Z. H. Paus Pius XI als model Md afdaal mn den dag PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND S s 'N TROUWE KLANT HOE FRANCIS WERKTE Aon banden die waren versleten, werd menig ongeluk geweten! JOHN. ROCKEFELLER 95 JAAR JAN STEEN Dynamiet Het Geheim van het open Raam MAANDAG 9 JULI 1934 Slechts zeer zelden heeft de H. Vader gelegenheid voor een kunstenaar te poseeren Ervaringen van een Weensch beeldhouwer De vredestempel te Paestum Een der oprichters van de „Stan dard Oil Company"die in 1870 tot stand kwam Steun aan de weten schap Een Giovanni Bellini ontdekt Turkije zoekt familie namen Een bescheiden boek AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Detective-verhaal dooi ANTHONIE GILBERT 30 In Rome te zijn geweest en den Paus niet te hebben gemodelleerd, is een lot, waarin vele kunstenaars tijdens het pontificaat van den tegenwoordigen Paus, die nooit een minuut tijd heeft, hebben moeten berusten. De Weensche beeldhouwer Francis vertelt in het „N. Wien Journal", hoe hij, voorzien van een aanbeve- llngsschrijven van den Patriarch van Venetië, Kardinaal La Montaine, bij den Kardinaal- Staatssecretaris Pacelli verscheen en hoe deze hem weinig hoop kon geven den H. Vader tot een „zitting" te bewegen. Het feit echter, dat de Paus groote belangstelling had getoond voor Francis' kop van wijlen Dr. Ignaz Seipel, deed, Volgens Kardinaal Pacelli. toch eenigermate de hoop wettigen, dat de Paus het verzoek niet hiet een kort woord van de hand zou wijzen. En werkelijk. Kort na zijn audiëntie bij Kar dinaal Pacelli ontving de kunstenaar bericht, dat de H. Vader voor hem zou poseeren. Voor regelrechte „zittingen" was er echter geen tijd. De Paus had het veel te druk. Maar hij kreeg het verrassende verlof, om den Paus te mogen hiodelleeren en teekenen tijdens groote kerke lijke plechtigheden. Voor de eerste „zitting" ■werd bepaald de plechtigheid van een zaligver klaring in St. Pieter. „Ik kwam" wij laten nu den kunstenaar zelf aan het woord „met mijn gereedschap, teekendoos en papierblok en ik had weinig hoop, dat ik bij de plechtigheid, die gepaard ging met de hoogste kerklijke praal, ongestoord Zou kunnen werken. Het tegendeel werd waar. In de onmiddellijke omgeving van den Paus, die op zijn troonzetel de ceremonies der Zalig spreking volgde, kreeg ik mijn plaats. Er wer den nobelgarden en Pauselijke kamerheeren Zóó voor mij geposteerd, dat ik een uitstekend Uitzicht had op den Paus, maar niet door het publiek kon worden gezien. Ik begon den H. Vader, die er in zijn prachtige lithurgische ge- Waden ontzagwekkend, maar vermoeid uitzag, te schetsen. De Paus was natuurlijk onderricht Van mijn tegenwoordigheid. Hij scheen zich te interesseeren voor mijn moeilijk werk in zulk een ongewone situatie. Ik merkte spoedig, dat hij af en toe zijn gelaat naar mij toewendde. Een groot geluksgevoel doorstroomde mij, toen ik zag, dat de ijzeren ernst van zijn bleek ge laat een moment verhelderde door den zweem van een stillen glimlach. En Pius XI vergat mij niet. Reeds een paar dagen later kreeg ik opdracht, mijn werk voort te zetten bij de plechtige kaarsenwijding op Maria Lichtmis in de Pauselijke troonzaal. Ik Werd wederom vlak bij den Paus geplaatst en Kon het model in was klaar krijgen. De derde ..zitting" vond plaats bij de viering van aen ge denkdag van 's Pausen Kroning. Ditmaal in <ie Sixtijnsche kapel. De Paus zat op zijn troon, omgeven van heel Zijn hof en alle Kardinalen. En de H. Mis werd gelezen aan het altaar on der het machtige „Jongste gericht" van Michel angelo. En wederom bemerkte ik, dat de Paus op de hoogte was van mijn aanwezigheid. Ik had het gipsafgietsel medegebracht en bracht eenige correcties aan naar het levend model. In Weenen werd de medaille in brons ge maakt. Met het eerste exemplaar reisde ik naar Rome en kreeg door bemiddeling van Kardi naal Pacelli een particuliere audiëntie bfj den H. Vader. En zoo verscheen ik voor het eerst persoonlek voor mijn hoog model, dat ik in drie „zittingen" had geportretteerd. De glim lach, waarmede de H. Vader mij ontving, scheen te willen aanduiden dat Hij mij om het zoo uit te drukken reeds kende. Ik bood den Paus het bronzen relief aan en tevens een exemplaar van mijn Seipel-medaille en wacht te met begrijpelijke spanning op 's Pausen oor deel. Hij staarde lang op het relief van Seipel en zeide dan: „De voorstelling van oud-Bonds kanselier Seipel is prachtig getroffen". Nu nam hij zyn eigen relief in de hand, bekeek het nauwkeurig, lachte ernstig-mild en zeide in het Duitsch: „uitstekend gelukt." Hij stelde mi) direct in kennis van Zijn besluit, om de me daille deel te doen uitmaken der numismatische afdeeling derVaticaanache verzamelingen. Dan reikte Hij mij de hand ten afscheidskus en zeide: „Groet van mij Uw mooie Weenen en mogen Uw volgende werken even zoo goed sla gen als dit is geslaagd." Ik hoorde dan later van verschillende zijden, dat de H. Vader mijn werk ten zeerste had ge prezen. In verband met dit oordeel waarschijn lijk nam ook Kardinaal Pacelli het besluit zich door mij te laten modelleeren. Op deze opdracht was ik geweldig trotsch, want de Kardinaal- Staatssecretaris is de meest met arbeid over laden man der Cittè, di Vaticana, de man, „die nooit tijd heeft." Men maakte mij er dan ook opmerkzaam op, dat het werk heel snel moest gaan. Juist wegens zijn geweldigen arbeidslast had tot dusverre nog geen kunstenaar verlof gekregen, om hem te schilderen of te model leeren. Ik was op de hoogte. Ik wist al, toen de Kardinaal nog nuntius in Berlijn was, dat hij ook toen al „geen tijd" had voor poseeren. Toen ik in de werkkamer van den Kardinaal trad, herinnerde ik hem er aan, dat hij reeds in Berlijn beloofd had, voor mij te poseeren. maar zijn belofte weer had ingetrokken wegens „geen tijd." De Kardinaal lachte en zeide: „Nu het gaat mij hier al niet veel beter!" Intusschen was ik begonnen te werken en kon na vier minuten melden, dat de schets, die ik voor een plaquette noodig had, gereed was. De Kardinaal was over deze snelhei^ verrast en verheugd, dat het poseeren zoo weinig tijd in beslag had ge nomen. Direct gaf hij toestemming voor nieu we zittingen. Deze vonden plaats in het Kabinet van den staatssecretaris. De Kardinaal zat aan zijn schrijftafel, bestudeerde acten, luisterde naar rapporten. Ik maakte mijn model in was en gips. Telkens werd mij een half uur toege staan. Ik heb den Kardinaal, na den Paus den man van de grootste beteekenis in het Vaticaan, goed leeren kennen, ofschoon er geen woord werd gesproken. Men behoeft den staatssecre taris maar aan het werk te zien, om een zeer sterken indruk van hem te krijgen. Deze „man, die geen tijd heeft" zoo noemt men nem in het Vaticaan fascineert geweldig, hij is van enorme beweeglijkheid, in dit verband een echte Italiaan. Hij is door en door zenuwmensch en kan zich toch volkomen beheerschen. Hij is een der geestigste mannen, maar ook een der rijk sten aan geestesgaven, die ik ooit ontmoette, een uitstekende kanselier der Kerk en een staatsman van groote conceptie, deze Kardinaal Pacelli die alleen tijd heeft voor de wereld geschiedenis. Te Paestum, de antieke „Rozenstad" houdt men zich thans, nu de werkzaamheden, betref fende de basiliek, uit de zesde eeuw voor Chr. en den honderd jaar later ontstanen Tempel van Poseidon voltooid zijn, voornamelijk bezig met de restauratie van den Vredestempel, welke uit een latere periode dateert. In tegenstelling met de beide andere, naar zuiver Grieksche opvattingen gebouwde tempels, is de vredes tempel in grondplan niet Oost-West, doch Noord-Zuid georiënteerd. De voorgevel werd geschraagd door een zestal Korinthische zuilen, met rijk versierde kapiteelen. Deze fraaie tem pel bewijst opnieuw, welk een hoog bescha vingspeil de Lucaniërs en Samnieten, die na de Sybarieten deze streek bewoonden, hadden be reikt. rr~» r effinKt John D. Rockefeller, de bekende Amerikaan - sche petroleum-magnaat, viert 8 Juli a.s. zijn 95en verjaardag. John D. Rockefeller, voluit genaamd John Davidson, werd geboren te Richford in den staat New Jersey op 8 Juli 1839. Hij is de zoon van een geneesheer, die met zijn gezondheids middeltjes het geheele land doorkruiste. Op 26- jarigen leeftijd kwam hij als boekhouder in een warenhuis te Cleveland. Door taaien arbeid en een groote dosis ondernemingsgeest wist John D. zich op te werken tot een belangrijke figuur in deh petroleum-handel, welke toentertijd in opkomst was. Hij werd mede-oprichter van de „Standard Oil Company", welke maatschappij in 1870 tot stand kwam. De onderneming kwam onder zijn bekwame leiding tot groote ontwikkeling en breidde zich allengs uit. Ten voordeele van de Standard O'l Company sloot Rockefeller schitterende con tracten af met de spoorweg-maatschappijen welke samenwerking ook laatstgenoemde instel ling weer ten goede kwam. Want Rockefeller leverde den spoorweg-directies zooveel vracht goederen, dat ook deze ondernemingen goed van den petroleumhandel profiteerden. Als voornaamste deelhebber van de Standard Oil Company is Rockefeller de beheerscher der Amerikaansche petroleummarkt geworden en tevens een der rijkste mannen ter wereld. Er is zelfs een tijd geweest, waarin hij de eenige „milliardair" was. Door zijn ongeëven aarde energie en handelsgeest heeft Rockefel ler zijn reusachtig concern opgebouwd en zijn macht over de petroleum-industrie is buitenge woon omvangrijk. Bijzondere mildheid heeft John D. Rockefeller betoond tegenover instel lingen van onderwijs, wetenschap en maat schappelijk werk. Begin 1930 had hij in het ge heel 774 millioen dollars daarvoor besteed. Zijn bekende stichting is het Rockefeller Institute te New-York voor Medische en Biologische on derzoekingen, hetwelk gebouwd werd in 1909 en geheel en al door Rockefeller werd bekos- Ullllllllllllllllllilll IlllllllllllllllilllllU De officier van Justitie te Mid- delburg heeft tegen den ambtenaar van den Burgerlijken Stand der ge- meente St. Jansteen proces-verbaal opgemaakt, wegens het niet ln orde bevinden van de registers van den Burgerlijken Stand over 1933. „Krantenbericht." Haarlem heeft zijn oude Hallen En den welbekenden Hout, Kralingen 't bekende wegje, Als Methusalem zoo oud. I Weesp heeft zoo zijn weespermoppen En den Haag de houten ham, I Met de grachten en zijn ghetto Zegeviert weer Amsterdam. St. Jan-Steen, wel u begrijpt het, E 't Zit al in den naam meteen, Daar verwacht men niet veel anders i I Dan een huishou' van Jan Steen! I En zoo hebben vele plaatsen I Iets, dat door zijn aard verrast, Doch men houdt graag aan die dingen s Als aan iets typeerends vast! Daarom doet het wel wat vreemd aan, Dat de rechtbank zich verstout, I Nu Jan-Steen zich zoo historisch i Aan zijn reputatie houdt! Neen, het is hier juist in orde! 't Niet-in-orde is slechts schijn, Anders zou dit Zeeuwsche plaatsje Immers St. Jan-Steen niet zijn! Dus terwille der folklore, Der historie, renommée, 1 Scheure men 't proces-verbaal maar, Op z'n St. Jan-Steensin twee! MARTIN BERDEN I (Nadruk verboden) üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiii,||£; tigd. Voorts schonk John D. vijftig millioen dol lars aan den General Board of Education te Washington. Vele colleges, w.o. de Universiteit van Chicago, mochten in tijden van financieelen nood op Rockefeller steunen. Het leven van den ouden John D. gaat de laatste jaren zeer kalm en rustig voorbij. Voor de sport interesseert hij zich nog het meest: zooals bekend, is hij een enthousiast golfspeler. Zijn leefwijze is uiterst eenvoudig. Des morgens vroeg staat hij op, ontbijt en maakt een morgen-wandeling in zijn uitge- strekten tuin. Na behandeling van de post speelt hij een partijtje golf met eenige vrienden of met eenige gasten. Des middags maakt hij vaak een autotochtje, waarna hij zich in zijn studeervertrek terugtrekt. Aan Rockefeller wordt vaak gevraagd, hoe het komt, dat hij op zulk een hoogen leeftijd nog zoo monter en levenslustig kan zijn. Dan geeft de oude John D. den vrager of de vraagster een lijstje, waar op hij zeven leefregels heeft neergekrabbeld, welke als volgt luiden: 1. Hoedt u voor de grillen en onaangenaamheden van het weer; 2. Regel matigheid betrachten; 3. Vermijd alle over daad; 4. Behoud uw goed humeur; 5. Vermijd kleine en groote ergernissen; 6. Zorg voor ge past vermaak; 7. Blijf belangstellen in de we reld en het leven en zijn uitingen Ofschoon de oude John D. bij meerderjarig heid van zijn zoon en ook bij diens huwelijk in 1901 een groot deel van zijn geld heeft af gestaan en daardoor reeds lang niet meer de rijkste man ter wereld is, bezit hij toch nog eenige millioenen buiten zijn onmetelijke be zittingen. In den afgeloopen winter is de oude John D. zeer ernstig ziek geweest, zóó zelfs, dat de ge- neesheeren voor zijn leven vreesden. Hij had een ernstigen griep-aanval gekregen, welke hem dwong verscheidene weken te bed te blijven. John D. schijnt evenwel een sterk, taai gestel te hebben, dat hem binnen eenigen tijd weer over zijn ziekte heenhielp. Nietwaar, U bent 'n trouw lezer van onze ru briek „Omroepers". U moogt er graag eens in grasduinen. De zakenman weet van Uw speur- lust te profiteeren, hij plaatst Zaken-Omroepers, die onze rubriek juist zoo veelzijdig doen zijn en die Uwe regelmatige belangstelling inderdaad motiveeren. De expressetrein naar Nieuw-Orleans had juist het kleine houten station verlaten toen Jack met paard en wagen, wolken van stof opjagend, kwam aanrennen. Eerst groette hij de stationsbeambten met zijn bree den lach, zonder welken hij absoluut ondenk baar was, en daarna riep hij den man, die be last was met de afgifte der vrachtgoederen toe: „Kom Joe, de kist voor mister Baker, jou ouwe galgenstrop!" Dat was zoo zijn manier. Niemand werd er boos om. Op hetzelfde oogenblik kwam Jim uit de wachtkamer en liep met verwonderlijk leven dige uitroepen van blijdschap op Jack toe. De stationschef stond er bij en schudde het hoofd. „Negers blijven negers," zei hij langs zich heen. Intusschen was de kist van mister Baker op den platten stoffigen wagen geschoven en Jim en Jack stegen op den bok. „Zoo'n rijtoertje zal je geen kwaad doen,1 meende Jack en zoo nam de tocht onder de gloeiende zon en wolkeloozen hemel een aan vang. Jack was in dienst van boer Baker, die westelijk van de kleine plaats Reedland zijn akkers had liggen. De weg van het station voer de door Reedland en liep dan, door uitgestrekte katoenplantages, recht naar Baker's farm. De wagen ratelde en het paardje kloste. On der de sneldraaiende wielen wolkte dik het stof op, en Jim en Jack zongen uit volle borst „spi rituals", zooals alleen negers dat kunnen. La chen de gele katoenbloesems niet? Kwinkeleer den de vroolijke vogels niet En waren licht en kleuren niet een genot voor het oog? „Onder de warme zon zwellen de gele bloe sems aan de Mis-sis-cip-p-i" zongen ze nu. Na een kwartier reden ze het dorp Reedland binnen. Jim groette den verkeersagent met een vroolijk „Hallo, Dick!" en wilde juist de aan prijzende reclames van den „bazar" met zijn aan dacht vereeren, toen de agent op zijn politie- fluitje blies en gesticuleerend achter hem kwam aanrennen. In een oogenblik was de heele straat in koortsachtige opwinding! Vensters vlogen open, barbiers openden de deuren en hielden hun nog zeepschuimhoudende scheermessen in de hand; de menschen op straat bleven verlamd van schrik staan en zochten te begrijpen wat er eigenlijk aan de hand was. Jim was even ver wonderd als Jack, maar het paard was door de ongewone beweging op de straat onrustig geworden en zette het op een draf. Jim draaide zich naar den politieman om en zijn blik viel op de kist, die hij op z'n wagen had. En op die kist stond met groote, roode letters het woord „Dynamiet!" „Groote Mozes!" riep hij uit en probeerde het paard tot staan te brengen; maar dat bleek onmogelijk te zijn. Integendeel: het werd schichtig, sloeg op hol en raasde de straat door. De verkeersagent stortte zich in de nabij- zijnde telefooncel. „Hallo Politiebureau? Om Godswil! Laat de straat naar het westen vrij maken. Twee negers jagen als bezetenen met een zware lading dynamiet op hun wagen over den straatweg in de richting van Waterloo!" Zoo geraakte in eenige minuten de heele plaats in opwinding. „Dynamiet!" Een siddering ging door Reedland De gemeentesecretaris stortte zich zonder aan te kloppen in het bureau van den burgemeester, die juist bezig was in zijn gemakkelijken bureau stoel een uiltje te knappen Burgemeester, de brandweer moet geal armeerd worden! Waarom? Is er dan brand? Bij wien? Waar? Nu is hij klaar wakker. Nee, geen brand dynamiet! Bommen? Bommen? De burgemeester is ontzet opgesprongen Bevend als een riet verklaart de secretaris wat er te doen is. Maar waarvoor de brandweer? vraagt de dorpsgeweldige.. De katoenplantages kunnen in brand ra ken als het dynamiet ontploft! De hoop van heel de streekach, hemelDe geheele staat Louisiana kan in vuur vergaan! Praat nou geen onzin, man, zeg maar meteen: „Heel Amerika staat in brand!".... Maar toch alarmeert hij de brandweer. Daar komt de commissaris van politie ook al aanrennen in zijn fordje. „Verschrikkelijk! roept hij uit. Er zal geen pink meer van ze te vinden zijn!" Van wie dan, in 's hemelsnaam? Van die twee negers, natuurlijk! Wat gaan mij die nikkers aan! Wat blik sem! Slenter ik misschien met dynamiet in m'n zak door het dorp? Mijn katoen is van het grootste belang! Alle drie snellen zij het bureau uit, den dy- namietwagen achterna, in het sardineblikje van den commissaris. Nauwelijks zijn ze even buiten het dorp, of daar klinkt een vree- selijke knal, die de constructie van het bakje hevig doet schudden. De burgemeester sluit zijn oogen. Maar met een ruk staat de wagen stil. „Er is een band gesprongen!" huilt de chauf feur. Alle vier staan ze in de dikke stofwolken. Auto's snellen voorbij. Voetgangers hollen wat ze kunnen naar het dorp, waar alles in rep en roer is. De brandweer rijdt ratelend uit en si- reent als een gek. De helmen schitteren in de zon. De burgemeester is heelemaal „uit den tijd"; hij ziet heel de wereld in vuur en vlam! Inmiddels klampen Jim en Jack zich met man en macht aan den bok vast. Daar ze zwart zijn, kunnen ze niet bleek worden, maar hun hart is weg! Zij geven zich verloren. Bovendien schommelt de kist hoe langer hoe dichter naar hen toe, omdat de weg zoo hobbelig is en het paard legt er nog een schepje op! Boer Baker, die het gehol van de verte ziet aankomen, denkt dat de Indianen van de „re servatie" het strijdbijltje weer eens opgenomen hebben. Hij krijgt het benauwd en laat de deu ren grendelen. Bange minuten vergaan Uitgeput houdt het paard voor het farmhuis stil, en Jim en Jack verdwijnen even snel als het weerlicht! Onder het felle zonlicht echter staat als néon-licht het roode opschrift „Dynamiet" op de kist en daaronder in kleine letters: Het beste bakmeel der wereld! Uit Capodistria (N. O. Italië) wordt ons ge meld, dat men thans heeft kunnen vaststellen, dat een schilderij „Madonna met Kind", het welk men doorgaans den 15den eeuwschen schilder Rondinelli had toegeschreven, van de hand van den vermaarden Venetiaan Giovanni Bellini (14301516) is. Het schilderij wordt thans in het Stedelijk museum te Capodistria geëxposeerd, o. a. met een werk van Alvise Vivarini (14461504) „Madonna met Kind en muciseerende engelen", dat tot voor korten tijd in Oostenrijksch bezit was, doch nu eigendom van den Italiaanschen staat. Zoo betrad ik het woud. Zacht ritselden de bladeren. Als 't stormde, zou 't hier ook wel an ders zijn. In gedachten liep ik verder en dwaal de zonder dat ik het merkte een heel eind af. Terwijl ik even zat uit te rusten, meende ik plotseling in de verte geloei te hooren en toen ik aandachtig luisterde hoorde ik het kort daarop voor 'n tweeden keer. Wat zou het we zen? Was ik maar niet zoo ver weg gegaan. De moeheid was plotseling verdwenen. Na in alle richtingen rond gekeken te hebben kon ik nog niet merken welken kant ik gaan moest om bij oom Sydney terug te keeren. Om mij heen groeide de dichte plantenmassa en maakte het onmogelijk om den ouden weg terug te vinden. Zou het geloei nader bij komen? In groote angst ljep ik rond. Toen ik wat verder doorgedrongen was zag ik plotseling op een lichte plek in het bosch een reusachtigen stier staan. Ret is bekend, dat Turkije de laatste tien tallen jaren een Westerschen ommekeer onder gaat. Gewoonten, zeden en de wijze van klee- den, alles wordt door den modernen Turk van den Westerling overgenomen. Thans doet zich evenwel een moeilijkheid voor: de tegenwoordige Turksche regeering ver langt van iederen inwoner een passende fami lie-naam; terwijl men vroeger namen had met „Abbas Benofwel „Ali Ben doch in den modernen tijd veroorzaken deze vrije benamingen te veel iast, waarom de regee ring haar maatregelen nam. Het Turksche par lement heeft een proclamatie aan de bevolking gericht, waarin wordt bevolen, dat eenieder binnen zekeren tijd een achternaam behoort te hebben. Voor velen, die absoluut analfabeten zijn, is het een uitkomst, dat zich in de Turk sche straten verscheidene z.g. briefschrijvers bevinden, die de menschen helpen willen bij het zoeken van een naam. Sommigen hebben reeds een schoonklinkenden naam gevonden, anderen wenschen geen achternaam te bezitten en zwe ren bij den naam van hun voorvaderen. Wan neer een deel der Turksche bevolking binnen den bepaalden tijd nog geen achternaam heef! gevonden, zal deze door de regeering worde" gegeven. De vereeniging van auteurs te Moskou heeft het boekje „Images de Paris" aangekocht, dat de grootte heeft van een gewonen postzegel. Dit boekje is honderd jaar geleden te Parijs gepubliceerd en is geïllustreerd met fraaie gra vures. De schrijver is onbekend. t I op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Of)flf) bij levenslange geheele ongeschiktheid t Dt werkendoor f fTCfï bij een ongeval met f O Cf) b|J verlies van een hand f IOC olj verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) bij verlies van 'n AllC QD0TM6 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OUUU.m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OU." doodeiyken afloop I ZtOU.~ een voet of een oog# J. tJO.~ duim of wijsvinger OU."heen of arm Tl/«" anderen vinger (Korte Inhoud van het voorafgaande: Sir Hector Ascher gaat door voor een ver woed verzamelaar van kostbare boeken. In Merlin St. Hugh, waar hij op zijn bul ten woont, leeft ht1 zeer afgezonderd met zijn nichtje Paula Parkston. die tn het geheim verloofd was met den secretaris van sir Hector Arthur Newnham Door een handlangster komt Ascher in het be zit van een kostbaar werk, dat uit de bi bliotheek van Burgoyne ls gestoler Ascher reist naar Frankrijk om een aantal boeken te verkoopen. nagereisd door Bur goyne en den letterkundige Egerton. In sen luguber hotelletje te Parijs wordt Ascher dan vermoord. Omtrent den dader tast men ln het duister Waarschijnlijk ls Ascher reeds in den trein vermoord sn tn zijn boekenkoffer, door iemand die zich voor hem uitgaf, naar het hotel ver voerd. Het justitieel onderzoek wordt ge teld door den detective Lestrange) Dat scheen ze met hem eens te zijn, maar ^8 hartelijk sprak de dame niet. ..Ik zal even tegen mijn man vertellen, dat u hier bent," zei ze. Vjjf minuten later liet een bediende Beaumont in monsieur Chaumier's studeervertrek. De Fransche advocaat was ditmaal heele maal gekleed, mar hij verwachtte blijkbaar slecht nieuws, want heel zijn manier van op treden was zenuwachtig en arrogant. „Komt u van monsieur Legrand?" „Neen, mijnheer. Ik ben een Engelsche detec tive. Ik kom, om het verhaal, dat u enkele da gen geleden aan monsieur Lestrange hebt ge daan, aan een nader onderzoek te onderwerpen. U treft het niet erg, dat monsieur Legrand heelemaal niet thuis geweest is." Chaumier vloekte. Beaumont schonk daar echter geen aandacht aan. De man maakre zijn droge lippen vochtig en zijn groote plompe handen rustten zwaar op zijn bureau. „Eh bien? Wat zou dat?" „Ik wilde u dit maar zeggen, mijnheer. In dien een onderdeel van een document valse n is, bestaat de mogelijkheid, dat heel het docu ment valsch is. Tot nu toe hebben wij geen enkel onderdeel van uw verklaringen, betref fende uw verblijf te Calais, aan de waarheid kunnen toetsen. Wij zijn dus verplicht, u te verzoeken, ons mede te deelen, om welke reden u daar heen ging. U moet toch een reden gehad hebben. Een man reist niet voor zijn genoegen vier uur in een trein?" Chaumier bleef een heelen tijd zwijgen. Hij klapte telkens zijn handen open en dicht. Hij scheen met zijn positie geen raad te weten. Ten slotte vroeg Beaumont tamelijk vriendelijk: „Moest u er misschien een dame ontmoeten?" De man keek verschrikt op. Als hij de moor denaar van Sir Hector Ascher geweest was, had hij moeilijk wilder uit zijn oogen kunnen zien. „Bent u van plan om dat allemaal in de kranten te zetten?" vroeg Chaumier brutaal. „Neen mijnheer, als het voorkomen kan wor den, niet. Het hangt van u af. U ging dus, om daar een dame te ontmoeten? Hoe lang bent u er nu gebleven?" „Ik heb haar heelemaal niet gezien. Ik ging naar een hotel, waar ik altijd verblijf, als Ik In Calais ben. Daar zou ze mij ontmoeten. Maar in plaats daarvan, vond ik een briefje. Ik verbrandde dat briefje en kwam met den laatsten trein terug. Ik zei, dat ik ziek was en ik was ziek. Ik brandde van koorts." Zijn bittere stemming deed hem voor een oogenblik vergeten, dat er iemand tegenover hem zat. Maar toen Beaumont hem naar den naam en het adres van deze dame vroeg, ver anderde zijn gezicht weer. „Non," schreeuwde hij, „jamais de ma vie". „Zou u dan liever gedwongen worden, deze vraag openlijk voor de rechtbank te beant woorden," sprak Beaumont op grimmig drei genden toon. Chaumier wierp hem een woedenden blik toe, waarin tevens wat grootheid school. „Mijnheer, zelfs dan zou mijn antwoord het zelfde blijven. Zelfs madame Guillotine zou het niet over mijn lippen kunnen krijgen." De Engelschman zag geen kans nog een let tergreep uit hem te halen. Daar sta ik nu, dacht Beaumont, toen hij langzaam over het trottoir wandelde. Het be roerdste is, dat ik op geen stukken na kan zeg gen of hij de waarheid spreekt of niet. Het eenige wat ik weet, is, dat hij deze vrouw nooit zal verraden, indien zij werkelijk bestaat. Maar dat alles helpt ons niets voor de rechtbank. De rechter zou heel terecht opmerken, dat het met den moord niets heeft uit te staan. Toen hij echter naar Engeland terugkeerde, werd hij er telkens sterker van overtuigd, dat Chaumier niet naar Calais was gegaan om een dame te ontmoeten. Heel die verontwaardiging en pathetische verklaringen waren maar gefin geerd. Hij was uitsluitend naar Calais gegaan om daar Ascher te ontmoeten. Maar hoe was hij te weten gekomen, dat deze daar zou zijn? Door Miss Ferris? Speelde zij dubbel spel? Hij pijnigde zijn hersens opnieuw. Er viel niet te ontkennen, dat Chaumier's alibi niet steekhou dend was. Toch was Beaumont overtuigd, dat er nog iemand bij den moord loetrokken was. Hy had nog steeds geen bevredigende oplos sing weten te bereiken, toen hij te Eaton Square aankwam en daar een uur moest wach ten op Egerton. Dat gaf hem in ieder geval ge legenheid om wat kalmer te worden. „Ik geloof niet, dat we veel vooruit zijn gegaan," gaf hij toe, toen hij zijn verhaal beëindigde. „Het ls een vervelende legplaat waaraan een paar stukjes ontbreken. Natuurlijk zou alles opgelost worden, indien we Miss Ferris maar te pakken kregen. Zoolang zij niet komt opdagen, tasten we volledig ln het duister." „Dat heb ik ook al verteld, man," zei Egerton op een luchtigen toon, die Beaumont woedend maakte. „Miss Ferris, beste kerel, is een ver bazend verstandige vrouw, en ik heb er altijd eenige voldoening van als ik bemerk, dat mijn tegenstander tenminste behoorlijk partij weet te geven. Ik ben van plan, om al mijn aan dacht op die dame te concentreeren." „Je bent een optimist," antwoordde Beau mont uit het veld geslagen. „Ze kan op het oogenblik wel in Timboektoe zitten." ,,Zou de uitleveringswet ook daar van kracht zijn?'' vroeg Egerton beleefd. „Ik ben blij, dat jij die zaak zoo luchtig opvat," bromde Beaumont, „maar ik geloof, dat we wel tot Sint Juttemis kunnen wachten, als we de oplossing van dit geheimzinnige ge val willen meemaken." „Ongetwijfeld," gaf Egerton kalm toe. „Van den anderen kant zou ik zeggen wat voor keus hebben we? De voornaamste troeven zitten steeds in de handen van het geluk. Je moest wat meer dichters lezen, Beaumont. „Zij die altijd wachten, weten te dienen," of „hij die geleerd heeft te wachten, heeft geleerd te leven." „Man, je verveelt me," zei Beaumont ge- ergerd. Egerton trok nu eindelijk voor het eerst ontstemd zijn wenkbrauwen op. „Maar heb je dan heelemaal geen fantasie? Denk nou eens aan die twee vrouwen, die stuk voor stuk ten prooi zijn aan een kwelling. waar jij zelfs geen Idee van hebt. Dan die jonge Newnham, die zoo goed als onder de galg staat, en die voldoende verbeelding bezit, om al twintig maal gestorven te zijn, voordat ze hem eindelijk den strop omdoen." Hij had met zijn schouders onder den schoorsteenmantel gestaan, maar toen Beau mont opkeek, zag hij Egerton ineens naar het venster loopen. Toen kwam er een nieuwe, ge heimzinnige blik in zijn oogen. „Ik zou wel eens willen Wéten," merkte hij in gedachten op, „of die kamer al verhuurd is." „Welke kamer?" „De kamer, die Miss Ferris in Charleston Row had natuurlijk. Ik heb zoo'n idee, dat daar nog iemand anders geweest is, op zoek naar mogelijke geheimzinnige vondsten, in ver band met Ascher's dood. Wie weet, is het niet zeer de moeite waard, om daar eens een kwartiertje rond te neuzen. Wil je even om een taxi bellen? Ik moet Rosemary ondertusschen wat zeggen." Hl Mrs. Pope opende zelf de deur. „Mr. Fletsch," zei ze een beetje vijandig, toen zij Beaumont's bleeke gezicht zag. „Ik heb u toch gezegd, dat ik zou schrijven, indien er iets bijzonders aan de hand was. Er is niets gebeurd. Afgaande op wat ik zoo den laatsten tijd heb gehoord, was die arme zuster van u van begin af aan niet erg wel bij het hoofd. Ik had haar nooit in huis moeten nemen, (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11