Jid vebfiaal wtt den da$ H PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND Gelouterd De nieuwe kathedraal te Liverpool MGR. DOWNEY'S PLANNEN HET VARKEN Aan bancfen die waren versleten. werd menig ongeluk geweten! i VRIJDAG 3 AUGUSTUS 1934 „Een plan op minder grootsche schaal zou te klein geweest zijn en een kleiner plan zou geen geestdrift hebben gewekt" Heerlijk enthousiasme Japansche invoer op Ceylon Hoe versloeg Drake de Spaansche Armada? Brutale oplichters te Berlijn gevat Verkeersongevalfen jh Berlijn Smokkelhandel in opium Zonsverduistering te Chabarowsk jEen kritiek moment Geen watergebrek meer in Hongkong AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, <C Hl EDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH Op de jaarlijksche vergadering van de „Kathedraal Commissie" van Liverpool heeft Aartsbisschop Downey medegedeeld dat, na overleg met den architect, Sir Edwin Lutyens, besloten is eerst het Oostelijke deel van de Metropolitane Hoofdkerk op te richten. De kosten daarvan zullen bijna 1.000.000 be dragen. Het Oostelijk schip is het bewerkelijkste en duurste deel der kathedraal, maar dit heeft nóch den Aartsbisschop, nóch de commissie af geschrikt. Mgr. Downey is een zeer eerzuchtig man wanneer het er op aankomt werken tot Gods hoogeren luister tot stand te brengen. Van vele zijden is hem verweten dat hij zijn kathedraal volgens te grootsche plannen laat bouwen. Zij zal in afmetingen alle hoofdkerken ter wereld overtreffen, en de „statiezaal" van het Christendom, de St. Pieterskerk te Rome, nabü komen. Het katholieke Engeland zegt men heeft zooveel nooden. Er zijn zoovele plaatsen zonder kerk en zonder priester. Velen gaan aldus voor het geloof verloren. Tien kleine hulpkerken zijn meer waard dan één geweldige kathedraal en kosten veel minder. Kan Liverpool het niet stellen met een bescheidener hoofdkerk? Mgr. Downey is zich zeer wel bewust van deze kritiek. Op de vergadering der commissie be antwoordde hü haar Hij bracht eerst een klin kende hulde aan den bouwmeester, die in ze keren zin zijn „medeplichtige" is, en dien hij den grootsten architect van onzen tijd noem de. Hij vervolgde: „Een plan op minder groot sche schaal zou te klein geweest zijn, en een kleiner plan zou geen geestdrift opgewekt hebben." Wie Mgr. Downey kent, begrijpt deze op het eerste gezicht zonderlinge uitspraak. Een groot deel der Engeische parochiekerken heeft zware schulden af te lossen en doet dit slechts met groote moeite door gebrek aan geestdrift der parochianen, voor wie de kerk. hun zitplaats is, waarvoor zij wekelijks 6 pence of minder betalen, terwijl zij zich om de rest niet bekommeren. „Kleine" plannen wekken geen geestdrift op. Maar toen buiten Liverpool in het rijke diocees van Westminster, in de diocesen van Birmingham, van Nottingham, van Plymouth bekend werd dat Aartsbisschop Downey de grootste hoofdkerk ter wereld wilde bouwen, en dat dus Engeland de „records" zou slaan van Italië, Spanje, Frankrijk en het Rijnland, toen vlogen de beurzen (of de cheque-boeken) van vele rijke katholieken open. Wat Aartsbisschop Downey zeide, moge een bedroevende waarheid zijn een waarheid is het in ieder geval. Liverpool zelf is een arm diocees. Het heeft een zeer groote katholieke bevolking, doch deze bestaat voornamelijk uit Xersche en half-Ier- sche dok- en havenarbeiders. Zij zijn geloovi- gen, zoo trouw en offervaardig als geen ander Engelsch diocees in zoo grooten getale bezit. Eén woord van den priester is voldoende om hen geestdriftig te stemmen voor den bouw van de schamelste hulpkerk. De mannen sparen uit op hun tabak, op hun bier, de vrouwen op haar kleine ontspanningen en de kinderen op hun wekelijksch snoepgoed, om het geld bij elkaar te brengen dat noodig is voor de kerk. Ik zou joKken wanneer ik zeide dat ook de parochiepriesters zelf ergens iets op uitsparen. Er zijn er in dat deel des lands maar weinigen die een inkomentje hebben, waarop iets uitge spaard kan worden. Lancashire is en wie Ierland kent, zal begrijpen wat ik bedoel een Ierland in Brittannië. Op dat volk en op die priesters is Mgr. Downey geweldig trotsch. Hü weet dat iedere penny voor die menschen een klein vermogen vertegenwoordigt, en toch.... stroomen die kleine vermogens toe bij eiken oproep van de kerk. In het at me Lancashire is een veel kleiner tekort aan parochiekerken dan in de rijkere diocesen van Zuid-Engeland. „Zoo groot als die kerk is de ziel van mijn volk!" Dat wil Mgr. Downey uitdrukken in de ka thedraal, waarvan hij zelf de voltooiing niet zien zal. Tienduizenden ponden hebben de armen bij gedragen een grooter wonderwerk dan zelfs het genie van Sir Edwin Lutyens wrochten kan. „Een plan op minder grootsche schaal zou te klein geweest zijn.... voor zulke menschen," heeft Mgr. Downey gezegd. „En een kleiner plan zou geen geestdrift op gewekt hebbenbij diegenen voor wie 1000 een geringer offer is dan een penny voor een der mijnen," heeft hij er aan toegevoegd. Of neen, letterlijk gezegd heeft hij het niet, maar wie hem, en Liverpool ende rest van Engeland kent, weet toch dat hij het ongeveer zoo bedoeld heeft. Op Ceylon bestaat toenemende afkeer tegen de invoer-beperking van Japansche goederen. Op een groote bijeenkomst van arbeiders werd met algemeene stemmen een resolutie aangeno men, waarin geprotesteerd wordt tegen het du peeren van de arbeiders door het invoeren van goedkoope Japansche artikelen te belemmeren ten gunste van de duurdere Engeische produc ten. Het rechtstreeksch gevolg van het belemme ren "an den Japanschen invoer zou zijn, dat de prijzen van kleedingstultken voor de arme be volking sterk zouden stijgen. Intusschen heeft de Staatsraad reeds een ex tra invoerrecht geheven op Japansch bier, daar dit de Engeische bieren bijna geheel verdron gen had. Het invoerrecht op Japansch bier is met niet minder dan 200 percent verhoogd. De Engeische Marine heeft onlangs een spe ciale commissie gevormd, bestaande uit marine officieren, die belast zijn met het onderzoek naar het feit, hoe de grootste piraat Drake de Spaansche Armada versloeg. Volgens veler bewe ring, zou Drake vóór zijn dood nog eenige kost bare schatten hebben verborgen in den grond Men tracht deze schatten op te sporen aan de hand van verscheidene gegevens, welke Enge land ter oore kwamen. Ook moet zich in de nabij heid van Plymouths haven nog een groote hoe veelheid goudstaven in den grond bevinden, af komstig van het gezonken schip van Drake. Men verhaalt dat dit goud een waarde van 20 millioen pond sterling vertegenwoordigde. Reeds meerdere malen is er in de Engeische kringen een strijd gevoerd om dit goud. Men weet niet aan wie dit goud toebehoort, indien het wordt gevonden. v C.LUB LMIIIIIIIIIllllll iiiiiuiiiiiiiim Te Berlijn is een ongewoon brutaal bedrog, gepleegd door twee jonge mannen,, thns aan het licht gekomen. De 24-jarige Hans Keszingk en de 21-jarige August Alberts vestigen een zoogenaamd reisbureau, dat gezelschasreizen naar de Noord- en Oostzee, alsmede nar Scan dinavië zou ondernemen. Zij „werkten afwis selend in Berlijn en Stettin. In Berlijn bezochten zij meestal dekleinere lokalen, waar zij reclamebiljetten ophigen en zich door den caféhouder de adspirantreizigers lieten aanwijzen. En door de buitigewoon voordeelige prijzen werden er inderdad steeds slachtoffers gevonden. Graag betaalde men de lage aanbetahg van 5 tot 15 Mark en inderdaad werd de reis beannen in een touringcar, door de bedriegers geleird. Men kwam evenwel niet verder dan Stetn. Daar aangekomen, steeg het gezelschap ui om „de reis" verder voort te zetten, terwijl e onder nemers met de touringcar onmiddeijk naar Berlijn terugkeerden. Zéér onaangenaam was dan de groo; veras sing voor de vacantiegangers, tot de ïonchsie te komen, dat de hun overhandigde coupns voor de reis naar de badplaatsen of naar de Noorsche landen in het geheel niet gtdig ra- ren. De gedupeerden waren dan gedwongo, omóf terug te keeren, óf hun reis op eign kosen voort te zetten. De bedriegers konden nu door de ferlijnshe politie gearresteerd worden. Het varken spreekt: Ik hen een varken en daarmee i Is alles reeds gezegd. Want buiten schuld is zeer beslist Mijn reputatie slecht! Ook mijn beroep bevalt mij niet Van worst en spekfabriek, Want dank ontvang ik immers nooit Wel brei en vieze kliek! Ik word veracht en 'k word gemest, Verkocht en dan geslacht, Nadat men eerst nog in mijn oor Een oormerk heejt gebracht! Ik, die de menschen need'rig dien, Mijn kluif geef voor hun snert Terwijl dan wel de huisvrouw, maar Ik nooit gehuldigd werd. Ik ivord in dezen crisistijd Geknepen in mijn oor En voor mij geldt natuurlijk nóóit Het hoor en wederhoor! 'Nu heeft men zelfs nog gefraudeerd En inderdaad niet malsch: Het oormerk waar men mij mee kneep, Was nota bene valsch! Het is, dat ik een varken heet, In naam, want ik beweer Op vele menschen slaat beslist Mijn reputatie meer! Maar thans beleef ik een plezier, Waar 'k lang naar heb gesnakt: Dat men mijn oorvervalscher óók Bij d' ooren heeft gepakt! I MARTIN BERDEN i (Nadruk verboden) ÏIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUII^ De zaak van een smokkelaar, die zich in de Marlboroug-street te Londen had de verant woorden, toont aan, dat de smokkel in opium ook in Europa steeds meer veld wint. De ver dachte is een Franschman, die in den laatsten oorlog niet minder dan veertien verwondingen opliep, waarom hij door de regeering werd ge- pensionneerd. De jaarlijksche toelage schijnt hem evenwel te gering toe, waarom hij zich op den smokkelhandel ging toeleggen. Hij vond eenige deelgenooten in Parijs en al spoedig ont wikkelde zich een ware smokkelbende en -ver keer tusschen de Fransche en de Engeische hoofdstad. Parijs ontving de verdoovende mid delen meestal per schip vanuit Japan en China en van hieruit transporteerde men het per vliegtuig naar Londen. De opium werd tusschen dikke leesboeken gelegd ofwel verstopt in den band der boeken. De luchtvaartmaatschappij, die de boekenzendingen geregeld heeft vervoerd, wist niet beter of twee geleerden zonden elkaar de nieuwe werken op wetenschappelijk gebied totdat de piloot op zekeren dag het ongeluk had een der boeken te beschadigen, toen hjj een pakket op den grond liet vallen. Eerst toen be merkte men dat men met smokkelaars te doen had. De politie werd gewaarschuwd en in min der dan geen tijd werden de leiders, zoowel in Parijs als in Londen, gearresteerd. Ondanks de maatregelen der autriteiter.tot bevordering van veilig verkeer, zijr te Be;ijn volgens een officieele opgave gedurfde de -c- rige maand dertig personen bij vfkeersore- lukken om het leven gekomen. In totaal gebeurden er 2535 verkersongeV- len. De meeste waren het gevolg vanhet te al rijden van automobielen en moxorietsen. In plaatselijke wetenschappelijke kringen te Wladiwostock worden reeds toebereidselen ge troffen voor de waarneming van de zonsver duistering in het gebied van Chabarowsk op 19 Juli 1936. Men tracht het geschikste punt te vinden in de omgeving van Chabarowsk vanwaar uit de buitenlandsche en de Sovjet-geleerden de zons verduistering het best kunnen waarnemen. et was reeds twee uur in den nacht, toen Lord Gramesbourgh, na nog juist den laatsten trein te hebben gehaald, voor z'n woning arriveerde- Voorzichtig betrad hij de vestibule, ontdeed zich van hoed en jas, en trad z'n zitkamer binnen, terwijl hij schelde. Er kwam niemand. Nogmaals belde hij Lord Gramesbourgh luisterde aandachtig. Stilhij hoorde wat! Ja, 't kwam uit de bibliotheek! Zat me die kerel van een buttler natuurlijk weer z'n sigaren te rooken, en als het een beetje wou, z'n wijn op te slobberen. Maar, hij zou 'm Driftig verliet hij de kamer, stak de gang over en trad binnen in z'n bibliotheek. Sprakeloos bleef hij staan. Achter zijn schrijftafel, die geheel overhoop was gehaald, zat een man. De brandkast in den linkerhoek van het ver trek stond openz'n papieren lagen links en rechts over den grond verspreid. Komt U binnen, sprak de man vriendelijk. Ondanks de netelige positiee. waarin hij zich bevond, drong onmiddellijk de humor van het geval tot hem door, en Lord Gramesbourgh sprak beleefd: Nu, als ik mag, graag! Maar eh misschien wilt U die revolver even weg doen! De ander lachte brutaal. Hoe komt U aan het idee, meende hij ik was, eerlijk gezegd, veel te blij dat ik deze vond- Ik was ongewapend, ziet U! Men had me niet verteld, dat U vannacht zou terugkomen. Dat is trouwens ook geen tijd voor een Lord Gramesbourgh. Deze scheen de laatste woorden niet te hoo- ren. Hij dacht ernstig na. Dus, als ik het goed begrijp, hebt U die revolver gevonden? Was dat somshij wachtte even in dié la, als ik vragen mag? De linkerla van m'n schrijftafel? Hij wachtte in spanning. Jawel, antwoordde de ander en hij liet er grinnekend op volgen: En ik zal niet nalaten er een dankbaar gebruik van te maken, als het noodig mocht zijn. Dat meen ik te mogen betwijfelen. De ander keek hem even aan, haalde dan de schouders op. U denkt waarschijnlijk dat het grootspraak van me is, en ik geen wapen zal durven han- teeren? Nu en hier knikte de man vriende lijk en vertrouwelijk, ik hoop dat U er me inderdaad niet toe dwingt, want wanneer het nipt beslist noodzakelijk is, doe ik het liever niet. Maarik veronderstel niet, dat U mij als beleefd gastheer zult willen uitlaten en me bovendien deze kleinigheden hij wees op een grooten stapel bankpapier en andere stuk ken van waarde, die hij uit de brandkast had gehaald als souvenir medegeven? Of eh Lord Gramesbourgh lachtte minachtend. Ook zonder dat zul je van die revolver geen gebruik maken! U denkt het! Ik wéét het! De inbreker dacht even na. dan liet hij erop volgen: Ennewaaróm niet, als ik vra gen mag. Omdat zij niet geladen is! U liegt! Ik geloof het niet! Z'n hand beefde. Dat staat U volkomen vrij! sprak Lord Gramesbourgh rustig maar en hier mat hij den man met één enkelen blik u lijkt mij in ieder geval intelligent genoeg, om te be grijpen, dat u zonder die revolver niets, maar dan ook absoluut niets beteekent tegenover mij. Ik ben grooter. sterker, veel krachtiger, terwijl het u zeker ook wel bekend zal zijn, dat Lord Gramesbourgh een all-round sportman is, kam- mimi ii iiiiiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiii mummie T111111 11 111111111111 11111111 11111111 11 i v 111 i En toch geloof ik het niet! tartte hij. Ik zal het u bewijzen, luidde het kalme antwoord, en Lord Gramesbourgh maakte aan stalten om dichterbij te komen. Pas op, ik schiet! waarschuwde de ander. Gramesbourgh lachte luid en vroolijk. Die brutaliteit van jou mag ik wel, ant woordde hij, weer m den gemoedelijken toon vervallend, nu hij de situatie volkomen meester was, en hij deed een stap vooruit. Voor het laatst! kreet de man achter het schrijfbureau voor het laatst. Terug, of ik schiet' Lord Gramesbourgh stond weer stil. Luister, sprak hij je gelooft me niet? Ik zal het je be wijzen. Zie je daar, naast de orandkast dat te- sfoontoestei? Ik .oop er heen, en belde politie Jij mag me neer- schietenals je kunt! De ander werd zoo mogelijk nog bleeker. Dan zette hij zich rechter in z'n stoel en sprak: U kunt uw gang gaan! Lord Gramesbourgh aarzelde geen moment. Resoluut stapte hij naar het toestel zonder te kijken naar den man achter het schrijfbureau. Toen hij twee passen ervan verwijderd was, klonk een kreet als van een mensch in doods angst. Gramesbourgh draaide zich om. Een triomfan telijk %;hje plooide zich om z'n lippen. De ander zat met de handen voor het gelaat. De revolver lag naast hem. Kalm stapte Gra mesbourgh op hem toe. wilde de revolver grij pen, doch in wilde vertwijfeling rukte de ander deze voor hem weg, terwijl hij heesch uitstiet: Gewonnen! Je hebt het gewonnenbel de politie maartoe danbel dan, martel me niet langer met dat vervloekte dingen met een woesten zwaai slingerde hij het wapen de kamer door. Een hevige knal volgdede kogel drong in den wand. Ontzetting staarde uit de oogen van den in breker en ook Lord Gramesbourgh was een tintje bleeker geworden. Dus, stamelde de ander ontdaan. Gramesbourgh knikte. Ja, zei hij zacht geladen! Met een kreun viel de man voorover op de schrijftafel, verborg het hoofd in de armen. Dan voelde hij een hand op z'n schouder.... een zachte hand. Het was een kritiek moment, klonk de stem van Lord Gramesbourgh heel ernstig nu, een kritiek moment voor mij, envoor jou! Want bijna was je naast een inbreker ook eenmoordenaar geweest! De man huiverde. Het was de eerste keer, nietwaarvan jou? vervolgde Lord Gramesbourgh zacht, ter wijl hij probeerde den ander in de oogen te kijken. Deze knikte stom. Ik dacht het al, ja! vervolgde de Lord, en dan, als de ander een beweging maakte om iets te zeggen, haastig: Nee, laat maar ik weet er alles van! Tijdsomstandigheden achteruit gegaangeen uitwegIk zag het onmiddellijkzooveel menschenkennis bezit ik nog wel, gelukkig! En iemand die nog zooveel menschelijk gevoel bezit, is nog niet door en door slecht Hij aarzelde even. Kom, sprak hij dan op geheel anderer. toon dan zal ik je nu als een beleefd gast heer uitlaten, alleen.eh.deze klei nigheden en hij legde z'n hand op de bank papieren zul je nu wel niet meer willen meenemen veronderstel ik! Hier, neem er één pioen schermer en geen onverdienstelijk bokser, j vanvoor de eerste moeilijkheden. De man achter de schrijftafel verbleekte. Z'n hand trilde nu merkbaar. Dit alles, wat hem gezegd werd, hij wist het maar al te goed. En hij zag ook, dat hij zonder die revolver ver loren zou zijn, onherroepelijk verloren! zult het noodig hebben. je Toen Lord Gramesbourgh zich omdraaide na de buitendeur achter z'n bezoeker te hebben gesloten, stond John achter hem, correct immer. als Goedenavond Mylord! Terug van de reis, zie ik! Had u gebeld? o ja, John! Ik heb een geweldi gen trek in een whiskey-soda, wil je die even voor me klaar maken? EnneJohn, niets bijzonders geweest tijdens mijn afwezigheid? Niets bijzonders, Mylord. Zoo, hmbromde Lord Grames- bourgh. Je moet toch eens voor mijn reke- ning naar een oorspecialist, John! Dan draaide hij zich om, teneinde in de bi bliotheek den chaos op orde te brengen. Wat was me dat thuis een feest. Wat had ik veel te vertellen en hoe luisterden mijn ouders naar mijn avonturen. „Sjonge, 't is toch wat," zei mijn moeder telkens. Thans hoorde ik hoe mijn ouders het bericht van mijn ver meenden dood hadden gekregen. Oom Sidney was het zelf komen vertellen. Wat waren ze toen geschrokken. Ook oom Sidney was sterk onder den in van het gebeurde geweest. De lust in pit- reisjes was hem geheel vergaan. Dikwijls li hij nog wel met zijn vliegtuig in Amsta om met mijn ouders over mü te prate: besloot onmiddellijk een telegram naan Sidney, die te Weenen vertoefde, te ze. Spoedig daarop kreeg ik antwoord, dati Sidney den volgenden morgen met zijn ma chine op Schiphol zou landen. Wat was die eerste nacht thuis heerlijk. Ik sliep als een roos en toen ik den volgen den morgen wakker werd, leek mij de wereld toch zoo schitterend en mooi. Toen ik wak ker was, kon ik mijn ongeduld haast niet be dwingen, zoo spoedig verlangde ik op Schip hol te zijn om oom te kunnen begroeten. Op Schiphol wist men al spoedig wie ik was en velen kwamen op mij toe om mij met m'n behouden thuiskomst geluk te wenschen. Daar kwam een vliegenier op mij af om te vragen of ik zin had om oom Sidney in zijn vliegtuig tegemoet te gaan. Of mij dat leek? De beperkende bepalingen voor het gebruik van water, die te Hongkong gedurende twee jaar van kracht zijn geweest, zijn eindelijk opgeheven. Dit is mogelijk geworden doordat tijdens den storm 25 cM. regen gevallen is, een hoeveelheid, die anders nog niet in een jaar bereikt wordt. De watervloed was plotseling zoo groot, dat de straten onderliepen en het verkeer belem merd werd. J 11 r 't OD dit blad 7iin ineevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfïfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t [>t werkor 7Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f IOC oij verlies van een C/1 bh een breuk van A fi bii verlies van 'n Alle abonne s onfevaUen verzeke^^ ultkeeringen f JUUU." verlies van beide armen, beide beenen of beidm O V,- doodehjken afloop T £DU.' een voet of een oog T 1£D.-duim of wijsvinger T OU.-been of lAt 4i).- anderen vinger 13. Toen ze mij zag, stond zij op met zulk een statigheid on zag mij aan met zulk een air, dat ik onm ddellijk be greep, waarom tante Marilena haar zoo buitenmatig begroet had. Wie die vrouw was, het was beslist een groote dame. Mijn groot vader stelde ons aanstonds aan elkander voor: Mijn kleindochter Reina Salvadal mijn achternicht Carmen Carvajal. Ik hoop, Reina, dat je net zooveel van haar zult houden, als wij. Terwijl mevrouw Carvajal mij vriendelijk omhelsde, prevelend, dat ik buitengewoon „cp de arme Reina" lees riep mijn grootvader zijn kamerdienaar, en zich veiontschuidigenc „egens de komst van den veearts wéér de veearts? verliet hij dén salon. Ongetwij.eld is die koe ziek: maar ik, die mijn grootvader al een beetje begin te kennen, geloof, dat hij het meer ge daan heeft, om ons op ons gemak met elkaar te laten spreken, zonder dat zijn tegenwoordig heid ons een zekeren dwang oplegt. De fijnge voeligheid van den markies is bewonderenswaar dig. Nü begin ik te begrijpen, welk een pijn lijken indruk die ongelukkige gebeurtenissen van twintig jaar geleden op hem moesten maken, wat hij heeft moeten lijden, en wat het hem gekost moet hebben, om te vergeven... Wanneer ik dat overweeg, voel ik me tot hem getrokken door medelijden en dankbaarheid. Zijn christelijke gevoelens hebben hem aange zet, om te vergeven, en ik hoop, dat mijn gene genheid hem éénmaal zal doen vergeten. Thans is onze verhouding nog ietwat gedwongen. Een vreemde verlegenheid maakt zich van ons meester, als we eens bij toeval alleen zijn. Maar dat wil niet zeggen, dat we niet be.eid zijn, om van elkaar te houden. Dat is evenwel iets, wat de tijd moet uitwerken. Ik van mijn kant verzuim geen enkelen plicht van vriendelijke genegenheid tegenover mijn grootvader, en hij van zijn kant beantwoordt dat met een hoffe lijkheid, die al iets van hartelijkheid begint te krijgen. Soms, in die oogenblikken van verlegen heid, wanneer we niet weten, wat we tegen elkaar moeten zegen als ik dan schuchter mijn oogen opsla, zie ik de zijne, gebroken van verdriet, op mij gericht met peinzenden blik, verdiept weliswaar in verre herinnering, maar niettemin overvloeiend van teederheid. Geldt die uitdrukk hg van liefde mij, of de doode die in deze Reina, welke zoozeer op haar gelijkt, is opgestaan? Onderwijl ik over dit alles nadenk, praten tante Marilena en Carmen Carvajal over bloemen. Mevrouw Carvajal zegt, dat haar mimosa's vernield zijn door een hert. Tante Marilena belooft haar, dat ze haar een andere collectie mimosa's zal sturen, en mevrouw Carvajal zegt, dat zij ze op haar balkc zetten, waar de herten er niet aan k! komen. Waarom woont mevrouw Carvajal rentmeesterswoning? Ik kan me niet voors dat ze de vrouw van een ondergeschikt mijn grootvader is. Daar is ze te veel dame voor. Is ze misschien in minder t doen geraakt en heeft de onuitputtelijke m< lievendheid van mijn grootvader haar een dak verschaft? Maar waarom dan niet i eigen huis? Inderdaad heeft mevrouw Cs een versleten japon aan, die op verschi plaatsen netjes versteld is, Dat geeft gee van een schitterende positie. Zü draagt sieraden alleen een gewone trouwring, ze heeft de houding van een koningin statig. Haar mond is fijngevormd, de zijn rood, ondanks haar leeftijd, ze gaat de vijftig. Waar heb ik dien mond eerd zien, nog kort geleden? En die groote, oogen. met een wereld van gelatenheid e die heb ik ook al eens eerder in een gezicht gezien. Maar dat waren jonge een beetje zwaarmoedig misschien, maa treurig oogen, die zich schuchter al den, toen ik er naar keek. Waar was da nu weet ik het. De veearts lijkt od mi Carjaval. Wat vreeselvjk! Is het moselii een vrouw, als zij, een zoon heeft, die is? Toen tante Marilena opstond, om groc zijn kop chocolade en zijn poeders te br een taak, die ze altijd zelf op. zich neem' mevrouw Carvajal haar na met een ont medelijden in haar blik. Arme Marilena, prevelde ze zachtjes. Haar stem is ook als van den ruiter, dien ik in het park ontmoet heb even helder en even beschaafd. Waarom beklaagt u haar? vroeg ik onvoorzichtig, terwijl ik mijn bezoeker een stuk taart voorzette. Ze heeft zoo'n ongelukkig leven gehad, of heeft dat eigenlijk nog. Ik had maar al te goed gemerkt, dat er een geheim een treurig geheim rondom mijn jonge en knappe tante hing. Maar hoewel nieuwsgierigheid en sympathie mij verschillende malen bewogen hadden, om haar vertrouwen te vragen, had toch altijd een gevoel van kiesch- heid mijn lippen verzegeld, .nis ik die goede mevrouw Carvajal eens een beetje uithoor? U zegt, dat ze zoo'n ongelukkig 'even heeft? zei ik, in de grootste onnoozelheid. En ik dacht, dat ze zoo gelukkig was! De familie Aledo is wél beproefd, jü niet uitgezonderd, kind. In jouw geval is men geluk kig nog naar rede gaan luisteren. Maar de kwestie van die arme tante Marilena is niet te regelen. Niet te regelen? Waarom niet, mevrouw? Zeg maar tante, kind tante Carmen, wil je? O ja, dat is fijn. Dus, wat zei je ook al weer? Dat mijn tante, hoezeer ze den dood van haar man ook gevoeld moet hebben, haar leven toch nog niet als gebroken kan beschouwen. Met dertig jaar kan men nog heel goed een nieuw geluk opbouwen.... Wat? riep mevrouw Carvajal verrast uit. Wie heeft je gezegd, dat tante Marilena weduwe is? Niemand. Ik dacht het zoo Was het maar zoo! Dan zou ze nergens over te klagen hebben en zooals je daar net heel juist zei zou ze haar leven opnieuw kunnen inrichten. Een koude rilling liep mij over de leden. Bedoelt u, dat haar man nog leeft? stamelde ik. Ja, kind. ja. Helaas is ze getrouwd met een deugniet. Dat was het eenige, wat er voor je grootvader nog maar aan ontbrak, na de onaangenaamheid met de andere dochter. En daar dat huwelijk naar zijn zin was, had hij niet eens iemand, wien hij naderhand de schuld kon geven. Hü had altijd gedacht, dat Baron Tallares een fatsoenlyk iemand was. Maar we kunnen ons allemaal vergissen op deze wereld. Toen ze een jaar getrouwd waren, werd Fran- csquin geboren. Toen was het, dat haar man zich begon te ontpoppen. Terwyl zü het druk had met het huishouden en den baby, ging hü allerlei rare dingen uithalen. Natuuriük kwamen er onaangenaamheden. Je tante was vreeselük verontwaardigd (ze is zelf zoo hoog!) Het eene volgde op het andere. Ruzie, beiee- digingen, enz. waren aan de orde van den dag. En ten laatste kwam hü zelfs zoo ver, dat hij haar sloeg. En verdroeg ze dat? Ik zou het niet ver dragen hebben! riep ik verontwaardigd uit: JÜ bent geen moeder, Reina, en begrijpt daar nog niets van, zei tante Carmen treurig. Wat een moeder al niet voor haar kind doet! Maar wat had dat kind er mee te maken? Ze had toch eenvoudig kunnen gaan. en dien man aan zün lot overlaten! Kind, weet je dan niet, dat de wet het kind aan den man toewüst, als de vrouw van haar man weggaat? Neen, dat wist ik niet. En het zou me meer genoegen gedaan hebben, als ik niet geweten had, dat er van die dwaze wetten bestaan, die een kind uit de armen van zün moeder ruk ken. Dat is toch iets, wat zelfs de wilde beesten ontzien! Daar moet je een man voor zün, om zoo'n wet te maken. Als alle wetten zoo zün, geef ik geen zier om het heele wet boek! Ze zijn allemaal in strüd, Reina, lachte mevrouw Carvajal, die zich kostelük vermaakte met mün toom. Er is niets zóó vol tegen spraak als de wet. Dus dan exploiteerde die ellendeling de moederlijke gevoelens van mijn tante, om...» Om haar geld op te maken, nadat hü eerst zün eigen geld had verkwist. Juist. Goede genade! Dan moet ze op het laatst op straat terecht gekomen zün. Neen. Het geld, dat je tante van naar moeder geërfd had, was voor het grootste deel belegd in landerijen in Andalusië Hü trachtte haar te bewegen, om ze te verkoopen, maar zij, bewerkt door goede raadgevers, bleef op haar stuk. .(Wordt vervolgd»)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9