H
DE SCHOOL VAN JUFFROUW BRIL
Z3
DE SCHILDER EN DE SOLDAAT
leem kippen
rniaar
VAN ALLES WAT
door J. TOEBOSCH
Een der beroemdste schilders uit de vo
rige eeuw was Horace Vernet. On-
oegrijpelijk groot is het aantal stuk
ken van zijn hand. Het meest bekend zijn
z'n voorstellingen van veldslagen en an
dere wapenfeiten, maar hij schilderde ook
portretten en bijbelsche tafereelen. In bij
na alle musea van Europa vindt men zijn
schilderijen. Vernet was een rijk en aan
zienlijk man. Zijn kunst leverde hem
scnatten op en stelde hem in staat op
grooten voet te leven. De voornaamste per
sonen gingen vriendschappelijk met hem
om; met koningen en keizers kwam hij in
aanraking en een groot aantal buiten-
landsche ridderorden eerden zijn verdien
sten. Die roem en dat aanzien maakten
Vernet echter niet trotsch. Integendeel, hij
bleef aliflJid even nederig en eenvoudig;
zijn huis stond voor ieder open en door
zijn vriendelijkheid, vroolijkheid en welda
digheid was hij ook bij de gewone bur
gers algemeen bemind.
Een van zijn beste vrienden was kapi
tein Bernier, een man, die er slag van had
met zijn soldaten, zijn jongens, zooals hij
hen noemde, om te gaan en die dan ook
door hen op de handen gedragen werd.
Bernier hield echter ook van een grapje
en het er graag iemand inloopen. Op zeke
ren dag werd hij aangesproken door een
van zijn manschappen, een zekeren Pierre
Robet, een eenvoudigen boerenjongen, die
hem vroeg: „Kapitein, mag ik u eens wat
vragen?"
„Zeker Pierre. Wat is er?"
„Ik zou graag mijn portret laten maken.
En nu dacht ik: de kapitein zal wel een
goeden schilder voor me weten."
•,Wel, wel, wou je je portret laten ma
ken. Nu, dan moet je bij Horace Vernet,
zijn. Die kan het uitstekend. En voor een
franc doet hij het graag."
Een franc was de gewone prijs, dien de
soldaten voor een portret betaalden. Ze
gingen daarvoor naar schilders, die daar
van vooral hun beroep maakten. Dezen
hadden 'n voorraad plaatjes van allerlei
wapens, die ze wat bijwerkten. Kwamen er
nu bijvoorbeeld twintig huzaren, die allen
blond haar hadden, dan leken die twintig
portretten sprekend op elkaar. Maar de
eenvoudige jongens keken zoo nauw niet
en wanneer hun portret maar goed bont
was, vonden ze het al prachtig. Pierre Ro
bet meende dan ook, dat hij voor een
franc gemakkelijk klaar zou komen. Hij
bedankte dus den kapitein en ging op
zoek naar het adres, dat deze hem opgege
ten had. Zoo kwam hij eindelijk terecht
bij een prachtig huis, dat in een deftige
"straat lag.
Pierre Robet vond het wel wat vreemd,
dat iemand, die voor een franc een portret
schilderde, zulk een huis bewoonde. Maar
kapitein Bernier had het gezegd en dus
zou het wel zoo zijn. Hij stapte dus naar de
deur en belde aan. Een livreibediende deed
open.
„Woont hier de schilder Vernet?" vroeg
Pierre.
>,Om u te dienen."
„Kan ik mijnheer spreken?"
„Ik zal het vragen. Wie moet ik zeggen,
dat er is?"
„Dat zal ik mijnheer liever zelf vertel
len."
De bediende liet den bezoeker in 'n rijk
gemeubelde kamer, waarvan de muren met
schilderijen waren bedekt en verzocht hem
even plaats te nemen. Verbaasd keek Pierre
om zich heen. Hij had wel eens gehoord,
dat de schilders, die voor de soldaten
werkten, arme drommels waren, die moei
te hadden van den eenen dag in den an
deren te komen. Maar de man, die hier
woonde, moest wel schatrijk zijn. Van por
tretten maken tegen een franc per stuk
kon je toch zoo niet levenZijn kapi
tein zou hem toch niets wijs gemaakt
hebbenTerwijl hij nog nadacht, kwam
de bediende terug en noodigde hem uit
mee te gaan. Hij bracht den soldaat nu in
een groot vertrek, waar een man in een
witten kiel voor een ezel zat te schilderen.
Voor Vernet was het bezoek van 'n ge
woon soldaat niets vreemds, 't Gebeurde
dikwijls, dat officieren, die tot z'n vrien
den behoorden, soldaten met de een of an
dere boodschap zonden. Hij dacht dus, dat
dit ook nu het geval zou zijn en zei:
„Goeden dag, vriend. Wat is er van je
dienst?"
„Ik wou mijn portret laten schilderen,"
antwoordde Pierre, die zich bij deze vrien
delijke ontvangst weer geheel op z'n ge
mak gevoelde.
Vernet keek verbaasd op. „Uw portret
laten schilderen," zei hij. „Maar beste
vriend, weet je wel, hoeveel dat bij mij
kost?"
„Zeker. Een franc. Dat is immers de ge
wone prijs."
Vernet was op het punt in een schater
lach uit te barsten. Maar hij bedwong zich
„Wie heeft je dat verteld?" vroeg hij.
„Mijn kapitein, mijnheer Bernier. Hij
heeft me naar U gestuurd en gezegd, dat
ik bij U voor een franc terecht kon."
Vernet begreep dadelijk alles. „Bernier
heeft weer een grap willen uithalen," zei
hij bij zichzelf. „Maar wacht, ik zal hem
een handje helpen."
„Zoo," begon Vernet, „heeft m'n vriend
Bernier me gerecommandeerd," zei hij. „Nu.
ik vind 't mooi van hem, dat hij me wat
wil laten verdienen. Maar wat den prijs
betreft, dien ik toch eerst te weten, hoe je
geschilderd wilt worden."
„Wel. heelemaal; van het hoofd tot de
voeten. En in vol tenue met getrokken
sabel."
„Ja, maar dan is een franc toch te wei
nig. Denk eens aan, wat een boel verf
daarvoor noodig is! En die is tegenwoordig
zoo schrikkelijk duur. Gisteren is ze weer
opgeslagen."
„Hij wil me afzetten," dacht Pierre Ro
bet. „Maar daar zal ik bij zijn."
„Nu," antwoordde hij, „als ge het er niet
voor doen kunt, moet ge het maar zeggen,
zei hij. „Dan ga ik naar een ander. Er zijn
nog schilders genoeg."
„Niet zoo haastig vriend," zei de schilder,
die hoe langer hoe meer pleizier in het ge
val kreeg, „als een ander het ervoor doet,
doe ik het ook. 't Is eigenlijk wel te wei
nig, maar 't is een slechte tijd en men moet
al blij zijn, als men wat verdient. En bij
de soldaten zit het er ook zoo niet aan."
„Zeker niet," zei Pierre. „Ge doet het
dus voor een franc?"
„Als het niet meer kan, ja. Ga daar nu
eens staan. Zóó! Nu zal ik even 'n schets
van je maken."
Vernet nam een stuk papier en trok
daarop eenige lijnen. „Ziezoo, vriend, 't is
al in orde," zei hij toen. „Kom morgen om
dit uur maar eens terug. Ik zal zorgen,
dat het dan klaar is."
Robet vond dien tijd wel wat kort. Als
de schilder zich maar niet overhaastte
„U maakt het immers goed," zei hij be
zorgd.
„Wees maar gerust," zei Vernet glim
lachend. „Ge kunt het morgen eerst zien.
Als het je niet bevalt, behoeft ge het niet
te nemen."
„Afgesproken. Tot morgen dus."
„Tot morgen."
Toen Pierre weer op straat stond, was hij
over zichzelf voldaan en vond, dat hij zich
goed gehouden had. Voor een franc kreeg
hij dus zijn portret en de schilder was
maar wat blij, dat hij het ervoor leveren
mocht! „Als je maar zegt dat je bij een
ander wilt gaan, praten ze gauw anders,"
zei hij bij zichzelf. „Ja, ja, ik ben wel een
boertje, maar daarom laat ik me nog niet
door die stadsmenschen beetnemen."
Na het vertrek van den soldaat ging
Vernet onmiddellijk aan het werk en toen
Pierre Robet den volgenden dag op 't af
gesproken uur terugkwam, lag het portret
al kant en klaar op een tafel.
„Welnu vriend, wat zeg je ervan?" vroeg
de schilder.
Verbaasd bleef Pierre eenigen tijd op
zijn beeltenis staren. „Prachtig!" riep hij
toen verrukt uit. „Zooiets moois heb ik nog
nooit gezien! Dat is wat anders, dan die
portretten van mijn kameraden! Je bent
een baas, hoor! Weet je wat, ik zal je twee
francs geven! Die komen je eerlijk toe!"
„Dank je wel," zei de schilder. „Dat vind
ik royaal van je."
„En ik zal je bij mijn kameraden re-
commandeeren. Ik verzeker je, dat je het
druk zult krijgen."
Vernet keek verbaasa op
„Doe dat niet," zei Vernet verschrikt.
„Beloof me, dat je me niet recommandee-
ren zult."
„Waarom niet?" vroeg Pierre verwonderd,
want hij meende, dat de schilder met die
nieuwe klanten wat in zijn schik zou zijn.
„Ja, zie je, ik heb dat voor jou nu eens
willen doen, omdat je me beviel, maar
voor iedereen kan ik dat niet. Ik heb heel
ander werk en zit zóó in de drukte, dat
ik niet weet, hoe ik er door kom. Daarom
heb ik een dringend verzoek: recomman
deer me niet. En als een van je kameraden
bij me zou willen komen, zeg hem dan, dat
ik hem onmogelijk helpen kan. Beloof je
me dat?"
Het strijkinstrument
Mevrouw Harmsen is met 'n schamel
weduwen-pensioentje en vijf kleine kinde
ren blijven zitten. Ze moet alles dus
schraaltjes aanpakken.
Vandaag is Fritsje, haar oudste van tien,
jarig. Hij zeurt iets van een cadeau, maar
meer dan een speculaas bij de koffie kan
er niet van af.
„Wat wil je nou weer?" vraagt ze, wan
neer Fritsje nog eens komt zeuren,
„Een strijkinstrument, moeder!"
„Nu goed, dan mag je vandaag met het
botermesje spelen."
Orde in het groote gezin: Tanden poetsen geblazen
„Nu, als u het zoo wil, zal ik het doen."
„Best. En nu moet je me eens vertellen,
voor wie dat portret is."
„Voor mijn ouders. Die wonen in M., 'n
klein dorp in Bretagne."
„Zoo. En kunnen ze het bij jullie thuis
nog al stellen?"
„Och, wat zal ik u zeggen. We hebben
een groot huishouden. Ik ben de oudste
van acht kinderen. We moeten hard werken
om rond te komen. Rijk is het bij ons niet,
maar Onze Lieve Heer heeft altijd gezorgd,
dat we ons brood hebben en daar zijn we
tevreden mee."
„Dan zijn jullie gelukkige menschen," zei
Vernet. Hij nam nu het portret, rolde het
op en stak het in een kartonnen koker.
Daarna belde hij. Pierre Robet had onder-
tusschen zijn portemonnaie voor den dag
gehaald en zocht naar geld om den schil
der te betalen.
„Laat zitten, vriend," zei Vernet, ,,'t Is
me zeer aangenaam geweest met je kennis
te maken en daarom schenk ik je dit por
tret. Laat het eens aan kapitein Bernier
zien en doe hem mijn groeten. En als ge
het naar huis stuurt, vergeet dan niet, je
ouders en verdere familie van mij te groe
ten. Kijk, hier is het portret. En hiervoor
(en hij duwde den soldaat iets in de hand
dat in een papiertje gewikkeld was) moet
je een mooie lijst koopenStil maar, het
is al goedFrancois," wendde hij zich
tot den bediende, die intusschen binnen
gekomen was, „laat mijnheer eens uit....
Dag beste vriend. Vaarwel."
Eer Pierre Robet goed wist, hoe hij het
er mee had, was hij al buiten. Toen de deur
weer achter hem gesloten was, maakte hij
het papiertje open. Wie beschrijft zijn ver
rassing, toen hij daarin een vijffrancstuk
vond! Dat was nog eens een man, die mijn
heer Vernet! En hij had nog wel gemeend,
dat die om zijn franc verlegen was!
In de kazerne gekomen, liet hij kapitein
Bernier het portret zien en vertelde hem,
hoe het hem bij den schilder gegaan was.
't Behoeft wel niet gezegd, dat de kapitein
in zijn schik was over den afloop van zijn
grap, die den braven jongen zoo overgeluk
kig gemaakt had.
99
De V. P.D
enk met vacantie! Woensdagmiddag!
en prachtig weer! Drie goede din
gen die tot gevolg hadden een mooie
wandeling met de heele club. Zelfs hadden
Toos en Jan hun werk voor het eindexa
men voor een middag maar eens in den
steek gelaten, 't Was ook te verleidelijk
om weer eens echt met zijn allen uit te
gaan.
Natuurlijk moest
Henk uitmaken, ims_ T-
waar de tocht heen
zou gaan. Hij koos jMIK1 t
een wandelmg naar
het bosch, omdat
hij zoo naar vogels
verlangde. Die kon
hij in de univer
siteitsstad niet veel
zien; hoe prettig hij
de studie ook vond, de bosschen en de vo
gels miste hij wel.
Zij schenen het ditmaal al bijzonder te
zullen treffen. Waar het bouwland omge
ven was door laag kreupelhout, zagen ze 'n
paar niet heel groote grijsbruine vogels.
Onmiddellijk werd halt gehouden en de
kijkers van Kees en Henk kwamen
in gebruik. Bijna
tegelijk fluister
den zijkwartels
(fig. 1). Nu moes
ten de anderen ook
kijken, tot ieder
voldaan was en de
voortgezet. Even la-
een boschfazant aan
te herkennen aan
goudbruin met don
kere en lichte vlekken. Volgens het
vogelboekje, dat Kees voorzichtigheidshal
ve meegenomen had, moest het 'n manne
tje zijn. Henk wist te vertellen, dat de fa-
wandeling werd
ter wees Kees
(fig. 2) duidelijk
de mooie kleuren:
zanten zich met allerlei zaden voeden, met
kleine insecten, jonge brandnetelplantjes
en ander klien gode. In sommige streken
worden ze door de jagers gevoerd. Ook eten
de fazanten wel aardappeltjes en bloem
bollen. Toch worden ze over het algemeen
meer als nuttig dan schadelijk beschouwd.
De bruine eieren worden in een nest ge
legd, dat door het wijfje gemaakt wordt
onder struiken.
Juist wilde
Rob opmerken,
dat er nu nog 'n
algemeen voor
komende hoen
dervogel ont
brak, toen
Mientje fluister
de: „Kijk, daar,
patrijzen!Ja
wel hoor, Mien
tje had goed ge
zien (fig. 3), een groepje patrijzen
deed zich blijkbaar aan mieren of andere
insecten te goed. Een paar vogels waren
duidelijk als mannetjes te herkennen aan
de bruine hoefijzervormige vlek op de borst.
Ook van deze vogels wist Henk een en an
der te vertellen. Het voedsel bestaat uit
kleine sprinkhanen, kakkerlakken, mieren
en zaden. Na den broedtijd blijven de ge
zinnen bijeen, daarom spreekt men dan
ook van een koppel patrijzen. Waarschijn
lijk was dus het gezelschap, dat ze voor
zich hadden, een bijeen behoorende familie.
Het nest zou wel dicht in de buurt geweest
zijn; het wordt tusschen hooge grassen of
andere planten gemaakt.
Het kijken naar de vogels had heel wat
oponthoud gegeven. Toch moesten ze nog
even naar den van verleden jaar bekenden
„spechtenboom" om te zien of het nest
weer bewoond was. Daar wachtte hun een
groote teleurstelling: de boom was omge
hakt, alleen een stomp stond er nog. Het
afgehouwen gedeelte lag er naast met de
gaten, die de specht er ingehakt had met
zijn snavel. Het gat, waar het nest gezeten
had, was wel te vinden; de andere gaten
waren veel ondieper. De boomen in den
omtrek werden nagezien, maar er was geen
nest in te ont
dekken. Wel
hoorden ze in de
verte een specht
lachen en Kees
zag nog 'n glimp
van 'n groenen
specht (fig. 4)
maar daar bleef
het bij. 't Werd
tijd om naar hui3
te gaan en blij,
dat ze toch nog eenige mooie vogels te zien
hadden gekregen, ging het troepje huis
waarts.
A. L.
WOORDKEER
Al draait ge mij ook nog zoo dikwijls om,
ik kan niet anders blijven dan een gereed
schap voor den akker.
In de taalkunde treft ge mij aan en ben
ik een voegwoord; echter dien ik om door
te kijken zoo ge mij andersom leest.
Ik hou steeds het hoofd boven 't water,
zoo dikwijls men mij in het water gooit of
zoolang men mij erin laat liggen; keert ge
mij van achteren naar voren, dan ben ik
niet raak.
In een apotheek vindt ge mij als een ver-
bandstof; andersom ben ik een pronkerig
jongeling.
Ik ben een opgerold iets; draait ge mij
om, dan word ik een vod.
Ge treft mij aan bij verkoudheid en ziet
mij liever gaan dan komen; andersom
dien ik om de veiligheid te verhoogen.
't Heele stel van juffrouw Bril
Zat vandaag geen uurtje stil,
Iedereen was aan het loopen
Om presentjes te gaan koopen,
Want de juf gaf weer een feest
Voor elk goed en vriend'lijk beest
Zuurtjes en gevulde koeken,
Kaatseballen, sprookjesboeken,
Kortomiedereen kreeg wat,
Als hij goed geholpen had.
En dien avond op het feest
Was geen een zóó blij geweest,
Als de Olifant en Mopje
Met hun goed en grappig mopje.
Alle hadden groote pret
En zij wilden niet naar bed,
Want zij zouden dol graag hooren
Alle slagen van den toren.
Juffrouw Bril, het goede dier,
Schonk ze zelfs ook dit plezier.
Tóch kwam er toen nog tooneel
Al keek elk een beetje scheel
En al zaten zij te gapen,
En al wilden zij graag slapen.
Pietjepuk, een flinke Muis,
Bouwde zelf een houten huis
En kocht kleeren en een staart,
't Laatste van een héél oud paard
Zoo kwam zij toen op de planken
Om tenslotte luid te danken.
En na 't laatste uur van pret
Wilde elk toen graag naar bed.
Pas had 't klokje twaalf geslagen
Of daar sliepen alle blagen;
En het Varken juffrouw Bril,
Lag toen in haar bedje stil
Aan haar kinderen te denken
Om ze nog iets moois te schenken.
Want de dag daarop ging 't fijn
Weer terug naar de woestijn.
LOOPEN LEEREN
Als jullie een zusje of broertje hebt,
dat pas gaat loopen en dus nogal
vaak voorover valt, dan kun je hem
een steuntje geven en helpen om goed te
leeren loopen door deze leidsels te maken.
De breede lap is ongeveer 70 c.M. lang en
20 c.M. breed. De schouderbanden zijn 32
c.M. lang en 10 c.M. breed en de leidsels
8 c.M. breed. Alles wordt van dezelfde ste
vige waschbare stof gemaakt. De stukjes
aan de einden bij de stippellijnen worden
omgeslagen en vastgenaaid. Als jullie erg
handig bent kun je voor op den band in 't
midden nog een aardig motiefje borduren
of appliqueeren. Daar het volle gewicht van
broertje aan de leidsels hangt, moeten
deze terdege aan den borstband vastgenaaid
worden.
Ge vindt mij aan een jas; draait ge mij
om, dan ben ik een soort bier.
Hoe ge mij ook draait, ik ben en blijf 'n
water in Noord-Holland.
Ik dien voor een heel klein kind; anders
om echter, zoo wordt vaak een vuile vrouw
genoemd.
Ik kom alleen bij den slaap en ben zoo
wel aangenaam als onpleizierig; draait ge
mij om, dan ben ik alleen verschrikkelijk.
Ik ben iets uit het ei; andersom echter 'n
felle kleur.
Mijn handeling is genoemd naar 't voor
werp zelf, welk werk ge op het land ziet
verrichten; leest ge mij andersom, dan ben
ik een klein paard.
Hoe ge mij ook leest, ik blijf een vloei
bare spijs.
Ik ben een bergdoortocht; andersom iets
uit een vrucht.
De benaming van zekere feesten ligt In
mij opgesloten; van achteren naar vore#
gelezen ben ik een morsdoekje.
Ik droomde, 'k had een luchtballon,
Dien droeg ik aan een touwtje;
Ik had hem in de stad gekocht
Van een ballonnenvrouwtje.
En toen ik er mee wandelde
Ging de ballon aan 't rukken.
En hoe 'k m'n best deed stil te staan
Het wilde me niet lukken!
Heel langzaam ging ik naar omhoog
Steeds hooger leek 'k te stijgen,
M'n angst ging weg en ik begon
Plezier er in te krijgen!
Ik nam een kijkje in het nest
Van 't vogeltje in de boomen;
En zie, in 't nestje waren juist
De eitjes uitgekomen!
Wat piepte al dat kleine goed,
Een angstig, hongerig vragen.
En moeder musch, die telkens weer
Met voedsel aan kwam dragen!
Eerst waren ze een beetje bang
En kropen z' in een hoekje.
Maar in m'n zakken vond ik nog
Een lekker kruimelig koekje!
Ik gaf den kleinen allen wat,
Hoe schenen ze te smullen!
En nauwelijks was hun bekje leeg,
Of ik moest het weer vullen!
Maar één der vogels begon plots
In m'n ballon te happen;
En wat er toen gebeurd is, nou,
Dat kun je toch wel snappen!
De luchtballon vloog uit elkaar
In honderdduizend stukken
En ik, ik schreeuwde: „hou me vast!
Er komen ongelukken!"
Nu, 't is goed afgeloopen, hoor,
Ik viel nét in m'n bedje;
En toen ik m'n oogen uitwreef zei ik:
,,'t Was toch een leuk verzetje."
R. F. W.
HET UURTJE
JEUGD
99
•.VW^W*h^.*b^VWWWW*bVWh*WVWyVWWWWWy*W %VVUWWlWyWWUVWWWWWWVWVVW '.V.%\W.VAS\\V%VAWV.W.*.VVWiW.%WA I
iflyMs:
0 9 0 9