Het Engelsche vorstenhuis KWIEK EN VIEF ZKet vetfiaal van den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Reuzentelescoop PRINS VAN WALES 40 JAAR Het Geheim van het open Raam MAANDAG 2 JULI 1934 Vertrouwen in den souverein de Bilt kreeg gelijk: Het vierde eeuwfeest van Canada Ongeluk bij het gieten van den wonderspiegel Bloedbruiloft in Turkije Teruggezonden menu GROOTE MOGELIJKHEDEN De Prins is niet alleen de eerste onderdaan van zijn vader maar ook diens eerste medewerker AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT De Prins van Wales heeft zijn veertigster. verjaardag gevierd. Er wordt in Engeland van koninklijke verjaardagen zelfs van dien van den souverein in het openbaar „weinig gemaakt", en het publiek, ofschoon vertrouwd met de leden van het Vorstenhuis, is van hun geboorte-data niet al te best op de hoogte. Maar nu voltooide de Prins zijn veertigste levensjaar, en ofschoon het feit slechts in „in- tiemen kring" gevierd werd, heeft het meer aandacht getrokken dan gewoonlijk wegens de nul. De bladen drukken hoofdartikelen af, waarin zij blijk geven van verknochtheid aan den erf genaam van den croon, en bovendien nog van iets anders, nJU van het besef dat deze prins thans een zeer volwassen man is die niet, ge lijk weinige jaren geleden nog geschiedde, in het openbaar gehuldigd kan worden als een charmante jongeman, wiens glimlachen het ge luk uitmaakte van het vrouwelijk Engeland van het schoolmeisje af tot het gerimpelde grootmoedertje toe. Het was niet zijn schuld dat tot diep in zijn vierde decennium een laffe volkspers, die haar oplage dankt aan de gunst van het minst-den kende deel der vrouwelijke bevolking, hem ad verteerde als een soort filmster, wiens portret de annonces van sigarettenfabrieken en cosme- tiek-toebereiders had kunnen verluchten. Maai de uitwerking van een dergelijk headline-by- zantisme (men herinnere zich den misselijken bijnaam „Prince Charming" toen de prins reeds een goed eind over de dertig was!) op het ern stiger deel der bevolking moest op den duur ongunstig zijn. Die nare onzin behoort thans tot het verle den, en op rijpen leeftijd geniet de prins van Wales thans de eenige populariteit, waarnaar hij ooit gestreefd heeft, nJ. niet die van den jongen, die hij geweest is, maar die van den Koning, die hy worden zal. Onder het Huis van Hannover, dat met Ko ningin Victoria een einde nam, gold het ais deloyaal jegens den regeerenden vorst indien men den prins van Wales prees. Maar de ver houdingen hebben sindsdien ingrijpende veran deringen ten goede ondergaan. De prins is niet alleen de „eerste onderdaan" van zijn vader, maar ook diens eerste medewerker. Koningin Victoria poogde haar erfgenaam (Edward VII) buiten by na alle staatszaken te houden; Edward zelf, die hieronder vaak zeer geleden had, hield zyn zoon, den tegenwoordigen Koning, even eens op den achtergrond. Onder George V daar entegen is niet alleen aan den prins van Wales, doch ook aan diens broeders, een belangrijk aandeel toegekend in de taak van de Kroon niet in de constitutioneele, doch in de re- de automobilist voelde duidelijk, dat het regen de. Maar een ander dacht, dat hij linksafwilde. Direct daarop werd zijn auto zoodoende zwaar beschadigd. Houdt Uw hand in bedwang: presentieve taak. En deze bestaat vooral uit „meeleven" met het volk; uit het geven van leiding en bezieling. De Koning is bemind. Hy wordt niet „ver afgood" gelijk eenmaal Edward VII, maar hij geniet de hartelijke, soliede volksliefde, die duurzaam is. Men kende hem slecht toen hy, bij den dood van zijn indrukwekkenden vader, de regeering aanvaardde. Hij was niet lang prins van Wales geweest en had bovendien eer ouderen broeder, den hertog van Clarence, ge had. Het volk moest aan hem wennen, nadat het door Edwardverwend geworden was. George V had niet dat onfeilbare savoir- faire", dat zun vader zulk een overwicht ver zekerde, niet alleen op de grooten, maar ook op de kleinen des lands. Er is voor een koning minder toe noodig eerbied in te boezemen aan zijn hertogelijken opperkamerheer dan aan den vischdrager van Billingsgate. Maar nog vóór in 1914 een oorlog alle gelede ren der natie om den persoon des konings ver- eenigde, lang vóór in 1918 gemeenschappelijk gevaar, gemeenschappelijke hoop en een ge meenschappelijke zegepraal vorst en volk on afscheidelijk aan elkaar verbonden hadden, schonk men den souverein dat vertrouwen, dat de grondslag is van de aanhankelijkheid der massa, en dat opgewekt was geworden door zijn rustige plichtsbetrachting, zyn democra tische waardigheid, en zyn steeds opnieuw bly- kend „meeleven". Het is dat meeleven, dat hy ten slotte niet meer alleen persoonlijk doet; hij heeft er als het ware een deel van overgedragen aan den prins van Wales. Het zijn niet meer de fa brieksmeisjes en grootmoedertjes die den prins toelachen; het zijn de v*erkloozen, de zeelieden, de mijnwerkers, die hem in hun midden zien. Het volk in zijn arbeid kent hem; het volk in zijn sport kent hem. De democratiseering, en hiermede de cementeering, van het koningschap, is door dezen prins vervolmaakt. Het volk hoopt hem nog lang als prins te mogen ken nen, maar op het oogenblik waarop hy den troon bestijgt, zal het volk, ofschoon treurend over den dood van een beproefd en bemind Koning, zich onder hem zoo veilig voelen alsof hij reeds lang Koning geweest was. Het weekblad van het Aartsbisdom Quebec publiceert de volgende mededeeling: „In hunne bijeenkomst van 15 Mei 1.1. hebben Z.Em. de Kardinaal en de Bisschoppen der Pro vincie Quebec besloten officieel deel te nemen aan de plechtigheden, die ter gelegenheid van het vierde eeuwfeest der ontdekking van Canada zullen gehouden worden. Ter herinnering aan 't feit, dat Jacques Cartier op 24 Juni 1534 een huis heeft opgericht in de Hitze-baai, hebben hunne Excellenties verordend, dat in alle Ker ken en Kapellen op Zondag 22 Juli een plechtig Te Deum zal gezongen worden uit dankbaarheid voor de invoering van het Katholieke geloof en zijn wonderbare verbreiding, gedurende de af- geloopen vier eeuwen. De Bisschoppen spreken vervolgens den wensch uit, dat een monument zal verrijzen op de plaats, waar Jacques Cartier is geland en noodigen ten slotte alle geloovigen uit om deel te nemen aan de nationale feeste lijkheden of ten minste God te danken voor de bescherming, die Hij de afgeloopen vier eeuwen aan de Kerk van Canada heeft verleend. is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw spreekt hy in 75.000 gezinnen, waar hij steeds een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50 ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden) 10 ct. per regel. De grootste telescoop, waarmee wij hier op aarde de sterren kunnen begluren, be vindt zich natuuriyk inAmerika. Het is de beroemde 2 'A -meter reflector in gebruik bij het Observatorium op den Mount- Wilson in Califomië. Tal van interessante ontdekkingen heeft de moderne sterrenkunde aan dezen reuzenteles coop te danken. Ik herinner hier alleen maar aan het wegyien van de spiraalnevels. Dit heeft de belangstelling der geleerden gevestigd op een groep van verschynselen, die plaats vin den juist aan de grenzen van het voor ons zichtbare gedeelte van het heelal. Geen wonder, dat het verlangen der astronomen uitging naar een instrument, dat in staat zou zijn deze gren zen weer een heel stuk verder in de diepten der wereldruimte te doen terugwijken. Zoo ontstond daar in de Nieuwe Wereld waar financieele bezwaren niet schijnen te bestaan hét plan tot de vervaardiging van een instru ment, dat het grootste bestaande belangrijk in afmetingen zou overtreffen. Mount-Wilson zou weer de eigenaar worden van dezen reus- achtigen telescoop. Het belangrykste onderdeel van deze soort instrumenten is een holle spiegel, welke de in vallende lichtstralen weerkaatst en in één punt samenbrengt. Terwyi deze spiegel by den reeds bestaanden kijker een doorsnee had van 2!4 meter (100 inch), zou de nieuwe een spie gel krijgen van 5 meter (200 inch). Het vervaardigen van zoo'n spiegel is een werk, waarbij men voor ongehoorde moeilijk heden komt te staan. In „Die Umschau" vin den wy daarover eenige bijzonderheden. Behalve de enorme afmetingen, is daar da- deiyk reeds het feit, dat hy de eerste is en dus eenig in zijn soort. Alle ervaring ontbreekt dus ten eenenmale. Reeds aan het materiaal zelf worden zeer hooge eischen gesteld. Het moet zoo weinig mogeiyk onderhevig zijn aan verandering tengevolge van temperatuurswis selingen. Daarom nam men voor den nieuwen spiegel boorsilicaat-glas, waarvan de uitzet tingscoëfficiënt slechts een vierde bedraagt van die van gewoon vensterglas. Met het oog op gewichtsbesparing besloot men den spiegel niet massief te maken, doch den achterkant te voorzien van een systeem van holle cellen met hooge glazen tusschenwanden zoodat deze er ongeveer zou uitzien als een laag uit een honigraat, als de dekseltjes van alle cellen afgenomen zijn. Zoo liep de stevigte geen gevaar en zou het gewicht teruggebracht worden tot de helft van het oorspronkeiyke. Toch zou de spiegel op deze wijze nog altyd de kleinigheid van 20 ton biyven wegen. Aan de Corning Glass Works, te Corning, New-York, werd opgedragen het werk uit te voeren. Het zou echter niet plaats hebben in haar eigen werkplaatsen, doch in het Califor nia Institute of Technology. Ten einde de noodige ervaring op te doen, werd eerst, louter voor proefdoeleinden een 2J4 meter- spiegel vervaardigd, volgens hetzelfde systeem, waarna men zou overgaan tot het vervaardi gen van den eigeniyken 5 meterspiegel. Reeds het gieten, het laten afkoelen en het slijpen van dezen proefspiegel was een werk van jaren. Tien volle dagen duurde het smelten van de benoodigde glasmassa van 20 ton. De tempera tuur was voortdurend 1560 gr. Daarna begon by een standvastige temperatuur van 982 gr. het gieten, waarbij met geweldige lepels de dikke, suikerstroopachtige glasmassa uit den smeltkroes geschept werd en in den gietvorm overgeschonken, daarna werd de temperatuur van den vorm tot 1215 gr. verhoogd. Eerst na eenigen tyd liet men ze langzaam afkoelen tot 650 gr. Nu begint het verdere afkoelen. Dit moet zeer geleidelijk geschieden, om spannin gen in de glasmassa te voorkomen. Daarom heeft het plaats in een koeloven, waarvan men de temperatuur in 10 maanden tijds tot die van de omgeving terugbrengt. Men kan zien voorstellen met welke moeiiykheden het over brengen van het gietstuk in zulk een warmen toestand naar den koeloven gepaard moet gaan. Vóórdat nu de afgekoelde spiegelplaat ver zonden wordt naar de shjperij, moet ze eerst, terwijl ze recht opstaat, met behulp van ge polariseerd licht onderzocht worden op giet fouten. Dit is een zeer angstig oogenblik, reeds het kleinste blaasje in het glas kan een ge vaar beteekenen. Dit is duidelijk, wanneer men bedenkt dat de holle spiegel als hij na het siypen gereed is, tot op 1/41.000 m.m. nauw keurig moet zijn! Ook het siypen vordert tal van voorzorgsmaat regelen, en geschiedt slechts zeer langzaam. Want de oppervlakte mag door het siypen niet warm worden. Dit zou later oneffenheden ver oorzaken. Eén een-en-veertigduizendste milli meter is niet veel! En toch is zulk een buiten gewone nauwkeurigheid noodzakelijk, wil er een scherp en zuiver spiegelbeeld ontstaan. En de nauwkeurigheid der weergave is nog van meer belang dan de sterke vergrooting. Geen wonder dus, dat het slijpen op deze wijze drie jaar duurt. Nu moet de oppervlakte voorzien worden van een spiegelende metaallaag. Tot op heden was gewoon zilver hiervoor algemeen in gebruik. Toch is dit lang niet het ideale metaal, want het kaatst van de ultra-violette stralen, die er op vallen, slechts een klein gedeelte terug. En dat, terwyi deze stralen in de sterrenspectra zoo belangrijk zijn. Daarom zal, op voorstel van dr. John Strong, van het Technologisch In stituut een aluminiumbedekking aangebracht worden. Deze kaatst 85 pet. van de ultra-violette stralen, terwijl de doffe laag aluminiumoxyde, die zich aan de lucht allicht zal vormen, met zeepwater gemakkelijk afgewasschen kan worden. 25 Maart j.l. had het gieten plaats, waarbij een ongeval heeft plaats gehad. Toen men den vorm volgegoten had, lieten enkele tappen in den bodem los en kwamen aan de oppervlakte van de gloeiend-vloeibare massa dryven. Men heeft onmiddeliyk getracht de stukken er uit op te visschen. Of er desondanks geen gebreken zullen overgebleven zyn, zal men pas volledig over drie jaar kunnen vaststellen. Voorloopig staat het gietstuk eenige maanden af te koelen en verkeert men in spanning over den afloop. Doch niet enkel de technici verkeeren in span ning, ook de astronomen popelen van ongeduld. Want de nieuwe telescoop zal de viervoudige lichtsterkte bezitten van den Sj/j-m.-spiegel en hy zal ten behoeve van de onderzoekingen over de spiraalnevels, en ook over de Marskanalen, ongetwijfeld zeer belangryke feiten aan 't licht kunnen brengen. HENRI VAN MANDELE Een trouwpartij op het platteland nabij Istanboel is aanleiding geworden tot een bloe dige vechtparty, waarby drie mannen werden gedood en twintig gewond. Een boerenjongen uit het dorp Sinanli nabij Adrianopel zou in het huweiyk treden met een meisje uit het naburige dorp Slrkikci. Het is gebruik dat de bezoekers by die gele genheid een som gelds betalen. De bewoners van Sirkikci vroegen 30 Turk- sche ponden, hetgeen de mannen van Sonanli te veel vonden. Hierover ontstond een compleet gevecht, waarbij revolvers, messen en dolken werden ge bruikt. Voordat de politie de orde kon herstellen waren drie mannen gedood en twintig gewond. Tüdens het gevecht was de bruid verdwenen. De jacht was vergeefsch geweest. Buiten adem en bezweet kwamen de mannen weer samen, gevolgd door de honden, die de ooren lieten hangen, als schaamden zij zich dat ze het goede spoor niet hadden ge vonden. Brigadier Ramoni, de aanvoerder, een Cor- sicaan, was woedend, dat hij, die bekend was om het succes van z'n drijfjachten, den gevluch- ten gevangene niet had kunnen vinden. „Pas vijf weken hier en nu al zóó slim," bromde hy. Maar hij zal z'n lot niet ontgaan. Ais hij niet sterft in de moerassen, zullen de krokodillen hem verslinden, of zal hy wel op een andere manier omkomen." De laatste groepen veroordeelden uit Frank rijk, met zware kettingen aaneengeketend, keer den van hun moeizame dagtaak terug in het kamp. In het oerwoud baande de vluchteling zich een weg door dicht struikgewas, dat hem han den en gelaat verwondde en snelde hij over dikke boomstronken, die hem menigmaal deden struikelen. Het zweet gutste hem langs het voorhoofd. Het was de man, die z'n bewaker den heeien dag om den tuin had weten te lei den en den honden het spoor bijster had doen worden. Eensklaps gleed hij uit, viel en bleef even liggen. Overal om hem heen was het voch tig en moerassig en stegen vergiftige dam pen op. Maar sterven wilde hij niet. Hij wilde leven! Ginds in de kleine kreek lag een boot. Als hij die kon bereiken, zonder dat de bewakers hem snapten, kon hy de zee overvaren, de vrijheid tegemoet. Het woord vrijheid alleen was al voldoende om den armen kerel z'n honger en dorst te doen vergeten. Verborgen tusschen hooge waterplanten, lag de kleine boot aan den oever, daar gebracht door iemand, die eenigen tijd geleden ontsnapt was. Twee roeiriemen en een kleine voorraad proviand was alles wat het vaartuig bevatte. Hiermee zou hij trachten een veilige haven te bereiken Aan den waterkant gekomen, verborg hy zich voorloopig nog tusschen de hooge planten. Eerst toen de schemering gedaald was, waagde de man het in de boot te stappen. Na eenigen tijd proefde hij den zouten smaak van het wa ter; de zee was niet ver meer. Dorst begon hem te kwellen. De kruik met drinkwater had hij al lang geledigd en ook z'n proviand was op. Het viel niet mee tegen de golven op te roeien, die al hooger en hooger opkuifden. Zou er storm op komst zijn? Dan was hy verloren Hy kon niet meer. Van afmatting viel hy in slaap. Toen de vluchteling eenige uren later de oogen weer opsloeg, voelde hij een branden de pijn in den hals. De zon stond hoog aan den hemel en in deze tropische streek was de zonnehitte verzengend. Nog altyd dobberde het bootje op de baren. Als er maar eens een schip voorbij voer Maar hy zag er geen, al spande hy z'n oogen nog zoo in. Wel trok een lichte streep rechts van de boot z'n aandacht. Het was het zog van een haai. Hij wist dat haaien hun prooi niet uit het oog verliezen en het juiste oogen blik afwachten. Langzaam maar zeker kreeg hy de overtui ging dat er iets onheilspellends zou gebeu ren. Donkere wolkenmassa's pakten zich sa men, de zee lag onbeweeglijk; de stilte werd bijna ondraaglijk. Uit de verte naderde een zacht gefluit. Het klonk steeds duidelijker. Eensklaps begon de zee te koken; huizenhooge golven kwamen aangerold. Daarna zag de man niets meer, z'n scheepje werd opgenomen, rond gedraaid en neergesmeten. Na eenigen tyd kwam hy weer tot bewust zijnHy lag tegen de helling van een heu vel, te midden van doode planten, visschen en andere zeedieren. Z'n lichaam was geheel be dekt met glibberig zeewier. De vloed had hem daar neergeworpen; een pijnlijke wond aan z'n been deed hem begrijpen dat het een harde smak moest geweest zijn. De ketting, die nog steeds aan z'n enkel vastzat, bracht hem spoe dig terug tot de werkelijkheid. Hij was een vluchteling op weg naar de vrijheid! Maar, ii t De vlucht naar Zuid-West-Afrika moest zonder tusschenlanding worden ondernomen, daar er geen vliegveld was en het gebied waar over we vlogen zich allesbehalve tot het maken van een landing leende. De tocht verliep zonder ongelukken en tegen dat de duisternis inviel landden wy veilig te Windhoek, vanwaar we een onderzoekings tocht in het binnenland zouden maken. Toen het vliegtuig veilig op den grond stond, kwamen er van alle kanten Hottentotten toe snellen. In het begin bleven ze op eerbiedigen afstand van de machine, maar toen ze zagen dat er niets gebeurde, kwamen ze geleidelijk dichter by. Oom Sidney sprak met eenige der menschen en het gelukte hem twee gidsen aap te werven, die ons in het binnenland zouden vergezellen. Alleen vond Oom Sidney het niet prettig, dat de Hottentotten hun vrees voor het vliegtuig overwonnen hadden en er nu allen zoo dicht omheen stonden. De brutaalsten onder hen zouden misschien in het toestel kruipen en er wellicht wat kunnen vernielen. Oom besprak met my den toestand en ik be dacht een plannetje. We gingen beiden in het vliegtuig. Oom zette de motoren aan die met een vervaarlijk lawaai begonnen te brommen. Ik pakte een geweer en schoot pardoes een haan die zich tusschen de menschen bevond dood. Dat hielp. Luid schreeuwend van angst stoven ze in alle richtingen weg. „Ziezoo" zei oom. Voorloopig zullen ze zich wel niet meer in de nabijheid laten zien. waar was hy nu te land gekomen? Zou hy al gesignaleerd zyn en waren de vervolgers hem al op 't spoor? Het landschap was hem totaal onbekend en nergens was eenig levend wezen te bespeuren. Hy was uitgeput van honger en vermoeienis. Daar zag hij een klapperboom. Op een steen sloeg hy de kokosnoten stuk, dronk gretig het koele sap en at van het vruchtvleesch. Eenigs- zins verkwikt, zocht hy een beschut plaatsje op, waar hy den nacht zou kunnen doorbren gen. Toen de sche- mering invliel, rein ^verkennen" j Het eiland der Diep in een groot I bosch zag hy een verschrikking dun rookvlam- metje opstijgen; .......„„„.„r daar waren dus levende wezens. Voorzichtig naderde hij en wachtte geduldig, tot hij iemand te voorschijn zag komen. Het duurde niet lang, of een groote negerin kwam uit een hut, ze raapte wat takken op en ver dween weer in haar verblijfplaats. De man zag een hangmat hangen tusschen twee boomen, vlak bij de woning der vrouw. Na eenigen tijd kwam de vrouw weer naar buiten en ging in de hangmat liggen. In haar hand hield ze iets waarvan ze telkens een stukje afhapte. Hij naderde de vrouw en begon: „Wees niet bang, ik zal je niets doen, maar geef me wat te eten." De vrouw verroerde zich niet. „Kom, begrijp je me niet? Ik heb honger." Zij begon te lachen en wees spottend naar hem. „Ha ha! Jy een bagnard bent, een gevluchte galeislaaf." „Geen praatjes. De storm heeft me hier aan land gespoeldWaar ben ik? Geef me maar eerst wat te eten." Z'n oogen schitterden als die van een wolf, maar z'n armen hingen slap langs z'n lichaam. Met gekruiste armen ging de vrouw voor hem staan en sprak weer tergend de smadelijke woorden: „Vluchteling, bagnard!" „Nu is het genoeg!" schreeuwde de man. Hy schudde de vrouw ruw heen en weer en riep haar toe: „Zorg dat ik wat te eten krijg!" Ze bracht hem wat brood en water. Toen de man weer wat op z'n verhaal geko men was, herhaalde hij z'n vraag: „Waar ben ik?" Als eenig antwoord lachte de negerin spot tend en in dien spot lag zoo iets afschuwelijks, dat de man angstig om zich heen keek en zich afvroeg of de vrouw hem misschien reeds ver raden had. Zou ze hem aan z'n vervolgers over leveren? Na een poos kwam de negerin uit de hut met een nap, gevuld met een heerlijken, ver- frisschenden drank. Met welbehagen dronk hy het vocht tot den laatsten droppel op. „Jy hier slapen vannacht," zei de negerin, en wees op de hangmat. „Waar ben ik toch?" „Jij eerst slapen gaan." De negerin ging haar hut binnen en de man viel van vermoeidheid spoedig in slaap. Den volgenden morgen bakte de vrouw ba nanen op een vuurtje, dat zij vlak bij de hut aangelegd had. Blijkbaar had ze hem niet ver raden. Toen de man met z'n ontbijt klaar was, vroeg hy de vrouw hem te zeggen waar hy zich bevond. „Beter niet weten," antwoordde zy. En ze voegde er by: „Jy hier blijven kunt." „Neen, ik moet weg. Ik wil een boot hebben." „Is niet boot hier," grinnikte de vrouw. „Dat wijf houdt me voor den mal," dacht de vluchteling; „ze zal mij verraden." In z'n angst greep hij haar by de keel. „Zal je me nu eindelijk zeggen waar ik ben?" beet hij haar toe, „spreek of ik worg je." De vrouw trachtte aan den greep te ontko men, maar de handen van den man sloten zich krachtiger om d'r hals. Toen beet ze hem toe, heesch van woede: „Ha! Jij in mijn hangmat gelegen. Jij ver giftigd, jij doodgaan!" En met een afschuwe lijken grijnslach liet ze hem haar handen zien, die bedekt waren met afschuwelijke wonden en zeere plekken.... De golven hadden den man op het eiland der melaatschen geworpen. Vol afschuw wendde de vluchteling zich van de lepra-lijdster af en liep met langzame schre den naar de kust. Brigadier Ramoni bleek wel gelijk gehad te hebben. By een inbraak te Londen werd een menu kaart van de laatste Derby gestolen, waarop de handteekeningen van den hertog van York en van Lord Derby voorkwamen. De dief heeft de kaart zorgvuldig ingepakt weer teruggezonden. De rest van den buit, zijnde tweehonderd pond, heeft hij echter behouden. worden U geboden door advertentie-reclame in de rubriek „Omroepers". Laat die U niet ont glippen. De prijs kan geen bezwaar zijn, want voor slechts 50 cent per regel komt Uw Zaken- Omroeper onder de aandacht van 75.000 ge zinnen. A 11*% °P dlt bIad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t Pt werkendoor f 7C/I bÜ een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f IOC oij verlies Alle QDOnne S ongev&llen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OlrUV»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen OU»m doodelijken afloop een voet of een oog# O» duim of w een f Cfl bi] een breuk van f A fï bij verlies van 'n wijsvinger# been of arm# TTl/«" anderen vinger 64. (Korte inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Asscher gaat door voor een ver woed verzamelaar van kostbare hoeken In Merlin St. Hugh, waar hy op zfin bui ten woont, leeft hil zeer afgezonderd mst zijn nichtje Paula Parkston die in het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector, Arthur Newnham Dooi een handlangster komt Asscher in het De- zit van een kostbaar werk. dat uit de bi bliotheek van Burgoyne ts gestolen. As scher reist naar Frankrflk om een aantaJ boeken te verkoopen. nagereisd door Bur goyne en den letterkundige Eggerton In een luguber hotelletje te Parijs wordt As scher dan vermoord. Omtrent den dadet tast men in het duister Waarschijnlijk is Asscher reeds in den trein vermoord en in zyn boekenkoffer. door lemaDd die zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver voerd. Het justitieel onderzoek wordt ge leid door den detective Lestrange) Hjj keek met gespannen aandacht naar den gevangene, maar ten slotte was hij overtuigd van Newnham's eerlijkheid, toen deze zeide: „Ik geef het op." „Dat is erg jammer. Tusschen twee haakjes, indien ik niet al te vrij ben, hoe komt het toch, dat je zoo'n vreeselijk litteeken op je vinger hebt?" „Dat? Dat is een splinter van een granaat. De dokter vertelde me nog, dat het maar een haar gescheeld had, of heel de vinger moest er af. Hij had dat ernstig overwogen." „Dat zullen wel meer menschen weten, hè? Het ziet er uit als een doodgewone brandwonde, vind je niet?" Newnham keek hem vragend aan en begreep niet waar hij heen wilde. „O ja, enkele vrienden en myn kameraden, maar ik heb er nooit erg veel aandacht aan geschonken. In het begin hinderde het me wel, omdat het verbazend pijn deed, maar alles went. Ik voel of zie het niet meer dat een van mijn vingers een beetje krom staat." „Nog iets. Heb je ooit om welke reden dan ook, voor een tooneelstukje of iets dergelijks een zwarten baard gekocht?" Newnham lachte. „Dan zou ik toch zeker geen zwarten baard gekocht hebben." Toen werd hij opeens somber. „Groote genade, staat de zaak er zoo voor?" „Op het oogenblik wel, ja." „Duser is toch nog eenige hoop?" „Ja, de zaken kunnen soms heel vlug een an deren keer nemen. Het is als met eb en vloed. Bij laag getij vind je soms dingen, welke de vloed verborgen hield en die toch het oprapen waard zijn." „Je mag er van denken wat je wilt", mom pelde hij bij zich zelf toen hij de gevangenis verliet, „maar erg rooskleurig ziet de toestand er niet uit. Newnham heeft gelijk. Heel de ge schiedenis met de hut is erg zwak en toch een leugenaar zou een heel wat steekhoudender uitvlucht hebben gevonden, alhoewel dat in dit geval niet gemakkelijk zou zijn, er zijn maar weinig plaatsen waar iemand een heelen nacht doorbrengen kan, zonder dat hij door iemand wordt herkend." Terwijl Egerton zijn best deed, om het een en ander te ontdekken dat hem zou helpen om Newnham's onvoldoende verhaal wat aanneme lijker te maken, was Beaumont naar Charles ton Row gegaan, niet zoozeer, omdat hij daar miss Ferris dacht te zullen vinden, dan wel om van haar hospita iets te vernemen over haar mogelijk verblijf. Charleston Row was een lange straat van verschrikkelijke havenlooze huisjes, die voor het grootste deel door even verschrik kelijke ouwe vrijsters werden bewoond, die daar elk hun kamertje hadden met een bedstee en- een waschtafel. De hospita van no. 39 Mrs. Pope, ontving Beaumont zonder eenig enthou siasme. Ze was doodziek, zei ze woedend, van al die agenten, die in volle uniform aan haar deur gekomen waren. Miss Ferris was vertrok ken, jawel, zonder adres achter te laten ze had alleen verteld dat ze minstens voor een paar maanden naar het buitenland zou gaan. „Nou ik dacht onmiddellijk bij me zelf, de tijden zijn toch wel veranderd, dat een eenvou dig schepseltje, dat dag in dag uit moet wer ken om den kost te verdienen, zoomaar ineens naar het buitenland kan trekken. Maar ik zeg nog eens, het was hoog tijd, dat ze wegging. Dat soort moet ik nooit meer in huis hebben. Dat brengt heel de buurt maar in opspraak." „Ik.... ik geloof vast dat u zich vergist," zei Beaumont zenuwachtig. Hij zag er uit als een kleine kruidenier, en z'n vermomming paste hem uitstekehd. „Fft is eigenlijk mijn half zuster," ging hij verder. „Ze is jarenlang mijn huishoudster geweest, maar toen hebben we stroppen gehad en toen moest ze naaiwerk gaan doen. En ik ging met briefpapier leuren, ja, het is wel erg gezond zoo in de vrije lucht," voegde hij er een beetje zenuwachtig aan toe, maar zijn ijzeren gezicht vertrok geen spier. „Je ziet er wel naar uit," mompelde ze met een grafstem. „Nou maar, als je om geld komt, ben je aan het verkeerde adres. Dat hoef je hier nooit te zoeken, ofschoon als je het mij vraagt, erg zuivere koffie was het geloof ik niet. Een dame, die nou nooit eens over zich zelf begint te praten, nee hoorik zeg maar, diepe waters hebben stille gronden. Ik weet al leen, dat ze een heele bonk geld had verstopt in een zak onder het deksel van haar koffer." „Een heele bonk geld?" De bleekoogjes ach ter den goudgeranden bril begonnen vinnig te schitteren. „Ja, wat moet ik daar nou eigenlijk op zeg gen. Nou heb ik m'n mond voorbij gepraat. Ik zei alleen maar, dat ze dat wel kon hebben, want ik heb natuuriyk nooit in haar koffer ge keken, trouwens, die was altijd op slot." „En weet u zeker, dat ze hier niet meer is? Maar.... dat is toch al te gek, dat ze weg zou gaan zonder haar halfbroer daarmee in kennis te stellen?" „Zij heeft me een week huur vooruitbetaald en dan kan het mij niks schelen of ze wegge gaan is met of zonder uw voorkennis." „Maar dan kan ze er toch niet zoo vreeselijk slecht voor gezeten hebben. Ik heb altyd met haar te doen gehad, maar als ze een heele week vooruit kon betalen. „Ja zeker, o, ze kwam niets te kort hoor, en een taxieen taxi mijnheer. Ik zorgde, dat ik bij de deur stond om te hooren, waar ze naar toe moest en ze zei Victoria. Maar ze kan na tuurlijk wel van plan veranderd zijn, toen ze eenmaal om den hoek was. Als een vrouw een maal slecht is, is ze in niets meer te vertrouwen." „En ze heeft dus geen enkel adres achterge laten?" „Geen een. Ik denk niet, dat er brieven voor mij zullen komen, heeft ze nog gezegd." „Maarkreeg ze dan nooit brieven?" „Van u alvast niet. Want ik heb nooit uw naam gezien. Somtijds zoo eentje van een of andere mevrouw, dat ze moest komen naaien en dan kon ze weer m-en lang op haar kamer aan het werk blijven en was ze met geen stok de deur uit te slaan. Maar, waar ze nou is kan ik u niet zeggen." „Als ze soms nog eens op komt dagen of als u het te weten kwam, zou u dan willen zeggen of schrijven dat mr. Fletch naar haar gevraagd heeft. Hier hebt u mijn adres." Hij haalde een stukje papier voor den dag met een valschen naam en een valsch adres en gaf dit aan Mrs. Pope. Zij keek naar het adres. Mor- thoe Road, Paddington. „Dat is ook geen deftig adres," merkte ze op. „U kon beter in Charleston Row komen wonen, mijnheer. Ik heb nog een heel mooie kamer voor uen ik kan best koken. Ik ben niet zoo'n ouwe vrijster, die niet weet hoe ze voor een man moet zorgen." Beaumont dankte voor dit edelmoedige aan bod en ging naar Victoria, waar Egerton hem bij den trein van 1.10 zou ontmoeten, als hij door niets werd opgehouden. En precies op tijd passeerde een lange slanke gestalte den contro leur. „Heb je den spijker op den kop getikt?" mom pelde hy vriendelijk toen ze samen in een eerste klas coupé neervielen. „Niet precies, maar er viel ook niet veel te leeren. Ze is naar Victoria gereden en had tegen haar hospita gezegd, dat ze naar het buitenland ging." „Er loopen ook treinen van Victoria naar Chancelbury," merkte Egerton op. „We tasten nog tamelijk in het duister, vind je niet? Ik moet je eerlijk toegeven, dat ik er hoegenaamd geen gat in zie. Ik zie werkelijk geen kans om Newn ham's verklaringen eenigszins aannemelijk te maken." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 14