Een huis voor 1500 menschen
Md mbal wn den da$
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
KWIEK EN VIEF
GROOTSTE FLA T-GEBOUW
VAN EUROPA
EEN GLORIEDAG VOOR
KATHOLIEK BELGIË
DE REGEN
De lafaard j
Het Geheim van
het open Raam
WOENSDAG 27 JUNI 1934
Voor den bouw werden vijf mil-
lioen baksteenen gebruikt, ter
wijl 114 mijlen electrische
kabels zijn aangelegd
Engelsche tuïn-steden
Optocht van vijftigduizend katho
lieke meisjes in de straten
van Brussel
T en toonstellingen
Venetië
in
Treffende plechtigheid
in het Jubelpark
Een nieuw museum
Arezzo
te
Dieren in gevangen
schap
Interessante proefnemingen
VJ>7
Priesterfeest kardinaal Hayes
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Het grootste flat-gebouw van Europa is
thans zoo goed als gereed. Het is in
een half jaar tijds verrezen aan de
Hammersmithroad. in Zuid-Londen, en de
Londenaars weten niet of zij er trotsch op
moeten zijn dan wel dat zij er om moeten
huilen.
Het gebouw bevat 360 woningen. Self-con
tained.
Hoe zegt men dit in 't Nederlandsch? „Vrij"
beteekent, geloof ik, niet hetzelfde, en ik heb
zoo'n angstig vermoeden dat men ten onzent
maar gemakshalve het Engelsche of anders
het Fransche, Duitsche. Russische of Lapland-
sche woord gebruikt. Wij spreken toch ook van
„flats", terwijl wij zoo'n mooi Hollandsch
woord hadden.... étage!
Enfin, 360 self-contained flats. Voor 1500
menschen! In één huis!
Geweldig, interessant al wat gij wilt, zoo
lang wij er zelf maar niet behoeven te wonen.
Er is misschien niets interessants, en zeker
niets geweldigs, in de duizenden en duizenden
cottages-met-tuin, die Londen als een mjjlen-
breede gordel omringen, en die zoowel voor
arbeiders als voor den kleinen burgerstand en
de middenklassen gebouwd worden. Toch is
Londen steeds en terecht trotsch geweest
op die cottages, op die onpretentieuze, maar
frissche en gezonden tuinsteden, en het liet
continentalen metropolen gaarne het pleizier
van geweldige woningblokken, met balkons die,
met bloemen versierd, als meesterstukken van
moderne gezondheidsbouwerij verheerlijkt wer
den, maar waarin de Londenaar niets anders
kon ontwaren dan de cache-misère van men
schen, die geen tuinen hadden.
„Gij kunt niet bouwen", zei onlangs een
Weensch architect die Londen bezocht. „Gij
hebt geen balkons."
„Wij hebben tuinen", werd hem geantwoord.
„Gij zoudt met evenveel recht een visch kun
nen verwijten dat hij niet zwemmen kan om
dat hij geen armen en beenen heeft."
Duizend arbeiders hebben aan de kazerne
gewerkt, en werken er nog aan, want het in
wendige is nog niet voltooid. De kosten bedra
gen ongeveer 340.000, hetgeen niet minder,
maar waarschijnlijk iets meer is dan het bou
wen van 360 cottages, elk met een garage, kost.
Maar de huren zijn veel hooger, en voor zijn
geld krijgt men oneindig veel minder. Een
groot aantal der „self-contained" flats bestaat
uit 1 zit-slaapkamer, en kost 90 per jaar.
Voor de overige flats, welker grootte varieert
van 2 tot 4 kamers (met keuken enz.) moet per
jaar van 100 tot 260 betaald worden.
Op dezen grondslag maken de ondernemers
een rente van minstens 12 procent, behalve
natuurlijk in de eerste twee jaren als nog een
deel der woningen onverhuurd is.
Een cottage van vijf kamers, badkamei en
keuken kost, met tuin en garage, in een der
voorsteden ongeveer 120 per jaar! Maar
flaar de bevolking van Londen snel toeneemt,
zijn er steeds ontelbare woningzoekenden die
blij zijn wanneer ze, bij gebrek aan beter en
goedkooper, een „self-contained" flat mogen
huren.
Maar zij kunnen in ieder geval troost putten
uit de wetenschap dat:
het huis, waarin zij het voorrecht hebben te
wonen, dertig lifts bevat;
5.000.000 baksteenen bij den bouw gebruikt
zijn;
114 mijlen electrische kabels zijn aangelegd;
30.000 kubieke voet gestampt graniet uit
Cornwall aangewend zijn voor ik weet niet
precies wat;
zooveel duizend ton staal, zooveel duizend
glasruiten, zooveel omgehakte wouden aan ven
sterkozijnen en lambrizeeringen.
Kortom: ze kunnen zich erop beroemen dat
ze niet zoozeer wonen in een huis als wel in
een statistischen tabel.
In aansluiting met de „Biennale" zullen
dezen zomer te Venetië nog verschillende an
dere tentoonstellingen en congressen plaats
vinden, o.a. van 728 Juli, een theatercongres,
ter gelegenheid waarvan gala-voorstellingen
van werken van Shakespeare en Goldoni zul
len worden gegeven. Den lsten Augustus wordt
de Cinematografische tentoonstelling geopend,
waar de meest moderne creaties van de voor
naamste Europeesche en Amerikaansche cine
asten en filmmaatschappijen zullen worden ge
toond. Tenslotte vermeldt het programma van
616 September een internationaal muziek
festival.
(Van onzen correspondent)
Brussel, 24 Juni
Een groote gebeurtenis, een glanspunt in
het leven der Belgische Katholieken was heden
het schitterend geslaagde Congres der Katho
lieke Vrouwelijke Jeugd van België.
Het was de eerste maal dat dit congres
plaats vond.
In lange rijen zag men van af den vroegen
morgen door de straten der stad honderden
meisjes, zoowel arbeidsters als boerinnetjes,
studenten en burgermeisjes zich naar het Ju
belpark begeven. Allen marscheerden in blauwe
of witte uniformen achter een vlag. Veertig
extra-treinen en honderden auto-cars hadden
de deelnemers uit alle oorden van België, zoo
wel uit Wallonië, als Vlaanderen aangevoerd.
Te half elf werd in het Jubelpark een plech
tige Mis in open lucht gecelebreerd. Een prach
tig altaar omringd door vier zuilen en met
rood floers omhangen, was tegen een der
groote hallen opgesteld.
Even voor half elf arriveerde de auto van
het Hof met de vertegenwoordigster van Ko
ningin Astrid, mevrouw Gravin du Roy de
Blicquy. Bloemen werden aan de hooge be
zoekster aangeboden. Enkele minuten later za
gen we Z. E. den Kardinaal-Aartsbisschop van
Mechelen verschijnen, vergezeld van Hunne
Excellenties de Bisschoppen van België: Mgr
Heylen (Namén), Mgr. Lamiroy (Brugge), Mgr.
Rasneur (Doornik), Mgr Coppieters (Gent;.
Voorts waren aanwezig Mgr. Micara, pauselijke
nuntius; Mgr. Luytgaerens, leider van den Bel
gischen Boerenbond; Mgr. Meyers, wijbisschop
van den Kardinaal van Westminster; de zeer-
eerw. directeur van de Graal met vijf afge
vaardigden; afgevaardigden van de K. J. V. en
V. K. A. J., Mgr. Kiens, aalmoezenier der Vrou
welijke Jeugd, te Dusseldorf; de Ministers Sap
en Van Hacher; de gouverneur der provincie
Limburg; de gewezen minister Crochaert; af
gevaardigden van Fransche en Luxemburgsche
Vrouwenvereenigingen, enz.
Het gansche plein achter de groote bogen
van het Jubelpark was gevuld met duizenden
meisjes in blauwe, witte en groene uniformen,
terwijl boven die enorme menigte henderden
vlaggen vroolijk in den morgenwind wapper
den.
Het plein zelf was versierd met wimpels
met de Belgische en pauselijke kleuren.
Het was een eenig en verrukkelijk schouw
spel.
Tijdens de pontificale Hoogmis werden de
Gregoriaansche zangen uitgevoerd door de
aanwezigen zelf, onder leiding vanDomKreps,
van de abdij van den Cesarsberg te Leuven.
Na de H. Mis werden alle vlaggen omhoog
geheven, waarna ze door Kardinaal VanRoey
werden gewijd.
't Was in het blakend zonnelicht een be-
tooverend schouwspel.
Onmiddellijk na de H. Mis werd een optocht
gehouden van al de deelnemende groepen. In
de Wetstraat, voor het klooster van Berlay-
mont, was een verhoog opgesteld, waar de
Bisschoppen en de andere autoriteiten hadden
plaats genomen.
Gedurende twee uren défileerden onophou
dend immer nieuwe groepen, terwijl godsdien
stige liedeien werden gezongen.
Om 3 uur waren allen weer in de groote hal
len van net Jubelpark bijeen, waar de feest-
vergadering plaats had.
Na het gebed nam de Z. E. H. Van Bossuvt,
algemeen bestuurder der Jeugdverbonden liet
woord om de aanwezigen te verwelkomen.
Spreker begroette daarmee de afgevaardig
den uit Nederland; „de Graal" uit Haarlem:
de K. A. J. uit Maastricht en K. J. V. uit
het Bisdom Breda; verder de afgevaardigden
uit Frankrijk, Luxemburg, Engeland en Polen.
Ten slotte werden de meisjes toegesproken
door Z. Em. Kardinaal van Roey, die een
gloedvolle rede hield. Spr. dankte God voor
deze machtige betooging, waarbij de vertegen
woordigsters van de reeds 80.000 leden der
jeugdorganisaties hun vastep wil zijn komen
uitdrukken alle middelen te gebruiken om het
Rijk van Christus in ons land te herstellen.
Na deze toespraak weerklonk als slot de
triomfkreet, die het wachtwoord der Belgische
Katholieke Jeugd is geworden: Christus vin-
cit! Christus regnat! Christus imperat! Chris
tus overwint! Christus regeert! Christus
heerscht
Zoo eindigde deze merkwaardige verheugende
dag. Volgens schatting waren ongeveer 50.000
leden der Katholieke Vrouwenvereenigingen te
Brussel aanwezig.
nnniimiiMiiMimi
Wanneer de grond
Van droogte scheurt
En bosch en hei
Gaan schroeien
Als op het veld
De voorraadschuur
Van droogte niet
Kan groeien,
Dan is de drop
Der eerste bui l
Als een briljant
Van waarde,
Zelfs als het giet
En hoost en plenst l
En klettert op
De aarde! I
Al loopt men ook
Sportief m shirt i
Met witte broek
En schoentjes, I
Al coquetteert
Men aan het strand i
In shantung of
Katoentjes,
Al vraagt men in
Vacantietijd
Om zonnegloed
En baden,
Al zit men tn
Een duur hotel f
Met kellners vol
Pommade,
Wanneer het land
Door vuur vergaat f
Dan is en blijft
De regen,
Ook als hij wat
Onstuimig komt,
Voor iederéén
I Een zegen!
I MARTIN BERDEN
5 (Nadruk verboden)
üi!iiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi,mil|„£
Nabij Arezzo in de Noord-Oostelijke Apen
nijnen is een interessant nieuw museum ge
opend, hetwelk geheel gewijd is aan de in deze
streek gevonden overblijfselen van de Etrus-
kisch-Romeinsche stad Sestinum. Gedurende
het Romeinsche Keizerrijk kwam deze stad tot
grooten bloei, en ook in de eerste eeuwen van
onze jaartelling was Sestinum een aanzienlijke
stad. Vele zijn dan ook de overblijfselen van
Romeinsche en Christelijke beschaving, welke
hier aan het licht zijn gekomen. In het museum
bevindt zich thans o.a. een groot aantal beeld
houwwerken, welke naar men heeft kunnen
vaststellen, afkomstig zijn van 't Forum te Sesti
num, o.a. de portretten van de Keizers Anto-
nius Pius, Marcus Aurelius, Septimus Severus
en Trebonianus Gallus. Voorts vindt men er
tallooze gebruiksvoorwerpen, voornamelijk da
teerend uit de vierde eeuw. Tot de belangrijk
ste vondsten, welke men hier heeft onderge
bracht, behoort ongetwijfeld een kalksteenen
architraaf, waarin, naar het blijkt, oorspron
kelijk een voorstelling van een heidenschen eere-
dienst was uitgehouwen. Dit relief is later blijk
baar voor zoover mogelijk, vervaagd en vervan
gen door een afbeelding van Christelijke mar
telaren.
Proefnemingen in den dierentuin van Moskou
genomen, hebben bewezen, aldus meldt het
agentschap TASS, dat bij dieren wien de mo
gelijkheid ontnomen wordt in vrijheid te vlie
gen, te springen en zich te bewegen, de inwen
dige organen niet tot volle ontwikkeling ge
raken.
In den dierentuin waren in kleine ruimten
van 40 bij 50 c.M. hazen, boschhazen, zang
vogels e.a-, opgekweekt. Zij schenen zich nor
maal te ontwikkelen, maar toen men hen vrij
liet, maakten zij eenige sprongen en stierven
aan hartverlamming.
Een korhaan, die werd grootgebracht in een
kooi van 50 bij 70 cM. ontwikkelde zich veel
sneller dan een andere, die in een groote vo
lière was geplaatst. Toen men de eerste kor
haan echter bij den anderen in de volière plaat
ste, viel hij reeds na een paar vleugelslagen op
den rug neer en bleef dood liggen. Hetzelfde
geschiede met een nachtegaal.
is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw
spreekt hij in 75.000 gezinnen, waar hij steeds
een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per
regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden)
10 ct. per regel.
Ik zat in den nachttrein van Edinburg naar
Londen. Tegenover me zat ecu Kleine
smalle man van ongeveer vijf en twintig,
Z'n toilet maakte hem tot een weinig begeer
lijken reisgezel. Hij had geen hoed op, z'n jas
was gescheurd, z'n boord zat los. Ik zei niets,
maar hij gaf antwoord op de vraag van m'n
oogen.
„Ik weet wel dat ik er raar uitzie, maar ik
ben een gewoon mensch; bang hoeft u voor
mij niet te zijn. want ik ben een lafaard."
„Een lafaard?" vroeg ik. „Hoe zoo?"
Toen vertelde hij me zijn verhaal:
„Ik heb altijd vermoed dat ik een lafaard
was, maar ik wou 't nooit toegeven, zelfs niet
tegenover me zelf. Onder m'n eigen lui, stu
denten, schrijvers en artisten,sloeg ik geen
kwaad figuur. Vier jaar geleden ben ik met
glans gepromoveerd. Een beroep heb ik niet.
Mijn vader heeft me fortuin nagelaten. Ik heb
wiskunde en geschiedenis gestudeerd. Ik had
een vriend die in 't leger wilde en die kort
voor z'n examen ziek werd. Ik hielp hem met
wiskunde en haalde hem er door. Hij wilde me
z'n dankbaarheid toonen en vroeg me op
Dothingboy-Hall, drie mijl van 't station waar
ik ingestapt ben.
Ik voelde me daar een kat in een vreemd
pakhuis, een boekenworm tusschen groote ge
spierde kerels. Ze meenden 't niet slecht met
me, dat is waar. Niemand wordt graag voor een
slappeling aangezien, vooral niet door de da
mes. Ze maakten me zenuwachtigof liever
gezegd: één dame. Wat de rest dacht, kon me
niet schelen, en zoo maakte ik me juist bespot
telijk. Ze namen me er zoo'n beetje tusschen.
Gisteren zetten ze mij op een kreng van een
paard. Ik liet alleen merken dat ik niet rijden
kon, niet dat ik bang was. Maar ik ben nader
hand ziek geweest van angst, positief ziek.
's Avonds vroegen ze, of ik niet danste. Ze
gingen naar een bal. Ik zei maar, dat ik niet
dansen kon. Toen grinnikte er iemand en vroeg
wat ik dan wèl kon? Ik zweeg, beschaamd.
Maar vanavond heb ik ontdekt, dat ik laf ben
Een van de meisjes bleef ook thuis, miss
Dormer. Ze had haar enkel verstuikt. Dat was
het meisje waar ik me iets van aantrok. Ik
wist natuurlijk, dat ik geen kans had. dus liet
ik niets merken. Ze was heel aardig en zong
zelfs voor mij. Ik zei dat ik moe was, en vroeg
naar bed ging. Ze keek verwonderd.
„Ik denk, dat ik opblijf tot ze thuis komen,"
zei ze. „Tenminste als ik 't niet te vervelend
vind alleen." En ze keek me door haar wim
pers heen, aan. De bekoring was sterk, maar
als ik gebleven was, had ik me alleen maar be
lachelijk gemaakt. Ik ging naar bed en zij
bleef op.
Het duurde niet lang of ik viel in slaap. Ik
werd ergens wakker van. Ik dacht, dat 't een
gil was, een gil van een vrouw. Ik dacht, dat zij
t kon zijn. Ik trok m'n kamerjas aan en liep
de gang in. Van de gang scheen flauw licht
naar boven. Ik sloop er heen en keek over de
leuning. En toen voer me een huivering van
schrik door de leden.
In de hall stond miss Dormer bij de groote
klok als een marmeren beeld, met de handen
achter den rug, 't hoofd achterover en den
mond half open. Kapitein Mackwirt stond
onder aan de trap, met z'n rug naar de treden
't Is een kolossale kerel en daarbij lenig en
vlug. Hij hield een revolver op haar gericht.
„Dus, ik geef je een kwartier tijd om te be
slissen," zei hij, „dus tot 2 uur, als we niet
voor dien tijd gestoord worden. Dan beslis ik
als je niet hebt toegestemd. Ik zal je niet mis
sen, Florence."
Ik was bang, dat hij me kon hooren huiveren.
„Genade!" riep ze met een fluisterstem,
„medelijden!"
„Stil!" beval hij.
„Ik ben nog zoo jong," smeekte ze, „ik wil
nog niet sterven; ik.... wil niet."
De klank van haar stem prikkelde mij. Ik
besloot te gaan; ik wilde haar redden, 't Was
negen minuten vóór twee. Ik moest een wapen
vinden. Als hij me hoorde en omkeek, zou ze
tenminste kunnen vluchten. Ze was even vlug
als hij. Ik keek rond en zag een paar golfstok-
ken in een hoek staan. Ik nam er een en trok
m'n pantoffels uit. Haar stem scheen me naar
haar toe te treken en de angst trok me terug.
Als ik geen lafaard was, had ik naar haar toe
moeten rennen. Ik telde de treden: Vier en
twintig.
„Nog 5 minuten," hoorde ik Mackwirt zeg
gen, „en dan, de dood."
„Dood! Ik ging één trede af. „Dood!" her
haalde zij en ik kwam drie treden verder. Ze
gaf een zachten snikTwintig! Negentien!
„Heb je nog iets te zeggen?" vroeg hij. Onder
dekking van z'n stem deed ik nog een stap
Zoo sukkelde ik voort, aarzelend, tot de tiende
trede.
„Om 's hemels wil," zei ze. „Je hebt toch
vroeger van me gehouden."
„Stilte," zei hij. „Nog één minuut!"
Ze sloeg de handen uit, keek op en zag me.
Acht treden. Ze
schreeuwde en
wees en hij keek
naar me om. Ik
hief den golfstok
hoog op en holde
naar hem toe. Dit
ééne oogenblik
was ik geen lafaard.
„Loop weg!" riep ik haar toe. „Loop!"
Maar ze sprong tusschen hem en mij in en
stak de hand uit, als om me het slaan te ver
bieden.
,,'t Is maar comedie!" riep ze. „We repe-
teeren een stukje!"
Eerst geloofde ik haar niet, maar toen ik
haar aankeek, zag ik, dat 't waar was.
„Je weet toch, dat we morgen een tooneel-
avond hebben," zei ze, „en je hebt gehoord,
dat hij Florence zei, en ik heet toch Gerry."
Ik liet den golfstok vallen, en opeens lachte,
ze, schaterde het uit. Een nevel verrees voor
m'n oogen, ik wankelde en viel flauw.
Toen ik bij kwam, lag ik op bed. Ze hadden
me daar neergelegd en alleen gelaten. De deur
stond open; ik hoorde beneden lachen; onder
andere haar lach en de zijne. De anderen wa
ren terug en ze zaten natuurlijk te vertellen
van mijn bespottelijken aanval en m'n flauw
vallen.
Ik besloot weg te loopen; ik stond op, sloop
de trap af en een zijdeur uit.
Ik herinnerde me dezen trein, ik ben recht
door gerend, door de heggen en over de slooten
heen. En hier zit ik nu.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin milium immuhi"
Ze was stil. Zeer stil. Maar ik schreeuwde
het bijna uit. Wat moest ik doen? Wat kon
ik doen? Als ik naar beneden ging, schoot hij
me óók neer. Ik begreep, dat ik er dat op hoor
de te wagen, maar ik kon me eenvoudig niet
bewégen.
„U bent geen lafaard," zei ik, toen hij had
uitgesproken. „U bent op uw manier dapper....
U hebt alleen uw moed voor een te zware taak
gesteld, en toen te hard doorgedraafd. Er moet
eerst kracht en handigheid zijn, dan doet de
moed de rest. U zou best paard durven rijden
als u 't geleerd had. U zou niet zoo bang zijn
voor een revolver; als u kon schieten, bent
van de trap naar beneden gekomen. Ik ben blij,
dat ik u ontmoet heb. Kom eens bij me aan,
als u weer in de stad komt."
Hij ging zich wasschen. Ik borstelde hem wat
af en leende hem een pet. Toen we aankwa
men, keek hjj heel opgewekt. De trein stond
stil en toen we wilden uitstappen, liep een
kruier langs de wagons en riep: „Een telegram
voor mijnheer Wickman!" Dat was mijn reis
gezel.
De inhoud luidde: „We hebben 't niet ver
teld en zullen 't niet doen. Zeg, dat je telegram
kreeg: tante ziek. Bewonderen beiden je kra
nige intentie. G. wil je zeggen haar lachen zui
vere zenuwachtigheid is. Verwachten je morgen
terug, Mackwirt."
„Je ziet," zei ik. „De uitspraak van een der
kranigste mannen van Engeland is in uw voor
deel."
De kleine man knikte zwijgend.
Den volgenden keer dat ik hem zag, het
was op 'een tuinfeest was hij met haar. Hij
stelde me voor. Het was een mooi meisje, ge
zond van lichaam en van geest. Hij had haar
klaarblijkelijk al verteld van ons gesprek.
„Mijnheer Wickman is de laatste 14 dagen
op Dothingboy-hall geweest," zei ze met een
verheugd lachje; „ik heb hem leeren paard
rijden en schieten, en nu zijn we verloofd."
Bij onzen terugtocht, welke op het water
stroomafwaarts ging, hadden we het ongeluk
dat de mast van onze boot tijdens de snelle
vaart in eenige afhangende boomtakken bleef
haken en omsloeg, waarbij we allen in het
water terecht kwamen. Gelukkig zonk het
scheepje niet, doch wel liep het vol water. Het
was een eenigszins onaangename positie waarin
we ons bevonden.
Daarbij kwam dat het snel donker begon te
worden, zóó snel, dat we, voordat we het wis
ten, den oever niet meer konden zien. Het was
een lastig parket waar we ons in bevonden. De
boot was vol water. We beraadslaagden wat
ons thans te doen stond Mevrouw Schippers,
die heel rustig deed, stelde voor om te trach
ten langs de takken der boomen den oever te
bereikön.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik opende den stoet,
als men tenminste van een stoet kan spreken
in dit geval, dan volgde Oom Sidney, de heer
Schippers, terwijl diens echtgenoote het laatst
kwam. Op een gegeven moment stonden echter
de boomen te ver uit elkaar dan dat we die
via de takken konden overbruggen. Ten einde
raad lieten we ons tenslotte in het water glij
den om zwemmend het doel te bereiken, het
geen ons uiteindelijk na zware inspanning ge
lukte. Geheel uitgeput belandden we eindelijk
op den oever.
Toen we wat op ons verhaal gekomen waren,
wilden we natuurlijk eerst onze kleeren dro
gen. Dit was echter niet eenvoudig, daar de
lucifers die we bij ons hadden, geheel door
weekt waren. Terwijl we stonden te beraad
slagen wat er gedaan kon worden, hoerden we
in onze nabijheid gekraak van takken. Wat
zou dat zijn? Mijnheer Schippers fluisterde
dat het mogelijk wel roofdieren konden we
zen. In het donker schuifelden we naar een
der dikste mangoboomen. waar we onze wa
pens gereed hielden in afwachting van eenmo-
gelijken overval van mensch of dier.
Z. Em. Kardinaal Hayes, Aartsbisschap van
New-York, heeft 20 Juni j.l. zijn 50-jarig pries
terfeest onder een onbeschrijfelijken toevloed van
allerlei adressen en huldebetooningen gevierd,
w.o. vooral de tegenwoordigheid van niet min
der dan 50.000 kinderen op zijn gouden jubileum
K, Mis, de schriftelijke gelukwenschen van twee
presidenten der Ver. Staten en een eigenhandig
schrijven van Z. H. den Paus, waarin Deze hem
prijst voor „zijnen grooten ijver en buitengewo
ne energie voor den bloqi van de Kerk," meer
dan gewone vermelding verdienen 2000 officieren
manschappen der Amer. Marine, die in
parade-marsch voor z. Em. marcheerden, ter
wijl hij op de trappen van St. Patrick's Kathe
draal te New-York hun bijzondere hulde als
Bisschop-aalmoezenier van alle Roomsch Ka
tholieken der Amerikaansche landmacht en
vloot in ontvangst mocht nemen, een post,
waartoe hij door Z. H. den Paus bij het uitbre
ken van den wereldoorlog was benoemd.
A 7/— I op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofhfïf} bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werkendoor f "7Cfl bij een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f IOC oij
AllG QOOntie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OfJUV»~ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f tyl/»- doodelijken afloop# een voet of een oog duim of wijsvinger
verlies van een
r/J bij een breuk van f Afl bij verlies van 'n
t/l/.~been of arm# Tl/«* anderen
vinger
60
(Korte Inhoud van het voorafgaande:
Sir Hector Asscher gaat door voor een ver.
woed verzamelaar van kostbare boeken.
In Merlin St. Hugh, waar hü op zijn oul-
ten woont, leeft hl1 zeer afgezonderd mst
zijn nichtje Paula Parkston. die in het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector. Arthur Newnham Dooi
een handlangster komt Asscher in het be
zit van een kostbaar werk. dat uit de bi
bliotheek van Burgoyne is gestolen. As
scher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoopen. nagereisd door Bur
goyne en den letterkundige Eggerton in
een luguber hotelletle te Parijs wordt As
scher dan vermoord. Omtrent den dader
tast men in het duister Waarschijnlijk
is Asscher reeds in den trein vermoord
en ln zijn boekenkoffer. door iemand die
zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver
voerd. Het Justitieel onderzoek wordt ge
leid door den detective Lestrange)
„Ik weet eigenlijk niet, waar ik moet be
ginnen," zei Paula op een smartelijk wan-
hopigen toon. „Ik weet niet, wat u precies
Seet."
„In ons belang, dat wil zeggen in het belang
van hen, die de waarheid wenschen te weten
of te weten doen komen, lijkt het mij het beste,
<an het standpunt uit te gaan dat we alle
maal niets weten. Wij hebben natuurlijk de
krant gelezen, maar ik hoorde van Miss Mar
lowe, dat u daar wellicht iets aan toe te
voegen had. Indien u nu begint bij het begin,
dat wil zeggen," voegde hij er haastig aan toe,
om te voorkomen dat zij ook maar een oogen
blik zou vermoeden, dat hij nieuwsgierig was
naar heel den roman van haar leven, „vanaf
den tijd dat Newnham komt opdagen, dan zul-
ïen wij er niet ver naast tasten."
„Ik zag hem voor het eerst, nu vijf jaar
geleden, toen mijn voogd hem aannam als
particulier secretaris. Wij woonden teen in
Londen. Mijn vader was ongeveer een jaar
geleden gestorven. Tante Honoria, je kent tante
Honoria toch nog wel?" vroeg ze met een
smeekenden blik naar Rosemary, maar die
schudde ontkennend het hoofd. „Zij was toen
zooveel als mijn meter. Ze was verbazend rijk,
maar ze kreeg het in haar hoofd, om haar
gevallen zusters weer op te heffen Dat nam
al haar tijd in beslag en daarom probeerde
zij mij onder voogdij te krijgen van Sir Hctor.
Het valt niet mee," ging ze verder, en haar
stem kreeg nu even wat gloed, „om jullie
duidelijk te maken, hoe dat allemaal in zn
werk is gegaan, als je niet precies weet wat
voor type tante Honoria was."
„Maar dat weten we toch al,viel Egerton
haar onverwachts in de rede. „Dat heb je ons
juist verteld."
„O!' Paula schrok ineens op. „Zij wilde dus
een soort moederheil stichten voor die gevallen
meisjes en daar zelf ook gaan wonen. Maar
ze hield er rare principes op na. Een van die
principes was, dat je een nichtje, een kind
van je bloedeiger zuster, niet alleen on de
wereld kon laten staan. Alsof er geen enkele
kostschool geweest was, waar ik mijn opvoeding
had kunnen voltooien. Hoe het ook zij, ze
wilde met alle geweld een beschermer voor me
hebben, want ik kon onmogelijk in de stichting
komen wonen, vond ze. Toen zocht ze naar
iemand anders en ongelukkig genoeg viel haar
oog op Ascher.
Ik was toen veertien en hij had zich sinds
dertig jaar verdiept in de boeken en zich
herhaaldelijk aan bedróg schuldig gemaakt.
Ik vond het natuurlijk verschrikkelijk bij hem,
maar ik stond voor het alternatiefde eenzaam
heid van Merlin St. Hugh met zijn mooie
bibliotheek of het ondraaglijk gezelschap van
tante Honoria. Toen Arthur kwam, was ik bijna
reeds besloten, om den moed op te geven. Ik weet
nog niet, wat ik in mijn wanhoop gedaan zou
hebben. Allerlei dwaze plannen speelden door
mijn hoofd. Het was duidelijk, dat Sir Hector
het op mijn geld gemund had, of liever op de
erfenis van tante Honoria. Toen kwam
Newnham dus en alles veranderde Sir Hector
was voor mij een streng, een hardvochtig
voogd en een gewetenloos mensch voor anderen.
Hij bleef mij als een stout kind behandelen en
aan eiken omgang met de buitenwereld ont
trekken.
Ik leefde als in een verlaten slot Ik had het
goed en werd met rust gelaten. Dat waren de j
verschrikkelijke garanties van mijn bestaan en
zoo zou ik nog minstens vijf jaren moeten
voortleven, voordat ik me wettelijk aan zijn
dwingelandij zou kunnen onttrekken. Zes maan
den nadat Hector het huis op Merlin St. Hugh
had gebouwd, verhuisden wij daar heen. Tot
nog toe was Arthur voor mij niets anders ge
weest dan de sprookjesprins, die de prinses in
haar gelatenheid kwam troosten. Ik zou
iederen jongeman en zelfs iederen ouderen man
met dezelfde vriendelijkheid hebben ontvangen.
Hij, van zijn kant, betuigde mij niets dan een
zuivere Vriendschap, die ik eveneens van elk
normaal mensch zou hebben mogen vragen.
Toen wij echter zoowat een jaar op het Museum
waren, begon er verandering in onze verhou
ding te komen. Ook hij zag dat in en stelde
voor om weg te gaan. Ik kon de gedachte aan
dat leege huis met zijn barschen cioier niet
verdragen. Hij scheen altijd zoo in zijn boeken
verdiept, dat ik meende, dat hem nog niets
was opgevallen.
Op een avond, twee dagen voor dat hij stierf,
bracht Arthur een snoer topazen mee, ais een
cadeautje voor mijn verjaardag. Mijn voogd
zag die en wist waar ze vandaan kwamen. O,
ik dacht dat hij gek werd en even later gaf
hij Arthur op staanden voet ontsiag. Ik wist
teen nog niet, dat hij ons had laten nagaan.
Hij bediende zich van de meest laaghartige
spionnen." Ze keek even naar Egerton, die met
een klein bronsje op zijn schrijftafel zat te
spelen. Het scheen hem niet in het minst te
verwonderen of te interesseeren zelfs, dat zij
aan den jongen Newnham de voorkeur had
gegeven boven den ouden Ascher. Toch vond
hij haar naieve verwondering en klacht over
het gedrag van haar voogd wel wat kinder
lijk.
„Dienzelfden avond nog," ging zij haastig
verder, „vertelde hij mij, dat hij er genoeg van
had. Eerst voegde hij mij de grootste beledigin
gen toe. Zoozeer voelde ik mij gekrenkt, dat ik
op dat oogenblik tot alles in staat geweest
zou zijn. Toen besloot ik van zijn reis naar
Frankrijk gebruik te maken om te vluchten en
mij ergens te verstoppen. Ik wilde hem in
ieder geval nooit meer onder de oogen komen.
Terwijl ik 's middags rustig mijn plannen
zat te maken, kwam Arthur ineens opda
gen. Hij wist niets van het uitstel der reis
af, en meende, dat Sir Hector in Frankrijk
zat. Hij vroeg mij, met hem mee te gaan en
ik was onmiddellijk bereid. Na alles wat ei
gebeurd was, wilde ik geen oogenblik lan
ger meer in dat huis blijven." Terloops zij even
opgemerkt dat niemand, noch Newnham zelf.
noch Rosemary, noch Ruth Marlowe, ooit ont
dekt hebben wat voor dreigementen Hector
Ascher had uitgedacht om den tegenstand van
zijn pleegdochter te breken.
Paula zelf sprak èr ook nooit over, toen
het mysterie van den moord eenmaal was
opgelost, maar ze zal het evenmin vergeten
hebben hoe haar voogd haar en Arthur in
het verderf dreigde te storten door een listig
door hem geënscèneerd schandaal. Ze begroef
het gelaat in haar handen alsof zij de ver
schrikkingen van dat onderhoud opnieuw
ondervond, en even later liet ze haar handen
langs haar lichaam vallen, alsof in die laatste
vlammende woorden al haar leefkracht was
opgebruikt. Dit onbewust gebaar had het effect
en het trage pathos van een zucht, die spon
taan uit een beklemd hart opstijgt. Na een
oogenblik van drukkende, gespannen stilte,
ging ze met doffe stem verder.
Ze deed een omstandig relaas van Newnham's
plannen met de treinen en van ae plotselinge
komst van de bezoekster. Newnham's verdwij
ning, haar angst, dat hü ten slotte toch niet
in den trein zou zitten, zijn komst in haar
coupé en de waarschuwing, die zij hem op
Victoria had gegeven.
Terwijl ze sprak, keek ze telkens zenuw
achtig naar Egerton, maar deze zag haar niet
aan. Hü had net zoo goed een wiskunde-
vraagstuk kunnen zitten bestudeeren, dat maar
niet wilde uitkomen. Een beetje teleurgesteld
door die schijnbare onverschilligheid, maakte
Paula vlug een einde aan haar verhaal.
Egerton knikte zwijgend. Hij twijfelde geen
oogenblik aan de waarheid van haar verklarin
gen. Het was alles te eenvoudig cm verzonnen
te zijn.
„Onze eerste moeilijkheid," merkte hij op,
„zit hierin, dat wij moeten zien te bewijzen,
dat Newnham werkelijk den trein van 10.1 van
Chancelbury heeft genomen. Indien hij daar
werkelijk om tien uur was, kan hij onmogelijk
in het vliegtuig hebben gezeten, dat van Frank
rijk kwam. Daar wij zeer waarschijnlijk dit
alibi niet kunnen bewijzen
(Wordt vervolgd)