IN EN OM HAARLEM Jid vebfiaalmn den da§ Gelouterd DE SPELLING Uit den Gemeenteraad DONDERDAG 9 AUGUSTUS 1934 BRANDENDE TEER IN HET GELAAT Arbeider ernstig gewond Personalia Politieke Landdag uitgesteld Spelevaren en nog wat Hindelrlijke overkapping te Zandvoort BRUTALE DIEFSTAL TE VIJFHUIZEN Aardappelen ontvreemd Schaakwedstrijd per post Een vermogende hotel bediende Harddraverij te Enkhuizen Luchtafweergeschut in de Vereen. Staten AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET SPAANSCH BMnnitiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiimiiiiimimunmnimmiiimmmiiinimnniMiiiiiiMimiiiiiiiiiiwiimmnmiimimiiiiiiiiiiimmmit: aiiuiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiir: Met uitzondering van een kwartiertje, dat besteed werd aan de bespreking van de gemeentelijke toonkamers van het gas- en electriciteitsbedrijf, heeft de raad zich van half twee tot zeven uur bezig gehouden met kwesties, die verband houden met werkloozen- zorg. Men zal dus moeilijk kunnen volhouden, dat het werkloozenvraagstuk niet de aandacht heeft van den Haarlemschen raad. De heer Visser, chr.stelijk-historisch raadslid, zorgde voor de sensatie van den middag door den heer Castricum, bij het voorstel om jeugdi ge werkloozen tegen een kleine vergoeding aan het werk te zetten, op heftigen toon te verwij ten, dat hij het volk vergiftigt met zijn uitlatin gen en dat hij meer en meer den communisti- schen kant uitzwaait. De heer Visser wa, hier zeker niet vrij van overdrijving. Daarvoor ken nen wij den heer Castricum te goed als een principieel katholiek, maar een uitval a's die van den heer Visser kon toch al eenigen tüd worden verwacht. In de laatste maanden heeft de heer Castricum er herhaaldelijk aanleiding toe gegeven telkens als hij het woord vroeg, na dat een der communisten had gesproken, om hun betoog te onderstrepen, ook dikwijls als zij in den grond der zaak ongelijk hadden. Het zou beter zijn als hij eerst eens afwachtte, wat an dere raadsleden over een onderwerp te vertellen hebben om daarmede dan zijn eigen meening te vergelijken, en zoo noodig te corrigeeren. Dat "n bezadigd man als de anti-revolutiomaire heer de Braai den heer Castricum gisterenmiddag een scherpe vermaning gaf door te zeggen, dat hij verkééra had gesproken en hem daarbij wees op zijn positie als leider van een voornaam deel der christelijke arbeidersbeweging zal op hem ongetwijfeld meer indruk hebben gemaakt, dan de, lichtelijk belachelijke, bescherming, wel ke hij van een totaal onbevoegde als het raads lid Oversteegen te pas en te onpas krijgt. Non tali auxilio, voor dat soort huip voelt de heer Castricum zich veel te zelfstandig en is hij een te eerlijk katholiek. De critiek, welke de heer Castricum en de communisten gisterenmiddag voerden, was on juist. Op verzoek van den minister toch hadden B. en W. naar objecten gezocht om de jonge werkloozen bezig te houden. Zij hadden er een gevonden in het verbeteren van "het speelter rein aan de Van Oosten de Bruijnstraat. Het was uitsluitend de bedoeling om de jongens van de straat te houden en hun te leeren werken. Zij zouden daarom dan ook geen loon ontvangen, doch slechts een kleine vergoeding. Twee gulden in de week of 6>/2 cent per uur, schamperde de heer Peper. Nu kon men, zooals de heer van Dam en vele andere raadsleden deden, hierbij de goede bedoeling van B. en W. prijzen, omdat zij trachten de jongens van moreelen ondergang te redden, en men kon natuurlijk ook van B. en W. of van de „kapitalisten" (terminologie van Oversteegen), eischen, dat zij alle werkloozen tegen een behoorlijk loon aan den arbeid bren gen. Doch dan vraagt men aan B. en W. om een vuist te maken, terwijl zij geen hand hebben; dan vraagt men, dat in Haarlem de wereldcrisis wordt opgelost, iets waar men ook in Rusland geen kans voor ziet. Critiek maakt slechts indruk als zij redelijk is. B. en W. kregen het crediet van f 9800.— voor de verbetering van het speelterrein. De heer van Liemt deelde mede, dat de vergoe ding, welke hier wordt gegeven de beste :s van heel Nederland en dat zij niet voor aftrek van steun in aanmerking zal worden gebracht. De heer Reinalda vroeg hoe het staat met den toeslag op de premie, welke de werkloozen moe ten betalen voor de ziekenfondsen. Dit is nog in onderzoek, verzekerde de heer Roodenburg. De heer Kuiper zeide, dat deze gelegenheid, door de Regeering geboden, om het lot der werk loozen eenigszins te verzachten door B. en W. moet worden aangegrepen, het moge kosten wat het wil. De heer Roodenburg gaf dit niet vol mondig toe. Er zal, volgens hem, wel degelijk moeten worden gekeken naar wat voordeeliger is voor de gemeente. B. v. zou het wei eens ver kieslijker kunnen zijn voor de gemeentekas aan de ziekenfondsen een subsidie te geven dan een toeslag op alle premies van werkloozen. De heer Kuiper persisteerde bij zijn meening, dat hier de gelegenheid te baat moet worden geno men om de werkloozen te helpen. Als men de voorschriften der Regeering wil nakomen als zij schrijnend zijn, moet men dat ook doen als zij gunstig voor de werkloozen uitvallen. De heeren van Tetering, van Dam. Baas en van Kessel hadden bij de behandeling van de Gemeentebegrooting in December van het vori ge jaar een motie ingediend, waarbij B. en W. werden uitgenoodigd overleg te plegen met de werkgeversorganisaties der gas- en e'ectrotech- nische bedrijven omtrent de mogelijkheid om de beide gemeentewinkels aan deze organisaties ter exploitatie over te dragen. B. en W. Kwamen nu met hun praeadvies. Zij zijn in overleg getreden met de betrokken organisaties en tot volledige overeenstemming gekomen. De gemeente zou de winkels blijven exploiteeren, maar de installa teurs zouden een betere provisieregeling krijgen. De heer van Tetering achtte het principieel verkeerd, dat de gemeente winkels exploiteert maar zeide er vrede mede te nemen, nu de orga nisaties zelf in gemeentelijke exploitatie toe stemmen. In denzelfden geest sprak ook de heer van Dam. Maar het lag voor de hana, dat iemand als de heer Joosten vroeg of het prin cipe dus werd opgeofferd voor wat geld. De heer Westerveld gaf blijk van heel weinig so ciaal-economisch inzicht door te zeggen, dat hij het onjuist vond aan de installateurs 15 pCt. provisie te geven voor werk, dat niet meer dan een half uurtje duurt; vijftien gulden voor een karweitje, dat met twee, drie gulden goed be taald is, hoonde hij. Hij toonde daarmede, dat hij nog steeds de functie van den middenstand in onze maatschappelijke samenleving niet be grijpt. Hij begrijpt nog altijd niet, dat het de taak der gemeente niet kan wezen, den midden stand te helpen vernietigen door zelf winkeltje te gaan spelen. De gemeentelijke bedrijven zeg gen, toonkamers noodig te hebben om het ge bruik van gas en electriciteit te bevorderen; om de beste apparaten te kunnen demonstreeren. die dat doel kunnen bevorderen. Er zou ook wat te zeggen zijn voor de meening, dat dit de taak van de vakmenschen-winkeliers is. Maar als de ze er dan vrede mede nemen, dat de gemeente zulks doet, dan kan men het ook billijk ach ten, dat zij van die gemeentelijke propaganda geen schade lijden en dat hun dat deel van de winst niet ontgaat, dat zij zouden maken als de gemeente zich niet begaf op het terrein van den middenstand. Dat door het voorstel van B. en W. èn de belangen van de winkeliers èn die van de gemeente worden gediend, bleek ook het oordeel van den raad te zijn. Tenslotte een lang debat, waarbij de voor zitter zelfs met een avondvergadering dreigde, over de motie van den heer Meijers, waarbij de raad als zijn oordeel zou uitspreken, dat geen verhaal mag worden toegepast op steun, ontvangen door hen, die onder de crisissteun regeling vallen. Er bleek een groot meenings- verschil te bestaan tusschen de meerderheid van het college van B. en W. en een groot deel van den raad. Voor de werkloozen, die bij hun kas zijn uit getrokken, heeft de Regeering met het oog op de buitengewone tijdsomstandigheden, een regeling getroffen, waarbij zij toch uitkeering ontvan gen. Daaronder vallen ook de ongeorganiseerde werkloozen. Zij worden dus niet beschouwd als gewone armlastigen, die bedeeld worden vol gens de bepalingen der Armenwet. Nu iaat de Armenwet toe, dat de aan armlastigen gegeven steun geheel of gedeeltelijk verhaald wordt op degenen, die volgens het Burgerlijk Wetboek den zoogenaamden onderhoudsplicht hebben. Dat zijn de ouders voor hun kinderen en de kinde ren voor hun ouders. Dat verhaal volgens de Armenwet wordt overal streng toegepast. Maar dat gebeurde tot voor korten tijd niet voor hen die onder de rijkssteunregeling vallen. In het begin van dit jaar is men te Haarlem daarme de begonnen, De heer Slingenberg zeide toen, ter verdediging van deze handelwijze, dat de werkloosheid nu al zoo lang duurt, dat men niet meer kan spreken van „buitengewone tijds omstandigheden", maar dat de werkloozen ge wone armlastigen zijn geworden. De raad was het goeddeels met die opvatting niet eens. Ve len, onder wie de heer mr. Gerritsz. meenden dat dit verhaal wettelijk ongeoorloofd is. Men besloot het oordeel van den Minister te vra gen. Dat is gebeurd. Vanwege het gemeentebe stuur is aan den Minister gevraagd of verhaal op hen, die krachtens de steunregeling steun ontvangen geoorloofd is krachtens de Armen wet. De Minister antwoordde, dat de gesteun- den niet behandeld dienden te worden volgens de Armenwet. De tegenstanders in den raad juichten toen, dat de Minister dus aan hun zijde staat. Maar B. en W. gaven den moed niet op en kwamen gisteren met een voorstel bij den raad om het hierboven omschreven verhaal wel toe te passen. Op billijkheidsgron- den, zooals de heer van Liemt uiteenzette. Het is immers te gek, zeide hij, dat menschen, die onder de Armenwet vallen wèl en zij, die onder de steunregeling vallen, niet voor verhaal in aanmerking komen. Ook de heer van Dam zag principieel geen verschil tusschen de eene ca tegorie en de andere. Er zijn onder degenen, die werkloos zijn, verschillende perse nen, die bloedverwanten hebben, die zeer goed in staat zijn hun onderhoudsplicht te vervullen. Er is geen reden om die vrij te stellen. Mevrouw Scheltema-Conradi wees er op, dat verhaal in elk geval kan worden toegepast, krachtens artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek. Andere raadsleden zeiden niet tegen het toepassen van verhaal te zijn, maar vroegen dat daarbij niet het vel over de ooren zou worden gehaald. Om dat te voorkomen diende de heer Klein een voorstel in, waarbij elke beslissing zou moeten worden voorgelegd en beoordeeld door de com missie van bijstand voor Maatschappelijk Hulp betoon. Mevrouw Scheltema vond dat een goe de oplossing, mits de commissie zich bepaalt tot het geven van advies. De heer van Kessel wilde inkomens beneden f 2000.van verhaal uitsluiten. Daar valt allemaal over te praten, zeide de heer van Liemt. Het gaat om het principe. B. en W. wenschen in bepaalde gevallen de moge lijkheid te hebben verhaal toe te passen om wille der rechtvaardigheid ten opzichte van de genen, die krachtens de Armenwet worden ge steund. Nadrukkelijk legde de heer Van Liemt vast, dat hij vast van plan is, om de werkloo zen die door Z. H. den Paus in Zijn brief aan den bisschop van Quebec slachtoffers van de wereldcrisis genoemd worden, steeds als zooda nig te blijven beschouwen. De tegenstanders van verhaal legden er den nadruk op, dat de gesteunden crisisslacht offers zijn en dat op dien grond de hun gege ven steun niet mag worden teruggevorderd. De heer Gerritsz, die de minderheid in het college van B. en W. uitmaakte, herinnerde aan het Nationaal Steuncomité, dat in 1914 cp initiatief van H. M. de Koningin werd opgericht om hen, die door de buitengewone tijdsomstandig heden werden getroffen te steunen. Er was toen geen sprake van, dat die verleende steun werd teruggevorderd. Zij kregen steun, omdat zij slachtoffers waren van de tijdsomstandigheden. Niet anders staat het met de hedeudaagsche werkloozen, zeide hij. Ook zij zijn slachtoffers van de buitengewone tijdsomstandigheden en dus dient ook op hen geen verhaat van den steun te worden toegepast. Als wij verhaal gaan toepassen, dan gaan wij de armlastigen der Armenwet met de crisis-slachtoffers vermen gen. Laten wij dat zoo lang mogelijk voorko men, zeide de heer Gerritsz. IVIet veel nadruk werd ook door verschillende raadsleden, o. a. de heeren Meijers en Kuiper op dit verschil tusschen armlastigen en gesteunden gewezen. De heeren Mars en Castricum waren van mee ning, dat as dit verschil niet gehandhaafd blijft de verzekering tegen de gevolgen van de werk loosheid kapot wordt gemaakt. Zoowel voor- als tegenstanders hadden dus wel argumenten, die het overwegen waard wa ren. Maar bijzonder sterk stonden zij, die de vraag stelden, waarom die kwestie nu toch in 's hemelsnaam in Haarlem acuut werd gemaakt. Waarom wil men toch verhaal toepassen, vroe gen zij, hoewel de Regeering zulks niet vraagt, en de Minister er zelfs afwijzend tegenover staat? Het gebeurt in geen enkele stad. Waar op de heer van Liemt als zijn overtuiging te kennen gaf, dat het wel gebeurt, maar dat men er niet voor uit durft te komen. Er werd gestemd over de motieMeijers: verhaal of geen verhaal. De stemmen staakten, zoodat in de volgende raadszitting opnieuw moet worden gestemd. Het decorum in den raad was dezen middag een beetje zoek. Schoonmakers en schoon maaksters vierden hoogtij in de ap- en depen denties van de openbare stadsbibliotheek en leeszaal. Zij trokken er zich niets van aan, dat de Vroedschap der stad vergaderde. Zoo iets had in den tijd van den heer Boreel van Hoge- landen eens moeten gebeuren! En wat zou hij den bode, die, o gruwel, in een blauw colbertje met een slappen boord om, in de raadzaal thee serveerde met zijn blikken uit de vergadering hebben gedrongen! Boven de hoofden van de beraadslagende vroeden, stompten en bonkten de werklieden, ronkten de stofzui gers; tot in de gangen en in de perskamer ston den de verfpotten en afgenomen schilderijen. Het was een complete chaos. Neen, zooiets had onder burgemeester Boreel niet kunnen plaats grijpen en niemand misprees het in hem, dat hij de waardigheid van den raad hooghield. Ook burgemeester Maarschalk is op dit punt niet ten onrechte erg kieskeurig. Laten wij ho pen, dat als hij terugkomt van vacantic, de oude orde weer hersteld zal zijn. nillllllllllMIIMII iiiii!iiiiiiiiimii= Het spellingsvraagstuk is beslist, Maar toch niet van de baan, Omdat niet ieder met 't besluit Gewillig mee wil gaan. De een, die zegt, het gaat te ver, De ander zegt van nee En meent er moet nog meer beknot Aan 't Hollandsch A.B.C. Een derde vraagt: hoe moet het nu? Want 'k heb nog niet het flair. En srijf je schrijven met c-h Of enkel met s-r? En als het heuse zomer is, Schrijf ik dan heusch met s? Want waar die niet gesproken wordt Gaat c-h op de fles! En in de sgaduw van de nagt Of blijft het hier c-h? 'k Weet werk'lijk niet of ik hier niet Dan wel een fout bega! De nieuwe spelling valt niet mee, Want dit is onbetwist, Juist als men het eens goed wil doen, Dat men zich 't meest vergist! Ondanks de vereenvoudiging Der letter-schrijverij, Zal 't resultaat waarschijnlijk zijn: Er komt een spelling bij! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) WllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllH Bij de werkzaa: heden aan den Kennemer- beekweg te Bennebroek Wordt o.m. gebruik ge maakt van kokende teer. Gistermiddag is door onbekende oorzaak de ketel, waarin de teer wordt gekoo' .t, in brand gevlogen. De nabij- zijnde werkman De G. gooide het deksel op den ketel om te trachten de vlam te dooven. Hij wierp echter niet ver genoeg waardoor het deksel half in de tweer terecht kwam en bij het terugspringen de brandende massa ge deeltelijk op gezicht en lichaam van De G. terecht kwam. Door dadelijk toegesnelde hulp werd de man naar Dr. Van Aalst te Benne broek gebracht, die na onderzoek constateerde dat er wel ernstige brandwonden waren ont staan, doch dat de oogen gespaard waren ge bleven. Na verbonden te zijn, kon de gewonde naar zijn woning worden gebracht. Hij zal ge durende eenige weken geen wterk kunnen ver richten. De heer A .M. Post te Lijnden ise benoemd tot tijdelijk ambtenaar aan de Provinciale Griffie te Haarlem. De R. K. Politieke Landdag, welken de kies verenigingen in Kennemerland in de maand Augustus hadden willen organiseeren, is voor- loopig uitgesteld. Het partijbestuur stelt zich n.l. op het stand punt. dat een dergelijke, grootsch opgezette landdag onder leiding behoort te staan van het Kringbestuur. Kennemerland is echter in twee Rijkskieiskringen gesplitst, waarom het landdagbestuur zich tot beide kringbestu- ren heeft gewend om medewerking, welke in- tusschen is toegezegd. Door deze onderhandelingen ondervond de voorbereiding zulk een vertraging, dat besloten is den landdag uit te stellen. Dit neemt niet weg dat de besturen der R.K. kiesvereenigingen in Kennemerland contact met elkaar zullen houden, teneinde ook andere belangen gezamenlijk na te streven. Het een zucht ging Kees Terlinden in een hoek van een coupé zitten en sloot dade lijk de oogen. Het was een leege coupe, dus hij kon gerust op een erg luie manier gaan zitten, zonder dat iemand er aanstoot aan zou nemen. Hij sloot de oogen en dacht na. Het was een koude winteravond, maar hierbinnen was het bijna behaaglijk, vond Terlinden. De trein schokschommelde hem met bedaarde regelmaat heen en weer. Hij dacht er aan, dat hij over een uur weer thuis zou zijn in het kleine boekenwinkeltje, tusschen de prentenboeken, de schrijfbehoeften en den standaard met stads gezichten. Dat was toch maar een miezerig bestaan voor een kerel als hij. En het zag er niet naar uit, dat het spoedig zou verbeteren. Vroeger, vijf, zes jaar terug, ja, toen had hij gedacht, dat het anders zou worden, dat hij het boekenbedrijfje aan den kant zou kunnen doen om zich geheel te wijden aan zijn ro mans. Nu wist hij wel beter. Nu wist Koos Terlinden, dat er op de wereld nog miskende kunstenaars rondliepen. Hij was er zelf een van, hij Terlinden, de schrijver van de romans: „Het Eeuwige Geluk" en „Haar Groote Liefde". Tja, wanneer deze beide romans bij groote en bekende uitgevers waren verschenen, dan had de zaak er anders voor gestaan! Dan had de critiek hem zonder den minsten twijfel den lof niet onthouden, welke hem toekwam. Dan zou zijn naam over het geheele land gemaakt zijn. Dan zou men den boekverkooper om het hardst hebben gevraagd: „Is er alweer een nieuwe Terlinden verschenen?" Maar helaas, zijn romans zagen het licht bij een klein uitgevertje en werden gedrukt op slecht papier. Dat maakte geen indruk, dat stond, Terlinden moest het toegeven, mise rabel. Zooals hij het zelf noemde: de zielige omslag lokte niet aan om den zielvollen in houd te lezen. De groote critiek ging aan zijn romans stil zwijgend voorbij. En de kleine critiek evenzoo. Slechts één blad had iets over hem geschre ven, over „Het Eeuwige Geluk". Dat was niet bepaald een bespreking geweest om den schrij ver gelukkig te stemmen: De beste zin er uit was: Er zullen altijd nog wel menschen ge vonden worden, die dergelijke boeken met plezier lezen Dat was natuurlijk van een of ander wrang criticastertje Knarsende remmen, geschreeuw van stations jongens met couranten en eetwaar. De trein was het station Haarlem binnen geschoven. Zou hij met rust gelaten worden in zijn coupé. Het leek er op. Maar neen, op het laatste moment wordt de deur opengerukt en een jonge vrouw stapte haastig in. Terlinden voelde zich verplicht een wat minder non chalante houding aan te nemen. Maar, nadat hij zijn reisgenoote had begroet, achtte hij het geen bezwaar de oogen weer dicht te doen. Hij soesde wat. Toen hij opkeek, zag hij, dat het meisje zat te lezen. Het was een aardige jongedame met mooi verzorgde handen, een fijngeteekend ge zichtje met groote grijze oogen. Dat laatste constateerde Terlinden, toen ze hem van haar lectuur opkijkend even aanzag. Ja, heel mooie handen had ze, lange slanke vingers, die met een gracieus gebaar het boek omsloten. Het boek Terlinden keek. Maar neen, dat was toch niet waar? Het was wèl waar, dat was de gele kaft, dat waren de groote zwarte letters van zijn laatste roman, van „Haar Groote Liefde" Deze bekoor lijke jonge vrouw las zijn werk. Welk een zoete sensatie. Terlinden voelde een siddering van trots en geluk over zijn lichaam gaan. Hij had haar op hetzelfde moment willen aanspreken, willen zeggen, wie hij was. Hij deed het echter niet hij zweeg en dat was een onbeschrijfelijk genot. Daar zat een jonge vrouw en gaf zich geheel over aan het verhaal, dat door hem geschreven was. Ze wist niet meer van haar omgeving, ze ging tt f op in de vrucht nuztdje van zijn fantasie, I ze verslond zijn werk met gretige aandacht. Dat was grooter en mooier waardeering van zijn talenten, dan hij ooit gehoopt had te ontvan gen. Roerloos zat ze daar, haar gezichtje dicht over het boek gebogen, er bijna geheel in weg gedoken. Met een glimlach dacht Ter Linden: Voor haar bestaat er op het oogenblik al leen maar Lucia Elman, de hoofdpersoon uit „Haar groote liefde". De trein reed voorbij Voorburg. De lichten van Den Haag kwamen in zicht. Nog enkele minuten en de trein stoomde het Hollandsche Spoorstation binnen. „Den Haag" zei Terlinden. Zijn reisgenoote schrok op, keek hem aan. „Wat zegt U, Den Haag"? Terlinden knikte. ,,Dan moet ik er uit. Als U me niet gewaar schuwd had, zou ik heusch niets gemerkt heb ben". „Ja, ja, ik kén dat", deed hij begrijpend, „dat heb ik ook als ik een goed boek lees". „Dan vergeet ik alles wat er om mij heen ge beurt". „Een goed boek?" zei Terlinden's reisgenoote, terwijl ze haar koffertje uit het net tilde, „noemt U dit maar een goed boek, waar je in slaap van valt en bijna de plaats van bestemming voor bijrijdt". Ze las op het titelblad den naam van den schrijver: Terlinden. „Als U er niet geweest was, zei ze met een lieflachje, zou die mijnheer Terlinden me een leelijke poets gebakken hebben". „Ja, ik bedoel nee," stamelde meneer Ter linden, terwijl hij krampachtig met zijn mond hoeken trok. Woensdagmiddag begaf zich te Zandvoort een echtpaar in zee ter hoogte van het vrije strand ongeveer voor de post der Zandv. Red dingsbrigade. Vrouwlief liet zich heerlijk rond drijven op een met lucht gevulde gummiband, maar bij dit spelevaren zag ze plotseling haar man, die „gewoon" aan 't baden was. struikelen, doordat hij in een kuil stapte. Van schrik gleed zij van haar drijftoestel ai en daar de zwem kunst haar vreemd was, moest ze door eenige leden der Z. R. B. uit het water worden ge haald. Dezen oordeelden 't raadzamer een dok ter te waarschuwen en terwijl Dr. van Praassen werd ontboden, vervoerde men het slachtoffer naar den post. Spoedig bleek, dat d epatinte wat zeewater had binnengekregen en nadat dit uit de maag was verwijderd, konden dokter en patiénte den post verlaten. De uitkijk tuurde weer naar de zee, alsof er niets gebeurd was! De hulp der Z. R. B. had weer erger voorkomen! B. en W. van Zandvoort hebben aan de Af- deeling Wegen en Verkeer van den B. B. N. op een verzoek tot het treffen van voorziening met betrekking tot een over den rijweg uitsteken de, door haar geringe hoogte hinderlijke over kapping van een gebouw der N.Z.H.T.M. al daar, medegedeeld, dat geen vergunning voor deze uitstekende overkapping zal worden ver leend ten tijde, dat deze vernieuwd zal moe ten worden. Dinsdagnacht zijn bij den heer P. v. O. aan den Vijfhuizerweg te Vijfhuizen een achttal kisten met aardappelen, welke voor de veiling gereed stonden op het erf, ontvreemd. Van de zen brutalen diefstal is aangifte gedaan bij de politie. De Duitsche Rijkspost heeft de mogelijkheid geschapen tot het houden van een groot schaaktournooi per post, waaraan 200 clubs deelnemen. Er worden door de posterijen voor enkele Pfenningen speciale briefkaarten in om loop gebracht, waarop mededeeling wordt ge daan van de zetten. Binnen veertig dagen moe ten tien zetten gedaan worden en men ver wacht, dat de uitslag van het toumooi over achttien maanden bekend kan zijn. Het bestuur der Enkhuizer Harddraverij- vereeniging besloot haar jaarlijksche kortebaan- draverij om den grooten prijs van West-Fries land te houden op Donderdag 20 September om half twee uur n.m. in de Paktuinen. De dra verij zal worden voorafgegaan door een schoon- rijderij van West-Friesche landbouwtuigpaar- den om prijzen van 80.ƒ50.ƒ30.—, ƒ25.—, ƒ20.—, ƒ15.—, ƒ10.— en ƒ7.50, plus 10 voor het schoonste geheel. Voor de groote draverij zullen de prijzen 500.250. ƒ100.en 50.bedragen, terwijl de eigena ren van buiten Noord-Holland en in Noord- Holland voor zoover ze beneden het Y woon achtig zijn, voor elk paard dat geen prijs wint, 10.per paard vergoeding zullen ontvangen. Voor het eerst zullen langs de geheele baan loudspeakers worden geplaatst, waardoor alles zal worden omgeroepen, zoodat ieder bezoeker het verloop van de courses nauwkeurig zal kunnen volgen Een bedrag werd uitgetrokken om tijdens de draverij zoo mogelijk een loop door Enkhui zen te organiseeren voor lange afstandloopers. Start en eindpunt zullen op de baan zijn. Prijsuit reiking in „die Port van Cleve". Als steeds zul len de feesten met een groot vuurwerk worden besloten, dat echter in tegenstelling met an dere jaren niet om half tien doch om tien uur zal worden afgestoken. Albert Charles Gabb, een voormalige be diende van het Grand Hotel te Eastbourne, is onlangs overleden in den ouderdom van 75 jaar, nadat hij vijftig jaar lang in dit hotel is werk zaam geweest. Gabb heeft een fortuin nagelaten van 20.683 pond, welk bedrag hij uitsluitend heeft kunnen wegleggen van de fooien, welke de hotelgasten den ouden bediende toestopten. Vóór zijn dood verklaarde Gabb, dat hij zoo veel geld heeft kunnen overleggen, omdat hij steeds dacht aan het gezegde: „Het juiste woord op de juiste plaats". Gabb was bij iedereen ge zien en stond bekend als een liefdadig mensch. Ook hij heeft financieele verliezen geleden door de huidige depressie, want eenige jaren geleden bezat hij aanzienlijk meer dan 20.000 pond. Zijn geld belegde Gabb op verstandige wijze. Hier omtrent won hij raad in bij de hotelgasten en zakenlieden, die hem gaarne bij zijn zaken hiel pen. Het Amerikaansche leger doet in den laatsten tijd proefnemingen met nieuw luchtafweerge schut, dat in staat zou zijn met een draagwijdte van eenige duizenden meters loodrecht omhoog te schieten. Het geschut vuurt automatisch en is voorzien van een electrisch apparaat, dat het naderen van een vliegtuig reeds op grooten af stand signaleert. Bovendien kunnen hoogte snel heid en richting van het naderende vliegtuig met behulp van dit apparaat worden bepaald. Een schijnwerper van 800 millioen kaars is op het geschut gemonteerd. Dit nieuwe geschut heeft een kaliber van 105 millimeter, doch zou ook in kleiner kaliber, van 75 millimeter, een zeer sterke uitwerking hebben. A lis* „L «„''„o? dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofïflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t st werkendoor f 7Cft bij een ongeval met f OP/1 bij verlies van een hand f OT olj verlies van een f CfS bij een breuk van f Aft bij verlies van 'n CLDOWlG S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen l/l/verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen tfU*- doodelijken afloop I £iO\Jmm een voet of een oog# i - duim of wijsvinger t/l/."been of arm tri/.— anderen vinger 18 Denk je, dat er weinig moed voor noodig is, om het leven onder de oogen te zien, zooals jij het onder de oogen gezien hebt? Maar ik heb alleen van den nood een deugd gemaakt. Ik had geen anderen uitweg, dan aan het werk te gaan. Er was geen cent in huis. Ik kon toch niet gaan bedelen of bij mijn rijke familie aankloppen of aeld op nemen op je titel, om te kijken, of je een rijke partij kon doen. Kijk eens, Lorenzo, ik heb alleen respect voor mannen en vrouwen, die werken, en alle soort van werk is voor mij even fatsoenlijk. Voor wat mij betreft, kun je even trotsch zijn op je betrekking van rentmeester, als de rechter op zijn ambt, en de dokter op Zijn titel. Bovendien ben je altijd een Carvajal. Dat kan niemand je afnemen. Als één van je vrienden je er minder om acht, omdat je wertct, laat hem dan eenvoudig naar de maan loopen! Ja, mijnheer! Je hebt gelijk. Het moest ons eigenlijk koud laten, wat de menschen, die ons niet begrijpen, Van ons denken. En toch, hoe dikwijls zal dat „wat zullen de menschen ervan zeggen?" de beste voornemens aan het wankelen hebben gebracht! Ja, we hebben daar wel een zekeren moed toe noodig. Uit de manier, waarop Lorenzo dat zeide, kon men afleiden, hoe zeer hij zelf te lijden had gehad van het menschelijk opzicht. Ondank" zijn gewone schuchterheid, had Reina's harte lijkheid het wonder gewrocht, dat hij mededeel zaam was geworden. Weet je wat ik vind, Lorenzo? Wat vind je dan, Reina? Dat je geluk gehad hebt, dat je in dezen uithoek terecht gekomen bent, waar je denkelijk niet al te veel gelegenheid zult hebben, om oude bekenden te ontmoeten. Want met die gevoelig heid van je, die ik trouwens heel natuurlijk vind, onder de omstandigheden, zou je er erg onder geleden hebben, dat je moest afdalen tot een niveau, dat onze menschen als heel wat minder beschouwen dan dat, waarop je vroeger stond, en dat je je dan genoodzaakt had ge zien, om ze eiken dag te ontmoeten. Alsof je met dat al niet de zelfde was gebleven! Alsof er iets minderwaardigs in stak, door werken je brood te verdienen! Er volgde een stilte, die Reina een eeuwig heid leek. Lorenzo Carvajal, die dacht aan alles, wat hij had meegemaakt, zei op vertrouwelijken toon: Je weet nog niet half, wat ik allemaal aan de Voorzienigheid te danken heb. Eéns, als we elkaar beter kennen, zal ik het je zeggen. Ja, ik heb de Voorzienigheid veel te danken en ik hoop, dat later, als er andere uren van beproe ving komen die moeten komen, omdat ze in verband staan met het verleden, en er het logisch gevolg van zijn dat zij mij dan wederom bij de hand zal nemen, opdat ik er niet onder bezwijk.... Waar doelde Lorenzo Carvajal op? Reina was zich bewust van een groote nieuwsgierigheid, en sympathie tevens, doch haar gezond verstand zeide haar, dat zij den jongeman thèns niet tot verdere vertrouwelijkheid mocht aanzetten. Vanavond was hij al mededeelzaam genoeg ge weest, gezien zijn schuchter en gereserveerd karakter. Zij zwegen beiden, en door dat zwijgen begrepen zij elkander beter, dan woorden hadden kunnen bewerken. Na een poosje stond Reina op, en nam weer plaats op haar tabouret, terwijl ze zeide Ik ga weer eens je zin doen Lorenzo. En een oogenblik later ontlokten haar be kwame vingers een paar schoone melodieën aan de piano. Lorenzo Carvajal kwam weer stil met zijn arm op den kap van het instrument leunen. V Toen Marilena haar vader goedennacht wenschte, terwijl zij een teederen kus op het voorhoofd van den ouden man drukte, kon zy nauwelijks den snik onderdrukken, die haar naar de keel drong. Zij had de deur van de salon reeds opengedaan, toen de markies haar terughield met een paar woorden, die haar als op haar plaats genageld deden blijven staan. Heb je dat gehoord, Marilena, van dien armen Souza?. Wil je wel gelooven, dat ik het niet uit mijn gedachten kan zetten? Het zou ontzettend jammer zijn zoo'n beste jongen, en dan de eenige zoon. Ik heb Rocamadrs al gezegd, dat hij me telefoneeren moet, zoodra hij in Madrid is. Hij beschikt over middelen, om wat positiefs te weten te komen, op 't ministe rie van oorlog Marilena slaakte een zucht als van verlich ting, doch waagde het niet, om ook maar een enkel woord te zeggen, daar zij bang was, dat men de tranen uit haar stem zou hooren. Heb je me niet verstaan? vroeg de markies verbaasd over haar zwijgen. Marilena antwoordde met een bevestigend knikje, terwijl zij zich naar hem toekeerde. Omdat je niets zegt.... Dat komt, omdat ik een verschrikkelijken slaap heb, papa, verklaarde zij tusschen haar tanden, met ietwat heesche stem en ik ge loof, dat ik een beetje verkouden ben. Ik heb hoofdpijn. Natuurlijk, het is laat geworden.... Toen haar kamenier was heengegaan, nadat zij alle lichten had uitgedaan, en de balkon deuren half open had gelaten, zoodat een zil veren straal van de volle maan naar binnen viel, voelde Marilena zich opgelucht als iemand die aan een hevige kwelling ontsnapt. Alléén, in de stilte van haar slaapvertreK, ver van onder zoekende blikken, liet de arme vrouw den vrijen loop aan haar tranen en snikken, die haar hart van het begin van den avond af benauwd had den. De woorden „vermist", „gesneuveld" dansten akelig voor haar oogen. Haar gedachten dwarrelden dooreen. De donkere schaduwen der vertwijfeling verdrongen zich om haar geest, die gemarteld werd door het tragisch visioen van den dood van Souza, of van de kwellingen, die hij van die wilden te verduren had. Zij wrong zich de handen in smart, en gaf telken male weer toe aan den gruwel van zich die ééne vraag te stellen, die op dat oogenblik een vreeselijk zelfverwijt inhield: „Waarom heb ik hem gezegd, dat hij moest heengaan?" Het was drie jaar geleden.... slechts drie jaar geleden.in de dagen van pijnlijke herinnering, dat baron Tallares, na eerst zijn vrouw in het openbaar door zijn gedrag ver nederd te hebben, het waagde, om zich aan haar persoonlijk te vergrijpen.... Marilena kon die beleediging moeilijk verdragen. Zij wendde zich tot verschillende menschen om raad. niet anders verwachtend, dan dat de wet haar tegen de ruwheid van haar man zou beschermen. En zij zeide haar, dat zij ook werkelijk kon gaan, waarheen ze wilde, doch ten koste van het kind, dat aan den vader zou worden toege wezen. Marilena gruwde. Haar Francisquin in de handen van een man zonder eer, zonder godsdienst, zonder schaamte? Dan zou zij zich eerst zelf tot puin laten slaan. En haar moeder liefde vond de noodige kracht, om zich op te offeren, zooals Carinea Carvajal gezegd had, barones Tallares spreidde haar verdriet en ..aar vernederingen voor niemand ten toon. Zwijgend, fier, vol waardigheid en berusting, zette Mari lena haar leven in den kring van haar beken den voort, alsof er niets bijzonders was voor gevallen. Haar man bedreef de eene schurkerij na de andere, doch zij schreed onverschrokken voort op den weg, dien zij had uitgestippeld, terwijl ze zelfs nu en dan met een glimlach, zekere duistere punten in het gedrag van baar man verongelijkte, in haar verlangen, om het schandaal zooveel mogelijk te beperken. Zelf genoot zij een welverdiende reputatie van deugd zaamheid, die haar den eerbied van alle anderen bezorgde. Hoezeer de knappe barones de tekortkomin gen van haar echtgenoot, en de vernietiging van haar huiselijk geluk, ook trachtte te ver bergen. de fijne reuk van de menschen van de wereld bespeurde niettemin d© tragedie, die zich afspeelde. Die gedwongen glimlach, dat ver moeide gelaat, die blauwe kringen onder haar oogen, spraken overduidelijke taal. Doch Mari lena moest den mannen in haar kring in zóóver recht doen wedervaren, dat zij nooit ook maar een woord of een blik van hen ontving, die niet ingegeven werd door het meest eerbiedige mede lijden. Alle ridderlijke gevoelens schenen in hen te ontwaken, bij het zien van die vrouw van 23 jaar, die alleen op de bres stond. In stilte ontstoncfen er vurige vriendschappen, en geest driftige vereeringen. Doch zij had niemands hulp van noode. Gehuld in haar koele gereser veerdheid, hield zij allen op een afstand, scheen zij tot allen te zeggen, dat zij haar hun ver eering en medelijden konden besparen. En zoo gebeurde het, dat al die vereeringen weer ver dwenen, zooals ze waren opgekomen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5