Het Engelsche vorstenhuis
KWIEK EN VIEF
ZKet vetfiaal van den dag
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Reuzentelescoop
PRINS VAN WALES 40 JAAR
Het Geheim van
het open Raam
MAANDAG 2 JULI 1934
Vertrouwen in den
souverein
de Bilt
kreeg
gelijk:
Het vierde eeuwfeest
van Canada
Ongeluk bij het gieten van
den wonderspiegel
Bloedbruiloft in Turkije
Teruggezonden menu
GROOTE MOGELIJKHEDEN
De Prins is niet alleen de eerste
onderdaan van zijn vader
maar ook diens eerste
medewerker
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
De Prins van Wales heeft zijn veertigster.
verjaardag gevierd. Er wordt in Engeland
van koninklijke verjaardagen zelfs
van dien van den souverein in het openbaar
„weinig gemaakt", en het publiek, ofschoon
vertrouwd met de leden van het Vorstenhuis,
is van hun geboorte-data niet al te best op
de hoogte.
Maar nu voltooide de Prins zijn veertigste
levensjaar, en ofschoon het feit slechts in „in-
tiemen kring" gevierd werd, heeft het meer
aandacht getrokken dan gewoonlijk wegens
de nul.
De bladen drukken hoofdartikelen af, waarin
zij blijk geven van verknochtheid aan den erf
genaam van den croon, en bovendien nog van
iets anders, nJU van het besef dat deze prins
thans een zeer volwassen man is die niet, ge
lijk weinige jaren geleden nog geschiedde, in
het openbaar gehuldigd kan worden als een
charmante jongeman, wiens glimlachen het ge
luk uitmaakte van het vrouwelijk Engeland
van het schoolmeisje af tot het gerimpelde
grootmoedertje toe.
Het was niet zijn schuld dat tot diep in zijn
vierde decennium een laffe volkspers, die haar
oplage dankt aan de gunst van het minst-den
kende deel der vrouwelijke bevolking, hem ad
verteerde als een soort filmster, wiens portret
de annonces van sigarettenfabrieken en cosme-
tiek-toebereiders had kunnen verluchten. Maai
de uitwerking van een dergelijk headline-by-
zantisme (men herinnere zich den misselijken
bijnaam „Prince Charming" toen de prins reeds
een goed eind over de dertig was!) op het ern
stiger deel der bevolking moest op den duur
ongunstig zijn.
Die nare onzin behoort thans tot het verle
den, en op rijpen leeftijd geniet de prins van
Wales thans de eenige populariteit, waarnaar
hij ooit gestreefd heeft, nJ. niet die van den
jongen, die hij geweest is, maar die van den
Koning, die hy worden zal.
Onder het Huis van Hannover, dat met Ko
ningin Victoria een einde nam, gold het ais
deloyaal jegens den regeerenden vorst indien
men den prins van Wales prees. Maar de ver
houdingen hebben sindsdien ingrijpende veran
deringen ten goede ondergaan. De prins is niet
alleen de „eerste onderdaan" van zijn vader,
maar ook diens eerste medewerker. Koningin
Victoria poogde haar erfgenaam (Edward VII)
buiten by na alle staatszaken te houden; Edward
zelf, die hieronder vaak zeer geleden had, hield
zyn zoon, den tegenwoordigen Koning, even
eens op den achtergrond. Onder George V daar
entegen is niet alleen aan den prins van Wales,
doch ook aan diens broeders, een belangrijk
aandeel toegekend in de taak van de Kroon
niet in de constitutioneele, doch in de re-
de automobilist voelde
duidelijk, dat het regen
de. Maar een ander
dacht, dat hij linksafwilde.
Direct daarop werd zijn
auto zoodoende zwaar
beschadigd. Houdt Uw
hand in bedwang:
presentieve taak. En deze bestaat vooral uit
„meeleven" met het volk; uit het geven van
leiding en bezieling.
De Koning is bemind. Hy wordt niet „ver
afgood" gelijk eenmaal Edward VII, maar hij
geniet de hartelijke, soliede volksliefde, die
duurzaam is. Men kende hem slecht toen hy,
bij den dood van zijn indrukwekkenden vader,
de regeering aanvaardde. Hij was niet lang
prins van Wales geweest en had bovendien eer
ouderen broeder, den hertog van Clarence, ge
had. Het volk moest aan hem wennen, nadat
het door Edwardverwend geworden was.
George V had niet dat onfeilbare savoir-
faire", dat zun vader zulk een overwicht ver
zekerde, niet alleen op de grooten, maar ook op
de kleinen des lands. Er is voor een koning
minder toe noodig eerbied in te boezemen aan
zijn hertogelijken opperkamerheer dan aan den
vischdrager van Billingsgate.
Maar nog vóór in 1914 een oorlog alle gelede
ren der natie om den persoon des konings ver-
eenigde, lang vóór in 1918 gemeenschappelijk
gevaar, gemeenschappelijke hoop en een ge
meenschappelijke zegepraal vorst en volk on
afscheidelijk aan elkaar verbonden hadden,
schonk men den souverein dat vertrouwen, dat
de grondslag is van de aanhankelijkheid der
massa, en dat opgewekt was geworden door
zijn rustige plichtsbetrachting, zyn democra
tische waardigheid, en zyn steeds opnieuw bly-
kend „meeleven".
Het is dat meeleven, dat hy ten slotte niet
meer alleen persoonlijk doet; hij heeft er als
het ware een deel van overgedragen aan den
prins van Wales. Het zijn niet meer de fa
brieksmeisjes en grootmoedertjes die den prins
toelachen; het zijn de v*erkloozen, de zeelieden,
de mijnwerkers, die hem in hun midden zien.
Het volk in zijn arbeid kent hem; het volk in
zijn sport kent hem. De democratiseering, en
hiermede de cementeering, van het koningschap,
is door dezen prins vervolmaakt. Het volk
hoopt hem nog lang als prins te mogen ken
nen, maar op het oogenblik waarop hy den
troon bestijgt, zal het volk, ofschoon treurend
over den dood van een beproefd en bemind
Koning, zich onder hem zoo veilig voelen alsof
hij reeds lang Koning geweest was.
Het weekblad van het Aartsbisdom Quebec
publiceert de volgende mededeeling:
„In hunne bijeenkomst van 15 Mei 1.1. hebben
Z.Em. de Kardinaal en de Bisschoppen der Pro
vincie Quebec besloten officieel deel te nemen
aan de plechtigheden, die ter gelegenheid van
het vierde eeuwfeest der ontdekking van Canada
zullen gehouden worden. Ter herinnering aan
't feit, dat Jacques Cartier op 24 Juni 1534 een
huis heeft opgericht in de Hitze-baai, hebben
hunne Excellenties verordend, dat in alle Ker
ken en Kapellen op Zondag 22 Juli een plechtig
Te Deum zal gezongen worden uit dankbaarheid
voor de invoering van het Katholieke geloof en
zijn wonderbare verbreiding, gedurende de af-
geloopen vier eeuwen. De Bisschoppen spreken
vervolgens den wensch uit, dat een monument
zal verrijzen op de plaats, waar Jacques Cartier
is geland en noodigen ten slotte alle geloovigen
uit om deel te nemen aan de nationale feeste
lijkheden of ten minste God te danken voor de
bescherming, die Hij de afgeloopen vier eeuwen
aan de Kerk van Canada heeft verleend.
is onze „Omroeper". Eiken avond weer opnieuw
spreekt hy in 75.000 gezinnen, waar hij steeds
een trouw gehoor vindt. Zaken-Omroepers 50
ct. per regel. Particuliere Omroepers 20 ct. per
regel. Betrekkingen (gevraagd en aangeboden)
10 ct. per regel.
De grootste telescoop, waarmee wij hier op
aarde de sterren kunnen begluren, be
vindt zich natuuriyk inAmerika.
Het is de beroemde 2 'A -meter reflector in
gebruik bij het Observatorium op den Mount-
Wilson in Califomië.
Tal van interessante ontdekkingen heeft de
moderne sterrenkunde aan dezen reuzenteles
coop te danken. Ik herinner hier alleen maar
aan het wegyien van de spiraalnevels. Dit heeft
de belangstelling der geleerden gevestigd op
een groep van verschynselen, die plaats vin
den juist aan de grenzen van het voor ons
zichtbare gedeelte van het heelal. Geen wonder,
dat het verlangen der astronomen uitging naar
een instrument, dat in staat zou zijn deze gren
zen weer een heel stuk verder in de diepten
der wereldruimte te doen terugwijken. Zoo
ontstond daar in de Nieuwe Wereld waar
financieele bezwaren niet schijnen te bestaan
hét plan tot de vervaardiging van een instru
ment, dat het grootste bestaande belangrijk in
afmetingen zou overtreffen. Mount-Wilson
zou weer de eigenaar worden van dezen reus-
achtigen telescoop.
Het belangrykste onderdeel van deze soort
instrumenten is een holle spiegel, welke de in
vallende lichtstralen weerkaatst en in één
punt samenbrengt. Terwyi deze spiegel by den
reeds bestaanden kijker een doorsnee had van
2!4 meter (100 inch), zou de nieuwe een spie
gel krijgen van 5 meter (200 inch).
Het vervaardigen van zoo'n spiegel is een
werk, waarbij men voor ongehoorde moeilijk
heden komt te staan. In „Die Umschau" vin
den wy daarover eenige bijzonderheden.
Behalve de enorme afmetingen, is daar da-
deiyk reeds het feit, dat hy de eerste is en dus
eenig in zijn soort. Alle ervaring ontbreekt
dus ten eenenmale. Reeds aan het materiaal
zelf worden zeer hooge eischen gesteld. Het
moet zoo weinig mogeiyk onderhevig zijn aan
verandering tengevolge van temperatuurswis
selingen. Daarom nam men voor den nieuwen
spiegel boorsilicaat-glas, waarvan de uitzet
tingscoëfficiënt slechts een vierde bedraagt
van die van gewoon vensterglas. Met het oog
op gewichtsbesparing besloot men den spiegel
niet massief te maken, doch den achterkant
te voorzien van een systeem van holle
cellen met hooge glazen tusschenwanden
zoodat deze er ongeveer zou uitzien
als een laag uit een honigraat, als
de dekseltjes van alle cellen afgenomen zijn.
Zoo liep de stevigte geen gevaar en zou het
gewicht teruggebracht worden tot de helft van
het oorspronkeiyke. Toch zou de spiegel op
deze wijze nog altyd de kleinigheid van 20 ton
biyven wegen.
Aan de Corning Glass Works, te Corning,
New-York, werd opgedragen het werk uit te
voeren. Het zou echter niet plaats hebben in
haar eigen werkplaatsen, doch in het Califor
nia Institute of Technology. Ten einde de
noodige ervaring op te doen, werd eerst,
louter voor proefdoeleinden een 2J4 meter-
spiegel vervaardigd, volgens hetzelfde systeem,
waarna men zou overgaan tot het vervaardi
gen van den eigeniyken 5 meterspiegel. Reeds
het gieten, het laten afkoelen en het slijpen
van dezen proefspiegel was een werk van
jaren.
Tien volle dagen duurde het smelten van de
benoodigde glasmassa van 20 ton. De tempera
tuur was voortdurend 1560 gr. Daarna begon
by een standvastige temperatuur van 982 gr.
het gieten, waarbij met geweldige lepels de
dikke, suikerstroopachtige glasmassa uit den
smeltkroes geschept werd en in den gietvorm
overgeschonken, daarna werd de temperatuur
van den vorm tot 1215 gr. verhoogd. Eerst na
eenigen tyd liet men ze langzaam afkoelen tot
650 gr. Nu begint het verdere afkoelen. Dit
moet zeer geleidelijk geschieden, om spannin
gen in de glasmassa te voorkomen. Daarom
heeft het plaats in een koeloven, waarvan men
de temperatuur in 10 maanden tijds tot die
van de omgeving terugbrengt. Men kan zien
voorstellen met welke moeiiykheden het over
brengen van het gietstuk in zulk een warmen
toestand naar den koeloven gepaard moet
gaan.
Vóórdat nu de afgekoelde spiegelplaat ver
zonden wordt naar de shjperij, moet ze eerst,
terwijl ze recht opstaat, met behulp van ge
polariseerd licht onderzocht worden op giet
fouten. Dit is een zeer angstig oogenblik, reeds
het kleinste blaasje in het glas kan een ge
vaar beteekenen. Dit is duidelijk, wanneer
men bedenkt dat de holle spiegel als hij na het
siypen gereed is, tot op 1/41.000 m.m. nauw
keurig moet zijn!
Ook het siypen vordert tal van voorzorgsmaat
regelen, en geschiedt slechts zeer langzaam.
Want de oppervlakte mag door het siypen niet
warm worden. Dit zou later oneffenheden ver
oorzaken. Eén een-en-veertigduizendste milli
meter is niet veel! En toch is zulk een buiten
gewone nauwkeurigheid noodzakelijk, wil er een
scherp en zuiver spiegelbeeld ontstaan. En de
nauwkeurigheid der weergave is nog van meer
belang dan de sterke vergrooting. Geen wonder
dus, dat het slijpen op deze wijze drie jaar
duurt.
Nu moet de oppervlakte voorzien worden van
een spiegelende metaallaag. Tot op heden was
gewoon zilver hiervoor algemeen in gebruik.
Toch is dit lang niet het ideale metaal, want
het kaatst van de ultra-violette stralen, die er
op vallen, slechts een klein gedeelte terug. En
dat, terwyi deze stralen in de sterrenspectra
zoo belangrijk zijn. Daarom zal, op voorstel van
dr. John Strong, van het Technologisch In
stituut een aluminiumbedekking aangebracht
worden. Deze kaatst 85 pet. van de ultra-violette
stralen, terwijl de doffe laag aluminiumoxyde,
die zich aan de lucht allicht zal vormen, met
zeepwater gemakkelijk afgewasschen kan worden.
25 Maart j.l. had het gieten plaats, waarbij
een ongeval heeft plaats gehad. Toen men den
vorm volgegoten had, lieten enkele tappen in
den bodem los en kwamen aan de oppervlakte
van de gloeiend-vloeibare massa dryven. Men
heeft onmiddeliyk getracht de stukken er uit op
te visschen. Of er desondanks geen gebreken
zullen overgebleven zyn, zal men pas volledig
over drie jaar kunnen vaststellen. Voorloopig
staat het gietstuk eenige maanden af te koelen
en verkeert men in spanning over den afloop.
Doch niet enkel de technici verkeeren in span
ning, ook de astronomen popelen van ongeduld.
Want de nieuwe telescoop zal de viervoudige
lichtsterkte bezitten van den Sj/j-m.-spiegel en
hy zal ten behoeve van de onderzoekingen over
de spiraalnevels, en ook over de Marskanalen,
ongetwijfeld zeer belangryke feiten aan 't licht
kunnen brengen.
HENRI VAN MANDELE
Een trouwpartij op het platteland nabij
Istanboel is aanleiding geworden tot een bloe
dige vechtparty, waarby drie mannen werden
gedood en twintig gewond.
Een boerenjongen uit het dorp Sinanli nabij
Adrianopel zou in het huweiyk treden met een
meisje uit het naburige dorp Slrkikci.
Het is gebruik dat de bezoekers by die gele
genheid een som gelds betalen.
De bewoners van Sirkikci vroegen 30 Turk-
sche ponden, hetgeen de mannen van Sonanli
te veel vonden.
Hierover ontstond een compleet gevecht,
waarbij revolvers, messen en dolken werden ge
bruikt.
Voordat de politie de orde kon herstellen
waren drie mannen gedood en twintig gewond.
Tüdens het gevecht was de bruid verdwenen.
De jacht was vergeefsch geweest. Buiten
adem en bezweet kwamen de mannen
weer samen, gevolgd door de honden,
die de ooren lieten hangen, als schaamden zij
zich dat ze het goede spoor niet hadden ge
vonden.
Brigadier Ramoni, de aanvoerder, een Cor-
sicaan, was woedend, dat hij, die bekend was
om het succes van z'n drijfjachten, den gevluch-
ten gevangene niet had kunnen vinden.
„Pas vijf weken hier en nu al zóó slim,"
bromde hy. Maar hij zal z'n lot niet ontgaan.
Ais hij niet sterft in de moerassen, zullen de
krokodillen hem verslinden, of zal hy wel op
een andere manier omkomen."
De laatste groepen veroordeelden uit Frank
rijk, met zware kettingen aaneengeketend, keer
den van hun moeizame dagtaak terug in het
kamp.
In het oerwoud baande de vluchteling zich
een weg door dicht struikgewas, dat hem han
den en gelaat verwondde en snelde hij over
dikke boomstronken, die hem menigmaal deden
struikelen. Het zweet gutste hem langs het
voorhoofd. Het was de man, die z'n bewaker
den heeien dag om den tuin had weten te lei
den en den honden het spoor bijster had doen
worden. Eensklaps gleed hij uit, viel en bleef
even liggen. Overal om hem heen was het voch
tig en moerassig en stegen vergiftige dam
pen op.
Maar sterven wilde hij niet. Hij wilde leven!
Ginds in de kleine kreek lag een boot. Als hij
die kon bereiken, zonder dat de bewakers hem
snapten, kon hy de zee overvaren, de vrijheid
tegemoet. Het woord vrijheid alleen was al
voldoende om den armen kerel z'n honger en
dorst te doen vergeten.
Verborgen tusschen hooge waterplanten, lag
de kleine boot aan den oever, daar gebracht
door iemand, die eenigen tijd geleden ontsnapt
was. Twee roeiriemen en een kleine voorraad
proviand was alles wat het vaartuig bevatte.
Hiermee zou hij trachten een veilige haven te
bereiken
Aan den waterkant gekomen, verborg hy zich
voorloopig nog tusschen de hooge planten.
Eerst toen de schemering gedaald was, waagde
de man het in de boot te stappen. Na eenigen
tijd proefde hij den zouten smaak van het wa
ter; de zee was niet ver meer.
Dorst begon hem te kwellen. De kruik met
drinkwater had hij al lang geledigd en ook z'n
proviand was op. Het viel niet mee tegen de
golven op te roeien, die al hooger en hooger
opkuifden. Zou er storm op komst zijn? Dan
was hy verloren
Hy kon niet meer. Van afmatting viel hy in
slaap. Toen de vluchteling eenige uren later
de oogen weer opsloeg, voelde hij een branden
de pijn in den hals. De zon stond hoog aan
den hemel en in deze tropische streek was de
zonnehitte verzengend. Nog altyd dobberde het
bootje op de baren. Als er maar eens een schip
voorbij voer
Maar hy zag er geen, al spande hy z'n oogen
nog zoo in. Wel trok een lichte streep rechts
van de boot z'n aandacht. Het was het zog
van een haai. Hij wist dat haaien hun prooi
niet uit het oog verliezen en het juiste oogen
blik afwachten.
Langzaam maar zeker kreeg hy de overtui
ging dat er iets onheilspellends zou gebeu
ren. Donkere wolkenmassa's pakten zich sa
men, de zee lag onbeweeglijk; de stilte werd
bijna ondraaglijk. Uit de verte naderde een
zacht gefluit. Het klonk steeds duidelijker.
Eensklaps begon de zee te koken; huizenhooge
golven kwamen aangerold. Daarna zag de man
niets meer, z'n scheepje werd opgenomen, rond
gedraaid en neergesmeten.
Na eenigen tyd kwam hy weer tot bewust
zijnHy lag tegen de helling van een heu
vel, te midden van doode planten, visschen en
andere zeedieren. Z'n lichaam was geheel be
dekt met glibberig zeewier. De vloed had hem
daar neergeworpen; een pijnlijke wond aan z'n
been deed hem begrijpen dat het een harde
smak moest geweest zijn. De ketting, die nog
steeds aan z'n enkel vastzat, bracht hem spoe
dig terug tot de werkelijkheid. Hij was een
vluchteling op weg naar de vrijheid! Maar,
ii t
De vlucht naar Zuid-West-Afrika moest
zonder tusschenlanding worden ondernomen,
daar er geen vliegveld was en het gebied waar
over we vlogen zich allesbehalve tot het maken
van een landing leende.
De tocht verliep zonder ongelukken en tegen
dat de duisternis inviel landden wy veilig te
Windhoek, vanwaar we een onderzoekings
tocht in het binnenland zouden maken.
Toen het vliegtuig veilig op den grond stond,
kwamen er van alle kanten Hottentotten toe
snellen. In het begin bleven ze op eerbiedigen
afstand van de machine, maar toen ze zagen
dat er niets gebeurde, kwamen ze geleidelijk
dichter by. Oom Sidney sprak met eenige der
menschen en het gelukte hem twee gidsen aap
te werven, die ons in het binnenland zouden
vergezellen. Alleen vond Oom Sidney het niet
prettig, dat de Hottentotten hun vrees voor het
vliegtuig overwonnen hadden en er nu allen
zoo dicht omheen stonden. De brutaalsten
onder hen zouden misschien in het toestel
kruipen en er wellicht wat kunnen vernielen.
Oom besprak met my den toestand en ik be
dacht een plannetje. We gingen beiden in het
vliegtuig. Oom zette de motoren aan die met
een vervaarlijk lawaai begonnen te brommen.
Ik pakte een geweer en schoot pardoes een
haan die zich tusschen de menschen bevond
dood. Dat hielp. Luid schreeuwend van angst
stoven ze in alle richtingen weg. „Ziezoo" zei
oom. Voorloopig zullen ze zich wel niet meer
in de nabijheid laten zien.
waar was hy nu te land gekomen? Zou hy al
gesignaleerd zyn en waren de vervolgers hem
al op 't spoor?
Het landschap was hem totaal onbekend en
nergens was eenig levend wezen te bespeuren.
Hy was uitgeput van honger en vermoeienis.
Daar zag hij een klapperboom. Op een steen
sloeg hy de kokosnoten stuk, dronk gretig het
koele sap en at van het vruchtvleesch. Eenigs-
zins verkwikt, zocht hy een beschut plaatsje
op, waar hy den nacht zou kunnen doorbren
gen.
Toen de sche-
mering invliel,
rein ^verkennen" j Het eiland der
Diep in een groot I
bosch zag hy een verschrikking
dun rookvlam-
metje opstijgen; .......„„„.„r
daar waren dus levende wezens.
Voorzichtig naderde hij en wachtte geduldig,
tot hij iemand te voorschijn zag komen. Het
duurde niet lang, of een groote negerin kwam
uit een hut, ze raapte wat takken op en ver
dween weer in haar verblijfplaats. De man zag
een hangmat hangen tusschen twee boomen,
vlak bij de woning der vrouw. Na eenigen tijd
kwam de vrouw weer naar buiten en ging in de
hangmat liggen. In haar hand hield ze iets
waarvan ze telkens een stukje afhapte. Hij
naderde de vrouw en begon:
„Wees niet bang, ik zal je niets doen, maar
geef me wat te eten."
De vrouw verroerde zich niet.
„Kom, begrijp je me niet? Ik heb honger."
Zij begon te lachen en wees spottend naar
hem.
„Ha ha! Jy een bagnard bent, een gevluchte
galeislaaf."
„Geen praatjes. De storm heeft me hier aan
land gespoeldWaar ben ik? Geef me maar
eerst wat te eten."
Z'n oogen schitterden als die van een wolf,
maar z'n armen hingen slap langs z'n lichaam.
Met gekruiste armen ging de vrouw voor hem
staan en sprak weer tergend de smadelijke
woorden: „Vluchteling, bagnard!"
„Nu is het genoeg!" schreeuwde de man.
Hy schudde de vrouw ruw heen en weer en
riep haar toe: „Zorg dat ik wat te eten krijg!"
Ze bracht hem wat brood en water.
Toen de man weer wat op z'n verhaal geko
men was, herhaalde hij z'n vraag: „Waar
ben ik?"
Als eenig antwoord lachte de negerin spot
tend en in dien spot lag zoo iets afschuwelijks,
dat de man angstig om zich heen keek en zich
afvroeg of de vrouw hem misschien reeds ver
raden had. Zou ze hem aan z'n vervolgers over
leveren?
Na een poos kwam de negerin uit de hut
met een nap, gevuld met een heerlijken, ver-
frisschenden drank. Met welbehagen dronk hy
het vocht tot den laatsten droppel op.
„Jy hier slapen vannacht," zei de negerin,
en wees op de hangmat.
„Waar ben ik toch?"
„Jij eerst slapen gaan."
De negerin ging haar hut binnen en de man
viel van vermoeidheid spoedig in slaap.
Den volgenden morgen bakte de vrouw ba
nanen op een vuurtje, dat zij vlak bij de hut
aangelegd had. Blijkbaar had ze hem niet ver
raden.
Toen de man met z'n ontbijt klaar was, vroeg
hy de vrouw hem te zeggen waar hy zich
bevond.
„Beter niet weten," antwoordde zy. En ze
voegde er by: „Jy hier blijven kunt."
„Neen, ik moet weg. Ik wil een boot hebben."
„Is niet boot hier," grinnikte de vrouw.
„Dat wijf houdt me voor den mal," dacht de
vluchteling; „ze zal mij verraden."
In z'n angst greep hij haar by de keel.
„Zal je me nu eindelijk zeggen waar ik ben?"
beet hij haar toe, „spreek of ik worg je."
De vrouw trachtte aan den greep te ontko
men, maar de handen van den man sloten
zich krachtiger om d'r hals.
Toen beet ze hem toe, heesch van woede:
„Ha! Jij in mijn hangmat gelegen. Jij ver
giftigd, jij doodgaan!" En met een afschuwe
lijken grijnslach liet ze hem haar handen zien,
die bedekt waren met afschuwelijke wonden en
zeere plekken....
De golven hadden den man op het eiland der
melaatschen geworpen.
Vol afschuw wendde de vluchteling zich van
de lepra-lijdster af en liep met langzame schre
den naar de kust.
Brigadier Ramoni bleek wel gelijk gehad te
hebben.
By een inbraak te Londen werd een menu
kaart van de laatste Derby gestolen, waarop de
handteekeningen van den hertog van York en
van Lord Derby voorkwamen. De dief heeft de
kaart zorgvuldig ingepakt weer teruggezonden.
De rest van den buit, zijnde tweehonderd pond,
heeft hij echter behouden.
worden U geboden door advertentie-reclame in
de rubriek „Omroepers". Laat die U niet ont
glippen. De prijs kan geen bezwaar zijn, want
voor slechts 50 cent per regel komt Uw Zaken-
Omroeper onder de aandacht van 75.000 ge
zinnen.
A 11*% °P dlt bIad zlJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t Pt werkendoor f 7C/I bÜ een ongeval met f OCfl bij verlies van een hand f IOC oij verlies
Alle QDOnne S ongev&llen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OlrUV»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen OU»m doodelijken afloop een voet of een oog# O» duim of w
een f Cfl bi] een breuk van f A fï bij verlies van 'n
wijsvinger# been of arm# TTl/«" anderen vinger
64.
(Korte inhoud van het voorafgaande:
Sir Hector Asscher gaat door voor een ver
woed verzamelaar van kostbare hoeken
In Merlin St. Hugh, waar hy op zfin bui
ten woont, leeft hil zeer afgezonderd mst
zijn nichtje Paula Parkston die in het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector, Arthur Newnham Dooi
een handlangster komt Asscher in het De-
zit van een kostbaar werk. dat uit de bi
bliotheek van Burgoyne ts gestolen. As
scher reist naar Frankrflk om een aantaJ
boeken te verkoopen. nagereisd door Bur
goyne en den letterkundige Eggerton In
een luguber hotelletje te Parijs wordt As
scher dan vermoord. Omtrent den dadet
tast men in het duister Waarschijnlijk
is Asscher reeds in den trein vermoord
en in zyn boekenkoffer. door lemaDd die
zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver
voerd. Het justitieel onderzoek wordt ge
leid door den detective Lestrange)
Hjj keek met gespannen aandacht naar den
gevangene, maar ten slotte was hij overtuigd
van Newnham's eerlijkheid, toen deze zeide:
„Ik geef het op."
„Dat is erg jammer. Tusschen twee haakjes,
indien ik niet al te vrij ben, hoe komt het toch,
dat je zoo'n vreeselijk litteeken op je vinger
hebt?"
„Dat? Dat is een splinter van een granaat.
De dokter vertelde me nog, dat het maar een
haar gescheeld had, of heel de vinger moest
er af. Hij had dat ernstig overwogen."
„Dat zullen wel meer menschen weten, hè?
Het ziet er uit als een doodgewone brandwonde,
vind je niet?"
Newnham keek hem vragend aan en begreep
niet waar hij heen wilde.
„O ja, enkele vrienden en myn kameraden,
maar ik heb er nooit erg veel aandacht aan
geschonken. In het begin hinderde het me wel,
omdat het verbazend pijn deed, maar alles
went. Ik voel of zie het niet meer dat een van
mijn vingers een beetje krom staat."
„Nog iets. Heb je ooit om welke reden dan
ook, voor een tooneelstukje of iets dergelijks
een zwarten baard gekocht?"
Newnham lachte.
„Dan zou ik toch zeker geen zwarten baard
gekocht hebben." Toen werd hij opeens somber.
„Groote genade, staat de zaak er zoo voor?"
„Op het oogenblik wel, ja."
„Duser is toch nog eenige hoop?"
„Ja, de zaken kunnen soms heel vlug een an
deren keer nemen. Het is als met eb en vloed.
Bij laag getij vind je soms dingen, welke de
vloed verborgen hield en die toch het oprapen
waard zijn."
„Je mag er van denken wat je wilt", mom
pelde hij bij zich zelf toen hij de gevangenis
verliet, „maar erg rooskleurig ziet de toestand
er niet uit. Newnham heeft gelijk. Heel de ge
schiedenis met de hut is erg zwak en toch
een leugenaar zou een heel wat steekhoudender
uitvlucht hebben gevonden, alhoewel dat in dit
geval niet gemakkelijk zou zijn, er zijn maar
weinig plaatsen waar iemand een heelen nacht
doorbrengen kan, zonder dat hij door iemand
wordt herkend."
Terwijl Egerton zijn best deed, om het een
en ander te ontdekken dat hem zou helpen om
Newnham's onvoldoende verhaal wat aanneme
lijker te maken, was Beaumont naar Charles
ton Row gegaan, niet zoozeer, omdat hij daar
miss Ferris dacht te zullen vinden, dan wel om
van haar hospita iets te vernemen over haar
mogelijk verblijf. Charleston Row was een lange
straat van verschrikkelijke havenlooze huisjes,
die voor het grootste deel door even verschrik
kelijke ouwe vrijsters werden bewoond, die daar
elk hun kamertje hadden met een bedstee en-
een waschtafel. De hospita van no. 39 Mrs.
Pope, ontving Beaumont zonder eenig enthou
siasme. Ze was doodziek, zei ze woedend, van
al die agenten, die in volle uniform aan haar
deur gekomen waren. Miss Ferris was vertrok
ken, jawel, zonder adres achter te laten ze
had alleen verteld dat ze minstens voor een
paar maanden naar het buitenland zou gaan.
„Nou ik dacht onmiddellijk bij me zelf, de
tijden zijn toch wel veranderd, dat een eenvou
dig schepseltje, dat dag in dag uit moet wer
ken om den kost te verdienen, zoomaar ineens
naar het buitenland kan trekken. Maar ik zeg
nog eens, het was hoog tijd, dat ze wegging.
Dat soort moet ik nooit meer in huis hebben.
Dat brengt heel de buurt maar in opspraak."
„Ik.... ik geloof vast dat u zich vergist," zei
Beaumont zenuwachtig. Hij zag er uit als een
kleine kruidenier, en z'n vermomming paste
hem uitstekehd. „Fft is eigenlijk mijn half
zuster," ging hij verder. „Ze is jarenlang mijn
huishoudster geweest, maar toen hebben we
stroppen gehad en toen moest ze naaiwerk gaan
doen. En ik ging met briefpapier leuren, ja,
het is wel erg gezond zoo in de vrije lucht,"
voegde hij er een beetje zenuwachtig aan toe,
maar zijn ijzeren gezicht vertrok geen spier.
„Je ziet er wel naar uit," mompelde ze met
een grafstem. „Nou maar, als je om geld komt,
ben je aan het verkeerde adres. Dat hoef je
hier nooit te zoeken, ofschoon als je het mij
vraagt, erg zuivere koffie was het geloof ik
niet. Een dame, die nou nooit eens over zich
zelf begint te praten, nee hoorik zeg maar,
diepe waters hebben stille gronden. Ik weet al
leen, dat ze een heele bonk geld had verstopt
in een zak onder het deksel van haar koffer."
„Een heele bonk geld?" De bleekoogjes ach
ter den goudgeranden bril begonnen vinnig te
schitteren.
„Ja, wat moet ik daar nou eigenlijk op zeg
gen. Nou heb ik m'n mond voorbij gepraat. Ik
zei alleen maar, dat ze dat wel kon hebben,
want ik heb natuuriyk nooit in haar koffer ge
keken, trouwens, die was altijd op slot."
„En weet u zeker, dat ze hier niet meer is?
Maar.... dat is toch al te gek, dat ze weg zou
gaan zonder haar halfbroer daarmee in kennis
te stellen?"
„Zij heeft me een week huur vooruitbetaald
en dan kan het mij niks schelen of ze wegge
gaan is met of zonder uw voorkennis."
„Maar dan kan ze er toch niet zoo vreeselijk
slecht voor gezeten hebben. Ik heb altyd met
haar te doen gehad, maar als ze een heele week
vooruit kon betalen.
„Ja zeker, o, ze kwam niets te kort hoor, en
een taxieen taxi mijnheer. Ik zorgde, dat ik
bij de deur stond om te hooren, waar ze naar
toe moest en ze zei Victoria. Maar ze kan na
tuurlijk wel van plan veranderd zijn, toen ze
eenmaal om den hoek was. Als een vrouw een
maal slecht is, is ze in niets meer te vertrouwen."
„En ze heeft dus geen enkel adres achterge
laten?"
„Geen een. Ik denk niet, dat er brieven voor
mij zullen komen, heeft ze nog gezegd."
„Maarkreeg ze dan nooit brieven?"
„Van u alvast niet. Want ik heb nooit uw
naam gezien. Somtijds zoo eentje van een of
andere mevrouw, dat ze moest komen naaien
en dan kon ze weer m-en lang op haar kamer
aan het werk blijven en was ze met geen stok
de deur uit te slaan. Maar, waar ze nou is kan
ik u niet zeggen."
„Als ze soms nog eens op komt dagen of als
u het te weten kwam, zou u dan willen zeggen
of schrijven dat mr. Fletch naar haar gevraagd
heeft. Hier hebt u mijn adres."
Hij haalde een stukje papier voor den dag met
een valschen naam en een valsch adres en gaf
dit aan Mrs. Pope. Zij keek naar het adres. Mor-
thoe Road, Paddington.
„Dat is ook geen deftig adres," merkte ze op.
„U kon beter in Charleston Row komen wonen,
mijnheer. Ik heb nog een heel mooie kamer voor
uen ik kan best koken. Ik ben niet zoo'n
ouwe vrijster, die niet weet hoe ze voor een man
moet zorgen."
Beaumont dankte voor dit edelmoedige aan
bod en ging naar Victoria, waar Egerton hem
bij den trein van 1.10 zou ontmoeten, als hij
door niets werd opgehouden. En precies op tijd
passeerde een lange slanke gestalte den contro
leur.
„Heb je den spijker op den kop getikt?" mom
pelde hy vriendelijk toen ze samen in een eerste
klas coupé neervielen.
„Niet precies, maar er viel ook niet veel te
leeren. Ze is naar Victoria gereden en had tegen
haar hospita gezegd, dat ze naar het buitenland
ging."
„Er loopen ook treinen van Victoria naar
Chancelbury," merkte Egerton op. „We tasten
nog tamelijk in het duister, vind je niet? Ik moet
je eerlijk toegeven, dat ik er hoegenaamd geen
gat in zie. Ik zie werkelijk geen kans om Newn
ham's verklaringen eenigszins aannemelijk te
maken."
(Wordt vervolgd)