Hindenburg als militair U rnféml van dm da§ PER VLIEGMACHINE DE WERELD ROND r 7 Gelouterd 0S)O<DC^ \£Si§sgd GEEN SPRAKE VAN! SCHITTERENDE LOOP BAAN k" m MAANDAG 6 AUGUSTUS 1934 Reeds in den Fransch-Duitschen oorlog onderscheidde hij zich als jong officier Zijn optreden bij de keizermanoeuvres \ueVte«i°<f een ka" dr°°9 111 Rookt niet Irvbo'sch of hei In 18 uur van New York naar Los Angeles BOEK EN BLAD Nieuw procédé voor de textiel-industrie NIEUWE UITGAVEN AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH it de „Königlich privilegirte Berlinische Zeitung" van 12 October 1847: Vertraagd De hedenmiddag 3 uur plaats gehad hebbende gelukkige bevalling van zijn beminde echtge- noote Mevrouw Louise, geb. Schwickard van een opgewekt en stram zoontje, heelt de eer, in plaats van iedere bijzondere melding, hoog achtend aan te kondigen. Posen, 2 Oktober 1847. Beneckendorff von Hindenburg, Lieutenant und Adjudant. Dit „Söhnchen" is thans, 87 jaar later gestor ven, als Generaal-Veldmaarschalk Paul von Hin denburg und Beneckendorf, Rijkspresident van het Duitsche Rijk. Om alles diepgaand aan te toonen, zou hier te ver voeren, doch het staat vast, dat de beide, later tot één naam saamgesmolten geslachtsna men reeds in de grijze oudheid bestonden. In een in het bisschoppelijk archief van Regensburg ge vonden verdrag uit het jaar 1130 tusschen bio- schop Konrad I en Konrad von Mecgelingen, wordt in de rij der getuigen ook een gebehardus de Hintenpurc aangetroffen en reeds in Juli 1208 worden in een door markgraaf Albrecht II van Brandenburg uitgevaardigd decreet, de broeders ridder Reinker en Friedrich von Hin denburg genoemd. Al waren de beide geslachten van Benecken dorff en Hindenburg reeds vroeger aan elkander verwant geweest, de definitieve band werd ge legd in 1748, toen de bezitter van Alten-Klüdten bij Amswalde, Hans Heinrich von Beneckendorff met scholastika Katharina van Hindenburg in het huwelijk trad. Haar broer Otto Friedrich was ongetrouwd gebleven, doch had zich in den militairen dienst zoo onderscheiden, dat koning Frederik van Pruisen (der alte Fritz) hem met de orde „Pour le mérité" beloonde en tot com mandant van 'n infanterieregim. benoemde. Bo vendien werd hij begiftigd met de dorpen Lim- bree en Neudeck, thans in de Westpruisische Kreis Rosenberg. Bij zijn overlijden kwamen deze goederen aan Johan Otto Gottfried von Beneckendorf, 't kleinkind van zijn zuster, met het verzoek den uitstervenden naam Hinden burg bij zijn eigen naam te willen voeren. In Januari 1798 werd dit verzoek door Friedrich Wilhelm II toegestaan. Ook de vader van Hindenburg was militair, terwijl van moederzijde burgerlijk en Hollandsch bloed door zijn aderen stroomde. In 1832 trok Hindenburgs vader als vaandeljonker van het eerste Posensche infantarieregiment No. 18 naar Posen, waar hij zijn intrek nam bij zijn oudere zuster Bemardine, gehuwd met den uit Holland afkomstigen „medizinairat" Johen Cohen van Baren en wonende in het deftige heerenhuis Wilhelmstrasse 13. Dit huis was in 1795 gebouwd op last en kosten van den regiments-, later ge neraal chirurg A. Friedrich Mönnich. De dochter van laatst genoemde, Luise Mön nich huwde met den „Generaldivisionsarzt" Dr. Schwickart, 2 Augustus 1780 te Potsdam geboren, 3 Juni 1849 te Potsdam gestorven. Diens dochter, ook weer Luise, dus Luise Schwickart had reeds als jong meisje in het ouderlijk huis den slan ken Robert von Hindenburg leeren kennen. De kennis groeide tot liefde en op 17 October 1845 werd in de Posener Garnizoenskerk het huwelijk ingezegend. Na twee verhuizingen werd op het adres Berg- strasse 7 Posen als eerste kind hun zoon Paul geboren. Hem volgden op 24 Aug. 1849 Otto; 10 De cember 1851 Ida en tenslotte op 17 Januari 1859 Bemhard. Na den dood van Dr. Schwickart namen Hin denburgs ouders weder hun intrek in het oude familiehuis Wilhelmstrasse 13, doch in 1850 nam men afscheid van Posen. Na kortstondige plaat singen te Keulen en te Graunder werd Robert Hindenburg landweercompagniecommandant te Pinne, een stadje in de Posensche Kreis Samter, dat slechts 2000 inwoners telde. Van het stille Pinne vestigde men zich in 1855 in het levendi ge Glogau. Na aldaar nog twee jaren de evan gelische burgerschool te hebben bezocht, deed Paul met Pinksteren 1857 zijn intrede op het gymnasium, dat hij in 1859 na de voleindiging der quinta verliet, om in het kadettenhuis Wahl- statt bij Liegnitz tot officier in het Pruisische leger opgeleid te worden. In April 1863 vertrok Paul naar Berlijn waar hij in de hoofdkadet- teninrichting zijn verdere opleiding ontving. Met Pinksteren 1865 kwam hij in de selecta, wat voor zijn vlijt en kunde pleitte en hem den vaan- drigstijd bespaarde. Hij werd Portepee en was nu als onderofficier reeds de meerdere van zijn kameraden. Van voorjaar 1865 tot April 1866 was hij zoo „oudste" op kamer tien en toen, op 7 April 1866 ging zijn levenswensch in vervulling. Op dien dag trad Paul von Hindenburg als „Sekonde lieutenant" in het 3e garderegiment te voet, te Danzig. Hij was officier in het Prui sische leger. Reeds spoedig na zijn indiensttreding zou hij de gruwelen van den oorlog leeren kennen. Van Potsdam, waarheen het 3e garderegiment na de mobilisatie verlegd was, volgde de opmarsch. Luitenant von Hindenburg was de aanvoerder van het eerste deel (Schützenzug) van de 5e compagnie van het 3e bataillon en kreeg op 28 Juni in het gevecht van Soor zijn vuurdoop. Na den oorlog werd Hindenburg met de Roode Adelaarsorde 4e klas begiftigd. Bij het uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog, werd het 3e garderegiment ingedeeld bij het Pruisische gardekorps en trad in den slag bij GravelotteSt. Privat weer in het vuur. Hindenburg was toen luitenant en adjudant van het eerste bataljon. Ook bij den slag van Sedan was het 3e garde regiment aanwezig, doch daar speelde het slechts een zeer ondergeschikte rol en in dagelijksche gevechten ging het toen voorwaarts naar Parijs, aan welks beleg ook Hindenburg deelnam en waarbij hij werd ingekwartierd in de villa van den beroemden schilder Thomas Couture, die zich met de overweldigers wist te verstaan en zelfs een geteekend portret van Hindenburg ver vaardigde. Ook op het bekende werk van den schilder A. Werner: „Kaiserproklamation in Ver sailles", moet Hindenburg voorkomen. Als afgevaardigde van zijn regiment woonde hij deze proclamatie bij en zooals Hindenburg later placht te zeggen: „Die eene hooggezwaaide arm met die sabel, dat is de mijne." In October 1873 werd Hindenburg toegelaten tot de hoogere krijgsschool, die hij drie jaar be zocht en deze studie droeg goede vruchten. Bij zijn bevordering tot kapitein werd Hindenburg bij den grooten generalen staf geplaatst en enkele weken later naar het generaal-commando van het 2e Armeekorps te Stettin gedetacheerd. Het werd een voor zijn verdere leven zeer gewichtig verblijf. Hier leerde hij Gertrud Wilhelmine von Sperling, dochter van den in 1871 overleden ge neraal kenrsm en trad op 24 September 1879 met haar in het huwelijk. Hindenburgs gemalin was een echte soldaten vrouw en zijn huwelijk was zeer gelukkig, vooral sedert 14 November 1880 het eerste kindje, zijn dochter Irmgard, werd geboren. Later volgde nog een zoon Oskar, geboren 31 Januari 1883 en een dochtertje Anne Marie, dat 29 November 1891 het levenslicht zag. In 1881 volgde een overplaatsing naar Ko ningsbergen. April 1884 kwam een beteekenisvol besluit: Hindenburg de stafofficier kwam weer in den troep, hij werd commandant van een com pagnie van het 3e Posensche infanterieregiment te Fraustadt. Spoedig tot majoor bevorderd bleek hij ook als linie-officier een uitblinker. Een jaar slechts duurde het verblijf te Frauen- stadt. Hij werd naar Berlijn geroepen en ge plaatst bij den grooten generalen staf, waar hij werk kreeg in de afdeeling van den toenmaligen overste graaf von Schlieffen. In Maart 1888 was ook Hindenburg onder de officieren, die in den Berlijnschen dom, de doo- denwacht hielden bij de baar van Keizer Wil helm I. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot eersten officier van de generale staf bij het derde korps. In 1891 volgde de bevordering tot overste en tot commandant van het Oldenburgsche infan terieregiment no. 91. In Augustus 1896 werd hij bevorderd tot ge- neraal-majoor en benoemd tot chef van den staf van het 8ste armeekorps te Coblenz. Waren tot nu toe de verloven doorgebracht op het stam goed Neudeck, thans werd het daar stil. Zijn in- niggeliefde moeder sloot den 5den Augustus 1893 de moede oogen en op 16 April 1902 overleed op 86-jarigen leeftijd ook zijn vader. Naast elkan der rusten zij op het stille kerkhof te Neudeck onder een ouden lindenboom. Twee grafheuvels, twee kruisen; de vader en de moeder van Duitschlands grooten man. Snel ging het ondertusschen verder: in 1901 volgde de benoeming tot luitenant-generaal en commandant der 28ste divisie te Karlsruhe. Op 27 Januari 1903 keizersverjaardag bereikte Hindenburg de hoogste trede: hij werd commandeerend generaal van het 4de armee korps. Als chef van zijn staf vond hij daar ge neraal von Frangois, neef van zijn gemalin en bij het uitbreken van den oorlof chef van het 8ste armeecorps in Oost-Pruisen. Reeds in hetzelfde jaar trok hij algemeen de aandacht door zijn werkelijk geniaal veldheer optreden bij de keizermanoeuvres en van dien tijd stamt zijn roep van wijzen ouden man. Zijn gemoedsrust, zijn onverzettelijke kalmte en zijn welhaast oolijke vindingrijkheid werden sedert spreekwoordelijk. Acht jaar lang heeft hij dezen post met groote eer en kundigheid vervuld, tot hij in 1911 ont slag vroeg en zich als ambteloos ^burger in Han nover terugtrok. Zijn oudste dochter was 5 Ja nuari 1902 met den regeeringsassesor von Brockhusen in het huwelijk getreden, zijn zoon was vaders voetsporen gevolgd en had in het 3e garderegiment een officiersplaats en zoo leefde hij daar met vrouw en jongste dochter, tot in 1914 de oorlog uitbrak. Na een schitterenden militairen loopbaan trad Hindenburg voor het voetlicht der wereldge schiedenis. Een geregelde passagiersluchtdienst, welke ook des nachts zal vliegen, tusschen New-York en Los Angeles, is thans geopend door de Trans continental en Western Airlines. Deze nieuwe passagiersdienst zal vlugger zijn dan de post dienst in beide richtingen. Westwaarts zal de reis 18 uur duren, Oostwaarts 14 uur. De post dienst heeft voor beide richtingen 26 uur noodig. „FONTAMARA" door I. Silone. Uitg. Van Holkema Waren- dorf, Amsterdam. Critisch-aangelegden, die willen weten hoe een anti-fascist over het Italiaansche regiem van nu denkt, kunnen van dezen sarcastischen, maar door zijn blasphemieën en grofheden voor het doorsnee-lezerspubliek absoluut verwerpe- lijken roman, waarin de onverzettelijkheid van een achterlijken boerenstand goed is geschetst, misschien iets leeren. Maar ook hun zal, dunkt ons, de schamper heid, die uit iederen regel spreekt, het genot van de inaerdaad fijn-doorgevoerde ironie het literair genot, dat er onbetwistbaar in te vinden is, vergallen. Streng voorbehouden. „DE HEILIGE THERESIA VAN HET KINDJE JEZUS EN DE H. FRANCISCUS VAN ASSISIë", een Franciscaansche karakter- teekening van de kleine H. Theresia, door P. Marcus, Ca- pucijn. Een vergelijkende studie tusschen twee groote heiligen: Sint Frans en de kleine Trees. Het eerste deel geeft de geestelijke overeen komst tusschen beide heilige zielen; het tweede en derde deel behandelt resp. den invloed van Franciscus op Theresia en de opvatting van Theresia over den H. Franciscus. L. B. „MIJN KLEINE WEG", volgens de Kleine H. Theresia door Mar tin Stoks C.s.s.R. Kruisvaar ders van St. Jan. In vragen en antwoorden, dus in den ons zoo vertrouwden Catechismusvorm, geeft pater Stoks hier uitleg van den kleinen weg, waarover kleine Treesje vaak spreekt, den kleinen weg tot God. Schrijver geeft al op een bijzonder duidelijke wijze aan, hoe die weg bestaat in het zich gedragen als kind ten opzichte van God als Vader, als kind met zijn kinderlijk ver trouwen en kinderlijke liefde. L. B. „DE BELEVING DER GE MEENSCHAP IN CHRISTUS DOOR DE LITURGIE", door Dom. A. Beekman O.S.B. van de St. Paulus-Abdij te Oosterhout. Uitgave Vox Romana, Schie dam, G.G.G. nummer 442. De drie slotconferenties van het cursusjaar 1933-34 van de R. K. Volksuniversiteit Rotter dam. Na behandeling van de valsche beginselen onzer tegenwoordige samenleving en hun ont staan, werden in dezen cursus besprekingen gewijd aan nieuwe strevingen naar een eigen katholiek program in het licht van onze ge meenschap in den Christus. En zoo ontvingen de laatste conferenties den titel van „De be leving der Gemeenschap in Christus door de Liturgie". Pater Beekman geeft nu de drie conferenties onder dezen eenen titel uit als een brochure van het G.G.G. In de eerste conferentie worden de begrippen beleving, gemeenschap in Christus en Liturgie verklaard; de tweede behandelt de uiterlijke beleving in de liturgische ceremoniën, en de derde handelt over de innerlijke beleving dier Gemeenschap. Als al zijn werkjes is ook dit weer „af". L. B. Thomas steeg de trap van de leeszaal op Buiten kletterde de regen tegen de ruiten en daarbij huilde de wind als een wilde langs de daken. Brrr! dacht Thomas huive- ïend wat 'n weer! In de vestibule omving hem een weldoende warmte. Hij werd gewaar, dat een gevoel van behaaglijkheid hem ging doorstroomen, en was blij, dat hij zijn natte jas en doorweekten hoed in de kleeren-bewaarplaats kon laten ophan gen. Dan volgde hij den gewonen weg naar de krantenkamer en wilde, zooals gewoonlijk, in het voorbijgaan de dame die opzicht hield, met een hoofdknikje begroeten maar onwille keurig bleef hij even staan. De ietwat verhoogde plaats in het midden der groote zaal was leeg. Niemand zat er. Voor de eerste maal in al die jaren, dat Thomas de leeszaal bijna dagelijks bezocht. De schrijftafel had haar gewoon aanzien. Boeken lagen er op en kranten. Eenige lijsten en notitieboekjes. Niet ver van de tafel stond een jong meisje, dat in een catalogus bladerde. Blijkbaar een be ambte der bibliotheek, die den dienst van de afwezige juffrouw waarnam. Thomas draalde, alsof hij iets bijzonders ver wachtte, maar dan nam hij een krant van het rek en zette zich daarmee op een stoel bij het raam. Hij vloog door de gebeurtenissen van den dag, keek naar den titel van het hoofdartikel en las mechanisch den kop van „Het verhaal van den Dag." Maar niets boeide zijn aan dacht. Zijn oogen dwaalden over het bedrukte papier, dat hij voor zich had, naar den ledigen stoel in de kleine met een hek afgesloten ruimte. Het was hem alsof hij plotseling een sterken persoonlijken band tuschen de afwezige juffrouw en hemzelf voelde. In den geest zag hij haar vóór zich. Met het vroolijk-zakelijke gezicht, waaruit de oogen zoo vorschend kijken konden. Maar als ze glim lachte, dan kwamen er vele fijne rimpeltjes te voorschijn, rimpeltjes die waarschijnlijk een heele levensgeschiedenis konden vertellen. Al tijd had zij daar gezeten in haar kantoorjas van satinet en als zij van haar plaats opstond om zich naar de kartotheek te begeven, dan bemerkte men, dat zij een beetje mank liep. Nu viel het Thomas in, dat hij niet eens wist, hoe zij heette. Wie zou zij toch wel zijn? Merkwaardig, sedert jaar en dag kende hij haar, had haar aanwezigheid hier altijd als iets vanzelf sprekends beschouwd en toch eerst nu, dat zij er niet was, kwam het hem voor, dat er altijd iets oneindig rustigs van haar uit ging. Met onverstoorbare bereidwilligheid had sr.ii een ieder, te allen tijde, inlihctingen en ad vies gegeven. Wie ook vroeg en wat hij ook vroeg, altijd gaf zij een afdoend en zaakkundig antwoord. En dan kwam er in haar oogen, die door haar lorgnet een min of meer strenge uit drukking hadden, nu en dan een vriendelijk lichten! Het fluisteren van haar stem (Zacht spreken! heet het gebod in de leeszaal) klonk daarbij heel zacht, maar toch buitengewoon duidelijk verstaanbaar. Zooals het spreken van een goede moeder, dacht Thomas nu. Weer keek hij op. Zonderling, dat nu die stoel op eens zoo leeg was, nadat de juffrouw daar als een hulpvaardige geest dag aan dag werkzaam was geweest.... Thomas hing de krant weer op het rek, trad op de jonge beambte toe en op den ledigen stoel wijzende, vroeg hij haar iets. „Juffrouw van Steenderen is ziek," kreeg hij ten antwoord. „Voor de eerste maal, voorzoover ik weet." Dus Van Steenderen heet zij, dacht Thomas verwonderd. Hij ging naar de kast „Adres boeken". „Van Steenderen, Irene, bibliotheca resse, Tuinstraat 56," las hij. Nadenkend zette hij het boek weer op zijn plaats. Dan ging hij kortbesloten naar de vestiaire voor zijn jas en hoed. De Tuinstraat lag in een der stille woonwij ken. Thomas kampte tegen regen en wind. Wat hij wilde, was hem eigenlijk nog niet duidelijk. Hij peinsde en zon, maar toen hij voor het 3-hooge huis stond, verwierp hij alle bedenkingen. Op de tweede verdieping opende hem, op zijn bellen, een vrouw op leeftijd. „Ik kom om naar de zieke te informeeren," zei Thomas een weinig verlegen. De vrouw kwam op het portaal. „Ja, weet Oom Sidney had bij de directie van de K.L.M. een goed woordje voor mij gedaan en tot mij a groote vreugde kreeg ik een vaste aanstelling als piloot op de luchtlijn AmsterdamLonden Wat was ik trotsch op mijn baantje. Op zekeren dag toen ik weer uit mijn vlieg tuig op Croydon uitstapte, voelde ik een hand op mijn schouder, "t Was Oom Sidney, die mij toeriep: „Hallo, ouwe jongen, hoe gaat het?!" We begroetten elkaar hartelijk. „En, Bok, hoe bevalt je het vliegen?" vroeg Oom Sidney. „Wel Oom, het vliegen zelf vind ik heerlijk, maar iederen dag hetzelfde traject, begint op den duur wat vervelend te worden." Oom lachte eens. „Je zoudt zeker meer trek hebben in een grooten tocht, wat?" Ik keek hem eens aan. Wat zou hij in zijn schild voeren. „Oom", riep ik, gaan we soms weer vliegen?" Kalm, jongen," lachte Oom, „ga eerst maar eens mee tante Sidney begroe ten." Ik ging met Oom mee naar het hotel, waar hij met tante Sidney logeerde. Daar aange komen werd ik door tante hartelijk begroet. W hadden elkaar veel te verttellen. Eindelijk zei ik: „Kom eens voor den dag met uw plar, Oom, want U heeft iets in den zin, dat weet ik." lide juffrouw is hier niet meer.... Die hebben ze naar het ziekenhuis gebracht.Zij wou eerst niet, maar toen heeft de dokter het verordineerd.... Die arme juffrouw.... Twin tig jaar heeft zij hier gewoond.... Bent u mis schien familie?" Thomas mompelde een verontschuldiging en ging heen zonder op de vraag te antwoorden. Twee dagen later las hij in de stadsberichten: „In den afgeloopen nacht overleed in het ste delijk ziekenhuis tengevolge van een longontste king, in den ou- derdom van 52 jaar de bibliothe- T\p iuffrnuw caresse Irene van jwjjiuwuu Steenderen. De j i ontslapene heeft UCLYl CIC ICCSZCLCLl gedurende 24 jaar I aan het hoofd van de gemeenschappelijke leeszaal gestaan en heeft zich al die jaren met voorbeeldige plichtsbetrachting van haar taak gekweten...." Thomas gedacht bij het lezen van dit bericht het vriendelijke hoofdknikje, waarmee zij hem telkens zijn groet beantwoordde. Hij dacht weer aan deze voorkomende dame, aan haar nimmer moede bereidwilligheid allen te dienen die zich tot haar wendden. Dienst aan de gemeenschap. Hoe dikwerf wordt hij stilzwijgend verricht. Met een on baatzuchtigheid, die geen grenzen kent. Tho mas vouwde de krant toe. En slechts een toe val, zoo ging het hem door het hoofd, laat ons menigmaal de groote mate van warmte en goedheid ontwaren, die van zulk een mensch uitgaat. Ja, somtijds een toeval. Maar meestal de dood! De „Wool Industries Research Association" heeft een procédé uitgevonden, waardoor de kwaliteit der Britsche textielproducten zal wor den verbeterd en de productiekosten verlaagd. Dit procédé, dat geheim gehouden wordt, be staat in het gebruik van geïoniseerde olie, terwijl bij de tegenwoordige behandeling van ruwe wol eerst wordt gereinigd met loogzout, daarna zacht gemaakt met olijfc ':e en daarna opnieuw gereinigd om de olie te verwijderen, zal de geïoniseerde olie de wol reinigen en ver zachten, waarna de olie door wasschen verwij derd kan worden. De op deze wijze behandelde wol is veel witter en zachter dan de volgens de oude methode behandelde wol. De nieuwe olie soort kan ook met succes worden gebruikt voor sisal, hennep, jute en andere plantaardige ve zelstoffen. Ook de nevenproducten van de ver schillende processen zijn waardevol en men ge looft, dat de uitvinding groote mogelijkheden opent voor menig Britsch product, dat op het oogenblik van weinig waarde is. Een groote fabriek, die verschillende soorten van geïoniseerde olie voor handelsdoeleinden fabriceert, is juist dezer dagen bij Londen ge opend. Mgr. M. Millot. Plans de Ser mons de circonstances. P. Te- qui. Paris. 1934. Twee bundels schetsen voor preeken versche nen reeds van de hand van dezen weispreken den vicaris-generaal van het Bisdom Versailles: de eerste voor de kerkelijke feesten, de tweede voor retraites. Deze derde bevat materiaal voor „gelegenheidspreeken". Dit woord heeft wel een slechten klank, maar de groote Fransche ora- teurs hebben bewezen, dat elke „gelegenheid" een gelegenheid ie am een goed woord op de goede manier, t en schoon woord op een schoone manier fel zeggen, en Mgr. Millot komt dat hier weer e<Sïs te meer bevestigen. De ontwerpen willen niet meer zijn dan een handleiding, en laten voldoende ruimte voor de persoonlijkheid van den predikant. P. V. R.P. de Ravignan. Dernière retraite, donnée aux religieuses carmelites, November 1857. 8me éd. P. Tequi. Paris 1933. De achtste druk van een bundel overwegin gen, die Pater Ravignan voor pl.m. tachtig jaar heeft uitgesproken voor een Parijsch Carmeli- tessenconvent. Ofschoon 'voor een zeer bepaald gezelschap ontworpen, zijn deze overwegingen, die de methode volgen van de „Geestelijke oefe ningen" van den H. Ignatius wel zoo algemeen van inhoud, dat zij, ondanks hun „ouderdom", met voordeel ter hand kunnen genomen wor den zelfs door mannelijke leeken die, midden in de wereld staande, zich van tijd tot tijd re kenschap willen geven over hun verhouding tot God, over hun einddoel en hun vorderingen op den weg des heils. P. V. Een advertentie behoeft geen „kapitalen" te kosten. Plaats maar eens een Omroeper! Rubri ceering en gelijkvormige zetwijze. Billijk han delstarief. A 11*% 1% °P dlt blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Ofïfifï bij levenslange geheele ongeschiktheid t ?t werken door 7C/Ï bU een ongeval met OC/l bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C/l bij een breuk van Afï bij verlies van 'n QOOTITI" S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen Oir verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen f 0\J%~ doodelijken alloop een voet of een oog# Z tU O»m duim of wijsvinger t/l/»"been of arm# tri/»" anderen vinger 15 Heeft tante Carmen je haar geschiedenis verteld? Haar geschiedenis? Ja, ik had wel ge dacht, dat mevrouw Carvajal ook een geschie denis heeft. Neen, tante, ze heeft me uw geschiedenis verteld, en ronduit gesproken, tante, ik ben er heelemaal van streek van. Bah! prevelde de arme vrouw, met merk bare opluchting. Mijn geschiedenis is iets heel gewoons. Een man. die zijn vrouw in den 6teek laat. Dat is een heel gewoon iets, Reina. Ja, het is misschien een heel gewoon iets, maar het is toch heel treurig, tante Marilena. heel treurig voor u, die nog zoo jong bent en nog zooveel recht hebt op het leven.... Er was zooveel oprecht medelijden in die woorden, die uit mijn hart opwelden, dat tante Marilena er niet door beleedigd werd. Integen deel, zij werd een oogenblik mededeelzaam, en zeide: Dat is het, Reina, heel treurig. In net be gin had ik een paar hevige aanvallen van wan hoop en verzet. Maar de beginselen, die bij mijn opvoeding in mijn hart geprent zijn, behaalden (la overwinning. Ik berustte. En dag en nacht dank ik God, dat Hij mij die groote genade gegeven heeft. Het is mijn eerste bede, als ik opsta, dat Hij mij blijve helpen.... Ik meende een verborgen beteekenis in die laatste woorden te bemerken. Toen zij ze uitge sproken had, bleef zij in gepeins verzonken, en ik zweeg. Hoewel het maanlicht slechts vaag was op de plaats, waar wij stonden, ontsnapte er niets aan mijn jonge oogen. Tante Marilena was bleek geworden, als de crème japon, die zij droeg. Haar oogleden trilden. Ik beefde bij de gewaarwording, dat een nieuwe tragedie dit reeds zwaar beproefde leven bedreigde. Er had een zekere ongerustheid uit haar stem ge klonken, die op zich zelf reeds voldoende be wijs was voor de kwelling, die haar hart be nauwde. God zal alles ten beste leidenprevelde ik bedrukt, zonder dat ik er iets aan toe durfde voegen, vanwege de neerslachtigheid, die zich van mij meester maakte. Langzaam gingen wij de treden op. Mijn ooren suisden, en mijn hart bonsde hevig Ik had op rechte bewondering voor Marilena, toen zij in den verlichten salon gekomen, met uiterlijk weer geheel beheerschte trekken zich over haar vader boog, om hem te kussen, en op heel natuurlijken toon tot mij zeide: Waarom speel je niet de „Noorsche Dans" van Grieg, Reina? Dat is een van de stukken, waar papa het meest van Houdt. Ach, ik beken, dat ik nog erg ten achter ben in de moeilijke kunst van zelfbeheersching. Ik zal me moeten oefenen, vóór ik in de groote wereld kom, 25 Juli Op mijn bed liggen twee japonnen, die zóó mooi zijn, dat het werkelijk moeilijk is, om tusschen die twee te kiezen. De eene is van witte tule, schitterend van eenvoud, en de andere is licht mauve, en meer een deftige japon. Tante Marilena, die een vrouw van de wereld is, kent de juiste adressen, en heeft het zich tot plicht gerekend, om me van het allernoodigste te voorzien, in afwachting van een of andere onvoorziene gelegenheid. Mijn kamenier was, evenals ik, verbijsterd. Die mauve japon is prachtig, juffrouw, maar ze lijkt me te voornaam voor een intiem diner r En bovendien voor buiten. Want hoewel dit huis de officieele residentie van markies Aledo is, waardoor het ongewoon belangrijk wordt, en mijn grootvader onverzettelijk is op het punt van etiquette, moeten we toch altijd voor oogen houden, dat we hier buiten zijn. Ja, juffrouw, die japon is te voornaam voor deze gelegenheid. Dus Die witte zal beter zijn.... Goed, dan praten we er niet meer over. De witte japon, en mijn parels. Zouden een paar rozen niet veel eenvou diger staan, en er meer bij hooren, juffrouw? waagde de ervaren kamenier op te merken. De juffrouw is jong, erg jongEn we bespraken al, dat het een intiem diner is, en buiten. De parels van de juffrouw zijn te kost baar voor deze gelegenheid. Kostbaar zijn ze zeker. Het zijn mijn eigen parels, en volgens mijn grootvader, zijn ze zoo wat een millioen waard. Ik voeg me graag naar den raad van mijn kamenier, en zij doei me de witte tule japon aan, waarna ze een prach tige roode roos op mijn schouder vaststeekt en een tweede op de sluiting van mijn ceintuur, bij wijze van broche. Vervolgens raadt ze mij, een vleugje karmijn op mijn wangen te doen, die een beetje bleek zien van de opwinding over de aanstaande gebeurtenis. Maar dóar zijn we het niet over eens. Neen, beste dame, neen. Ik heb een hekel aan leugens en ik houd van natuur. Gelukkig ben ik passabel genoeg, om me de weelde te veroorloven, dat ik die pleisters missen kan. Een héél klein beetje poeder, om het glim mende weg te nemen, dat is genoeg. In het algemeen heeft de juffrouw niet méér noodig dan dat, zei de kamenier met over tuiging. De juffrouw heeft een prachtige teint, en gewoonlijk een heerlijke kleur. Alleen, dat ze vanavond wat bleek ziet, en daarom ver oorloofde ik mij, op te merken. Dank je. Maak je niet bezorgd, Als een van die heeren me vanavond een paar keer achter elkaar aankijkt, zal ik rood genoeg worden. De juffrouw ziet er werkelijk verrukkelijk uit, prevelde het meisje vol vuur. terwijl zij mij voor het laatst nog wat poederde De waarheid was, dat ik verschrikkelijk opge wonden was. En dat, terwijl mijn eerste optreden in de wereld zoo betrekkelijk eenvoudig en intiem zou wezen. Mijn grootvader heeft de notabelen van Aledo gevraagd, die ook zijn kaartclubje vormen gedurende de winter avonden. Niet alle avonden, want om niet ge stoord te worden in zijn sociale werk ik geloof, dat hij een boek schrijft, dat wel opgang zal maken, als het net is als zijn werk heeft hij twee avonden in de week bepaald, net als de dames! Als hij dat niet deed, zou hij ze op alle uren van den dag bij zich hebben, tuk als ze zijn op het warme zitje bij den haard, en de fijne sfeer van den salon, en de beschaafde conversatie van den markies en de sympahtieke verschijning van barones Tallares, met al haar vrouwelijke volmaaktheden. Misschien lijkt tante Marilena, bij de algemeene verwording van dezen tijd, waarbij het ideale type van de vrouw ver loren is gegaan, hun een wonder. Zooals ik zei, mijn grootvader heeft zijn kaartclubje uitgenoodigd allemaal menschen van een zekere beschaving: de notaris, da rechter, de dokter en de burgemeester. Boven dien komen mevrouw Carvajal en de rentmees ter. En verder nog graaf en gravin Rocamadre, een neef en een nicht van mijn overleden grootmoeder, die afscheid komen nemen, vóór ze naar Almeria gaan waar kolonel Rocamadre het bevel over het regiment aldaar op zich zal nemen. Toen ik gereed was met kleeden, kwam tante Marilena binnen. Zij droeg een eenvoudige, maar sierlijke blauwe japon, waar haar brons kleurige haar en haar blanke teint, heel voor- deelig bij afstaken. Zij droeg geen sieraden en geen bloemen. Zij was voornaam in haar een voud. Ben je klaar, Reina? Ik wou Francisquin naar bed brengen, die vanavond erg lastig was, dat gebeurt altijd bij zulke gelegenheden, en ik vrees, dat ik wat laat ben. Maria Rocamadre is al beneden. Zij en mevrouw Carvajal zullen papa wel geholpen hebben, om de gasten te ontvangen. Zooveel zijn er ook niet.... Van alles wat.... Gaan we? De verschijning van tante Marilena in den salon bracht eenige spanning teweeg. Graaf Rocamadre, die aan het woord was, zweeg opeens. Ik had wel honderd meter onder den grond willen zakken, op het oogenblik, dat aller blikken zich van mijn tante afwendden en zich op mij richten. Zooals ik verwacht had, kleurde ik tot mijn haarwortels, toen ik de stem van mijn grootvader hoorde, en hij mij voorstelde: Mijn kleindochter, gravin Salvadal.... De naam kwam met een zekere inspanning van zijn lippen. Het is de gehate naam, dien hij zich nog altijd niet zonder wrok herinneren kan. Doch zijn oogen bleven tegelijkertijd met oneindige teederheid op het gelaat van zijn kleindochter rusten, dat zoozeer gelijkt op dat van de doode. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 12