Jid vebfiaal wtt den da$
H
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
Gelouterd
De nieuwe kathedraal te Liverpool
MGR. DOWNEY'S PLANNEN
HET VARKEN
Aan bancfen die waren
versleten.
werd menig ongeluk
geweten!
i
VRIJDAG 3 AUGUSTUS 1934
„Een plan op minder grootsche
schaal zou te klein geweest
zijn en een kleiner plan
zou geen geestdrift
hebben gewekt"
Heerlijk enthousiasme
Japansche invoer op
Ceylon
Hoe versloeg Drake de
Spaansche Armada?
Brutale oplichters te
Berlijn gevat
Verkeersongevalfen jh
Berlijn
Smokkelhandel in
opium
Zonsverduistering te
Chabarowsk
jEen kritiek
moment
Geen watergebrek meer
in Hongkong
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, <C Hl EDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
Op de jaarlijksche vergadering van de
„Kathedraal Commissie" van Liverpool
heeft Aartsbisschop Downey medegedeeld
dat, na overleg met den architect, Sir Edwin
Lutyens, besloten is eerst het Oostelijke deel
van de Metropolitane Hoofdkerk op te richten.
De kosten daarvan zullen bijna 1.000.000 be
dragen.
Het Oostelijk schip is het bewerkelijkste en
duurste deel der kathedraal, maar dit heeft
nóch den Aartsbisschop, nóch de commissie af
geschrikt.
Mgr. Downey is een zeer eerzuchtig man
wanneer het er op aankomt werken tot Gods
hoogeren luister tot stand te brengen. Van
vele zijden is hem verweten dat hij zijn
kathedraal volgens te grootsche plannen laat
bouwen. Zij zal in afmetingen alle hoofdkerken
ter wereld overtreffen, en de „statiezaal" van
het Christendom, de St. Pieterskerk te Rome,
nabü komen.
Het katholieke Engeland zegt men heeft
zooveel nooden. Er zijn zoovele plaatsen zonder
kerk en zonder priester. Velen gaan aldus voor
het geloof verloren. Tien kleine hulpkerken
zijn meer waard dan één geweldige kathedraal
en kosten veel minder. Kan Liverpool het
niet stellen met een bescheidener hoofdkerk?
Mgr. Downey is zich zeer wel bewust van deze
kritiek. Op de vergadering der commissie be
antwoordde hü haar Hij bracht eerst een klin
kende hulde aan den bouwmeester, die in ze
keren zin zijn „medeplichtige" is, en dien hij
den grootsten architect van onzen tijd noem
de. Hij vervolgde: „Een plan op minder groot
sche schaal zou te klein geweest zijn, en een
kleiner plan zou geen geestdrift opgewekt
hebben."
Wie Mgr. Downey kent, begrijpt deze op het
eerste gezicht zonderlinge uitspraak.
Een groot deel der Engeische parochiekerken
heeft zware schulden af te lossen en doet
dit slechts met groote moeite door gebrek aan
geestdrift der parochianen, voor wie de kerk.
hun zitplaats is, waarvoor zij wekelijks 6 pence
of minder betalen, terwijl zij zich om de rest
niet bekommeren. „Kleine" plannen wekken
geen geestdrift op.
Maar toen buiten Liverpool in het rijke
diocees van Westminster, in de diocesen van
Birmingham, van Nottingham, van Plymouth
bekend werd dat Aartsbisschop Downey de
grootste hoofdkerk ter wereld wilde bouwen,
en dat dus Engeland de „records" zou slaan
van Italië, Spanje, Frankrijk en het Rijnland,
toen vlogen de beurzen (of de cheque-boeken)
van vele rijke katholieken open.
Wat Aartsbisschop Downey zeide, moge een
bedroevende waarheid zijn een waarheid is
het in ieder geval.
Liverpool zelf is een arm diocees. Het heeft
een zeer groote katholieke bevolking, doch deze
bestaat voornamelijk uit Xersche en half-Ier-
sche dok- en havenarbeiders. Zij zijn geloovi-
gen, zoo trouw en offervaardig als geen ander
Engelsch diocees in zoo grooten getale bezit.
Eén woord van den priester is voldoende om
hen geestdriftig te stemmen voor den bouw
van de schamelste hulpkerk. De mannen sparen
uit op hun tabak, op hun bier, de vrouwen
op haar kleine ontspanningen en de kinderen
op hun wekelijksch snoepgoed, om het geld bij
elkaar te brengen dat noodig is voor de kerk.
Ik zou joKken wanneer ik zeide dat ook de
parochiepriesters zelf ergens iets op uitsparen.
Er zijn er in dat deel des lands maar weinigen
die een inkomentje hebben, waarop iets uitge
spaard kan worden. Lancashire is en wie
Ierland kent, zal begrijpen wat ik bedoel
een Ierland in Brittannië.
Op dat volk en op die priesters is Mgr.
Downey geweldig trotsch. Hü weet dat iedere
penny voor die menschen een klein vermogen
vertegenwoordigt, en toch.... stroomen die
kleine vermogens toe bij eiken oproep van de
kerk.
In het at me Lancashire is een veel kleiner
tekort aan parochiekerken dan in de rijkere
diocesen van Zuid-Engeland.
„Zoo groot als die kerk is de ziel van mijn
volk!"
Dat wil Mgr. Downey uitdrukken in de ka
thedraal, waarvan hij zelf de voltooiing niet
zien zal.
Tienduizenden ponden hebben de armen bij
gedragen een grooter wonderwerk dan zelfs
het genie van Sir Edwin Lutyens wrochten kan.
„Een plan op minder grootsche schaal zou
te klein geweest zijn.... voor zulke menschen,"
heeft Mgr. Downey gezegd.
„En een kleiner plan zou geen geestdrift op
gewekt hebbenbij diegenen voor wie 1000
een geringer offer is dan een penny voor een
der mijnen," heeft hij er aan toegevoegd.
Of neen, letterlijk gezegd heeft hij het niet,
maar wie hem, en Liverpool ende rest van
Engeland kent, weet toch dat hij het ongeveer
zoo bedoeld heeft.
Op Ceylon bestaat toenemende afkeer tegen
de invoer-beperking van Japansche goederen.
Op een groote bijeenkomst van arbeiders werd
met algemeene stemmen een resolutie aangeno
men, waarin geprotesteerd wordt tegen het du
peeren van de arbeiders door het invoeren van
goedkoope Japansche artikelen te belemmeren
ten gunste van de duurdere Engeische produc
ten.
Het rechtstreeksch gevolg van het belemme
ren "an den Japanschen invoer zou zijn, dat de
prijzen van kleedingstultken voor de arme be
volking sterk zouden stijgen.
Intusschen heeft de Staatsraad reeds een ex
tra invoerrecht geheven op Japansch bier, daar
dit de Engeische bieren bijna geheel verdron
gen had.
Het invoerrecht op Japansch bier is met niet
minder dan 200 percent verhoogd.
De Engeische Marine heeft onlangs een spe
ciale commissie gevormd, bestaande uit marine
officieren, die belast zijn met het onderzoek
naar het feit, hoe de grootste piraat Drake de
Spaansche Armada versloeg. Volgens veler bewe
ring, zou Drake vóór zijn dood nog eenige kost
bare schatten hebben verborgen in den grond
Men tracht deze schatten op te sporen aan de
hand van verscheidene gegevens, welke Enge
land ter oore kwamen. Ook moet zich in de nabij
heid van Plymouths haven nog een groote hoe
veelheid goudstaven in den grond bevinden, af
komstig van het gezonken schip van Drake.
Men verhaalt dat dit goud een waarde van
20 millioen pond sterling vertegenwoordigde.
Reeds meerdere malen is er in de Engeische
kringen een strijd gevoerd om dit goud. Men
weet niet aan wie dit goud toebehoort, indien
het wordt gevonden.
v
C.LUB
LMIIIIIIIIIllllll
iiiiiuiiiiiiiim
Te Berlijn is een ongewoon brutaal bedrog,
gepleegd door twee jonge mannen,, thns aan
het licht gekomen. De 24-jarige Hans Keszingk
en de 21-jarige August Alberts vestigen een
zoogenaamd reisbureau, dat gezelschasreizen
naar de Noord- en Oostzee, alsmede nar Scan
dinavië zou ondernemen. Zij „werkten afwis
selend in Berlijn en Stettin.
In Berlijn bezochten zij meestal dekleinere
lokalen, waar zij reclamebiljetten ophigen en
zich door den caféhouder de adspirantreizigers
lieten aanwijzen. En door de buitigewoon
voordeelige prijzen werden er inderdad steeds
slachtoffers gevonden.
Graag betaalde men de lage aanbetahg van 5
tot 15 Mark en inderdaad werd de reis beannen in
een touringcar, door de bedriegers geleird. Men
kwam evenwel niet verder dan Stetn. Daar
aangekomen, steeg het gezelschap ui om „de
reis" verder voort te zetten, terwijl e onder
nemers met de touringcar onmiddeijk naar
Berlijn terugkeerden.
Zéér onaangenaam was dan de groo; veras
sing voor de vacantiegangers, tot de ïonchsie
te komen, dat de hun overhandigde coupns
voor de reis naar de badplaatsen of naar de
Noorsche landen in het geheel niet gtdig ra-
ren.
De gedupeerden waren dan gedwongo, omóf
terug te keeren, óf hun reis op eign kosen
voort te zetten.
De bedriegers konden nu door de ferlijnshe
politie gearresteerd worden.
Het varken spreekt:
Ik hen een varken en daarmee i
Is alles reeds gezegd.
Want buiten schuld is zeer beslist
Mijn reputatie slecht!
Ook mijn beroep bevalt mij niet
Van worst en spekfabriek,
Want dank ontvang ik immers nooit
Wel brei en vieze kliek!
Ik word veracht en 'k word gemest,
Verkocht en dan geslacht,
Nadat men eerst nog in mijn oor
Een oormerk heejt gebracht!
Ik, die de menschen need'rig dien,
Mijn kluif geef voor hun snert
Terwijl dan wel de huisvrouw, maar
Ik nooit gehuldigd werd.
Ik ivord in dezen crisistijd
Geknepen in mijn oor
En voor mij geldt natuurlijk nóóit
Het hoor en wederhoor!
'Nu heeft men zelfs nog gefraudeerd
En inderdaad niet malsch:
Het oormerk waar men mij mee kneep,
Was nota bene valsch!
Het is, dat ik een varken heet,
In naam, want ik beweer
Op vele menschen slaat beslist
Mijn reputatie meer!
Maar thans beleef ik een plezier,
Waar 'k lang naar heb gesnakt:
Dat men mijn oorvervalscher óók
Bij d' ooren heeft gepakt!
I MARTIN BERDEN
i (Nadruk verboden)
ÏIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUII^
De zaak van een smokkelaar, die zich in de
Marlboroug-street te Londen had de verant
woorden, toont aan, dat de smokkel in opium
ook in Europa steeds meer veld wint. De ver
dachte is een Franschman, die in den laatsten
oorlog niet minder dan veertien verwondingen
opliep, waarom hij door de regeering werd ge-
pensionneerd. De jaarlijksche toelage schijnt
hem evenwel te gering toe, waarom hij zich op
den smokkelhandel ging toeleggen. Hij vond
eenige deelgenooten in Parijs en al spoedig ont
wikkelde zich een ware smokkelbende en -ver
keer tusschen de Fransche en de Engeische
hoofdstad. Parijs ontving de verdoovende mid
delen meestal per schip vanuit Japan en China
en van hieruit transporteerde men het per
vliegtuig naar Londen. De opium werd tusschen
dikke leesboeken gelegd ofwel verstopt in den
band der boeken. De luchtvaartmaatschappij,
die de boekenzendingen geregeld heeft vervoerd,
wist niet beter of twee geleerden zonden elkaar
de nieuwe werken op wetenschappelijk gebied
totdat de piloot op zekeren dag het ongeluk had
een der boeken te beschadigen, toen hjj een
pakket op den grond liet vallen. Eerst toen be
merkte men dat men met smokkelaars te doen
had. De politie werd gewaarschuwd en in min
der dan geen tijd werden de leiders, zoowel in
Parijs als in Londen, gearresteerd.
Ondanks de maatregelen der autriteiter.tot
bevordering van veilig verkeer, zijr te Be;ijn
volgens een officieele opgave gedurfde de -c-
rige maand dertig personen bij vfkeersore-
lukken om het leven gekomen.
In totaal gebeurden er 2535 verkersongeV-
len.
De meeste waren het gevolg vanhet te al
rijden van automobielen en moxorietsen.
In plaatselijke wetenschappelijke kringen te
Wladiwostock worden reeds toebereidselen ge
troffen voor de waarneming van de zonsver
duistering in het gebied van Chabarowsk op 19
Juli 1936.
Men tracht het geschikste punt te vinden in
de omgeving van Chabarowsk vanwaar uit de
buitenlandsche en de Sovjet-geleerden de zons
verduistering het best kunnen waarnemen.
et was reeds twee uur in den nacht,
toen Lord Gramesbourgh, na nog juist
den laatsten trein te hebben gehaald,
voor z'n woning arriveerde-
Voorzichtig betrad hij de vestibule, ontdeed
zich van hoed en jas, en trad z'n zitkamer
binnen, terwijl hij schelde.
Er kwam niemand. Nogmaals belde hij
Lord Gramesbourgh luisterde aandachtig.
Stilhij hoorde wat! Ja, 't kwam uit de
bibliotheek! Zat me die kerel van een buttler
natuurlijk weer z'n sigaren te rooken, en als
het een beetje wou, z'n wijn op te slobberen.
Maar, hij zou 'm
Driftig verliet hij de kamer, stak de gang over
en trad binnen in z'n bibliotheek.
Sprakeloos bleef hij staan.
Achter zijn schrijftafel, die geheel overhoop
was gehaald, zat een man.
De brandkast in den linkerhoek van het ver
trek stond openz'n papieren lagen links
en rechts over den grond verspreid.
Komt U binnen, sprak de man vriendelijk.
Ondanks de netelige positiee. waarin hij zich
bevond, drong onmiddellijk de humor van het
geval tot hem door, en Lord Gramesbourgh
sprak beleefd: Nu, als ik mag, graag! Maar
eh misschien wilt U die revolver
even weg doen!
De ander lachte brutaal.
Hoe komt U aan het idee, meende hij
ik was, eerlijk gezegd, veel te blij dat ik deze
vond- Ik was ongewapend, ziet U! Men had me
niet verteld, dat U vannacht zou terugkomen.
Dat is trouwens ook geen tijd voor een Lord
Gramesbourgh.
Deze scheen de laatste woorden niet te hoo-
ren. Hij dacht ernstig na.
Dus, als ik het goed begrijp, hebt U die
revolver gevonden? Was dat somshij
wachtte even in dié la, als ik vragen mag?
De linkerla van m'n schrijftafel? Hij wachtte
in spanning.
Jawel, antwoordde de ander en hij liet er
grinnekend op volgen: En ik zal niet nalaten
er een dankbaar gebruik van te maken, als het
noodig mocht zijn.
Dat meen ik te mogen betwijfelen.
De ander keek hem even aan, haalde dan
de schouders op.
U denkt waarschijnlijk dat het grootspraak
van me is, en ik geen wapen zal durven han-
teeren? Nu en hier knikte de man vriende
lijk en vertrouwelijk, ik hoop dat U er me
inderdaad niet toe dwingt, want wanneer het
nipt beslist noodzakelijk is, doe ik het liever
niet. Maarik veronderstel niet, dat U
mij als beleefd gastheer zult willen uitlaten en
me bovendien deze kleinigheden hij wees op
een grooten stapel bankpapier en andere stuk
ken van waarde, die hij uit de brandkast had
gehaald als souvenir medegeven? Of
eh
Lord Gramesbourgh lachtte minachtend.
Ook zonder dat zul je van die revolver
geen gebruik maken!
U denkt het!
Ik wéét het!
De inbreker dacht even na. dan liet hij erop
volgen: Ennewaaróm niet, als ik vra
gen mag.
Omdat zij niet geladen is!
U liegt! Ik geloof het niet!
Z'n hand beefde.
Dat staat U volkomen vrij! sprak Lord
Gramesbourgh rustig maar en hier mat
hij den man met één enkelen blik u lijkt
mij in ieder geval intelligent genoeg, om te be
grijpen, dat u zonder die revolver niets, maar
dan ook absoluut niets beteekent tegenover mij.
Ik ben grooter. sterker, veel krachtiger, terwijl
het u zeker ook wel bekend zal zijn, dat Lord
Gramesbourgh een all-round sportman is, kam-
mimi ii iiiiiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiii mummie
T111111 11 111111111111 11111111 11111111 11 i v 111 i
En toch geloof ik het niet! tartte hij.
Ik zal het u bewijzen, luidde het kalme
antwoord, en Lord Gramesbourgh maakte aan
stalten om dichterbij te komen.
Pas op, ik schiet! waarschuwde de ander.
Gramesbourgh lachte luid en vroolijk.
Die brutaliteit van jou mag ik wel, ant
woordde hij, weer m den gemoedelijken toon
vervallend, nu hij de situatie volkomen meester
was, en hij deed een stap vooruit.
Voor het laatst! kreet de man achter het
schrijfbureau voor het laatst.
Terug, of ik schiet'
Lord Gramesbourgh stond weer stil.
Luister, sprak hij je gelooft me niet?
Ik zal het je be
wijzen. Zie je
daar, naast de
orandkast dat te-
sfoontoestei? Ik
.oop er heen, en
belde politie
Jij mag me neer-
schietenals je kunt!
De ander werd zoo mogelijk nog bleeker. Dan
zette hij zich rechter in z'n stoel en sprak:
U kunt uw gang gaan!
Lord Gramesbourgh aarzelde geen moment.
Resoluut stapte hij naar het toestel zonder te
kijken naar den man achter het schrijfbureau.
Toen hij twee passen ervan verwijderd was,
klonk een kreet als van een mensch in doods
angst.
Gramesbourgh draaide zich om. Een triomfan
telijk %;hje plooide zich om z'n lippen.
De ander zat met de handen voor het gelaat.
De revolver lag naast hem. Kalm stapte Gra
mesbourgh op hem toe. wilde de revolver grij
pen, doch in wilde vertwijfeling rukte de ander
deze voor hem weg, terwijl hij heesch uitstiet:
Gewonnen! Je hebt het gewonnenbel
de politie maartoe danbel dan,
martel me niet langer met dat vervloekte
dingen met een woesten zwaai slingerde
hij het wapen de kamer door.
Een hevige knal volgdede kogel drong
in den wand.
Ontzetting staarde uit de oogen van den in
breker en ook Lord Gramesbourgh was een
tintje bleeker geworden.
Dus, stamelde de ander ontdaan.
Gramesbourgh knikte.
Ja, zei hij zacht geladen!
Met een kreun viel de man voorover op de
schrijftafel, verborg het hoofd in de armen.
Dan voelde hij een hand op z'n schouder....
een zachte hand.
Het was een kritiek moment, klonk de stem
van Lord Gramesbourgh heel ernstig nu,
een kritiek moment voor mij, envoor
jou! Want bijna was je naast een inbreker ook
eenmoordenaar geweest!
De man huiverde.
Het was de eerste keer, nietwaarvan
jou? vervolgde Lord Gramesbourgh zacht, ter
wijl hij probeerde den ander in de oogen te
kijken.
Deze knikte stom.
Ik dacht het al, ja! vervolgde de Lord,
en dan, als de ander een beweging maakte om
iets te zeggen, haastig: Nee, laat maar
ik weet er alles van! Tijdsomstandigheden
achteruit gegaangeen uitwegIk zag
het onmiddellijkzooveel menschenkennis
bezit ik nog wel, gelukkig! En iemand die nog
zooveel menschelijk gevoel bezit, is nog niet
door en door slecht
Hij aarzelde even.
Kom, sprak hij dan op geheel anderer.
toon dan zal ik je nu als een beleefd gast
heer uitlaten, alleen.eh.deze klei
nigheden en hij legde z'n hand op de bank
papieren zul je nu wel niet meer willen
meenemen veronderstel ik! Hier, neem er één
pioen schermer en geen onverdienstelijk bokser, j vanvoor de eerste moeilijkheden.
De man achter de schrijftafel verbleekte.
Z'n hand trilde nu merkbaar. Dit alles, wat
hem gezegd werd, hij wist het maar al te goed.
En hij zag ook, dat hij zonder die revolver ver
loren zou zijn, onherroepelijk verloren!
zult het noodig hebben.
je
Toen Lord Gramesbourgh zich omdraaide na
de buitendeur achter z'n bezoeker te hebben
gesloten, stond John achter hem, correct
immer.
als
Goedenavond Mylord! Terug van de reis,
zie ik! Had u gebeld?
o ja, John! Ik heb een geweldi
gen trek in een whiskey-soda, wil je die even
voor me klaar maken? EnneJohn, niets
bijzonders geweest tijdens mijn afwezigheid?
Niets bijzonders, Mylord.
Zoo, hmbromde Lord Grames-
bourgh. Je moet toch eens voor mijn reke-
ning naar een oorspecialist, John!
Dan draaide hij zich om, teneinde in de bi
bliotheek den chaos op orde te brengen.
Wat was me dat thuis een feest. Wat had
ik veel te vertellen en hoe luisterden mijn
ouders naar mijn avonturen. „Sjonge, 't is toch
wat," zei mijn moeder telkens. Thans hoorde
ik hoe mijn ouders het bericht van mijn ver
meenden dood hadden gekregen. Oom Sidney
was het zelf komen vertellen. Wat waren ze
toen geschrokken.
Ook oom Sidney was sterk onder den in
van het gebeurde geweest. De lust in pit-
reisjes was hem geheel vergaan. Dikwijls li
hij nog wel met zijn vliegtuig in Amsta
om met mijn ouders over mü te prate:
besloot onmiddellijk een telegram naan
Sidney, die te Weenen vertoefde, te ze.
Spoedig daarop kreeg ik antwoord, dati
Sidney den volgenden morgen met zijn ma
chine op Schiphol zou landen.
Wat was die eerste nacht thuis heerlijk.
Ik sliep als een roos en toen ik den volgen
den morgen wakker werd, leek mij de wereld
toch zoo schitterend en mooi. Toen ik wak
ker was, kon ik mijn ongeduld haast niet be
dwingen, zoo spoedig verlangde ik op Schip
hol te zijn om oom te kunnen begroeten.
Op Schiphol wist men al spoedig wie ik
was en velen kwamen op mij toe om mij met
m'n behouden thuiskomst geluk te wenschen.
Daar kwam een vliegenier op mij af om te
vragen of ik zin had om oom Sidney in zijn
vliegtuig tegemoet te gaan. Of mij dat leek?
De beperkende bepalingen voor het gebruik
van water, die te Hongkong gedurende twee
jaar van kracht zijn geweest, zijn eindelijk
opgeheven. Dit is mogelijk geworden doordat
tijdens den storm 25 cM. regen gevallen is, een
hoeveelheid, die anders nog niet in een jaar
bereikt wordt.
De watervloed was plotseling zoo groot, dat
de straten onderliepen en het verkeer belem
merd werd.
J 11 r 't OD dit blad 7iin ineevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfïfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t [>t werkor 7Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f IOC oij verlies van een C/1 bh een breuk van A fi bii verlies van 'n
Alle abonne s onfevaUen verzeke^^ ultkeeringen f JUUU." verlies van beide armen, beide beenen of beidm O V,- doodehjken afloop T £DU.' een voet of een oog T 1£D.-duim of wijsvinger T OU.-been of lAt 4i).- anderen vinger
13.
Toen ze mij zag, stond zij op met
zulk een statigheid on zag mij aan met
zulk een air, dat ik onm ddellijk be
greep, waarom tante Marilena haar zoo
buitenmatig begroet had. Wie die vrouw was,
het was beslist een groote dame. Mijn groot
vader stelde ons aanstonds aan elkander voor:
Mijn kleindochter Reina Salvadal mijn
achternicht Carmen Carvajal. Ik hoop, Reina,
dat je net zooveel van haar zult houden, als
wij.
Terwijl mevrouw Carvajal mij vriendelijk
omhelsde, prevelend, dat ik buitengewoon „cp
de arme Reina" lees riep mijn grootvader zijn
kamerdienaar, en zich veiontschuidigenc „egens
de komst van den veearts wéér de veearts?
verliet hij dén salon. Ongetwij.eld is die koe
ziek: maar ik, die mijn grootvader al een beetje
begin te kennen, geloof, dat hij het meer ge
daan heeft, om ons op ons gemak met elkaar
te laten spreken, zonder dat zijn tegenwoordig
heid ons een zekeren dwang oplegt. De fijnge
voeligheid van den markies is bewonderenswaar
dig. Nü begin ik te begrijpen, welk een pijn
lijken indruk die ongelukkige gebeurtenissen
van twintig jaar geleden op hem moesten
maken, wat hij heeft moeten lijden, en wat
het hem gekost moet hebben, om te vergeven...
Wanneer ik dat overweeg, voel ik me tot hem
getrokken door medelijden en dankbaarheid.
Zijn christelijke gevoelens hebben hem aange
zet, om te vergeven, en ik hoop, dat mijn gene
genheid hem éénmaal zal doen vergeten. Thans
is onze verhouding nog ietwat gedwongen.
Een vreemde verlegenheid maakt zich van ons
meester, als we eens bij toeval alleen zijn. Maar
dat wil niet zeggen, dat we niet be.eid zijn,
om van elkaar te houden. Dat is evenwel iets,
wat de tijd moet uitwerken. Ik van mijn kant
verzuim geen enkelen plicht van vriendelijke
genegenheid tegenover mijn grootvader, en hij
van zijn kant beantwoordt dat met een hoffe
lijkheid, die al iets van hartelijkheid begint te
krijgen. Soms, in die oogenblikken van verlegen
heid, wanneer we niet weten, wat we tegen
elkaar moeten zegen als ik dan schuchter
mijn oogen opsla, zie ik de zijne, gebroken van
verdriet, op mij gericht met peinzenden blik,
verdiept weliswaar in verre herinnering, maar
niettemin overvloeiend van teederheid. Geldt
die uitdrukk hg van liefde mij, of de doode die
in deze Reina, welke zoozeer op haar gelijkt,
is opgestaan?
Onderwijl ik over dit alles nadenk, praten
tante Marilena en Carmen Carvajal over
bloemen. Mevrouw Carvajal zegt, dat haar
mimosa's vernield zijn door een hert. Tante
Marilena belooft haar, dat ze haar een andere
collectie mimosa's zal sturen, en mevrouw
Carvajal zegt, dat zij ze op haar balkc
zetten, waar de herten er niet aan k!
komen. Waarom woont mevrouw Carvajal
rentmeesterswoning? Ik kan me niet voors
dat ze de vrouw van een ondergeschikt
mijn grootvader is. Daar is ze te veel
dame voor. Is ze misschien in minder t
doen geraakt en heeft de onuitputtelijke m<
lievendheid van mijn grootvader haar een
dak verschaft? Maar waarom dan niet i
eigen huis? Inderdaad heeft mevrouw Cs
een versleten japon aan, die op verschi
plaatsen netjes versteld is, Dat geeft gee
van een schitterende positie. Zü draagt
sieraden alleen een gewone trouwring,
ze heeft de houding van een koningin
statig. Haar mond is fijngevormd, de
zijn rood, ondanks haar leeftijd, ze gaat
de vijftig. Waar heb ik dien mond eerd
zien, nog kort geleden? En die groote,
oogen. met een wereld van gelatenheid e
die heb ik ook al eens eerder in een
gezicht gezien. Maar dat waren jonge
een beetje zwaarmoedig misschien, maa
treurig oogen, die zich schuchter al
den, toen ik er naar keek. Waar was da
nu weet ik het. De veearts lijkt od mi
Carjaval. Wat vreeselvjk! Is het moselii
een vrouw, als zij, een zoon heeft, die
is?
Toen tante Marilena opstond, om groc
zijn kop chocolade en zijn poeders te br
een taak, die ze altijd zelf op. zich neem'
mevrouw Carvajal haar na met een ont
medelijden in haar blik.
Arme Marilena, prevelde ze zachtjes.
Haar stem is ook als van den ruiter, dien ik
in het park ontmoet heb even helder en
even beschaafd.
Waarom beklaagt u haar? vroeg ik
onvoorzichtig, terwijl ik mijn bezoeker een stuk
taart voorzette.
Ze heeft zoo'n ongelukkig leven gehad, of
heeft dat eigenlijk nog.
Ik had maar al te goed gemerkt, dat er
een geheim een treurig geheim rondom
mijn jonge en knappe tante hing. Maar hoewel
nieuwsgierigheid en sympathie mij verschillende
malen bewogen hadden, om haar vertrouwen te
vragen, had toch altijd een gevoel van kiesch-
heid mijn lippen verzegeld, .nis ik die goede
mevrouw Carvajal eens een beetje uithoor?
U zegt, dat ze zoo'n ongelukkig 'even
heeft? zei ik, in de grootste onnoozelheid.
En ik dacht, dat ze zoo gelukkig was!
De familie Aledo is wél beproefd, jü niet
uitgezonderd, kind. In jouw geval is men geluk
kig nog naar rede gaan luisteren. Maar de
kwestie van die arme tante Marilena is niet te
regelen.
Niet te regelen? Waarom niet, mevrouw?
Zeg maar tante, kind tante Carmen,
wil je?
O ja, dat is fijn.
Dus, wat zei je ook al weer?
Dat mijn tante, hoezeer ze den dood van
haar man ook gevoeld moet hebben, haar leven
toch nog niet als gebroken kan beschouwen.
Met dertig jaar kan men nog heel goed een
nieuw geluk opbouwen....
Wat? riep mevrouw Carvajal verrast uit.
Wie heeft je gezegd, dat tante Marilena
weduwe is?
Niemand. Ik dacht het zoo
Was het maar zoo! Dan zou ze nergens
over te klagen hebben en zooals je daar net
heel juist zei zou ze haar leven opnieuw
kunnen inrichten.
Een koude rilling liep mij over de leden.
Bedoelt u, dat haar man nog leeft?
stamelde ik.
Ja, kind. ja. Helaas is ze getrouwd met
een deugniet. Dat was het eenige, wat er voor je
grootvader nog maar aan ontbrak, na de
onaangenaamheid met de andere dochter. En
daar dat huwelijk naar zijn zin was, had hij
niet eens iemand, wien hij naderhand de schuld
kon geven. Hü had altijd gedacht, dat Baron
Tallares een fatsoenlyk iemand was. Maar we
kunnen ons allemaal vergissen op deze wereld.
Toen ze een jaar getrouwd waren, werd Fran-
csquin geboren. Toen was het, dat haar man
zich begon te ontpoppen. Terwyl zü het druk
had met het huishouden en den baby, ging hü
allerlei rare dingen uithalen. Natuuriük
kwamen er onaangenaamheden. Je tante was
vreeselük verontwaardigd (ze is zelf zoo hoog!)
Het eene volgde op het andere. Ruzie, beiee-
digingen, enz. waren aan de orde van den dag.
En ten laatste kwam hü zelfs zoo ver, dat hij
haar sloeg.
En verdroeg ze dat? Ik zou het niet ver
dragen hebben! riep ik verontwaardigd uit:
JÜ bent geen moeder, Reina, en begrijpt
daar nog niets van, zei tante Carmen treurig.
Wat een moeder al niet voor haar kind
doet!
Maar wat had dat kind er mee te maken?
Ze had toch eenvoudig kunnen gaan. en dien
man aan zün lot overlaten!
Kind, weet je dan niet, dat de wet het
kind aan den man toewüst, als de vrouw van
haar man weggaat?
Neen, dat wist ik niet. En het zou me meer
genoegen gedaan hebben, als ik niet geweten
had, dat er van die dwaze wetten bestaan, die
een kind uit de armen van zün moeder ruk
ken. Dat is toch iets, wat zelfs de wilde
beesten ontzien! Daar moet je een man voor
zün, om zoo'n wet te maken. Als alle wetten
zoo zün, geef ik geen zier om het heele wet
boek!
Ze zijn allemaal in strüd, Reina, lachte
mevrouw Carvajal, die zich kostelük vermaakte
met mün toom. Er is niets zóó vol tegen
spraak als de wet.
Dus dan exploiteerde die ellendeling de
moederlijke gevoelens van mijn tante, om...»
Om haar geld op te maken, nadat hü
eerst zün eigen geld had verkwist. Juist.
Goede genade! Dan moet ze op het laatst
op straat terecht gekomen zün.
Neen. Het geld, dat je tante van naar
moeder geërfd had, was voor het grootste deel
belegd in landerijen in Andalusië Hü trachtte
haar te bewegen, om ze te verkoopen, maar zij,
bewerkt door goede raadgevers, bleef op haar
stuk.
.(Wordt vervolgd»)