DE STEEN DER WIJZEN
r
Gestoorde reis
Medische Kroniek
BUITSCHE TRADITIE
Dr. Schacht: „Vodjes papier? Wel nee, komt over een
jaartje maar eens teraj
ZONDAG 17 JUNI 1934
llllllllöl
mm&m
wÊêèêêKëè
Het spellingvraagstuk
Koning Leopold III van
België
„Spoorhout"-rapport
Passagiers gedupeerd
Pronken met ander
mans veeren
De Bacteriophaag
IDEEËN
INT. ANTI-OORLOGSCONGRES
VERBODEN
FELLE BOSCHBRAND
Veertig H.A. onder Bakel door
het vuur vernield
iliWÊÊÉÈÈm.\
AHmhSB
ran
«iSMpI
K=r~
aUMBKSAI
■WHflHIII
Vóór de spoedige verwezenlijking
van het compromis-voorstel
De plechtige aankondiging van
zijn troonsbestijging
Een uit de lucht gegrepen bericht
DE BLOEMISTERIJ
Vijf autobussen midden op den
afsluitdijk in beslag
genomen
Departement en Justitie
Ds. van Duyl beschuldigd
van plagiaat
BLOEMBOLLEN SURPLUS
Voorloopige uitbetalingen
Een getrouw lezer vraagt ons oordeel over
het volgende: „Volgens mij, schrijft hij, is
het „geld" steeds de groote pest van de
Wereld geweest. Waar is de tegenwoordige groo
ve chaos uit ontstaan? Geld! Waarom worden
er hier levensmiddelen vernietigd en sterft men
elders van den honger? Geld!
Waarom levert Engeland vliegtuig-motoren
e^n Duitschland, waarmede straks de Engel-
echen worden uitgemoord? Geld! enz. enz.
Zou de wereld niet bijna een paradijs worden,
Wanneer het ,,geld" werd afgeschaft?
Wanneer het eene land zijn overproductie
haar het andere zond en omgekeerd, zou het
Werkloosheidsvraagstuk zijn. opgelost, want over
de geheele wereld is geen overproductie, doch
onderconsumptie.
Wanneer de Volkenbond hier eens zijn aan
dacht aan besteedde, in plaats van een oorlog
Voor te bereiden, zouden ze heel wat nuttiger
Werk verrichten."
We zouden dezen vragenden lezer eigenlijk
haar den economischen medewerker van dit
toad moeten verwijzen. Immers, in deze ru
briek worden slechts ethische problemen be
handeld of, om het huiselijker te zeggen: wij
Wisselen op deze plaats wekelijks met onze le
zers slechts een woord van hart tot hart. En
bet vraagstuk, dat onze geachte briefschrijver
bier aansnijdt, is van zuiver economischen aard.
Toch willen wij hem niet afwijzen; zijn
Schijnbaar voor de hand liggende opwerping
Zweeft op le lippen van duizenden. Valt hij
in de handen van economen, dan zullen zij
hem allicht beter en wetenschappelijker in
lichten dan wij. Toch is er alle kans, dat hij
tenslotte niet geheel bevredigd zal zijn, omdat
de economist na zijn wetenschappelijke les
Uiteraard een punt zet Dan nog blijven er vra
gen over, die niet door de nuchtere wetenschap
Worden opgelost, vragen, die rechtstreeks met
den aard van de menschelijke natuur verband
houden. Daarom zullen wij op zoo eenvoudig
hiogelijke wijze vandaag trachten aan te too
ien, dat onze briefschrijver en allen, die gelijk
hiet hem denken, ach van de economische be-
teekenis van het geld een verkeerd denkbeeld
vormen om een volgenden keer op de beteeke-
his van het geld in het leven van den mensch,
°ok ten opzichte van zijn zieleleven, te wijzen.
Wie het geld boos aankijkt en daarin de oor
zaak van onze stoffelijke en voor een deel ook
onze geestelijke ellende ziet vergeet, dat geld
niets anders bedoelt te zijn dan een ruilmiddel.
Hij is dus in zijn boosheid tegen het geld zeer
onbillijk.
Niemand zal willen beweren, dat de samen
leving buiten het ruilen van goederen kan. In
de alleroudste en meest primitieve tijden ruil
den de menschen het eene product van hun
arbeid tegenover het andere. Naar mate een
beschaving vordert neemt het ruilverkeer toe,
omdat de behoeften grooter worden. Een
mensch in den oerstaat, die van een weinig
rijst kan leven, een minimale kleeding en een
bol tot woning heeft, kan gemakkelijk in zijn
eigen behoeften voorzien. De menschheid heeft
dan ook verschillende stadia doorloopen, eer
van ruilverkeer in den tegenwoordigen zin
sprake was.
Bij een maatschappelijke inrichting zonder
staatkundig verband, wanneer de familienijver
heid overheerscht, vormt iedere groep een or
ganisme op zichzelf en voorziet zelf in eigen
behoeften. De bezitter van den grond is heer
en meester; de slaven doen bun werk uit dwang
en ook van de lijfeigenen kan men moeilijk
zeggen, dat hun heerendiensten een uitruil van
arbeid tegen een evenredige waarde in loon
Vormden.
Een beperkt ruilverkeer nemen wij bij de
gilden waar, wanneer het ambacht opkomt en
er een splitsing van bedrijven plaats heeft. Het
ruilen geschiedt echter slechts tusschen de
burgers van één en dezelfde gemeenschap, bin
nen de muren van een stad opgesloten: er is
enkel een plaatselijke markt. Het is leerzaam
om in de middeleeuwsche geschiedenis na te
gaan hoeveel moeilijkheden aan kooplieden van
buiten de stad in den weg worden gelegd, om op
fle plaatselijke markt te worden toegelaten.
Eindelijk wanneer het ambacht het huis ver
laat en de fabrieken verrijzen en nog meer,
Wanneer andere werelden worden ontdekt en
koloniale producten van overzee worden aan
gebracht, ontwikkelt zich het nationale en het
wereldruilverkaer.
Het ruilverkeer is dus niet alleen toegenomen
met de uitbreiding van de wereldbevolking,
maar veel meer door den groei der materieele
beschaving. Onder beschaving toch wordt in
dezen zin verstaan de ontwikkeling van onze
materieele behoeften. De klassieke inboorling
met zijn lendedoek, zijn handvol rijst en zijn
leemen hut tegenover den westerling met een
garde-robe voor alle seizoenen en alle gelegen
heden; met zijn comfortabel huis, zijn auto en
levensvariaties, dit contrast geeft voor onze ver
beelding gemeenlijk het best den ondersten en
bovensten trap der beschaving weer. Of die op
vatting juist is, is een andere vraag. Het is
in ieder geval de geldende opvatting. Naar
ttien maatstaf van menschelijk geluk heeft het
ruilverkeer zich ontwikkeld. Ieder land putte
niet alleen zijn eigen rijkdommen voor binnen-
landsch gebruik uit, maar ruilde zijn overvloed
tegen nuttige of weelderige voortbrengselen van
een ander land.
Door het ruilverkeer werden in de normale
tijden, welke achter ons liggen, bovendien vele
krachten productiever aangewend dan anders
het geval zou zijn geweest; die anders zelfs
werkloos zouden gebleven zijn. Immers, wan
neer men vrijelijk al zijn wenschen en verlan
gens, dus al zijn behoeften door den interna
tionalen handel kan bevredigen, dan kan ieder
land zich speciaal op die productie toeleggen,
welke voor den aanleg van zijn inwoners het
meest geëigend is. Bestond er geen ruilverkeer,
dan had ieder land zoo goed mogelijk zijn eigen
behoeften te verzorgen.
Over al die dingen zijn wij het natuurlijk
eens en we stippen ze nog slechts aan, om te
gemakkelijker in te zien, dat niet geld, maar
de verstoring van de boven aangegeven, langen
tijd als vaststaand aangenomen productiewetten
den tegenwoordigen chaos heeft veroorzaakt.
Welke toch was de rol van het geld? Geen an
der dan een ruilmiddel. De Romeinen noem
den geld „pecunia" en pecus beteekent vee. Het
bezit der ouden bestond voornamelijk uit koeien
en schapen. En deze vormden het eerste ruil
middel. De Grieksche dichter Aeschylos gebruikt
ergens het beeld van: iemand een os op de tong
leggen, om zijn zwijgen te koopen. Uit zulk een
beeldspraak blijkt hoezeer het begrip van een
os ruilen tegen een andere waarde, den ouden
eigen was. Zulk een primitieve handelwijze is
natuurlijk alleen bij een zeer eenvoudige volks
gemeenschap mogelijk. Zoodra het ruilverkeer
toenam, zoodra goederen van de eene stad naar
de andere, van het eene land, zelfs van het
eene werelddeel naar het andere werden ge
ruild, was er een andere maatstaf voor de waar
de, een ander betalingsmiddel noodig. Het rui
len op groote schaal toch schiep den handel
en ook de tusschenpersonen. Geen particulier
zal zijn portie winterkolen bij de mijnen direct
bestellen. Hoe kan de mijneigenaar den mijn
werker zijn arbeid; hoe de kolenhandelaar den
mijneigenaar en de laatste afnemer weer den
kolenhandelaar product en diensten betalen,
wanneer er geen eenvoudig ruilmiddel is, het
geld? Het geld is dus uit de behoeften van het
ruilverkeer geboren. Al vroeg heeft men ge
zocht naar metaal, dat door zijn betrekkelijke
schaarschte waarde had; dat in zijn chemische
eigenschappen onveranderlijk was, een zooge
naamd edel metaal. Van het koper is men op
het zilver en daarnaast op het goud gekomen.
Vooral het goud is in staven gemakkelijk ver
voerbaar; het is gelijk in kwaliteit; het is
moeilijk te vervalschen, het is volkomen deel
baar en van onbepaalden duur. Het goud heeft
dus niet voor niets bij het ruilverkeer zulk een
groote rol gespeeld.
Wanneer men echter de beteekenis van het
goud of in het algemeen gesproken van het
geld als ruilmiddel uit het oog gaat verliezen,
komt men in een valschen cirkel terecht, waar
uit geen uitkomen mogelijk is. Het is zeer juist
om aan geld een groote beteekenis in het
maatschappelijk verkeer te hechten. Immers, wie
veel geld heeft, kan zich veel veroorloven; hij
kan meer verlangens bevredigen naar mate hij
meer geld heeft. Dit is de voornaamste waarde
van ene gemakkelijk ruilmiddel. Heeft men
slechts de beschikking over één ruilartikel, dan
is men bij zijn koopen (ruilen) zeer beperkt.
Geld stelt echter in staat om alle gewenschte
artikelen te ruilen of, wat hetzelfde is, te
koopen. Vandaar de verwarring bij velen, die
geld en rijkdom voor gelijkwaardige begrippen
aanzien.
We zeggen: verwarring. Immers geld is geen
rijkdom. Zoolang het ruilverkeer normaal is,
zooals het vóór den oorlog was, kan men geld
en rijkdom als gelijke grootheden nemen. De
oorlogstijd heeft ons de onjuistheid van deze
opvatting echter wel aangetoond. Wie herinnert
zich niet den tijd, dat hij onverschillig voor
een aantal guldens maar zeer begeerig naar
een pond thee en een onvervalscht wittebrood
was?
En evenmin zijn wij den tijd vergeten, dat
de armste man in Duitschland met een porte
feuille vol bankbiljetten liep; een land vol arme
millionnairs!
De economische chaos, waarin de wereld
thans verkeert, de groote werkloosheid, het ge
brek bij overvloed moet dus niet op de eerste
plaats aan het geld geweten worden. Reeds in
de middeleeuwen stonden de alchimisten op, die
beproefden de metalen in goud te veranderen
en daardoor den steen der wijzen te vinden.
Zij waanden, dat daardoor een economische
omwenteling zou plaats hebben; dat de wereld
dan vol rijkdommen zou zijn. Zij vergaten, wat
de oude dichter vele eeuwen vroeger zoo juist
had ingezien, die koning Midas bij iedere aan
raking alles in goud deed veranderen en hem
juist daardoor als den ongelukkigste van alle
menschen toonde.
Welvaart, geluk, rijkdom worden niet door
geld, maar door arbeid voortgebracht. Terecht
schrijft onze inzender: ,,laat het eene land zijn
overproductie naar het andere zenden." Maar
dat dit nog niet gebeurt, moet niet aan den
„vloek van het geld" geweten worden. Eerst
wanneer de chaos in de productie, door den
oorlog veroorzaakt, weer tot orde zal zijn ge
komen, en het ruilverkeer weer normaal werkt,
zal van een werkelijk herstel gesproken kun
nen worden.
Over den anderen, den ethischen kant van
het geld, spreken wij een volgenden keer.
LIBRA.
Naar wij vernemen heeft de Minister van
Justitie het Congres van „War Resisters In
ternational" (Internationaal Anti-Oorlogs-
congres), dat einde Juli te Bentveld zou worden
gehouden, verboden.
Er worden onderhandelingen gevoerd om het
Congres in Engeland te doen plaats hebben.
Onder de gemeente Bakel nabij Grootel en
Scheepsstal is Zaterdagmiddag een felle bosch-
brand uitgebroken, waardoor 40 H.A. bosch zijn
vernield.
Verschillende niet verzekerde boomgaarden
werden een prooi van het vuur.
Na twee uur was men het vuur meester, dat
bestreden werd onder leiding van de veld-
wacht te Bakel.
■Z.
v
*99
Na afloop van de redevoeringen, Zaterdag te
te Den Haag gehouden in'He algemeene verga
dering van de Vereeniging tot vereenvoudiging
van onze „spelling" waarvan bereids ver
slag werd gegeven volgde nog eenige gedach-
tenwisseling.
De heer Vorrink, onderwijsinspecteur, gaf
uiting aan den wensch, dat het compromis
voorstel van minister Marchant alsnog zóó zou
worden aangevuld, dat de leeraar consequent
in alle open lettergrepen de enkele e in de
nieuwe spelling zal mogen onderwijzen, onaf
hankelijk van de vraag of men al dan niet met
een uitgangs-e te maken heeft, zulks omdat
het ondoenlijk is de jeugd steeds te laten on
derscheiden in welk geval de dubbele ee zou
moeten worden gebezigd.
De voorzitter antwoordde, dat die e-verdub-
beling de uitzonderingsprijs is, waarvoor van
andere zijde het compromis werd aanvaard.
Prof. De Vooys gaf den onderwijsmenschen,
die verder zouden willen gaan dan het compro
mis, in overweging, dit buiten het verband van
deze vereeniging te probeeren, een opvatting,
welke van Vlaamsche zijde door den heer
Breys werd ondersteund.
Nadat nog enkele aanwezigen hadden be
toogd, dat de dubbele ee op den duur toch niet
zal kunnen worden gehandhaafd, werd ten
slotte de volgende motie met algemeene stem
men aangenomen:
„De leden van de vereeniging tot vereen
voudiging van onze spelling in algemeene ver
gadering op Zaterdag 16 Juni 1934 te 'sGra-
venhage bijeen, spreken den wensch uit dat het
compromis-voorstel van minister Marchant zoo
spoedig mogelijk zal worden verwezenlijkt.
De Belgische ambassadeur, burggraaf van de
Vijvere, in bijzondere missie voor de plechtige
aankondiging van de troonsbestijging van Z.M.
Leopold III, wordt met de leden der missie
op Donderdag 21 dezer te 5.58 des midaags aan
het station Hollandsche Spoor te Den Haag
verwacht.
Tijdens zijn verblijf is hem als eeredienst
toegevoegd de gepens. luitenant-kolonel, ad
judant i. 'o. d. van H. M. de Koningin, A. Ruys.
In hofrijtuigen zal de missie zich begeven
naar het Paleis Noordeinde, waar het diner
zal worden gebruikt. Hierbij zal als gast aan
wezig zijn de Belgische gezant, de heer Mas-
kens.
Gedurende het verblijf van de missie in het
Koninklijke Paleis zullen schildwachten voor 't
Paleis zijn geposteerd.
Vrijdagmiddag zal de missie in hofauto's een
rijtoer maken.
Te 4.10 uur vertrket de missie per rijtuig van
het Paleis naar het station S.S., om vandaar
per salonwagen zich naar het station Apel-
i doorn te begeven, waar de missie te 6.31 uur
zal aankomen. Vandaar wordt de missie met
groot ceremonieel naar het Paleis Het Loo
geleid. De ambassadeur zal gezeten zijn in
een calèche a la Daumont bespannen met vier
paarden. Vijftig huzaren van het le fegiment
huzaren uit Deventer gaan de calèche vooraf
en vijftig huzaren volgen haar onmiddellijk.
In de calèche zal tegenover den ambassa
deur de kamerheer-ceremoniemeester gezeten
zijn. Bij aankomst ten paleize zal de ambas
sadeur aan het bordes door den opperhofmaar
schalk met den hofmaarschalk worden ont
vangen.
Te half acht zal de ambassadeur door H. M.
de Koningin in plechtige audiëntie worden
ontvangen. Bij deze audiëntie zullen o. a. de
Minister van Buitenlandsche Zaken en de
Belgische gezant tegenwoordig zijn. Daarna zal
de missie door Z. K. H. den Prins in audiëntie
worden ontvangen.
Vervolgens zal te acht uur een gala-diner
worden gehouden, opgeluisterd door de muziek
van de Koninklijke Militaire Kapel in kleine
bezetting onder leiding van den kapitein-direc
teur Walther Boer.
De missie zal ten paleize overnachten, ter
wijl den ambassadeur bij zijn vertrek op Za
terdag naar het station Apeldoorn uitgeleide
zal worden gedaan door den opperhofmaar
schalk en den hofmaarschalk.
In ons avondblad van gisteren, hebben wij een
en ander overgenomen uit „De Telegraaf" over
het onderzoek van de Commissie-Spoorhout.
Men machtigt ons thans echter mede te deelen,
dat het bericht van genoemd blad, waarin zelfs
een niet bestaand rapport is „geciteerd", vol
komen uit de lucht gegrepen is.
Gezien de ingewikkeldheid der te onderzoeken
zaak en de uitgebreidheid van het materiaal,
dat daarbij moet worden gebezigd, is het rapport
der commissie in geen geval vóór het najaar te
wachten.
De Nederlandsche Boom- en Bloemkwee-
's Gravenhage, maakt bekend, dat een begin is
gemaakt met het verzenden der aansluitings
formulieren aan alle bloemkweekers, welke aan
de registratie der bloemisterij hebben deelge
nomen.
Dit formulier moet, ingevuld, wederom aan
de Centrale worden teruggezonden.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat aansluiting noodzakelijk is,
voor het verkrijgen eener teeltvergunning, zon
der welke het uitoefenen van de bloemisterij
niet is toegestaan.
Na terugzending van het ingevulde formu
lier kan de uitreiking der teeltvergunning spoe
dig verwacht worden.
Het was reeds langen tijd bekend, dat zich
een groot autobusverkeer begon te ontwikkelen
over den afsluitdijk tusschen Friesland en Am
sterdam. Voorzoover dit toeristenverkeer betrof,
was het niet in strijd met de aan de A.T.O. ver
leende autobusconcessie.
Al spoedig bleek echter, dat niet alle onder
nemers beoogden het toeristenverkeer te die
nen, dcch een wilden autobusdienst exploiteer
den. Dit werd duidelijk, toen kwam vast te
staan, dat overal onderweg passagiers werden
opgenomen, terwijl gewone trajectkaartjes, zelfs
retcurkaarten, werden afgegeven.
Zaterdagochtend nu hadden zich enkele ma
rechaussees op den afsluitdijk geplaatst en hiel
den alle autobussen aan, die dien morgen uit
Friesland od weg waren naar Noord-Holland.
Van de acht autobussen, die werden gecontro
leerd, werden er vijf aangehouden. Deze moch
ten hun reis niet vervolgen, zoodat alle passa
giers gedwongen waren om uit te stappen en te
wachten op een ander verkeersmiddel, dat ze
dan natuurlijk weer opnieuw zouden moeten
betalen.
De A.T.O. was spoedig met materiaal ter
plaatse, terwijl ook enkele taxi's uit Alkmaar de
passagiers verder brachten. De autobussen wer
den in beslag genomen.
Met 13 Juni zijn benoemd bij het Departement
van Justitie: tot referendaris mr. I. P. Hooykaas,
thans hofodcommies en tot hoofdcommies mr.
J. C. Tenkink, thans commies en mr. P, Meijjes,
thans tijd, ambtenaar bij gem. Dep.
Dr. H. Bruch, leeraar te Temeuzen, heeft een
klacht bij de Justitie ingediend tegen Ds. G. van
Duyl, propagandist der N. S. B., omdat diens
rede over Erich Wichman, gehouden op den
gewestelijken landdag der N. S. B. van 28
April te Amsterdam, een omwerking is van een
artikel van Dr. Bruch in het maandblad „Diet-
brand" van December 1933. Het zou hier dus
een geval van plagiaat betreffen.
De Nederlandsche Bloembollenkweekers Cen
trale deelt mede, dat de tweede voorloopige uit
betaling van het surplus bloembollen benevens
het raam zal plaats hebben op Dinsdag 19 Juni,
de derde voorloopige uitbetaling op 26 Juni a.s.,
zoodat op 3 Juli 1934 alle tot ontvangst der
voorloopige uitbetaling gerechtigden zullen zijn
voldaan.
Voorloopig kan verder geen uitbetaling ge
schieden onder meer aan die kweekers, die hun
afleveringsregister niet voor 16 Juni a.s. heb
ben ingestuurd.
In het jaar 1917 ontdekte d'Hérelle, een
Fransch-Canadees, dat het serum van pa
tiënten, die genezen waren van bacillaire
dysenterie, een stof bevatte, die de eigenschap
had, om dysenteriebacillen op te lossen. Dit nu
was zoo vreemd niet, maar wat nu volgt, was
vreemder.
Wanneer iemand een infectieziekte heeft, ge
beurt het heel vaak, dat er in zijn bloed stoffen
zjjn, die de bacillen, welke de ziekte veroorza
ken, kunnen dooden. Dit is heel gemakkelijk
aan te toonen. Eenerzijds neemt men het bloed,
dat men wil onderzoeken, of liever het serum
d.i. het vloeibare gedeelte, dat bovendrijft,
wanneer het bloed gestold is. Dit wordt serum
genoemd. Anderzijds neemt men een cultuur
van bacteriën, die er uitziet als een troebele
vloeistof, omdat de bacillen de vloeistof
vertroebelen. Nu brengt men deze bac-
teriëncultuur en dit serum bij elkaar, en
dan ziet men in sommige gevallen, dat die cul
tuur helder wordt. Dat wil zeggen, dat de ba
cillen opgelost zijn, dus dood. Welnu, deze
stoffen, die in staat zijn bacteriën op te lossen,
worden voornamelijk gevonden in het bloed der
patiënten, die de betreffende ziekte doorstaan
hebben, of althans op den weg der genezing
zijn. Dat die stoffen juist in het bloed van
genezenden of reeds genezenen voorkomen, is
niet verwonderlijk; immers daaruit blijkt, dat
deze patiënten met hun bloed de bacillen kun
nen dooden.
Deze stoffen zijn specifiek, d.w.z. in staat om
één bepaalde soort bacteriën te dooden; het
zijn chemische stoffen.
Maar wat is nu 't groote nut van de ontdekking
van d'Hérelle. De stoffen, die hij ontdekte in
het serum van genezende patiënten aan bacil
laire dysenterie (een darmziekte), bleken na
melijk niet gewone chemische stoffen te zjjn.
Wanneer hij het serum van deze patiënten
bracht bij een cultuur van dysenteriebacillen,
werd de vloeistof helder. Wanneer hij nu van
deze heldere vloeistof een druppeltje over
bracht of zelfs een tiende druppel bij een an
dere cultuur, dan werd ook de tweede cultuur
vloeistof helder. Wanneer d'Hérelle nu van deze
tweede cultuur weer een uiterst klein druppeltje
overbracht in een derde cultuur, dan werd cok
deze derde cultuur helder m. a.w. werden ook
hier de bacteriën opgelost, gedood. En dit ge
beurde binnen vier a vijf uur. Dit heeft d'Hérelle
duizendmaal kunnen voortzetten, en ook de
duizendste cultuur werd helder. Stel nu, dat
die stof, welke in staat is de bacteriën te doo
den, een gewone chemische stof ware, dan zou
die stof in den loop van die duizend proeven
zoo enorm verdund zijn, niet millioen, niet
billioen of trillioen, maar nog ontzettend veel
meermalen. Het zou een breuk zijn, met een
1 als teller, en een 1 met 2000 nullen er achter
als noemer.
Het moest dus een levende stof zijn; er zijn
dus levende wezens, die nog veel en veel kleiner
zijn dan bacteriën, en die deze bacteriën be
vechten en verslaan.
Deze mededeeling van d'Hérelle werd door
niemand geloofd, men meende met een kolossale
vergissing of fantasie te maken te hebben.
d'Hérelle evenwel zette zijn studiën rustig voort
en vond nog veel meer bacteriophages Want
dit was de naam, dien hij aan dit levende wezen
gaf, deze naam beteekent trouwens niet meer
dan: bacteriën-eter.
Zichtbaar maken kan men deze bacteriophaag
niet, daarvoor is hij te klein. Maar de ontdek
ker wist toch een zeer ingenieus middel te vin
den, om ze te tellen, al kon hij ze ook niet zien.
Wanneer men een cultuur van bacteriën op
een glaasje legt, en het geheel door het micros
coop beschouwt, dan ziet men de bacteriën
netjes naast elkaar liggen. Nu kan men natuur
lijk ook bij deze bacteriën een weinig van de
vloeistof voegen, waarin de bacteriophaag aan
wezig is. Hier en daar tusschen de bacteriën
ligt dan een bacteriophaag (die men niet ziet),
maar die al heel spoedig een bacterie binnen
dringt, en doodt; het gevolg is dat de bacterie
openbarst en opgelost wordt. De bacteriophaag,
die van de bacterie leeft, vermenigvuldigt zich,
en al die jonge bacteriophagen gaan nu op hun
beurt de naastliggende bacterie aanvallen. In
minder dan één dag, in vier a vijf uren. wordt
er aldus een heel plekje bacteriën opgelost en
opgeruimd, en onder het microscoop ziet men
nu een leeg plekje. Die plekjes kan men tellen,
en men weet dan, hoeveel bacteriophagen er
in het begin aanwezig geweest zijn.
De bacteriophagen komen in de natuur veel
voor, en d'Hérelle en vele anderen met hem
want na eenige jaren begonnen de geleerden er
toch wel iets van te gelooven, en deden de
proeven zelf na d'Hérelle en anderen ge
looven dathet gewone genezingsproces van een
infectieziekte steeds wordt veroorzaakt door de
bacteriophagen. Evenwel meen ik, dat er ook
verschillende infectieziekten zijn, die zonder
bacteriophaag genezen. Zeker is evenwel, dat
door deze bacteriophaag bij vele ziekten de ge
nezing zeer krachtdadig wordt geholpen.
Zooals reeds werd opgemerkt, zijn de bacterio
phagen specifiek, d.w.z. dat voor elk soort bac
terie er slechts één soort bacteriophagen is.
Dysenteriebacillen, pestbacillen, cholera-vibri-
onen worden door bacteriophagen aangetast, in
dien deze laatste tenminste sterk en gezond
zijn. Dat is lang niet altijd het geval. Het is
mogelijk, dat de bacteriophagen zoo sterk zijn,
dat zij den bacteriën de kans niet geven, zich
te vermenigvuldigen, maar in dat geval merkt
men natuurlijk niets; alleen kan men veronder
stellen, dat het vaak gebeurt.
Heel gewoon is deze loop der gebeurtenissen,
dat wanneer er een infectie plaats grijpt b.v.
met dysenterie, de bacteriophagen zich langza
merhand aanpassen aan deze bacteriën, m. a. w,
leeren hoe zij deze moeten bestrijden. Hun aan
val wordt hoe langer hoe krachtiger; de patiënt
is ziek geworden, maar de bacteriën worden in
den loop der ziekte opgelost, cn de patiënt wordt
beter. Kunnen de bacteriophagen in 't geheel
niet tegen de bacteriën op, dan zal de patiënt
het met den dood bekoopen.
Men kan de bacteriophaag kweeken, en daar
door kan men er een geneesmiddel van maken.
d'Hérelle zelf is daar reeds heel spoedig in 1919
aan begonnen, toen hij patiënten, die leden aan
dysenterie, cholera of builenpest, bacteriophaag
als geneesmiddel gaf. De resultaten waren van
dien aard, dat deze methode algemeene waar
deering verwierf, en als een welkom middel
mag worden aangeprezen.
Merkwaardig is echter, dat deze methode
thans het meest wordt toegepast bij ziekten
van den darm en van de urinewegen; vooral
wanneer deze worden veroorzaakt door den
coli-bacil. Deze bacil leeft steeds in den darm,
is meestal onschadelijk, maar kan soms kwaad
aardig worden; en veroorzaakt dan een darm
ontsteking. Hij kan ook de urinewegen, vooral
nierbekken en blaas infecteeren, waardoor dan
nierbekken- en blaasontsteking worden veroor
zaakt. Bij dergelijke gevallen, vooral als zij
van heftigen en gevaarlijken aard zijn, is de
bacteriophaag vaak een uitstekend geneesmid
del. De bacteriophaag wordt onder toezicht van
Prof. d'Hérelle iil een Parijsch laboratorium
gekweekt, maar ook in Nederland b.v. in het
bacteriologisch instituut van de Amsterdamsche
Universiteit wordt de „phaag", zooals het in de
wandeling genoemd wordt, gekweekt. Dit is dus
een genezing met een onzichtbaar geneesmiddel.
[TH. H. SCHLICHTING.