-
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
De abdij van Berne 800 jaar
De Witheeren jubileeren
Plaats dan een „Omroeper111
voor 75.000 gezinnen. 1
ZATERDAG 14 JULI 1934
Van Berne naar Heeswijk
Monnikenwerk
P
Na eeuwenlange verdrukking is
een tijd van werk aangebro
ken waarop Gods zicht
bare zegen rust
De kudde verstrooid
De nieuwe Abdij
Het leven der monniken
„Vruchten van dezen boom"
OÜDERS
Opleidingsschool (Intern) „St. Bernardus
Peij bij Roermond
Berna ut lucerti
Binnen Kloostermuren
v
lliuniuiiiiimnmfTIÜ
FOTOREPORTAGE
Niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
In het jaar 1120 stichtte Sint Norbertus te
Prémoatré in Noord-Frankrijk zijn eerste
abdij, waarnaar zijn orde thans nog die der
Prémonstratenzers genoemd wordt. De jonge
orde bleek een groote levenskracht te bezitten:
in 1124 werd reeds een tweede abdij gesticht
te Laon en vandaaruit trokken de monniken
noordwaarts, om in onze lage landen in 1129
te Mariënwaard in de Betuwe een derde abdij
te stichten.
De monniken van Mariënwaard droegen de
fakkel verder. In 1134 stichtten zij te Berne
nabij Huisden een abdij. Fulco, heer van Berne,
leefde n.l. in onvrede met den heer van Heus-
den en was op 'n kwaden dag door dezen in 'n
hinderlaag gelokt bij Hemert. Aan drie zijden
door vijanden omringd, riep hij God om red
ding aan en deed de gelofde om, wanneer, hij
gered werd, een klooster te stichten. Toen
sprong hij te paard in de Maas en wist zwem
mende den overkant te bereiken. Waarschijn
lijk bevatte de rivier in die dagen meer water
dan tegenwoordig om dezen tijd van het jaar,
want anders had hij wel ineens over de Maas
kunnen springen. Zijn eed getrouw bouwde
Fulco het klooster, schonk het aan de Norber
tijnen van Mariënwaard en trad zelf als
leekebroeder in de communiteit.
Aldus werd de abdij van Berne gesticht, een
kloostergemeenschap die tegen acht eeuwen
en wat voor eeuwen! is bestand gebleken,
Want thans, AJD. 1934, maken de heeren Nor
bertijnen zich op om het achtste eeuwfeest
hunner abdij op waardige wijze te vieren.
,3ems ut luceraa": i^eme zij een licht. Zoo
luidt de wapenspreuk der abdij en als een
licht heeft het werk der kloosterlingen acht
eeuwen lang over oostelijk Brabant geschenen.
Stormen hebben over Brabant gewoed en het
licht soms tijdelijk teruggedrongen tot in de
verborgenheid, maar nooit is het gedoofd. De
fakkel, ontstoken door St. Norbertus zelf is
van hand tot hand gegaan: een eerbiedwaar
dige reeks van abten heeft, elkaar in ononder
broken volgorde opvolgend, het licht des ge-
loofs in moeilijke tijden beschut en door den
arbeid hunner monniken de bevolking voor de
kerk behouden. In lange rijen hangen hun
portretten thans in de gangen en zalen van het
„slot" der abdij te Heeswijk. Te Heeswijk; want
van de oude abdij te Berne is niets meer over
dan een put in de weilanden. Er is nog een
oud schilderij van het oorspronkelijk klooster,
een imposant bouwwerk met torens en hooge
muren, als een kasteel aan den oever der Maas.
Maar de rondtrekkende legerbenden tijdens
het tachtigjarig „pleit van dwang en vrijheid"
hebben geen steen op den anderen gelaten en
de kloosterlingen moesten een veilig heenko
men zoeken. Van 1623 tot 1629 hebben de
Heeren Kanunniken toen in Den Bosch ge
woond, In het pand aan de Hinthamerstraat,
waar thans de Zusters van Tilburg zijn geves
tigd. Toen Frederik Hendrik Den Bosch had
ingenomen, moesten de geestelijken echter ook
hier het veld ruimen.
Toen in een der Perzische oorlogen de Athe-
ners voor het leger van koning Xerxes de wijk
genomen hadden naar het eilandje Salamis en
vandaar metweemoed hun stad in vlammen
zagen opgaan, sprak hun leider Themistocles
hun moed in: „Treurt niet om de stad die in
vlammen opgaat. Athene is niet verloren, want
Athene is overal waar gij zijt. Niet de stad,
maar gij, de menschen, zijt Athene!"
Zoo ging het ook met de monniken van
Berne. Him huis was verwoest, maar de abdij
bleef bestaan. Want de abdij, dat is de abt met
de aan hem ondergeschikte monniken. De abt
nam de wijk naar de zuidelijke Nederlanden,
naar Vilvoaorde bij Brussel; de monniken ble
ven bij het Brabantsche volk en oefenden in
het geheim hun geestelijk ambt uit in de pa
rochiën, die zij reeds voor de omwenteling be
dienden. Daar leefden zij met de boeren m
kleine schuilplaatsen om 's Zondags in alle
vroegte in een boerenschuur een Mis te lezen
en de H. Sacramenten toe te dienen. Daarbij
hielden zij contact met elkaar en met den
Vader-Abt. Was de Abt gestorven, dan kwa
men zij bijeen om een nieuwen te kieaen, in
wiens handen zij dan hun geloften vernieuw
den.
Thans nog worden de kerken te Heeswijk,
Berlicum, Engelen, Bokhoven, Vlijmen, Hedik-
huizen, Haarsteeg, Elshout en Litoyen door de
reguliere kanunniken van St. Norbertus be
diend. In de meeste plaatsen zijn de oude kerk
jes in handen van andersdenkenden gebleven
en hebben de katholieken nieuwe, grootere
kerken gebouwd; alleen in Bokhoven dateert
de katholieke kerk nog uit de middeleeuwen.
Maar de stormen van de vervolging dreven
over en in 1799 keerde de abt terug naai
Nederland en werd het licht weer op den kan
delaar geplaatst. De communiteit trad weer
meer aan het licht, maar nog was er geen
abdij en met die koninklijke regeering, die nog
altijd ietwat argwanend stond tegenover de voor
andersdenkenden moeilijk te doorgronden orden
en congregaties, had men nu en dan heel wat
te stellen. Zoo had de wijding van een nieuwen
abt in 1841 heel wat voeten in de aarde. Een
formeel onderzoek ging er aan vooraf en na
veel heen en weer geschrijf kwam eindelijk
de goedkeuring des Konings af: de wijding
mocht doorgaan zonder dat daaruit eenig
nadeel voor den Staat voortsp,ruite" en „mits
de mijtering intra muros plaats heeft en het
dragen van den mijter niet in het openbaar
geschiede."
Eindelijk, in 1857, betrok de abt G. W. Neep,
die tot dan toe in de pastorie te Berlicum
gewoond had, het huis te Heeswijk, dat reeds
lang bezit der orde was en tot dan toe als
pastorie had dienst gedaan. En van toen af
bestond er ook weer een echte abdij met een
kloosterkerk, waar de monniken de getijden
konden zingen en den gestrengen klooster-regel
ongehinderd konden observeeren.
Heeswijk heeft al heel vroeg een rol gespeeld
in de geschiedenis van Berne. In 1196 had een
hertog van Brabant het huis aan de abdij ge
schonken. Het was in den tijd dat de hertogen
nog geen vaste residenties hadden. Op ver
schillende plaatsen van hun gebied hadden zij
een zaalhof dat is een landhuisje met een
stapelplaats en de omwonende bevolking, de
onderdanen van den hertog, bracht daar in
natura de goederen heen, die tot onderhoud
van den vorst moesten strekken. Deze reisde
met zijn hofhouding zijn verschillende villa's
af en leefde daar zoolang de opgestapelde
voorraad toereikend was. Toen nu in 1196 de
Heer van Heeswijk en de Heer van Dinther
ieder een stuk grond aan de abdij schonken,
stond de Hertog daarbij zijn zaalhof af en
het geschenk viel zoo in den smaak dat eenige
eeuwen later, in 1546, een abt van Berne Hees
wijk tot residentie verkoos en het bestuur der
abdij overliet aan een Coadjutor.
Zoodra de uitoefening van den godsdienst in
de 19e eeuw weer vrij was, schijnt Heeswijk weer
een centrum geworden te zijn, want nog vóór
dat er een abt gevestigd was trok het huis
al de aandacht der naar „onraad" speuren
de autoriteiten.
„In de gemeente Heeswijk bevindt zich een
prachtig Pastnriihuis, synde een slotje, aldaar
gesticht in de zestiende eeuw en gediend heb
bende tot verblijf van kloosterlingen," zoo
rapporteerde in 1838 de gouverneur van Noord-
Brabant aan de regeering.
Het feit dat men in de 19de eeuw sprak van
een „prachtig huis" doet reeds twijfel rijzen
aan de aesthetische waarde der abdij, en in
derdaad is er van buiten niet veel moois aan
te zien. Het oude gebouw is aan den voorkant
leelijk gehavend: een trapgeveltje dat er vroe
ger was, heeft men weggehakt om de symme
trie te bewaren toen men in latere jaren
er een nieuwen "leugel bij ging bouwen.
Verder geeft de voorgevel een samenraap
sel van veel bouwstijlen te zien en geheel
rechts heeft men de laat-gothische kerk, ge
maskeerd met een voorgevel die tien jaar ge
leden hypermodern geweest zou zijn, maar met
nen uitgewerkt, voorstellende de verschijning
van Christus aan Maria Magdalena.
Het klooster is omgeven door een stillen, lom
merrijken tuin, waarin ergens een kleine vijver
ligt te droomen; een ideaal oord voor studie en
meditatie, en vandaar is het, dat men hier en
daar nog een mooi kijkje kan hebben op den
ouden kloosterbouw, waarvan de achter- en zij
gevel beter bewaard is dan de voorkant.
Naast de abdij ligt het gymnasium, waar on
geveer tachtig leerlingen worden opgeleid voor
het groot-seminarie en dat gesticht is in 1886.
Tusschen klooster en gymnasium ligt de
kloosterkerk, die bezienswaardig is om de eigen
aardige ruimte-indeeling. Het grootste deel
wordt ingenomen door het priesterkoor, terwijl
het altaar voor de geloovigen i.e. de gymna
siasten, tegen een zijwand is geplaatst. Er staan
ook nog een paar oude grafzerken van abten,
destijds te Berne gevonden, vandaar naar het
Rijksmuseum gebracht en door die instelling
later weer aan de abdij geschonken.
Rondom deze kerk, dit priesterkoor met koor
banken en altaartafel, speelt zich het heele le
ven der kloosterlingen af. Een strenge leefregel,
die begint en eindigt bij dit altaar.
Vóór vijf uur staan de monniken op, want
op dien tijd moeten zij reeds in de kerk zijn
voor de meditatie, die tot half zes duurt. Daar
sluiten dan de metten op aan tot half zeven)1
waarna tot zeven uur gelegenheid bestaat tot
Mislezen. Te zeven uur worden de Primen ge
zongen, gevolgd door het kapittel. Dan belij
den alle leden der communiteit, ter aarde ge
worpen vóór Vader Abt, hun fouten en tekort
komingen van den vorigen dag, waarvuor ze
„gekapitteld" worden en een penitentie krijgen
opgelegd.
Daarna is er tot negen uur in de kerk iederen
dag een gezongen plechtige H. Mis, waarbij ech
ter alléén die kloosterlingen tegenwoorig zijn,
die niet om bezigheden elders moeten zijn. Deze
plechtige H. Mis duurt met sexten en nonen tot
kwart over tien. Daarna is er gelegenheid tot
studie, tot om half twaalf uur de bel luidt voo*
het middagmaal, dat eenvoudig maar degelijk is^
Vrijdag is voor de kloosterlingen altijd vasten
dag en Woensdag en Zaterdag onthoudingsda-
gen. Na den maaltijd recreatie tot 2 uur en dan
gezongen vespers tot half drie. Te half drie is
er „potus", dan kan men in den refter een glas
bier, of een kop koffie of thee gaan gebruiken,
waarna de kanunniken zich weer aan de studie
begeven tot half zeven. Te half zeven rezen-
hoedje met bezoek aan het Allerheiligste,
waarna om zeven uur souper. Van half acht
tot half negen is er weer recreatie en te half
negen wordt de dag gesloten met het gewe
tensonderzoek in de kapel. Na negen uur zijn
de monniken vrij om te gaan slapen of nog
iets te gaan doen naar verkiezing, maar te
tien uur moet iedereen ter ruste zijn.
Volgens dezen regel brengen 26 priesters,
29 novicen en 18 leekebroeders hier hun dagen
door met gebed en studie.
Een verborgen leven, dat zoo weinig mogelijk
naar buiten treedt. Zoo lijkt het. En toch wordt
ook buiten de kloostern aren door de reguliere
kanunniken van St. Norbertus veel goeds ge
daan. Niet alleen in de negen parochies, die
door hen bediend worden. Verder over het
Brabantsche land heeft zich het heilzame
werk der verdienstelijke kloosterlingen uitge-
voor toelating Middelbaar Onderwil9
(Gymn., HJ3.S., etc.). Te allen tijde op"
name van jongens van 6de en 7 dB
klas L. S.
Kostgeld 300.p.
reductie 50.p. j.
j. Event, crisis*
spreid. Wij herinneren slechts aan het groot®
sociale werk van den eerw. heer Gerlacli va®
Elzen z.g., den stichter van den Ned. ChriS'
telijken Boerenbond en van dr. van Beurden-
den geest, adviseur van den N. R. K. Midden*
standsbond. In de schuur van de boerderij, afi
bij 't klooster hoort, staat, naast 'n groot aao*
tal fietsen eigenaardig symbool van het m<r
derne actieve monnikschap de auto waar
mee deze Norbertijn het geheele land doof"
kruist.
Maar ook buiten de grenzen van het var-
der land heeft het godgevallig werk der Ber^
ner monniken zich voortgeplant. En hier kun"
nen we den stamboom vervolgen waarmee
ons artikel openden.
Vroeger had men Windberg in Beiere®
ook een abdij n de °-de. De communitei
was echter reeds lang -erdwenen en het ouds
klooster was sed,1803 in het bezit van eeö
bierbrouwersfamilie. In '3, midden de®
inflatietijd, werd de abt van Berne er op*
merkzaam op smaakt, dat de gebouwen e"
de grond voor een prikje te koop waren. Zon"
der te talmen ging hij op den koop in en
1924 werd de abdij in de Beiersche alpen »e
Nederlandsche monniken opnieuw bevolkt.
In 1925 ontsprong een nieuwe loot aan de»
stam van Heeswijk. Van daaruit werden reed»
vanaf 1893 missionarissen uitgezonden
Wisconsin in de Vereenigde Staten va»
Amerika. Hun communiteit werd in 1924 t®
abdij verheven, welke gevestigd is te West d
Fere en reeds zijn vanuit deze abdij twe®
nieuwe prioraten gesticht, n.l. te Madison e"
te Claymont.
Ten slotte kreeg de abdij van Heeswijk 111
Britsch-Indië een eigen missiegebied toegew®"
zen, n.l. te Jubbulpore. Daar ve. spreiden tha»9
vijftien Nederlandsche missionarissen het Se'
loof onder de Hindoe-bevolking ond< leidiö®
van den apost. prefect Mgr. Dubbelman.
Thans, na achthonderd jaren, gaat dus d®
abdij een nieuwe periode van bloei tegemoet
„Berna ut lucerna" wordt meer dan ooit be'
waarheid, want het licht straalt thans tot ve
over de grenzen, tot in de Vereenigde Slate®
en tot in de geheimzinnige duisternis van h®*
Indische Rijk. In tegenstelling met vele ander®
orden van reguliere kanunniken blijkt dl®
van St. Norbertus in den modernen tijd n°®
haar volle levenskracht te bezitten.
Moge het achtste eeuwfeest slechts ®®ri
mijlpaal zijn op den weg van een v gebrei
apostolaat. Van harte stemmen wij in met d®»
wensch van den H. Vader: „dat (de ordege®8'
telijken) de leer en het voorbeeld van hun V»'
der Norbertus volgend, hetzij in overweg»1®
der hemelsche dingen, hetzij in de uitoefen®1»
van hun apostolaat, overrijke vruchten vo°
zich en de hun toevertrouwde geloovigen m®'
gen oogsten."
In den vroegen morgen werden Donderdag op het Hatfield-
vliegveld (Eng.) de vliegtuigen in gereedheid gebracht voor den
wedstrijd om den .Kings Cup"
Op de grens van Dreumel en Wamel zijn Vrijdag drie boerderijen
en zeven schuren door brand vernield waarbij zeventig duizend
kilo hooi verloren ging. De rookende puinhoopen
de thans heerschende begrippen van .stijl" ook
al weer niet meer te vereenigen.
Maar de schoonheid van het heele klooster
leven ligt nu eenmaal niet aan den buiten
kant, maar van binnen. Treed de gastvrije
kloosterpoort binnen en verwijl een poos in de
ernstige atmosfeer van het convent. Hooge
witte gangen waardoor geluidloos de leeke
broeders wandelen, een blauwen voorschoot voor
het witte habijt. Langs de wanden rijen zich
de geschilderde portretten van de abten, die in
den loop der eeuwen den kromstaf gevoerd heb
ben over de abdij. Ernstige ouderwetsche ge
zichten, bewust van de waardigheid van hun
ambt, met een wapen en een latijnsche spreuk.
Een abt uit de achttiende eeuw met een def
tige witte pruik, de zeventiende-eeuwsche met
hooge, gothische bonnetten. De zalen in het
claustrum zijn uiterst eenvoudig. Witte muren,
hooge ramen, kaal houten tafels en harde stoe
len en banken. Een der gangen loopt langs een
kleinen binnenhof, waarop men door 'n venster
kan uitzien. Op den aarden grond rijen lage
heuveltjes, in het midden een kruis: de be
graafplaats der kloosterlingen. Geen zerken,
geen monumenten: eenvoudiger kan het al
niet.
Dan is er nog een bibliotheek met een schat
van boeken, die men midden in het Brabant
sche boerenland niet zou vermoeden. Een
groote glazen vitrine met waardevolle incuna
belen, een kast met oude handschriften, maken
den trots uit van het klooster, maar interessan
ter is nog het archief der communiteit.
Eeuwenoude documenten worden daar achter
dubbele deuren zorgvuldig bewaard. Wij zagen
er het charter van de oude abdij, een docu
ment van de 12de eeuw, met een zwaar dóór-
gedrukt lakzegel en den schenkingsbrief uit
1196, waarbij hertog Hendrik zijn zaalhof aan
de communiteit schonk.
De zalen van het hospitium het gedeelte
van het klooster, waar de gasten ontvangen
worden, vormen een waar museum. We zien
er aan de wanden oude schilderstukken, kunst
vol bewerkte heiligenbeelden en stukken van
dat oude huisraad, dat men nog veelvuldig
aantreft op oude Brabantsche boerderijen. Ook
mooi Delftsch aardewerk is er te zien, en ach
ter een gordijntje, dat beschut tegen de zon
nestralen, ontdekken we een ontwerp-teeke-
ning van de hand van Toorop; in dunne lij-
Een zonderling quartet. Musiceeren in de warme dagen is een vermoeiend werkje en alles wordt
in het werk gesteld om zoo min mogelijk door de zonnestralen gehinderd te worden
De Engelsche nationale schuttersvereeniging heeft te Bisley haar
jaarlijksche manoeuvres gehouden. Een overzicht van de schiet
banen
St. Martinus met den bedelaar. Verguld
zilveren metaalplastiek in de kromming
van den abtjstaf van Berne
Het hoofdpostkantoor te Amsterdam wordt in het zonnetje gezet.
De zonnestralen worden opgevangen door een draaibaren spiegel,
die steeds naar de zon blijft toegekeerd en door deze zelf door
middel van kwikcontacten en motoren wordt bewogen. Het deze
heliostaat heeft het postkantoor een fraaie natuurlijke verlichting
gekregen