De visch vangst op de Wolga BOOTZ Jiet wtfiaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND 1 EEN KAVIAAR-TRUST VERDWENEN EILANDEN HET VOORNAAMSTE f750. doodelljken afloop f250.- een voet of een oog f125. duim of wijsvinger f50. "been of ss. f40. anderen vingez Het Geheim van het open Raam ZATERDAG 23 JUNI 1934 Is de steur een uitster vende vischsoort? Schilderijen over Mars Ontdekking van een Russischen vlieger DE WASCÏIDAG15 N0<3 STEEDS EEN LAST De Engelsche tijger Door middel van kettingen, waar aan sterke haken en netten zijn bevestigd, worden de vis- schen gevangen Een Engelsche expeditie is naar het Zuidpoolgebied vertrokken, om het Bouvel-eiland op te sporen Stlange magera" I De vluchteling man, geheel in f f AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT De kraaltbeenige zoetwatervisch, dien wij steur noemen en die ook soms in onze rivieren een lengte bereikt van drie me ter, is hoofdzakelijk nog maar een Wolgatrek- ker. Ongeveer in de tweede helft van Maart verlaten de steuren de licht-zoute en lauwe Wateren der Kaspische zee. Dan trekken deze trage, apathische reuzenvisschen de Wolga stroomopwaarts op, om kuit te schieten. Reeds in den vroegen Maart worden de uiterst moei lijke voorbereidingen getroffen, om de visschen te vangen. Honderden en nog eens honderden visschers verzamelen zich met hun vischgerei en booten bij den onderloop van de Wolga. De visschers stammen uit de omgeving der groote handelsstad Astrakan. Bij deze stad wordt het lage strand van den machtigen stroom, wan neer de aanbrekende lente -ijs en sneeuw doet smelten, over lengten van kilometers over stroomd. zoodat het bloote oog de overzijde niet kan waarnemen. De Wolga-delta hier is een waar paradijs voor allerlei soorten visch, wa terdieren en vogels. Als de grootste visch geldt hier de steur, die in vijf soorten aanwezig is. Een dezer soorten steur, in het Duitsch „Hau- sen" en 't Russisch „Beluga" genaamd, bereikt soms de enorme lengte van acht meter. Bij het aanbreken der warme lentedagen be gint het warme werk voor de visschers. Zij wor den ingedeeld in arbeidscolonnes en de Wolga- delta is dan bezaaid met hun booten. Zwaar moedig, vol vreemd geheimnisvol verlangen, weerklinken van de oevers de donkere Wolga- liederen, vooral het heimweh-lied der Wolga- trekkers. Tot laat in den nacht klinken die liederen, die wonderbare zang tot in wijde verten. De vischscholen worden door middel van ket tingen, waaraan sterke haken en netten zijn vastgemaakt, gevangen en langzaam en voor zichtig naar de oevers getrokken. Hier wach ten, geheel bereid voor hun taak, de colonnes der „slachters" op de reusachtige vangst. Direct wordt de visch gedood. Geen moment mag ver loren gaan,.|?,ant anders zouden de groote vis- groot onheil kunnen aanrichten, zoo mo- aan den haal gaan. Dirèct wordt dé kost bare kuit er uitgehaald. Met bijzondere voor zichtigheid wordt zij gezeefd, om de zachte korreltjes te ontdoen van de vleugeldunne slijm- huid en ze ongeschonden te houden. Dan wordt zij zorgvuldig in spoelwater gewasschen, gesor teerd en gezouten. En als dat gedaan is, heet de kuit in 't vervolg „ikra", dit is: Kaviaar. De procedure van het zouten wordt door des kundigen uitgevoerd. Zij gebruiken daarvoor zeer gecompliceerde en sedert eeuwen beproef de berekeningstabellen, om aan ieder soort van kaviaar een bepaalde hoeveelheid zout -toe te voegen. Voor den prijs zijn beslissend de groot te en de kleur der korrels. Hoe grooter en lich ter van kleur deze zijn, des te hooger is de waarde. De „Malossol" is de beste kaviaar. Het Russische woord beteekent „weinig zout." Wanneer men bedenkt, dat een gewone steur hoeveelheden tot 200 pond en het soort dat „Beluga" genoemd wordt soms hoeveelheden tot 400 pond van deze delicatesse in zich draagt, wat ongeveer gelijk staat met een derde van heel het gewicht der visschen, dan krijgt men er een denkbeeld van, welke enorme waarde de vangsten vertegenwoordigen. Het smakelijke Vischvleesch zelf der steuren brengt ook be langrijke inkomsten. De beteekenis der vischplaatsen aan de Be- neden-Wolga is voor den staat buitengewoon groot. De vrije visschers brachten vroeger hun vangsten naar de vischershaven van Astrakan, waar zij ten gelde werden gemaakt. Het geld werd dan verdeeld onder de verschillende co lonnes. Pas toen de uitvoer op alle mogelijke wijzen werd bevorderd en georganiseerd, zag de regeering in dit bedrijf een middel van de eer ste klas, om buitenlandsche deviezen te ver krijgen. De steurvangst werd tot staatsmonopo lie verklaard en iedereen, die op eigen vuist ook maar één visch vangt, wordt bedreigd met uiterst strenge straffen. Vrije visschers bestaan er dan ook niet meer. Alle visschers staan thans in dienst van den Staat en ontvangen voor hun moeizaam werk een schandalig karig loontje. De monopolie-administratie van den Sovjet staat, die den naam draagt van Visscherijtrust heeft het helft van den export geheel en al leen in handen. De productie van de kaviaar- trust levert den Sovjets jaarlijks vele mil- lioenen op en neemt op dit gebied de eerste plaats in in de wereld. Nog niet zoo heel lang geleden bevonden zich steuren in alle groote rivieren van Europa. Maar deze trage en onhandige visschen lieten zich veel te gemakkelijk vangen. Daardoor wer den zij aldoor zeldzamer en verdwenen bijna geheel. Heden zijn ze hoofdzakelijk nog maar te vinden in de mondingen van Wolga, Oeral en Donau, en in de Kaspische en Zwarte Zee. Het is echter te vreezen, dat zij ook daar tot de uitstervende soort behooren, want uit winst bejag wordt dezen visschen haast geen geslo ten tijd gegund. Kaviaar gezouten kuit van steur. Jam mer, dat deze delicatesse zoo drommels duur is! Wij, Nederlanders, kunnen, als onze beurs geen kaviaar kan lijden, ons troosten met Kam persteur, een gerecht van harde eieren met mosterd. Hierbij behoeft u niet dadelijk aan een Kamperui te denken! De Spaansche schilder Gonzales Bemai heeft eenige werken vervaardigd, die zijn denkbeel den over de planeet Mars weergeven. Deze schilderijen hebben veel opzien verwekt; een der leidende critici te Parijs haalde, nadat hij de reeks voortbrengselen een tijd lang bestu deerd had, de schouders op en zei toen: „Het is mogelijk, dat de heer Bemai met beide bee- nen op den grond staat en deze dingen dan dus schildert om zich te amuseeren en om zijn vruchtbare verbeelding den vrijen loop te laten. Maar niets is komiek in deze schilderijen en veel is luguber en somber. Als ik niet wist wie ze geschilderd had, zou ik ze uitmaken voor producten van een kundig man, die zijn gees telijk evenwicht kwijt is." Naar de reproducties te oordeelen, zijn Ber- nai's Marsschilderijen inderdaad zeer vreemd, doch ze maken tevens een indruk van origina liteit en ze zijn zeer fraai gecomponeerd. Reeds uit de foto's kan men zien, dat deze afbeeldin gen suggestief een sfeer weergeven. Alle men- schelijke figuren zijn lang gerekt en meestal bevinden ze zich in zonderlinge houding. Ver scheidene zweven bovenden blijkbaar beganen grond. Een van de merkwaardigste doeken stelt een „Marsgevangene" voor. Deze zweeft tegen een donkeren achtergrond boven een golvenden eveneens donkeren bodem. Het hoofd ontbreekt, de man is in lompen gehuld en heeft abnor maal groote handen, die hij omhoog heft en die door 'n zwaren ketting verbonden zijn. Een ander beeld laat Marstoeristen zien. Deze ken merken zich door kleine hoofden, zonderlinge kleedij en een ongewone wijze van voortbewe gen. Hot publiek heeft ~.2Z. gekozen!! Allicht: TIP ven Bootz ::r Is naar ieders smaak. De commandant der Britsche Zuid-Amerika- vloot, vice-admiraal Evans, is in opdracht van zijn regeering voor eenige weken tot een Zuid- pool-expeditie vertrokken, die ten doel heeft het Bouvel-eiland te zoeken, dat op de kaar ten zich op ongeveer 3 gr. O. L. en 5 gr. Z. B. aangegeven is. Het betreft een eiland in de Zuidpoolgebie den van den Zuid-Atlantisclien Oceaan. In 1739 werd dit eiland door den Franschen marine-officier Bouvel ontdekt en naar hem genoemd. Tientallen jaren verliepen en nie mand bekommerde zich om dit eiland, dat zoo ver af in het Zuidelijk gedeelte van den Atlan- tischen Oceaan gelegen is. Toen tenslotte in de 19de eeuw de wetenschap haar onderzoekingen in het Zuidpoolgebied in grootere mate instel de, kon het niet meer gevonden worden en tientallen jaren geloofde men dat het heele- maal niet meer bestond en waarschijnlijk ver dwenen was. In 1898 gelukte het echter de Duitsche Voldina-expeditie het uiterst moei lijk toegankelijke Bouvel-eiland, dat overigens geheel met gletschers bedekt is, opnieuw te ontdekken. Er werden verschillende photogra- fische opnamen gedaan en de geografische lig ging van het eiland werd nauwkeurig vastge steld. Intusschen is dit eiland, dat Zuidelijk der z.g. Meteoor-bank uit een diepte van ongeveer 5000 meter uit de zee omhoog rijst, het voor werp van een diplomatiek conflict geworden. Want den len December 1927 hadden de Noor wegers op het eiland hun vlag geheschen, om dat zij daar een basis voor hun walvischvangst in de Zuidelijke IJszee wilden oprichten. De Engelsche regeering protesteerde echter tegen deze annexatie, door er op te wijzen dat het Bouvel-eiland reeds in het jaar 1825 door haar uiniiii IIIHIMj; i Nooit wordt zóó de lucht bekeken Alsu weet het wel wanneer: Als een uitstap of een week-end I Enkel afhangt van het weer! Nooit wordt onze barometer Zoo geraadpleegd en betikt, Als zoodra een zonnig dagje Ons zoo uitermate schikt! Nooit wordt zoo verwoed gekeken Naar 't berichtje van De Bilt. 1 Als wanneer u slechts kunt hopen, Dat het luidt zooals ge wilt! Want het is maar niet de kwestie i Of men u vacantie geeft, Ook niet of men de contanten I Voor een zalig week-end heeft, Maar 't voornaamste bij vacantie Komt nog altijd daarop neer, Of uw vrijheid wordt gerugsteund Door een prachtig, zonnig weer! En dit is op deze aarde Nog het knellen van den schoen: Dat een mensch aan het voornaamste Zélf geen sikkepit kan doen! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) tiii ii iiiiiiiiiiriiiiiiii in mui ii min mui mui mui iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii hl in bezit genomen was en zij gaf een officier opdracht de geschiedenis van dit eiland op te teekenen, waarbij wederom de twijfel rees of het eiland eigenlijk wel bestaat. Thans zal het Bouvel-eiland door de pas uit gezonden expeditie onder leiding van admiraal Evans opnieuw gezocht, door Engeland in bezit genomen worden. En zoo is dit stille eiland in het Zuidpoolgebied, waarvan het bestaan zoo lang dubieus was, opnieuw het doel van een gewichtige onderneming geworden. De wetenschap kent een heel aantal eilanden, die intusschen verdwenen zijn. Sommige hier van hadden hun ontstaan te danken aan een zeebeving. Zij werden door vulkanische uitbar stingen omhooggeworpen, om na eenigen tijd weer te verdwijnen. Zulke eilanden heeft men in den loop der twee laatste eeuwen in de Azo- ren, Archipel, in de Aleuten, bij Nieuw-Zee- land, verder zuidwestelijk van IJsland en in de Grieksche Santoringroep zien ontstaan en weer verdwijnen. Sommige bestaan heden nog, b.v. het Boguslawsha-eiland in de Aleuten. Ongeveer 5 jaar geleden gelukte het den Russischen vlieger Tschuchnowsky, die zich destijds bij het zoeken naar de leden der ver ongelukte Nobile-expeditie bijzonder onder scheiden heeft, op onderzoekingsvluchten, die hij van Point Diokson uit ondernam in de Noordelijke IJszee, ongeveer honderd tot dan toe geheel onbekende eilanden te ontdekken, waarop hij groote rendierenkudden kon onder scheiden. Ons oordeel over andere menschen is in de meeste gevallen gebaseerd op den schijn en daarom onvolledig. Hoe kunnen wij weten hoeveel goedheid en adel er schuilt achter het uiterlijk van den man dien wij ken nen als een misdadiger? En wat weten wij van de misdadige wenschen, die het nette, fatsoen lijke burgermannetje zorgvuldig koestert? Nee, het was niets te verwonderen, dat men den klerk Jean de la Faurie algemeen voor een rots van eerlijkheid hield. Zijn superieuren aan het bijkantoor van de Banque de Commerce stelden hem aan de Jongeren ten voorbeeld. Zijn collega's beschouwden hem als een man op wien men kon bouwen. En toch, het was slechts de schijn dien zij zagen. Alleen de la Faurie zelf wist dat die eerlijke plichtsvervulling gedurende bijna twin tig lange jaren een deel uitmaakte van zijn goed voorbereid misdadig plan. Hij wachtte slechts op de goede gelegenheid om dat plan ten uitvoer te brengen en onderwijl kweekte hij zijn schitterende reputatie. De gelegenheid kwam. Alles komt tenslotte in deze wereld. Het duurt alleen soms wat lang. Het was de la Faurie's werk om eiken Zater dag de geheele kas van het bijkantoor naar het hoofdkantoor te brengen, waar de kluizen wa ren. Soms was het weinig, soms veel, maar nooit was het zoo'n groot bedrag geweest als op dien gedenkwaardigen Zaterdag. Negen honderd-duizend francs was het kapitaal dat zijn chef hem voortelde. Er werden de gewone opmerkingen bij ge maakt en daarna trok de la Faurie zijn Jas aan. Het was kwart over elf. Hij voelde zich volkomen gerust, want alle voorbereidingen waren getroffen. Het was doodeenvoudig. Jean zou niet de gewone methode volgen van an dere misdadigers, die met het gestolen geld naar het buitenland vluchtten en even spoe dig weer door de politie teruggebracht werden. Zij meenden verloren te gaan in het drukke beweeg van een buitenlandsche groote stad, doch eer het tegendeel was waar. Zij vielen op door elke beweging of handeling, waardoor zij onopvallend dachten te blijven. Bood het eigen land geen kans op verdwijning? Zeer zeker, maar alleen voor den man die zich precies van zijn capaciteiten bewust was. Dagen en nach ten had de la Faurie hierover nagedacht en als resultaat had hij besloten dadelijk na den slag zich te verbergen in een rustig badplaatsje aan de kust. Nadat hij zijn jas had aangetrokken en het geld had weggeborgen, zei hij zijn collega's goedendag, zooals zijn gewoonte was, want met het geld wegbrengen was zijn werktijd meteen afgeloopen. Het zou zijn laatste groet aan hen zijn, dacht hij bij zichzelf. Van dit oogenblik af bekeek hij de wereld met andere oogen. Het avontuur was begonnen. Zoodra hij echter het kantoor verliet en de stoep afstapte, bekroop hem opeens een onaan genaam gevoel dat hem één oogenblik duizelig maakte. Er was iets dat verkeerd ging! Aan den overkant van de straat stond een lange, magere man, geheel in het zwart ge kleed, die hem met zijn staalblauwe oogen op merkzaam bekeek. Jean had dien man meer gezien. Hij herinnerde zich opeens dat hij dien man steeds had zien staan wanneer hij met het kasgeld Zaterdags het gebouw verliet. Hij voelde zich opeens ellendig en het leek hem toe dat 't leven zijn gewonen daagschen sleur gang had verbroken en in versneld, jagend tempo voortraasde. Dwaas die hij was! Wat kon hem gebeuren? Had hij zijn plan niet tot in alle kleinigheden gewikt en gewogen? Maar toch moest hi) zich haasten. Volgde de man hem? Voorzichtig om kijken. Nee, gelukkig, 't gevaar was verdwenen. Met geweld bedwong hi) zich om niet vlugger te loopen dan zijn gewoonte was, nam den trein en was in enkele uren in het badplaatsje dat hem zou herbergen. Hij kocht een strooien hoed en hij wist dat hü nu, met dit hoofddek sel, in 't geheel niet leek op Jean de la Faurie, den voortvluchtigen klerk van de Banque de Commerce. De dag was warm en het strand lag te bla keren in de gloeiende zon. Hij zocht een strandstoel en vleide er zich in neer. Een on- beteekenend burgermannetje, dat hier zijn va cantie doorbracht. In zichzelf lachte hij om de comedie, maar plotseling was het alsof zijn hart stilstond. Met een vlugge beweging dook hij weg in zijn t stoel. Daar, vóór j hem op het f het zwart ge- kleed. In zijn lichtgebruinde gelaat stonden twee staalblauwe oogen. Groote genade! Hij werd dus tóch gevolgd! Of zou dit een van de onberekenbare kuren zijn van het wispelturige noodlot? In ieder geval was het beter te verdwijnen. Weer zat hij in den trein, speurend tusschen al zijn medereizigers of de man met de staal blauwe oogen ook hier plotseling zou opdagen. En onderwijl had hü alle zekerheid en zelf bewustheid verloren, want al deze dingen wa ren in zijn plan niet voorzien. Hü voelde zich benauwd en beklemd. Ieder station leek de hal van een politiebureau. Was het misschien toch beter naar het buitenland te vluchten? Welker trein moest hü nemen? Terwül hü zenuwachtig in het spoorboekje bladerde, voelde hü opnieuw dat er gevaar dreigde. De coupé was leeg, maar wie bevond zich in de gang? In één ontzettend oogenblik stelde hü vast dat twee staalblauwe oogen door het raampje naar hem keken en toen ver dwenen! De angst golfde door zün brein. Weg moest hij! Niet verder meerüden tot het vol gende station waar hü door zün wrekers, de gerechtigheid, zou worden opgewacht. De trein minderde vaart. Vlug besloten werk te hij zich uit naar buiten, stond op de tree plank en terwül de trein een bocht nam, sprong hü moedig in het hooge gras van den spoor- dük. Het gedonder der wielen bonsde vlak btj zün oor. Twee-, driemaal buitelde hü rond, de diepte in. Dan richtte hü zich op en deed zün oogen open. Tüdens het buitelen had de wereld als dol in het rond gedraaid. Nu zag hü weer nor maal. Er schenen menschen om hem heen te staan. En opeens voelde hü weer een felle angstpün. Een magere, in het zwart gekleede man boog zich over hem heen en twee staal blauwe oogen keken hem strak aan! beste kerel," hoorde hij iemand zeg gen drink eens wat. Ja, alles is in orde." Het was de stem van zün chef. „Je hebt een leelijken val gemaakt, maar deze meneer hier zag je de stoep afglijden. Hü heeft je weer bin nengebracht. Wat had je eigenlük? Duizelig of zoo iets?" Verwezen keek de la Faurie om zich heen. Hü zag het bekende bükantoor, de bezorgde gezichten van zün chef en collega's, de slanke gestalte van den man met de staalblauwe oogen. Hij zag het geld op de tafel liggen bij den boekhouder. De klok wees büna half twaalf. Dan zuchtte hü verlicht. •5Ü1VEB. Dezer dagen heeft men in Wales drie wal katten geschoten, die een dorp onveilig maak ten, doordat ze zich 's hachts op de hofsteden waagden. De dieren Wijven meestal, in hun rotsklovenf waar men alleen, wanneer dit hoog noodig is. jacht op ze mag maken. Vroeger kwamen wilde katten in Engeland zooveel voor, dat men ze den naam Engelschen tijger heeft gegeven. In Midden-Europa wordt de soort ook nog aangetroffen, doch is vrü zeldzaam gewor den. Ook in Noord-West Wales neemt het aan tal af. Enkele vereenigingen, die zich het be houd van natuurmonumenten ten doel hebben gesteld, hebben büzondere beschermende maat- ïegelen ten opzichte van de wilde katten ver langd. De jacht op de wilde kat (felis silvestris) niet te verwarren met de verwilderde huis kat (felis domestical is niet zonder gevaar; wanneer de beesten in het nauw worden ge dreven, vallen ze ook menschen aan. Nadat wü voorts afscheid hadden genomen van den vice-consul en den bewakers van het toestel een belooning in den vorm van zakken suiker, zout en rüst hadden gegeven, namen we in ons vliegtuig plaats en vertrokken in de rich ting van Rhodesia, in welks hoofdstad Ulawayo wü olie en benzine zouden innemen. We kwa men daar behouden aan en kozen onderdak in een klein hotel van waar uit we verschillende tochtjes te voet of per auto maakten. Tüdens een dezer uitstapjes overkwam mü iets onaangenaams. We hadden den auto laten stoppen, om een prachtig mooi plekje in oogenschouw te nemen. Tusschen het struikge was doorgaande, kreeg ik ineens een vloeistof in mün oogen gespoten; waar vandaan kon ik niet nagaan. Ik schreeuwde het uit van de pün en ik kon niets meer zien. De zwarte chauffeur, die onzen auto bestuur de, greep mü opeens beet en trok mü naar den auto, waar hü mü vlug instopte en vervolgens in razende vaart met mü wegreed. Het ging alles vliegensvlug en ik begreep niets van het heele gevaL Terwijl de auto voortreed, hoorde ik een schot. Later vernam ik dat Oom Sidney, die dacht, dat men mü ontvoeren wilde, gepro beerd had een van de banden van den wagen stuk te schieten. En dat was maar goed, dat hü miste. Bü het passeeren van een kraal stopte de chauffeur voor een der hutten, waarin hü mü fluks mee naar binnen trok. De pün in mün oogen was haast'ondraaglük geworden en ik bekommerde mü er feitehjk niet om, wat er verder met mü geschiedde. Oude-Genever is een zuivere, een pure drank! En de beste Oude-genever, het edelste vocht draagt den naam: „Record Het U van Bootz! Per liter t 3.60., BOOTZ achiktheid t ?t werken door 1de beenen of belde oogen A 11v. 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f 9/1/J/) bij levenslange geheele ongesc: AllC CLOOTIT16 S ongevallen verzekerd voor een der volgenae ultkeeringen OvUU,m verlies van beide armen, beid bij verlies van 'n 57. (Korte inhoud van het voorafgaande. Sir Hector Asecher gaat door voor een ver. woed verzamelaar van kostbare boeken In Merlin St Hugh, waar tul op rijn oul- ten woont leelt hll zeer afgezonderd mst zijn nichtje Paula Parkston die in het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector Arthur Newnham Dooi een nandlangstei komt Asscher in net be zit van een kostbaar werk. dat uit de bi bliotheek van Burgoyne is gestolen As scher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door 3ur- govne -en den letterkundige Eggerton In een luguber hotelletje te Parüs wordt As. scher dan vermoord Omtrent den dader tast men ln het duister Waarschijnlijk ls Asscher reeds tn den trein vermoord en in zijn ooekenkoffer. door iemand die zlcb voor nem ultgal naar het hotel ver voerd Het lustitieel onderzoek wordt ee leid door dpn dpfprttvp I_»e8t.ranee Hü nam afscheid en ging naar Ohancelbury, waar hü den stationschef en den controleur met wat vi-agen ging lastig vallen. Had een van hen dien morgen Newnham ook gezien? Ja, hü had zün snor afgeschoren, zoodat ze hem wellicht niet zoo vlug herkend hadden. Maar niemand had hem gezien. Wel beweerden zü bü hoog en bü laag, dat ze hem met of zonder snor beslist herkend zouden hebben. Davidson ging terug naar de Yard en een uur later werd er een bevel tot inhechtenisneming uitgevaardigd tegen Arthur Newnham, dat on middellijk ten uitvoer werd gebracht. TWAALFDE HOOFDSTUK Scott Egerton bemoeit zich met de zaak ,,Ik zie, dat ze Arthur Newnham gevangen hebben genomen, als verdacht van den moord op Ascher," merkte Rosemary Egerton op, toen ze den volgenden avond bij haar man in de huiskamer zat. Egerton trok nadenkend aan zün püP. Hü had het dien middag zeer zwaar te verant woorden gehad in het Lagerhuis, maar er zich goed uit weten te redden. Bü het liooren van dit nieuws trok hü nog nadenkender aan zijn PÜP en na vijf minuten stilte, waavaan zijn voorbeeldige vrouw gewend was. en die ze nooit verstoorde, zei hü ten slotte: „Daar is iets niet mee in den haak. Ofschoon ik niet zoo dadelijk den vinger op de zwakke plek kan leggen. Psychologisch gezien it, de kerel niet tot een dergelijke misdaad iu staat. Ik herinner me nog, dat ik hem in Frankrijk eens ontmoet heb. Ja zeker," ging hij verder, in antwoord op Rosemary's uitroep van verba zing, „ik heb met hem de laatste weken van den oorlog meegemaakt. Hü werd toen Juist bü ons bataljon ingedeeld en deed nogal van zich spreken, doordat hü reeds binnen vier en twintig uren zün medaille te pakken had. Ik geloof werkelük, dat het een record genoemd mag worden. Hü was verbazend driftig, dat geef ik toe en hü zou eventueel Ascher overhoop hebben kunnen steken, ofschoon hü eerder het type was om iemand neer te schieten, maar heel dat kunstig in elkaar gezette plannetje was niets voor hem. Hü is een van die men sehen, die zich op het laatste nippertje be denken. Neen, ik geloof niet, dat hü zoo'n moord met voorbedachten rade, zou kunnen be gaan hoe bitter hü ook gestemd mocht zün tegenover Sir Hector vanwege diens schande- 1 ijken dwang op Miss Parkton." „Ik wist niet dat ji) hem ooit ontmoet had," merkte Rosemary vol belangstelling op. „Jü schünt een verschrikkelijken hoop vrienden te hebben, Scott, maar eerlük gezegd, allemaal van een verdacht allooi. Voor dat ik met een kamerlid trouwde, heb ik nooit willen gelooven in al de verhalen over hun verdachte verledens. Bü hoeveel misdaden ben jü de laatste vüf jaren betrokken geweest?" „Je wilt toch niet beweren, dat ik er dit maal uit eigener beweging in geraakt ben? Voor het overige houd ik me zeer koest, zou ik zeggen. En waarom ook niet. Is er al iemand geweest, om mü te vragen of ik het onschuldig slachtoffer even wil verlossen?" „Maar zou je het doen, Indien ze het kwamen vragen?" „Ik zou het natuurlijk probeeren." Toen was het ineens met zün bescheidenheid gedaan. Er kwam een vreemd licht in zün oogen, in zün beweging, in het trillen van zün lippen, alsof alleen de gedachte nem ai in vuur en vlam zette. „Het zou buitengewoon interessant zün," legde hü büna verontschuldi gend uit. Rosemary sloeg haar füne handen ten hemel. „Is er nou al eens ooit een moord of een verdacht individu geweest, dien jij niet interes sant vond?" „Ik hoop van niet," zei Eegerton rustig. „En ik hoop nu maar eens, dat jü je hier buiten zult houden," antwoordde zün vrouw met nadruk. „Je hebt genoeg aan je hoofd en je hoeft heusch geen politiemannetje te gaan spelen voor iemand, dien je tien jaren geleden eens ontmoet hebt." Terwql ze nog sprak, werd er aan de voordeur gebeld. „Komt het toeval onze wegen kruisen?" vroeg haar man een beetje o'.agend. Het dienstmeisje kwam binnen met een kaartje voor Rosemary. Deze deed verrast, toen boos en keek ten slotte naar haar man. „Zou je het mü niet eens laten zien," merkte deze op, terwijl hij over den rug van haar stoel leunde. „Je weet, dat jü toch geen ge heimen kunt bewaren." „Ik had net zoo goed met een detective kunnen trouwen," bromde Rosemary, terwül ze het kaartje overreikte. „Miss Marlowe," zei hü gnuivend. „Maar ze vraagt naar jou." „Ze heeft jou natuurlük noodig, anders zou ze niet zoo laat komen," zei zün vrouw pruilend „Kun je haar ontvangen? Toe nou, dat moet je wel en ik zal hier wel blijven voor het geval ze me noodig mocht hebben. Ik voel, dat je het doen moet. Ik vind haar komst ver bazend aanlokkelük." „O, dat is best mogebjk." „Zeg kind, laat haar toch niet al dien tüd in de hall staan als een schoenpoetser, die om een baantje komt vragen." Rosemary gaf de dienstbode bevel om het meisje binnen te laten. Ze stond op, want de deur werd Juist ge opend. Ruth Marlowe kwam binnen. Door de uitputting en de emoties der laatste dagen was Ruth verbazend bleek geworden. Onder haar oogen lagen kringen. Ze viel ook hier op door haar buitengewone zelfbeheersching. „Ik moet u eigenlük mün verontschuldiging aanbieden, dat ik zoo laat kom begon ze. „Ik kom uit naam van Miss Parkton Ze is werkelük doodziek door het bericht van Newnham's gevangenneming en tot niets meer in staat." „Verwachtte zü die dan niet?" vroeg Egerton. Ruth wendde zich tot hem. „Ik geloof het niet. Zü dacht dat het vol doende zou zün om enkele woorden te spre ken en zoo zün alibi te bewijzen. Zoolang dit niet noodzakelijk werd, was zü besloten niets te zeggen. Ze wilde niet, dat hü bü het geval betrokken zou worden en ik geloof werkelük, dat zü er in al haar onschuld niet aan dacht. dat zün naam van het eerste oogenblik af op de lippen der politie heeft gezweefd." „Indien u zegt, dat zü zün alibi kan bewijzen, moet ik daaruit opmaken dat Miss Parkton haar oorspronkelijke verklaringen heeft her roepen?" „Natuurlük. Ik geloof niet, dat een nuchter denkend mensch daarover verwonderd zal zün- Nu ik echter in alle vertrouwen geloof, dat zü de waarheid heeft gesnroken, sta?» Je politie daar uiterst sceptisch tegenover. Zoover ik de zaak kan beoordeelen, kan men mr. Newnham alleen vrü krijgen door eerst den daadwerke- lüken moordenaar op te sporen." „Dat is de taak van de politie," merkte Ro semary nuchter op. „Ja maar, die wil er niets van hoofen. Die zou onmiddellük antwoorden, dat het onnoodig was naar twee misdadigers tegelijk te zoeken. Die steken natuurlük geen vinger uit, voordat heel het verhoor met Newnham beëindigd is en de gevangene op vrije voeten gesteld. Maar als er niet heel vlug andere handen aan het werk geslagen worden, met betere resultaten, vrees ik zeer, dat invrüheidstelling voor mr. Newn ham een schoone droom zal worden." „En wat verwacht Miss Parkton nu van ons? Hoe kunnen wü haar van dienst zün" wenschte 3gerton te weten. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7