCHLICHTING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5