Zeeroovers in de 19e eeuw V l»" tijdelijk voor PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND mimmuM Gelouterd HET STILLE ZUIDZEE GEBIED WOLKEN DONDERDAG 2 AUGUSTUS 1934 Lugubere verhalen Shakespeare-vondst Byron en Olmeda Aan banden die waren verslelen. werd menig ongeluk geweten! Circusreclame in de Vereenigde Staten ïïmJ/Ji Regeeringsjubileum var Koning George Ook na de afschaffing der sla vernij werd deze onteerende menschenhandel nog voortgezet Een oude foliant Profiteert hiervan! MmmMm ;jcoi-U NAAR HET SPAANSCH Geschiedenissen van vrijbuiters, boekaniers, zeeschuimers, slavenhandelaars en soort gelijk gespuis stellen wij ons doorgaans voor als terugliggend in een diep verleden en het zou menig beschaafd mensch verbazen, dat dit soort akelige verhalen zich ook tegenwoor dig nog voortdurend afspeelt, zelfs op zeeën en op eilanden, die tot het Nederlandsche gebied behooren, met name in de wateren van den Oost-Indische» archipel. In de Stille Zuidzee en langs de kusten van Brazilië, zelfs in de onmiddellijke nabijheid van de grooie havens en van de Spaansche, Engel- sche of Hollandsche militaire bezettingen speelden zich in de vorige eeuw nog echte gru weldrama's af, die den lezer der annalen hier omtrent den schrik op het lijf jagen. Gegevens over deze feiten werden verza meld en onderzocht door den Franschen dich ter, romanschrijver en liefhebber van avon turenverhalen Maurice Magre, die zijn vond sten verzamelde in een boeiend, maar uiter aard akelig werkje, getiteld „Pirates, filibus- tiers et négriers", dat dezer dagen verscheen bij de uitgeverij Gamier te Parijs. Daar is altijd wat ongezonde sensatie ge mengd in de speurzucht naar de kronieken van de misdaad; ook deze schrijver, die vroeger reeds een onderzoek instelde naar allerlei exo tische genootschappen en gebruiken, is er lang niet vrij van. Dit dwingt ons, strikt voorbehoud te maken met zijn werkje, dat overigens niet het karakter heeft van gemeen sensatiege- schrijf, maar eerder doet denken aan de be oefening van een soort duistere wetenschap. „Het kwaad" zoo zegt Maurice Magre in de inleiding, „heeft nu eenmaal meer aantrek kingskracht dan de deugd. Het is met name schilderachtiger. Er gaat een zonderlinge fas cinatie van uit. Het leven van misdadige men- schen biedt meer stof aan de verbeelding en geeft meer avontuurlijks te beleven dan hei ligenlevens. Ook de studie van het misdadi- gersleven doet ons diep doordringen tot de ge heimen der menschelijke natuur. Daarom is het leven van moordenaars, van machtswelluste lingen en van misdadigers, die voor niets te rugschrokken, altijd boeiend. Het blijft een aan trekkelijk onderwerp voor onze nieuwsgierig heid. En die aantrekkingskracht wordt nog ver hoogd, wanneer de misdadigers hun somber be drijf uitoefenen op zee en zelf goede zeelie den zijn." Reeds dadelijk brengt hij ons in contact met de Maleische zeeroovers, die in de vorige eeuw de zeeën vStf den Ihdischeh Archipel onveilig maakten en niet. terugdeinsden voor vrouwen- roof, Het is merkwaardig, dat een aanzienlijk deel zijner verhalen zich afspeelt in de zeeën bij Borneo, Celebes en Timor. Daar liggen nog de geheime schatten begraven, door de zee schuimers verborgen en sedertdien niet weer gevonden, omdat hun verbergers het geheim meevoerden in het graf. Daar spelen zich nog de wreede tafereelen van de koppensnellers af. Daar gebeurt het nog, dat de dochter var. een Maleisch stamhoofd om den moord op haar vader te wreken bevel gaat voeren over een zeeschuimersschip. Het is honderd jaar geleden, dat de slavernij officieel werd afgeschaft. Nog maar honderd jaar! En tersluiks werd deze menschonteeren- de handel voortgezet, ook na het officieele ver bod. SDeciaal het vervoer van vrouwen uit de Europeesche havensteden naar verlaten kolo niën, waar enkele gaucho's of avonturiers ver blijven, bleef een winstgevend bedrijf en gaf aanleiding tot misdadige complotten, die de grenzen van het fantastische verre overschrij den. Op het eerste gezicht schijnt de zielkundige structuur van dit soort boeven doodeenvoudig. Het zijn allemaal ruwe kwanten zonder gewe ten, vaak bewogen door bloeddorst en wraak zucht, gewoonlijk begiftigd met een primitief en lichtgeraakt eergevoel, dat sterk ontwikkeld is buiten alle intellectueele cultuurvormen om. Hun uitspattingen liggen gedeeltelijk in de sfeer eener perverse wreedheid, die duidelijk de overwinning van de meest dierlijke instinc ten op de redelijke karakterfactoren doet uit komen. Beschouwt men de gevallen echter van meer nabij, dan komt er een ijzingwekkend perspec tief in het misdadigersleven van zeeschuimers en slavenhandelaars. Om een enkel voorbeeld te noemen: een bekend piraat uit de negen tiende eeuw, Domingo Mugnoz, was een afge vallen katholiek priester, een man dus, die hoe weinig gebruik hij ook van de gelegenheid gemaakt hebbe theologische en philosophi- sche opleiding had genoten. Aanvankelijk stond hij bekend als een schuchtere kapelaan, maar onder invloed der ontmoeting met een zonder ling vrouwspersoon, die hij beschermen wilde tegen de mishandelingen door haar man, ver viel hij in een uiterste van brutaliteit en wraak zucht. Zijn optreden tegen zijn beschermelinge, toen deze eenmaal zijn buit was geworden, werd erger dan hondsch. Hij werd een geducht zee schuimer en eindigde zijn bestaan als afgods priester, die menschenoffers bracht. De psychologische ontwikkeling van zulk een individu toont een stijgende bezetenheid door het kwade, men kan hier gerust gewagen van een satanisch ingrijpen in de zielsontwikkeling. Uit heel zijn levensgang blijkt, dat het booze bezit had genomen van zijn gansche geestes leven. En zoo is het meestal bij deze schijn baar romantische avonturiers, die naar geen God of gebod omzien. In werkelijkheid zijn zij slachtoffers eener diepe ontaarding, die eer schril beeld geeft 'van de mogelijkheden tot verwording, welke sluimeren in het mensche- lijk gemoed. Wij zouden de aandacht niet hebben ge vraagd voor het boek van Maurice Magre (dat het tegendeel van kinderlectuur is), wanneer het ons niet opmerkzaam maakte op deze ge weldige waarheid, dat het menschelijk geweten waarlijk in bezit genomen kan worden door duivelsche stuwkrachten. Voor geestelijke leiders is het wellicht leer zaam eens kennis te maken met eenige voor beelden van verdorvenheid, zooals ze in dit boek realistisch, maar op een geoorloofde en decente wijze werden afgeschilderd. Wie sensatielectuur voor zijn vacantie zoekt, doet beter door een prettig detective-romanne tje te raadplegen. DOM MUET Zeven jaar, na Shakespeare's dood, in 1623, is door John Heminge en Henry Condell, twee leden van het Blackfriar-theater, de eerste folio-uitgave van zijn drama's uitgegeven Tot dan toe waren slechts uitgaven in quartc- (ormaat in het licht gegeven, maar ook de eerste folio-uitgave was weinig betrouwbaar in den tekst en bleek later op tal van plaatse-, gecorrigeerd te moeten worden. Volgens de Münchener Neueste Nachrichten heeft me.i thans in de bibliotheek van een der oudste Engelsche families een exemplaar gevonden van deze folio-uitgave waarin blijkbaar door een goed kenner van Shakespeare's werk af wijkende correcties zijn aangebracht. Het wijk: dan ook af van tot nog toe bekende teksten. Met de vergelijking is men nog niet gereed, maar een autoriteit op het gebied van het Shakespeare-onderzoek, H. Idris Bell, beheer der der manuscripten-afdeeling van het Britsch Museum te Londen, verklaarde reeds, dat men bij deze „First Folio" ongetwijfeld met een der oudste edities der drama's te maken heeft, en dat de correcties in hand schrift klaarblijkelijk afkomstig zijn van een nauwkeurigen kenner dezer werken, die de drama's waarschijnlijk nog bij het leven van den schrijver in hun oorspronkelijke lezing oo het Shakespeare-tooneel heeft gezien en daar naar de gedrukte uitgave heeft verbeterd, of die békend was met vroegere, verloren geganc drukken. Weliswaar is de uitgave niet volledig, want de eerste vijf stukken ontbreken, maar dit gemis wordt door de belangrijke met de hand geschreven notities bij de overige stukken meer dan goed" gemaakt. Aan drie drama's, Coriolanus, Titus en Andronicus en Romeo en Julia is een zorgvuldige lijst der spelers toe gevoegd. Door de correcties, welke meeren- deels op de verbetering van voornaamwoorden l'itiiiiiiiiiiiliiliiiiiiii IIIIIIIIIMIlllllllllllll'H De wolken zijn voor ons somtijds Een aangenaam symbool. Althans, wanneer zij samengaan Met voorspoed en met jool. Want is het voor den mensch soms niet Een ware lafenis, f Wanneer hij door een blij gevoel Echt in de wolken is? En voor den mensch wiens wetenschap Of grootheid men beseft, 7s het een eer, wanneer men hem Tot in de wolken heft! Ook hij, wiens uitzicht denken doet, Bijvoorbeeld aan een wolk, Is van gezondheid en zoo meer Toch zeker wel de tolk? De wolken zijn voor ons geluk i Onmisbaar en urgent, Want als wij in de wolken zijn, Zijn w'in ons element! Maar als wij met vacantie gaan..., zoo voor een dag of tien, Dan kunnen wij, en 't spreekt van zelf, Beslist geen wolkenzién! 1 MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) KliiillllliiiiiillillllilliiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllllllllllllliiini en leesteekens betrekking hebben, krijgt me nige plaats in Shakespeare een nieuwe betee- kenis. De naam van den eersten bezitter der editie, die de verbeteringen aanbracht, is echter in het kostbare boek nergens genoteerd. Te Guayaquil in Ecuador bevindt zich een merkwaardig standbeeld. De inwoners van het stadje bezitten n.l. een gedenkteeken van den Engelschen dichter Lord Byron, welk beeld daar evenwel niet als aandenken is gezet om den persoon van Byron, doch als herinnering aan den dichter Olmeda, die uit Ecuador stamt. De gemeenteraad van Guayaquil wilde eenige jaren geleden een standbeeld doen oprichten voor den dichter Olmeda. De noodige contan ten ontbraken evenwel en dientengevolge vroe gen zij aan de Engelsche regeering een oud standbeeld. De stad Londen zond toen het oude, toch niet meer gebruikte standbeeld van Byron, hetwelk door een modern beeld was vervangen. En thans denkt de inwoner van Guayaquil, als hij voorbij Byron wandelt, aan den dichter Olmeda. CLUB Amerika staat bekend om zijn orlgineele re clame. Groote sommen worden vaak uitgegeven om een reclamecampagne te doen slagen. Te Detroit, de groote Amerikaansche fabrieksstad, waar o.m. ook Ford zijn zetel heeft, is eenigen tijd geleden een circus komen binnenvallen, dat zijn tenten heeft opgeslagen even buiten de stad. De directie van dit groote circus maakt op orlgineele wijze reclame om de inwoners der stad naar haar tenten te lokken. Op de drukke punten der stad loopen in burger gekleede heeren, die op een gegeven moment midden in de verkeersdrukte op de handen gaan loopen en de merkwaardigste toeren verrichten, zoo dat het publiek verwonderd blijft staan. Oiowns en koorddansers verrichten de gevaarlijkste toeren langs de huizen en de telegraafdraden en op een groot plein, gelegen in het centrum tier stad, heeft men een houten guillotine op gesteld, waarnaar, in het bijzijn van honder den nieuwsgierigen, %en vrouw wordt gevoerd. De blinkende messen maken een draaiende be weging en door middel van spiegels heeft men den indruk, dat de dame in duizenden stukjes wordt gesneden. Een griezelige, maar blijkbaar wel doeltreffende reclame. Groote in plaats van 35 cent Erdal, vermaard door z'n glans. En zoo goed voor 't Teer! Gewone doos. 3(et mfaal van den dag Je kunt denken wat je wilt," zei Billy Cathers grimmig, „maar je bent knap, als je mij er voor krijgt." En hij verdween tusschen de dansende paren. „Ik krijg je wel, Billy Cathers," mompelde inspecteur Collins, terwijl hij even van zijn whisky proefde. „Vroeg of laat val je in mijn handen. Niemand anders dan jij kan die parels gestolen hebben. Ook al heb je schijnbaar een sluitend alibi." Het was druk dien avond in Central. Trou wens, het was er altijd druk na het uitgaan oer theaters. De inspecteur dronk weer, verdiept in zijn gedachten. Billy Charters deed nu mee in de nieuwe Cerlach-revue. Hij was een tweede- rangs-acteurtje, had een wel aangenaam klin kende stem, maar voor de restDe laatste maal dat Collins met hem in aanraking was gekomen, was de keer, dat hij een armband van een zijner vrouwelijke collega's had gesto len en te gelde gemaakt. Twee maanden had hij er voor gekregen. Maar dit was een onbe langrijke zaak. Ongeveer een week geleden had lady Owen haar parelsnoer vermist. Zij had dien avond gedanst in „Central", ook met Billy, die er na afloop der voorstellingen nog iets bij verdiende als danseur. Scotland Yard werd gewaarschuwd en toevallig had hij, Collins, dien nacht dienst. Dadelijk had hij argwaan opgevat tegen Billy. De kerel was er brutaal genoeg voor en iets in zijn oogen verried, dat hij er meer van wist. Inspecteur Collins zocht hem onder de dan sende paren. Daar had je hem! Met Glady's Machister, ster van dezelfde revue. In de af- geloopen week waren nauwkeurige onderzoeken ingesteld en de conclusie was dat Cathers schijnbaar vrijuit ging. Lady Owen had dien nacht tweemaal met hem gedanst. Daarna was zij nog in het bezit van de parels. Zij had deze nog aan een vriendin laten zien. Pas later in de garderobe had zij ze gemist. Collins zuchtte, stond op en verdween. Uit de verte knikte Billy' Cathers hem vriendelijk toe. Met iets van ironie in zijn glimlach Door de vensters van het bureau drong het kille licht van den wintermiddag naar binnen Inspecteur Collins had het verhoor beëindigd van een paar getuigen in een andere zaak. Toen gingen zijn gedachten weer naar Lady Owen's paarlen. Ze had vanmorgen opgebeld. Men moest haar tevreden stellen met niets zeggende woorden: „het onderzoek duurt voort." Erg gevorderd was men niet, maar wel iets. Tegen de politie had Billy Cathers verteld, dat hij omstreeks half één naar huis was gewan deld. Om half twee was hij in zijn woning, Kinsingtonstr. 9, aangekomen. Dat werd be vestigd door een zekeren meneer Stuart, die op de trap van het huis even met Cathers had staan praten. Eerst na half één werd de dief stal ontdekt. Maar.... Collins was er nu ach ter gekomen, dat een taxi Cathers te ruim één uur thuis had gebracht. De chauffeur verklaar de dat hij op Hampton-plein was aangeroepen door een heer, die volgens de beschrijving Ca thers bleek te zijn. En dit interesseerde Collins. Waarom vertelde Cathers dat hij naar huis geloopen was? Plotseling tot een besluit ko mend, stond Collins op en ging. Het was een schutterige bediende, die in de garderobe van Central dien avond hielp. Maar van een nieuweling kijk je wat door de vingers. Ook Billy Cathers deed dat, toen hij zijn kleeren afgaf. Het scheen echter, dat Cathers zich niet ver maakte, na korten tijd vroeg hij zijn kleeren terug en verdween. De nieuwe bediende bleef even in gedachten verzonken, een lachje om den mond, toen hielp hij verder. Dames en heeren, ouderen en jonge ren kwamen en vertrokkenHij hielp een oud heertje uit zijn jas, pakte zijn wandelstok aan. „Dien mag je wel vriendelijker behandelen," voegde een oudere collega hem toe, „die geeft altijd fooien, het is een Fransche graaf." „Zoo," zei de nieuweling en liep naar het directie-kamertje. „Meneer Collin, dat is onmogelijk," zei Reval, nrnmctrrrm f7ÏÏTO\ Tmtm flWfN nw r,n (MTfttm KI Ik nam hartelijk afscheid van juffrouw Veenstra en per boot en spoor reisde ik zoo snel mogelijk naar Lagos, waar ik mij in scheepte op een Oceaanstoomer met bestem ming voor Liverpool. Ieder was even hartelijk voor mij. Van den kapitein kreeg ik een ma trozenpak. Te Liverpool ging ik over op een Hollandsch schip, dat naar Amsterdam ging. Toen ik daar aankwam, ging ik ijlings het huis van mijn ouders opzoeken. Ik was nog wel bekend met de straten, want spoedig was ik in de straat waar wij woonden gekomen. Daar zag ik het bordje, L. Bols, schoenmaker. Eindelijk stond ik voor de deur van de ouderlijke woning. Mijn hart klopte hevig. De deur was echter tot mijn verbazing gesloten. Wat was dat nu?!! Op de eerste verdieping werd een raam opengeschoven. Moet u bij Bols wezen, riep een vrouwenstem. Ik keek naar boven. Daar zag ik het hoofd van buurvrouw Stoffers. Ze herkende my niet. Ik vroeg haar of ze wist waar myn ouders waren, en daarop vertelde ze dat deze naar de haven waren gegaan om den terugkeer van hun zoon af te wachten. Ik vloog weer naar de haven. Daar stonden nog vele menschen. Ik keek en zocht, ja, daar zag ik myn lieve ouders staan. Ik stelde mij vlak in hun buurt op en hoorde hoe ze elkaar afvroegen of ze hun jongen nu niet eindelijk zouden zien. „Zeg matroos, is u van de Coen?" hoorde ik my eensklaps door vader aanspre ken. Ik draaide my om enop hetzelfde oogenblik herkenden myn ouders my en we vlogen elkaar in de armen. de directeur van Central, „absoluut onmoge lijk!" „Ik beweer nooit onmogelijke dingen," zei Collins kort-af, „ik kan het bewezen." Er werd geklopt. Een man in burger trad binnen. „Dit is Beston, een van onze ijverigste re chercheurs. Wel, Beston, wat heb je te ver tellen?" De aangesprokene lachte en zei: „Het is, zoo als u gezegd hebt. Alstublieft." Hü legde een pakje voor hem neer. Inspecteur i T\ ^]prhfp Collins maakte 't oicciim open. „Meneer Reval, CLCteUV f kent u dit?" I „Lady Owen's paarlen." „Precies. Wilt u nu misschen doen, waarom ik u verzocht heb?" De andere belde. De portier verscheen „Vraag of Graaf de Merville hier wil Komen." Na een poos verscheen de gebogen gestalte van den ouden graaf. Op zijn gelaat was ver bazing te lezen. „Wel, meneer Reval, dat is heel vreemd...." begon hij. „Er zijn vreemde dingen op de wereld, Billy Cathers," zei Collins, die achter de deur te voorschijn kwam en in zyn hand fonkelde een donker voorwerp. „Ga toch zitten, je speelt je rol weer erbar melijk!" „Pardon, ik begrijp niet...." „Stel je niet aan, ik heb altyd wel geweten dat je een slecht acteur was, een goed acteur zou als graaf de Merville een andere overjas hebben aangetrokken dan Billy Cathers. Neem hem zijn pruik maar af, Beston." Inderdaad het was Billy. „En hoe verklaar je dit alles, Billy?" vroeg Collins. „Een aardigheidje," zei Billy greinzend, „oefening." „O juist, maar er komt nog iets by. Zie Je, Cathers, ik kon maar niet gelooven dat je zoo poëtisch was om sterren en maneschijn te wil len bewonderen en daarvoor na middernacht door de vrieskou ging wandelen. Ik vond een chauffeur, die je naar huis had gereden. En toen Billy Cathers uit „Central" weg was, ver scheen kort daarop graaf de Mervi'Je, een gryze, eerbiedwaardige heer. Deze heer toonde zich echter een alleszins bekwaam zakkenrol ler, hü babbelde wat met Lady Owen.... en.." hij opende een pakje. Billy staarde naar de paarlen. „Hoe kom je daar voor den duivel aan! „Je ziet dat je comedie uit is, vriendje. Ik had door dien verzwegen taxi-rit achterdocht opgevat en liet je volgen. Beston zag je niet ver hier vandaan in een kleine woning verdwij nen. Daarna verscheen graaf De Merville. Bü huiszoeking smaakte Scotland Yard het genoe gen dat pakje aan te treffen in een der laden van een welvoorziene kleerenkast. Ik deed daar om vanavond hier dienst in de garderobe en zag dat Cathers en De Merville het met eén overjas moesten doen.... Nog iets te zeggen? Billy Cathers had niets meer te zeggen. In het Engelsche Hoogerhuis heeft Lord Hailsham medegedeeld, dat de Koning en de Koningin hun goedkeuring hadden gehecht aan de plannen van den minister-president, dat de 25ste verjaardag van de troonsbestyging van koning George, die valt op 6 Mei 1935, op pas sende wüze zal worden herdacht. De naam „Zil verenjubileum" is officieel voor het volgende jaar goedgekeurd. De Koning heeft den wensch geuit, dat de viering op plaatseiyke basis zal geschieden, en dat zün onderdanen zooveel mo gelijk de gelegenheid zullen hebben in de na- byheid van hun woonplaatsen aan de viering deel te nemen. De Koning wenscht dat de vie ring zoo eenvoudig mogeiyk zal zyn en dat alle overbodige uitgaven zullen worden vermeden. Te Londen zal de officieele viering plaats hebben van 6—18 Mei. De verjaardag van de troonsbestyging zal in het geheele vereenigde koninkrük openbare vacantiedag zyn. De fees telijkheden zullen beginnen met een dankdienst in Sint Paul, waarbü de Koning en de Koningin en de andere leden van de koninkiyke familie aanwezig zullen zyn. De lord-president van den Kroonraad heeft zich in verbinding gesteld met de eerste-ministers van Canada, Australië, N.- Zeeland, Zuid-Afrika en met den president van den Ierschen Vrüstaat. Uit de antwoorden is ge bleken dat de vier eerste-ministers zün voorstel warm begroetten, maar in verband met politieke omstandigheden kan nog niet gezegd worden of de eerste-minsters by de viering aanwezig zul len kunnen zün. De president van den Ierschen Vrüstaat heeft medegedeeld, dat het voor den 'Vrijstaat onder de bestaande omstandigheden niet mogeiyk is de uitnoodiging te aanvaarden. Een dergelijke uitnoodiging is ook gezonden aan den premier van Rhodesia, terwül er schik kingen worden getroffen voor de vertegenwoor diging van Indië. A 11Aswmfl'o op dlt blad z,Jn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 'ff) fin by levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door 7 Cf) bij een ongeval met f250,- een^voet Vo? ^en^og f 125.' duim o^wysTdnger f SOm-bien^ 'oT^arm f 40,m anderen8 vdnger AsllC aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeermgen %Jl/C/C/»-*verlies van beide armen, oeide beenen of beide oogen# f UU» doodelijken afloop# £d\J\J* een voet 01 een o g u AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 12. Zü kwam zoover, dat ze het prospectus van de Jezuïeten van Chamartin de la Rosa liet komen. Maar toen bestierf ze het van angst by de gedachte alleen al, dat ze het kind op dien leeftyd al aan zichzelf zou moeten overlaten en ging voort met de dagelyks terugkeevende kwelling van de lessen. En nu ben ik, als door de Voor zienigheid, op het tooneel verschenen! Gisteren had de arme jongen zich afgetobd mét de X. Maar hy was zóó verstrooid, dat zün moeder niets met hem beginnen kon. Ik voelde het onweer al aankomen, dat zich over het noofö van den kleine ontladen zou en tante Mari- lena's spyt achteraf, dat ze hem misschien te hard had aangepakt. He legde mün borduurwerk neer en kwam tusschenbeide. Tante, wil u Francisquin aan mü over laten? ik geef u myn woord, dat hy vóór de lunch de X kent, zonder zich een oogenblik te vergissen. Meen je dat? Als je dat klaar speelt, ver dien je, dat ze een standbeeld voor je oprichten De jongen is dom, Reina, dom! Ik weet niet. van wie hij dat heeft. Ik ben géén bolleboos, maar een beetje hersens heb ik toch wel. En zyn vader o, zyn vader blyft heelemaal buiten beschouwing! Het was de eerste maal, dat myn tante haar echtgenoot noemde. Francisquin is niet dom, tante, zei ik vergoelijkend. Als hy niet dom was, zou hij nu al kun nen lezen. De jongens van den tuinman gaan in het dorp op school, en de oudste, die van zyn jaren is, kan al vlot lezen. Dat wil nog niet zeggen, dat hy méér ver stand heeft, maar dat hy beter oplet. Francis quin is erg gauw afgeleid, dat is alles. Misschien deug ik niet voor onderwyzeres, zei mijn tante nederig. Nu, goed, hier heb je hem. Maak maar van hem, wat je Kunt. Maar als je vanavond de X niet kent, krüg je niets van de nieuwe honig, hoor je? voegde zy erbü, zich tot den jongen keerend. Niettegenstaande al haar oogenschünlijke strengheid, is tante Marilena erg onschuldig, en de jongen weet dat, zoodat de verschrikke- lyke dreigementen van zün moeder alle zede- ïyke kracht missen. Nu, viel ik in Francisquin. Je kent de X, als we gaan lunchen, is 't niet? Vooruit, haal je hoed en opgestapt. Opgestapt, zei mijn tante verbaasd. U weet niets van de regels van de moderne opvoedkunde, tante, verkaarde ik met voorge wende zelfgenoegzaamheid, die tante Mari lena in een schaterlach deed uitbarsten. Wat doet die vreemd aan, bü haar altyd ernstig gezicht! De waarheid is, dat ik niet veel meer van die regels van de moderne opvoedkunde afweet, dan zy, maar ik heb een vaag idee, dat ze hierop neerkomen, dat men het den leerling naar den zin moet maken. En hoe kan men het dezen méér naar den zin maken, dan dat men hem zooveel mogelyk in aanraking brengt met de volle natuur? Toen ik door de hal kwam met Francisquin aan mün hand, wierp myn grootvader my een dankbaren blik toe. De betrekkingen tusschen mün grootvader en mü zün nog een beetje vormeiyk. We kennen elkaar nog niet voldoende, om op intiemen voet te komen, maar we zün allebei bezield met goeden wil. Wij gingen voorbü de haag van seringen, die den tuin afsluit, en waren in het heeriyke park. Waar zullen we nu naar toegaan, Fran cisquin? Naar buiten, antwoordde de kleine. Het park uit? Ja! Van het park heb ik al genoeg ge zien. Wil je een prachtig plekje zien, dat ik ken? Ja, dat is goed, Francisquin. Het is héél mooi. Het is by de rivier, en er staan boomen, en zwanen zyn er, en witte bloemen, die op het water dry venEn er is één boom met perziken, die zóó groot zyn. En hy balde zyn stevige, bruine vuistje. Ja? Die heb je zeker al geprobeerd, hé? Neen, ze waren nog groen. Het plekje, dat Francisquin bedoelde, werd gevormd door een kromming van de rivier en deed het artistiek instinct van den jongen alle eer aan. Toen het pad na eenigen tyd een scherpe bocht maakte, zagen wy het heerlylc tafereel opeens vóór ons liggen. Zie je nu wel, Reina heb ik je niet gezegd, dat het mooi was? O Francisquin, zei ik je bent een schat! De rivier had hier een soort inham gevormd, die aan weerszijden door wilgen begrensd werd. Waterjuffers vlogen zoemend over het water vlak, waarin het groene loof en een stuk van den blauwen hemel zich weerspiegelden. Aan de oppervlakte dreven helle lotusbloemen, smetteloos van kleur, die verre droomen op riepen, en een aantal zwanen bewoog zich statig en sieriyk over het water. Francisquin was verdwenen, op zoek naar de perziken, en ik legde mü lang uit in het gras, aan den waterkant, in de schaduw van de wilgen. De stilte was volkomen. Men waande zich in een fantastisch oord, waar geen menschelyk wezen verblijf hield. Toen mün neefje terugkwam met zijn hoed en zün zakken vol perziken, zei ik vastberaden: Mooi. Leg de perziken nu op den grond, en ga zitten. Zoo. Nu ga ik met die perziken een X maken. Kyk goed, want straks moet Jü het doen. Als je het er goed afbrengt, mag je een perzik opeten, en vertel ik je het verhaal van den gebraden vogel. Dat ken ik al.... Dan een ander, dat je zeker niet kent. Welk dan?. Van Aladin en de wonderlamp. Ken je dat ook al? Neen, dat ken ik niet. Vooruit dan maar. Het resultaat was, dat Francisquin drie per ziken mocht opeten, als verdiende beloorung voor zyn inspanning, dat ik hem op den terug weg de avonturen van Aladin vertelde, dat we een half uur te laat thuis kwamen, wat myn grootvader hoffelyk door de vingers zag, dat de jongen de X verschillende malen lezen en schryven kon, en dat ik eenparig en officieel als onderwüzeres werd aangesteld van den aan staanden baron Fallares, markies Aledo. enz. enz. Onnoodig te zeggen, dat van dien dag af, Francisquin en ik dikke vrienden zün. Eiken dag gaan we door het hek van het park, op zoek naar een of ander schilderachtig plekje, waar ik Francisquin leer lezen, en Francisquin het te pakken krygt. tot groote verwondering van zün moeder. Aan de vriendschap met den kleinen man heb ik de ontdekking van het heerlijk plekje met de lotusboemen te danken. Dezen morgen nu gingen we er weer allebei naar toe, toen ik een onverwachte ontmoeting had. De jongen was al buiten het park, en holde vooruit, en ik wilde juist het hek van de poort open doen, toen de donkere schaduw van een paard en ruiter voor den ingang verscheen. Snel trok de berijder zün paard opzy. doch het dier, dat met schuim bedekt was, alsof het een langen rit achter den rug had, begon te steigeren. De ruiter bedwong het met zijn krachtigen vuist, en zei, met een heldere en beschaafde stem. waaruit ik afleidde, dat ik met iemand van gelyke opvoeding te doen had: U hoeft niet bang te zün. Passeert u maar, juffrouw. Ietwat angstig, dat het beest misschien weer zou gaan steigeren, passeerde ik, en prevelde: Dank u wel. De ruiter reed stapvoets het park in, terwyl ik Francisquin ging zoeken. De meneer is een jonge man, groot van stuk, en gespierd. Zijn gebronsd gezicht wekt den indruk, dat hij door weer en wind gaat. Het eenige, wat ik me goed van hem herinner, is zyn mond, die erg zacht is, en een paar groote gryze oogen, die een beetje schuchter kyken. Wie kan het zijn? Francisquin heeft hem niet gezien. Hy zei, dat het misschien de veearts was, die naar de zieke koe kwam kyken. Wat een ontgooche ling! Die jongen met zün beschaafde stem en zyn sierlijk voorkomen, een veearts! Ik voelde me zóó teleurgesteld, dat ik niet den moed had, om tante Marilena te vragen uit angst, dat ze Francisquin's verklaring zou bevestigen I 23 Juni Tegen het thee-uurtje zyn we teruggekomen van een kort bezoek aan het ziekenhuis en de school. Toen we in den salon kwamen, tante Mariena en ik, vonden wij grootvader in ge sprek met een dame, wier zilvergryze haar mij den dag van myn aankomst in herinnering Dracht. Ik twyfelde er niet aan, of het was de persoon, die myn tante van uit den auto zoo uitbundig groette. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11