PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Pi
Voorbereidingen in Castel Gandolfo
'N TROUWE KLANT
DE „VILLEGGIATURA
HET JAPANSCHE MEKKA
KOMKOMMERTIJD?
Het Geheim van
het open Raam
WOENSDAG 4 JULI 1934
Het bezoek van Z. H. den Paus
aan Castel Gandolfo bet eekent
voor dit schilderachtig
dorpje een nieuw leven
en een nieuwe ge
schiedenis
Weinig verschil met het
Vaticaansche leven
Het oudste theater der
wereld
Talrijke bedevaarten trekken om
streeks dezen tijd naar de
stad Yamada in het
district Mir
Eeredienst van de
zonnegodin
Zijn leven gewaagd
voor niets
635 jaar gevangenis
straf
Nieuwe autowegen ïn
het Zwarte Woud
Radio bracht redding
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Detective-verhaal dooi
ANTHONIE GILBERT
Petrus en Paulus brengt zoo het feestelijk
slot van het Romeinsche werkjaar; nu
komen reisgidsen en spoorboeken en pros
pectussen aan de beurt, om het beste plekje te
kiezen voor de „villeggiatura", het zomerverblijf
naar Italiaanschen trant. Dit is geen vacantie
vol beweeglijk en kijkgraag toerisme; het
is ook geen jacht naar intense ontspanning of
afleiding. Het is eenvoudig het overplaatsen
van het heele gezin in vol bedrijf naar een oord
met frissche lucht en goed water, meestal in
eenvoudige omgeving. Wie een stuk land of een
wijnberg bezit, gaat daar de zomermaanden
doorbrengen. Men verandert van plaats en
lucht, maar zoo weinig mogelijk van levens
wijze.
Het schijnt dat de „villeggiatura" van Pius
XI een model van deze Italiaansche opvatting
zal worden. Als men de berichten gelooven mag,
die omtrent de voorbereiding verluiden, zal het
leven van den Paus in zijn zomerverblijf te
Castel Gandolfo bijna in niets verschillen van
zijn gebruikelijke dagorde in het Vaticaan.
Juist de verzekering van deze gelijkvormigheid
zou noodig zijn geweest om den Paus tenslotte
er toe te bewegen, straks het Vaticaan te ver
laten. Naar 'n schertsend woord van den H.
Vader zelf zal hij in Castel Gandolfo alleen
maar „een andere jas" dragen, die bij de tem
peratuur van het heuveldorpje past.
De Paus beschouwt zijn verblijf te Castel
Gandolfo slechts als een verandering van re
sidentie en niet als een verandering van levens
wijze; het verschil is, behalve wat lucht en kli
maat aangaat, niet grooter, dan wanneer hij
bijv. zijn intrek zou nemen in het paleis van
den gouverneur der Vaticaansche Stad. De na
bijheid van Castel Gandolfo en de snelle ver
keersmiddelen, die hier ten dienste staan, ma
ken het mogelijk, deze opvatting inderdaad te
verwerkelijken.
Een snelle auto rijdt den afstand in een half
uur, terwijl de draadlooze verbinding op ultra
korte golf voor een regelmatig en ongestoord
niet-afhoórbaar contact met de Vaticaansche
^bureaux zorgt. Naar sommige Italiaansche bla
den weten mee te deelen, is de dagorde des
Pausen voor zijn aanstaand verblijf te Castello
reeds in alle détails vastgesteld. Om van de
morgenlucht te genieten, staat de Paus in Cas
tello iets vroeger op dan hij in het Vaticaan
pleegt te doen, zoodat hij de dagelijksche H.
Mis in plaats van om 7 uur reeds om half ze
ven zal lezen. Ook de avond, dien de Paus aan
de studie pleegt te wijden, zal wat langer
worden voortgezet; de „siësta" in de warme
middaguren zal goedmaken, wat aan de nacht
rust ontnomen wordt. Daar de paus zijn ge
wone werkzaamheden wenscht voort te zetten,
zal de maestro di camera, mgr. Caccia Domi-
nioni den Heiligen Vader naar Castello ver
gezellen. Vier Nobelgardisten zullen in het
zomerpaleis onderdak vinden, terwijl vier
andere dagelijks uit Rome komen. Ook een
piket van de Zwitsers en twintig gendarmen
zullen den Paus naar Castel Gandolfo volgen.
De kardinaal-staatssecretaris zal dagelijks uit
Rome komen voor de gebruikelijke ochtend
audiëntie bij den H. Vader. Ook de hoofden
der beide afdeelingen van het Staatssecreta
riaat, mgr. Pizzardo en mgr. Ottaviani, zullen
beurtelings dag om dag naar Castel Gandolfo
komen om den Paus over de loopende zaken
te berichten. De publieke en private audiënties
zullen op den zelfden voet als in het Vaticaan
gegeven worden; alleen wordt de dagorde iets
vervroegd met het oog op den terugkeer der
bezoekers naar Rome. Ook de groote audiënties
aan de pelgrims en andere bezoekers, die de
Paus eens zijn „sport" noemde, zullen te Cas
tel Gandolfo worden voortgezet; de eerste zal
die van de bevolking van het dorp zelf zijn.
Waarschijnlijk is echter, dat zij in plaats
van 's morgens 's namiddags zullen gehouden
worden en dat zij, waar de vertrekken van het
paleis niet dezelfde ruimte bieden als het Va
ticaan, in het park zullen plaats vinden.
De middagwandeling van den Paus, die zich
in het Vaticaan vaak tot een korten rit door
de Vaticaansche tuinen beperkt zoo zij niet
gansch door de werkzaamheden verdrongen
wordt, zal in Castel Gandolfo een belangrijke
plaats in de dagorde krijgen.
Het park van de Villa Barberini met zijn
kilometerlange schaduwrijke lanen biedt zoo
wel voor wandelritten als voor wandelingen te
voet de prachtigste gelegenheid. En dit zal dan
ook de voornaamste, om niet te zeggen de
eenigste trek zijn, die deze pauselijke „villeg
giatura" van het Vaticaansche leven onder
scheidt.
Castel Gandolfo zelf is in een opwinding,
die nauwelijks nog hooger kan stijgen. Voor
dit schilderachtige dorpje begint straks een
nieuw leven en een nieuwe geschiedenis; het
wordt „belangrijk" en deze belangrijkheid
werpt reeds nu haar schaduw vooruit op de
waardige ingezetenen, die over hun dorpsche
vriendelijkheid een pontificalen glans gaan
spreiden.
Volgens een bericht uit Athene heeft de Ita
liaansche onderzoekingsexpeditie, die sedert
vier jaren onder leiding van professor Luige
Pemier van de Universiteit in Florence op Kre
ta opgravingen verricht een buitengewoon be
langrijke ontdekking gedaan. Het betreft de
blootlegging van een heel oud theater, dat be
zien van het standpunt der antieke architec
tuur buitengewoon interessant is.
Prof. Pernier is van meening, dat het bloot
gelegde bouwwerk als het oudste theater der
wereld beschouwd moet worden.
De plaats waar de vondst gedaan werd is
een groot steenen binnenplein op een heuvel
in de nabijheid van het koningsplein van Mi
nos in Festo op Kreta. Volgens de opinie van
den vorscher moet het gebouwd zijn door een
onbekend gebleven koning, minstens anderhal
ve eeuw voor den bouw van het beroemde thea
ter van Dionysius.. Dit laatste gold tot nog toe
als het oudste der wereld. Ondanks de verwoes
tingen door den tand des tijds aangericht, be
zitten de blootgestelde ruïnen nog al de ken
merken van de schoonheid en adel van haar
grootsche architectuur.
Twee trappen, die met het koninklijk paleis
in verbinding staan, zijn nog nagenoeg in hun
oorspronkelijken staat behouden. Een derde
trap voerde omhoog tot hooge muren die het
theater omsloten. Hier tegenover bevond zich
een plein, dat eveneens met het paleis verbon
den was en vanwaar uit de onbekende koning
waarschijnlijk het theater kon betreden. Bij 't
binnentreden moet zich naar de afbeeldingen,
die in het paleis van Festo gevonden werden,
een plechtig ceremonieel afgespeeld hebben,
waaraan alle leden van den hofstaat deelnamen.
De Italiaansche archaeoloog merkt hierbij op,
dat de koning in eigen persoon aan de voorstel
lingen deelnam, wanneer het programma reli
gieuze dansen bevatte.
Een verrassende ontdekking is ook het feit,
dat het oude theater ook de schouwplaats
van stierenvechten moet geweest zijn, zooals
uit de afbeeldingen die prof. Pernier op de mu
ren ontdekte, blijkt.
Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru
briek „Omroepers". U moogt er graag eens in
grasduinen. De zakenman weet van Uw speur-
lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers,
die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en
die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad
motiveeren.
In dezen tijd van het jaar begeven zich weer
tallooze Japanners op reis om een bedevaart te
doen naar de stad Yamada in het district Mir,
het religieuze middelpunt van het keizerrijk.
Met zijn beide altaren, waarvan het eene ge
wijd is aan de godin van den landbouw en het
andere aan de zonnegodin Amaterasoe, met
zijn Sjintaistisch priesterseminarium, zijn hei
ligdommen en de drie millioen pelgrims, die
ieder jaar deze heilige plaats bezoeken, is Ya
mada in zekeren zin voor den Japanner, wat
Mekka voor de wereld van den Islam is.
Ofschoon de stad vijf uur sporen van Kobe
ligt, zou een vreemdeling zich niet gemakkelijk
in den weg kunnen vergissen, want zelfs op
werkdagen golft een feestelijk gekleede menig
te over de wegen naar de tempelstad. In on
afgebroken rij trekken de processies voorbij.
Uit dicht struikgewas en boomaanplantingen
rijzen de heiiige paviljoenen op, aan welker
drempel zelfs de keizer zijn wagen moet ver
laten en te voet verder moet gaan. „Mijn Ja-
pansche begeleider", schrijft een Europeesch
journalist, die zoo een bedevaart heeft meege
maakt, „maakt mij er op opmerkzaam, dat wij
ons hier moeten onderwerpen aan een reini
gingsprocédé. Daartoe dient een groot bekken
met stroomend water, waarom de menigte zich
verdringt. Het voorbeeld van de anderen vol
gend, dompel ik mijn handen onder en drink
uit den aan een ketting hangenden beker een
slok water, waarmede ik mijn mond spoel. Nu
kunnen wij onzen weg voortzetten. Wij schrij
den voorbij de paviljoenen, waarin de hoogwaar-
digheidsbekleeders plaats nemen, als zehier
heen komen om de zonnegodin te aanbidden.
Andere eereplaatsen blijven gereserveerd voor
degenen, die van hun souverein opdracht heb
ben gekregen om mededeeling te doen van een
bijzonder belangrijke gebeurtenis, zooals de ge
boorte van den troonopvolger in December 1933
en het uittreden van Japan uit den Volken
bond voor twee jaar terug. Een ander pavil.
joen dient als tooneel voor de heilige tempel-
dansen, die op vastgestelde tijdstippen door
jonge meisjes worden uitgevoerd.
Dan staan wij in een tempel, waar hoed en
bovengewaad moeten worden afgelegd. Wat
hier te zien is, kan echter nauwelijks onze be
langstelling hebben. Wij staan voor een houten
traliewerk, welks middenstuk de toegang vormt
naar de gereserveerde »fuimte, een zuilenhal,
waarin een witte tent verrijst. De tempel zelf
blijft voor onze profane oogen onzichtbaar; hij
mag slechts betreden warden door den keizer
of zijn gevolmachtigde. Want hier wordt een
der drie schatten van de dynastie bewaard: de
spiegel, die het zinnebeeld is van het licht en
de gerechtigheid."
minui
IIIIIIIC
1 Als wij nu de kranten lezen
Zien wij kopjes vet gedrukt I
Over iets dat meer of minder,
't Zij geslaagd heet of mislukt.
En u leest van executies
of van politieker.i strijd,
Daar de een nog graag den ander
Om zijn hoogen post benijdt.
Daarnaast leest u ook van drama's,
i Meer op financieel terrein,
Waarbij 't „wordt vervolgd" zoo'n
beetje
I Onomstoot'lijk schijnt te zijn!
i Verder het gebruik'lijk lijstje:
Ongelukken langs den weg.
Het fatsoen valt niet te laken,
i Dus men spreke 't liefst van pech!
Treinen doen het ook bijzonder,
Vliegmachines anderdeels.
Als een pure demonstratie
Dat het óók kanzonder rails!
Van manoeuvres, die geslaagd zijn,
Van een „pact", dat 't minder doet
Of van nieuwe contingenten
Wegens uitvoer-overmoed!
f Ook van korting op pensioenen,
Zeer urgent, dus onverwijld
Want men heeft reeds het salaris
Tot de kern toe afgevijld!
Als u zóó de kranten vol ziet
Zonder lijmpot zelfs en schaar,
Ja, dan schijnt het voor komkommers i
Oók een heel, maar héél slecht jaar.
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
üniimnnniiiiüinninniniiniiniinnnnininininininniiniiniinniir.
Bij het Departement van Gezondheid in
Schotland was een telegram binnengekomen
dat er op een afgelegen eiland een man zwaar
ziek lag en dat overbrenging naar het zieken
huis dringend gewenscht was. Het telegram
werd doorgeseind naar de dichtstbijzijnde vlieg-
haven. Een piloot kreeg bevel, ondanks den
woedenden storm de vlucht naar het Muck-
eiland aan de Schotsche Westkust, te wagen.
Onder normale omstandigheden zou men
geen vlieger op weg gestuurd hebben. Maar
hier stond een menschenleven op het spel. De
piloot Orell waagde de vlucht en vond ook
het eiland. Een heel klein grasveld vormde
de eenige landingsplaats. Ook dit waagstuk
gelukte. Maar toen de piloot het plaatsje bin
nenliep, de eenige nederzetting op het eiland,
om met den zieke direct nog voor het inval
len der duisternis te starten, hoorde hij, dat
de patiënt vier uur geleden al met een motor
boot naar de kust gebracht was.
Het is geen wonder, dat Orell zeer ontstemd
was op het eiland, het weer en het departe
ment van gezondheid.... Hij vloog terug en
kwam heelhuids aan. Maar hij diende een pro
test in, omdat men hem onnoodig in levens
gevaar gebracht had. Want een bericht, dat de
man al overgebracht was, had men den piloot
niet medegedeeld, omdat het kantoor, waai over
het telegram liep, juist vijf minuten gesloten
was, en zich dus niet gerechtigd voelde het
bericht door te geven.
Het leven gewaagd voor niets.... alleen we
gens bureaucratie....
Een chèque-vervalscher in Emperia (Kansas)
is door de rechtbank tot 635 jaar gevangenis
straf veroordeeld. Zijn vader zit eveneens in de
gevangenis wegens verschillende bedriegerijen
en heeft een totale straf van 600 jaar uit te
boeten.
mfad mn den daa
Door de stille, verlaten Rue Lamark liep
s avonds omstreeks twaalf uur een dron
ken man. De lucht was zwaar-bewolkt en
enkele straatlantaarns brandden niet, maar
zelfs al was het tegenovergestelde het geval ge
weest, dan had de dokwerker Dumont niet ge
makkelijker den weg naar huis gevonden. Want
hij had in de kroeg van „Het Roode Hert" den
avond doorgebracht en alle bezoekers van die
inrichting al waren zij niet rood leden
aan denzelfden eeuwigdurenden dorst als het
befaamde hert. Het was dus zeker niet te ver
wonderen dat de dokwerker Dumont zeer on
vast ter been „Het Roode Hert" verliet vooral
daar her juist Zaterdagavond was, de dag van
de uitbetaling der loonen. Er waken echter bij
zondere beschermengelen over dronken lieden,
waaraan het te danken was dat Dumont niet
in zeven slooten tegelijk liep. Wel had hij in
de genoemde Rue Lamark een klein oponthoud
Aan een der deuren in die straat was een
houten bordje bevestigd, dat rijn aandacht
trok. Nadat hij heftig balanceerend ge
tracht had te lezen wat er op stond, besloot hij,
doortastend als wijlen Alexander, den knoop
door te hakken, haakte het bordje los en nam
het onder zijn arm mee, waarna hij zijn weg
zoo goed mogelijk vervolgde. Zonder verdere
ongevallen wat alweer aan dien specialen
engel moet worden toegeschreven bereikte
hij de haven, waar hij aan boord van een lich
ter zijn roes uitsliep, het fameuze bordje nog
steeds tusschen zijn armen geklemd, als een
kostbare schat.
Nadat de dokwerker Dumont door de Rue
Lamark was gezeild, weerklonken door die
straat de regelmatige voetstappen van agent
nummer 581, die zijn ronde deed en consta
teerde dat de wolken boven de stad uiteenwe
ken en ruimte maakten voor een zachter mane
schijn, die de straat in een fantastisch licht
zette.
Over hetgeen er tijdens het verdere verloop
van den nacht in de rue Lamark gebeurde, be
staan geen betrouwbare gegevens, maar een
feit is, dat den volgenden dag eenige vroege
kerkgangers de politie van de veertiende sectie
waarschuwden, waarna geconstateerd werd dat
er een inbraak was gepleegd in de kantoren van
het Brown-Rubber-Syndicaat, die in dezelfde
Rue Lamark gelegen waren.
De dienstdoende inspecteur liet zich door zijn
agenten volledig inlichten en zoo kwam hij tot
de ontdekking, dat de inbrekers geprofiteerd
hadden van de afwezigheid van nummer 581,
die juist in andere straten surveilleerde, en
dat zij brutaalweg de voordeur van het Syn
dicaatkantoor hadden geforceerd, hetgeen zon
der moeite was te zien aan de sporen, die van
dat werk waren overgebleven. Vervolgens wa
ren zij binnengedrongen en hadden de kluizen
van het Syndicaat geplunderd. Hun buit be
stond uit baar geld en bankbiljetten, waarvan
de nummers niet bekend waren. Enkele waarde
papieren hadden de inbrekers veiligheidshalve
laten liggen, omdat zij terecht vreesden meer
ria- dan voordeel van die papieren te hebben.
Vingerafdrukken waren niet gevonden en ook
andere aanwijzingen ontbraken geheel en al.
De dienstdoende inspecteur gromde, toen hij
al deze feiten had doorgekeken. Hij speelde
eventjes gedachtenloos met zijn vulpen, greep
dan resoluut naar de telefoon en belde den
rechercheur Armand Verdun op.
„Die moet dat zaakje nu maar opknappen,"
bromde de inspecteur. Hij liet nog een paar
berichtjes verspreiden en stelde zoodoende het
lieele omvangrijke politie-apparaat in werking
maar verder deed hij niets dan afwachten, tot
rechercheur Verdun hem de daders zou bren
gen.
Toen rechercheur Verdun op de plaats van
de misdaad arriveerde, was er in de zaak nog
niet het minste schot gekomen. Fm toen hij
zich van alle feiten op de hoogte had gesteld,
leek het hem, zacht gezegd, een duister geval.
Slechts één houvast was er: de inbraak was
gepleegd door beroepsmenschen. Ook in de
misdaad verloochent het vakwerk zich niet.
Dilettanten en Zondags-inbrekers konden dus
buiten beschouwing blijven. Maar al liet men
die er buiten, dan nog bleef het terrein waar-
Maar wat vreemd! Het hol was niet afgeslo
ten. Ik trad naar buiten en blikte over de verre
zandvlakte in de richting waarvan wij gekomen
waren. „Ik zie niets", zei ik tot oom Sidney,
die ook naar buiten gekomen was. „Wat dit
te beteekenen heeft is voor mij een raadsel,"
zei oom Sidney.
Misschien zijn de kerels de veldflesschen
gaan vullen? Ik trad het hol binnen. Een merk
waardig iets, de kerels hadden de veldflesschen
achtergelaten. Onze boel was netjes in een
hoek gelegd en zij hadden niets meegenomen,
dus roovers waren het niet.
„Weet je wat ik denk, Bok? Gisteren hebben
de mannen geklaagd over de groote vermoeie
nissen en nu hebben ze zich vandaag tijdig uit
de voeten gemaakt."
Goede raad was duur. Moesten we zonder
geleide verder trekken? Ook konden we de
heele uitrusting niet meedragen nu de hotten-
totten weg waren. We besloten het hol af te
sluiten en er voor een dag op uit te trekken
om het oerwoud te verkennen. Spoedig bereikten
wij het oerwoud.
op men de daders speuren kon, vervaarlijk
groot
Zuchtend inspecteerde rechercheur Verdun
nogmaals het kantoor. Opeens werd zijn aan
dacht getrokken door een grijze veeg op het
belrang. die er nog niet lang geleden op aan
gebracht kon zijn. Met een loupe bestudeerde
de rechercheur het zonderlinge verschijnsel, hij
ging er bijna met zijn neus bovenop liggen en
vervolgens begon hij als een Amerikaansche
step-dancer een soort horlepijp te dansen, tot
groote verbaring van zijn ondergeschikten.
Maar rechercheur Verdun had nu eenmaal
gevoel voor humor.
Nadat hü zijn vroolijken dans had beëindigd,
gaf hij onverwijld vele instructies, die allemaal
op één punt met elkander overeen kwamen. Hij
zelf volgde het voorbeeld van den dienstdoen-
den inspecteur en ging een sigaar rooken, tot
dat de daders
zouden worden
binnengebracht. f
Hij rookte niet -rjr i j
één, maar twee si- IJjgt OOTUJC I
garen. Toen werd
hem medegedeeld
dat er drie man- i."..»»»™»»
nen waren aangehouden.
Rechercheur Verdun lachte breed.
„Zoo!" zei hij vroolijk. „zijn het er drie? Ik
had er anders op z'n hoogst twee verwacht!"
„De eerste is een dokwerker, Dumont," lichtte
de agent hem in. „Hij scharrelde vandaag zeer
verdacht in de omgeving van de Syndicaats
kantoren."
Rechercheur Verdun liet den man binnen
komen. Dumont had zwaar geslapen, maar ook
zwaar gedroomd. En hij was hooglijk verbaasd
geweest, toen hij wakker werd en ontdekte dat
hij een hcuter* bordje tegen rijn maag drukte.
Er kwam echter langzamerhand weer wat orde
in zijn nevelige gedachten en toen scheen hij
zich het een en ander te herinneren. Hij had
zich schuldig gemaakt aan diefstal en daar hij
een eerlijk man was, besloot hij het gestolene
terug te brengen. Het was echter onmogelijk
dit te doen, zonder de aandacht op zichzelf te
vestigen. Een agent ontdekte hem, met het
bordje onder zijn jas en bracht hem naar het
politie-bureau.
„En hier sta ik nu," besloot Dumont. „Is het
erg strafbaar, wat ik gedaan heb, meneer?
Hoeveel kunnen ze me daarvoor geven? U moet
bedenken, ik was een beetje eh.... niet
waar En bovendien heb ik het ding weer eer
lijk terug willen brengen."
„Wat je er vcor krijgt?" zei de rechercheur
vroolijk. „Hier, pak aan, een paar sigaren. En
haal nooit meer van die dwaze streken uit!"
Meer dan verbluft verliet de dokwerker Du
mont het politie-bureau.
„En nu de twee andere heeren," zei Verdun.
„Hebt jullie hen gemakkelijk kunnen vinden?"
„Met behulp van uw aanwijzing, ja, meneer.
Zooals u gezegd had, zaten ze onder de verf,
grijze en roode verf. Tot zelfs hun handen toe.
En van een goed alibi is geen sprake, zoodat
we hier...."
„Inderdaad, hier hebben we de inbrekers. Ze
zullen dien Dumont wel niet dankbaar wezen,
want aan hem hebben ze 't voor een groot deel
te wijten, dat ze gesnapt zijn. Hij had namelijk
het bordje meegenomen, waarop stond: „Pas
geverfd." Met een erg onprettig gevolg voor de
heeren. Kun je je voorstellen hoe ze gekeken
hebben, toen ze ontdekten
Het snorretje van den waardigen agent trilde
verdacht. Hij had moeite om zijn lachen te
houden.
Dezer dagen zal het laatste deel van den
nieuwen van Baden-Baden naar Ruhestein
loopenden autoweg in het Noordelijke Zwarte
Woud voor het verkeer worden vrijgegeven. De
weg loopt over de badplaatsen van het Bühler-
gebied naar Hundseck-UnterstmattMummel-
see en voorts naar de Hornisgrinde en over
Seibelseckle naar Ruhestein. Hier loopt de weg
uit op de groote autobaan StraatsburgAchern
OttenhöfenRuhesteinFreudenstadt.
In het Zuidelijke Zwarte Woud is dezer dagen
de nieuwe autoweg van Waldkirch naar den
1241 M. hoogen Kandel voor het verkeer open
gesteld.
Een arts in België had voor een ernstig ge
val van hersenvliesontsteking dringend een
speciaal preparaat noodig. Ten einde raad riep
hij de hulp in van het Brusselsche radio
station. Dit gaf om 4.07 uur zn aanvrage door
en vier minuten later reeds ontving de arts
va ntwee zijden de mededeeling, dat het ge
neesmiddel onmiddellijk gestuurd zou worden.
Zeven uur 's avonds kon Radio Brussel mede-
deelen, dat de patien gered was.
11 1 'f on dit blad Zi1n Intrevolee de verzekeringsvoorwaarden tegen O SI SI ft bij levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door f '7C/Ï bij een ongevalmet f O Cf) bij verlies van een hand f 1 O C ojj verlies van een Cf) bij een breuk van f Afï bij verlies van 'n
Alle abonné s ongevallen ve^^rd voor e^ der TOlgenae uitkeeringeri t oUUU.-verlies van belde armen, beide beenen ol beide oogen f f OU.' doodelijken afloop T 6OU.- een voet of een oog f 160.-duim of wijsvinger T OU.-been of arm/?(/.-
anderen vinger
96.
(Korte inhoud van het voorafgaande:
Sir Hector Ascher gaat door voor een ver
woed verzamelaar van Kostbare boeken
In Merlin St. Hugh, waai hi.1 op sttn bul
ten woont, leeft hll zeer afgezonderd met
zijn nichtje Paula Parks ton. die tn het
geheim verloofd was met den secretaris
van sir Hector Arthur Newnham Door
een handlangster komt Ascher in het be
zit van een kostbaar werk, dat uit de bi
bliotheek van Burgoyne ls gestoler
Ascher reist naar Frankrijk om een aantal
boeken te verkoopen. nagereisd door Sur-
goyne en den letterkundige Egerton. In
een luguber hotelletje te Parijs wordt
Ascher dan vermoord. Omtrent den dader
tast men ln het duister WaarschUnlljk
is Ascher reeds in den trein vermoord
en ln zijn boekenkoffer. door iemand die
zich voor hem uitgaf naar het hotel ver
voerd. Het lustltleel onderzoek wordt ge
leid door den detective Lestrangel
Let nou eens op. Zij heeft de bibliotheek
hoogstens een half uur na hem verlaten en
ze was een flauwte nabij. Dat feit schijnt de
politie over het hoofd te hebben gezien. Ze
had haar overschoenen aan, een regenjas, de
hooge laarzen, enfin ze was heelemaal uitge
rust voor een wandeling door het slechte weer.
Toch belt ze om een taxi, en we weten van
haar hospita, dat ze zoo uitgeput is thuis ge
komen, dat ze zich als het ware aan de trap
leuning moest omhoog trekken. Haar stem
klonk erg vermoeid, ze is onmiddellijk aan het
werk gegaan, ze was dien anderen morgen weer
vroeg bezig en toch heeft ze niet den eersten
trein genomen, wat ze gewoonlijk deed. Ik weet
niet of ze iets tusschen Ascher's papieren heeft
gevonden, dat misschien erg bezwarend voor
Newnham kon zijn we kunnen in ieder geval
veilig aannemen, dat zij ten zeerste bezoigd is
om rijn veiligheid en daar zelfs wel wat voor
over heeft.
Wat het ook geweest kan zijn, het schijnt
een verschrikkelijk effect op haar te hebben
gehad. En we hebben niet de minste hoop, om
het te weten te komen, als we niet persoon
lijk een onderzoek instellen in de bibliotheek.
Dan nog hebben we een uiterst geringe kans,
omdat zij natuurlijk alles kan hebben ver
nietigd.
IV
Ruth Marlowe stond onmiddellijk op, toen
Slane het tweetal binnen liet. Ze had op dit
moment haar gevoelens weer keurig in haar
macht, maar ze kon toch niet voorkomen, dat
ze even verrast opkeek en met een opmerke
lijke spanning in haar stem vroeg ze:
„Hoe was hjj, brengt u nieuws?"
Egerton begon de zaak uit te leggen, maar
zü viel hem plotseling wild in de rede.
„De hut? Wat heeft die daar nu mee uit te
sts^n?"
„O, heeft hij u dat niet verteld? Welnu, zijn
nieuwste verhaal is, dat hij daar den nacht
heeft doorgebracht. Het is een hut, die zoowat
een halve mijl van den hoofdweg ligt. Mr.
Beaumont en ik zijn daar geweest en we heb
ben er beslist eenige belangrijke ontdekkingen
gedaan, die voldoende kunnen bewijzen, dat hij
er inderdaad is geweest. Maar u zult wel in
zien, Miss Marlowe, dat de rechtbank zich niet
door wat lucifers en sigaretteneindjes zal laten
overtuigen. In een moordgeval krioelt het altijd
van dergelijke fantastische details, nu is het
onze harde taak om te bewijzen, dat fantasie
en werkelijkheid hier samenvallen. Dit is mr.
Beaumont. Ik weet niet, of ik ooit over hem
gesproken heb, maar hij helpt mij meestal een
handje. Wij hebben een theorie opgezet, vol
gens welke Newnham is vrij te spreken en we
zullen trachten deze theorie uit te werken.
Heeft u nog steeds niets gevonden onder Sir
Ascher's papieren, waaruit blijkt, wie de man
is, dien hij in Parijs ging bezoeken?"
„Neen. Ik vind het allemaal vreeselijk ge
heimzinnig. Ik weet wel, dat hij wat brieven
heeft kapot gescheurd en zoo klein en zoo vin
nig, dat je echt kon zien, dat er geen stukje
van mocht overblijven."
,,'t Is best mogelijk. Ook van de boeken is
nog niets bekend. Ik heb een man aan 't werk,
die alle groote verkoopingen afloopt, zoowel
hier als op het vasteland, of ze door middel
van zijn agenten nauwkeurig laat nagaan, maar
ik betwijfel of we de eerste maanden iets over
die boeken zullen vernemen."
„Wel, Beaumont, wat zeg je van deze biblio
theek?"
„Ik had er al vaak over hooren spreken, maar
ik heb nooit gedroomd, dat ik er nog eens in
zou komen. Ik vind het een beetje drukkend,
als ik het zoo zeggen mag. Ik heb nooit kunnen
dwepen met de Royal Academy. Schilderijen
verliezen in waarde als ze zoo in heele series
naast elkander hangen. Die hebben eigenlijk elk
'n muur voor zich noodig en de rest moest
maar in het vuur worden geworpen. Datzelfde
vind ik van boeken. Die moest je niet zoo op
elkaar stapelen, zooals hier. Kijk nou eens en
hij liep op de eerste de beste plank toe, die
binnen zijn bereik was. Je kunt er geen vinger
tusschen steken. Wat deed hij toch als er een
nieuw bijkwam? Dan verkocht hij een van deze
zeker? Er is niet de minste ruimte meer voor
zijn nieuwe aanwinsten en hij kon er onmoge
lijk planken bij laten slaan."
„Sta niet zoo te mopperen," mompelde Eger
ton. „Miss Marlowe, weet u ook wat voor merk
sigaretten Newnham rookt?"
„De Reszkes, geloof ik. Hij had altijd 'n doos
in mijn kamer, omdat sir Hector niet wilde, dat
zijn secretaris in de bibliotheek rookte. Van tijd
tot tijd sloop hij bij mij binnen om wat te roo
ken, als het hem hier te benauwd werd. Ik
vermoed, dat er nog wel in zijn la zullen lig
gen." Zij opende een deur en bracht hem naar
de pijpenla van een kamer. Dit vertrekje was
even keurig in orde als Ruth zelf. Er stond 'n
schrijfbureau en voor het venster een klein
tafeltje met een schrijfmachine, een kaart
systeem, een telefoon, een klein boekenrek, een
paar stoelen en aan den anderen kant een
kapstok waar Ruth's heldere stofjas hing, haar
hoed, haar handschoenen en een paar peau de
suède slobkousen. Ruth ging naar 't schrijf
bureau, opende een la en haalde een gele doos
te voorschijn met nog zoowat twaalf sigaretten.
Er lag ook een notitieboekje.
„Is dat van hem?" mompelde Egerton toen hij
de blaadjes met het breede schrift zag. Ruth
ving zijn blik op en glimlachte.
„Ja, dit was zijn la. Er was geen plaatsje
voor hem vrij in de bibliotheek."
„Ik zou er maar niet aankomen, voordat de
politie weer hier geweest is," gaf Egerton den
raad. „Hebt u het erg vervelend gehad met die
journalisten?"
„O het begint al wat minder te worden," zei
Ruth. „Ik geloof niet, dat ze erg veel van me
te weten zijn gekomen. Er waren een paar van
die snaken," voegde ze er minachtend aan toe,
„die wilden beweren, dat Sir Hector heelemaal
niet met boeken was vertrokken en alleen maar
'n reisje naar Parijs was gaan maken."
„Dat paste zeker in het kader van hun avond
editie," zei Egerton.
Hij kwam terug naar de bibliotheek en vroeg
of hij even een briefje mocht schrijven.
„Natuurlijk," zeide Ruth, terwijl ze papier
en enveloppen voor den dag haalde. Het was een
erg kort briefje. Er stonden enkele aanteeke-
ningen in over de hut, die zij dien morgen
hadden bezocht.
„Dank u wel, Miss Marlowe," zei hij terwij)
hij opstond. „Ik vrees, dat wij u niet veel ver
teld hebben, dat u
Hij hield plotseling op en er kwam een sterke
verandering over zijn gezicht. Hij stond strak
gespannen te luisteren. Toen deed hij heel
vreemd. Hij trok heel voorzichtig de toppen
van zijn vingers over de vloeimap, waarop zijn
briefje met het schrift naar beneden lag, zoo
als hij het had afgevloeid. Toen keek hij vlug
van de dame naar zijn metgezel. „Hoort u
niets? Ja? Heeft men u nooit verteld dat u
magnetische kracht bezit. Nou mij wel. Dat
komt omdat ik een Schot ben denk ik. Wij heb
ben op dat gebied een heelen voorsprong op alle
naties. Luister nog eens."
Ditmaal streek hij met alle kracht over het
papier. Beaumont sprong naar voren.
„Daar zit iets onder het vloeiblad!" riep hij
uit.
„Juist," stemde Egerton kalm in. Hij stak
twee vingers onder het bovenste vloeiblad, licht
te het toen even op en zei tot Ruth:
„Gebruikte ook iemand buiten Sir Hector dit
vloeiblad?"
„Neen. Hij was er altijd erg kieskeurig op.
Ik mocht er niet eens een enveloppe op af
vloeien. Ik mocht alleen eiken dag het vel ver
wisselen."
„Weet u, wanneer u dat voor het laatst ge
daan hebt?"
„Dat moet Vrijdag geweest zijn. Ja, want
Zaterdagmorgen vond ik het zoo vreemd dat ik
het niet meer hoefde te doen. Het was een ge
woonte van me geworden."
(Wordt vervolgd.)