Onze inheemsche boomen
Augustus-nummer
Van de hooge naar de lage landen
r
NUTTIGE HOUTGEWASSEN
TOERISME ROND BREDA
EEN REIS NAAR DE HOOGE
VELUWE
Yan den els vindt men in ons land
twee soorten, n.l. den zwarten
els en den grauwen els
Onmisbaar in 't vlakke
landschap
Het plezante stadje van het Zuiden
Over bezienswaardig
heden
De Groote Toren
BOEK EN BLAD
fWmM i
ONS PRIJSRAADSEL
Kruiswoord-raadsel
Bladeren en vruchten van den zwarten els
De stichting van een nationaal park
kan van zeer veel belang zijn
als nieuw afzetgebied voor
onze kweekers
Het bezoek aan Boskoop
CRISISBEELD
mfilfi
Waar vergaan de meeste
schepen
De els (Alnus) is een van onze nuttigste
houtgewassen, maar wat z'n fraaiheid en
grootte betreft, staat hij ver achter bij
eiken, linden en berken, ja zelfs bij den esch-
doom en is hy nog niet eens een ernstige
mededinger van de sierlijke esschen en berken.
In het landschap kan hy echter onmogelijk ge
mist worden, want waar zou dan de donkere
achtergrond te vinden zyn, die ter vermyding
van al te groote lichteentonigheid beslist nood-
zakeiyk is. Elzen toch zyn de donkerste loof-
boomen, ja ze zijn zoo donker, dat ze op plaat
sen, waar ze uitsluitend worden aangetroffen,
hun omgeving wel wat al te zeer verduisteren.
Van den els komen in ons land twee varië
teiten voor, n! de zwarte els (Alnus glutinosa)
en de grauwe els (Alnus incana). De zwarte els
is de overal en algemeen by ons voorkomende
boom en struik, die overal langs de slooten,
beken, vyvers, vooral ook langs kolken, by en
tusschen weilanden wordt aangetroffen, ook
tusschen kreupelhout en op de meest vochtige
en moerassige plaatsen, want water, weiland
en elzen zyn haast onafscheidehjk van elkaar.
Hoe somber en eentonig toch zouden de
meeste weilanden-vlakten zijn, wanneer er de
elzen zouden ontbreken. Vinden we daar dan
tevens de lichtgroene esschen en de grijs ge
schakeerde wilgen, dan hebben we wel het beste
wat ons polderland aan boomen opleveren kan
en waarcioor het zoo byzonder fraai kan zyn.
In ons land vinden we de meeste elzen toch
wel het meest in drassige weilanden, waar ze
langs slootkanten talryk zijn aangeplant. In 't
voorjaar vinden we ze minder fraai, want ze
worden erg laat groen, maar in den zomer zyn
het prachtige boomen en struiken, omdat ze
dan door haar donkergroen loof byzonder fraai
afsteken by het lichte groen der haar omrin
gende weiden.
We komen ze echter ook reeds tegen bij het
begin vap een dorp, waar een lange rij van
hoogopgaande boomen met zuil- of kegelvor
mige gestalten ons ook zoo aangenaam aandoet.
Zulke boomen hebben dichte kronen, geheel
bedekt met korte twygjes, maar dikwijls ook
vol leemten en een eenzijdig groen. Verderop
zien we slooten, die overal met ruige elzen zyn
bezet. Dat zijn echter geen boomen maar strui
ken, die er zyn aangeplant om overvloedig hak
hout op te leveren.
We strekken onze wandeling nog verder uit
en komen aan een met riet en biezen begroeide
kolk, die geheel door elzen wordt omringd,
maar waar ook enkele eiken staan en verder
afdalend, vinden we langs een beek en op dras
sige weilanden prachtige onverminkte elzen, die
daar tot fraaie groepen zyn vereenigd, uitslui
tend elzen en ook wel elzen vermengd met en
kele esschen en wilgen. Nu eens zijn het enkele
hooge stammen met breede, maar nog meer
met lange kronen, van onderen kaal of slechts
bezet met enkele jonge scheuten, daar weer
groepjes, die uit een gemeenschappelyken stam
ontsproten zijn, hooge en lage naast elkaar, de
meeste van onderen af in vollen bladerdos en
slechts één grooten struik vormend. Vol aan
gename afwisseling is de lijn, die hare toppen
vormen. Ook de esschen komen er fraai uit en
op open plekjes dikwijls ook de sierlyke lijster
bessen met hare fraaie, roode vruchten.
Zonder veel geruisch slingert zich de beek
door de elzen heen. Menige wortelstok heeft zij
reeds ondermijnd, maar ze doet het zacht en
mild en maakt den boom niet los. Kijken we
scherper toe, het heldere water in, dan zien we
onder water den oever overtrokken met een
rood gevlecht van fijne elzenwortels, die los
gescheurd hier en daar als lange vlechten in
het water hangen.
De els is dorstig en drinkt met duizenden
wortelpunten direct uit de beek. De oever is
hoog, de beek slechts smal, soms nauwelijks te
zien, maar hare boorden zijn fraai versierd met
witte Spiraeapluimen, lange aartjes van den
kattenstaart, die beide nog volop bloeien en met
velerlei andere wilde bloemen. De gele wederik
neigt zich over het vergeet-mij-nietje heen en
boven het water schommelt bitterzoet met
blauwe bloempjes en roode bessen neen en
weer. Weer verder op loopt de elzen oever door
een kleine boschvallei, die zich weldra uitbreidt
tot een boschje en zich verbindt met de elzen
van den drassigen boschrand.
Nog eens zoo fraai zyn in September de vol
op groene elzen in tegenstelling met de hen
omringende stoppelvelden, want op de weiden
is het etgroen reeds geoogst en grazen de bonte
koeien er de opnieuw te voorschyn komende
graspuntjes af. De elzen zijn dan fraaier green
dan ooit te voren. Geen enkel geel blaadje ver
toont zich nog en ze beloven nog lang groen te
Zullen biyven. Het weidelandschap prijkt dan
in volle schoonheid. Maar toen we tegen zons
ondergang aan den rand van het boschje kwa
men, blies ons een leelyke, koude Oostenwind
over de drassige wei tegemoet. In den daarop
volgenden nacht flikkerden de sterren aan den
zwartblauwen, wolkeloozen hemel en bij vol
komen windstilte was het toch erg koud. Toen
den volgenden morgen de zon opging, was het
weiland wit, want het had sterk ruig gevroren.
Toen we tegen den middag langs de elzen in
de weide kwamen, kletterde het als hagel van
de boomen, terwyl de wei als bedekt was met
groen elzenblad. Wie zou er dan niet weemoe
dig gestemd worden over het zoo plotseling
verdwynen van al die groene bladeren. Nog
maar enkele van die nachten, en de elzen zyn
kaal of houden nauwelyks nog enkele blaadjes
vast aan de weeke topeinden.
Niet steeds zoo vroeg echter laat de els zn
bladeren vallen, maar toch vallen ze zelden
droog van den boom, zoodat ze om zoo te zeg
gen haast nooit van ouderdomszwakte sterven.
Zoo doet zich dan gewoonlyk een elzenland
schap voor in de meeste streken van ons vader
land. De zwarte els kan een boom worden van
18 tot 24 Meter hoogte en van 60 tot 90 c.M. in
doorsnede. Bij ons worden zulke zware elzen
echter maar hoogst zelden aangetroffen, omdat
men ze haast nooit laat doorgroeien. Die
zwaarte kunnen ze in 40 tot 50 jaren bereiken.
De stam van den els is rolrond, haast altyd
recht, erg hobbelig, maar toch zonder grootere
bulten en bedekt met een sterken maar niet
diep gevoorden zwartbruinen, grys'geschakeer-
den bast. Groeit de els vrystaande en zonder
in z'n groei belemmerd te worden, derhalve on
beschadigd op, dan wordt de stamvorm tot in
de kroon voortgezet. Verliezen echter oudere
boomen hun top, dan vormen zich niet zelden
meerdere sterke takken en ontstaat eene bree
de, hoekige kroon.
De schors of bast van jonge elzen is donker
olyfgroen en met vele witte puntjes bezet, na
het afvallen der bladeren donkerbruin, van
oude boomen bruingrys en zwart en ook wel
gemêleerd, erg geschubd en dikwyls met witte
korstmossen bedekt. De hoofdtakken staan zeer
dicht, bijna kransvormig aan den stam, bij
jonge boomen sterk opwaarts gericht, by oudere
haast loodrecht of tenminste maar heel weinig
omlaag hangend. In den regel zijn ze niet
zwaar en slechts weinig vertakt.
De knoppen zyn lilablauw van kleur en ver-
leenen in vereeniging met de eveneens zacht
paars gekleurde, nog ongeopende bloesemkatjes
in het voorjaar aan den boom een paarsen
glans. De bladeren zijn bijna rond, 3 tot 4 c.M.
lang, aan den top eenigszins gedrukt en staan
op korte stelen, styf aan den stam. De kleur
er aan is wel het meest donkere glanzende
groen, dat er bestaat en dat nog donkerder
wordt gemaakt door een sterk naar balsem
riekend, harsachtig beslag, dat de bladeren kle
verig maakt en ze alle mogelijke stof laat vast
houden.
Aan den zelfden boom komen tweeërlei bloe
sems voor. De lange mannelyke katjes hangen
reeds in den nazomer aan den dan nog in blad
staanden boom. Ze zyn rolrond en bestaan uit
gesteelde, hartvormige schubben, die bruinrood
van kleur zijn. De kleinere vrouwelijke katjes
zyn korter en dikker, byna eirond, eerst groen
achtig, later ook bruinachtig van kleur. Ze
staan meestal onder de takken en vallen heel
weinig in 't oog.
De vruchtjes of zaden liggen verborgen tus
schen de schutblaadjes, die houtachtig gewor
den, aan vruchtkegels van naaldhout doen den
ken. Het zaad rijpt reeds in Augustus en wordt
byzonder gaarne door vogels, vooral door sysjes,
maar toch ook door vele andere vogels gegeten.
Versch afgehakt elzenhout is lichtgeel van
kleur, maar nauwelijks heeft het eenige uren
gelegen, of het is oranjerood en als het droog
is mahor.iebruin.
Onder water is elzenhout even duurzaam als
eikenhout. Vandaar dat het zeer geschikt is
voor allerlei waterwerken, heipalen en ander
paalwerk, dat onder water staat, want onder
water is het byna onverslijtbaar. Daar het
zacht en erg week is, wordt het ook veel ge
bruikt voor allerlei snywerk en geeft men
klompen, gemaakt van elzenhout, de voorkeur
boven die van populieren, ja zelfs van wilgen
hout, omdat ze veel lichter en ook nog beter
zouden zijn. Het groene elzenhout wordt ge
bruikt in pannebakkerijen voor het blauwbran-
den van dakpannen en van het lichtere hout
maakt men slieten en staken. Ook brandt het
goed, maar wordt in hittend vermogen toch
door andere houtsoorten verre overtroffen. De
kolen van elzenhout worden wel in smeltovens
gebruikt en zyn ook geschikt voor de buskruit-
bereiding. De schors bevat looistoffen en kan
ook dienen om diverse stoffen zwart te verven.
Door het afgevallen loof wordt de grond aan
merkelijk verbeterd. Van van elzenhout ge
maakte ledikanten beweert men, dat daarin
nimmer wandluizen zullen worden aangetrof
fen. Wel hebben meubels, van elzenhout ge
maakt, veel van den houtworm te lijden.
Een tweede bij ons voorkomende zeer veel
aangeplante, maar in 't wild vrij zeldzaam
voorkomende variëteit is de grauwe els (Alnus
incana). Wat hoogte en zwaarte betreft, ver
schilt hy weinig van den zwarten els, maar de
groei, de stam. de schors en de takken zijn
zeer verschillend van dezen. De stam is haast
nooit recht, zoo glad als een beukenstam en
van oude boomen dikwijls hoekig. De schors
van stam en takken is grijs met bruine scha
keeringen, alleen van oude boomen ingescheurd
en geschubd. De scheuten zijn behaard en nooit
kleverig, de bijna eivormige bladeren met spit
sen top zyn sterk geribd, hoekig, getand, van
boven donkergroen, van onderen witgroen van
kleur en staan aan 1 c.M. lange stelen. Ook
zijn de bloemen minder paars dan die van den
zwarten els, de vruchten lichter en van duide
lijke vleugels voorzien. Het hout is witter en
vaster, maar, omdat de stam nooit zoo zwaar
wordt en meestal kro mis, voor planken minder
geschikt. De groei van dezen els is losser dan
die van den zwarten els en de dunne, sterke
afwaarts gebogen twijgen, zyn meer glad, even
als beuken- en iepentwygen, zoodat men ze
van buiten overal tot aan den stam kan zien.
Den grauwen els zal men ook iooit in drassig
Zwarte els in het landschap langs een
binnenzee
land aantreffen, maar veel meer aan hooge
oevers. De talrijke, uit de wortels te voorschijn
komende scheuten groeien vrij spoedig tot
boomen op en vormen dan aan boschranden en
ook op open piekjes dikwijls een klein boschje,
rondom den moederstam. Het karakter van
dezen els in het landschap is vriendelijker dan
dat van den zwarten els, maar bij ons te lande
komt hij nergens zooveel voor, dat hij bijzonder
in 't oog valt. Wel is hy in den laatsten tijd
veel bij ons aangeplant.
R. T.
Nu de vacantie, de tyd van reizen en plezier
is begonnen, zijn er zoo velen, die voor hun
zuurverdiende spaarcentjes „eens goed willen
gaan genieten."
Vacantie beteekent tegenwoordig een reis
maken en wie zijn verlofdagen daaraan niet be
steed heeft in de oogen van zijn buurman en
kennissen geen vacantia gehouden.
En dan worden de koffers gepakt, het kana
rievogeltje naar buurman gebracht en de huis
deur op slot gedraaid.
Even later brengt een sneltrein de familie
met de koffers minstens naarde Ardennen.
Helaas! Of er in ons eigen land zoo weinig
te genieten valt.
Gelukkig schynt in de meening hieromtrent
eenige verbetering te gaan treden.
Vooral onder de jeugd is het toerisme, het
trekken door ons land, zeer in zwang gekomen.
Herhaaldelijk ziet men fietsers, met zware ten
ten en wollen dekens achter op den bagage
drager. Zij komen vaak uit het hooge Noorden
over den Moerdijk naar het Zuiden afgezakt.
En vooral is het dan de hoofdstad der Baro
nie, het Haagje van het Zuiden, Breda, dat als
een sterke magneet den stroom van toeristen
naar zich toe trekt.
Niet ten onrechte. Naast de vele andere
schoonheden, die het land ons biedt, is het
toch zeker ook Breda, dat steeds als een der
meest schoone parels heeft geblonken aan de
stedenkroon van ons vaderland.
Daar ziet men voortdurend groepjes fietsers
of groote touringcars stil staan op de Groote
Markt, bewonderend een der fraaiste, het
fraaiste monument van Breda: de O.L. Vrouwe
of Groote Kerk.
Dit rank-gothische gebouw is voor ons ka
tholieken echter geworden wat de klaagmuur
is voor de Joden in Jerusalem: een vergane
glorie, een herinnering aan een groot en schoon
verleden. Voor de katholieken staat het majes
tueuze gebouw er thans als een lichaam zon
der ziel, koud en kil.
Weinigen kennen de groote geschiedenis van
de oude kathedraal, een geschiedenis die groot
is niet alleen als het monument voor de won
derbare H. Hostie: het H. Sacrament van den
Nieuwervaert, doch groot ook om de banden,
waarmede ons Vorstenhuis eraan verbonden is.
Wanneer de kerk werd gebouwd, is niet met
zekerheid te zeggen. Vast staat evenwel, dat
zij eerst als parochiekerk aan de H. Barbara
is toegewyd geweest.
Door Heer Jacob, t>ersoon van Gils en deken
van Beek, werd de parochiekerk in 1303 tot
collegiale kerk verheven en werden acht ka
nunniken aangesteld. Later werd dit aantal
uitgebreid tot twaalf.
Toen de stad door Prederik Hendrik werd
ingenomen, ging de O.L. Vrouwekerk over in
handen der Protestanten, terwijl de prebenden
werden geconfiskeerd tot onderhoud van „pre-
dicanten, kosteren ende schoolmeesters."
Het ryke koor werd door Graaf Engelbrecht
yan Nassau in 1410 aan de kerk toegevoegd en
in 1412 met het fraaie koperen traliehek afge
sloten. De kerk telde 14 kapellen met 54 alta
ren, die ieder een rente of inkomsten hadden,
waarvan de talrijke geestelijken in hun onder
houd werden voorzien. De kapellen, de z.g. Nis-
pensche kapel, bevat de reusachtige doopvont
waarin Prins Maurits heet gedoopt te zyn.
Talrijke, vaak sierlyk bewerkte grafsteenen,
dekken het stoffelijk overschot van kerkelyke
hoogwaardigheidsbekleeders en vorstelyke per
sonen als Jan van Polanen I, Graaf Engel
brecht I van Nassau en heer van Breda en
diens zoon en opvolger Graaf Jan. Met den
beeldenstorm evenwel werden zoowel graven
als grafmonumenten ernstig geschonden. On
der deskundige leiding wordt de kerk thans
gerestaureerd, waarmede men over ruim twee
jaar hoopt klaar te zyn.
De Groote Toren heeft een geschiedenis op
zich.
Gebouwd, evenals de kerk, uit de giften van
de vrome pelgrims, die het H. Sacrament van
der Nieuwervaert kwamen vereeren, stortte hij
vroegtydig, in 1457, gedeeltelijk in. Ongeveer
vijftig jaar later, in 1505, was men evenwel
reeds zóóver met het herstelwerk gevorderd, dat
het kruis er plechtig op kon worden geplaatst.
Bijna twee eeuwen later, het was den llen
Mei 1694, sloeg de bliksem in den toren, waar
door het bovenste gedeelte wederom geheel
werd vernield. De groote Salvator-klok, ook
gemeenlijk Roelant of de Bom genaamd, barst
te door de hitte van den brand. Zij werd om-
gegoten en korten tijd daarna werden twee
nieuwe klokken opgehangen, de een aan St.
Thomas, de andere aan St. Jan den Evangelist
gewyd.
In 1723 werd de toren door den krachtigen
steun van koning Willem III, heer van Breda,
herbouwd, evenwel met een verandering van
het bovenstuk, zooals wij die thans kennen.
Door de Beeldenstormers deerlyk vernield,
kwam het sierlijk gebouw in den dienst van de
Hervormde religie en het wordt thans nog als
zoodanig gebnükt, ofschoon de lasten ervan
voor de kleine Hervormde gemeente veel te
groot zyn.
En het lydt geen twyfel, of menig Bredanaar
zal wel eens den wensch in zich zelf koesteren:
kon hier de Bisschop weer eens binnentrekken,
mochten de kale nissen weer gesierd worden
door de beelden, waarvoor zy eens werden ge
bouwd.
De ziel ontbreekt aan het koude lichaam.
Of die eens nog daarin zal terugkeeren?
,;t ZINGENDE LEVEN"; Liede
renbundel voor iedereen, samen
gesteld door Father J. de Reeper.
Bij de firma H. Stumpel te Hoorn is onder
den titel ,,'t Zingende Leven" een door Father
J. de Reeper (Mill-Hill) samengestelde liede
renbundel verschenen. Deze verzameling is on
derverdeeld in de volgende hoofdstukken: „Het
Roomsche hart zingt", „het nationale hart
zingt", „de student komt los", „Studentenva
ria", „de vrye natuur in", „terug naar huis"
„de student is los" en „het is mooi geweest"; in
totaal 88 liederen. Father de Reeper zelf geeft
in een inleiding een zuivere karakteristiek van
zyn verzameling. „De bundel is Roomsch", zegt
hij, „maar vermeden is er een kerkzangboekje
van te maken. De indeeling wyst zich zelf: ze
is gedacht als een dag-indeeling. Beginnend
met een beginsel-verklaring van den Room-
schen student, eindigend, na een dolle avond
vulling, met een nachtlied."
Een met smaak en zorg samengestelde bun
del, frisch van uiterlijk, handig van formaat,
welken wy gaarne aanbevelen.
HORIZONTAAL:
<S>
De Groote Kerk van Breda met haar
gerestaureerde achterzijde.
1. stad in Zuid-Holland. 6. scheur in vaat
werk. 10. die zich met lectuur bezighoudt. 11.
ongehuwde vrouw. 14. wordt door den schilder
gebruikt. 16. plant. 18. voetklavier. 19. oogen-
blik. 20. deel van den voet. 22. verdiend geld.
24. zy de-soort. 25. vereeniging, verbond. 27.
werk- of leerwijze. 28. plaats in Zeeland. 29.
staat van Noord-Amerika. 31. schelpdier. 34.
kippenloop. 35- avond-godsdienstoefening. 37.
vrouwennaam. 39. vrouwennaam. 41. heeft elke
oorzaak. 42. nummer. 43. spelleiding. 44. by-
woord van plaats. 45. kunstenaar. 48. bordpa
pier. 51. boomloot. 52. hooge berg. 54. deel van
het jaar. 56. schoonmaak-voorwerpen. 58. begin
van een nieuw tekst-fragment. 62. heideplant.
64. strofen-gebed. 65. muziekinstrument. 67.
naaldboom. 68. schoenmakersmateriaal. 69. be
kende vulkaan. 71. sappige vrucht. 72. bewoner
van de Oost. 74. groente. 76. materiaal voor
bestrating. 77. mannennaam. 79. gewilde oor
zaak. 80. premier. 81. forsch gebouwd.
VERTIKAAL:
1. bedgerei. 2. vrouwelyk lastdier. 3. deel van
het oor. 4. klein roofdier. 5. familielid. 7. het zy
zoo (slot van ons gebed). 8. redactie. 9. mond
(van een, die te veel en te druk praat). 9a.
Pauselyke kroon. 10. plant, veldsla. 12. hoeveel
heid. 13. godsdienstige overtuiging. 15. berggees
ten (myth.). 17. onbepaald voornaamw. 18. ge
liefd huisdiertje. 21. gelofte, bezwering. 23.
lofdicht. 26. hulde. 28. nietig-verklaring van wet
of besluit. 30. openbare verkoop. 32. voorafgaand,
vooraf. 33. voorwerp op de waschtafel. 36. mu
ziekinstrument. 38. politieman. 40. artikel. 41.
zot, dwaas. 46. draler, lymerig spreker. 47. dief.
49. stad in Frankrijk. 50. plaats in Gelderland.
52. naam van België's vorstin. 53. deurplint. 55.
vrouwelyke kloosteroverste. 56. deel van Frank
rijk. 57. afkorting van meisjesnaam. 59. afkor
ting van 64 horiz. 60. zanghulde. 61. schilder
stukken. 63. kapitaalwinst. 66. elkeen. 73. bewo
ner van Europeeschen Staat. 75. naam van
meerdere Pausen. 78. voorzetsel.
OPLOSSING VORIG RAADSEL
De gevraagde aardrijkskundige namen zyn de
volgende
1.
Zaandam.
2.
Oldenzaal.
3.
Delft.
4.
Helmond.
5.
Emmen.
6.
Zeist.
7.
Tegelen.
8.
Tiel.
9.
Schiedam.
10.
Tiengemeten.
11.
Twente.
Vervangen we dus de cijfers door de verkregen
letters, dan lezen we het rijm-spreekwoord:
Een ezel stoot zich in 't gemeen
Geen tweemaal aan eenzelfden steen.
We hebben ons ten zeerste verwonderd, dat
we ditmaal niet 'n paar maar 'n paar
dozijn inzendingen kregen, welke alleen het
spreekwoord gaven. Voor een opgave als deze
geldt toch evengoed als voor elk ander genre,
wat we voorheen als voorwaarde voor mededin
ging hebben vermeld, n.l. dat een oplossing
le. goed en 2e. volledig moet zyn.
Prijswinnaars zijn:
Mej. Jo Adelaar, Wyde Geldelooze Pad 12zw.,
Haarlem.
Mej. Riek Beernink, Nassaulaan 52, Baarn.
B. v. d. Berg, Cremerstraat 4, Utrecht.
C. Bleyswijk, Nigellestraat 92, Amsterdam-N.
J. A. Catan, Musschenstraat 13hs., Amster
dam-N.
Mevr. Van Diemen—v. d. Veldt, Koolsteeg 3,
Haarlem-C.
M. J. M. Eeken, Staringstraat 34 m, Amster
dam-W.
G. P. de Graaf, Bankstraat 16, Oudwijk,
Utrecht.
H. Graansma, Vermeerstraat 27, Amersfoort.
Mej. Magda Haver, Raapopscheweg 43
Arnhem.
Wij werden in de gelegenheid gesteld een be
zoek te brengen aan het landgoed „De Hooge
Veluwe'', dat in het hart ligt van Nederland,
en binnen den grooten driehoek der
gemeenten Arnhem, Apeldoorn en Ede.
waar een voorname rust heerscht in een
gebied, ryk aan afwisselend natuurschoon.
De Hooge Veluwe is van den aanvang
af gedacht als een voor de gemeenschap be
stemd natuurreservaat. Van de Havezate Hars
kamp uit, werd de Veluwe door de stichters
ontdekt op verre tochten te paard of met de
heikar, langs Otterlo en Hoenderlo, waarby het
dorpje Deelen ligt met zijn prachtige verge
zichten over onafzienbare heidevelden en uit
gestrekte zandverstuivingen met hun jenever
bessen-struiken.
Het geheele terrein is byna 6500 H.A. groot,
waarvan ruim 4500 H.A. zyn afgerasterd; dit
complex vormt eigenlyk het reservaat, waarin
alle openbare wegen ontbreken. Buiten de af
rastering de afstanden werden per automo
biel afgelegd ontmoetten wij groote heide
velden met de boerderij Teriet en het mooie
gehucht Deelen, met zijn prachtige vergezichten
en groote uitgestrektheden Deelensche heide.
De mooiste toegang tot het landgoed is „de
H ooilaan". De aard van het uitgestrekte land
goed, dat naast zandverstuivingen, bosschen en
heidevelden, goede aaneengesloten cultuursplit
sing bevat, noodigde als het ware tot zoodanige
splitsing, waarbij de oude weg Hoenderlo—
Otterlo de scheidingslyn vormt. Na deze split
sing is het mogelijk geweest aan het parkge
deelte intensiever zorg te besteden. We zagen
er bosschen met een veelbelovende onderbe
planting, schaduwryke lanen met hoog opgaand
geboomte en goed verzorgde wandelwegen.
De vogelcultuur staat zeer gunstig, terwy'l de
wildstand in zeer goede conditie verkeert. We
troffen er aan: Karphaten- en Rominterher-
ten, reeën uit Oost-Pruisen, mouflons uit
Luxemburg en tevens een prachtvyver met
karpers.
Bij onzen tocht door dit mooie hooge Neder
land, brachten wij eerst een bezoek aan het
imponeerende landhuis „St. Hubertus", het
geen geheel bestaat uit Nederlandsche baksteen
en onder leiding van dr. H. P. Berlage werd
gebouwd. De St. Hubertuslegende is er in beeld
aangebracht. De toren (40 M. hoog) is de dra
ger van het St. Hubertuskruis. De vyver, lig
gende achter het statige gebouw, is ontstaan
door uitgraving. Vroeger was er een moeras.
Een bezoek boven op den toren, met zijn vier
balustrades, gebouwd op de vier windstreken,
deed ons prachtige panorama's zien.
Een bezoek in het „St. Hubertus"-huis deed
ons de mooie kunstschatten zien. Voorts brach
ten wij een bezoek aan „de Zwarte Berg", „de
Pampelt", het Museum, dat eenmaal de kunst
verzameling der Kröller-Muller-stichting zal
bevatten; het gebouw, waarvan de opdracht
voor het ontwerp gegeven werd aan den Vla
ming prof. H. van de Velde. Duizenden blokken
Maulbronnen zandsteen liggen gereed voor den
bouw.
Tevens hebben wij even gestaan voor het
standbeeld van den bekenden Boeren-generaal
Christiaan de Wet. Het zware voetstuk symbo
liseert een heuvel, waarop een breed en diep
uitgehouwen reliefband een loopgraaf met boe
renkoppen en waarop wij o.m. aantroffen een
beeltenis van president Paul Krüger en presi
dent Steyn.
De auto bracht ons vervolgens bij het „Stee-
nen Hert", den Franschen Berg (ongev. 40 M.
hoog); aan den voet hiervan ligt een graniet-
blok met een Hertegewei in relief voorgesteld.
Door den heer Straten van Nes, die ons eerst
de hooge landen had laten zien, de initia
tiefnemer tot stichting van een Nationaal Park
werden wij gebracht naar Boskoop, waar wij
ontvangen werden door den wethouder van pu
blieke /erken, aldaar, den heer Goudriaan.
De heer Van Nes bracht ons direct bij het
groote uitbreidingsplan van Boskoop, waar op
het oogenblik nyvere handen bezig zyn Bos
koop op te nemen in het spoorwegnet. Een
blik over dit werk deed ons direct vermoeden,
dat de Nederlandsche Spoorwegen daar meer
van plan zijn, dan een enkele aansluiting. We
vernamen, dat vermoedelijk op den achtsten
October het traject in gebruik genomen zal
worden, hetgeen op feestelijke wyze zal plaats
vinden.
Tevens werd een bezoek gebracht aan het
Rosarium, dat aansluit of moet aansluiten
op de tentoonstellingsgebouwen, waaraan
druk wordt gearbeid, om in het voorjaar de eer
ste expositie daar te kunnen openen. De ge
bouwen worden opgetrokken uit beton; het ter
rein heeft een lengte van ongeveer een halven
kilometer.
Wy vroegen direct: „waarvoor dient dit al
les? Heeft men hier zooveel geld?" Direct
werden wij in de rede gevallen en geantwoord:
„neen, mynheer; hier heeft men geen geld.
Deze plannen moesten worden uitgewerkt, om
te bereiken, dat de tientallen kweekers niet ge
heel ten gronde gaan. Juist, omdat ons de uit
voer werd afgesneden, moeten wij althans pro-
beeren op een andere wijze een afzetgebied te
vinden. Als er niet spoedig verandering komt.
zal er hier in Boskoop voor h condor d du: zn den
guldens moeten worden vernietigd. En juist,
daarom, argumenteerde de heer van Nes
verder hebben wij getracht een afzetgebied
te vinden in de Hooge Veluwe. Daarom juist
werken wy nog steeds door aan het groote
plan: een Nationaal Park. Met een millioen
gulden zyn de Boskoopsche kweekers gered."
De auto bracht ons vervolgens door Boskoop
en wy zagen, dat ook daar groote werken zijn
en worden uitgevoerd. De wegenverbetering is
aan de orde van den dag; vele straten hebben
een grondige verandering ondergaan en winkel
galerijen staan op het punt te worden aanbe
steed.
De heer Van Straten van Nes deelde mede,
dat de burgemeester, mr. Verkerk, ons wachtte,
die ons by aankomst het raadhuis liet zien. Ook
de burgervader vertelde ons van den nood der
kweekers en hoopte, dat spoedig krachten ten
goede zullen werken, die de stichting van een
Nationaal Park zullen verwerkelijken.
Des middags hadden wy het voorrecht een
bezoek te brengen aan enkele groote kweeke-
rijen. Wat staat er alles mooi bij. We hoorden
zeggen: „hier staan 50.000 gewone sparren;
daar 30.000 blauwe sparren," enz., enz. en hier
aan werd toegevoegd: „mynheer, vindt u het
niet vreeselijk, dat al dit mooie goed, waarvan
Boskoop millioenen exemplaren bezit, tegen den
herfst vernietigd moet worden, omdat wy geen
plaats hebben het te bergen, terwyi Nederland
wel ruimte daarvoor bezit, n.l. de 6500 H. A.
(de Hooge Veluwe)?"
Tenslotte brachten wy nog een bezoek aan
enkele mooie punten van Boskoop, waarna de
Diesel zorgde, dat wij behouden in onze woon
plaats aankwamen.
Het waren twee heerlijke dagen, die ons heb
ben doen zien, dat men toch waarlyk niet naar
het buitenland behoeft te gaan om te genieten
yan natuur, bosch, heide, bergen en water.
Mijnheer: „Onze buren zijn juist
naar hun vacantie-oord vertrokken."
Mevrouw: ,,Dan kunnen we onge
hinderd met onze perronkaartjes en
bagage naar huis teruggaan."
Van de vele inzendingen die wy deze
week ontvingen, werd de prys van 2.50
toegekend aan het hierboven gepubli
ceerde onderschrift, dat werd ingezonden
door mej. R. Kerstjens, Nova Zembla-
straat 81, Amsterdam (C.).
Wie zendt ons thans het geestig
ste onderschrift bij bovenstaand
plaatje? Aan den besten inzender
wordt een prijs van f2.50 toe
gekend. Oplossingen tot Woens
dagavond a.s. aan de redactie van
ons blad. Op de envelop gelieve
men te vermelden „Onderschrift".
Mej. Aa. Ma. Huijbers, Ramplaan 52, Over-
veen.
Louis van Iersel, Schutstraat 53bis, Utrecht.
H. J. A. Kanters, Berkelstraat 5 n, Amster-
dam-Z.
Mej. Miep de Koning, Singeldwarsstraat 29,
Utrecht.
J. C. Kruyver, 2e Zuidpolderstraat 16, Haar
lem.
A. C. de Lange, le Jan v. d. Heydenstraat
40 hs., Amsterdam.
Mej. Jo Lycklama, Stationsweg 94, Hillegom.
Mej. N. Relik, Boschstraat 62, Arnhem.
C. Reynen, Nieuwlandstraat (15?) 75, Tilburg.
Frans Siebelink, Heerlen.
Mevr. SoethoudtVermeulen, Nw. Prinsen
kade 1, Breda.
Mej. Miek Strategies, St. Elisabeth-Gasthuis,
Arnhem.
Joh. Sueters, Telgenplein 35, Hengelo (O.).
C. Teuben, Biltstraat 75bis, Utrecht.
Mej. Anna Verhulst, Ridderstraat G 13, Oos
terhout (N.-Br.).
Oplossingen tot Donderdag 12 uur aan den
heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstr. 60, Utrecht.
Op gezette tijden worden er in Eneela
waar ^h?pPUbliCeerd waaroP aangeteekend is
waar scheepsrampen zyn gebeurd. Deze kaar
ten omvatten alle bekend geworden scheepsram-
t tljden> zoodat zij inderdaad van de
grootste beteekenis zijn om het gevaar te lee-
ren kennen, dat de verschillende wateren voor
de scheepvaart opleveren. Zij vormen by wyze
ven"SPwantnonn Va" de "^eepskeS
ven want op sommige plaatsen verdient de
zee dezen naam ten volle.
Dat zijn dan zeker verraderlyke plekjes in
allerlei verre zeeën? Ook deze vindt men op
de kaarten aangegeven, doch de Noordzee
618:611 kust vormt en het Kanaal'
dat zoo velen onzer hebben overgestoken be-
hooren ook tot de scheepskerkhoven. De reden
hiervan is voornamelyk gelegen in de zware
d.le er uelk voor- en najaar huishouden.
En nog afgescheiden van het weer, loopen de
schepen hier gevaar door het drukke verkeer
^°°rK^by mistig weer ongelukken ge
beuren. De bodem van de Noordzee en vooral
die van het Kanaal is dan ook bedekt met
wrakken van schepen, w.o. vele honderden, die
tijdens den wereldoorlog door de Duitsche on-
derzeeërs tot zinken zijn gebracht. Het aantal
scheepsrampen in Kanaal en Noordzee is zoo
groot, dat het op de gewone kaarten niet Iran
worden aangegeven. Voor dit gedeelte moet men
eenvoudig speciale kaarten op grootere schaal
uitgeven.
Van de Europeesche wateren is hierna de
Golf van Biscaye het gevaarlykst. Dit gedeelte
der zee is byzonder onrustig en werd in den
tyd der zeilschepen algemeen gevreesd. In de
middeleeuwen, toen Spanje en Portugal hun
koloniale macht uitbreidden, hebben hier tal
van schepen en zelfs geheele vloten, vaak met
de kostbaarste lading aan boord, den onder
gang gevonden. De bekendste is wel de Spaan-
sche zilvervloot.
Buiten Europa zijn de wateren in de omge
ving van New-York en Boston bijzonder ge
vaarlijk gebleken, evenals de om zyn moessons
beruchte Indische Oceaan. Ook ten Oosten van
Azië, in het gebied der typhonen, komen veel
scheepsrampen voor: onlangs werd er nog een
belangryke Japansche visschersvloot zoo goed
als vernietigd.
Doordat de duikerstechniek de laatste jaren
aanmerkelyk is verbeterd, is men er meer en
meer toe overgegaan om langs dien weg ge
zonken schepen met een kostbare lading aan
boord te onderzoeken.
Hierby is tevens aan het licht gekomen dat
er vaak schepen op precies dezelfde plaats zin
ken, zoodat daar het eene scheepswrak over
het andere ligt. Bij de Kaap de Goede Hoop
vond men onlangs het wrak van de veertig jaar
geleden gezonken stoomboot „Ryvengen" terug
op de overblijfselen van de „Haarlem", die in
1727 is verongelukt.