PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Pi Voorbereidingen in Castel Gandolfo 'N TROUWE KLANT DE „VILLEGGIATURA HET JAPANSCHE MEKKA KOMKOMMERTIJD? Het Geheim van het open Raam WOENSDAG 4 JULI 1934 Het bezoek van Z. H. den Paus aan Castel Gandolfo bet eekent voor dit schilderachtig dorpje een nieuw leven en een nieuwe ge schiedenis Weinig verschil met het Vaticaansche leven Het oudste theater der wereld Talrijke bedevaarten trekken om streeks dezen tijd naar de stad Yamada in het district Mir Eeredienst van de zonnegodin Zijn leven gewaagd voor niets 635 jaar gevangenis straf Nieuwe autowegen ïn het Zwarte Woud Radio bracht redding AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT Petrus en Paulus brengt zoo het feestelijk slot van het Romeinsche werkjaar; nu komen reisgidsen en spoorboeken en pros pectussen aan de beurt, om het beste plekje te kiezen voor de „villeggiatura", het zomerverblijf naar Italiaanschen trant. Dit is geen vacantie vol beweeglijk en kijkgraag toerisme; het is ook geen jacht naar intense ontspanning of afleiding. Het is eenvoudig het overplaatsen van het heele gezin in vol bedrijf naar een oord met frissche lucht en goed water, meestal in eenvoudige omgeving. Wie een stuk land of een wijnberg bezit, gaat daar de zomermaanden doorbrengen. Men verandert van plaats en lucht, maar zoo weinig mogelijk van levens wijze. Het schijnt dat de „villeggiatura" van Pius XI een model van deze Italiaansche opvatting zal worden. Als men de berichten gelooven mag, die omtrent de voorbereiding verluiden, zal het leven van den Paus in zijn zomerverblijf te Castel Gandolfo bijna in niets verschillen van zijn gebruikelijke dagorde in het Vaticaan. Juist de verzekering van deze gelijkvormigheid zou noodig zijn geweest om den Paus tenslotte er toe te bewegen, straks het Vaticaan te ver laten. Naar 'n schertsend woord van den H. Vader zelf zal hij in Castel Gandolfo alleen maar „een andere jas" dragen, die bij de tem peratuur van het heuveldorpje past. De Paus beschouwt zijn verblijf te Castel Gandolfo slechts als een verandering van re sidentie en niet als een verandering van levens wijze; het verschil is, behalve wat lucht en kli maat aangaat, niet grooter, dan wanneer hij bijv. zijn intrek zou nemen in het paleis van den gouverneur der Vaticaansche Stad. De na bijheid van Castel Gandolfo en de snelle ver keersmiddelen, die hier ten dienste staan, ma ken het mogelijk, deze opvatting inderdaad te verwerkelijken. Een snelle auto rijdt den afstand in een half uur, terwijl de draadlooze verbinding op ultra korte golf voor een regelmatig en ongestoord niet-afhoórbaar contact met de Vaticaansche ^bureaux zorgt. Naar sommige Italiaansche bla den weten mee te deelen, is de dagorde des Pausen voor zijn aanstaand verblijf te Castello reeds in alle détails vastgesteld. Om van de morgenlucht te genieten, staat de Paus in Cas tello iets vroeger op dan hij in het Vaticaan pleegt te doen, zoodat hij de dagelijksche H. Mis in plaats van om 7 uur reeds om half ze ven zal lezen. Ook de avond, dien de Paus aan de studie pleegt te wijden, zal wat langer worden voortgezet; de „siësta" in de warme middaguren zal goedmaken, wat aan de nacht rust ontnomen wordt. Daar de paus zijn ge wone werkzaamheden wenscht voort te zetten, zal de maestro di camera, mgr. Caccia Domi- nioni den Heiligen Vader naar Castello ver gezellen. Vier Nobelgardisten zullen in het zomerpaleis onderdak vinden, terwijl vier andere dagelijks uit Rome komen. Ook een piket van de Zwitsers en twintig gendarmen zullen den Paus naar Castel Gandolfo volgen. De kardinaal-staatssecretaris zal dagelijks uit Rome komen voor de gebruikelijke ochtend audiëntie bij den H. Vader. Ook de hoofden der beide afdeelingen van het Staatssecreta riaat, mgr. Pizzardo en mgr. Ottaviani, zullen beurtelings dag om dag naar Castel Gandolfo komen om den Paus over de loopende zaken te berichten. De publieke en private audiënties zullen op den zelfden voet als in het Vaticaan gegeven worden; alleen wordt de dagorde iets vervroegd met het oog op den terugkeer der bezoekers naar Rome. Ook de groote audiënties aan de pelgrims en andere bezoekers, die de Paus eens zijn „sport" noemde, zullen te Cas tel Gandolfo worden voortgezet; de eerste zal die van de bevolking van het dorp zelf zijn. Waarschijnlijk is echter, dat zij in plaats van 's morgens 's namiddags zullen gehouden worden en dat zij, waar de vertrekken van het paleis niet dezelfde ruimte bieden als het Va ticaan, in het park zullen plaats vinden. De middagwandeling van den Paus, die zich in het Vaticaan vaak tot een korten rit door de Vaticaansche tuinen beperkt zoo zij niet gansch door de werkzaamheden verdrongen wordt, zal in Castel Gandolfo een belangrijke plaats in de dagorde krijgen. Het park van de Villa Barberini met zijn kilometerlange schaduwrijke lanen biedt zoo wel voor wandelritten als voor wandelingen te voet de prachtigste gelegenheid. En dit zal dan ook de voornaamste, om niet te zeggen de eenigste trek zijn, die deze pauselijke „villeg giatura" van het Vaticaansche leven onder scheidt. Castel Gandolfo zelf is in een opwinding, die nauwelijks nog hooger kan stijgen. Voor dit schilderachtige dorpje begint straks een nieuw leven en een nieuwe geschiedenis; het wordt „belangrijk" en deze belangrijkheid werpt reeds nu haar schaduw vooruit op de waardige ingezetenen, die over hun dorpsche vriendelijkheid een pontificalen glans gaan spreiden. Volgens een bericht uit Athene heeft de Ita liaansche onderzoekingsexpeditie, die sedert vier jaren onder leiding van professor Luige Pemier van de Universiteit in Florence op Kre ta opgravingen verricht een buitengewoon be langrijke ontdekking gedaan. Het betreft de blootlegging van een heel oud theater, dat be zien van het standpunt der antieke architec tuur buitengewoon interessant is. Prof. Pernier is van meening, dat het bloot gelegde bouwwerk als het oudste theater der wereld beschouwd moet worden. De plaats waar de vondst gedaan werd is een groot steenen binnenplein op een heuvel in de nabijheid van het koningsplein van Mi nos in Festo op Kreta. Volgens de opinie van den vorscher moet het gebouwd zijn door een onbekend gebleven koning, minstens anderhal ve eeuw voor den bouw van het beroemde thea ter van Dionysius.. Dit laatste gold tot nog toe als het oudste der wereld. Ondanks de verwoes tingen door den tand des tijds aangericht, be zitten de blootgestelde ruïnen nog al de ken merken van de schoonheid en adel van haar grootsche architectuur. Twee trappen, die met het koninklijk paleis in verbinding staan, zijn nog nagenoeg in hun oorspronkelijken staat behouden. Een derde trap voerde omhoog tot hooge muren die het theater omsloten. Hier tegenover bevond zich een plein, dat eveneens met het paleis verbon den was en vanwaar uit de onbekende koning waarschijnlijk het theater kon betreden. Bij 't binnentreden moet zich naar de afbeeldingen, die in het paleis van Festo gevonden werden, een plechtig ceremonieel afgespeeld hebben, waaraan alle leden van den hofstaat deelnamen. De Italiaansche archaeoloog merkt hierbij op, dat de koning in eigen persoon aan de voorstel lingen deelnam, wanneer het programma reli gieuze dansen bevatte. Een verrassende ontdekking is ook het feit, dat het oude theater ook de schouwplaats van stierenvechten moet geweest zijn, zooals uit de afbeeldingen die prof. Pernier op de mu ren ontdekte, blijkt. Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad motiveeren. In dezen tijd van het jaar begeven zich weer tallooze Japanners op reis om een bedevaart te doen naar de stad Yamada in het district Mir, het religieuze middelpunt van het keizerrijk. Met zijn beide altaren, waarvan het eene ge wijd is aan de godin van den landbouw en het andere aan de zonnegodin Amaterasoe, met zijn Sjintaistisch priesterseminarium, zijn hei ligdommen en de drie millioen pelgrims, die ieder jaar deze heilige plaats bezoeken, is Ya mada in zekeren zin voor den Japanner, wat Mekka voor de wereld van den Islam is. Ofschoon de stad vijf uur sporen van Kobe ligt, zou een vreemdeling zich niet gemakkelijk in den weg kunnen vergissen, want zelfs op werkdagen golft een feestelijk gekleede menig te over de wegen naar de tempelstad. In on afgebroken rij trekken de processies voorbij. Uit dicht struikgewas en boomaanplantingen rijzen de heiiige paviljoenen op, aan welker drempel zelfs de keizer zijn wagen moet ver laten en te voet verder moet gaan. „Mijn Ja- pansche begeleider", schrijft een Europeesch journalist, die zoo een bedevaart heeft meege maakt, „maakt mij er op opmerkzaam, dat wij ons hier moeten onderwerpen aan een reini gingsprocédé. Daartoe dient een groot bekken met stroomend water, waarom de menigte zich verdringt. Het voorbeeld van de anderen vol gend, dompel ik mijn handen onder en drink uit den aan een ketting hangenden beker een slok water, waarmede ik mijn mond spoel. Nu kunnen wij onzen weg voortzetten. Wij schrij den voorbij de paviljoenen, waarin de hoogwaar- digheidsbekleeders plaats nemen, als zehier heen komen om de zonnegodin te aanbidden. Andere eereplaatsen blijven gereserveerd voor degenen, die van hun souverein opdracht heb ben gekregen om mededeeling te doen van een bijzonder belangrijke gebeurtenis, zooals de ge boorte van den troonopvolger in December 1933 en het uittreden van Japan uit den Volken bond voor twee jaar terug. Een ander pavil. joen dient als tooneel voor de heilige tempel- dansen, die op vastgestelde tijdstippen door jonge meisjes worden uitgevoerd. Dan staan wij in een tempel, waar hoed en bovengewaad moeten worden afgelegd. Wat hier te zien is, kan echter nauwelijks onze be langstelling hebben. Wij staan voor een houten traliewerk, welks middenstuk de toegang vormt naar de gereserveerde »fuimte, een zuilenhal, waarin een witte tent verrijst. De tempel zelf blijft voor onze profane oogen onzichtbaar; hij mag slechts betreden warden door den keizer of zijn gevolmachtigde. Want hier wordt een der drie schatten van de dynastie bewaard: de spiegel, die het zinnebeeld is van het licht en de gerechtigheid." minui IIIIIIIC 1 Als wij nu de kranten lezen Zien wij kopjes vet gedrukt I Over iets dat meer of minder, 't Zij geslaagd heet of mislukt. En u leest van executies of van politieker.i strijd, Daar de een nog graag den ander Om zijn hoogen post benijdt. Daarnaast leest u ook van drama's, i Meer op financieel terrein, Waarbij 't „wordt vervolgd" zoo'n beetje I Onomstoot'lijk schijnt te zijn! i Verder het gebruik'lijk lijstje: Ongelukken langs den weg. Het fatsoen valt niet te laken, i Dus men spreke 't liefst van pech! Treinen doen het ook bijzonder, Vliegmachines anderdeels. Als een pure demonstratie Dat het óók kanzonder rails! Van manoeuvres, die geslaagd zijn, Van een „pact", dat 't minder doet Of van nieuwe contingenten Wegens uitvoer-overmoed! f Ook van korting op pensioenen, Zeer urgent, dus onverwijld Want men heeft reeds het salaris Tot de kern toe afgevijld! Als u zóó de kranten vol ziet Zonder lijmpot zelfs en schaar, Ja, dan schijnt het voor komkommers i Oók een heel, maar héél slecht jaar. MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) üniimnnniiiiüinninniniiniiniinnnnininininininniiniiniinniir. Bij het Departement van Gezondheid in Schotland was een telegram binnengekomen dat er op een afgelegen eiland een man zwaar ziek lag en dat overbrenging naar het zieken huis dringend gewenscht was. Het telegram werd doorgeseind naar de dichtstbijzijnde vlieg- haven. Een piloot kreeg bevel, ondanks den woedenden storm de vlucht naar het Muck- eiland aan de Schotsche Westkust, te wagen. Onder normale omstandigheden zou men geen vlieger op weg gestuurd hebben. Maar hier stond een menschenleven op het spel. De piloot Orell waagde de vlucht en vond ook het eiland. Een heel klein grasveld vormde de eenige landingsplaats. Ook dit waagstuk gelukte. Maar toen de piloot het plaatsje bin nenliep, de eenige nederzetting op het eiland, om met den zieke direct nog voor het inval len der duisternis te starten, hoorde hij, dat de patiënt vier uur geleden al met een motor boot naar de kust gebracht was. Het is geen wonder, dat Orell zeer ontstemd was op het eiland, het weer en het departe ment van gezondheid.... Hij vloog terug en kwam heelhuids aan. Maar hij diende een pro test in, omdat men hem onnoodig in levens gevaar gebracht had. Want een bericht, dat de man al overgebracht was, had men den piloot niet medegedeeld, omdat het kantoor, waai over het telegram liep, juist vijf minuten gesloten was, en zich dus niet gerechtigd voelde het bericht door te geven. Het leven gewaagd voor niets.... alleen we gens bureaucratie.... Een chèque-vervalscher in Emperia (Kansas) is door de rechtbank tot 635 jaar gevangenis straf veroordeeld. Zijn vader zit eveneens in de gevangenis wegens verschillende bedriegerijen en heeft een totale straf van 600 jaar uit te boeten. mfad mn den daa Door de stille, verlaten Rue Lamark liep s avonds omstreeks twaalf uur een dron ken man. De lucht was zwaar-bewolkt en enkele straatlantaarns brandden niet, maar zelfs al was het tegenovergestelde het geval ge weest, dan had de dokwerker Dumont niet ge makkelijker den weg naar huis gevonden. Want hij had in de kroeg van „Het Roode Hert" den avond doorgebracht en alle bezoekers van die inrichting al waren zij niet rood leden aan denzelfden eeuwigdurenden dorst als het befaamde hert. Het was dus zeker niet te ver wonderen dat de dokwerker Dumont zeer on vast ter been „Het Roode Hert" verliet vooral daar her juist Zaterdagavond was, de dag van de uitbetaling der loonen. Er waken echter bij zondere beschermengelen over dronken lieden, waaraan het te danken was dat Dumont niet in zeven slooten tegelijk liep. Wel had hij in de genoemde Rue Lamark een klein oponthoud Aan een der deuren in die straat was een houten bordje bevestigd, dat rijn aandacht trok. Nadat hij heftig balanceerend ge tracht had te lezen wat er op stond, besloot hij, doortastend als wijlen Alexander, den knoop door te hakken, haakte het bordje los en nam het onder zijn arm mee, waarna hij zijn weg zoo goed mogelijk vervolgde. Zonder verdere ongevallen wat alweer aan dien specialen engel moet worden toegeschreven bereikte hij de haven, waar hij aan boord van een lich ter zijn roes uitsliep, het fameuze bordje nog steeds tusschen zijn armen geklemd, als een kostbare schat. Nadat de dokwerker Dumont door de Rue Lamark was gezeild, weerklonken door die straat de regelmatige voetstappen van agent nummer 581, die zijn ronde deed en consta teerde dat de wolken boven de stad uiteenwe ken en ruimte maakten voor een zachter mane schijn, die de straat in een fantastisch licht zette. Over hetgeen er tijdens het verdere verloop van den nacht in de rue Lamark gebeurde, be staan geen betrouwbare gegevens, maar een feit is, dat den volgenden dag eenige vroege kerkgangers de politie van de veertiende sectie waarschuwden, waarna geconstateerd werd dat er een inbraak was gepleegd in de kantoren van het Brown-Rubber-Syndicaat, die in dezelfde Rue Lamark gelegen waren. De dienstdoende inspecteur liet zich door zijn agenten volledig inlichten en zoo kwam hij tot de ontdekking, dat de inbrekers geprofiteerd hadden van de afwezigheid van nummer 581, die juist in andere straten surveilleerde, en dat zij brutaalweg de voordeur van het Syn dicaatkantoor hadden geforceerd, hetgeen zon der moeite was te zien aan de sporen, die van dat werk waren overgebleven. Vervolgens wa ren zij binnengedrongen en hadden de kluizen van het Syndicaat geplunderd. Hun buit be stond uit baar geld en bankbiljetten, waarvan de nummers niet bekend waren. Enkele waarde papieren hadden de inbrekers veiligheidshalve laten liggen, omdat zij terecht vreesden meer ria- dan voordeel van die papieren te hebben. Vingerafdrukken waren niet gevonden en ook andere aanwijzingen ontbraken geheel en al. De dienstdoende inspecteur gromde, toen hij al deze feiten had doorgekeken. Hij speelde eventjes gedachtenloos met zijn vulpen, greep dan resoluut naar de telefoon en belde den rechercheur Armand Verdun op. „Die moet dat zaakje nu maar opknappen," bromde de inspecteur. Hij liet nog een paar berichtjes verspreiden en stelde zoodoende het lieele omvangrijke politie-apparaat in werking maar verder deed hij niets dan afwachten, tot rechercheur Verdun hem de daders zou bren gen. Toen rechercheur Verdun op de plaats van de misdaad arriveerde, was er in de zaak nog niet het minste schot gekomen. Fm toen hij zich van alle feiten op de hoogte had gesteld, leek het hem, zacht gezegd, een duister geval. Slechts één houvast was er: de inbraak was gepleegd door beroepsmenschen. Ook in de misdaad verloochent het vakwerk zich niet. Dilettanten en Zondags-inbrekers konden dus buiten beschouwing blijven. Maar al liet men die er buiten, dan nog bleef het terrein waar- Maar wat vreemd! Het hol was niet afgeslo ten. Ik trad naar buiten en blikte over de verre zandvlakte in de richting waarvan wij gekomen waren. „Ik zie niets", zei ik tot oom Sidney, die ook naar buiten gekomen was. „Wat dit te beteekenen heeft is voor mij een raadsel," zei oom Sidney. Misschien zijn de kerels de veldflesschen gaan vullen? Ik trad het hol binnen. Een merk waardig iets, de kerels hadden de veldflesschen achtergelaten. Onze boel was netjes in een hoek gelegd en zij hadden niets meegenomen, dus roovers waren het niet. „Weet je wat ik denk, Bok? Gisteren hebben de mannen geklaagd over de groote vermoeie nissen en nu hebben ze zich vandaag tijdig uit de voeten gemaakt." Goede raad was duur. Moesten we zonder geleide verder trekken? Ook konden we de heele uitrusting niet meedragen nu de hotten- totten weg waren. We besloten het hol af te sluiten en er voor een dag op uit te trekken om het oerwoud te verkennen. Spoedig bereikten wij het oerwoud. op men de daders speuren kon, vervaarlijk groot Zuchtend inspecteerde rechercheur Verdun nogmaals het kantoor. Opeens werd zijn aan dacht getrokken door een grijze veeg op het belrang. die er nog niet lang geleden op aan gebracht kon zijn. Met een loupe bestudeerde de rechercheur het zonderlinge verschijnsel, hij ging er bijna met zijn neus bovenop liggen en vervolgens begon hij als een Amerikaansche step-dancer een soort horlepijp te dansen, tot groote verbaring van zijn ondergeschikten. Maar rechercheur Verdun had nu eenmaal gevoel voor humor. Nadat hü zijn vroolijken dans had beëindigd, gaf hij onverwijld vele instructies, die allemaal op één punt met elkander overeen kwamen. Hij zelf volgde het voorbeeld van den dienstdoen- den inspecteur en ging een sigaar rooken, tot dat de daders zouden worden binnengebracht. f Hij rookte niet -rjr i j één, maar twee si- IJjgt OOTUJC I garen. Toen werd hem medegedeeld dat er drie man- i."..»»»™»» nen waren aangehouden. Rechercheur Verdun lachte breed. „Zoo!" zei hij vroolijk. „zijn het er drie? Ik had er anders op z'n hoogst twee verwacht!" „De eerste is een dokwerker, Dumont," lichtte de agent hem in. „Hij scharrelde vandaag zeer verdacht in de omgeving van de Syndicaats kantoren." Rechercheur Verdun liet den man binnen komen. Dumont had zwaar geslapen, maar ook zwaar gedroomd. En hij was hooglijk verbaasd geweest, toen hij wakker werd en ontdekte dat hij een hcuter* bordje tegen rijn maag drukte. Er kwam echter langzamerhand weer wat orde in zijn nevelige gedachten en toen scheen hij zich het een en ander te herinneren. Hij had zich schuldig gemaakt aan diefstal en daar hij een eerlijk man was, besloot hij het gestolene terug te brengen. Het was echter onmogelijk dit te doen, zonder de aandacht op zichzelf te vestigen. Een agent ontdekte hem, met het bordje onder zijn jas en bracht hem naar het politie-bureau. „En hier sta ik nu," besloot Dumont. „Is het erg strafbaar, wat ik gedaan heb, meneer? Hoeveel kunnen ze me daarvoor geven? U moet bedenken, ik was een beetje eh.... niet waar En bovendien heb ik het ding weer eer lijk terug willen brengen." „Wat je er vcor krijgt?" zei de rechercheur vroolijk. „Hier, pak aan, een paar sigaren. En haal nooit meer van die dwaze streken uit!" Meer dan verbluft verliet de dokwerker Du mont het politie-bureau. „En nu de twee andere heeren," zei Verdun. „Hebt jullie hen gemakkelijk kunnen vinden?" „Met behulp van uw aanwijzing, ja, meneer. Zooals u gezegd had, zaten ze onder de verf, grijze en roode verf. Tot zelfs hun handen toe. En van een goed alibi is geen sprake, zoodat we hier...." „Inderdaad, hier hebben we de inbrekers. Ze zullen dien Dumont wel niet dankbaar wezen, want aan hem hebben ze 't voor een groot deel te wijten, dat ze gesnapt zijn. Hij had namelijk het bordje meegenomen, waarop stond: „Pas geverfd." Met een erg onprettig gevolg voor de heeren. Kun je je voorstellen hoe ze gekeken hebben, toen ze ontdekten Het snorretje van den waardigen agent trilde verdacht. Hij had moeite om zijn lachen te houden. Dezer dagen zal het laatste deel van den nieuwen van Baden-Baden naar Ruhestein loopenden autoweg in het Noordelijke Zwarte Woud voor het verkeer worden vrijgegeven. De weg loopt over de badplaatsen van het Bühler- gebied naar Hundseck-UnterstmattMummel- see en voorts naar de Hornisgrinde en over Seibelseckle naar Ruhestein. Hier loopt de weg uit op de groote autobaan StraatsburgAchern OttenhöfenRuhesteinFreudenstadt. In het Zuidelijke Zwarte Woud is dezer dagen de nieuwe autoweg van Waldkirch naar den 1241 M. hoogen Kandel voor het verkeer open gesteld. Een arts in België had voor een ernstig ge val van hersenvliesontsteking dringend een speciaal preparaat noodig. Ten einde raad riep hij de hulp in van het Brusselsche radio station. Dit gaf om 4.07 uur zn aanvrage door en vier minuten later reeds ontving de arts va ntwee zijden de mededeeling, dat het ge neesmiddel onmiddellijk gestuurd zou worden. Zeven uur 's avonds kon Radio Brussel mede- deelen, dat de patien gered was. 11 1 'f on dit blad Zi1n Intrevolee de verzekeringsvoorwaarden tegen O SI SI ft bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door f '7C/Ï bij een ongevalmet f O Cf) bij verlies van een hand f 1 O C ojj verlies van een Cf) bij een breuk van f Afï bij verlies van 'n Alle abonné s ongevallen ve^^rd voor e^ der TOlgenae uitkeeringeri t oUUU.-verlies van belde armen, beide beenen ol beide oogen f f OU.' doodelijken afloop T 6OU.- een voet of een oog f 160.-duim of wijsvinger T OU.-been of arm/?(/.- anderen vinger 96. (Korte inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Ascher gaat door voor een ver woed verzamelaar van Kostbare boeken In Merlin St. Hugh, waai hi.1 op sttn bul ten woont, leeft hll zeer afgezonderd met zijn nichtje Paula Parks ton. die tn het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector Arthur Newnham Door een handlangster komt Ascher in het be zit van een kostbaar werk, dat uit de bi bliotheek van Burgoyne ls gestoler Ascher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door Sur- goyne en den letterkundige Egerton. In een luguber hotelletje te Parijs wordt Ascher dan vermoord. Omtrent den dader tast men ln het duister WaarschUnlljk is Ascher reeds in den trein vermoord en ln zijn boekenkoffer. door iemand die zich voor hem uitgaf naar het hotel ver voerd. Het lustltleel onderzoek wordt ge leid door den detective Lestrangel Let nou eens op. Zij heeft de bibliotheek hoogstens een half uur na hem verlaten en ze was een flauwte nabij. Dat feit schijnt de politie over het hoofd te hebben gezien. Ze had haar overschoenen aan, een regenjas, de hooge laarzen, enfin ze was heelemaal uitge rust voor een wandeling door het slechte weer. Toch belt ze om een taxi, en we weten van haar hospita, dat ze zoo uitgeput is thuis ge komen, dat ze zich als het ware aan de trap leuning moest omhoog trekken. Haar stem klonk erg vermoeid, ze is onmiddellijk aan het werk gegaan, ze was dien anderen morgen weer vroeg bezig en toch heeft ze niet den eersten trein genomen, wat ze gewoonlijk deed. Ik weet niet of ze iets tusschen Ascher's papieren heeft gevonden, dat misschien erg bezwarend voor Newnham kon zijn we kunnen in ieder geval veilig aannemen, dat zij ten zeerste bezoigd is om rijn veiligheid en daar zelfs wel wat voor over heeft. Wat het ook geweest kan zijn, het schijnt een verschrikkelijk effect op haar te hebben gehad. En we hebben niet de minste hoop, om het te weten te komen, als we niet persoon lijk een onderzoek instellen in de bibliotheek. Dan nog hebben we een uiterst geringe kans, omdat zij natuurlijk alles kan hebben ver nietigd. IV Ruth Marlowe stond onmiddellijk op, toen Slane het tweetal binnen liet. Ze had op dit moment haar gevoelens weer keurig in haar macht, maar ze kon toch niet voorkomen, dat ze even verrast opkeek en met een opmerke lijke spanning in haar stem vroeg ze: „Hoe was hjj, brengt u nieuws?" Egerton begon de zaak uit te leggen, maar zü viel hem plotseling wild in de rede. „De hut? Wat heeft die daar nu mee uit te sts^n?" „O, heeft hij u dat niet verteld? Welnu, zijn nieuwste verhaal is, dat hij daar den nacht heeft doorgebracht. Het is een hut, die zoowat een halve mijl van den hoofdweg ligt. Mr. Beaumont en ik zijn daar geweest en we heb ben er beslist eenige belangrijke ontdekkingen gedaan, die voldoende kunnen bewijzen, dat hij er inderdaad is geweest. Maar u zult wel in zien, Miss Marlowe, dat de rechtbank zich niet door wat lucifers en sigaretteneindjes zal laten overtuigen. In een moordgeval krioelt het altijd van dergelijke fantastische details, nu is het onze harde taak om te bewijzen, dat fantasie en werkelijkheid hier samenvallen. Dit is mr. Beaumont. Ik weet niet, of ik ooit over hem gesproken heb, maar hij helpt mij meestal een handje. Wij hebben een theorie opgezet, vol gens welke Newnham is vrij te spreken en we zullen trachten deze theorie uit te werken. Heeft u nog steeds niets gevonden onder Sir Ascher's papieren, waaruit blijkt, wie de man is, dien hij in Parijs ging bezoeken?" „Neen. Ik vind het allemaal vreeselijk ge heimzinnig. Ik weet wel, dat hij wat brieven heeft kapot gescheurd en zoo klein en zoo vin nig, dat je echt kon zien, dat er geen stukje van mocht overblijven." ,,'t Is best mogelijk. Ook van de boeken is nog niets bekend. Ik heb een man aan 't werk, die alle groote verkoopingen afloopt, zoowel hier als op het vasteland, of ze door middel van zijn agenten nauwkeurig laat nagaan, maar ik betwijfel of we de eerste maanden iets over die boeken zullen vernemen." „Wel, Beaumont, wat zeg je van deze biblio theek?" „Ik had er al vaak over hooren spreken, maar ik heb nooit gedroomd, dat ik er nog eens in zou komen. Ik vind het een beetje drukkend, als ik het zoo zeggen mag. Ik heb nooit kunnen dwepen met de Royal Academy. Schilderijen verliezen in waarde als ze zoo in heele series naast elkander hangen. Die hebben eigenlijk elk 'n muur voor zich noodig en de rest moest maar in het vuur worden geworpen. Datzelfde vind ik van boeken. Die moest je niet zoo op elkaar stapelen, zooals hier. Kijk nou eens en hij liep op de eerste de beste plank toe, die binnen zijn bereik was. Je kunt er geen vinger tusschen steken. Wat deed hij toch als er een nieuw bijkwam? Dan verkocht hij een van deze zeker? Er is niet de minste ruimte meer voor zijn nieuwe aanwinsten en hij kon er onmoge lijk planken bij laten slaan." „Sta niet zoo te mopperen," mompelde Eger ton. „Miss Marlowe, weet u ook wat voor merk sigaretten Newnham rookt?" „De Reszkes, geloof ik. Hij had altijd 'n doos in mijn kamer, omdat sir Hector niet wilde, dat zijn secretaris in de bibliotheek rookte. Van tijd tot tijd sloop hij bij mij binnen om wat te roo ken, als het hem hier te benauwd werd. Ik vermoed, dat er nog wel in zijn la zullen lig gen." Zij opende een deur en bracht hem naar de pijpenla van een kamer. Dit vertrekje was even keurig in orde als Ruth zelf. Er stond 'n schrijfbureau en voor het venster een klein tafeltje met een schrijfmachine, een kaart systeem, een telefoon, een klein boekenrek, een paar stoelen en aan den anderen kant een kapstok waar Ruth's heldere stofjas hing, haar hoed, haar handschoenen en een paar peau de suède slobkousen. Ruth ging naar 't schrijf bureau, opende een la en haalde een gele doos te voorschijn met nog zoowat twaalf sigaretten. Er lag ook een notitieboekje. „Is dat van hem?" mompelde Egerton toen hij de blaadjes met het breede schrift zag. Ruth ving zijn blik op en glimlachte. „Ja, dit was zijn la. Er was geen plaatsje voor hem vrij in de bibliotheek." „Ik zou er maar niet aankomen, voordat de politie weer hier geweest is," gaf Egerton den raad. „Hebt u het erg vervelend gehad met die journalisten?" „O het begint al wat minder te worden," zei Ruth. „Ik geloof niet, dat ze erg veel van me te weten zijn gekomen. Er waren een paar van die snaken," voegde ze er minachtend aan toe, „die wilden beweren, dat Sir Hector heelemaal niet met boeken was vertrokken en alleen maar 'n reisje naar Parijs was gaan maken." „Dat paste zeker in het kader van hun avond editie," zei Egerton. Hij kwam terug naar de bibliotheek en vroeg of hij even een briefje mocht schrijven. „Natuurlijk," zeide Ruth, terwijl ze papier en enveloppen voor den dag haalde. Het was een erg kort briefje. Er stonden enkele aanteeke- ningen in over de hut, die zij dien morgen hadden bezocht. „Dank u wel, Miss Marlowe," zei hij terwij) hij opstond. „Ik vrees, dat wij u niet veel ver teld hebben, dat u Hij hield plotseling op en er kwam een sterke verandering over zijn gezicht. Hij stond strak gespannen te luisteren. Toen deed hij heel vreemd. Hij trok heel voorzichtig de toppen van zijn vingers over de vloeimap, waarop zijn briefje met het schrift naar beneden lag, zoo als hij het had afgevloeid. Toen keek hij vlug van de dame naar zijn metgezel. „Hoort u niets? Ja? Heeft men u nooit verteld dat u magnetische kracht bezit. Nou mij wel. Dat komt omdat ik een Schot ben denk ik. Wij heb ben op dat gebied een heelen voorsprong op alle naties. Luister nog eens." Ditmaal streek hij met alle kracht over het papier. Beaumont sprong naar voren. „Daar zit iets onder het vloeiblad!" riep hij uit. „Juist," stemde Egerton kalm in. Hij stak twee vingers onder het bovenste vloeiblad, licht te het toen even op en zei tot Ruth: „Gebruikte ook iemand buiten Sir Hector dit vloeiblad?" „Neen. Hij was er altijd erg kieskeurig op. Ik mocht er niet eens een enveloppe op af vloeien. Ik mocht alleen eiken dag het vel ver wisselen." „Weet u, wanneer u dat voor het laatst ge daan hebt?" „Dat moet Vrijdag geweest zijn. Ja, want Zaterdagmorgen vond ik het zoo vreemd dat ik het niet meer hoefde te doen. Het was een ge woonte van me geworden." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9