Iets uit de geschiedenis van den waaier r Voor tuin en huis PYAMA voor meisjes van 9 jaar Heereebadpak A is in WMIÊëÊ-ÉÊËSÊêËÊë i (gebreid, middelmatige grootte) DIE VROUW 1IEW HAAR HUMSHOUDMG Nog niet zoo heel lang geleden waren waaiers bij diners, partijtjes en bals doodgewone gebruiksvoorwerpen! Nu doet Vrouwe Mode nog slechts af en toe een zwakke poging om ze weer ingang te doen vinden, maar werkelijk lukken doet het toch niet meer. De waaier met zijn interessante geschiedenis is langzamerhand zélf geschiedenis geworden. Waaiers zijn zeer veel ouder dan bijvoor beeld zakdoeken en andere gebruiksvoor werpen, die wij tegenwoordig voor heel wat onmisbaarder houden dan een instrumentje om koelte toe te wuiven! Men kende ze reeds in de oudheid, en wel in twee soorten, de handwaaier en de steelwaaier. In warme landen dienden ze, behalve ter verkoeling, ook om insecten te verjagen; in koelere streken gebruikte men ze om het vuur aan te blazen. Op oude Egyptische, Assyrische en Indische afbeeldingen zien we, dat de waaier een groote rol gespeeld moet heb ben, zoowel in het dagelij ksch leven als bij allerlei godsdienstige ceremoniën. Op een langen stok was de eigenlijke waaier bevestigd, die nu eens half cirkel vormig was, dan weer rond, vierkant, peer- of bladvormig. De stok was meestal van bamboe, maar dikwijls ook van veel kost baarder materialen; de waaier zelf was van zijde, perkament, palmbladeren of veeren. Twee zeldzaam prachtige exem plaren werden gevonden in het graf van Toet-Ank-Amen: een met een gouden stok en een met een steel van ebbenhout, met goud en lapis-lazuli ingelegd. De waaier zelf bestond bij allebei uit struisveeren, afwisselend wit en bruin en gevat in-een gouden montuur. In Griekenland kende men omstreeks 500 vóór Christus reeds handwaaiers van pauwenveeren, en een Etruskische grafurn toont een afbeelding van een overledene, op een rustbed liggend met een veeren maaier in de hand. In de Middeleeuwen werden steelwaaiers wel gebruikt bij het H. Misoffer; de diaken bedienden zich er van om vliegen van de heilige vaten en den celebrant verwijderd te houden. In de zestiende eeuw kende men in Venetië een type van steelwaaier, waarbij de waaier zelf slechts aan één kant aan den stok bevestigd was en dus den indruk maakte van een vlaggetje. Tot ons, Europeanen, zijn de waaiers ge komen uit het verre Oosten, het eigenlijke vaderland er van. Men neemt op goede gronden aan, dat ze in China reeds om streeks 3000 vóór Christus bekend waren. De oudste vorm vertoont geverfde fazan ten- of pauwenveeren, op een steel gemon teerd. Heel oud is ook de z.g. kokarde waaier, cirkelvormig en „geplisseerd", die tot een plat staafje kon worden saam- gevouwen. De halfronde, opvouwbare handwaaier, zooals wij die nu kennen, werd omstreeks het jaar 650 in Japan uitgevonden. Hij vond eerst zijn weg naar China en vandaar werd hij op het einde der 15de eeuw naar Europa overgebracht, vermoedelijk in den tijd, toen de Portugeezen onder Vasco da Gama als voornaamste handeldrijvende natie in het Oosten vasten voet kregen. Het is echter waarschijnlijk, dat ook de klassiekere vormen, de oude Egyptische, Grieksche en Italiaansche waaiers van Oosterschen oorsprong zijn en reeds in die oude tijden van uit China hun weg naar het Westen gevonden hebben. De opvouwbare handwaaier maakte in Europa furore en verdrong weldra de waaiers van veeren, op een ivoren hand- vatsel gemonteerd. Schitterende exem plaren werden door zeevaarders uit China meegebracht, waar men toen nog niet was ingesteld op smakelooze massa-productie ten behoeve van den export. Het duurde echter niet lang, of men begon zich ook in Europa zelf toe te leggen op het fabri- ceeren van het zoo populaire artikel. De waaier was namelijk in die dagen niet uitsluitend een gebruiksvoorwerp voor dames; ook mannen bedienden zich er gaarne en met gratie van! In de 17de eeuw werd Parijs het centrum van de industrie. In Engeland werd in 1709 het gilde der waaiermakers opgericht, terwijl de vreemde invoer, speciaal die uit Indië en China, een tijdlang verboden werd. Er is niets nieuws onder de zon! Omstreeks dien tijd veranderde ook de vorm der waaiers, die we op oude portretten steeeds als een kwart-cirkel zien; ze wor den, geheel uitgevouwen, bijna half cirkel vormig. De bespanning, waarvoor, naast papier of velijn, ook een soort speciaal geprepareerd geitenleer werd gebruikt, was vaak versierd met schilderwerk van beroemde meesters uit dien tijd. In de 18de eeuw werd de uitvoering over dreven luxueus, extravagant zelfs. De fijn- besneden staafjes van ivoor en paarlemoer, veelal een product van Chineesche vak lieden in Europa, werden nog verder ver rijkt met inlegwerk van goud, zilver, emaille en juweelen. De bespanning was niet meer alleen van leer en perkament, maar van zijde van de kostbaarste opgewerkte kan- ten. Tijdens het einde der regeering van Lodewijk XV had de betere waaier-indu strie te lijden van een rage voor goed- koope bedrukte waaiers. De dunne, onver sierde stokjes droegen een bespanning van bedrukt papier, gewoonlijk met politieke voorstellingen. In Napoleon's tijd zag men veel gazen Waaiers. De z.g. lorgnette-waaier, een va riant op den klassieken kokarde-vorm, was van hoorn of ivoor, op een staafje gemon teerd en droeg een kijkglaasje in het mon tuur. 't Zijn nu allemaal museumstukken ge worden; het lijkt met de waaier-industrie voor goed gedaan. Doch niets is zoo on berekenbaar als de mode. Wie weet of we over tien jaar niet dolblij zijn met een eleganten waaier, als met het allernieuwste snufje! S. A. T. Prettig is 't om in den zomer eenige gezellige, groote schorten te be zitten, èn voor den tuin èn voor in huis. Naar hartelust kunnen wij planten, wieden en oogsten, zonder bevreesd te moeten zijn voor onze, soms zoo teere zo merjaponnetjes. Kreuken? Kunnen ze niet! Eenvoudig omdat wij er geen aan hebben. OhNiets geen oh-en hoor; onze rond om gesloten huisschort vervangt geheel en al onze zomerjurk en behoeft wat fleurig heid betreft zeker niet ten achter staan. En zij neemt 't U heusch niet kwalijk als U soms (bij vergissing natuurlijk) uw niet al te schoone handen aan haar zijpanden afveegt. Een sopje en uw getrouwe ver schijnt weer in stralende frischheid. En ook in huis is zoo'n groote schort 'n ware uitkomst. In de ochtenduren bedekt ze on ze soms wat al te onflatteuze jurken van verleden jaar en als er des middags, wan neer wij reeds gekleed zijn, soms een on verwacht huishoudelijk werkje komt op dagen, beschermt ze onze zomersche pracht met haar alles bedekkende wijdheid. Op 't oogenblik dwéép ik met groote schorten! Waarom? Wel denkt u zich eens: snikheete dagen en de keuken een laboratorium van leege flesschen en glazen, die voor den avond met fruit of groenten gevuld, kant en klaar in de inmaakkast moeten staan. De hitte, veroorzaakt door zon, gas en werk vraagt om luchtige kleedij, dus een chemise-enveloppe en 'n groote schort en daarbij toch lief en gezellig uitziende, is dat geen reden om met dit kleedingstuk te dwepen. Neemt U eens de proef op de som en vervaardig de schorten van onze teekening en u zult er net als ik over den ken. No. I werd vervaardigd van licht blauw linnen en versierd met een kruis steekrandje. Hiervoor gebruikt men rose en donkerblauw Mouline-garen. Een apart cachet aan deze schort geeft 't puntig toe- loopende schouderstuk, welks middennaad geheel met kleine parelmoeren knoopjes is bezet. Het is geheel op de eigenlijke schort vastgestikt tot 8—10 c.M. van de punt af. Dit stukje blijft open voor de ceintuur, wel ke opzij gestrikt wordt. De punt knoopt dan over de ceintuur op de schort. Aan den achterkant is het schouderstuk niet puntig, doch rond geknipt, zoodat het hier den vorm van een Berthe-kraag heeft. De leuke zakken loopen in een punt uit, wor den ook opgeknoopt en zijn eveneens met het kruissteekrandje versierd. Wil men er minder werk aan besteden, dan kan men inplaats van het borduurwerk voor de ver siering een of andere vroolijk gekleurde stof gebruiken en op dezelfde wijze aan brengen. Ook zijn er voor dit doel aardige bonte galons in den handel, welke buiten gewoon voldoen. De tweede groote schort is gedacht van appelgroen linnen, vertoont een breede rever en twee zakken met overslag. De groote rever is tot aan de tail le doorgetrokken en bekleed met de nu zoo moderne gestreepte stof. Dit model is ook buitengewoon mooi als men voor de ge- heele schort streepjes-stof neemt en dan rever en zakken in een unitint. Bij deze schort komt een halve ceintuur, dus van de zijnaden naar achteren gestrikt. Ons mo del no. II is een rasechte tuinschort. Ze is van rose linnen in een bizonder practischen vorm. Omdat men bij schorten met schou derbanden nogal eens last heeft dat deze bij het werken afglijden, zijn bij ons model de banden weggelaten. Men knipt het bo venstuk dubbel, dus voor- en achterkant wordt gelijk en de uiteinden van den ach terkant worden met 'n knoop op den naad vastgeknoopt. De schort is voorzien van een grooten zak, welke of met borduursel versierd of van vroolijke gebloemde cre tonne gemaakt wordt. De onmisbare tuin schaar, touw, bast of dergelijke vinden hierin plaats, zoodat wij alles bij de hand hebben. Weet U waar deze schort ook prac- tisch voor is? Bij 't ophangen der wasch. De knijpertjes komen in den zak en wij be hoeven geen enkelen keer te bukken. Dat is erg prettig, hoor! Ik hoop dat een tikje van mijn bewondering voor groote schor ten met dit artikel op U is overgegaan en dat U er net zooveel plezier van zult on dervinden. ETA TANGELDER „Van alle op deze bladzijde voorkomende genummerde mo dellen, die aan het mode-album „Zomerpracht" ontleend zijn, kunnen by het Patronenkantoor „Panora", Nassauplein 1, Haarlem, patronen be steld worden tegen den prijs van 50 ets. voor complets, 35 ets. voor mantels en japonnen, en 20 ets. voor rokken, kleine avondjasjes en kin- derkleeding. Voor toezending per post, ook bij bestelling aan de agen ten, 1 0 ets extra. Het fraai uitgevoerde album zelf, 1 60 modellen bevat tend, is aan hetzelfde adres tegen den prijs van 50 ets. verkrijgbaar." »iiy® Een telkens terugkeerend verschijnsel in het rijk der mode is de plissé- versiering. Er gaan soms seizoenen voorbij zonder dat we een enkel plissé strookje op de japonnen zien verwerkt, doch dan duikt ineens deze aardige flat- teerende garneering weer op en wordt door de dames met open armen ontvangen. Zagen wij eenige jaren geleden heele ge- plisseerde rokken, nu zien we het plissé op den rok niet anders toegepast dan on der de knie. De heupstukken blijven glad om de lijnen van het figuur zooveel mogelijk te doen uitkomen. Dit jaar worden ook de bedruk te japonnen heel veel met plissé gegar neerd. Natuurlijk komt dit in een bewerk te stof nooit zoo tot zijn recht, maar wan neer de plooitjes wat gaan uitzakken, krij gen we toch altijd een leuke beweeglijke lijn. Fig. 702 is gemaakt van gebloemde crêpe de chine, heeft een vierkante halsuitsnij ding met licht vestje, lichte manchetjes en geplisseerde strookjes. Rok met klein heup stukje en smalle plooien in voor- en zij naden. Verkrijgbaar in maat 42, 44, 46 en 48. Fig. 701. Japon met raglan mouwtjes voor jonge meisjes. Langs de breede halsope ning is een kraagje, rondom versierd met 'n plisséstrookje. Ook de taille en de mouw tjes zijn op deze wijze versierd. De rok heeft een ingezette voorbaan en hierbij aansluitend een geplisseerden volant. Be- noodigde stof 5 M. van 96 c.M. breed en verkrijgbaar in maat 40, 42, 44. Fig. 810. Jurkje voor meisjes van 8 jaar met grooten kraag en strik. Kraag, rokje en mouwtjes zijn afgewerkt met plissé- strookjes. We hebben er 2.25 M. stof voor noodig van 80 c.M. breed. POLA van de eerstvolgende 8 toeren 1 st. en ver volgens mindert men in de volgende 6 toe ren 1 st. aan weerskanten van de naald tot men nog 76 st. overhoudt, eindigend met 'n aver. toer. Dan begint men aan den hals. Men breit 31 st. voor den eersten schouder, kant 14 st. af voor den hals en breit de overige 31 st. voor den tweeden schouder. Men neemt voor den eersten schouder 'n tweede kluwentje wol, zoodat men telkens beide schouders achter elkaar kan breien. Daar bij mindert men aan weerskanten van den hals, 1 st. in alle eerstvolgende 10 toeren. Verder mindert men, aan weerskanten van den hals, nog 1 st. in eiken 7den toer en tegelijk 1st. om den anderen r. toer aan den kant van het armsgat, tot er nog 10 st. overblijven voor eiken schouder. Hierop breit men recht door tot de armsgaten 20 c.M. hoog zijn. Afkanten. De achterkant wordt op dezelfde wijze gebreid; men breit echter de pijpen 5 c.M. langer dan bij den voorkant. En voor den linker schouder breit men hier 1 c.M. meer voor 'n o verslag je. Het kruis. Hiervoor begint men met 2 st. en breit eerst in den achterkant van die st. Verder meerdert men 1 st. aan 't einde van eiken toer tot men 36 st. op de naald heeft. Dan breit men 3 toeren zonder meerderen en mindert daarna 1 st. aan 't einde van eiken toer tot er nog 2 st. op de naald overblijven, die men af kant. Nu wordt het werk gestreken en zijnaden en rechterschoudernaad dichtgenaaid. Het kruis naait men in, met den korten kant in het voorpand en dan verder de pijpen dicht. Men omhaakt nu de pijpen, halsopening en armsgaten met vaste steken. Bij den linkerschouder haakt men daarbij aan den voorkant 'n paar knoopsgaten door 3 losse st. te haken en 3 st. over .te slaan tusschen de vaste steken. Op de hoeken van de schouders haakt men 3 vaste st. in één gaatje. Tot slot zet men 2 knoopen op den lin kerschouder tegenover de knoopsgaten. DORA Genomen maten: bovenw. 80 C.M., mouwl. 44 c.M., broekl. 80 c.M. Benoodigd: 3 M. stof van 80 c.M. breedte, 70 c.M. elastiek, 50 c.M. stol om af te werken. Van bovenstaande pyama wordt het patroon op de aan gegeven maten geteekend, waarna ge het op de vaste lijnen uitknipt. Hier na legt ge het patroon op de stof, en wel zóó, dat ge eerst de broek, daar onder 't voor- en rugpand en daar naast ■de beide mouwen onder elkaar weg kunt knippen, alles met 'n naad, terwijl ge bovenaan de broek 3 c.M. bijknipt. Wanneer alles geknipt is, kunt ge schouder-, zij-, mouw- en van de broek den voor- en achternaad met een platten naad verbinden, waarna ook den kruis- of pijpnaad. Van de afwerkstof knipt ge schuine biezen, die 3>/2 C-M. breed zijn. Deze worden langs de hals, onder aan de mouwen, aan de pijpen en aan de blouse op den verkeerden kant langs gestikt. De naad wordt op den kant omgenomen, waarna de bies wordt opgestikt, en dan 2 c.M. breed moet zijn. Bij het inzetten der mouwen neemt ge den mouwnaad 3 c.M. meer naar voren dan den zijnaad, waarna ge de mouw op de blouse overstikt. Boven aan de broek maakt ge een 2 c.M. breeden zoom in, waardoor ge het elastiek rijgt. Het lapje voor het zakje, dat ge 20 c.M. lang en 10 c.M. breed knipt, wordt op de blouse gelegd met de goede kanten op el kaar. De onderste helft is 3 c.M. grooter dan de bovenste helft. Vervolgens maakt ge het stiksel voor de zakopening, dus 8 c.M. lang en één c.M. hoog. De grootste zakhelft vouwt ge dubbel op een breedte van 2 cJM. (dus de breedte van de bies) en stikt dan de zijkantjes hiervan dicht. Dan knipt ge de zakopening in, de hoekjes schuin, waarna ge de zakhelften naar bin nen trekt. Deze worden aan den verkeer den kant op elkaar gestikt, waarna ge de rafels omsteekt. De zijkantjes van de bies worden onzichtbaar, maar stevig op de blouse vastgenaaid. DINY „v i j-^V' s5, V v.v,5^.v.w.va WK-ft.sSriJxS* wmmmmsmrnm: Men breit met aluminiumnaalden no. 3. Men zet 58 st. op voor de pijp en breit eerst 10 toeren 1 r. 1 aver. Dan 10 c.M. in tricotsteek (r. aan den rechter en aver, aan den linkerkant). Als men zoover is, breit men de tweede pijp even ver en neemt dan alle steken, dus 116, op één naald. Nu breit men door in tricotsteek tot het breiwerk, van het begin gemeten, 27 c.M. lang is, eindigend met 'n aver. toer. Men mindert nu 1 st., aan weerskanten van de naald, en her haalt deze minderingen in eiken 6den toer, tot men nog 102 st. op de naald overhoudt. Nu breit men recht door tot het werk 42 c.M. lang is, eindigend met een aver. toer. Dan begint men te meerderen, 1 st. aan weerskanten van de naald in eiken 6den toer, tot men weer 112 st. op de naald heeft. Daarna breit men recht door, tot 't werk ongeveer 60 c.M. lang is. Het moet dan tot aan de armsgaten reiken. Zoo noo dig breit men dus iets minder of meer. Voor de armsgaten kant men 4 st. af aan het begin van de nu volgende 2 toe ren. Daarna mindert men aan het einde Heeft u wel bemerkt, hoe vaak een goed gemeubelde kamer, bedorven kan worden door de schilderijen, vaak door de voorstelling zelf, doch meestal door de manier van inlijsten en.door de manier van ophangen? Dit laatste is van 't meeste belang. Bij het binnentreden van uw huis, zal men dikwijls het eerste de schilderijen in het oog krijgen. Vele menschen schijnen gewoon te raken aan de schilderijen om zich heen, en de vele of weinige verdiensten er van over het hoofd te zien of geheel niet op te merken. Velen zouden het schilderstuk of de plaat niet kunnen omschrijven, wanneer men er naar vroeg. Wanneer u in dien toestand bent, maakt eens een wandeling langs uw collectie en bekent u zelf of u de verschillende werken wel bewondert, of ze het bekijken waard zijn. Gedurende de laatste jaren, zal u zich zelf moeten bekennen, is uw smaak gewij zigd veelal zelfs ten goede gekeerd. De breed ingelijste platen, welke u mooi vond, toen u trouwde, hebben geen be paalde charme en passen in, geen enkel interieur meer. In dit geval is het goed alle schilderijen die u niet meer bewondert weg te nemen. Gaat men niet zoo afdoende te werk, dan hangen ze over 10 jaar nog op de zelfde plaats en zeker zullen ze misstaan bij de overige meubelen, moderner behang enz., welke door de ruimere opvatting van smaak, de laatste jaren ook in uw woning hun intrede deden. Het opnieuw uitzoeken en ophan gen van etsjes, kleine waterverj- stukjes enz. In de eerste plaats kunnen ze gehangen worden aan een van die onzichtbare ste vige muurhaakjes, welke nu in de nieuwste soorten uitkomen. Ze laten bijna geen moet achter op den lastigsten muur en worden verder verborgen, door het schil derstuk zelf. Dit type schilderij moet eventjes boven gezichtshoogte hangen van een middelmatig groot persoon. Ze moeten rustig van dichtbij bewonderd kunnen worden, en daarom mogen ze vooral niet te hoog in de lucht zweven. Een groot schilderstuk hangt men aan twee kettingen of koorden aan twee aparte haken, zoodat het vooral niet scheef kan gaan hangen, hetgeen op de gewone manier bijna altijd het geval is. Olieverf stukken hangt men even voorover, om het licht er beter op te doen vallen. Hang geen verschillende typen schilde rijen boven elkaar, alleen van die fijn ge tinte oude Fransche plaatjes kunnen we heel goed een groep aan den wand hangen. Inlijsten Olieverfstukken zien het mooiste in nog al zware lijsten van goud of de nieuwe soort goud waardoor wat zilver gemengd is en die bleekgoud is. Er bestaat voor de moderne woning thans veel vraag naar blanke metalen lijsten, welke alleen voor moderne olieverf stukken in een heldere lichte tint geschikt zijn. De blank gepolijste houten lijsten, pas sen goed in elk modern interieur, voor mo derne stukken in een expressieve kleur. Uw oude breede bewerkte gouden lijsten kunt u zelf modern maken, door ze over Gevulde tomaten zonder vleesch. Bij 8 middelmatig groote tomaten re kent men: 3 sneden oud brèod, 1 hard gekookt ei, 1 rauw ei, 1 uitje, 1 bouil lonblokje, 2 afgestreken eetlepels boter, peper, zout en geraspte nootmuscaat en 1 y2 d.L. water. De tomaten worden gewasschen, met 'n scherp mes ontdaan van het bovenste kap je, met 'n lepeltje voorzichtig uitgehold. Het uitgeholde vruchtenvleesch zeeft men. Het brood wordt in warm water even ge weekt, dan goed uitgedrukt en vermengd met het fijn gewreven harde ei, het fijn gesnipperde uitje, peper, zout, noot en het rauwe ei. Dit mengsel verdeelt men in acht gelijke deelen, waarmee men de tomaten vult, die men dan in een vuurvasten scho tel schikt. Het bouillonblokje lost men op in het water, voegt daar het gezeefde to- matenvleesch bij en giet dit over de ge vulde tomaten. Men legt dan nog op elke tomaat een klontje boter en plaatst den schotel ongeveer 'n half uurtje in een ma tig warmen oven. Men kan de tomaten ook op 'n zacht vuur door en door warm laten worden en bedruipt ze intusschen nu en dan met het sausje. Gevulde kropsla. Men rekent per kropje sla 1/1 ons gehakt, half varkens- en half rundergehakt. Dit maakt men op de ge wone wijze smakelijk aan met peper, zout, geraspte nootmuscaat en in melk geweekt brood. Men maakt daarvan kleine balletjes, voor elk kropje sla één en een grooteren bal gehakt. De slakroppen worden goed schoon ge maakt, gewasschen en in kokend water on geveer y2 uur gekookt. Men kookt tegelijk ook den grootsten bal gehakt en de kleine balletjes ongeveer een kwartier. De gaar gekookte slakroppen vischt men dan uit de pan en vult ze met de kleine gehaktbal letjes, terwijl men den grooten bal, zoo noodig, nog wat laat koken. Dan legt men die midden in 'n vuurvasten schotel, schikt de gevulde slakroppen er omheen, giet er wat overgebleven jus bij, bestrooit het ge heel met paneermeel en legt hier en daar 'n klontje vet van jus of boter. In 'n war men oven laat men er dan 'n lichtbruin korstje op komen. Het kooknat kan men gebruiken voor soep. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL te schilderen met witte watervaste plak kaatverf. Etsen zijn het mooiste in een crème, lichtgrijze of lichtbeige passepartout van linnen- of fineer-papier, gevat in smalle donkerbruine of zwarte lijst. Een kleurets kan goed staan in een smalle dofmetalen lijst. Waterverfstukjes moeten bijna altijd passepartouts hebben, van zachtcrême of wit, doch een moderner toepassing is licht koffiekleur of bleekgroen, de laatste kleur hangt geheel van het onderwerp af, een landschap b.v. zal er niet voor in aan merking komen, omdat het groen het ge- heele stuk zou vergrooten en het oor spronkelijke werk te niet doen. Bloemen of een of andere fijne Japan- sche prent kunnen een lichtgroene passe partout hebben, blanke metalen lijstjes zullen hier bijzonder goed om staan. De lijstjes om waterverf stukjes moeten smal en zeer eenvoudig zijn, zoodat ze niet domineeren. Van effen naturel gelakt hout ziet men bijzonder fijne lijsten, die de stukken tot hun volle recht laten komen. Meer vroolijke en in 't oog loopende prenten kunnen bijpassende gekleurde lijstjes hebben, zooals lakrood, groen of geel, hetgeen natuurlijk afhangt van den ondergrond waarop ze geplaatst worden. Gekleurde platen uit maandbladen, van kalenders enz. kunnen mooi aandoen op crème of grijsbeige linnenpapier en gevat in smalle lijsten. Wanneer u een etsje wilt inlijsten in een bestaand gewerkt goud lijstje, dan maakt u dit oud en bijpassend, door er met een kwastje donkere beits over heen te strijken en de hoogere ver sieringen, de relief-deelen direct daarna af te vegen met een doekje, de diepere deelen zullen dan donker aandoen, en wanneer de beits droog is kunt u het lijstje vernissen met spiritusvemis. Het zelfde kunt u ook doen met blanke metalen lijstjes. ANEMOON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7