Iets uit de geschiedenis van
den waaier
r
Voor tuin en huis
PYAMA voor
meisjes van
9 jaar
Heereebadpak
A
is in
WMIÊëÊ-ÉÊËSÊêËÊë
i
(gebreid, middelmatige grootte)
DIE VROUW 1IEW HAAR HUMSHOUDMG
Nog niet zoo heel lang geleden waren
waaiers bij diners, partijtjes en bals
doodgewone gebruiksvoorwerpen! Nu
doet Vrouwe Mode nog slechts af en toe
een zwakke poging om ze weer ingang te
doen vinden, maar werkelijk lukken doet
het toch niet meer. De waaier met zijn
interessante geschiedenis is langzamerhand
zélf geschiedenis geworden.
Waaiers zijn zeer veel ouder dan bijvoor
beeld zakdoeken en andere gebruiksvoor
werpen, die wij tegenwoordig voor heel wat
onmisbaarder houden dan een instrumentje
om koelte toe te wuiven! Men kende ze
reeds in de oudheid, en wel in twee soorten,
de handwaaier en de steelwaaier. In warme
landen dienden ze, behalve ter verkoeling,
ook om insecten te verjagen; in koelere
streken gebruikte men ze om het vuur aan
te blazen. Op oude Egyptische, Assyrische
en Indische afbeeldingen zien we, dat de
waaier een groote rol gespeeld moet heb
ben, zoowel in het dagelij ksch leven als
bij allerlei godsdienstige ceremoniën.
Op een langen stok was de eigenlijke
waaier bevestigd, die nu eens half cirkel
vormig was, dan weer rond, vierkant, peer-
of bladvormig. De stok was meestal van
bamboe, maar dikwijls ook van veel kost
baarder materialen; de waaier zelf was
van zijde, perkament, palmbladeren of
veeren. Twee zeldzaam prachtige exem
plaren werden gevonden in het graf van
Toet-Ank-Amen: een met een gouden stok
en een met een steel van ebbenhout, met
goud en lapis-lazuli ingelegd. De waaier
zelf bestond bij allebei uit struisveeren,
afwisselend wit en bruin en gevat in-een
gouden montuur.
In Griekenland kende men omstreeks
500 vóór Christus reeds handwaaiers van
pauwenveeren, en een Etruskische grafurn
toont een afbeelding van een overledene,
op een rustbed liggend met een veeren
maaier in de hand.
In de Middeleeuwen werden steelwaaiers
wel gebruikt bij het H. Misoffer; de diaken
bedienden zich er van om vliegen van de
heilige vaten en den celebrant verwijderd
te houden. In de zestiende eeuw kende men
in Venetië een type van steelwaaier, waarbij
de waaier zelf slechts aan één kant aan
den stok bevestigd was en dus den indruk
maakte van een vlaggetje.
Tot ons, Europeanen, zijn de waaiers ge
komen uit het verre Oosten, het eigenlijke
vaderland er van. Men neemt op goede
gronden aan, dat ze in China reeds om
streeks 3000 vóór Christus bekend waren.
De oudste vorm vertoont geverfde fazan
ten- of pauwenveeren, op een steel gemon
teerd. Heel oud is ook de z.g. kokarde
waaier, cirkelvormig en „geplisseerd", die
tot een plat staafje kon worden saam-
gevouwen.
De halfronde, opvouwbare handwaaier,
zooals wij die nu kennen, werd omstreeks
het jaar 650 in Japan uitgevonden. Hij vond
eerst zijn weg naar China en vandaar werd
hij op het einde der 15de eeuw naar
Europa overgebracht, vermoedelijk in den
tijd, toen de Portugeezen onder Vasco da
Gama als voornaamste handeldrijvende
natie in het Oosten vasten voet kregen.
Het is echter waarschijnlijk, dat ook de
klassiekere vormen, de oude Egyptische,
Grieksche en Italiaansche waaiers van
Oosterschen oorsprong zijn en reeds in die
oude tijden van uit China hun weg naar
het Westen gevonden hebben.
De opvouwbare handwaaier maakte in
Europa furore en verdrong weldra de
waaiers van veeren, op een ivoren hand-
vatsel gemonteerd. Schitterende exem
plaren werden door zeevaarders uit China
meegebracht, waar men toen nog niet was
ingesteld op smakelooze massa-productie
ten behoeve van den export. Het duurde
echter niet lang, of men begon zich ook in
Europa zelf toe te leggen op het fabri-
ceeren van het zoo populaire artikel. De
waaier was namelijk in die dagen niet
uitsluitend een gebruiksvoorwerp voor
dames; ook mannen bedienden zich er
gaarne en met gratie van! In de 17de eeuw
werd Parijs het centrum van de industrie.
In Engeland werd in 1709 het gilde der
waaiermakers opgericht, terwijl de vreemde
invoer, speciaal die uit Indië en China,
een tijdlang verboden werd. Er is niets
nieuws onder de zon!
Omstreeks dien tijd veranderde ook de
vorm der waaiers, die we op oude portretten
steeeds als een kwart-cirkel zien; ze wor
den, geheel uitgevouwen, bijna half cirkel
vormig.
De bespanning, waarvoor, naast papier of
velijn, ook een soort speciaal geprepareerd
geitenleer werd gebruikt, was vaak versierd
met schilderwerk van beroemde meesters
uit dien tijd.
In de 18de eeuw werd de uitvoering over
dreven luxueus, extravagant zelfs. De fijn-
besneden staafjes van ivoor en paarlemoer,
veelal een product van Chineesche vak
lieden in Europa, werden nog verder ver
rijkt met inlegwerk van goud, zilver, emaille
en juweelen. De bespanning was niet meer
alleen van leer en perkament, maar van
zijde van de kostbaarste opgewerkte kan-
ten.
Tijdens het einde der regeering van
Lodewijk XV had de betere waaier-indu
strie te lijden van een rage voor goed-
koope bedrukte waaiers. De dunne, onver
sierde stokjes droegen een bespanning van
bedrukt papier, gewoonlijk met politieke
voorstellingen.
In Napoleon's tijd zag men veel gazen
Waaiers. De z.g. lorgnette-waaier, een va
riant op den klassieken kokarde-vorm, was
van hoorn of ivoor, op een staafje gemon
teerd en droeg een kijkglaasje in het mon
tuur.
't Zijn nu allemaal museumstukken ge
worden; het lijkt met de waaier-industrie
voor goed gedaan. Doch niets is zoo on
berekenbaar als de mode. Wie weet of we
over tien jaar niet dolblij zijn met een
eleganten waaier, als met het allernieuwste
snufje! S. A. T.
Prettig is 't om in den zomer eenige
gezellige, groote schorten te be
zitten, èn voor den tuin èn voor in
huis. Naar hartelust kunnen wij planten,
wieden en oogsten, zonder bevreesd te
moeten zijn voor onze, soms zoo teere zo
merjaponnetjes. Kreuken? Kunnen ze niet!
Eenvoudig omdat wij er geen aan hebben.
OhNiets geen oh-en hoor; onze rond
om gesloten huisschort vervangt geheel en
al onze zomerjurk en behoeft wat fleurig
heid betreft zeker niet ten achter staan.
En zij neemt 't U heusch niet kwalijk als
U soms (bij vergissing natuurlijk) uw niet
al te schoone handen aan haar zijpanden
afveegt. Een sopje en uw getrouwe ver
schijnt weer in stralende frischheid. En
ook in huis is zoo'n groote schort 'n ware
uitkomst. In de ochtenduren bedekt ze on
ze soms wat al te onflatteuze jurken van
verleden jaar en als er des middags, wan
neer wij reeds gekleed zijn, soms een on
verwacht huishoudelijk werkje komt op
dagen, beschermt ze onze zomersche pracht
met haar alles bedekkende wijdheid. Op 't
oogenblik dwéép ik met groote schorten!
Waarom? Wel denkt u zich eens: snikheete
dagen en de keuken een laboratorium van
leege flesschen en glazen, die voor den
avond met fruit of groenten gevuld, kant
en klaar in de inmaakkast moeten staan.
De hitte, veroorzaakt door zon, gas en werk
vraagt om luchtige kleedij, dus een
chemise-enveloppe en 'n groote schort
en daarbij toch lief en gezellig uitziende,
is dat geen reden om met dit kleedingstuk
te dwepen. Neemt U eens de proef op de
som en vervaardig de schorten van onze
teekening en u zult er net als ik over den
ken. No. I werd vervaardigd van licht
blauw linnen en versierd met een kruis
steekrandje. Hiervoor gebruikt men rose en
donkerblauw Mouline-garen. Een apart
cachet aan deze schort geeft 't puntig toe-
loopende schouderstuk, welks middennaad
geheel met kleine parelmoeren knoopjes is
bezet. Het is geheel op de eigenlijke schort
vastgestikt tot 8—10 c.M. van de punt af.
Dit stukje blijft open voor de ceintuur, wel
ke opzij gestrikt wordt. De punt knoopt
dan over de ceintuur op de schort. Aan
den achterkant is het schouderstuk niet
puntig, doch rond geknipt, zoodat het hier
den vorm van een Berthe-kraag heeft. De
leuke zakken loopen in een punt uit, wor
den ook opgeknoopt en zijn eveneens met
het kruissteekrandje versierd. Wil men er
minder werk aan besteden, dan kan men
inplaats van het borduurwerk voor de ver
siering een of andere vroolijk gekleurde
stof gebruiken en op dezelfde wijze aan
brengen. Ook zijn er voor dit doel aardige
bonte galons in den handel, welke buiten
gewoon voldoen. De tweede groote schort
is gedacht van appelgroen linnen, vertoont
een breede rever en twee zakken met
overslag. De groote rever is tot aan de tail
le doorgetrokken en bekleed met de nu zoo
moderne gestreepte stof. Dit model is ook
buitengewoon mooi als men voor de ge-
heele schort streepjes-stof neemt en dan
rever en zakken in een unitint. Bij deze
schort komt een halve ceintuur, dus van de
zijnaden naar achteren gestrikt. Ons mo
del no. II is een rasechte tuinschort. Ze is
van rose linnen in een bizonder practischen
vorm. Omdat men bij schorten met schou
derbanden nogal eens last heeft dat deze
bij het werken afglijden, zijn bij ons model
de banden weggelaten. Men knipt het bo
venstuk dubbel, dus voor- en achterkant
wordt gelijk en de uiteinden van den ach
terkant worden met 'n knoop op den naad
vastgeknoopt. De schort is voorzien van
een grooten zak, welke of met borduursel
versierd of van vroolijke gebloemde cre
tonne gemaakt wordt. De onmisbare tuin
schaar, touw, bast of dergelijke vinden
hierin plaats, zoodat wij alles bij de hand
hebben. Weet U waar deze schort ook prac-
tisch voor is? Bij 't ophangen der wasch.
De knijpertjes komen in den zak en wij be
hoeven geen enkelen keer te bukken. Dat
is erg prettig, hoor! Ik hoop dat een tikje
van mijn bewondering voor groote schor
ten met dit artikel op U is overgegaan en
dat U er net zooveel plezier van zult on
dervinden. ETA TANGELDER
„Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo
dellen, die aan het mode-album „Zomerpracht" ontleend zijn, kunnen by
het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1, Haarlem, patronen be
steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor
mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasjes en kin-
derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen
ten, 1 0 ets extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 1 60 modellen bevat
tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar."
»iiy®
Een telkens terugkeerend verschijnsel
in het rijk der mode is de plissé-
versiering. Er gaan soms seizoenen
voorbij zonder dat we een enkel plissé
strookje op de japonnen zien verwerkt,
doch dan duikt ineens deze aardige flat-
teerende garneering weer op en wordt door
de dames met open armen ontvangen.
Zagen wij eenige jaren geleden heele ge-
plisseerde rokken, nu zien we het plissé
op den rok niet anders toegepast dan on
der de knie.
De heupstukken blijven glad om de lijnen
van het figuur zooveel mogelijk te doen
uitkomen. Dit jaar worden ook de bedruk
te japonnen heel veel met plissé gegar
neerd. Natuurlijk komt dit in een bewerk
te stof nooit zoo tot zijn recht, maar wan
neer de plooitjes wat gaan uitzakken, krij
gen we toch altijd een leuke beweeglijke
lijn.
Fig. 702 is gemaakt van gebloemde crêpe
de chine, heeft een vierkante halsuitsnij
ding met licht vestje, lichte manchetjes en
geplisseerde strookjes. Rok met klein heup
stukje en smalle plooien in voor- en zij
naden. Verkrijgbaar in maat 42, 44, 46
en 48.
Fig. 701. Japon met raglan mouwtjes voor
jonge meisjes. Langs de breede halsope
ning is een kraagje, rondom versierd met
'n plisséstrookje. Ook de taille en de mouw
tjes zijn op deze wijze versierd. De rok
heeft een ingezette voorbaan en hierbij
aansluitend een geplisseerden volant. Be-
noodigde stof 5 M. van 96 c.M. breed en
verkrijgbaar in maat 40, 42, 44.
Fig. 810. Jurkje voor meisjes van 8 jaar
met grooten kraag en strik. Kraag, rokje
en mouwtjes zijn afgewerkt met plissé-
strookjes. We hebben er 2.25 M. stof voor
noodig van 80 c.M. breed.
POLA
van de eerstvolgende 8 toeren 1 st. en ver
volgens mindert men in de volgende 6 toe
ren 1 st. aan weerskanten van de naald
tot men nog 76 st. overhoudt, eindigend
met 'n aver. toer.
Dan begint men aan den hals. Men
breit 31 st. voor den eersten schouder, kant
14 st. af voor den hals en breit de overige
31 st. voor den tweeden schouder. Men
neemt voor den eersten schouder 'n tweede
kluwentje wol, zoodat men telkens beide
schouders achter elkaar kan breien. Daar
bij mindert men aan weerskanten van den
hals, 1 st. in alle eerstvolgende 10 toeren.
Verder mindert men, aan weerskanten
van den hals, nog 1 st. in eiken 7den toer
en tegelijk 1st. om den anderen r. toer aan
den kant van het armsgat, tot er nog 10 st.
overblijven voor eiken schouder. Hierop
breit men recht door tot de armsgaten 20
c.M. hoog zijn. Afkanten.
De achterkant wordt op dezelfde wijze
gebreid; men breit echter de pijpen 5 c.M.
langer dan bij den voorkant. En voor den
linker schouder breit men hier 1 c.M. meer
voor 'n o verslag je.
Het kruis. Hiervoor begint men met 2 st.
en breit eerst in den achterkant van die
st. Verder meerdert men 1 st. aan 't einde
van eiken toer tot men 36 st. op de naald
heeft. Dan breit men 3 toeren zonder
meerderen en mindert daarna 1 st. aan 't
einde van eiken toer tot er nog 2 st. op
de naald overblijven, die men af kant.
Nu wordt het werk gestreken en zijnaden
en rechterschoudernaad dichtgenaaid. Het
kruis naait men in, met den korten kant
in het voorpand en dan verder de pijpen
dicht.
Men omhaakt nu de pijpen, halsopening
en armsgaten met vaste steken. Bij den
linkerschouder haakt men daarbij aan
den voorkant 'n paar knoopsgaten door 3
losse st. te haken en 3 st. over .te slaan
tusschen de vaste steken. Op de hoeken
van de schouders haakt men 3 vaste st.
in één gaatje.
Tot slot zet men 2 knoopen op den lin
kerschouder tegenover de knoopsgaten.
DORA
Genomen maten: bovenw. 80 C.M.,
mouwl. 44 c.M., broekl. 80 c.M.
Benoodigd: 3 M. stof van 80 c.M.
breedte, 70 c.M. elastiek, 50 c.M. stol
om af te werken. Van bovenstaande
pyama wordt het patroon op de aan
gegeven maten geteekend, waarna ge
het op de vaste lijnen uitknipt. Hier
na legt ge het patroon op de stof, en
wel zóó, dat ge eerst de broek, daar
onder 't voor- en rugpand en daar
naast ■de beide mouwen onder elkaar
weg kunt knippen, alles met 'n naad,
terwijl ge bovenaan de broek 3 c.M.
bijknipt. Wanneer alles geknipt is, kunt
ge schouder-, zij-, mouw- en van de broek
den voor- en achternaad met een platten
naad verbinden, waarna ook den kruis- of
pijpnaad. Van de afwerkstof knipt ge
schuine biezen, die 3>/2 C-M. breed zijn.
Deze worden langs de hals, onder aan de
mouwen, aan de pijpen en aan de blouse
op den verkeerden kant langs gestikt. De
naad wordt op den kant omgenomen,
waarna de bies wordt opgestikt, en dan
2 c.M. breed moet zijn. Bij het inzetten der
mouwen neemt ge den mouwnaad 3 c.M.
meer naar voren dan den zijnaad, waarna
ge de mouw op de blouse overstikt. Boven
aan de broek maakt ge een 2 c.M. breeden
zoom in, waardoor ge het elastiek rijgt.
Het lapje voor het zakje, dat ge 20 c.M.
lang en 10 c.M. breed knipt, wordt op de
blouse gelegd met de goede kanten op el
kaar. De onderste helft is 3 c.M. grooter
dan de bovenste helft. Vervolgens maakt
ge het stiksel voor de zakopening, dus 8
c.M. lang en één c.M. hoog. De grootste
zakhelft vouwt ge dubbel op een breedte
van 2 cJM. (dus de breedte van de bies) en
stikt dan de zijkantjes hiervan dicht. Dan
knipt ge de zakopening in, de hoekjes
schuin, waarna ge de zakhelften naar bin
nen trekt. Deze worden aan den verkeer
den kant op elkaar gestikt, waarna ge de
rafels omsteekt. De zijkantjes van de bies
worden onzichtbaar, maar stevig op de
blouse vastgenaaid. DINY
„v i
j-^V' s5, V
v.v,5^.v.w.va
WK-ft.sSriJxS*
wmmmmsmrnm:
Men breit met aluminiumnaalden
no. 3. Men zet 58 st. op voor de
pijp en breit eerst 10 toeren 1 r.
1 aver. Dan 10 c.M. in tricotsteek (r. aan
den rechter en aver, aan den linkerkant).
Als men zoover is, breit men de tweede
pijp even ver en neemt dan alle steken,
dus 116, op één naald. Nu breit men door
in tricotsteek tot het breiwerk, van het
begin gemeten, 27 c.M. lang is, eindigend
met 'n aver. toer. Men mindert nu 1 st.,
aan weerskanten van de naald, en her
haalt deze minderingen in eiken 6den toer,
tot men nog 102 st. op de naald overhoudt.
Nu breit men recht door tot het werk 42
c.M. lang is, eindigend met een aver. toer.
Dan begint men te meerderen, 1 st. aan
weerskanten van de naald in eiken 6den
toer, tot men weer 112 st. op de naald
heeft. Daarna breit men recht door, tot 't
werk ongeveer 60 c.M. lang is. Het moet
dan tot aan de armsgaten reiken. Zoo noo
dig breit men dus iets minder of meer.
Voor de armsgaten kant men 4 st. af
aan het begin van de nu volgende 2 toe
ren. Daarna mindert men aan het einde
Heeft u wel bemerkt, hoe vaak een
goed gemeubelde kamer, bedorven
kan worden door de schilderijen,
vaak door de voorstelling zelf, doch meestal
door de manier van inlijsten en.door
de manier van ophangen?
Dit laatste is van 't meeste belang.
Bij het binnentreden van uw huis, zal
men dikwijls het eerste de schilderijen in
het oog krijgen.
Vele menschen schijnen gewoon te raken
aan de schilderijen om zich heen, en de
vele of weinige verdiensten er van over
het hoofd te zien of geheel niet op te
merken.
Velen zouden het schilderstuk of de
plaat niet kunnen omschrijven, wanneer
men er naar vroeg.
Wanneer u in dien toestand bent, maakt
eens een wandeling langs uw collectie en
bekent u zelf of u de verschillende werken
wel bewondert, of ze het bekijken waard
zijn.
Gedurende de laatste jaren, zal u zich
zelf moeten bekennen, is uw smaak gewij
zigd veelal zelfs ten goede gekeerd.
De breed ingelijste platen, welke u mooi
vond, toen u trouwde, hebben geen be
paalde charme en passen in, geen enkel
interieur meer.
In dit geval is het goed alle schilderijen
die u niet meer bewondert weg te nemen.
Gaat men niet zoo afdoende te werk, dan
hangen ze over 10 jaar nog op de zelfde
plaats en zeker zullen ze misstaan bij de
overige meubelen, moderner behang enz.,
welke door de ruimere opvatting van
smaak, de laatste jaren ook in uw woning
hun intrede deden.
Het opnieuw uitzoeken en ophan
gen van etsjes, kleine waterverj-
stukjes enz.
In de eerste plaats kunnen ze gehangen
worden aan een van die onzichtbare ste
vige muurhaakjes, welke nu in de nieuwste
soorten uitkomen. Ze laten bijna geen
moet achter op den lastigsten muur en
worden verder verborgen, door het schil
derstuk zelf. Dit type schilderij moet
eventjes boven gezichtshoogte hangen van
een middelmatig groot persoon.
Ze moeten rustig van dichtbij bewonderd
kunnen worden, en daarom mogen ze
vooral niet te hoog in de lucht zweven.
Een groot schilderstuk hangt men aan
twee kettingen of koorden aan twee
aparte haken, zoodat het vooral niet scheef
kan gaan hangen, hetgeen op de gewone
manier bijna altijd het geval is. Olieverf
stukken hangt men even voorover, om het
licht er beter op te doen vallen.
Hang geen verschillende typen schilde
rijen boven elkaar, alleen van die fijn ge
tinte oude Fransche plaatjes kunnen we
heel goed een groep aan den wand hangen.
Inlijsten
Olieverfstukken zien het mooiste in nog
al zware lijsten van goud of de nieuwe
soort goud waardoor wat zilver gemengd
is en die bleekgoud is.
Er bestaat voor de moderne woning
thans veel vraag naar blanke metalen
lijsten, welke alleen voor moderne olieverf
stukken in een heldere lichte tint geschikt
zijn.
De blank gepolijste houten lijsten, pas
sen goed in elk modern interieur, voor mo
derne stukken in een expressieve kleur.
Uw oude breede bewerkte gouden lijsten
kunt u zelf modern maken, door ze over
Gevulde tomaten zonder vleesch. Bij
8 middelmatig groote tomaten re
kent men: 3 sneden oud brèod, 1
hard gekookt ei, 1 rauw ei, 1 uitje, 1 bouil
lonblokje, 2 afgestreken eetlepels boter,
peper, zout en geraspte nootmuscaat en
1 y2 d.L. water.
De tomaten worden gewasschen, met 'n
scherp mes ontdaan van het bovenste kap
je, met 'n lepeltje voorzichtig uitgehold.
Het uitgeholde vruchtenvleesch zeeft men.
Het brood wordt in warm water even ge
weekt, dan goed uitgedrukt en vermengd
met het fijn gewreven harde ei, het fijn
gesnipperde uitje, peper, zout, noot en het
rauwe ei. Dit mengsel verdeelt men in acht
gelijke deelen, waarmee men de tomaten
vult, die men dan in een vuurvasten scho
tel schikt. Het bouillonblokje lost men op
in het water, voegt daar het gezeefde to-
matenvleesch bij en giet dit over de ge
vulde tomaten. Men legt dan nog op elke
tomaat een klontje boter en plaatst den
schotel ongeveer 'n half uurtje in een ma
tig warmen oven.
Men kan de tomaten ook op 'n zacht
vuur door en door warm laten worden en
bedruipt ze intusschen nu en dan met het
sausje.
Gevulde kropsla. Men rekent per kropje
sla 1/1 ons gehakt, half varkens- en half
rundergehakt. Dit maakt men op de ge
wone wijze smakelijk aan met peper, zout,
geraspte nootmuscaat en in melk geweekt
brood. Men maakt daarvan kleine balletjes,
voor elk kropje sla één en een grooteren
bal gehakt.
De slakroppen worden goed schoon ge
maakt, gewasschen en in kokend water on
geveer y2 uur gekookt. Men kookt tegelijk
ook den grootsten bal gehakt en de kleine
balletjes ongeveer een kwartier. De gaar
gekookte slakroppen vischt men dan uit de
pan en vult ze met de kleine gehaktbal
letjes, terwijl men den grooten bal, zoo
noodig, nog wat laat koken. Dan legt men
die midden in 'n vuurvasten schotel, schikt
de gevulde slakroppen er omheen, giet er
wat overgebleven jus bij, bestrooit het ge
heel met paneermeel en legt hier en daar
'n klontje vet van jus of boter. In 'n war
men oven laat men er dan 'n lichtbruin
korstje op komen.
Het kooknat kan men gebruiken voor
soep.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
te schilderen met witte watervaste plak
kaatverf.
Etsen zijn het mooiste in een crème,
lichtgrijze of lichtbeige passepartout van
linnen- of fineer-papier, gevat in smalle
donkerbruine of zwarte lijst. Een kleurets
kan goed staan in een smalle dofmetalen
lijst.
Waterverfstukjes moeten bijna altijd
passepartouts hebben, van zachtcrême of
wit, doch een moderner toepassing is licht
koffiekleur of bleekgroen, de laatste kleur
hangt geheel van het onderwerp af, een
landschap b.v. zal er niet voor in aan
merking komen, omdat het groen het ge-
heele stuk zou vergrooten en het oor
spronkelijke werk te niet doen.
Bloemen of een of andere fijne Japan-
sche prent kunnen een lichtgroene passe
partout hebben, blanke metalen lijstjes
zullen hier bijzonder goed om staan.
De lijstjes om waterverf stukjes moeten
smal en zeer eenvoudig zijn, zoodat ze niet
domineeren.
Van effen naturel gelakt hout ziet men
bijzonder fijne lijsten, die de stukken tot
hun volle recht laten komen.
Meer vroolijke en in 't oog loopende
prenten kunnen bijpassende gekleurde
lijstjes hebben, zooals lakrood, groen of
geel, hetgeen natuurlijk afhangt van den
ondergrond waarop ze geplaatst worden.
Gekleurde platen uit maandbladen, van
kalenders enz. kunnen mooi aandoen op
crème of grijsbeige linnenpapier en gevat
in smalle lijsten. Wanneer u een etsje wilt
inlijsten in een bestaand gewerkt goud
lijstje, dan maakt u dit oud en bijpassend,
door er met een kwastje donkere beits
over heen te strijken en de hoogere ver
sieringen, de relief-deelen direct daarna
af te vegen met een doekje, de diepere
deelen zullen dan donker aandoen, en
wanneer de beits droog is kunt u het lijstje
vernissen met spiritusvemis.
Het zelfde kunt u ook doen met blanke
metalen lijstjes. ANEMOON