De visch vangst op de Wolga
BOOTZ
Jiet wtfiaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
1
EEN KAVIAAR-TRUST
VERDWENEN EILANDEN
HET VOORNAAMSTE
f750. doodelljken afloop f250.- een voet of een oog f125. duim of wijsvinger f50. "been of ss. f40. anderen vingez
Het Geheim van
het open Raam
ZATERDAG 23 JUNI 1934
Is de steur een uitster
vende vischsoort?
Schilderijen over Mars
Ontdekking van een
Russischen vlieger
DE WASCÏIDAG15 N0<3 STEEDS EEN LAST
De Engelsche tijger
Door middel van kettingen, waar
aan sterke haken en netten zijn
bevestigd, worden de vis-
schen gevangen
Een Engelsche expeditie is naar
het Zuidpoolgebied vertrokken,
om het Bouvel-eiland op te
sporen
Stlange magera" I De vluchteling
man, geheel in f f
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
De kraaltbeenige zoetwatervisch, dien wij
steur noemen en die ook soms in onze
rivieren een lengte bereikt van drie me
ter, is hoofdzakelijk nog maar een Wolgatrek-
ker. Ongeveer in de tweede helft van Maart
verlaten de steuren de licht-zoute en lauwe
Wateren der Kaspische zee. Dan trekken deze
trage, apathische reuzenvisschen de Wolga
stroomopwaarts op, om kuit te schieten. Reeds
in den vroegen Maart worden de uiterst moei
lijke voorbereidingen getroffen, om de visschen
te vangen. Honderden en nog eens honderden
visschers verzamelen zich met hun vischgerei
en booten bij den onderloop van de Wolga. De
visschers stammen uit de omgeving der groote
handelsstad Astrakan. Bij deze stad wordt het
lage strand van den machtigen stroom, wan
neer de aanbrekende lente -ijs en sneeuw doet
smelten, over lengten van kilometers over
stroomd. zoodat het bloote oog de overzijde niet
kan waarnemen. De Wolga-delta hier is een
waar paradijs voor allerlei soorten visch, wa
terdieren en vogels. Als de grootste visch geldt
hier de steur, die in vijf soorten aanwezig is.
Een dezer soorten steur, in het Duitsch „Hau-
sen" en 't Russisch „Beluga" genaamd, bereikt
soms de enorme lengte van acht meter.
Bij het aanbreken der warme lentedagen be
gint het warme werk voor de visschers. Zij wor
den ingedeeld in arbeidscolonnes en de Wolga-
delta is dan bezaaid met hun booten. Zwaar
moedig, vol vreemd geheimnisvol verlangen,
weerklinken van de oevers de donkere Wolga-
liederen, vooral het heimweh-lied der Wolga-
trekkers. Tot laat in den nacht klinken die
liederen, die wonderbare zang tot in wijde
verten.
De vischscholen worden door middel van ket
tingen, waaraan sterke haken en netten zijn
vastgemaakt, gevangen en langzaam en voor
zichtig naar de oevers getrokken. Hier wach
ten, geheel bereid voor hun taak, de colonnes
der „slachters" op de reusachtige vangst. Direct
wordt de visch gedood. Geen moment mag ver
loren gaan,.|?,ant anders zouden de groote vis-
groot onheil kunnen aanrichten, zoo mo-
aan den haal gaan. Dirèct wordt dé kost
bare kuit er uitgehaald. Met bijzondere voor
zichtigheid wordt zij gezeefd, om de zachte
korreltjes te ontdoen van de vleugeldunne slijm-
huid en ze ongeschonden te houden. Dan wordt
zij zorgvuldig in spoelwater gewasschen, gesor
teerd en gezouten. En als dat gedaan is, heet
de kuit in 't vervolg „ikra", dit is: Kaviaar.
De procedure van het zouten wordt door des
kundigen uitgevoerd. Zij gebruiken daarvoor
zeer gecompliceerde en sedert eeuwen beproef
de berekeningstabellen, om aan ieder soort van
kaviaar een bepaalde hoeveelheid zout -toe te
voegen. Voor den prijs zijn beslissend de groot
te en de kleur der korrels. Hoe grooter en lich
ter van kleur deze zijn, des te hooger is de
waarde. De „Malossol" is de beste kaviaar. Het
Russische woord beteekent „weinig zout."
Wanneer men bedenkt, dat een gewone steur
hoeveelheden tot 200 pond en het soort dat
„Beluga" genoemd wordt soms hoeveelheden tot
400 pond van deze delicatesse in zich draagt,
wat ongeveer gelijk staat met een derde van
heel het gewicht der visschen, dan krijgt men
er een denkbeeld van, welke enorme waarde de
vangsten vertegenwoordigen. Het smakelijke
Vischvleesch zelf der steuren brengt ook be
langrijke inkomsten.
De beteekenis der vischplaatsen aan de Be-
neden-Wolga is voor den staat buitengewoon
groot. De vrije visschers brachten vroeger hun
vangsten naar de vischershaven van Astrakan,
waar zij ten gelde werden gemaakt. Het geld
werd dan verdeeld onder de verschillende co
lonnes. Pas toen de uitvoer op alle mogelijke
wijzen werd bevorderd en georganiseerd, zag de
regeering in dit bedrijf een middel van de eer
ste klas, om buitenlandsche deviezen te ver
krijgen. De steurvangst werd tot staatsmonopo
lie verklaard en iedereen, die op eigen vuist
ook maar één visch vangt, wordt bedreigd met
uiterst strenge straffen. Vrije visschers bestaan
er dan ook niet meer. Alle visschers staan thans
in dienst van den Staat en ontvangen voor hun
moeizaam werk een schandalig karig loontje.
De monopolie-administratie van den Sovjet
staat, die den naam draagt van Visscherijtrust
heeft het helft van den export geheel en al
leen in handen. De productie van de kaviaar-
trust levert den Sovjets jaarlijks vele mil-
lioenen op en neemt op dit gebied de eerste
plaats in in de wereld.
Nog niet zoo heel lang geleden bevonden
zich steuren in alle groote rivieren van Europa.
Maar deze trage en onhandige visschen lieten
zich veel te gemakkelijk vangen. Daardoor wer
den zij aldoor zeldzamer en verdwenen bijna
geheel. Heden zijn ze hoofdzakelijk nog maar
te vinden in de mondingen van Wolga, Oeral
en Donau, en in de Kaspische en Zwarte Zee.
Het is echter te vreezen, dat zij ook daar tot
de uitstervende soort behooren, want uit winst
bejag wordt dezen visschen haast geen geslo
ten tijd gegund.
Kaviaar gezouten kuit van steur. Jam
mer, dat deze delicatesse zoo drommels duur
is! Wij, Nederlanders, kunnen, als onze beurs
geen kaviaar kan lijden, ons troosten met Kam
persteur, een gerecht van harde eieren met
mosterd. Hierbij behoeft u niet dadelijk aan
een Kamperui te denken!
De Spaansche schilder Gonzales Bemai heeft
eenige werken vervaardigd, die zijn denkbeel
den over de planeet Mars weergeven. Deze
schilderijen hebben veel opzien verwekt; een
der leidende critici te Parijs haalde, nadat hij
de reeks voortbrengselen een tijd lang bestu
deerd had, de schouders op en zei toen: „Het
is mogelijk, dat de heer Bemai met beide bee-
nen op den grond staat en deze dingen dan
dus schildert om zich te amuseeren en om zijn
vruchtbare verbeelding den vrijen loop te laten.
Maar niets is komiek in deze schilderijen en
veel is luguber en somber. Als ik niet wist wie
ze geschilderd had, zou ik ze uitmaken voor
producten van een kundig man, die zijn gees
telijk evenwicht kwijt is."
Naar de reproducties te oordeelen, zijn Ber-
nai's Marsschilderijen inderdaad zeer vreemd,
doch ze maken tevens een indruk van origina
liteit en ze zijn zeer fraai gecomponeerd. Reeds
uit de foto's kan men zien, dat deze afbeeldin
gen suggestief een sfeer weergeven. Alle men-
schelijke figuren zijn lang gerekt en meestal
bevinden ze zich in zonderlinge houding. Ver
scheidene zweven bovenden blijkbaar beganen
grond. Een van de merkwaardigste doeken stelt
een „Marsgevangene" voor. Deze zweeft tegen
een donkeren achtergrond boven een golvenden
eveneens donkeren bodem. Het hoofd ontbreekt,
de man is in lompen gehuld en heeft abnor
maal groote handen, die hij omhoog heft en
die door 'n zwaren ketting verbonden zijn. Een
ander beeld laat Marstoeristen zien. Deze ken
merken zich door kleine hoofden, zonderlinge
kleedij en een ongewone wijze van voortbewe
gen.
Hot publiek heeft
~.2Z. gekozen!!
Allicht: TIP ven Bootz
::r Is naar ieders smaak.
De commandant der Britsche Zuid-Amerika-
vloot, vice-admiraal Evans, is in opdracht van
zijn regeering voor eenige weken tot een Zuid-
pool-expeditie vertrokken, die ten doel heeft
het Bouvel-eiland te zoeken, dat op de kaar
ten zich op ongeveer 3 gr. O. L. en 5 gr. Z. B.
aangegeven is.
Het betreft een eiland in de Zuidpoolgebie
den van den Zuid-Atlantisclien Oceaan.
In 1739 werd dit eiland door den Franschen
marine-officier Bouvel ontdekt en naar hem
genoemd. Tientallen jaren verliepen en nie
mand bekommerde zich om dit eiland, dat zoo
ver af in het Zuidelijk gedeelte van den Atlan-
tischen Oceaan gelegen is. Toen tenslotte in de
19de eeuw de wetenschap haar onderzoekingen
in het Zuidpoolgebied in grootere mate instel
de, kon het niet meer gevonden worden en
tientallen jaren geloofde men dat het heele-
maal niet meer bestond en waarschijnlijk ver
dwenen was. In 1898 gelukte het echter de
Duitsche Voldina-expeditie het uiterst moei
lijk toegankelijke Bouvel-eiland, dat overigens
geheel met gletschers bedekt is, opnieuw te
ontdekken. Er werden verschillende photogra-
fische opnamen gedaan en de geografische lig
ging van het eiland werd nauwkeurig vastge
steld.
Intusschen is dit eiland, dat Zuidelijk der
z.g. Meteoor-bank uit een diepte van ongeveer
5000 meter uit de zee omhoog rijst, het voor
werp van een diplomatiek conflict geworden.
Want den len December 1927 hadden de Noor
wegers op het eiland hun vlag geheschen, om
dat zij daar een basis voor hun walvischvangst
in de Zuidelijke IJszee wilden oprichten. De
Engelsche regeering protesteerde echter tegen
deze annexatie, door er op te wijzen dat het
Bouvel-eiland reeds in het jaar 1825 door haar
uiniiii
IIIHIMj;
i Nooit wordt zóó de lucht bekeken
Alsu weet het wel wanneer:
Als een uitstap of een week-end
I Enkel afhangt van het weer!
Nooit wordt onze barometer
Zoo geraadpleegd en betikt,
Als zoodra een zonnig dagje
Ons zoo uitermate schikt!
Nooit wordt zoo verwoed gekeken
Naar 't berichtje van De Bilt.
1 Als wanneer u slechts kunt hopen,
Dat het luidt zooals ge wilt!
Want het is maar niet de kwestie i
Of men u vacantie geeft,
Ook niet of men de contanten I
Voor een zalig week-end heeft,
Maar 't voornaamste bij vacantie
Komt nog altijd daarop neer,
Of uw vrijheid wordt gerugsteund
Door een prachtig, zonnig weer!
En dit is op deze aarde
Nog het knellen van den schoen:
Dat een mensch aan het voornaamste
Zélf geen sikkepit kan doen!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
tiii ii iiiiiiiiiiriiiiiiii in mui ii min mui mui mui iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii hl
in bezit genomen was en zij gaf een officier
opdracht de geschiedenis van dit eiland op te
teekenen, waarbij wederom de twijfel rees of
het eiland eigenlijk wel bestaat.
Thans zal het Bouvel-eiland door de pas uit
gezonden expeditie onder leiding van admiraal
Evans opnieuw gezocht, door Engeland in bezit
genomen worden. En zoo is dit stille eiland in
het Zuidpoolgebied, waarvan het bestaan zoo
lang dubieus was, opnieuw het doel van een
gewichtige onderneming geworden.
De wetenschap kent een heel aantal eilanden,
die intusschen verdwenen zijn. Sommige hier
van hadden hun ontstaan te danken aan een
zeebeving. Zij werden door vulkanische uitbar
stingen omhooggeworpen, om na eenigen tijd
weer te verdwijnen. Zulke eilanden heeft men
in den loop der twee laatste eeuwen in de Azo-
ren, Archipel, in de Aleuten, bij Nieuw-Zee-
land, verder zuidwestelijk van IJsland en in
de Grieksche Santoringroep zien ontstaan en
weer verdwijnen. Sommige bestaan heden nog,
b.v. het Boguslawsha-eiland in de Aleuten.
Ongeveer 5 jaar geleden gelukte het den
Russischen vlieger Tschuchnowsky, die zich
destijds bij het zoeken naar de leden der ver
ongelukte Nobile-expeditie bijzonder onder
scheiden heeft, op onderzoekingsvluchten, die
hij van Point Diokson uit ondernam in de
Noordelijke IJszee, ongeveer honderd tot dan
toe geheel onbekende eilanden te ontdekken,
waarop hij groote rendierenkudden kon onder
scheiden.
Ons oordeel over andere menschen is in
de meeste gevallen gebaseerd op den
schijn en daarom onvolledig. Hoe kunnen
wij weten hoeveel goedheid en adel er schuilt
achter het uiterlijk van den man dien wij ken
nen als een misdadiger? En wat weten wij van
de misdadige wenschen, die het nette, fatsoen
lijke burgermannetje zorgvuldig koestert?
Nee, het was niets te verwonderen, dat men
den klerk Jean de la Faurie algemeen voor een
rots van eerlijkheid hield. Zijn superieuren aan
het bijkantoor van de Banque de Commerce
stelden hem aan de Jongeren ten voorbeeld.
Zijn collega's beschouwden hem als een man
op wien men kon bouwen.
En toch, het was slechts de schijn dien zij
zagen. Alleen de la Faurie zelf wist dat die
eerlijke plichtsvervulling gedurende bijna twin
tig lange jaren een deel uitmaakte van zijn
goed voorbereid misdadig plan. Hij wachtte
slechts op de goede gelegenheid om dat plan
ten uitvoer te brengen en onderwijl kweekte
hij zijn schitterende reputatie.
De gelegenheid kwam. Alles komt tenslotte
in deze wereld. Het duurt alleen soms wat lang.
Het was de la Faurie's werk om eiken Zater
dag de geheele kas van het bijkantoor naar het
hoofdkantoor te brengen, waar de kluizen wa
ren. Soms was het weinig, soms veel, maar
nooit was het zoo'n groot bedrag geweest als
op dien gedenkwaardigen Zaterdag. Negen
honderd-duizend francs was het kapitaal dat
zijn chef hem voortelde.
Er werden de gewone opmerkingen bij ge
maakt en daarna trok de la Faurie zijn Jas
aan. Het was kwart over elf. Hij voelde zich
volkomen gerust, want alle voorbereidingen
waren getroffen. Het was doodeenvoudig. Jean
zou niet de gewone methode volgen van an
dere misdadigers, die met het gestolen geld
naar het buitenland vluchtten en even spoe
dig weer door de politie teruggebracht werden.
Zij meenden verloren te gaan in het drukke
beweeg van een buitenlandsche groote stad,
doch eer het tegendeel was waar. Zij vielen op
door elke beweging of handeling, waardoor zij
onopvallend dachten te blijven. Bood het eigen
land geen kans op verdwijning? Zeer zeker,
maar alleen voor den man die zich precies van
zijn capaciteiten bewust was. Dagen en nach
ten had de la Faurie hierover nagedacht en als
resultaat had hij besloten dadelijk na den slag
zich te verbergen in een rustig badplaatsje aan
de kust.
Nadat hij zijn jas had aangetrokken en het
geld had weggeborgen, zei hij zijn collega's
goedendag, zooals zijn gewoonte was, want met
het geld wegbrengen was zijn werktijd meteen
afgeloopen. Het zou zijn laatste groet aan hen
zijn, dacht hij bij zichzelf. Van dit oogenblik
af bekeek hij de wereld met andere oogen. Het
avontuur was begonnen.
Zoodra hij echter het kantoor verliet en de
stoep afstapte, bekroop hem opeens een onaan
genaam gevoel dat hem één oogenblik duizelig
maakte. Er was iets dat verkeerd ging!
Aan den overkant van de straat stond een
lange, magere man, geheel in het zwart ge
kleed, die hem met zijn staalblauwe oogen op
merkzaam bekeek. Jean had dien man meer
gezien. Hij herinnerde zich opeens dat hij dien
man steeds had zien staan wanneer hij met
het kasgeld Zaterdags het gebouw verliet. Hij
voelde zich opeens ellendig en het leek hem
toe dat 't leven zijn gewonen daagschen sleur
gang had verbroken en in versneld, jagend
tempo voortraasde.
Dwaas die hij was! Wat kon hem gebeuren?
Had hij zijn plan niet tot in alle kleinigheden
gewikt en gewogen? Maar toch moest hi) zich
haasten. Volgde de man hem? Voorzichtig om
kijken. Nee, gelukkig, 't gevaar was verdwenen.
Met geweld bedwong hi) zich om niet vlugger
te loopen dan zijn gewoonte was, nam den
trein en was in enkele uren in het badplaatsje
dat hem zou herbergen. Hij kocht een strooien
hoed en hij wist dat hü nu, met dit hoofddek
sel, in 't geheel niet leek op Jean de la Faurie,
den voortvluchtigen klerk van de Banque de
Commerce.
De dag was warm en het strand lag te bla
keren in de gloeiende zon. Hij zocht een
strandstoel en vleide er zich in neer. Een on-
beteekenend burgermannetje, dat hier zijn va
cantie doorbracht. In zichzelf lachte hij om
de comedie, maar plotseling was het alsof zijn
hart stilstond. Met een vlugge beweging dook
hij weg in zijn t
stoel. Daar, vóór j
hem op het f
het zwart ge-
kleed. In zijn
lichtgebruinde gelaat stonden twee staalblauwe
oogen.
Groote genade! Hij werd dus tóch gevolgd!
Of zou dit een van de onberekenbare kuren
zijn van het wispelturige noodlot?
In ieder geval was het beter te verdwijnen.
Weer zat hij in den trein, speurend tusschen
al zijn medereizigers of de man met de staal
blauwe oogen ook hier plotseling zou opdagen.
En onderwijl had hü alle zekerheid en zelf
bewustheid verloren, want al deze dingen wa
ren in zijn plan niet voorzien. Hü voelde zich
benauwd en beklemd. Ieder station leek de hal
van een politiebureau. Was het misschien toch
beter naar het buitenland te vluchten? Welker
trein moest hü nemen?
Terwül hü zenuwachtig in het spoorboekje
bladerde, voelde hü opnieuw dat er gevaar
dreigde. De coupé was leeg, maar wie bevond
zich in de gang? In één ontzettend oogenblik
stelde hü vast dat twee staalblauwe oogen door
het raampje naar hem keken en toen ver
dwenen! De angst golfde door zün brein. Weg
moest hij! Niet verder meerüden tot het vol
gende station waar hü door zün wrekers, de
gerechtigheid, zou worden opgewacht.
De trein minderde vaart. Vlug besloten werk
te hij zich uit naar buiten, stond op de tree
plank en terwül de trein een bocht nam, sprong
hü moedig in het hooge gras van den spoor-
dük. Het gedonder der wielen bonsde vlak btj
zün oor.
Twee-, driemaal buitelde hü rond, de diepte
in. Dan richtte hü zich op en deed zün oogen
open. Tüdens het buitelen had de wereld als
dol in het rond gedraaid. Nu zag hü weer nor
maal. Er schenen menschen om hem heen te
staan. En opeens voelde hü weer een felle
angstpün. Een magere, in het zwart gekleede
man boog zich over hem heen en twee staal
blauwe oogen keken hem strak aan!
beste kerel," hoorde hij iemand zeg
gen drink eens wat. Ja, alles is in orde."
Het was de stem van zün chef. „Je hebt een
leelijken val gemaakt, maar deze meneer hier
zag je de stoep afglijden. Hü heeft je weer bin
nengebracht. Wat had je eigenlük? Duizelig of
zoo iets?"
Verwezen keek de la Faurie om zich heen.
Hü zag het bekende bükantoor, de bezorgde
gezichten van zün chef en collega's, de slanke
gestalte van den man met de staalblauwe
oogen. Hij zag het geld op de tafel liggen bij
den boekhouder. De klok wees büna half
twaalf. Dan zuchtte hü verlicht.
•5Ü1VEB.
Dezer dagen heeft men in Wales drie wal
katten geschoten, die een dorp onveilig maak
ten, doordat ze zich 's hachts op de hofsteden
waagden. De dieren Wijven meestal, in hun
rotsklovenf waar men alleen, wanneer dit hoog
noodig is. jacht op ze mag maken. Vroeger
kwamen wilde katten in Engeland zooveel voor,
dat men ze den naam Engelschen tijger heeft
gegeven. In Midden-Europa wordt de soort ook
nog aangetroffen, doch is vrü zeldzaam gewor
den. Ook in Noord-West Wales neemt het aan
tal af. Enkele vereenigingen, die zich het be
houd van natuurmonumenten ten doel hebben
gesteld, hebben büzondere beschermende maat-
ïegelen ten opzichte van de wilde katten ver
langd. De jacht op de wilde kat (felis silvestris)
niet te verwarren met de verwilderde huis
kat (felis domestical is niet zonder gevaar;
wanneer de beesten in het nauw worden ge
dreven, vallen ze ook menschen aan.
Nadat wü voorts afscheid hadden genomen
van den vice-consul en den bewakers van het
toestel een belooning in den vorm van zakken
suiker, zout en rüst hadden gegeven, namen we
in ons vliegtuig plaats en vertrokken in de rich
ting van Rhodesia, in welks hoofdstad Ulawayo
wü olie en benzine zouden innemen. We kwa
men daar behouden aan en kozen onderdak in
een klein hotel van waar uit we verschillende
tochtjes te voet of per auto maakten.
Tüdens een dezer uitstapjes overkwam mü
iets onaangenaams. We hadden den auto laten
stoppen, om een prachtig mooi plekje in
oogenschouw te nemen. Tusschen het struikge
was doorgaande, kreeg ik ineens een vloeistof
in mün oogen gespoten; waar vandaan kon ik
niet nagaan. Ik schreeuwde het uit van de pün
en ik kon niets meer zien.
De zwarte chauffeur, die onzen auto bestuur
de, greep mü opeens beet en trok mü naar den
auto, waar hü mü vlug instopte en vervolgens
in razende vaart met mü wegreed. Het ging
alles vliegensvlug en ik begreep niets van het
heele gevaL Terwijl de auto voortreed, hoorde
ik een schot. Later vernam ik dat Oom Sidney,
die dacht, dat men mü ontvoeren wilde, gepro
beerd had een van de banden van den wagen
stuk te schieten.
En dat was maar goed, dat hü miste. Bü het
passeeren van een kraal stopte de chauffeur
voor een der hutten, waarin hü mü fluks mee
naar binnen trok. De pün in mün oogen was
haast'ondraaglük geworden en ik bekommerde
mü er feitehjk niet om, wat er verder met mü
geschiedde.
Oude-Genever is een zuivere, een pure
drank! En de beste Oude-genever, het
edelste vocht draagt den naam: „Record
Het U van Bootz!
Per liter t 3.60.,
BOOTZ
achiktheid t ?t werken door
1de beenen of belde oogen
A 11v. 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f 9/1/J/) bij levenslange geheele ongesc:
AllC CLOOTIT16 S ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeeringen OvUU,m verlies van beide armen, beid
bij verlies van 'n
57.
(Korte inhoud van het voorafgaande.
Sir Hector Asecher gaat door voor een ver.
woed verzamelaar van kostbare boeken
In Merlin St Hugh, waar tul op rijn oul-
ten woont leelt hll zeer afgezonderd mst
zijn nichtje Paula Parkston die in het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector Arthur Newnham Dooi
een nandlangstei komt Asscher in net be
zit van een kostbaar werk. dat uit de bi
bliotheek van Burgoyne is gestolen As
scher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoopen. nagereisd door 3ur-
govne -en den letterkundige Eggerton In
een luguber hotelletje te Parüs wordt As.
scher dan vermoord Omtrent den dader
tast men ln het duister Waarschijnlijk
ls Asscher reeds tn den trein vermoord
en in zijn ooekenkoffer. door iemand die
zlcb voor nem ultgal naar het hotel ver
voerd Het lustitieel onderzoek wordt ee
leid door dpn dpfprttvp I_»e8t.ranee
Hü nam afscheid en ging naar Ohancelbury,
waar hü den stationschef en den controleur
met wat vi-agen ging lastig vallen. Had een
van hen dien morgen Newnham ook gezien?
Ja, hü had zün snor afgeschoren, zoodat ze
hem wellicht niet zoo vlug herkend hadden.
Maar niemand had hem gezien. Wel beweerden
zü bü hoog en bü laag, dat ze hem met of
zonder snor beslist herkend zouden hebben.
Davidson ging terug naar de Yard en een uur
later werd er een bevel tot inhechtenisneming
uitgevaardigd tegen Arthur Newnham, dat on
middellijk ten uitvoer werd gebracht.
TWAALFDE HOOFDSTUK
Scott Egerton bemoeit zich met de zaak
,,Ik zie, dat ze Arthur Newnham gevangen
hebben genomen, als verdacht van den moord
op Ascher," merkte Rosemary Egerton op, toen
ze den volgenden avond bij haar man in de
huiskamer zat.
Egerton trok nadenkend aan zün püP. Hü
had het dien middag zeer zwaar te verant
woorden gehad in het Lagerhuis, maar er zich
goed uit weten te redden. Bü het liooren
van dit nieuws trok hü nog nadenkender aan
zijn PÜP en na vijf minuten stilte, waavaan zijn
voorbeeldige vrouw gewend was. en die ze
nooit verstoorde, zei hü ten slotte:
„Daar is iets niet mee in den haak. Ofschoon
ik niet zoo dadelijk den vinger op de zwakke
plek kan leggen. Psychologisch gezien it, de
kerel niet tot een dergelijke misdaad iu staat.
Ik herinner me nog, dat ik hem in Frankrijk
eens ontmoet heb. Ja zeker," ging hij verder,
in antwoord op Rosemary's uitroep van verba
zing, „ik heb met hem de laatste weken van
den oorlog meegemaakt. Hü werd toen Juist
bü ons bataljon ingedeeld en deed nogal van
zich spreken, doordat hü reeds binnen vier en
twintig uren zün medaille te pakken had. Ik
geloof werkelük, dat het een record genoemd
mag worden. Hü was verbazend driftig, dat geef
ik toe en hü zou eventueel Ascher overhoop
hebben kunnen steken, ofschoon hü eerder het
type was om iemand neer te schieten, maar
heel dat kunstig in elkaar gezette plannetje
was niets voor hem. Hü is een van die men
sehen, die zich op het laatste nippertje be
denken. Neen, ik geloof niet, dat hü zoo'n
moord met voorbedachten rade, zou kunnen be
gaan hoe bitter hü ook gestemd mocht zün
tegenover Sir Hector vanwege diens schande-
1 ijken dwang op Miss Parkton."
„Ik wist niet dat ji) hem ooit ontmoet had,"
merkte Rosemary vol belangstelling op. „Jü
schünt een verschrikkelijken hoop vrienden te
hebben, Scott, maar eerlük gezegd, allemaal
van een verdacht allooi. Voor dat ik met een
kamerlid trouwde, heb ik nooit willen gelooven
in al de verhalen over hun verdachte verledens.
Bü hoeveel misdaden ben jü de laatste vüf
jaren betrokken geweest?"
„Je wilt toch niet beweren, dat ik er dit
maal uit eigener beweging in geraakt ben?
Voor het overige houd ik me zeer koest, zou
ik zeggen. En waarom ook niet. Is er al iemand
geweest, om mü te vragen of ik het onschuldig
slachtoffer even wil verlossen?"
„Maar zou je het doen, Indien ze het kwamen
vragen?"
„Ik zou het natuurlijk probeeren."
Toen was het ineens met zün bescheidenheid
gedaan. Er kwam een vreemd licht in zün
oogen, in zün beweging, in het trillen van zün
lippen, alsof alleen de gedachte nem ai in
vuur en vlam zette. „Het zou buitengewoon
interessant zün," legde hü büna verontschuldi
gend uit.
Rosemary sloeg haar füne handen ten
hemel.
„Is er nou al eens ooit een moord of een
verdacht individu geweest, dien jij niet interes
sant vond?"
„Ik hoop van niet," zei Eegerton rustig.
„En ik hoop nu maar eens, dat jü je hier
buiten zult houden," antwoordde zün vrouw met
nadruk. „Je hebt genoeg aan je hoofd en je
hoeft heusch geen politiemannetje te gaan
spelen voor iemand, dien je tien jaren geleden
eens ontmoet hebt."
Terwql ze nog sprak, werd er aan de voordeur
gebeld.
„Komt het toeval onze wegen kruisen?"
vroeg haar man een beetje o'.agend. Het
dienstmeisje kwam binnen met een kaartje
voor Rosemary. Deze deed verrast, toen boos
en keek ten slotte naar haar man.
„Zou je het mü niet eens laten zien," merkte
deze op, terwijl hij over den rug van haar
stoel leunde. „Je weet, dat jü toch geen ge
heimen kunt bewaren."
„Ik had net zoo goed met een detective
kunnen trouwen," bromde Rosemary, terwül
ze het kaartje overreikte.
„Miss Marlowe," zei hü gnuivend. „Maar ze
vraagt naar jou."
„Ze heeft jou natuurlük noodig, anders zou
ze niet zoo laat komen," zei zün vrouw pruilend
„Kun je haar ontvangen? Toe nou, dat moet
je wel en ik zal hier wel blijven voor het
geval ze me noodig mocht hebben. Ik voel,
dat je het doen moet. Ik vind haar komst ver
bazend aanlokkelük."
„O, dat is best mogebjk."
„Zeg kind, laat haar toch niet al dien tüd
in de hall staan als een schoenpoetser, die om
een baantje komt vragen."
Rosemary gaf de dienstbode bevel om het
meisje binnen te laten.
Ze stond op, want de deur werd Juist ge
opend. Ruth Marlowe kwam binnen. Door de
uitputting en de emoties der laatste dagen
was Ruth verbazend bleek geworden. Onder
haar oogen lagen kringen. Ze viel ook hier op
door haar buitengewone zelfbeheersching.
„Ik moet u eigenlük mün verontschuldiging
aanbieden, dat ik zoo laat kom begon ze.
„Ik kom uit naam van Miss Parkton Ze is
werkelük doodziek door het bericht van
Newnham's gevangenneming en tot niets meer
in staat."
„Verwachtte zü die dan niet?" vroeg
Egerton.
Ruth wendde zich tot hem.
„Ik geloof het niet. Zü dacht dat het vol
doende zou zün om enkele woorden te spre
ken en zoo zün alibi te bewijzen. Zoolang dit
niet noodzakelijk werd, was zü besloten niets
te zeggen. Ze wilde niet, dat hü bü het geval
betrokken zou worden en ik geloof werkelük,
dat zü er in al haar onschuld niet aan dacht.
dat zün naam van het eerste oogenblik af op
de lippen der politie heeft gezweefd."
„Indien u zegt, dat zü zün alibi kan bewijzen,
moet ik daaruit opmaken dat Miss Parkton
haar oorspronkelijke verklaringen heeft her
roepen?"
„Natuurlük. Ik geloof niet, dat een nuchter
denkend mensch daarover verwonderd zal zün-
Nu ik echter in alle vertrouwen geloof, dat zü
de waarheid heeft gesnroken, sta?» Je politie
daar uiterst sceptisch tegenover. Zoover ik de
zaak kan beoordeelen, kan men mr. Newnham
alleen vrü krijgen door eerst den daadwerke-
lüken moordenaar op te sporen."
„Dat is de taak van de politie," merkte Ro
semary nuchter op.
„Ja maar, die wil er niets van hoofen. Die
zou onmiddellük antwoorden, dat het onnoodig
was naar twee misdadigers tegelijk te zoeken.
Die steken natuurlük geen vinger uit, voordat
heel het verhoor met Newnham beëindigd is en
de gevangene op vrije voeten gesteld. Maar als
er niet heel vlug andere handen aan het werk
geslagen worden, met betere resultaten, vrees
ik zeer, dat invrüheidstelling voor mr. Newn
ham een schoone droom zal worden."
„En wat verwacht Miss Parkton nu van ons?
Hoe kunnen wü haar van dienst zün" wenschte
3gerton te weten.
(Wordt vervolgd.)