Hindenburg als militair
U
rnféml van dm da§
PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND
r
7
Gelouterd
0S)O<DC^
\£Si§sgd
GEEN SPRAKE VAN!
SCHITTERENDE LOOP
BAAN
k" m
MAANDAG 6 AUGUSTUS 1934
Reeds in den Fransch-Duitschen
oorlog onderscheidde hij zich
als jong officier
Zijn optreden bij de
keizermanoeuvres
\ueVte«i°<f een
ka"
dr°°9 111
Rookt niet Irvbo'sch of hei
In 18 uur van New York
naar Los Angeles
BOEK EN BLAD
Nieuw procédé voor de
textiel-industrie
NIEUWE UITGAVEN
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
it de „Königlich privilegirte Berlinische
Zeitung" van 12 October 1847:
Vertraagd
De hedenmiddag 3 uur plaats gehad hebbende
gelukkige bevalling van zijn beminde echtge-
noote Mevrouw Louise, geb. Schwickard van een
opgewekt en stram zoontje, heelt de eer, in
plaats van iedere bijzondere melding, hoog
achtend aan te kondigen.
Posen, 2 Oktober 1847.
Beneckendorff von Hindenburg,
Lieutenant und Adjudant.
Dit „Söhnchen" is thans, 87 jaar later gestor
ven, als Generaal-Veldmaarschalk Paul von Hin
denburg und Beneckendorf, Rijkspresident van
het Duitsche Rijk.
Om alles diepgaand aan te toonen, zou hier te
ver voeren, doch het staat vast, dat de beide,
later tot één naam saamgesmolten geslachtsna
men reeds in de grijze oudheid bestonden. In een
in het bisschoppelijk archief van Regensburg ge
vonden verdrag uit het jaar 1130 tusschen bio-
schop Konrad I en Konrad von Mecgelingen,
wordt in de rij der getuigen ook een gebehardus
de Hintenpurc aangetroffen en reeds in Juli
1208 worden in een door markgraaf Albrecht II
van Brandenburg uitgevaardigd decreet, de
broeders ridder Reinker en Friedrich von Hin
denburg genoemd.
Al waren de beide geslachten van Benecken
dorff en Hindenburg reeds vroeger aan elkander
verwant geweest, de definitieve band werd ge
legd in 1748, toen de bezitter van Alten-Klüdten
bij Amswalde, Hans Heinrich von Beneckendorff
met scholastika Katharina van Hindenburg in
het huwelijk trad. Haar broer Otto Friedrich was
ongetrouwd gebleven, doch had zich in den
militairen dienst zoo onderscheiden, dat koning
Frederik van Pruisen (der alte Fritz) hem met
de orde „Pour le mérité" beloonde en tot com
mandant van 'n infanterieregim. benoemde. Bo
vendien werd hij begiftigd met de dorpen Lim-
bree en Neudeck, thans in de Westpruisische
Kreis Rosenberg. Bij zijn overlijden kwamen
deze goederen aan Johan Otto Gottfried von
Beneckendorf, 't kleinkind van zijn zuster, met
het verzoek den uitstervenden naam Hinden
burg bij zijn eigen naam te willen voeren. In
Januari 1798 werd dit verzoek door Friedrich
Wilhelm II toegestaan.
Ook de vader van Hindenburg was militair,
terwijl van moederzijde burgerlijk en Hollandsch
bloed door zijn aderen stroomde. In 1832 trok
Hindenburgs vader als vaandeljonker van het
eerste Posensche infantarieregiment No. 18 naar
Posen, waar hij zijn intrek nam bij zijn oudere
zuster Bemardine, gehuwd met den uit Holland
afkomstigen „medizinairat" Johen Cohen van
Baren en wonende in het deftige heerenhuis
Wilhelmstrasse 13. Dit huis was in 1795 gebouwd
op last en kosten van den regiments-, later ge
neraal chirurg A. Friedrich Mönnich.
De dochter van laatst genoemde, Luise Mön
nich huwde met den „Generaldivisionsarzt" Dr.
Schwickart, 2 Augustus 1780 te Potsdam geboren,
3 Juni 1849 te Potsdam gestorven. Diens dochter,
ook weer Luise, dus Luise Schwickart had reeds
als jong meisje in het ouderlijk huis den slan
ken Robert von Hindenburg leeren kennen. De
kennis groeide tot liefde en op 17 October 1845
werd in de Posener Garnizoenskerk het huwelijk
ingezegend.
Na twee verhuizingen werd op het adres Berg-
strasse 7 Posen als eerste kind hun zoon Paul
geboren.
Hem volgden op 24 Aug. 1849 Otto; 10 De
cember 1851 Ida en tenslotte op 17 Januari 1859
Bemhard.
Na den dood van Dr. Schwickart namen Hin
denburgs ouders weder hun intrek in het oude
familiehuis Wilhelmstrasse 13, doch in 1850 nam
men afscheid van Posen. Na kortstondige plaat
singen te Keulen en te Graunder werd Robert
Hindenburg landweercompagniecommandant te
Pinne, een stadje in de Posensche Kreis Samter,
dat slechts 2000 inwoners telde. Van het stille
Pinne vestigde men zich in 1855 in het levendi
ge Glogau. Na aldaar nog twee jaren de evan
gelische burgerschool te hebben bezocht, deed
Paul met Pinksteren 1857 zijn intrede op het
gymnasium, dat hij in 1859 na de voleindiging
der quinta verliet, om in het kadettenhuis Wahl-
statt bij Liegnitz tot officier in het Pruisische
leger opgeleid te worden. In April 1863 vertrok
Paul naar Berlijn waar hij in de hoofdkadet-
teninrichting zijn verdere opleiding ontving. Met
Pinksteren 1865 kwam hij in de selecta, wat voor
zijn vlijt en kunde pleitte en hem den vaan-
drigstijd bespaarde. Hij werd Portepee en was
nu als onderofficier reeds de meerdere van zijn
kameraden. Van voorjaar 1865 tot April 1866 was
hij zoo „oudste" op kamer tien en toen, op 7
April 1866 ging zijn levenswensch in vervulling.
Op dien dag trad Paul von Hindenburg als
„Sekonde lieutenant" in het 3e garderegiment
te voet, te Danzig. Hij was officier in het Prui
sische leger.
Reeds spoedig na zijn indiensttreding zou hij
de gruwelen van den oorlog leeren kennen. Van
Potsdam, waarheen het 3e garderegiment na de
mobilisatie verlegd was, volgde de opmarsch.
Luitenant von Hindenburg was de aanvoerder
van het eerste deel (Schützenzug) van de 5e
compagnie van het 3e bataillon en kreeg op 28
Juni in het gevecht van Soor zijn vuurdoop.
Na den oorlog werd Hindenburg met de Roode
Adelaarsorde 4e klas begiftigd.
Bij het uitbreken van den Fransch-Duitschen
oorlog, werd het 3e garderegiment ingedeeld bij
het Pruisische gardekorps en trad in den slag
bij GravelotteSt. Privat weer in het vuur.
Hindenburg was toen luitenant en adjudant van
het eerste bataljon.
Ook bij den slag van Sedan was het 3e garde
regiment aanwezig, doch daar speelde het slechts
een zeer ondergeschikte rol en in dagelijksche
gevechten ging het toen voorwaarts naar Parijs,
aan welks beleg ook Hindenburg deelnam en
waarbij hij werd ingekwartierd in de villa van
den beroemden schilder Thomas Couture, die
zich met de overweldigers wist te verstaan en
zelfs een geteekend portret van Hindenburg ver
vaardigde. Ook op het bekende werk van den
schilder A. Werner: „Kaiserproklamation in Ver
sailles", moet Hindenburg voorkomen.
Als afgevaardigde van zijn regiment woonde
hij deze proclamatie bij en zooals Hindenburg
later placht te zeggen: „Die eene hooggezwaaide
arm met die sabel, dat is de mijne."
In October 1873 werd Hindenburg toegelaten
tot de hoogere krijgsschool, die hij drie jaar be
zocht en deze studie droeg goede vruchten. Bij
zijn bevordering tot kapitein werd Hindenburg bij
den grooten generalen staf geplaatst en enkele
weken later naar het generaal-commando van
het 2e Armeekorps te Stettin gedetacheerd. Het
werd een voor zijn verdere leven zeer gewichtig
verblijf. Hier leerde hij Gertrud Wilhelmine von
Sperling, dochter van den in 1871 overleden ge
neraal kenrsm en trad op 24 September 1879 met
haar in het huwelijk.
Hindenburgs gemalin was een echte soldaten
vrouw en zijn huwelijk was zeer gelukkig, vooral
sedert 14 November 1880 het eerste kindje, zijn
dochter Irmgard, werd geboren. Later volgde
nog een zoon Oskar, geboren 31 Januari 1883 en
een dochtertje Anne Marie, dat 29 November
1891 het levenslicht zag.
In 1881 volgde een overplaatsing naar Ko
ningsbergen. April 1884 kwam een beteekenisvol
besluit: Hindenburg de stafofficier kwam weer
in den troep, hij werd commandant van een com
pagnie van het 3e Posensche infanterieregiment
te Fraustadt. Spoedig tot majoor bevorderd bleek
hij ook als linie-officier een uitblinker.
Een jaar slechts duurde het verblijf te Frauen-
stadt. Hij werd naar Berlijn geroepen en ge
plaatst bij den grooten generalen staf, waar hij
werk kreeg in de afdeeling van den toenmaligen
overste graaf von Schlieffen.
In Maart 1888 was ook Hindenburg onder de
officieren, die in den Berlijnschen dom, de doo-
denwacht hielden bij de baar van Keizer Wil
helm I. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot
eersten officier van de generale staf bij het derde
korps.
In 1891 volgde de bevordering tot overste en
tot commandant van het Oldenburgsche infan
terieregiment no. 91.
In Augustus 1896 werd hij bevorderd tot ge-
neraal-majoor en benoemd tot chef van den staf
van het 8ste armeekorps te Coblenz. Waren tot
nu toe de verloven doorgebracht op het stam
goed Neudeck, thans werd het daar stil. Zijn in-
niggeliefde moeder sloot den 5den Augustus 1893
de moede oogen en op 16 April 1902 overleed op
86-jarigen leeftijd ook zijn vader. Naast elkan
der rusten zij op het stille kerkhof te Neudeck
onder een ouden lindenboom. Twee grafheuvels,
twee kruisen; de vader en de moeder van
Duitschlands grooten man.
Snel ging het ondertusschen verder: in 1901
volgde de benoeming tot luitenant-generaal en
commandant der 28ste divisie te Karlsruhe.
Op 27 Januari 1903 keizersverjaardag
bereikte Hindenburg de hoogste trede: hij werd
commandeerend generaal van het 4de armee
korps. Als chef van zijn staf vond hij daar ge
neraal von Frangois, neef van zijn gemalin en
bij het uitbreken van den oorlof chef van het
8ste armeecorps in Oost-Pruisen.
Reeds in hetzelfde jaar trok hij algemeen de
aandacht door zijn werkelijk geniaal veldheer
optreden bij de keizermanoeuvres en van dien
tijd stamt zijn roep van wijzen ouden man. Zijn
gemoedsrust, zijn onverzettelijke kalmte en zijn
welhaast oolijke vindingrijkheid werden sedert
spreekwoordelijk.
Acht jaar lang heeft hij dezen post met groote
eer en kundigheid vervuld, tot hij in 1911 ont
slag vroeg en zich als ambteloos ^burger in Han
nover terugtrok. Zijn oudste dochter was 5 Ja
nuari 1902 met den regeeringsassesor von
Brockhusen in het huwelijk getreden, zijn zoon
was vaders voetsporen gevolgd en had in het
3e garderegiment een officiersplaats en zoo
leefde hij daar met vrouw en jongste dochter,
tot in 1914 de oorlog uitbrak.
Na een schitterenden militairen loopbaan trad
Hindenburg voor het voetlicht der wereldge
schiedenis.
Een geregelde passagiersluchtdienst, welke
ook des nachts zal vliegen, tusschen New-York
en Los Angeles, is thans geopend door de Trans
continental en Western Airlines. Deze nieuwe
passagiersdienst zal vlugger zijn dan de post
dienst in beide richtingen. Westwaarts zal de
reis 18 uur duren, Oostwaarts 14 uur. De post
dienst heeft voor beide richtingen 26 uur noodig.
„FONTAMARA" door I. Silone.
Uitg. Van Holkema Waren-
dorf, Amsterdam.
Critisch-aangelegden, die willen weten hoe
een anti-fascist over het Italiaansche regiem
van nu denkt, kunnen van dezen sarcastischen,
maar door zijn blasphemieën en grofheden voor
het doorsnee-lezerspubliek absoluut verwerpe-
lijken roman, waarin de onverzettelijkheid van
een achterlijken boerenstand goed is geschetst,
misschien iets leeren.
Maar ook hun zal, dunkt ons, de schamper
heid, die uit iederen regel spreekt, het genot
van de inaerdaad fijn-doorgevoerde ironie
het literair genot, dat er onbetwistbaar in te
vinden is, vergallen.
Streng voorbehouden.
„DE HEILIGE THERESIA VAN
HET KINDJE JEZUS EN DE H.
FRANCISCUS VAN ASSISIë",
een Franciscaansche karakter-
teekening van de kleine H.
Theresia, door P. Marcus, Ca-
pucijn.
Een vergelijkende studie tusschen twee groote
heiligen: Sint Frans en de kleine Trees.
Het eerste deel geeft de geestelijke overeen
komst tusschen beide heilige zielen; het tweede
en derde deel behandelt resp. den invloed van
Franciscus op Theresia en de opvatting van
Theresia over den H. Franciscus.
L. B.
„MIJN KLEINE WEG", volgens
de Kleine H. Theresia door Mar
tin Stoks C.s.s.R. Kruisvaar
ders van St. Jan.
In vragen en antwoorden, dus in den ons zoo
vertrouwden Catechismusvorm, geeft pater Stoks
hier uitleg van den kleinen weg, waarover
kleine Treesje vaak spreekt, den kleinen weg
tot God. Schrijver geeft al op een bijzonder
duidelijke wijze aan, hoe die weg bestaat in
het zich gedragen als kind ten opzichte van
God als Vader, als kind met zijn kinderlijk ver
trouwen en kinderlijke liefde.
L. B.
„DE BELEVING DER GE
MEENSCHAP IN CHRISTUS
DOOR DE LITURGIE", door
Dom. A. Beekman O.S.B. van de
St. Paulus-Abdij te Oosterhout.
Uitgave Vox Romana, Schie
dam, G.G.G. nummer 442.
De drie slotconferenties van het cursusjaar
1933-34 van de R. K. Volksuniversiteit Rotter
dam.
Na behandeling van de valsche beginselen
onzer tegenwoordige samenleving en hun ont
staan, werden in dezen cursus besprekingen
gewijd aan nieuwe strevingen naar een eigen
katholiek program in het licht van onze ge
meenschap in den Christus. En zoo ontvingen
de laatste conferenties den titel van „De be
leving der Gemeenschap in Christus door de
Liturgie".
Pater Beekman geeft nu de drie conferenties
onder dezen eenen titel uit als een brochure
van het G.G.G.
In de eerste conferentie worden de begrippen
beleving, gemeenschap in Christus en Liturgie
verklaard; de tweede behandelt de uiterlijke
beleving in de liturgische ceremoniën, en de
derde handelt over de innerlijke beleving dier
Gemeenschap.
Als al zijn werkjes is ook dit weer „af".
L. B.
Thomas steeg de trap van de leeszaal op
Buiten kletterde de regen tegen de ruiten
en daarbij huilde de wind als een wilde
langs de daken. Brrr! dacht Thomas huive-
ïend wat 'n weer!
In de vestibule omving hem een weldoende
warmte. Hij werd gewaar, dat een gevoel van
behaaglijkheid hem ging doorstroomen, en was
blij, dat hij zijn natte jas en doorweekten hoed
in de kleeren-bewaarplaats kon laten ophan
gen. Dan volgde hij den gewonen weg naar de
krantenkamer en wilde, zooals gewoonlijk, in
het voorbijgaan de dame die opzicht hield, met
een hoofdknikje begroeten maar onwille
keurig bleef hij even staan.
De ietwat verhoogde plaats in het midden
der groote zaal was leeg. Niemand zat er. Voor
de eerste maal in al die jaren, dat Thomas de
leeszaal bijna dagelijks bezocht. De schrijftafel
had haar gewoon aanzien. Boeken lagen er op
en kranten. Eenige lijsten en notitieboekjes.
Niet ver van de tafel stond een jong meisje, dat
in een catalogus bladerde. Blijkbaar een be
ambte der bibliotheek, die den dienst van de
afwezige juffrouw waarnam.
Thomas draalde, alsof hij iets bijzonders ver
wachtte, maar dan nam hij een krant van het
rek en zette zich daarmee op een stoel bij het
raam. Hij vloog door de gebeurtenissen van den
dag, keek naar den titel van het hoofdartikel
en las mechanisch den kop van „Het verhaal
van den Dag." Maar niets boeide zijn aan
dacht. Zijn oogen dwaalden over het bedrukte
papier, dat hij voor zich had, naar den ledigen
stoel in de kleine met een hek afgesloten
ruimte. Het was hem alsof hij plotseling een
sterken persoonlijken band tuschen de afwezige
juffrouw en hemzelf voelde.
In den geest zag hij haar vóór zich. Met het
vroolijk-zakelijke gezicht, waaruit de oogen zoo
vorschend kijken konden. Maar als ze glim
lachte, dan kwamen er vele fijne rimpeltjes te
voorschijn, rimpeltjes die waarschijnlijk een
heele levensgeschiedenis konden vertellen. Al
tijd had zij daar gezeten in haar kantoorjas
van satinet en als zij van haar plaats opstond
om zich naar de kartotheek te begeven, dan
bemerkte men, dat zij een beetje mank liep. Nu
viel het Thomas in, dat hij niet eens wist, hoe
zij heette. Wie zou zij toch wel zijn?
Merkwaardig, sedert jaar en dag kende hij
haar, had haar aanwezigheid hier altijd als iets
vanzelf sprekends beschouwd en toch eerst
nu, dat zij er niet was, kwam het hem voor,
dat er altijd iets oneindig rustigs van haar uit
ging. Met onverstoorbare bereidwilligheid had
sr.ii een ieder, te allen tijde, inlihctingen en ad
vies gegeven. Wie ook vroeg en wat hij ook
vroeg, altijd gaf zij een afdoend en zaakkundig
antwoord. En dan kwam er in haar oogen, die
door haar lorgnet een min of meer strenge uit
drukking hadden, nu en dan een vriendelijk
lichten! Het fluisteren van haar stem (Zacht
spreken! heet het gebod in de leeszaal) klonk
daarbij heel zacht, maar toch buitengewoon
duidelijk verstaanbaar. Zooals het spreken van
een goede moeder, dacht Thomas nu. Weer
keek hij op. Zonderling, dat nu die stoel op
eens zoo leeg was, nadat de juffrouw daar als
een hulpvaardige geest dag aan dag werkzaam
was geweest....
Thomas hing de krant weer op het rek, trad
op de jonge beambte toe en op den ledigen
stoel wijzende, vroeg hij haar iets.
„Juffrouw van Steenderen is ziek," kreeg hij
ten antwoord. „Voor de eerste maal, voorzoover
ik weet."
Dus Van Steenderen heet zij, dacht Thomas
verwonderd. Hij ging naar de kast „Adres
boeken". „Van Steenderen, Irene, bibliotheca
resse, Tuinstraat 56," las hij. Nadenkend
zette hij het boek weer op zijn plaats. Dan ging
hij kortbesloten naar de vestiaire voor zijn jas
en hoed.
De Tuinstraat lag in een der stille woonwij
ken. Thomas kampte tegen regen en wind.
Wat hij wilde, was hem eigenlijk nog niet
duidelijk. Hij peinsde en zon, maar toen hij
voor het 3-hooge huis stond, verwierp hij alle
bedenkingen.
Op de tweede verdieping opende hem, op
zijn bellen, een vrouw op leeftijd.
„Ik kom om naar de zieke te informeeren,"
zei Thomas een weinig verlegen.
De vrouw kwam op het portaal. „Ja, weet
Oom Sidney had bij de directie van de K.L.M.
een goed woordje voor mij gedaan en tot mij a
groote vreugde kreeg ik een vaste aanstelling
als piloot op de luchtlijn AmsterdamLonden
Wat was ik trotsch op mijn baantje.
Op zekeren dag toen ik weer uit mijn vlieg
tuig op Croydon uitstapte, voelde ik een hand
op mijn schouder, "t Was Oom Sidney, die mij
toeriep: „Hallo, ouwe jongen, hoe gaat het?!"
We begroetten elkaar hartelijk.
„En, Bok, hoe bevalt je het vliegen?" vroeg
Oom Sidney. „Wel Oom, het vliegen zelf vind
ik heerlijk, maar iederen dag hetzelfde traject,
begint op den duur wat vervelend te worden."
Oom lachte eens. „Je zoudt zeker meer trek
hebben in een grooten tocht, wat?" Ik keek
hem eens aan. Wat zou hij in zijn schild
voeren. „Oom", riep ik, gaan we soms weer
vliegen?" Kalm, jongen," lachte Oom, „ga
eerst maar eens mee tante Sidney begroe
ten."
Ik ging met Oom mee naar het hotel, waar
hij met tante Sidney logeerde. Daar aange
komen werd ik door tante hartelijk begroet.
W hadden elkaar veel te verttellen. Eindelijk
zei ik: „Kom eens voor den dag met uw plar,
Oom, want U heeft iets in den zin, dat
weet ik."
lide juffrouw is hier niet meer.... Die
hebben ze naar het ziekenhuis gebracht.Zij
wou eerst niet, maar toen heeft de dokter het
verordineerd.... Die arme juffrouw.... Twin
tig jaar heeft zij hier gewoond.... Bent u mis
schien familie?"
Thomas mompelde een verontschuldiging en
ging heen zonder op de vraag te antwoorden.
Twee dagen later las hij in de stadsberichten:
„In den afgeloopen nacht overleed in het ste
delijk ziekenhuis tengevolge van een longontste
king, in den ou-
derdom van 52
jaar de bibliothe- T\p iuffrnuw
caresse Irene van jwjjiuwuu
Steenderen. De j i
ontslapene heeft UCLYl CIC ICCSZCLCLl
gedurende 24 jaar I
aan het hoofd
van de gemeenschappelijke leeszaal gestaan
en heeft zich al die jaren met voorbeeldige
plichtsbetrachting van haar taak gekweten...."
Thomas gedacht bij het lezen van dit bericht
het vriendelijke hoofdknikje, waarmee zij hem
telkens zijn groet beantwoordde. Hij dacht weer
aan deze voorkomende dame, aan haar nimmer
moede bereidwilligheid allen te dienen die zich
tot haar wendden.
Dienst aan de gemeenschap. Hoe dikwerf
wordt hij stilzwijgend verricht. Met een on
baatzuchtigheid, die geen grenzen kent. Tho
mas vouwde de krant toe. En slechts een toe
val, zoo ging het hem door het hoofd, laat ons
menigmaal de groote mate van warmte en
goedheid ontwaren, die van zulk een mensch
uitgaat.
Ja, somtijds een toeval. Maar meestal de
dood!
De „Wool Industries Research Association"
heeft een procédé uitgevonden, waardoor de
kwaliteit der Britsche textielproducten zal wor
den verbeterd en de productiekosten verlaagd.
Dit procédé, dat geheim gehouden wordt, be
staat in het gebruik van geïoniseerde olie,
terwijl bij de tegenwoordige behandeling van
ruwe wol eerst wordt gereinigd met loogzout,
daarna zacht gemaakt met olijfc ':e en daarna
opnieuw gereinigd om de olie te verwijderen, zal
de geïoniseerde olie de wol reinigen en ver
zachten, waarna de olie door wasschen verwij
derd kan worden. De op deze wijze behandelde
wol is veel witter en zachter dan de volgens de
oude methode behandelde wol. De nieuwe olie
soort kan ook met succes worden gebruikt voor
sisal, hennep, jute en andere plantaardige ve
zelstoffen. Ook de nevenproducten van de ver
schillende processen zijn waardevol en men ge
looft, dat de uitvinding groote mogelijkheden
opent voor menig Britsch product, dat op het
oogenblik van weinig waarde is.
Een groote fabriek, die verschillende soorten
van geïoniseerde olie voor handelsdoeleinden
fabriceert, is juist dezer dagen bij Londen ge
opend.
Mgr. M. Millot. Plans de Ser
mons de circonstances. P. Te-
qui. Paris. 1934.
Twee bundels schetsen voor preeken versche
nen reeds van de hand van dezen weispreken
den vicaris-generaal van het Bisdom Versailles:
de eerste voor de kerkelijke feesten, de tweede
voor retraites. Deze derde bevat materiaal voor
„gelegenheidspreeken". Dit woord heeft wel een
slechten klank, maar de groote Fransche ora-
teurs hebben bewezen, dat elke „gelegenheid"
een gelegenheid ie am een goed woord op de
goede manier, t en schoon woord op een
schoone manier fel zeggen, en Mgr. Millot komt
dat hier weer e<Sïs te meer bevestigen.
De ontwerpen willen niet meer zijn dan een
handleiding, en laten voldoende ruimte voor de
persoonlijkheid van den predikant.
P. V.
R.P. de Ravignan. Dernière
retraite, donnée aux religieuses
carmelites, November 1857. 8me
éd. P. Tequi. Paris 1933.
De achtste druk van een bundel overwegin
gen, die Pater Ravignan voor pl.m. tachtig jaar
heeft uitgesproken voor een Parijsch Carmeli-
tessenconvent. Ofschoon 'voor een zeer bepaald
gezelschap ontworpen, zijn deze overwegingen,
die de methode volgen van de „Geestelijke oefe
ningen" van den H. Ignatius wel zoo algemeen
van inhoud, dat zij, ondanks hun „ouderdom",
met voordeel ter hand kunnen genomen wor
den zelfs door mannelijke leeken die, midden
in de wereld staande, zich van tijd tot tijd re
kenschap willen geven over hun verhouding tot
God, over hun einddoel en hun vorderingen op
den weg des heils.
P. V.
Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te
kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri
ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han
delstarief.
A 11*% 1% °P dlt blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Ofïfifï bij levenslange geheele ongeschiktheid t ?t werken door 7C/Ï bU een ongeval met OC/l bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C/l bij een breuk van Afï bij verlies van 'n
QOOTITI" S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen Oir verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen f 0\J%~ doodelijken alloop een voet of een oog# Z tU O»m duim of wijsvinger t/l/»"been of arm# tri/»" anderen
vinger
15
Heeft tante Carmen je haar geschiedenis
verteld?
Haar geschiedenis? Ja, ik had wel ge
dacht, dat mevrouw Carvajal ook een geschie
denis heeft. Neen, tante, ze heeft me uw
geschiedenis verteld, en ronduit gesproken,
tante, ik ben er heelemaal van streek van.
Bah! prevelde de arme vrouw, met merk
bare opluchting. Mijn geschiedenis is iets
heel gewoons. Een man. die zijn vrouw in den
6teek laat. Dat is een heel gewoon iets, Reina.
Ja, het is misschien een heel gewoon iets,
maar het is toch heel treurig, tante Marilena.
heel treurig voor u, die nog zoo jong bent
en nog zooveel recht hebt op het leven....
Er was zooveel oprecht medelijden in die
woorden, die uit mijn hart opwelden, dat tante
Marilena er niet door beleedigd werd. Integen
deel, zij werd een oogenblik mededeelzaam, en
zeide:
Dat is het, Reina, heel treurig. In net be
gin had ik een paar hevige aanvallen van wan
hoop en verzet. Maar de beginselen, die bij mijn
opvoeding in mijn hart geprent zijn, behaalden
(la overwinning. Ik berustte. En dag en nacht
dank ik God, dat Hij mij die groote genade
gegeven heeft. Het is mijn eerste bede, als ik
opsta, dat Hij mij blijve helpen....
Ik meende een verborgen beteekenis in die
laatste woorden te bemerken. Toen zij ze uitge
sproken had, bleef zij in gepeins verzonken, en
ik zweeg. Hoewel het maanlicht slechts vaag
was op de plaats, waar wij stonden, ontsnapte
er niets aan mijn jonge oogen. Tante Marilena
was bleek geworden, als de crème japon, die zij
droeg. Haar oogleden trilden. Ik beefde bij de
gewaarwording, dat een nieuwe tragedie dit
reeds zwaar beproefde leven bedreigde. Er
had een zekere ongerustheid uit haar stem ge
klonken, die op zich zelf reeds voldoende be
wijs was voor de kwelling, die haar hart be
nauwde.
God zal alles ten beste leidenprevelde
ik bedrukt, zonder dat ik er iets aan toe durfde
voegen, vanwege de neerslachtigheid, die zich
van mij meester maakte.
Langzaam gingen wij de treden op. Mijn ooren
suisden, en mijn hart bonsde hevig Ik had op
rechte bewondering voor Marilena, toen zij in
den verlichten salon gekomen, met uiterlijk
weer geheel beheerschte trekken zich over haar
vader boog, om hem te kussen, en op heel
natuurlijken toon tot mij zeide:
Waarom speel je niet de „Noorsche Dans"
van Grieg, Reina? Dat is een van de stukken,
waar papa het meest van Houdt.
Ach, ik beken, dat ik nog erg ten achter ben
in de moeilijke kunst van zelfbeheersching. Ik
zal me moeten oefenen, vóór ik in de groote
wereld kom,
25 Juli
Op mijn bed liggen twee japonnen, die zóó
mooi zijn, dat het werkelijk moeilijk is, om
tusschen die twee te kiezen. De eene is van
witte tule, schitterend van eenvoud, en de
andere is licht mauve, en meer een deftige
japon. Tante Marilena, die een vrouw van de
wereld is, kent de juiste adressen, en heeft
het zich tot plicht gerekend, om me van het
allernoodigste te voorzien, in afwachting van
een of andere onvoorziene gelegenheid.
Mijn kamenier was, evenals ik, verbijsterd.
Die mauve japon is prachtig, juffrouw, maar
ze lijkt me te voornaam voor een intiem
diner
r En bovendien voor buiten. Want hoewel
dit huis de officieele residentie van markies
Aledo is, waardoor het ongewoon belangrijk
wordt, en mijn grootvader onverzettelijk is op
het punt van etiquette, moeten we toch altijd
voor oogen houden, dat we hier buiten zijn.
Ja, juffrouw, die japon is te voornaam
voor deze gelegenheid.
Dus
Die witte zal beter zijn....
Goed, dan praten we er niet meer over.
De witte japon, en mijn parels.
Zouden een paar rozen niet veel eenvou
diger staan, en er meer bij hooren, juffrouw?
waagde de ervaren kamenier op te merken.
De juffrouw is jong, erg jongEn we
bespraken al, dat het een intiem diner is, en
buiten. De parels van de juffrouw zijn te kost
baar voor deze gelegenheid.
Kostbaar zijn ze zeker. Het zijn mijn eigen
parels, en volgens mijn grootvader, zijn ze zoo
wat een millioen waard. Ik voeg me graag naar
den raad van mijn kamenier, en zij doei me
de witte tule japon aan, waarna ze een prach
tige roode roos op mijn schouder vaststeekt en
een tweede op de sluiting van mijn ceintuur,
bij wijze van broche. Vervolgens raadt ze mij,
een vleugje karmijn op mijn wangen te doen,
die een beetje bleek zien van de opwinding
over de aanstaande gebeurtenis. Maar dóar zijn
we het niet over eens.
Neen, beste dame, neen. Ik heb een hekel
aan leugens en ik houd van natuur. Gelukkig
ben ik passabel genoeg, om me de weelde te
veroorloven, dat ik die pleisters missen kan.
Een héél klein beetje poeder, om het glim
mende weg te nemen, dat is genoeg.
In het algemeen heeft de juffrouw niet
méér noodig dan dat, zei de kamenier met over
tuiging. De juffrouw heeft een prachtige
teint, en gewoonlijk een heerlijke kleur. Alleen,
dat ze vanavond wat bleek ziet, en daarom ver
oorloofde ik mij, op te merken.
Dank je. Maak je niet bezorgd, Als een
van die heeren me vanavond een paar keer
achter elkaar aankijkt, zal ik rood genoeg
worden.
De juffrouw ziet er werkelijk verrukkelijk
uit, prevelde het meisje vol vuur. terwijl zij mij
voor het laatst nog wat poederde
De waarheid was, dat ik verschrikkelijk opge
wonden was. En dat, terwijl mijn eerste optreden
in de wereld zoo betrekkelijk eenvoudig en
intiem zou wezen. Mijn grootvader heeft de
notabelen van Aledo gevraagd, die ook zijn
kaartclubje vormen gedurende de winter
avonden. Niet alle avonden, want om niet ge
stoord te worden in zijn sociale werk ik
geloof, dat hij een boek schrijft, dat wel opgang
zal maken, als het net is als zijn werk heeft
hij twee avonden in de week bepaald, net als
de dames! Als hij dat niet deed, zou hij ze op
alle uren van den dag bij zich hebben, tuk als
ze zijn op het warme zitje bij den haard, en
de fijne sfeer van den salon, en de beschaafde
conversatie van den markies en de sympahtieke
verschijning van barones Tallares, met al haar
vrouwelijke volmaaktheden. Misschien lijkt tante
Marilena, bij de algemeene verwording van dezen
tijd, waarbij het ideale type van de vrouw ver
loren is gegaan, hun een wonder.
Zooals ik zei, mijn grootvader heeft zijn
kaartclubje uitgenoodigd allemaal menschen
van een zekere beschaving: de notaris, da
rechter, de dokter en de burgemeester. Boven
dien komen mevrouw Carvajal en de rentmees
ter. En verder nog graaf en gravin Rocamadre,
een neef en een nicht van mijn overleden
grootmoeder, die afscheid komen nemen, vóór
ze naar Almeria gaan waar kolonel Rocamadre
het bevel over het regiment aldaar op zich zal
nemen.
Toen ik gereed was met kleeden, kwam tante
Marilena binnen. Zij droeg een eenvoudige,
maar sierlijke blauwe japon, waar haar brons
kleurige haar en haar blanke teint, heel voor-
deelig bij afstaken. Zij droeg geen sieraden en
geen bloemen. Zij was voornaam in haar een
voud.
Ben je klaar, Reina? Ik wou Francisquin
naar bed brengen, die vanavond erg lastig was,
dat gebeurt altijd bij zulke gelegenheden, en ik
vrees, dat ik wat laat ben. Maria Rocamadre
is al beneden. Zij en mevrouw Carvajal zullen
papa wel geholpen hebben, om de gasten te
ontvangen.
Zooveel zijn er ook niet....
Van alles wat.... Gaan we?
De verschijning van tante Marilena in den
salon bracht eenige spanning teweeg. Graaf
Rocamadre, die aan het woord was, zweeg
opeens. Ik had wel honderd meter onder den
grond willen zakken, op het oogenblik, dat aller
blikken zich van mijn tante afwendden en zich
op mij richten. Zooals ik verwacht had, kleurde
ik tot mijn haarwortels, toen ik de stem van
mijn grootvader hoorde, en hij mij voorstelde:
Mijn kleindochter, gravin Salvadal....
De naam kwam met een zekere inspanning
van zijn lippen. Het is de gehate naam, dien
hij zich nog altijd niet zonder wrok herinneren
kan. Doch zijn oogen bleven tegelijkertijd met
oneindige teederheid op het gelaat van zijn
kleindochter rusten, dat zoozeer gelijkt op dat
van de doode.
(Wordt vervolgd)