Zeeroovers in de 19e eeuw
V
l»" tijdelijk voor
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
mimmuM
Gelouterd
HET STILLE ZUIDZEE
GEBIED
WOLKEN
DONDERDAG 2 AUGUSTUS 1934
Lugubere verhalen
Shakespeare-vondst
Byron en Olmeda
Aan banden die waren
verslelen.
werd menig ongeluk
geweten!
Circusreclame in de
Vereenigde Staten
ïïmJ/Ji
Regeeringsjubileum var
Koning George
Ook na de afschaffing der sla
vernij werd deze onteerende
menschenhandel nog
voortgezet
Een oude foliant
Profiteert hiervan!
MmmMm
;jcoi-U
NAAR HET SPAANSCH
Geschiedenissen van vrijbuiters, boekaniers,
zeeschuimers, slavenhandelaars en soort
gelijk gespuis stellen wij ons doorgaans
voor als terugliggend in een diep verleden en
het zou menig beschaafd mensch verbazen, dat
dit soort akelige verhalen zich ook tegenwoor
dig nog voortdurend afspeelt, zelfs op zeeën
en op eilanden, die tot het Nederlandsche
gebied behooren, met name in de wateren van
den Oost-Indische» archipel.
In de Stille Zuidzee en langs de kusten van
Brazilië, zelfs in de onmiddellijke nabijheid van
de grooie havens en van de Spaansche, Engel-
sche of Hollandsche militaire bezettingen
speelden zich in de vorige eeuw nog echte gru
weldrama's af, die den lezer der annalen hier
omtrent den schrik op het lijf jagen.
Gegevens over deze feiten werden verza
meld en onderzocht door den Franschen dich
ter, romanschrijver en liefhebber van avon
turenverhalen Maurice Magre, die zijn vond
sten verzamelde in een boeiend, maar uiter
aard akelig werkje, getiteld „Pirates, filibus-
tiers et négriers", dat dezer dagen verscheen
bij de uitgeverij Gamier te Parijs.
Daar is altijd wat ongezonde sensatie ge
mengd in de speurzucht naar de kronieken van
de misdaad; ook deze schrijver, die vroeger
reeds een onderzoek instelde naar allerlei exo
tische genootschappen en gebruiken, is er lang
niet vrij van. Dit dwingt ons, strikt voorbehoud
te maken met zijn werkje, dat overigens niet
het karakter heeft van gemeen sensatiege-
schrijf, maar eerder doet denken aan de be
oefening van een soort duistere wetenschap.
„Het kwaad" zoo zegt Maurice Magre in de
inleiding, „heeft nu eenmaal meer aantrek
kingskracht dan de deugd. Het is met name
schilderachtiger. Er gaat een zonderlinge fas
cinatie van uit. Het leven van misdadige men-
schen biedt meer stof aan de verbeelding en
geeft meer avontuurlijks te beleven dan hei
ligenlevens. Ook de studie van het misdadi-
gersleven doet ons diep doordringen tot de ge
heimen der menschelijke natuur. Daarom is het
leven van moordenaars, van machtswelluste
lingen en van misdadigers, die voor niets te
rugschrokken, altijd boeiend. Het blijft een aan
trekkelijk onderwerp voor onze nieuwsgierig
heid. En die aantrekkingskracht wordt nog ver
hoogd, wanneer de misdadigers hun somber be
drijf uitoefenen op zee en zelf goede zeelie
den zijn."
Reeds dadelijk brengt hij ons in contact met
de Maleische zeeroovers, die in de vorige eeuw
de zeeën vStf den Ihdischeh Archipel onveilig
maakten en niet. terugdeinsden voor vrouwen-
roof, Het is merkwaardig, dat een aanzienlijk
deel zijner verhalen zich afspeelt in de zeeën
bij Borneo, Celebes en Timor. Daar liggen nog
de geheime schatten begraven, door de zee
schuimers verborgen en sedertdien niet weer
gevonden, omdat hun verbergers het geheim
meevoerden in het graf. Daar spelen zich nog
de wreede tafereelen van de koppensnellers af.
Daar gebeurt het nog, dat de dochter var. een
Maleisch stamhoofd om den moord op haar
vader te wreken bevel gaat voeren over een
zeeschuimersschip.
Het is honderd jaar geleden, dat de slavernij
officieel werd afgeschaft. Nog maar honderd
jaar! En tersluiks werd deze menschonteeren-
de handel voortgezet, ook na het officieele ver
bod. SDeciaal het vervoer van vrouwen uit de
Europeesche havensteden naar verlaten kolo
niën, waar enkele gaucho's of avonturiers ver
blijven, bleef een winstgevend bedrijf en gaf
aanleiding tot misdadige complotten, die de
grenzen van het fantastische verre overschrij
den.
Op het eerste gezicht schijnt de zielkundige
structuur van dit soort boeven doodeenvoudig.
Het zijn allemaal ruwe kwanten zonder gewe
ten, vaak bewogen door bloeddorst en wraak
zucht, gewoonlijk begiftigd met een primitief
en lichtgeraakt eergevoel, dat sterk ontwikkeld
is buiten alle intellectueele cultuurvormen om.
Hun uitspattingen liggen gedeeltelijk in de
sfeer eener perverse wreedheid, die duidelijk
de overwinning van de meest dierlijke instinc
ten op de redelijke karakterfactoren doet uit
komen.
Beschouwt men de gevallen echter van meer
nabij, dan komt er een ijzingwekkend perspec
tief in het misdadigersleven van zeeschuimers
en slavenhandelaars. Om een enkel voorbeeld
te noemen: een bekend piraat uit de negen
tiende eeuw, Domingo Mugnoz, was een afge
vallen katholiek priester, een man dus, die
hoe weinig gebruik hij ook van de gelegenheid
gemaakt hebbe theologische en philosophi-
sche opleiding had genoten. Aanvankelijk stond
hij bekend als een schuchtere kapelaan, maar
onder invloed der ontmoeting met een zonder
ling vrouwspersoon, die hij beschermen wilde
tegen de mishandelingen door haar man, ver
viel hij in een uiterste van brutaliteit en wraak
zucht. Zijn optreden tegen zijn beschermelinge,
toen deze eenmaal zijn buit was geworden, werd
erger dan hondsch. Hij werd een geducht zee
schuimer en eindigde zijn bestaan als afgods
priester, die menschenoffers bracht.
De psychologische ontwikkeling van zulk een
individu toont een stijgende bezetenheid door
het kwade, men kan hier gerust gewagen van
een satanisch ingrijpen in de zielsontwikkeling.
Uit heel zijn levensgang blijkt, dat het booze
bezit had genomen van zijn gansche geestes
leven. En zoo is het meestal bij deze schijn
baar romantische avonturiers, die naar geen
God of gebod omzien. In werkelijkheid zijn zij
slachtoffers eener diepe ontaarding, die eer
schril beeld geeft 'van de mogelijkheden tot
verwording, welke sluimeren in het mensche-
lijk gemoed.
Wij zouden de aandacht niet hebben ge
vraagd voor het boek van Maurice Magre (dat
het tegendeel van kinderlectuur is), wanneer
het ons niet opmerkzaam maakte op deze ge
weldige waarheid, dat het menschelijk geweten
waarlijk in bezit genomen kan worden door
duivelsche stuwkrachten.
Voor geestelijke leiders is het wellicht leer
zaam eens kennis te maken met eenige voor
beelden van verdorvenheid, zooals ze in dit
boek realistisch, maar op een geoorloofde en
decente wijze werden afgeschilderd.
Wie sensatielectuur voor zijn vacantie zoekt,
doet beter door een prettig detective-romanne
tje te raadplegen.
DOM MUET
Zeven jaar, na Shakespeare's dood, in 1623,
is door John Heminge en Henry Condell, twee
leden van het Blackfriar-theater, de eerste
folio-uitgave van zijn drama's uitgegeven Tot
dan toe waren slechts uitgaven in quartc-
(ormaat in het licht gegeven, maar ook de
eerste folio-uitgave was weinig betrouwbaar in
den tekst en bleek later op tal van plaatse-,
gecorrigeerd te moeten worden. Volgens de
Münchener Neueste Nachrichten heeft me.i
thans in de bibliotheek van een der oudste
Engelsche families een exemplaar gevonden
van deze folio-uitgave waarin blijkbaar door
een goed kenner van Shakespeare's werk af
wijkende correcties zijn aangebracht. Het wijk:
dan ook af van tot nog toe bekende teksten.
Met de vergelijking is men nog niet gereed,
maar een autoriteit op het gebied van het
Shakespeare-onderzoek, H. Idris Bell, beheer
der der manuscripten-afdeeling van het
Britsch Museum te Londen, verklaarde reeds,
dat men bij deze „First Folio" ongetwijfeld
met een der oudste edities der drama's te
maken heeft, en dat de correcties in hand
schrift klaarblijkelijk afkomstig zijn van een
nauwkeurigen kenner dezer werken, die de
drama's waarschijnlijk nog bij het leven van
den schrijver in hun oorspronkelijke lezing oo
het Shakespeare-tooneel heeft gezien en daar
naar de gedrukte uitgave heeft verbeterd, of
die békend was met vroegere, verloren geganc
drukken.
Weliswaar is de uitgave niet volledig, want
de eerste vijf stukken ontbreken, maar dit
gemis wordt door de belangrijke met de hand
geschreven notities bij de overige stukken
meer dan goed" gemaakt. Aan drie drama's,
Coriolanus, Titus en Andronicus en Romeo en
Julia is een zorgvuldige lijst der spelers toe
gevoegd. Door de correcties, welke meeren-
deels op de verbetering van voornaamwoorden
l'itiiiiiiiiiiiliiliiiiiiii
IIIIIIIIIMIlllllllllllll'H
De wolken zijn voor ons somtijds
Een aangenaam symbool.
Althans, wanneer zij samengaan
Met voorspoed en met jool.
Want is het voor den mensch soms niet
Een ware lafenis, f
Wanneer hij door een blij gevoel
Echt in de wolken is?
En voor den mensch wiens wetenschap
Of grootheid men beseft,
7s het een eer, wanneer men hem
Tot in de wolken heft!
Ook hij, wiens uitzicht denken doet,
Bijvoorbeeld aan een wolk,
Is van gezondheid en zoo meer
Toch zeker wel de tolk?
De wolken zijn voor ons geluk i
Onmisbaar en urgent,
Want als wij in de wolken zijn,
Zijn w'in ons element!
Maar als wij met vacantie gaan...,
zoo voor een dag of tien,
Dan kunnen wij, en 't spreekt van zelf,
Beslist geen wolkenzién!
1 MARTIN BERDEN f
(Nadruk verboden)
KliiillllliiiiiillillllilliiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllllllllllllliiini
en leesteekens betrekking hebben, krijgt me
nige plaats in Shakespeare een nieuwe betee-
kenis.
De naam van den eersten bezitter der editie,
die de verbeteringen aanbracht, is echter in
het kostbare boek nergens genoteerd.
Te Guayaquil in Ecuador bevindt zich een
merkwaardig standbeeld. De inwoners van het
stadje bezitten n.l. een gedenkteeken van den
Engelschen dichter Lord Byron, welk beeld daar
evenwel niet als aandenken is gezet om den
persoon van Byron, doch als herinnering aan
den dichter Olmeda, die uit Ecuador stamt.
De gemeenteraad van Guayaquil wilde eenige
jaren geleden een standbeeld doen oprichten
voor den dichter Olmeda. De noodige contan
ten ontbraken evenwel en dientengevolge vroe
gen zij aan de Engelsche regeering een oud
standbeeld. De stad Londen zond toen het oude,
toch niet meer gebruikte standbeeld van Byron,
hetwelk door een modern beeld was vervangen.
En thans denkt de inwoner van Guayaquil,
als hij voorbij Byron wandelt, aan den dichter
Olmeda.
CLUB
Amerika staat bekend om zijn orlgineele re
clame. Groote sommen worden vaak uitgegeven
om een reclamecampagne te doen slagen. Te
Detroit, de groote Amerikaansche fabrieksstad,
waar o.m. ook Ford zijn zetel heeft, is eenigen
tijd geleden een circus komen binnenvallen, dat
zijn tenten heeft opgeslagen even buiten de
stad. De directie van dit groote circus maakt
op orlgineele wijze reclame om de inwoners der
stad naar haar tenten te lokken. Op de drukke
punten der stad loopen in burger gekleede
heeren, die op een gegeven moment midden in
de verkeersdrukte op de handen gaan loopen
en de merkwaardigste toeren verrichten, zoo
dat het publiek verwonderd blijft staan. Oiowns
en koorddansers verrichten de gevaarlijkste
toeren langs de huizen en de telegraafdraden
en op een groot plein, gelegen in het centrum
tier stad, heeft men een houten guillotine op
gesteld, waarnaar, in het bijzijn van honder
den nieuwsgierigen, %en vrouw wordt gevoerd.
De blinkende messen maken een draaiende be
weging en door middel van spiegels heeft men
den indruk, dat de dame in duizenden stukjes
wordt gesneden. Een griezelige, maar blijkbaar
wel doeltreffende reclame.
Groote
in plaats van
35 cent
Erdal, vermaard door
z'n glans. En zoo goed
voor 't Teer!
Gewone
doos.
3(et mfaal van den dag
Je kunt denken wat je wilt," zei Billy Cathers
grimmig, „maar je bent knap, als je mij er
voor krijgt." En hij verdween tusschen de
dansende paren.
„Ik krijg je wel, Billy Cathers," mompelde
inspecteur Collins, terwijl hij even van zijn
whisky proefde. „Vroeg of laat val je in mijn
handen. Niemand anders dan jij kan die parels
gestolen hebben. Ook al heb je schijnbaar een
sluitend alibi."
Het was druk dien avond in Central. Trou
wens, het was er altijd druk na het uitgaan
oer theaters.
De inspecteur dronk weer, verdiept in zijn
gedachten. Billy Charters deed nu mee in de
nieuwe Cerlach-revue. Hij was een tweede-
rangs-acteurtje, had een wel aangenaam klin
kende stem, maar voor de restDe laatste
maal dat Collins met hem in aanraking was
gekomen, was de keer, dat hij een armband
van een zijner vrouwelijke collega's had gesto
len en te gelde gemaakt. Twee maanden had
hij er voor gekregen. Maar dit was een onbe
langrijke zaak.
Ongeveer een week geleden had lady Owen
haar parelsnoer vermist. Zij had dien avond
gedanst in „Central", ook met Billy, die er na
afloop der voorstellingen nog iets bij verdiende
als danseur. Scotland Yard werd gewaarschuwd
en toevallig had hij, Collins, dien nacht dienst.
Dadelijk had hij argwaan opgevat tegen Billy.
De kerel was er brutaal genoeg voor en iets in
zijn oogen verried, dat hij er meer van wist.
Inspecteur Collins zocht hem onder de dan
sende paren. Daar had je hem! Met Glady's
Machister, ster van dezelfde revue. In de af-
geloopen week waren nauwkeurige onderzoeken
ingesteld en de conclusie was dat Cathers
schijnbaar vrijuit ging. Lady Owen had dien
nacht tweemaal met hem gedanst. Daarna was
zij nog in het bezit van de parels. Zij had deze
nog aan een vriendin laten zien. Pas later
in de garderobe had zij ze gemist.
Collins zuchtte, stond op en verdween. Uit
de verte knikte Billy' Cathers hem vriendelijk
toe. Met iets van ironie in zijn glimlach
Door de vensters van het bureau drong het
kille licht van den wintermiddag naar binnen
Inspecteur Collins had het verhoor beëindigd
van een paar getuigen in een andere zaak.
Toen gingen zijn gedachten weer naar Lady
Owen's paarlen. Ze had vanmorgen opgebeld.
Men moest haar tevreden stellen met niets
zeggende woorden: „het onderzoek duurt voort."
Erg gevorderd was men niet, maar wel iets.
Tegen de politie had Billy Cathers verteld, dat
hij omstreeks half één naar huis was gewan
deld. Om half twee was hij in zijn woning,
Kinsingtonstr. 9, aangekomen. Dat werd be
vestigd door een zekeren meneer Stuart, die
op de trap van het huis even met Cathers had
staan praten. Eerst na half één werd de dief
stal ontdekt. Maar.... Collins was er nu ach
ter gekomen, dat een taxi Cathers te ruim één
uur thuis had gebracht. De chauffeur verklaar
de dat hij op Hampton-plein was aangeroepen
door een heer, die volgens de beschrijving Ca
thers bleek te zijn. En dit interesseerde Collins.
Waarom vertelde Cathers dat hij naar huis
geloopen was? Plotseling tot een besluit ko
mend, stond Collins op en ging.
Het was een schutterige bediende, die in de
garderobe van Central dien avond hielp.
Maar van een nieuweling kijk je wat door
de vingers. Ook Billy Cathers deed dat, toen
hij zijn kleeren afgaf.
Het scheen echter, dat Cathers zich niet ver
maakte, na korten tijd vroeg hij zijn kleeren
terug en verdween.
De nieuwe bediende bleef even in gedachten
verzonken, een lachje om den mond, toen hielp
hij verder. Dames en heeren, ouderen en jonge
ren kwamen en vertrokkenHij hielp een
oud heertje uit zijn jas, pakte zijn wandelstok
aan.
„Dien mag je wel vriendelijker behandelen,"
voegde een oudere collega hem toe, „die geeft
altijd fooien, het is een Fransche graaf."
„Zoo," zei de nieuweling en liep naar het
directie-kamertje.
„Meneer Collin, dat is onmogelijk," zei Reval,
nrnmctrrrm f7ÏÏTO\ Tmtm flWfN nw r,n (MTfttm KI
Ik nam hartelijk afscheid van juffrouw
Veenstra en per boot en spoor reisde ik zoo
snel mogelijk naar Lagos, waar ik mij in
scheepte op een Oceaanstoomer met bestem
ming voor Liverpool. Ieder was even hartelijk
voor mij. Van den kapitein kreeg ik een ma
trozenpak. Te Liverpool ging ik over op een
Hollandsch schip, dat naar Amsterdam ging.
Toen ik daar aankwam, ging ik ijlings
het huis van mijn ouders opzoeken.
Ik was nog wel bekend met de straten, want
spoedig was ik in de straat waar wij woonden
gekomen. Daar zag ik het bordje, L. Bols,
schoenmaker. Eindelijk stond ik voor de deur
van de ouderlijke woning. Mijn hart klopte
hevig. De deur was echter tot mijn verbazing
gesloten. Wat was dat nu?!!
Op de eerste verdieping werd een raam
opengeschoven. Moet u bij Bols wezen, riep
een vrouwenstem. Ik keek naar boven. Daar
zag ik het hoofd van buurvrouw Stoffers. Ze
herkende my niet. Ik vroeg haar of ze wist
waar myn ouders waren, en daarop vertelde ze
dat deze naar de haven waren gegaan om den
terugkeer van hun zoon af te wachten.
Ik vloog weer naar de haven. Daar stonden
nog vele menschen. Ik keek en zocht, ja, daar
zag ik myn lieve ouders staan. Ik stelde mij
vlak in hun buurt op en hoorde hoe ze elkaar
afvroegen of ze hun jongen nu niet eindelijk
zouden zien. „Zeg matroos, is u van de Coen?"
hoorde ik my eensklaps door vader aanspre
ken. Ik draaide my om enop hetzelfde
oogenblik herkenden myn ouders my en we
vlogen elkaar in de armen.
de directeur van Central, „absoluut onmoge
lijk!"
„Ik beweer nooit onmogelijke dingen," zei
Collins kort-af, „ik kan het bewezen."
Er werd geklopt. Een man in burger trad
binnen.
„Dit is Beston, een van onze ijverigste re
chercheurs. Wel, Beston, wat heb je te ver
tellen?"
De aangesprokene lachte en zei: „Het is, zoo
als u gezegd hebt. Alstublieft."
Hü legde een
pakje voor hem
neer. Inspecteur i T\ ^]prhfp
Collins maakte 't oicciim
open.
„Meneer Reval, CLCteUV f
kent u dit?" I
„Lady Owen's
paarlen."
„Precies. Wilt u nu misschen doen, waarom
ik u verzocht heb?"
De andere belde. De portier verscheen
„Vraag of Graaf de Merville hier wil Komen."
Na een poos verscheen de gebogen gestalte
van den ouden graaf. Op zijn gelaat was ver
bazing te lezen.
„Wel, meneer Reval, dat is heel vreemd...."
begon hij.
„Er zijn vreemde dingen op de wereld, Billy
Cathers," zei Collins, die achter de deur te
voorschijn kwam en in zyn hand fonkelde een
donker voorwerp.
„Ga toch zitten, je speelt je rol weer erbar
melijk!"
„Pardon, ik begrijp niet...."
„Stel je niet aan, ik heb altyd wel geweten
dat je een slecht acteur was, een goed acteur
zou als graaf de Merville een andere overjas
hebben aangetrokken dan Billy Cathers. Neem
hem zijn pruik maar af, Beston."
Inderdaad het was Billy.
„En hoe verklaar je dit alles, Billy?" vroeg
Collins.
„Een aardigheidje," zei Billy greinzend,
„oefening."
„O juist, maar er komt nog iets by. Zie Je,
Cathers, ik kon maar niet gelooven dat je zoo
poëtisch was om sterren en maneschijn te wil
len bewonderen en daarvoor na middernacht
door de vrieskou ging wandelen. Ik vond een
chauffeur, die je naar huis had gereden. En
toen Billy Cathers uit „Central" weg was, ver
scheen kort daarop graaf de Mervi'Je, een
gryze, eerbiedwaardige heer. Deze heer toonde
zich echter een alleszins bekwaam zakkenrol
ler, hü babbelde wat met Lady Owen.... en.."
hij opende een pakje.
Billy staarde naar de paarlen. „Hoe kom je
daar voor den duivel aan!
„Je ziet dat je comedie uit is, vriendje. Ik
had door dien verzwegen taxi-rit achterdocht
opgevat en liet je volgen. Beston zag je niet
ver hier vandaan in een kleine woning verdwij
nen. Daarna verscheen graaf De Merville. Bü
huiszoeking smaakte Scotland Yard het genoe
gen dat pakje aan te treffen in een der laden
van een welvoorziene kleerenkast. Ik deed daar
om vanavond hier dienst in de garderobe en
zag dat Cathers en De Merville het met eén
overjas moesten doen.... Nog iets te zeggen?
Billy Cathers had niets meer te zeggen.
In het Engelsche Hoogerhuis heeft Lord
Hailsham medegedeeld, dat de Koning en de
Koningin hun goedkeuring hadden gehecht aan
de plannen van den minister-president, dat de
25ste verjaardag van de troonsbestyging van
koning George, die valt op 6 Mei 1935, op pas
sende wüze zal worden herdacht. De naam „Zil
verenjubileum" is officieel voor het volgende
jaar goedgekeurd. De Koning heeft den wensch
geuit, dat de viering op plaatseiyke basis zal
geschieden, en dat zün onderdanen zooveel mo
gelijk de gelegenheid zullen hebben in de na-
byheid van hun woonplaatsen aan de viering
deel te nemen. De Koning wenscht dat de vie
ring zoo eenvoudig mogeiyk zal zyn en dat alle
overbodige uitgaven zullen worden vermeden.
Te Londen zal de officieele viering plaats
hebben van 6—18 Mei. De verjaardag van de
troonsbestyging zal in het geheele vereenigde
koninkrük openbare vacantiedag zyn. De fees
telijkheden zullen beginnen met een dankdienst
in Sint Paul, waarbü de Koning en de Koningin
en de andere leden van de koninkiyke familie
aanwezig zullen zyn. De lord-president van den
Kroonraad heeft zich in verbinding gesteld met
de eerste-ministers van Canada, Australië, N.-
Zeeland, Zuid-Afrika en met den president van
den Ierschen Vrüstaat. Uit de antwoorden is ge
bleken dat de vier eerste-ministers zün voorstel
warm begroetten, maar in verband met politieke
omstandigheden kan nog niet gezegd worden of
de eerste-minsters by de viering aanwezig zul
len kunnen zün. De president van den Ierschen
Vrüstaat heeft medegedeeld, dat het voor den
'Vrijstaat onder de bestaande omstandigheden
niet mogeiyk is de uitnoodiging te aanvaarden.
Een dergelijke uitnoodiging is ook gezonden
aan den premier van Rhodesia, terwül er schik
kingen worden getroffen voor de vertegenwoor
diging van Indië.
A 11Aswmfl'o op dlt blad z,Jn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 'ff) fin by levenslange geheele ongeschiktheid t pt werken door 7 Cf) bij een ongeval met f250,- een^voet Vo? ^en^og f 125.' duim o^wysTdnger f SOm-bien^ 'oT^arm f 40,m anderen8 vdnger
AsllC aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgenae uitkeermgen %Jl/C/C/»-*verlies van beide armen, oeide beenen of beide oogen# f UU» doodelijken afloop# £d\J\J* een voet 01 een o g u
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
12.
Zü kwam zoover, dat ze het prospectus van
de Jezuïeten van Chamartin de la Rosa
liet komen. Maar toen bestierf ze het
van angst by de gedachte alleen al,
dat ze het kind op dien leeftyd al
aan zichzelf zou moeten overlaten en ging
voort met de dagelyks terugkeevende kwelling
van de lessen. En nu ben ik, als door de Voor
zienigheid, op het tooneel verschenen! Gisteren
had de arme jongen zich afgetobd mét de X.
Maar hy was zóó verstrooid, dat zün moeder
niets met hem beginnen kon. Ik voelde het
onweer al aankomen, dat zich over het noofö
van den kleine ontladen zou en tante Mari-
lena's spyt achteraf, dat ze hem misschien te
hard had aangepakt. He legde mün borduurwerk
neer en kwam tusschenbeide.
Tante, wil u Francisquin aan mü over
laten? ik geef u myn woord, dat hy vóór de
lunch de X kent, zonder zich een oogenblik
te vergissen.
Meen je dat? Als je dat klaar speelt, ver
dien je, dat ze een standbeeld voor je oprichten
De jongen is dom, Reina, dom! Ik weet niet.
van wie hij dat heeft. Ik ben géén bolleboos,
maar een beetje hersens heb ik toch wel. En
zyn vader o, zyn vader blyft heelemaal
buiten beschouwing!
Het was de eerste maal, dat myn tante haar
echtgenoot noemde.
Francisquin is niet dom, tante, zei ik
vergoelijkend.
Als hy niet dom was, zou hij nu al kun
nen lezen. De jongens van den tuinman gaan
in het dorp op school, en de oudste, die van
zyn jaren is, kan al vlot lezen.
Dat wil nog niet zeggen, dat hy méér ver
stand heeft, maar dat hy beter oplet. Francis
quin is erg gauw afgeleid, dat is alles.
Misschien deug ik niet voor onderwyzeres,
zei mijn tante nederig. Nu, goed, hier heb
je hem. Maak maar van hem, wat je Kunt.
Maar als je vanavond de X niet kent, krüg
je niets van de nieuwe honig, hoor je? voegde
zy erbü, zich tot den jongen keerend.
Niettegenstaande al haar oogenschünlijke
strengheid, is tante Marilena erg onschuldig,
en de jongen weet dat, zoodat de verschrikke-
lyke dreigementen van zün moeder alle zede-
ïyke kracht missen.
Nu, viel ik in Francisquin. Je kent de
X, als we gaan lunchen, is 't niet? Vooruit,
haal je hoed en opgestapt.
Opgestapt, zei mijn tante verbaasd.
U weet niets van de regels van de moderne
opvoedkunde, tante, verkaarde ik met voorge
wende zelfgenoegzaamheid, die tante Mari
lena in een schaterlach deed uitbarsten. Wat
doet die vreemd aan, bü haar altyd ernstig
gezicht!
De waarheid is, dat ik niet veel meer van
die regels van de moderne opvoedkunde afweet,
dan zy, maar ik heb een vaag idee, dat ze
hierop neerkomen, dat men het den leerling
naar den zin moet maken. En hoe kan men
het dezen méér naar den zin maken, dan dat
men hem zooveel mogelyk in aanraking brengt
met de volle natuur? Toen ik door de hal
kwam met Francisquin aan mün hand, wierp
myn grootvader my een dankbaren blik toe.
De betrekkingen tusschen mün grootvader en
mü zün nog een beetje vormeiyk. We kennen
elkaar nog niet voldoende, om op intiemen
voet te komen, maar we zün allebei bezield
met goeden wil.
Wij gingen voorbü de haag van seringen,
die den tuin afsluit, en waren in het heeriyke
park.
Waar zullen we nu naar toegaan, Fran
cisquin?
Naar buiten, antwoordde de kleine.
Het park uit?
Ja! Van het park heb ik al genoeg ge
zien. Wil je een prachtig plekje zien, dat ik
ken?
Ja, dat is goed, Francisquin.
Het is héél mooi. Het is by de rivier, en
er staan boomen, en zwanen zyn er, en witte
bloemen, die op het water dry venEn er is
één boom met perziken, die zóó groot zyn.
En hy balde zyn stevige, bruine vuistje.
Ja? Die heb je zeker al geprobeerd, hé?
Neen, ze waren nog groen.
Het plekje, dat Francisquin bedoelde, werd
gevormd door een kromming van de rivier en
deed het artistiek instinct van den jongen alle
eer aan. Toen het pad na eenigen tyd een
scherpe bocht maakte, zagen wy het heerlylc
tafereel opeens vóór ons liggen.
Zie je nu wel, Reina heb ik je niet
gezegd, dat het mooi was?
O Francisquin, zei ik je bent een schat!
De rivier had hier een soort inham gevormd,
die aan weerszijden door wilgen begrensd werd.
Waterjuffers vlogen zoemend over het water
vlak, waarin het groene loof en een stuk van
den blauwen hemel zich weerspiegelden.
Aan de oppervlakte dreven helle lotusbloemen,
smetteloos van kleur, die verre droomen op
riepen, en een aantal zwanen bewoog zich
statig en sieriyk over het water.
Francisquin was verdwenen, op zoek naar de
perziken, en ik legde mü lang uit in het gras,
aan den waterkant, in de schaduw van de
wilgen. De stilte was volkomen. Men waande
zich in een fantastisch oord, waar geen
menschelyk wezen verblijf hield.
Toen mün neefje terugkwam met zijn hoed en
zün zakken vol perziken, zei ik vastberaden:
Mooi. Leg de perziken nu op den grond, en
ga zitten. Zoo. Nu ga ik met die perziken een
X maken. Kyk goed, want straks moet Jü het
doen. Als je het er goed afbrengt, mag je een
perzik opeten, en vertel ik je het verhaal van
den gebraden vogel.
Dat ken ik al....
Dan een ander, dat je zeker niet kent.
Welk dan?.
Van Aladin en de wonderlamp. Ken je dat
ook al?
Neen, dat ken ik niet.
Vooruit dan maar.
Het resultaat was, dat Francisquin drie per
ziken mocht opeten, als verdiende beloorung
voor zyn inspanning, dat ik hem op den terug
weg de avonturen van Aladin vertelde, dat we
een half uur te laat thuis kwamen, wat myn
grootvader hoffelyk door de vingers zag, dat
de jongen de X verschillende malen lezen en
schryven kon, en dat ik eenparig en officieel
als onderwüzeres werd aangesteld van den aan
staanden baron Fallares, markies Aledo. enz.
enz. Onnoodig te zeggen, dat van dien dag af,
Francisquin en ik dikke vrienden zün. Eiken
dag gaan we door het hek van het park, op
zoek naar een of ander schilderachtig plekje,
waar ik Francisquin leer lezen, en Francisquin
het te pakken krygt. tot groote verwondering
van zün moeder.
Aan de vriendschap met den kleinen man
heb ik de ontdekking van het heerlijk plekje
met de lotusboemen te danken. Dezen morgen
nu gingen we er weer allebei naar toe, toen ik
een onverwachte ontmoeting had. De jongen
was al buiten het park, en holde vooruit, en
ik wilde juist het hek van de poort open doen,
toen de donkere schaduw van een paard en
ruiter voor den ingang verscheen. Snel trok de
berijder zün paard opzy. doch het dier, dat met
schuim bedekt was, alsof het een langen rit
achter den rug had, begon te steigeren. De
ruiter bedwong het met zijn krachtigen vuist,
en zei, met een heldere en beschaafde stem.
waaruit ik afleidde, dat ik met iemand van
gelyke opvoeding te doen had:
U hoeft niet bang te zün. Passeert u maar,
juffrouw.
Ietwat angstig, dat het beest misschien weer
zou gaan steigeren, passeerde ik, en prevelde:
Dank u wel.
De ruiter reed stapvoets het park in, terwyl
ik Francisquin ging zoeken. De meneer is
een jonge man, groot van stuk, en gespierd.
Zijn gebronsd gezicht wekt den indruk, dat
hij door weer en wind gaat. Het eenige, wat ik
me goed van hem herinner, is zyn mond, die
erg zacht is, en een paar groote gryze oogen,
die een beetje schuchter kyken. Wie kan het
zijn? Francisquin heeft hem niet gezien. Hy
zei, dat het misschien de veearts was, die naar
de zieke koe kwam kyken. Wat een ontgooche
ling! Die jongen met zün beschaafde stem en
zyn sierlijk voorkomen, een veearts! Ik voelde
me zóó teleurgesteld, dat ik niet den moed had,
om tante Marilena te vragen uit angst, dat
ze Francisquin's verklaring zou bevestigen I
23 Juni
Tegen het thee-uurtje zyn we teruggekomen
van een kort bezoek aan het ziekenhuis en de
school. Toen we in den salon kwamen, tante
Mariena en ik, vonden wij grootvader in ge
sprek met een dame, wier zilvergryze haar mij
den dag van myn aankomst in herinnering
Dracht. Ik twyfelde er niet aan, of het was de
persoon, die myn tante van uit den auto zoo
uitbundig groette.
(Wordt vervolgd.)