Een huis voor 1500 menschen Md mbal wn den da$ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND KWIEK EN VIEF GROOTSTE FLA T-GEBOUW VAN EUROPA EEN GLORIEDAG VOOR KATHOLIEK BELGIË DE REGEN De lafaard j Het Geheim van het open Raam WOENSDAG 27 JUNI 1934 Voor den bouw werden vijf mil- lioen baksteenen gebruikt, ter wijl 114 mijlen electrische kabels zijn aangelegd Engelsche tuïn-steden Optocht van vijftigduizend katho lieke meisjes in de straten van Brussel T en toonstellingen Venetië in Treffende plechtigheid in het Jubelpark Een nieuw museum Arezzo te Dieren in gevangen schap Interessante proefnemingen VJ>7 Priesterfeest kardinaal Hayes AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Het grootste flat-gebouw van Europa is thans zoo goed als gereed. Het is in een half jaar tijds verrezen aan de Hammersmithroad. in Zuid-Londen, en de Londenaars weten niet of zij er trotsch op moeten zijn dan wel dat zij er om moeten huilen. Het gebouw bevat 360 woningen. Self-con tained. Hoe zegt men dit in 't Nederlandsch? „Vrij" beteekent, geloof ik, niet hetzelfde, en ik heb zoo'n angstig vermoeden dat men ten onzent maar gemakshalve het Engelsche of anders het Fransche, Duitsche. Russische of Lapland- sche woord gebruikt. Wij spreken toch ook van „flats", terwijl wij zoo'n mooi Hollandsch woord hadden.... étage! Enfin, 360 self-contained flats. Voor 1500 menschen! In één huis! Geweldig, interessant al wat gij wilt, zoo lang wij er zelf maar niet behoeven te wonen. Er is misschien niets interessants, en zeker niets geweldigs, in de duizenden en duizenden cottages-met-tuin, die Londen als een mjjlen- breede gordel omringen, en die zoowel voor arbeiders als voor den kleinen burgerstand en de middenklassen gebouwd worden. Toch is Londen steeds en terecht trotsch geweest op die cottages, op die onpretentieuze, maar frissche en gezonden tuinsteden, en het liet continentalen metropolen gaarne het pleizier van geweldige woningblokken, met balkons die, met bloemen versierd, als meesterstukken van moderne gezondheidsbouwerij verheerlijkt wer den, maar waarin de Londenaar niets anders kon ontwaren dan de cache-misère van men schen, die geen tuinen hadden. „Gij kunt niet bouwen", zei onlangs een Weensch architect die Londen bezocht. „Gij hebt geen balkons." „Wij hebben tuinen", werd hem geantwoord. „Gij zoudt met evenveel recht een visch kun nen verwijten dat hij niet zwemmen kan om dat hij geen armen en beenen heeft." Duizend arbeiders hebben aan de kazerne gewerkt, en werken er nog aan, want het in wendige is nog niet voltooid. De kosten bedra gen ongeveer 340.000, hetgeen niet minder, maar waarschijnlijk iets meer is dan het bou wen van 360 cottages, elk met een garage, kost. Maar de huren zijn veel hooger, en voor zijn geld krijgt men oneindig veel minder. Een groot aantal der „self-contained" flats bestaat uit 1 zit-slaapkamer, en kost 90 per jaar. Voor de overige flats, welker grootte varieert van 2 tot 4 kamers (met keuken enz.) moet per jaar van 100 tot 260 betaald worden. Op dezen grondslag maken de ondernemers een rente van minstens 12 procent, behalve natuurlijk in de eerste twee jaren als nog een deel der woningen onverhuurd is. Een cottage van vijf kamers, badkamei en keuken kost, met tuin en garage, in een der voorsteden ongeveer 120 per jaar! Maar flaar de bevolking van Londen snel toeneemt, zijn er steeds ontelbare woningzoekenden die blij zijn wanneer ze, bij gebrek aan beter en goedkooper, een „self-contained" flat mogen huren. Maar zij kunnen in ieder geval troost putten uit de wetenschap dat: het huis, waarin zij het voorrecht hebben te wonen, dertig lifts bevat; 5.000.000 baksteenen bij den bouw gebruikt zijn; 114 mijlen electrische kabels zijn aangelegd; 30.000 kubieke voet gestampt graniet uit Cornwall aangewend zijn voor ik weet niet precies wat; zooveel duizend ton staal, zooveel duizend glasruiten, zooveel omgehakte wouden aan ven sterkozijnen en lambrizeeringen. Kortom: ze kunnen zich erop beroemen dat ze niet zoozeer wonen in een huis als wel in een statistischen tabel. In aansluiting met de „Biennale" zullen dezen zomer te Venetië nog verschillende an dere tentoonstellingen en congressen plaats vinden, o.a. van 728 Juli, een theatercongres, ter gelegenheid waarvan gala-voorstellingen van werken van Shakespeare en Goldoni zul len worden gegeven. Den lsten Augustus wordt de Cinematografische tentoonstelling geopend, waar de meest moderne creaties van de voor naamste Europeesche en Amerikaansche cine asten en filmmaatschappijen zullen worden ge toond. Tenslotte vermeldt het programma van 616 September een internationaal muziek festival. (Van onzen correspondent) Brussel, 24 Juni Een groote gebeurtenis, een glanspunt in het leven der Belgische Katholieken was heden het schitterend geslaagde Congres der Katho lieke Vrouwelijke Jeugd van België. Het was de eerste maal dat dit congres plaats vond. In lange rijen zag men van af den vroegen morgen door de straten der stad honderden meisjes, zoowel arbeidsters als boerinnetjes, studenten en burgermeisjes zich naar het Ju belpark begeven. Allen marscheerden in blauwe of witte uniformen achter een vlag. Veertig extra-treinen en honderden auto-cars hadden de deelnemers uit alle oorden van België, zoo wel uit Wallonië, als Vlaanderen aangevoerd. Te half elf werd in het Jubelpark een plech tige Mis in open lucht gecelebreerd. Een prach tig altaar omringd door vier zuilen en met rood floers omhangen, was tegen een der groote hallen opgesteld. Even voor half elf arriveerde de auto van het Hof met de vertegenwoordigster van Ko ningin Astrid, mevrouw Gravin du Roy de Blicquy. Bloemen werden aan de hooge be zoekster aangeboden. Enkele minuten later za gen we Z. E. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen verschijnen, vergezeld van Hunne Excellenties de Bisschoppen van België: Mgr Heylen (Namén), Mgr. Lamiroy (Brugge), Mgr. Rasneur (Doornik), Mgr Coppieters (Gent;. Voorts waren aanwezig Mgr. Micara, pauselijke nuntius; Mgr. Luytgaerens, leider van den Bel gischen Boerenbond; Mgr. Meyers, wijbisschop van den Kardinaal van Westminster; de zeer- eerw. directeur van de Graal met vijf afge vaardigden; afgevaardigden van de K. J. V. en V. K. A. J., Mgr. Kiens, aalmoezenier der Vrou welijke Jeugd, te Dusseldorf; de Ministers Sap en Van Hacher; de gouverneur der provincie Limburg; de gewezen minister Crochaert; af gevaardigden van Fransche en Luxemburgsche Vrouwenvereenigingen, enz. Het gansche plein achter de groote bogen van het Jubelpark was gevuld met duizenden meisjes in blauwe, witte en groene uniformen, terwijl boven die enorme menigte henderden vlaggen vroolijk in den morgenwind wapper den. Het plein zelf was versierd met wimpels met de Belgische en pauselijke kleuren. Het was een eenig en verrukkelijk schouw spel. Tijdens de pontificale Hoogmis werden de Gregoriaansche zangen uitgevoerd door de aanwezigen zelf, onder leiding vanDomKreps, van de abdij van den Cesarsberg te Leuven. Na de H. Mis werden alle vlaggen omhoog geheven, waarna ze door Kardinaal VanRoey werden gewijd. 't Was in het blakend zonnelicht een be- tooverend schouwspel. Onmiddellijk na de H. Mis werd een optocht gehouden van al de deelnemende groepen. In de Wetstraat, voor het klooster van Berlay- mont, was een verhoog opgesteld, waar de Bisschoppen en de andere autoriteiten hadden plaats genomen. Gedurende twee uren défileerden onophou dend immer nieuwe groepen, terwijl godsdien stige liedeien werden gezongen. Om 3 uur waren allen weer in de groote hal len van net Jubelpark bijeen, waar de feest- vergadering plaats had. Na het gebed nam de Z. E. H. Van Bossuvt, algemeen bestuurder der Jeugdverbonden liet woord om de aanwezigen te verwelkomen. Spreker begroette daarmee de afgevaardig den uit Nederland; „de Graal" uit Haarlem: de K. A. J. uit Maastricht en K. J. V. uit het Bisdom Breda; verder de afgevaardigden uit Frankrijk, Luxemburg, Engeland en Polen. Ten slotte werden de meisjes toegesproken door Z. Em. Kardinaal van Roey, die een gloedvolle rede hield. Spr. dankte God voor deze machtige betooging, waarbij de vertegen woordigsters van de reeds 80.000 leden der jeugdorganisaties hun vastep wil zijn komen uitdrukken alle middelen te gebruiken om het Rijk van Christus in ons land te herstellen. Na deze toespraak weerklonk als slot de triomfkreet, die het wachtwoord der Belgische Katholieke Jeugd is geworden: Christus vin- cit! Christus regnat! Christus imperat! Chris tus overwint! Christus regeert! Christus heerscht Zoo eindigde deze merkwaardige verheugende dag. Volgens schatting waren ongeveer 50.000 leden der Katholieke Vrouwenvereenigingen te Brussel aanwezig. nnniimiiMiiMimi Wanneer de grond Van droogte scheurt En bosch en hei Gaan schroeien Als op het veld De voorraadschuur Van droogte niet Kan groeien, Dan is de drop Der eerste bui l Als een briljant Van waarde, Zelfs als het giet En hoost en plenst l En klettert op De aarde! I Al loopt men ook Sportief m shirt i Met witte broek En schoentjes, I Al coquetteert Men aan het strand i In shantung of Katoentjes, Al vraagt men in Vacantietijd Om zonnegloed En baden, Al zit men tn Een duur hotel f Met kellners vol Pommade, Wanneer het land Door vuur vergaat f Dan is en blijft De regen, Ook als hij wat Onstuimig komt, Voor iederéén I Een zegen! I MARTIN BERDEN 5 (Nadruk verboden) üi!iiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi,mil|„£ Nabij Arezzo in de Noord-Oostelijke Apen nijnen is een interessant nieuw museum ge opend, hetwelk geheel gewijd is aan de in deze streek gevonden overblijfselen van de Etrus- kisch-Romeinsche stad Sestinum. Gedurende het Romeinsche Keizerrijk kwam deze stad tot grooten bloei, en ook in de eerste eeuwen van onze jaartelling was Sestinum een aanzienlijke stad. Vele zijn dan ook de overblijfselen van Romeinsche en Christelijke beschaving, welke hier aan het licht zijn gekomen. In het museum bevindt zich thans o.a. een groot aantal beeld houwwerken, welke naar men heeft kunnen vaststellen, afkomstig zijn van 't Forum te Sesti num, o.a. de portretten van de Keizers Anto- nius Pius, Marcus Aurelius, Septimus Severus en Trebonianus Gallus. Voorts vindt men er tallooze gebruiksvoorwerpen, voornamelijk da teerend uit de vierde eeuw. Tot de belangrijk ste vondsten, welke men hier heeft onderge bracht, behoort ongetwijfeld een kalksteenen architraaf, waarin, naar het blijkt, oorspron kelijk een voorstelling van een heidenschen eere- dienst was uitgehouwen. Dit relief is later blijk baar voor zoover mogelijk, vervaagd en vervan gen door een afbeelding van Christelijke mar telaren. Proefnemingen in den dierentuin van Moskou genomen, hebben bewezen, aldus meldt het agentschap TASS, dat bij dieren wien de mo gelijkheid ontnomen wordt in vrijheid te vlie gen, te springen en zich te bewegen, de inwen dige organen niet tot volle ontwikkeling ge raken. In den dierentuin waren in kleine ruimten van 40 bij 50 c.M. hazen, boschhazen, zang vogels e.a-, opgekweekt. Zij schenen zich nor maal te ontwikkelen, maar toen men hen vrij liet, maakten zij eenige sprongen en stierven aan hartverlamming. Een korhaan, die werd grootgebracht in een kooi van 50 bij 70 cM. ontwikkelde zich veel sneller dan een andere, die in een groote vo lière was geplaatst. Toen men de eerste kor haan echter bij den anderen in de volière plaat ste, viel hij reeds na een paar vleugelslagen op den rug neer en bleef dood liggen. Hetzelfde geschiede met een nachtegaal. is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw spreekt hij in 75.000 gezinnen, waar hij steeds een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50 ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 ct. per regel. Ik zat in den nachttrein van Edinburg naar Londen. Tegenover me zat ecu Kleine smalle man van ongeveer vijf en twintig, Z'n toilet maakte hem tot een weinig begeer lijken reisgezel. Hij had geen hoed op, z'n jas was gescheurd, z'n boord zat los. Ik zei niets, maar hij gaf antwoord op de vraag van m'n oogen. „Ik weet wel dat ik er raar uitzie, maar ik ben een gewoon mensch; bang hoeft u voor mij niet te zijn. want ik ben een lafaard." „Een lafaard?" vroeg ik. „Hoe zoo?" Toen vertelde hij me zijn verhaal: „Ik heb altijd vermoed dat ik een lafaard was, maar ik wou 't nooit toegeven, zelfs niet tegenover me zelf. Onder m'n eigen lui, stu denten, schrijvers en artisten,sloeg ik geen kwaad figuur. Vier jaar geleden ben ik met glans gepromoveerd. Een beroep heb ik niet. Mijn vader heeft me fortuin nagelaten. Ik heb wiskunde en geschiedenis gestudeerd. Ik had een vriend die in 't leger wilde en die kort voor z'n examen ziek werd. Ik hielp hem met wiskunde en haalde hem er door. Hij wilde me z'n dankbaarheid toonen en vroeg me op Dothingboy-Hall, drie mijl van 't station waar ik ingestapt ben. Ik voelde me daar een kat in een vreemd pakhuis, een boekenworm tusschen groote ge spierde kerels. Ze meenden 't niet slecht met me, dat is waar. Niemand wordt graag voor een slappeling aangezien, vooral niet door de da mes. Ze maakten me zenuwachtigof liever gezegd: één dame. Wat de rest dacht, kon me niet schelen, en zoo maakte ik me juist bespot telijk. Ze namen me er zoo'n beetje tusschen. Gisteren zetten ze mij op een kreng van een paard. Ik liet alleen merken dat ik niet rijden kon, niet dat ik bang was. Maar ik ben nader hand ziek geweest van angst, positief ziek. 's Avonds vroegen ze, of ik niet danste. Ze gingen naar een bal. Ik zei maar, dat ik niet dansen kon. Toen grinnikte er iemand en vroeg wat ik dan wèl kon? Ik zweeg, beschaamd. Maar vanavond heb ik ontdekt, dat ik laf ben Een van de meisjes bleef ook thuis, miss Dormer. Ze had haar enkel verstuikt. Dat was het meisje waar ik me iets van aantrok. Ik wist natuurlijk, dat ik geen kans had. dus liet ik niets merken. Ze was heel aardig en zong zelfs voor mij. Ik zei dat ik moe was, en vroeg naar bed ging. Ze keek verwonderd. „Ik denk, dat ik opblijf tot ze thuis komen," zei ze. „Tenminste als ik 't niet te vervelend vind alleen." En ze keek me door haar wim pers heen, aan. De bekoring was sterk, maar als ik gebleven was, had ik me alleen maar be lachelijk gemaakt. Ik ging naar bed en zij bleef op. Het duurde niet lang of ik viel in slaap. Ik werd ergens wakker van. Ik dacht, dat 't een gil was, een gil van een vrouw. Ik dacht, dat zij t kon zijn. Ik trok m'n kamerjas aan en liep de gang in. Van de gang scheen flauw licht naar boven. Ik sloop er heen en keek over de leuning. En toen voer me een huivering van schrik door de leden. In de hall stond miss Dormer bij de groote klok als een marmeren beeld, met de handen achter den rug, 't hoofd achterover en den mond half open. Kapitein Mackwirt stond onder aan de trap, met z'n rug naar de treden 't Is een kolossale kerel en daarbij lenig en vlug. Hij hield een revolver op haar gericht. „Dus, ik geef je een kwartier tijd om te be slissen," zei hij, „dus tot 2 uur, als we niet voor dien tijd gestoord worden. Dan beslis ik als je niet hebt toegestemd. Ik zal je niet mis sen, Florence." Ik was bang, dat hij me kon hooren huiveren. „Genade!" riep ze met een fluisterstem, „medelijden!" „Stil!" beval hij. „Ik ben nog zoo jong," smeekte ze, „ik wil nog niet sterven; ik.... wil niet." De klank van haar stem prikkelde mij. Ik besloot te gaan; ik wilde haar redden, 't Was negen minuten vóór twee. Ik moest een wapen vinden. Als hij me hoorde en omkeek, zou ze tenminste kunnen vluchten. Ze was even vlug als hij. Ik keek rond en zag een paar golfstok- ken in een hoek staan. Ik nam er een en trok m'n pantoffels uit. Haar stem scheen me naar haar toe te treken en de angst trok me terug. Als ik geen lafaard was, had ik naar haar toe moeten rennen. Ik telde de treden: Vier en twintig. „Nog 5 minuten," hoorde ik Mackwirt zeg gen, „en dan, de dood." „Dood! Ik ging één trede af. „Dood!" her haalde zij en ik kwam drie treden verder. Ze gaf een zachten snikTwintig! Negentien! „Heb je nog iets te zeggen?" vroeg hij. Onder dekking van z'n stem deed ik nog een stap Zoo sukkelde ik voort, aarzelend, tot de tiende trede. „Om 's hemels wil," zei ze. „Je hebt toch vroeger van me gehouden." „Stilte," zei hij. „Nog één minuut!" Ze sloeg de handen uit, keek op en zag me. Acht treden. Ze schreeuwde en wees en hij keek naar me om. Ik hief den golfstok hoog op en holde naar hem toe. Dit ééne oogenblik was ik geen lafaard. „Loop weg!" riep ik haar toe. „Loop!" Maar ze sprong tusschen hem en mij in en stak de hand uit, als om me het slaan te ver bieden. ,,'t Is maar comedie!" riep ze. „We repe- teeren een stukje!" Eerst geloofde ik haar niet, maar toen ik haar aankeek, zag ik, dat 't waar was. „Je weet toch, dat we morgen een tooneel- avond hebben," zei ze, „en je hebt gehoord, dat hij Florence zei, en ik heet toch Gerry." Ik liet den golfstok vallen, en opeens lachte, ze, schaterde het uit. Een nevel verrees voor m'n oogen, ik wankelde en viel flauw. Toen ik bij kwam, lag ik op bed. Ze hadden me daar neergelegd en alleen gelaten. De deur stond open; ik hoorde beneden lachen; onder andere haar lach en de zijne. De anderen wa ren terug en ze zaten natuurlijk te vertellen van mijn bespottelijken aanval en m'n flauw vallen. Ik besloot weg te loopen; ik stond op, sloop de trap af en een zijdeur uit. Ik herinnerde me dezen trein, ik ben recht door gerend, door de heggen en over de slooten heen. En hier zit ik nu. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin milium immuhi" Ze was stil. Zeer stil. Maar ik schreeuwde het bijna uit. Wat moest ik doen? Wat kon ik doen? Als ik naar beneden ging, schoot hij me óók neer. Ik begreep, dat ik er dat op hoor de te wagen, maar ik kon me eenvoudig niet bewégen. „U bent geen lafaard," zei ik, toen hij had uitgesproken. „U bent op uw manier dapper.... U hebt alleen uw moed voor een te zware taak gesteld, en toen te hard doorgedraafd. Er moet eerst kracht en handigheid zijn, dan doet de moed de rest. U zou best paard durven rijden als u 't geleerd had. U zou niet zoo bang zijn voor een revolver; als u kon schieten, bent van de trap naar beneden gekomen. Ik ben blij, dat ik u ontmoet heb. Kom eens bij me aan, als u weer in de stad komt." Hij ging zich wasschen. Ik borstelde hem wat af en leende hem een pet. Toen we aankwa men, keek hjj heel opgewekt. De trein stond stil en toen we wilden uitstappen, liep een kruier langs de wagons en riep: „Een telegram voor mijnheer Wickman!" Dat was mijn reis gezel. De inhoud luidde: „We hebben 't niet ver teld en zullen 't niet doen. Zeg, dat je telegram kreeg: tante ziek. Bewonderen beiden je kra nige intentie. G. wil je zeggen haar lachen zui vere zenuwachtigheid is. Verwachten je morgen terug, Mackwirt." „Je ziet," zei ik. „De uitspraak van een der kranigste mannen van Engeland is in uw voor deel." De kleine man knikte zwijgend. Den volgenden keer dat ik hem zag, het was op 'een tuinfeest was hij met haar. Hij stelde me voor. Het was een mooi meisje, ge zond van lichaam en van geest. Hij had haar klaarblijkelijk al verteld van ons gesprek. „Mijnheer Wickman is de laatste 14 dagen op Dothingboy-hall geweest," zei ze met een verheugd lachje; „ik heb hem leeren paard rijden en schieten, en nu zijn we verloofd." Bij onzen terugtocht, welke op het water stroomafwaarts ging, hadden we het ongeluk dat de mast van onze boot tijdens de snelle vaart in eenige afhangende boomtakken bleef haken en omsloeg, waarbij we allen in het water terecht kwamen. Gelukkig zonk het scheepje niet, doch wel liep het vol water. Het was een eenigszins onaangename positie waarin we ons bevonden. Daarbij kwam dat het snel donker begon te worden, zóó snel, dat we, voordat we het wis ten, den oever niet meer konden zien. Het was een lastig parket waar we ons in bevonden. De boot was vol water. We beraadslaagden wat ons thans te doen stond Mevrouw Schippers, die heel rustig deed, stelde voor om te trach ten langs de takken der boomen den oever te bereikön. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik opende den stoet, als men tenminste van een stoet kan spreken in dit geval, dan volgde Oom Sidney, de heer Schippers, terwijl diens echtgenoote het laatst kwam. Op een gegeven moment stonden echter de boomen te ver uit elkaar dan dat we die via de takken konden overbruggen. Ten einde raad lieten we ons tenslotte in het water glij den om zwemmend het doel te bereiken, het geen ons uiteindelijk na zware inspanning ge lukte. Geheel uitgeput belandden we eindelijk op den oever. Toen we wat op ons verhaal gekomen waren, wilden we natuurlijk eerst onze kleeren dro gen. Dit was echter niet eenvoudig, daar de lucifers die we bij ons hadden, geheel door weekt waren. Terwijl we stonden te beraad slagen wat er gedaan kon worden, hoerden we in onze nabijheid gekraak van takken. Wat zou dat zijn? Mijnheer Schippers fluisterde dat het mogelijk wel roofdieren konden we zen. In het donker schuifelden we naar een der dikste mangoboomen. waar we onze wa pens gereed hielden in afwachting van eenmo- gelijken overval van mensch of dier. Z. Em. Kardinaal Hayes, Aartsbisschap van New-York, heeft 20 Juni j.l. zijn 50-jarig pries terfeest onder een onbeschrijfelijken toevloed van allerlei adressen en huldebetooningen gevierd, w.o. vooral de tegenwoordigheid van niet min der dan 50.000 kinderen op zijn gouden jubileum K, Mis, de schriftelijke gelukwenschen van twee presidenten der Ver. Staten en een eigenhandig schrijven van Z. H. den Paus, waarin Deze hem prijst voor „zijnen grooten ijver en buitengewo ne energie voor den bloqi van de Kerk," meer dan gewone vermelding verdienen 2000 officieren manschappen der Amer. Marine, die in parade-marsch voor z. Em. marcheerden, ter wijl hij op de trappen van St. Patrick's Kathe draal te New-York hun bijzondere hulde als Bisschop-aalmoezenier van alle Roomsch Ka tholieken der Amerikaansche landmacht en vloot in ontvangst mocht nemen, een post, waartoe hij door Z. H. den Paus bij het uitbre ken van den wereldoorlog was benoemd. A 7/— I op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofhfïf} bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werkendoor f "7Cfl bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f IOC oij AllG QOOntie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OfJUV»~ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f tyl/»- doodelijken afloop# een voet of een oog duim of wijsvinger verlies van een r/J bij een breuk van f Afl bij verlies van 'n t/l/.~been of arm# Tl/«* anderen vinger 60 (Korte Inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Asscher gaat door voor een ver. woed verzamelaar van kostbare boeken. In Merlin St. Hugh, waar hü op zijn oul- ten woont, leeft hl1 zeer afgezonderd mst zijn nichtje Paula Parkston. die in het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector. Arthur Newnham Dooi een handlangster komt Asscher in het be zit van een kostbaar werk. dat uit de bi bliotheek van Burgoyne is gestolen. As scher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door Bur goyne en den letterkundige Eggerton in een luguber hotelletle te Parijs wordt As scher dan vermoord. Omtrent den dader tast men in het duister Waarschijnlijk is Asscher reeds in den trein vermoord en ln zijn boekenkoffer. door iemand die zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver voerd. Het Justitieel onderzoek wordt ge leid door den detective Lestrange) „Ik weet eigenlijk niet, waar ik moet be ginnen," zei Paula op een smartelijk wan- hopigen toon. „Ik weet niet, wat u precies Seet." „In ons belang, dat wil zeggen in het belang van hen, die de waarheid wenschen te weten of te weten doen komen, lijkt het mij het beste, <an het standpunt uit te gaan dat we alle maal niets weten. Wij hebben natuurlijk de krant gelezen, maar ik hoorde van Miss Mar lowe, dat u daar wellicht iets aan toe te voegen had. Indien u nu begint bij het begin, dat wil zeggen," voegde hij er haastig aan toe, om te voorkomen dat zij ook maar een oogen blik zou vermoeden, dat hij nieuwsgierig was naar heel den roman van haar leven, „vanaf den tijd dat Newnham komt opdagen, dan zul- ïen wij er niet ver naast tasten." „Ik zag hem voor het eerst, nu vijf jaar geleden, toen mijn voogd hem aannam als particulier secretaris. Wij woonden teen in Londen. Mijn vader was ongeveer een jaar geleden gestorven. Tante Honoria, je kent tante Honoria toch nog wel?" vroeg ze met een smeekenden blik naar Rosemary, maar die schudde ontkennend het hoofd. „Zij was toen zooveel als mijn meter. Ze was verbazend rijk, maar ze kreeg het in haar hoofd, om haar gevallen zusters weer op te heffen Dat nam al haar tijd in beslag en daarom probeerde zij mij onder voogdij te krijgen van Sir Hctor. Het valt niet mee," ging ze verder, en haar stem kreeg nu even wat gloed, „om jullie duidelijk te maken, hoe dat allemaal in zn werk is gegaan, als je niet precies weet wat voor type tante Honoria was." „Maar dat weten we toch al,viel Egerton haar onverwachts in de rede. „Dat heb je ons juist verteld." „O!' Paula schrok ineens op. „Zij wilde dus een soort moederheil stichten voor die gevallen meisjes en daar zelf ook gaan wonen. Maar ze hield er rare principes op na. Een van die principes was, dat je een nichtje, een kind van je bloedeiger zuster, niet alleen on de wereld kon laten staan. Alsof er geen enkele kostschool geweest was, waar ik mijn opvoeding had kunnen voltooien. Hoe het ook zij, ze wilde met alle geweld een beschermer voor me hebben, want ik kon onmogelijk in de stichting komen wonen, vond ze. Toen zocht ze naar iemand anders en ongelukkig genoeg viel haar oog op Ascher. Ik was toen veertien en hij had zich sinds dertig jaar verdiept in de boeken en zich herhaaldelijk aan bedróg schuldig gemaakt. Ik vond het natuurlijk verschrikkelijk bij hem, maar ik stond voor het alternatiefde eenzaam heid van Merlin St. Hugh met zijn mooie bibliotheek of het ondraaglijk gezelschap van tante Honoria. Toen Arthur kwam, was ik bijna reeds besloten, om den moed op te geven. Ik weet nog niet, wat ik in mijn wanhoop gedaan zou hebben. Allerlei dwaze plannen speelden door mijn hoofd. Het was duidelijk, dat Sir Hector het op mijn geld gemund had, of liever op de erfenis van tante Honoria. Toen kwam Newnham dus en alles veranderde Sir Hector was voor mij een streng, een hardvochtig voogd en een gewetenloos mensch voor anderen. Hij bleef mij als een stout kind behandelen en aan eiken omgang met de buitenwereld ont trekken. Ik leefde als in een verlaten slot Ik had het goed en werd met rust gelaten. Dat waren de j verschrikkelijke garanties van mijn bestaan en zoo zou ik nog minstens vijf jaren moeten voortleven, voordat ik me wettelijk aan zijn dwingelandij zou kunnen onttrekken. Zes maan den nadat Hector het huis op Merlin St. Hugh had gebouwd, verhuisden wij daar heen. Tot nog toe was Arthur voor mij niets anders ge weest dan de sprookjesprins, die de prinses in haar gelatenheid kwam troosten. Ik zou iederen jongeman en zelfs iederen ouderen man met dezelfde vriendelijkheid hebben ontvangen. Hij, van zijn kant, betuigde mij niets dan een zuivere Vriendschap, die ik eveneens van elk normaal mensch zou hebben mogen vragen. Toen wij echter zoowat een jaar op het Museum waren, begon er verandering in onze verhou ding te komen. Ook hij zag dat in en stelde voor om weg te gaan. Ik kon de gedachte aan dat leege huis met zijn barschen cioier niet verdragen. Hij scheen altijd zoo in zijn boeken verdiept, dat ik meende, dat hem nog niets was opgevallen. Op een avond, twee dagen voor dat hij stierf, bracht Arthur een snoer topazen mee, ais een cadeautje voor mijn verjaardag. Mijn voogd zag die en wist waar ze vandaan kwamen. O, ik dacht dat hij gek werd en even later gaf hij Arthur op staanden voet ontsiag. Ik wist teen nog niet, dat hij ons had laten nagaan. Hij bediende zich van de meest laaghartige spionnen." Ze keek even naar Egerton, die met een klein bronsje op zijn schrijftafel zat te spelen. Het scheen hem niet in het minst te verwonderen of te interesseeren zelfs, dat zij aan den jongen Newnham de voorkeur had gegeven boven den ouden Ascher. Toch vond hij haar naieve verwondering en klacht over het gedrag van haar voogd wel wat kinder lijk. „Dienzelfden avond nog," ging zij haastig verder, „vertelde hij mij, dat hij er genoeg van had. Eerst voegde hij mij de grootste beledigin gen toe. Zoozeer voelde ik mij gekrenkt, dat ik op dat oogenblik tot alles in staat geweest zou zijn. Toen besloot ik van zijn reis naar Frankrijk gebruik te maken om te vluchten en mij ergens te verstoppen. Ik wilde hem in ieder geval nooit meer onder de oogen komen. Terwijl ik 's middags rustig mijn plannen zat te maken, kwam Arthur ineens opda gen. Hij wist niets van het uitstel der reis af, en meende, dat Sir Hector in Frankrijk zat. Hij vroeg mij, met hem mee te gaan en ik was onmiddellijk bereid. Na alles wat ei gebeurd was, wilde ik geen oogenblik lan ger meer in dat huis blijven." Terloops zij even opgemerkt dat niemand, noch Newnham zelf. noch Rosemary, noch Ruth Marlowe, ooit ont dekt hebben wat voor dreigementen Hector Ascher had uitgedacht om den tegenstand van zijn pleegdochter te breken. Paula zelf sprak èr ook nooit over, toen het mysterie van den moord eenmaal was opgelost, maar ze zal het evenmin vergeten hebben hoe haar voogd haar en Arthur in het verderf dreigde te storten door een listig door hem geënscèneerd schandaal. Ze begroef het gelaat in haar handen alsof zij de ver schrikkingen van dat onderhoud opnieuw ondervond, en even later liet ze haar handen langs haar lichaam vallen, alsof in die laatste vlammende woorden al haar leefkracht was opgebruikt. Dit onbewust gebaar had het effect en het trage pathos van een zucht, die spon taan uit een beklemd hart opstijgt. Na een oogenblik van drukkende, gespannen stilte, ging ze met doffe stem verder. Ze deed een omstandig relaas van Newnham's plannen met de treinen en van ae plotselinge komst van de bezoekster. Newnham's verdwij ning, haar angst, dat hü ten slotte toch niet in den trein zou zitten, zijn komst in haar coupé en de waarschuwing, die zij hem op Victoria had gegeven. Terwijl ze sprak, keek ze telkens zenuw achtig naar Egerton, maar deze zag haar niet aan. Hü had net zoo goed een wiskunde- vraagstuk kunnen zitten bestudeeren, dat maar niet wilde uitkomen. Een beetje teleurgesteld door die schijnbare onverschilligheid, maakte Paula vlug een einde aan haar verhaal. Egerton knikte zwijgend. Hij twijfelde geen oogenblik aan de waarheid van haar verklarin gen. Het was alles te eenvoudig cm verzonnen te zijn. „Onze eerste moeilijkheid," merkte hij op, „zit hierin, dat wij moeten zien te bewijzen, dat Newnham werkelijk den trein van 10.1 van Chancelbury heeft genomen. Indien hij daar werkelijk om tien uur was, kan hij onmogelijk in het vliegtuig hebben gezeten, dat van Frank rijk kwam. Daar wij zeer waarschijnlijk dit alibi niet kunnen bewijzen (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9