IN EN OM HAARLEM
Jid vebfiaalmn den da§
Gelouterd
DE SPELLING
Uit den Gemeenteraad
DONDERDAG 9 AUGUSTUS 1934
BRANDENDE TEER IN HET
GELAAT
Arbeider ernstig gewond
Personalia
Politieke Landdag uitgesteld
Spelevaren en nog wat
Hindelrlijke overkapping
te Zandvoort
BRUTALE DIEFSTAL
TE VIJFHUIZEN
Aardappelen ontvreemd
Schaakwedstrijd per
post
Een vermogende hotel
bediende
Harddraverij te Enkhuizen
Luchtafweergeschut in
de Vereen. Staten
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET SPAANSCH
BMnnitiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiimiiiiimimunmnimmiiimmmiiinimnniMiiiiiiMimiiiiiiiiiiwiimmnmiimimiiiiiiiiiiimmmit:
aiiuiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiir:
Met uitzondering van een kwartiertje, dat
besteed werd aan de bespreking van de
gemeentelijke toonkamers van het gas-
en electriciteitsbedrijf, heeft de raad zich van
half twee tot zeven uur bezig gehouden met
kwesties, die verband houden met werkloozen-
zorg. Men zal dus moeilijk kunnen volhouden,
dat het werkloozenvraagstuk niet de aandacht
heeft van den Haarlemschen raad.
De heer Visser, chr.stelijk-historisch raadslid,
zorgde voor de sensatie van den middag door
den heer Castricum, bij het voorstel om jeugdi
ge werkloozen tegen een kleine vergoeding aan
het werk te zetten, op heftigen toon te verwij
ten, dat hij het volk vergiftigt met zijn uitlatin
gen en dat hij meer en meer den communisti-
schen kant uitzwaait. De heer Visser wa, hier
zeker niet vrij van overdrijving. Daarvoor ken
nen wij den heer Castricum te goed als een
principieel katholiek, maar een uitval a's die
van den heer Visser kon toch al eenigen tüd
worden verwacht. In de laatste maanden heeft
de heer Castricum er herhaaldelijk aanleiding
toe gegeven telkens als hij het woord vroeg, na
dat een der communisten had gesproken, om
hun betoog te onderstrepen, ook dikwijls als zij
in den grond der zaak ongelijk hadden. Het zou
beter zijn als hij eerst eens afwachtte, wat an
dere raadsleden over een onderwerp te vertellen
hebben om daarmede dan zijn eigen meening
te vergelijken, en zoo noodig te corrigeeren. Dat
"n bezadigd man als de anti-revolutiomaire heer
de Braai den heer Castricum gisterenmiddag
een scherpe vermaning gaf door te zeggen, dat
hij verkééra had gesproken en hem daarbij
wees op zijn positie als leider van een voornaam
deel der christelijke arbeidersbeweging zal op
hem ongetwijfeld meer indruk hebben gemaakt,
dan de, lichtelijk belachelijke, bescherming, wel
ke hij van een totaal onbevoegde als het raads
lid Oversteegen te pas en te onpas krijgt.
Non tali auxilio, voor dat soort huip voelt de
heer Castricum zich veel te zelfstandig en is hij
een te eerlijk katholiek.
De critiek, welke de heer Castricum en de
communisten gisterenmiddag voerden, was on
juist. Op verzoek van den minister toch hadden
B. en W. naar objecten gezocht om de jonge
werkloozen bezig te houden. Zij hadden er een
gevonden in het verbeteren van "het speelter
rein aan de Van Oosten de Bruijnstraat. Het was
uitsluitend de bedoeling om de jongens van de
straat te houden en hun te leeren werken. Zij
zouden daarom dan ook geen loon ontvangen,
doch slechts een kleine vergoeding. Twee gulden
in de week of 6>/2 cent per uur, schamperde de
heer Peper.
Nu kon men, zooals de heer van Dam
en vele andere raadsleden deden, hierbij de
goede bedoeling van B. en W. prijzen, omdat
zij trachten de jongens van moreelen ondergang
te redden, en men kon natuurlijk ook van B. en
W. of van de „kapitalisten" (terminologie van
Oversteegen), eischen, dat zij alle werkloozen
tegen een behoorlijk loon aan den arbeid bren
gen. Doch dan vraagt men aan B. en W. om
een vuist te maken, terwijl zij geen hand hebben;
dan vraagt men, dat in Haarlem de wereldcrisis
wordt opgelost, iets waar men ook in Rusland
geen kans voor ziet.
Critiek maakt slechts indruk als zij redelijk is.
B. en W. kregen het crediet van f 9800.—
voor de verbetering van het speelterrein.
De heer van Liemt deelde mede, dat de vergoe
ding, welke hier wordt gegeven de beste :s van
heel Nederland en dat zij niet voor aftrek van
steun in aanmerking zal worden gebracht.
De heer Reinalda vroeg hoe het staat met den
toeslag op de premie, welke de werkloozen moe
ten betalen voor de ziekenfondsen. Dit is nog
in onderzoek, verzekerde de heer Roodenburg.
De heer Kuiper zeide, dat deze gelegenheid,
door de Regeering geboden, om het lot der werk
loozen eenigszins te verzachten door B. en W.
moet worden aangegrepen, het moge kosten wat
het wil. De heer Roodenburg gaf dit niet vol
mondig toe. Er zal, volgens hem, wel degelijk
moeten worden gekeken naar wat voordeeliger
is voor de gemeente. B. v. zou het wei eens ver
kieslijker kunnen zijn voor de gemeentekas aan
de ziekenfondsen een subsidie te geven dan een
toeslag op alle premies van werkloozen. De
heer Kuiper persisteerde bij zijn meening, dat
hier de gelegenheid te baat moet worden geno
men om de werkloozen te helpen. Als men de
voorschriften der Regeering wil nakomen als zij
schrijnend zijn, moet men dat ook doen als zij
gunstig voor de werkloozen uitvallen.
De heeren van Tetering, van Dam. Baas en
van Kessel hadden bij de behandeling van de
Gemeentebegrooting in December van het vori
ge jaar een motie ingediend, waarbij B. en W.
werden uitgenoodigd overleg te plegen met de
werkgeversorganisaties der gas- en e'ectrotech-
nische bedrijven omtrent de mogelijkheid om de
beide gemeentewinkels aan deze organisaties ter
exploitatie over te dragen. B. en W. Kwamen nu
met hun praeadvies. Zij zijn in overleg getreden
met de betrokken organisaties en tot volledige
overeenstemming gekomen. De gemeente zou de
winkels blijven exploiteeren, maar de installa
teurs zouden een betere provisieregeling krijgen.
De heer van Tetering achtte het principieel
verkeerd, dat de gemeente winkels exploiteert
maar zeide er vrede mede te nemen, nu de orga
nisaties zelf in gemeentelijke exploitatie toe
stemmen. In denzelfden geest sprak ook de heer
van Dam. Maar het lag voor de hana, dat
iemand als de heer Joosten vroeg of het prin
cipe dus werd opgeofferd voor wat geld. De
heer Westerveld gaf blijk van heel weinig so
ciaal-economisch inzicht door te zeggen, dat hij
het onjuist vond aan de installateurs 15 pCt.
provisie te geven voor werk, dat niet meer dan
een half uurtje duurt; vijftien gulden voor een
karweitje, dat met twee, drie gulden goed be
taald is, hoonde hij. Hij toonde daarmede, dat
hij nog steeds de functie van den middenstand
in onze maatschappelijke samenleving niet be
grijpt. Hij begrijpt nog altijd niet, dat het de
taak der gemeente niet kan wezen, den midden
stand te helpen vernietigen door zelf winkeltje
te gaan spelen. De gemeentelijke bedrijven zeg
gen, toonkamers noodig te hebben om het ge
bruik van gas en electriciteit te bevorderen; om
de beste apparaten te kunnen demonstreeren.
die dat doel kunnen bevorderen. Er zou ook wat
te zeggen zijn voor de meening, dat dit de taak
van de vakmenschen-winkeliers is. Maar als de
ze er dan vrede mede nemen, dat de gemeente
zulks doet, dan kan men het ook billijk ach
ten, dat zij van die gemeentelijke propaganda
geen schade lijden en dat hun dat deel van de
winst niet ontgaat, dat zij zouden maken als
de gemeente zich niet begaf op het terrein van
den middenstand. Dat door het voorstel van B.
en W. èn de belangen van de winkeliers èn die
van de gemeente worden gediend, bleek ook het
oordeel van den raad te zijn.
Tenslotte een lang debat, waarbij de voor
zitter zelfs met een avondvergadering dreigde,
over de motie van den heer Meijers, waarbij
de raad als zijn oordeel zou uitspreken, dat
geen verhaal mag worden toegepast op steun,
ontvangen door hen, die onder de crisissteun
regeling vallen. Er bleek een groot meenings-
verschil te bestaan tusschen de meerderheid
van het college van B. en W. en een groot deel
van den raad.
Voor de werkloozen, die bij hun kas zijn uit
getrokken, heeft de Regeering met het oog op de
buitengewone tijdsomstandigheden, een regeling
getroffen, waarbij zij toch uitkeering ontvan
gen. Daaronder vallen ook de ongeorganiseerde
werkloozen. Zij worden dus niet beschouwd als
gewone armlastigen, die bedeeld worden vol
gens de bepalingen der Armenwet. Nu iaat de
Armenwet toe, dat de aan armlastigen gegeven
steun geheel of gedeeltelijk verhaald wordt op
degenen, die volgens het Burgerlijk Wetboek
den zoogenaamden onderhoudsplicht hebben. Dat
zijn de ouders voor hun kinderen en de kinde
ren voor hun ouders. Dat verhaal volgens de
Armenwet wordt overal streng toegepast. Maar
dat gebeurde tot voor korten tijd niet voor hen
die onder de rijkssteunregeling vallen. In het
begin van dit jaar is men te Haarlem daarme
de begonnen, De heer Slingenberg zeide toen,
ter verdediging van deze handelwijze, dat de
werkloosheid nu al zoo lang duurt, dat men
niet meer kan spreken van „buitengewone tijds
omstandigheden", maar dat de werkloozen ge
wone armlastigen zijn geworden. De raad was
het goeddeels met die opvatting niet eens. Ve
len, onder wie de heer mr. Gerritsz. meenden
dat dit verhaal wettelijk ongeoorloofd is. Men
besloot het oordeel van den Minister te vra
gen. Dat is gebeurd. Vanwege het gemeentebe
stuur is aan den Minister gevraagd of verhaal
op hen, die krachtens de steunregeling steun
ontvangen geoorloofd is krachtens de Armen
wet. De Minister antwoordde, dat de gesteun-
den niet behandeld dienden te worden volgens
de Armenwet. De tegenstanders in den raad
juichten toen, dat de Minister dus aan hun
zijde staat. Maar B. en W. gaven den moed
niet op en kwamen gisteren met een voorstel
bij den raad om het hierboven omschreven
verhaal wel toe te passen. Op billijkheidsgron-
den, zooals de heer van Liemt uiteenzette. Het
is immers te gek, zeide hij, dat menschen, die
onder de Armenwet vallen wèl en zij, die onder
de steunregeling vallen, niet voor verhaal in
aanmerking komen. Ook de heer van Dam zag
principieel geen verschil tusschen de eene ca
tegorie en de andere. Er zijn onder degenen,
die werkloos zijn, verschillende perse nen, die
bloedverwanten hebben, die zeer goed in staat
zijn hun onderhoudsplicht te vervullen. Er is
geen reden om die vrij te stellen. Mevrouw
Scheltema-Conradi wees er op, dat verhaal in
elk geval kan worden toegepast, krachtens
artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek. Andere
raadsleden zeiden niet tegen het toepassen van
verhaal te zijn, maar vroegen dat daarbij niet
het vel over de ooren zou worden gehaald. Om
dat te voorkomen diende de heer Klein een
voorstel in, waarbij elke beslissing zou moeten
worden voorgelegd en beoordeeld door de com
missie van bijstand voor Maatschappelijk Hulp
betoon. Mevrouw Scheltema vond dat een goe
de oplossing, mits de commissie zich bepaalt
tot het geven van advies. De heer van Kessel
wilde inkomens beneden f 2000.van verhaal
uitsluiten.
Daar valt allemaal over te praten, zeide de
heer van Liemt. Het gaat om het principe. B.
en W. wenschen in bepaalde gevallen de moge
lijkheid te hebben verhaal toe te passen om
wille der rechtvaardigheid ten opzichte van de
genen, die krachtens de Armenwet worden ge
steund. Nadrukkelijk legde de heer Van Liemt
vast, dat hij vast van plan is, om de werkloo
zen die door Z. H. den Paus in Zijn brief aan
den bisschop van Quebec slachtoffers van de
wereldcrisis genoemd worden, steeds als zooda
nig te blijven beschouwen.
De tegenstanders van verhaal legden er
den nadruk op, dat de gesteunden crisisslacht
offers zijn en dat op dien grond de hun gege
ven steun niet mag worden teruggevorderd. De
heer Gerritsz, die de minderheid in het college
van B. en W. uitmaakte, herinnerde aan het
Nationaal Steuncomité, dat in 1914 cp initiatief
van H. M. de Koningin werd opgericht om
hen, die door de buitengewone tijdsomstandig
heden werden getroffen te steunen. Er was toen
geen sprake van, dat die verleende steun werd
teruggevorderd. Zij kregen steun, omdat zij
slachtoffers waren van de tijdsomstandigheden.
Niet anders staat het met de hedeudaagsche
werkloozen, zeide hij. Ook zij zijn slachtoffers
van de buitengewone tijdsomstandigheden en
dus dient ook op hen geen verhaat van den
steun te worden toegepast. Als wij verhaal gaan
toepassen, dan gaan wij de armlastigen der
Armenwet met de crisis-slachtoffers vermen
gen. Laten wij dat zoo lang mogelijk voorko
men, zeide de heer Gerritsz. IVIet veel nadruk
werd ook door verschillende raadsleden, o. a.
de heeren Meijers en Kuiper op dit verschil
tusschen armlastigen en gesteunden gewezen.
De heeren Mars en Castricum waren van mee
ning, dat as dit verschil niet gehandhaafd blijft
de verzekering tegen de gevolgen van de werk
loosheid kapot wordt gemaakt.
Zoowel voor- als tegenstanders hadden dus
wel argumenten, die het overwegen waard wa
ren. Maar bijzonder sterk stonden zij, die de
vraag stelden, waarom die kwestie nu toch in
's hemelsnaam in Haarlem acuut werd gemaakt.
Waarom wil men toch verhaal toepassen, vroe
gen zij, hoewel de Regeering zulks niet vraagt,
en de Minister er zelfs afwijzend tegenover
staat? Het gebeurt in geen enkele stad. Waar
op de heer van Liemt als zijn overtuiging te
kennen gaf, dat het wel gebeurt, maar dat men
er niet voor uit durft te komen.
Er werd gestemd over de motieMeijers:
verhaal of geen verhaal. De stemmen staakten,
zoodat in de volgende raadszitting opnieuw
moet worden gestemd.
Het decorum in den raad was dezen middag
een beetje zoek. Schoonmakers en schoon
maaksters vierden hoogtij in de ap- en depen
denties van de openbare stadsbibliotheek en
leeszaal. Zij trokken er zich niets van aan, dat
de Vroedschap der stad vergaderde. Zoo iets
had in den tijd van den heer Boreel van Hoge-
landen eens moeten gebeuren! En wat zou hij
den bode, die, o gruwel, in een blauw colbertje
met een slappen boord om, in de raadzaal thee
serveerde met zijn blikken uit de vergadering
hebben gedrongen! Boven de hoofden van de
beraadslagende vroeden, stompten en
bonkten de werklieden, ronkten de stofzui
gers; tot in de gangen en in de perskamer ston
den de verfpotten en afgenomen schilderijen.
Het was een complete chaos. Neen, zooiets had
onder burgemeester Boreel niet kunnen plaats
grijpen en niemand misprees het in hem, dat
hij de waardigheid van den raad hooghield.
Ook burgemeester Maarschalk is op dit punt
niet ten onrechte erg kieskeurig. Laten wij ho
pen, dat als hij terugkomt van vacantic, de
oude orde weer hersteld zal zijn.
nillllllllllMIIMII
iiiii!iiiiiiiiimii=
Het spellingsvraagstuk is beslist,
Maar toch niet van de baan,
Omdat niet ieder met 't besluit
Gewillig mee wil gaan.
De een, die zegt, het gaat te ver,
De ander zegt van nee
En meent er moet nog meer beknot
Aan 't Hollandsch A.B.C.
Een derde vraagt: hoe moet het nu?
Want 'k heb nog niet het flair.
En srijf je schrijven met c-h
Of enkel met s-r?
En als het heuse zomer is,
Schrijf ik dan heusch met s?
Want waar die niet gesproken wordt
Gaat c-h op de fles!
En in de sgaduw van de nagt
Of blijft het hier c-h?
'k Weet werk'lijk niet of ik hier niet
Dan wel een fout bega!
De nieuwe spelling valt niet mee,
Want dit is onbetwist,
Juist als men het eens goed wil doen,
Dat men zich 't meest vergist!
Ondanks de vereenvoudiging
Der letter-schrijverij,
Zal 't resultaat waarschijnlijk zijn:
Er komt een spelling bij!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
WllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllH
Bij de werkzaa: heden aan den Kennemer-
beekweg te Bennebroek Wordt o.m. gebruik ge
maakt van kokende teer. Gistermiddag is door
onbekende oorzaak de ketel, waarin de teer
wordt gekoo' .t, in brand gevlogen. De nabij-
zijnde werkman De G. gooide het deksel op
den ketel om te trachten de vlam te dooven.
Hij wierp echter niet ver genoeg waardoor het
deksel half in de tweer terecht kwam en
bij het terugspringen de brandende massa ge
deeltelijk op gezicht en lichaam van De G.
terecht kwam. Door dadelijk toegesnelde hulp
werd de man naar Dr. Van Aalst te Benne
broek gebracht, die na onderzoek constateerde
dat er wel ernstige brandwonden waren ont
staan, doch dat de oogen gespaard waren ge
bleven. Na verbonden te zijn, kon de gewonde
naar zijn woning worden gebracht. Hij zal ge
durende eenige weken geen wterk kunnen ver
richten.
De heer A .M. Post te Lijnden ise benoemd
tot tijdelijk ambtenaar aan de Provinciale
Griffie te Haarlem.
De R. K. Politieke Landdag, welken de kies
verenigingen in Kennemerland in de maand
Augustus hadden willen organiseeren, is voor-
loopig uitgesteld.
Het partijbestuur stelt zich n.l. op het stand
punt. dat een dergelijke, grootsch opgezette
landdag onder leiding behoort te staan van
het Kringbestuur. Kennemerland is echter
in twee Rijkskieiskringen gesplitst, waarom
het landdagbestuur zich tot beide kringbestu-
ren heeft gewend om medewerking, welke in-
tusschen is toegezegd.
Door deze onderhandelingen ondervond de
voorbereiding zulk een vertraging, dat besloten
is den landdag uit te stellen.
Dit neemt niet weg dat de besturen der R.K.
kiesvereenigingen in Kennemerland contact
met elkaar zullen houden, teneinde ook andere
belangen gezamenlijk na te streven.
Het een zucht ging Kees Terlinden in een
hoek van een coupé zitten en sloot dade
lijk de oogen. Het was een leege coupe,
dus hij kon gerust op een erg luie manier
gaan zitten, zonder dat iemand er aanstoot
aan zou nemen.
Hij sloot de oogen en dacht na. Het was een
koude winteravond, maar hierbinnen was het
bijna behaaglijk, vond Terlinden. De trein
schokschommelde hem met bedaarde regelmaat
heen en weer. Hij dacht er aan, dat hij over
een uur weer thuis zou zijn in het kleine
boekenwinkeltje, tusschen de prentenboeken,
de schrijfbehoeften en den standaard met stads
gezichten. Dat was toch maar een miezerig
bestaan voor een kerel als hij. En het zag er
niet naar uit, dat het spoedig zou verbeteren.
Vroeger, vijf, zes jaar terug, ja, toen had
hij gedacht, dat het anders zou worden, dat hij
het boekenbedrijfje aan den kant zou kunnen
doen om zich geheel te wijden aan zijn ro
mans. Nu wist hij wel beter.
Nu wist Koos Terlinden, dat er op de wereld
nog miskende kunstenaars rondliepen. Hij was
er zelf een van, hij Terlinden, de schrijver van
de romans: „Het Eeuwige Geluk" en „Haar
Groote Liefde".
Tja, wanneer deze beide romans bij groote en
bekende uitgevers waren verschenen, dan had
de zaak er anders voor gestaan! Dan had
de critiek hem zonder den minsten twijfel den
lof niet onthouden, welke hem toekwam. Dan
zou zijn naam over het geheele land gemaakt
zijn. Dan zou men den boekverkooper om het
hardst hebben gevraagd: „Is er alweer een
nieuwe Terlinden verschenen?"
Maar helaas, zijn romans zagen het licht bij
een klein uitgevertje en werden gedrukt op
slecht papier. Dat maakte geen indruk, dat
stond, Terlinden moest het toegeven, mise
rabel. Zooals hij het zelf noemde: de zielige
omslag lokte niet aan om den zielvollen in
houd te lezen.
De groote critiek ging aan zijn romans stil
zwijgend voorbij. En de kleine critiek evenzoo.
Slechts één blad had iets over hem geschre
ven, over „Het Eeuwige Geluk". Dat was niet
bepaald een bespreking geweest om den schrij
ver gelukkig te stemmen: De beste zin er uit
was: Er zullen altijd nog wel menschen ge
vonden worden, die dergelijke boeken met
plezier lezen
Dat was natuurlijk van een of ander wrang
criticastertje
Knarsende remmen, geschreeuw van stations
jongens met couranten en eetwaar. De trein
was het station Haarlem binnen geschoven. Zou
hij met rust gelaten worden in zijn coupé.
Het leek er op. Maar neen, op het laatste
moment wordt de deur opengerukt en een
jonge vrouw stapte haastig in. Terlinden
voelde zich verplicht een wat minder non
chalante houding aan te nemen. Maar, nadat
hij zijn reisgenoote had begroet, achtte hij
het geen bezwaar de oogen weer dicht te
doen.
Hij soesde wat.
Toen hij opkeek, zag hij, dat het meisje zat
te lezen. Het was een aardige jongedame met
mooi verzorgde handen, een fijngeteekend ge
zichtje met groote grijze oogen. Dat laatste
constateerde Terlinden, toen ze hem van haar
lectuur opkijkend even aanzag.
Ja, heel mooie handen had ze, lange slanke
vingers, die met een gracieus gebaar het boek
omsloten.
Het boek
Terlinden keek.
Maar neen, dat was toch niet waar?
Het was wèl waar, dat was de gele kaft, dat
waren de groote zwarte letters van zijn laatste
roman, van „Haar Groote Liefde" Deze bekoor
lijke jonge vrouw las zijn werk. Welk een zoete
sensatie. Terlinden voelde een siddering van
trots en geluk over zijn lichaam gaan. Hij had
haar op hetzelfde moment willen aanspreken,
willen zeggen, wie hij was. Hij deed het echter
niet hij zweeg en dat was een onbeschrijfelijk
genot.
Daar zat een jonge vrouw en gaf zich geheel
over aan het verhaal, dat door hem geschreven
was. Ze wist niet
meer van haar
omgeving, ze ging tt f
op in de vrucht nuztdje
van zijn fantasie, I
ze verslond zijn
werk met gretige
aandacht. Dat
was grooter en mooier waardeering van zijn
talenten, dan hij ooit gehoopt had te ontvan
gen. Roerloos zat ze daar, haar gezichtje dicht
over het boek gebogen, er bijna geheel in weg
gedoken.
Met een glimlach dacht Ter Linden:
Voor haar bestaat er op het oogenblik al
leen maar Lucia Elman, de hoofdpersoon uit
„Haar groote liefde".
De trein reed voorbij Voorburg. De lichten
van Den Haag kwamen in zicht. Nog enkele
minuten en de trein stoomde het Hollandsche
Spoorstation binnen.
„Den Haag" zei Terlinden.
Zijn reisgenoote schrok op, keek hem aan.
„Wat zegt U, Den Haag"?
Terlinden knikte.
,,Dan moet ik er uit. Als U me niet gewaar
schuwd had, zou ik heusch niets gemerkt heb
ben".
„Ja, ja, ik kén dat", deed hij begrijpend, „dat
heb ik ook als ik een goed boek lees".
„Dan vergeet ik alles wat er om mij heen ge
beurt".
„Een goed boek?" zei Terlinden's reisgenoote,
terwijl ze haar koffertje uit het net tilde, „noemt
U dit maar een goed boek, waar je in slaap van
valt en bijna de plaats van bestemming voor
bijrijdt".
Ze las op het titelblad den naam van den
schrijver: Terlinden.
„Als U er niet geweest was, zei ze met een
lieflachje, zou die mijnheer Terlinden me een
leelijke poets gebakken hebben".
„Ja, ik bedoel nee," stamelde meneer Ter
linden, terwijl hij krampachtig met zijn mond
hoeken trok.
Woensdagmiddag begaf zich te Zandvoort een
echtpaar in zee ter hoogte van het vrije
strand ongeveer voor de post der Zandv. Red
dingsbrigade. Vrouwlief liet zich heerlijk rond
drijven op een met lucht gevulde gummiband,
maar bij dit spelevaren zag ze plotseling haar
man, die „gewoon" aan 't baden was. struikelen,
doordat hij in een kuil stapte. Van schrik gleed
zij van haar drijftoestel ai en daar de zwem
kunst haar vreemd was, moest ze door eenige
leden der Z. R. B. uit het water worden ge
haald. Dezen oordeelden 't raadzamer een dok
ter te waarschuwen en terwijl Dr. van Praassen
werd ontboden, vervoerde men het slachtoffer
naar den post. Spoedig bleek, dat d epatinte wat
zeewater had binnengekregen en nadat dit uit de
maag was verwijderd, konden dokter en patiénte
den post verlaten. De uitkijk tuurde weer naar
de zee, alsof er niets gebeurd was! De hulp der
Z. R. B. had weer erger voorkomen!
B. en W. van Zandvoort hebben aan de Af-
deeling Wegen en Verkeer van den B. B. N. op
een verzoek tot het treffen van voorziening met
betrekking tot een over den rijweg uitsteken
de, door haar geringe hoogte hinderlijke over
kapping van een gebouw der N.Z.H.T.M. al
daar, medegedeeld, dat geen vergunning voor
deze uitstekende overkapping zal worden ver
leend ten tijde, dat deze vernieuwd zal moe
ten worden.
Dinsdagnacht zijn bij den heer P. v. O. aan
den Vijfhuizerweg te Vijfhuizen een achttal
kisten met aardappelen, welke voor de veiling
gereed stonden op het erf, ontvreemd. Van de
zen brutalen diefstal is aangifte gedaan bij de
politie.
De Duitsche Rijkspost heeft de mogelijkheid
geschapen tot het houden van een groot
schaaktournooi per post, waaraan 200 clubs
deelnemen. Er worden door de posterijen voor
enkele Pfenningen speciale briefkaarten in om
loop gebracht, waarop mededeeling wordt ge
daan van de zetten. Binnen veertig dagen moe
ten tien zetten gedaan worden en men ver
wacht, dat de uitslag van het toumooi over
achttien maanden bekend kan zijn.
Het bestuur der Enkhuizer Harddraverij-
vereeniging besloot haar jaarlijksche kortebaan-
draverij om den grooten prijs van West-Fries
land te houden op Donderdag 20 September om
half twee uur n.m. in de Paktuinen. De dra
verij zal worden voorafgegaan door een schoon-
rijderij van West-Friesche landbouwtuigpaar-
den om prijzen van 80.ƒ50.ƒ30.—,
ƒ25.—, ƒ20.—, ƒ15.—, ƒ10.— en ƒ7.50, plus
10 voor het schoonste geheel. Voor de groote
draverij zullen de prijzen 500.250.
ƒ100.en 50.bedragen, terwijl de eigena
ren van buiten Noord-Holland en in Noord-
Holland voor zoover ze beneden het Y woon
achtig zijn, voor elk paard dat geen prijs wint,
10.per paard vergoeding zullen ontvangen.
Voor het eerst zullen langs de geheele baan
loudspeakers worden geplaatst, waardoor alles
zal worden omgeroepen, zoodat ieder bezoeker
het verloop van de courses nauwkeurig zal
kunnen volgen
Een bedrag werd uitgetrokken om tijdens
de draverij zoo mogelijk een loop door Enkhui
zen te organiseeren voor lange afstandloopers.
Start en eindpunt zullen op de baan zijn. Prijsuit
reiking in „die Port van Cleve". Als steeds zul
len de feesten met een groot vuurwerk worden
besloten, dat echter in tegenstelling met an
dere jaren niet om half tien doch om tien uur
zal worden afgestoken.
Albert Charles Gabb, een voormalige be
diende van het Grand Hotel te Eastbourne, is
onlangs overleden in den ouderdom van 75 jaar,
nadat hij vijftig jaar lang in dit hotel is werk
zaam geweest. Gabb heeft een fortuin nagelaten
van 20.683 pond, welk bedrag hij uitsluitend
heeft kunnen wegleggen van de fooien, welke
de hotelgasten den ouden bediende toestopten.
Vóór zijn dood verklaarde Gabb, dat hij zoo
veel geld heeft kunnen overleggen, omdat hij
steeds dacht aan het gezegde: „Het juiste woord
op de juiste plaats". Gabb was bij iedereen ge
zien en stond bekend als een liefdadig mensch.
Ook hij heeft financieele verliezen geleden door
de huidige depressie, want eenige jaren geleden
bezat hij aanzienlijk meer dan 20.000 pond. Zijn
geld belegde Gabb op verstandige wijze. Hier
omtrent won hij raad in bij de hotelgasten en
zakenlieden, die hem gaarne bij zijn zaken hiel
pen.
Het Amerikaansche leger doet in den laatsten
tijd proefnemingen met nieuw luchtafweerge
schut, dat in staat zou zijn met een draagwijdte
van eenige duizenden meters loodrecht omhoog
te schieten. Het geschut vuurt automatisch en
is voorzien van een electrisch apparaat, dat het
naderen van een vliegtuig reeds op grooten af
stand signaleert. Bovendien kunnen hoogte snel
heid en richting van het naderende vliegtuig
met behulp van dit apparaat worden bepaald.
Een schijnwerper van 800 millioen kaars is op
het geschut gemonteerd. Dit nieuwe geschut
heeft een kaliber van 105 millimeter, doch zou
ook in kleiner kaliber, van 75 millimeter, een
zeer sterke uitwerking hebben.
A lis* „L «„''„o? dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Ofïflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid t st werkendoor f 7Cft bij een ongeval met f OP/1 bij verlies van een hand f OT olj verlies van een f CfS bij een breuk van f Aft bij verlies van 'n
CLDOWlG S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen l/l/verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen tfU*- doodelijken afloop I £iO\Jmm een voet of een oog# i - duim of wijsvinger t/l/."been of arm tri/.— anderen vinger
18
Denk je, dat er weinig moed voor noodig
is, om het leven onder de oogen te zien, zooals
jij het onder de oogen gezien hebt?
Maar ik heb alleen van den nood een
deugd gemaakt. Ik had geen anderen uitweg,
dan aan het werk te gaan. Er was geen cent
in huis. Ik kon toch niet gaan bedelen of bij
mijn rijke familie aankloppen of aeld op
nemen op je titel, om te kijken, of je een
rijke partij kon doen. Kijk eens, Lorenzo, ik heb
alleen respect voor mannen en vrouwen, die
werken, en alle soort van werk is voor mij even
fatsoenlijk. Voor wat mij betreft, kun je even
trotsch zijn op je betrekking van rentmeester,
als de rechter op zijn ambt, en de dokter op
Zijn titel. Bovendien ben je altijd een Carvajal.
Dat kan niemand je afnemen. Als één van je
vrienden je er minder om acht, omdat je wertct,
laat hem dan eenvoudig naar de maan loopen!
Ja, mijnheer!
Je hebt gelijk. Het moest ons eigenlijk koud
laten, wat de menschen, die ons niet begrijpen,
Van ons denken. En toch, hoe dikwijls zal dat
„wat zullen de menschen ervan zeggen?"
de beste voornemens aan het wankelen hebben
gebracht! Ja, we hebben daar wel een zekeren
moed toe noodig.
Uit de manier, waarop Lorenzo dat zeide, kon
men afleiden, hoe zeer hij zelf te lijden had
gehad van het menschelijk opzicht. Ondank"
zijn gewone schuchterheid, had Reina's harte
lijkheid het wonder gewrocht, dat hij mededeel
zaam was geworden.
Weet je wat ik vind, Lorenzo?
Wat vind je dan, Reina?
Dat je geluk gehad hebt, dat je in dezen
uithoek terecht gekomen bent, waar je denkelijk
niet al te veel gelegenheid zult hebben, om oude
bekenden te ontmoeten. Want met die gevoelig
heid van je, die ik trouwens heel natuurlijk
vind, onder de omstandigheden, zou je er erg
onder geleden hebben, dat je moest afdalen tot
een niveau, dat onze menschen als heel wat
minder beschouwen dan dat, waarop je vroeger
stond, en dat je je dan genoodzaakt had ge
zien, om ze eiken dag te ontmoeten. Alsof
je met dat al niet de zelfde was gebleven! Alsof
er iets minderwaardigs in stak, door werken je
brood te verdienen!
Er volgde een stilte, die Reina een eeuwig
heid leek. Lorenzo Carvajal, die dacht aan alles,
wat hij had meegemaakt, zei op vertrouwelijken
toon:
Je weet nog niet half, wat ik allemaal aan
de Voorzienigheid te danken heb. Eéns, als we
elkaar beter kennen, zal ik het je zeggen. Ja,
ik heb de Voorzienigheid veel te danken en ik
hoop, dat later, als er andere uren van beproe
ving komen die moeten komen, omdat ze
in verband staan met het verleden, en er het
logisch gevolg van zijn dat zij mij dan
wederom bij de hand zal nemen, opdat ik er
niet onder bezwijk....
Waar doelde Lorenzo Carvajal op? Reina was
zich bewust van een groote nieuwsgierigheid,
en sympathie tevens, doch haar gezond verstand
zeide haar, dat zij den jongeman thèns niet
tot verdere vertrouwelijkheid mocht aanzetten.
Vanavond was hij al mededeelzaam genoeg ge
weest, gezien zijn schuchter en gereserveerd
karakter. Zij zwegen beiden, en door dat zwijgen
begrepen zij elkander beter, dan woorden hadden
kunnen bewerken. Na een poosje stond Reina op,
en nam weer plaats op haar tabouret, terwijl ze
zeide
Ik ga weer eens je zin doen Lorenzo.
En een oogenblik later ontlokten haar be
kwame vingers een paar schoone melodieën aan
de piano. Lorenzo Carvajal kwam weer stil met
zijn arm op den kap van het instrument
leunen.
V
Toen Marilena haar vader goedennacht
wenschte, terwijl zij een teederen kus op het
voorhoofd van den ouden man drukte, kon zy
nauwelijks den snik onderdrukken, die haar
naar de keel drong. Zij had de deur van de
salon reeds opengedaan, toen de markies haar
terughield met een paar woorden, die haar als
op haar plaats genageld deden blijven staan.
Heb je dat gehoord, Marilena, van dien
armen Souza?. Wil je wel gelooven, dat ik het
niet uit mijn gedachten kan zetten? Het zou
ontzettend jammer zijn zoo'n beste jongen,
en dan de eenige zoon. Ik heb Rocamadrs al
gezegd, dat hij me telefoneeren moet, zoodra
hij in Madrid is. Hij beschikt over middelen, om
wat positiefs te weten te komen, op 't ministe
rie van oorlog
Marilena slaakte een zucht als van verlich
ting, doch waagde het niet, om ook maar een
enkel woord te zeggen, daar zij bang was, dat
men de tranen uit haar stem zou hooren.
Heb je me niet verstaan? vroeg de markies
verbaasd over haar zwijgen.
Marilena antwoordde met een bevestigend
knikje, terwijl zij zich naar hem toekeerde.
Omdat je niets zegt....
Dat komt, omdat ik een verschrikkelijken
slaap heb, papa, verklaarde zij tusschen haar
tanden, met ietwat heesche stem en ik ge
loof, dat ik een beetje verkouden ben. Ik heb
hoofdpijn.
Natuurlijk, het is laat geworden....
Toen haar kamenier was heengegaan, nadat
zij alle lichten had uitgedaan, en de balkon
deuren half open had gelaten, zoodat een zil
veren straal van de volle maan naar binnen
viel, voelde Marilena zich opgelucht als iemand
die aan een hevige kwelling ontsnapt. Alléén,
in de stilte van haar slaapvertreK, ver van onder
zoekende blikken, liet de arme vrouw den vrijen
loop aan haar tranen en snikken, die haar hart
van het begin van den avond af benauwd had
den. De woorden „vermist", „gesneuveld"
dansten akelig voor haar oogen. Haar gedachten
dwarrelden dooreen. De donkere schaduwen
der vertwijfeling verdrongen zich om haar geest,
die gemarteld werd door het tragisch visioen
van den dood van Souza, of van de kwellingen,
die hij van die wilden te verduren had. Zij
wrong zich de handen in smart, en gaf telken
male weer toe aan den gruwel van zich die
ééne vraag te stellen, die op dat oogenblik een
vreeselijk zelfverwijt inhield: „Waarom heb ik
hem gezegd, dat hij moest heengaan?"
Het was drie jaar geleden.... slechts drie
jaar geleden.in de dagen van pijnlijke
herinnering, dat baron Tallares, na eerst zijn
vrouw in het openbaar door zijn gedrag ver
nederd te hebben, het waagde, om zich aan
haar persoonlijk te vergrijpen.... Marilena kon
die beleediging moeilijk verdragen. Zij wendde
zich tot verschillende menschen om raad. niet
anders verwachtend, dan dat de wet haar tegen
de ruwheid van haar man zou beschermen. En
zij zeide haar, dat zij ook werkelijk kon gaan,
waarheen ze wilde, doch ten koste van het
kind, dat aan den vader zou worden toege
wezen. Marilena gruwde. Haar Francisquin in
de handen van een man zonder eer, zonder
godsdienst, zonder schaamte? Dan zou zij zich
eerst zelf tot puin laten slaan. En haar moeder
liefde vond de noodige kracht, om zich op te
offeren, zooals Carinea Carvajal gezegd had,
barones Tallares spreidde haar verdriet en ..aar
vernederingen voor niemand ten toon. Zwijgend,
fier, vol waardigheid en berusting, zette Mari
lena haar leven in den kring van haar beken
den voort, alsof er niets bijzonders was voor
gevallen. Haar man bedreef de eene schurkerij
na de andere, doch zij schreed onverschrokken
voort op den weg, dien zij had uitgestippeld,
terwijl ze zelfs nu en dan met een glimlach,
zekere duistere punten in het gedrag van baar
man verongelijkte, in haar verlangen, om het
schandaal zooveel mogelijk te beperken. Zelf
genoot zij een welverdiende reputatie van deugd
zaamheid, die haar den eerbied van alle
anderen bezorgde.
Hoezeer de knappe barones de tekortkomin
gen van haar echtgenoot, en de vernietiging
van haar huiselijk geluk, ook trachtte te ver
bergen. de fijne reuk van de menschen van
de wereld bespeurde niettemin d© tragedie, die
zich afspeelde. Die gedwongen glimlach, dat ver
moeide gelaat, die blauwe kringen onder haar
oogen, spraken overduidelijke taal. Doch Mari
lena moest den mannen in haar kring in zóóver
recht doen wedervaren, dat zij nooit ook maar
een woord of een blik van hen ontving, die niet
ingegeven werd door het meest eerbiedige mede
lijden. Alle ridderlijke gevoelens schenen in hen
te ontwaken, bij het zien van die vrouw van 23
jaar, die alleen op de bres stond. In stilte
ontstoncfen er vurige vriendschappen, en geest
driftige vereeringen. Doch zij had niemands
hulp van noode. Gehuld in haar koele gereser
veerdheid, hield zij allen op een afstand, scheen
zij tot allen te zeggen, dat zij haar hun ver
eering en medelijden konden besparen. En zoo
gebeurde het, dat al die vereeringen weer ver
dwenen, zooals ze waren opgekomen.
(Wordt vervolgd)