Het vonnis tegen
„De Zeven
de officieren van
Provinciën"
Nog meer omlaag!
SCHANDELIJK PLICHTS
VERZUIM
Touristenreizen
Brussel 1935
OM DE KONINGIN
VRIJDAG 10 AUGUSTUS 1934
De gezag sidee heeft aan bet eeke
nis voor de maatschappij
ingeboet
Taak van den officier
van gezondheid
Indische pensioenen
Wijziging en aanvulling van het
reglement
Overgangsbepalingen
Gemakkelijker verkeer voor toer-
auto's tusschen Nederland
en België
De steun voor graan
Nog meer knoeierijen aan het
licht gekomen
DE INDISCHE OORLOGS-
BEGROOTING
IN STRIJD MET TABAKSWET?
Nederland op de Wereldtentoon
stelling
In October
De „clou"
STICHTING „MENNO VAN
COEHOORN"
Behoud van historische
vestingwerken
Eerste werkzaamheid
Geen loonsverlaging
Het arbeidsconflict te Vaals voor-
loopig bijgelegd
NEVENARBEID OVERHEIDS
PERSONEEL
Beperking ook voor het Rijks
personeel
Een „Monseigneur-Lemmens"
roos
De loonen en salarissen bij de ge
meente Den Haag nog
te hoog
UIT DE STAATSCOURANT
DOOR VICTOR BRIDCES
Aan de overwegingen van het vonnis over
de officieren van „De Zeven Provinciën" door
het Hoog Militair Gerechtshof, waarvan we on
langs bij de uitspraak reeds het voornaamste
weergaven, ontleenen wij om het belang der
zaak nog het volgende:
„Het Hof overweegt, dat erkend moet worden
dat gedurende de laatste jaren door verschil
lende autoriteiten moeilijkheden zooveel moge
lijk werden omzeild, hetgeen uiteraard gepaard
ging met een zekere verslapping in de hand
having van de krijgstucht, en bovendien aan
deze beklaagden door hun commandant is voor
gehouden om bij onkrijgstuchtelijk gedrag van
minderen veeleer met tact en overreding dan
met gestrengheid en geweld op te treden, doch
vooreerst op beklaagden krachtens art. 12 van
het reglement betreffende de krijgstucht de
verplichting rustte, zelfstandig op te treden en
zij over het hoofd zien, dat zij hadden moeten
begrijpen, dat de in het telegram en het pers
bericht vervatte aanwijzingen werden gegeven
door personen, die volkomen onbekend waren
met den toestand aan boord.
„Het is den Hove ten eenenmale onaanne
melijk voorgekomen, dat beklaagden in werke
lijkheid hebben gemeend, dat de autoriteiten er
hun goedkeuring aan zouden hechten, dat zes
tien gewapende officieren zich niet met geweld
hebben verzet, toen hun minderen zich gewa
pend tegenover hen stelden, met het schip on
der stoom gingen en eischten, dat zij zich in
een bepaald gedeelte van het schip zouden op^
houden,
„Het nemen van maatregelen van geweld
toch wordt in artikel 143 tot rechtsplicht ver
heven en de toestand was zoodanig, dat be
klaagden onmogelijk te goeder trouw zouden
hebben kunnen meenen dat een bevel om geen
geweld aan te wenden, gerechtvaardigd was.
„Terecht hebben beklaagden niet ontkend,
dat zij het vermogen hebben gehad, geweld
aan te wenden en nu hadden zij moeten be
grijpen, dat gevaar voor anderen en eigen
leven behoort achter te staan bij de handha
ving van een zoo eminent rechtsgoed als de
krijgstucht en zeker niet mocht wegen, waar
het hier ging om verhindering van een dei-
zwaarste misdrijven tegen de krijgstucht, ter
wijl zij bovendien wisten, dat het slagen van
den toeleg der misdadige schepelingen tenge
volge zou hebben en ook heeft gehad dat
een Nederlandsch oorlogsschip onder leiding
van muiters over zee voer en daarbij aan de
eer der weermacht, waartoe beklaagden be
hoorden, en het prestige van den Nederland-
schen staat op hoogst ernstige wijze afbreuk
werd gedaan.
„Daarbij is ook van militair oogpunt be
schouwd op onvergeeflijke wijze verzuimd, te
bedenken, dat dit lijdelijke optreden onbereken
bare schade moest toebrengen aan de handha
ving der tucht, welke onvergelijkelijk beter zou
zijn gediend door een krachtig en vastberaden
optreden, zelfs al ware daarvan het gevolg ge
weest, dat aan de zijde der loyale opvarenden
slachtoffers waren gevallen.
„Overigens moet dit verweer in dit opzicht
ook daarom verbazing wekken omdat bij geen
oer beklaagden het besef blijkt te hebben be
staan, dat door krachtig optreden van enkele
meerderen of zelfs van een enkelen meerdere,
gelijk de geschiedenis zoo dikwijls heeft doen
zien, zelfs aan ernstige ongeregeldheden ook
by een overmacht van minderen aanstonds een
einde kan worden gemaakt en het naar 'sHofs
oordeel ten zeerste te laken is, dat geen der
beklaagden, desgevorderd met inzet van eigen
leven heeft getracht, het wettig gezag aan boord
te herstellen.
„Het bezwaar van beklaagde B., dat de zee
krijgsraad niet voldoende rekening heeft ge
houden met de bijzondere positie van beklaag
de als'officier van gezondheid, kan het Hof ten
deele aanvaarden.
„Hierbij moet nochtans voorop gesteld wor
den, dat ook de officier van gezondheid meer
dere is in den zin der wet.
„Weliswaar heeft beklaagde een beroep ge
daan op den geest van de conventie van Ge-
nève, welke den officier van gezondheid non
combattant verklaart, maar vooreerst was er
geen oorlog en waren er geen oorlogvoerenden,
als waarop de conventie betrekking heeft, maar
ten tweede aanvaardt de conventie voor den
zee-oorlog juist de mogelijkheid, dat het per
soneel der hospitaalschepen en ziekeninrichtin-
gen gewapend is mede ter handhaving der orde.
„Naar 'sHofs oordeel heeft de officier van
gezondheid wel als voornaamste taak, zijn be
roep van arts uit te oefenen onder de militairen,
die door hem behooren te worden behandeld,
doch als officier heeft hij evenals andere offi
cieren vóór alles te waken voor de handhaving
van de krijgstucht.
„Het bijzonder karakter van het beroep van
arts brengt echter mede, dat hij de aan zijn
zorgen toevertrouwde patiënten ook onder de
meest bezwarende omstandigheden blijft be
handelen en voorts dat hij desgevraagd zijn
medische hulp aan niemand behoort te weige
ren, derhalve ook niet aan vijanden en zelfs
niet aan muitende militairen, indien de ge
zondheidstoestand van den zieke die hulp be
paaldelijk vordert.
„Het verwijt van den zeekrijgsraad, dat be
klaagde gedurende de muiterij medische hulp
heeft verleend, ofschoon hij niet wist dat er
iemand in oogenblikkelijk levensgevaar ver
keerde, kan het Hof niet juist achten, daar het
niet in overeenstemming is met het beroep van
arts om 'n zieke dien hij onderzocht heeft, hulp
te weigeren, omdat er niet of nog niet sprake is
van oogenblikkelijk levensgevaar.
„Het Hof aanvaardt beklaagde's opgave, dat
hij door geen ziekenrapport te houden, maar
wel den ziekenboeg te bezoeken waar één ern
stige patiënt lag, zijn diensten niet ter beschik
king der muiters heeft gesteld.
„Het Hof acht het verleenen van hulp aan
personen, die naar beklaagde's oordeel geen
muiters waren, niet laakbaar, echter wel de
wijze, waarop beklaagde dit heeft gedaan. Toen
hij door een gewapenden muiter werd tegen
gehouden, heeft hij blijk gegeven zich bij den
toestand neer te leggen instede van daartegen
met geweld van wapenen op te treden.
„Het Hof overweegt voorts ten aanzien van
de aan alle beklaagden op te leggen straffen,
dat zij allen op schromelijke wijze hun plichten
als officier hebben verwaarloosd, door bij het
uitbreken van de muiterij niet aanstonds met
geweld tegen de misdadige schepelingen op te
treden, waardoor een der ernstigste vergrijpen
tegen de krijgstucht, welke de geschiedenis kent,
ongehinderd kon worden volvoerd.
„Het Hof zou dan ook termen aanwezig
achten tot oplegging van zware straffen,
ware het niet, dat voor alle beklaagden ten
deze verzachtende omstandigheden zijn aan
te voeren.
„Sinds tal van jaren heeft tengevolge van
velerlei opvattingen en invloeden de gezags-
idee aan hare beteekenis voor de maatschappij
ingeboet, mede waardoor de volstrekte hand
having van het gezag door velen niet meer
als een der hoogste plichten van den Staat
werd beschouwd.
„Ook de Marine is aan die invloeden niet
ontkomen, welke invloeden op dat gezags-
instrument van den Staat bij uitnemendheid
een verderfelijke werking hebben gehad.
„De verantwoordelijke autoriteiten hebben
niet steeds te rechter tijd aan die invloeden
paal en perk gesteld, waardoor bij velen zich
het besef heeft kunnen ontwikkelen, dat aar
de handhaving van de krijgstucht niet meer
die hooge eisehen behoefden te worden ge
steld, welke voor de integrale instandhouding
van de weermacht van de hoogste, alle andere
belangen in de schaduw stellende, beteekenis
zijn.
„Dit disculpeert weliswaar de beklaagden
niet, doch bij de bepaling der straffen moet
hiermede ernstig rekening worden gehouden."
BATAVIA, 9 Aug. (Aneta) Bij den Volks
raad is ingediend een nadere wijziging en aan
vulling van het reglement op de pensioenen
voor burgerlijke ambtenaren.
Het is de bedoeling, dat deze maatregelen
1 October a.s. in werking zullen treden. Den
Volksraad is verzocht uiterlijk 15 September
een beslissing te willen nemen.
In de Memorie van Toelichting op dit regle
ment is er op gewezen, dat de noodzaak be
staat om bij de vaststelling van pensioens-
voorwaarden onderscheid te maken tusschen
uitgezonden en hier geboren landsdienaren. De
eerste groep zal op een leeftijd van 50 jaar,
de tweede groep op die van 55 jaar pensioen
gerechtigd worden geacht. Voor hen, die reeds
in dienst zijn, zullen bij de opvoering van de
leeftijdgrenzen overgangsbepalingen worden op
genomen.
Als geldend pensioenmaximum is een bedrag
van 46 procent van den pensioengrondslag ge
handhaafd. Het maximum-pensioen zal f 750
per maand bedragen.
BATAVIA, 9 Aug. (Aneta). Het ontwerp voor
de nieuwe pensioenwetgeving bevat o.m. de
overgangsbepalingen, dat verlofsperioden, door
gebracht vóór 1 October 1934, voor de helft in
aanmerking zullen komen tot een maximum
van anderhalf jaar voor elk verlof.
Ook de voor de Indische pensioenen mee
tellende diensttijden, in Nederland doorge
bracht, blijven van kracht.
De tot 1 October 1934 geldende eisehen voor
diensttijd en leeftijd blijven voor de in dienst
zijnde ambtenaren nog vijf jaar van kracht.
Bij de berekening van pensioenen, ingaande
na 1 October 1934, blijven, voor de bepaling
van den pensioengrondslag, de bezoldigingen,
genoten vóór 1 April 1934, buiten beschouwing.
Aan hen die na 1 September 1934 gepen-
sionneerd worden, wordt geen lager bedrag toe
gekend dan voor hen zou zijn berekend, indien
hun met ingang van dien dag pensioen op voet
van de oude bepalingen ware verleend. Een
en ander onverminderd met de wettelijke kor
tingen.
Ingevolge voorstellen door de Belgische re
geering aan de Nederlandsche gedaan, is de
wenscheljjkheid om een nieuw verdrag te slui
ten met betrekking tot de fiscale voorschriften
ten aanzien van automobielen in het verkeer
tusschen Nederland en België tijdens een be
spreking op 3 Augustus tusschen ambtelijke
vertegenwoordigers van beide landen aan een
grondig onderzoek onderworpen.
Deze vertegenwoordigers waren eenstemmig
van meening, dat men zoo weinig mogelijk be
lemmeringen aan het touristenverkeer in den
weg moet leggen en zij hebben zich derhalve
beraden over het sluiten van een verdrag, dat
in beide landen de particuliere tourauto's, die
in het andere land zijn ingeschreven, geheel
zal vrijstellen van verkeersbelasting zonder dat
een fiscaal carnet noodig is.
Zij waren voorts van meening, dat deze vrij
stelling van verkeersbelasting diende te worden
uitgebreid tot autocars, die, in een der beide
landen ingeschreven, rondreizen maken in het
andere land, behoudens de verplichting voor de
bestuurders om de passagiers in een speciaal
boekje te laten aanleekenen.
In afwachting van het sluiten van zulk een
verdrag zal het boven omschreven regime, dat
goedgekeurd is door de competente Nederland
sche en Belgische autoriteiten, reeds toegepast
worden op touristenreizen.
toegepast worden op touristenreizen.
Desbetreffende instructies zijn aan de grens-
bureaux der beide landen gegeven.
Voorts was men van meening, dat het nuttig
zou zijn een speciale regeling te treffen voor
niet-betaald goederenvervoer in de grensstre
ken. Het verdrag, dat gesloten staat te worden
zal te dezen aanzien bepalingen bevatten.
Bovendien bleek men eenstemmig van oordeel,
dat voertuigen, gebruikt voor transporten van
koopmansgoederen, welke gerenumereerd wor
den en voertuigen, gebezigd voor transporten
van koopmansgoederen buiten de grensstreken,
welke niet gerenumereerd worden, uitgesloten
dienden te zijn van het voorrecht van vrijstel
ling.
Werden de vorige week reeds twee personen
te Vlagtwedde gearresteerd terzake vermoede
lijke fraude met den steun voor graan, deze
week is opnieuw een graanhandelaar te Onst-
wedde in het Huis van Bewaring te Gronin
gen ingesloten.
Het cshijnt, dat de gearresteerden kans ge
zien hebben telkens partijen graan aan het
toezicht van de controleurs bij de denaturali-
satie te onttrekken. Herdoor kregen zij toch
den vollen steun voor het geleverde, terwijl de
achtergehouden, niet gedenatureerde partij
voor hoogeren prijs kon worden verkocht.
BATAVIA, 9 Aug. (Aneta) Bij de beant
woording der sprekers in den Volksraad, deelde
de Regeeringsgemachtigde, luitenant-generaal
Koster, o.m. mede, dat de Regeering een debat
over de Idenburg-commissie moet afwijzen
Dat ó:e defensie verwaarloosd zou worden,
moet worden tegengesproken.
Nieuw aan te schaffen vliegtuigen zullen door
de Nederlandsche industrie worden geleverd
De oorlogsbegrooting werd: zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Tegen verscheidene sigarenwinkeliers te
's-Gravenhage is in de laatste dagen proces
verbaal opgemaakt in verband met het ver
strekken van loterij- en z.g. succesbonnen. Het
ligt in de bedoeling een principieele beslissing
uit te lokken over de vragen of het verstrekken
van dergelijke bonnen in strijd is met de nieu
we tabakswet.
(Van onzen Belgischen correspondent)
Verleden week heeft, zooals gemeld, de Ne
derlandsche Commissaris-Generaal bij de Brus-
selsche Wereldtentoonstelling van het volgend
jaar, mr. Verschuur, een bezoek gebracht aan
de terreinen der tentoonstelling.
Van Belgische zijde waren o.a. aanwezig de
Commissaris-Generaal der regeering, Graaf
van der Burch, de architect der stad Brussel,
Van Neck, de adjudant-commissaris generaal,
de heer Caspers. Met dezen laatste hebben we
een gesprek gehad, tijdens hetwelk we ver
namen dat verleden week definitief het voor
de Nederlandsche afdeeling bestemde terrein
werd gekozen.
Deze afdeeling, aldus onze zegsman, zal op
een der gunstigst gelegen kruispunten verrijzen,
niet ver van den hoofdingang. In de onmiddel
lijke nabijheid zal zich het plein der Vermake
lijkheden bevinden; langs de andere zijde,
rechts: het nieuwe park, dat des avonds schit
terend verlicht zal zijn en Oud-Brussel. De Ne
derlandsche afdeeling, waarheen men toegang
zal hebben langs twee breede avenues, zal al
dus nagenoeg in het hart der tentoonstelling
liggen.
Wanneer zal men met de bouwwerken
aanvangen?
In October a.s. De heer Verschuur zal on
middellijk in Nederland een wedstrijd voor
bouwmeesters uitschrijven onder leiding van den
bekenden architect Kromhout. Reeds binnen
zes weken hoopt hij met het goedgekeurde plan
te Brussel terug te zijn, zoodat men in October
de hand aan het werk zal kunnen slaan
De oppervlakte der afdeeling zal iets meer
zijn dan 5000 M2.
De deelneming van Nederland, aldus de heer
Caspers, verheugt ons vooral omdat we weten,
dat, wanneer Nederland iets onderneemt, het
plan steeds flink wordt uitgewerkt.
In 1930 was het Nederlandsche paviljoen te
Antwerpen iets verbluffends.
Zonder eenigen twijfel waren toen de Neder
landsche en de Britsche afdeelingen de „clou"
van de tentoonstelling.
Een paar jaren geleden was er in België
niet veel animo voor het plan van een wereld
tentoonstelling, doch thans schijnt de wind
gekeerd?
Ik moet erkennen, aldus onze zegsman, dat
we aanvankelijk wel een beetje vrees 'gevoeld
hebben, doch die periode is voorbij. Nu reeds
kan men zeggen dat de tentoonstelling een vol
ledig succes zal worden, in weerwil van de
crisis.
De toetredingen van het buitenland zijn tal
rijk. Deze week nog heeft Denemarken ons of
ficieel verzocht deel te kunnen nemen, dcch we
weten nog niet of we nog een beschikbare,
plaats zullen vinden.
Kortom, we zijn tevreden, zeer tevreden....
Verschenen is het jaarverslag van het eerste
jaar der Stichting „Menno van Coehoom".
Deze stichting stélt zich ten doel de instand
houding te bevorderen van oude buiten militair
gebruik gestelde vestingwerken in Nederland,
als gedenkteekenen van Geschiedenis en Kunst
en als natuurmonumenten, zoodoende bij te
dragen tot het bewaren van zinrijke overblijfse
len en eerbiedwaardige traditiën uit ons natio
naal verleden en tevens in het Nederlandsche
Volk den zin voor kunst en natuurschoon te
ontwikkelen en te bevorderen.
De naam dezer instelling herinnert aan den
bekwamen en dapperen legeraanvoerder van
den Stadhouder-Koning Willem III, aan Menno,
baron van Coehoom (16411704), den tijdgenoot
en mededinger van Vauban en evenals deze be
roemd als ingenieur en aanvaller en verdedi
ger van vestingen.
In zijn werk „Nieuwe Vestingbouw op een
natte of lage Horisont", in 1685 voor het eerst
uitgegeven, meermalen herdrukt en in vele talen
vertaald, beschrijft hij zijn vernuftig stelsel van
gebastionneerden vestingbouw, het Nieuw-Ne-
derlandsch systeem genoemd ter onderscheiding
van de nog meer klassieke, Oud-Nederlandsche
fortificatie-manier, product vooral van het genie
van Simon Stevin (15481620).
Beide systemen van militaire bouwkunst
sproten voort uit de eigenschappen van den Ne-
derlandschen bodem en uit de noodzakelijkheid,
dien grond, de volksvrijheid en den vrede tegen
vreemd geweld te verdedigen. Zuiver Neder
landsch en nationaal naar aard en bestemming
zijn alzoo de bouwwerken door die kunst ge
schapen.
Toch kan men dergelijke werken ook buiten
Nederland aantreffen: niet alleen in onze In-
diën, maar op vele andere plaatsen in en buiten
Europa, waarheen de Nederlandsche ingenieurs
öf wel door de eigen regeering werden uitge
zonden óf door vreemde machthebbers te hulp
werden geroepen om, in 't bijzonder op laag
gelegen terrein, hun kunst in praktijk te bren
gen.
Zoo heeft de drang naar vrijheid en onafhan
kelijkheid, gepaard aan de oude ingenieurswe
tenschap van onze dijkbouwers en de kunst van
onze wiskunstenaars, die karakteristiek ge
vormde wallen in 't leven geroepen, welke de
tijd daarenboven tot natuurmonumenten heeft
doen worden, getooid als zij zijn met kwistigen
plantengroei en gesierd met spiegelende water
partijen.
De arbeid der stichting is aangevangen, in
het bijzonder met de verbetering der oud-Ne-
derlandsche vesting Willemstad, terwijl Hulst,
Naarden, Maastricht, Gorinchem, Den Briel en
nog vele andere hare belangstelling hebben,
alsook de kleinere werken (schansen, e.d.), o.a.
het oude verdedigingswerk „De Flêche" in Bel-
lingwolde en de schans „Bekhof" te Oldeber-
koop.
In verband met de dreigende staking aan de
Eerste Nederlandsche Naaldenfabriek te Vaals
kuijnen we thans melden, dat het conflict op
gelost is.
Door bemiddeling van den burgemeester was
de voorgestelde loonsverlaging met 10 pCt. een
week uitgesteld.
Ondertusschen hadden de arbeiders zich in
verbinding gesteld met den Nederlandschen
R.K. Metaalbewerkersbond, welke besprekingen
heeft gevoerd met de directie.
Het resultaat is geweest, dat de vertegen
woordigers der organisatie de directie er van
hebben kunnen overtuigen, dat de loonsverlaging
niet verantwoord zou zijn en het bedrijf in nog
grooter moeilijkheden zou komen.
De loonsverlaging is dan ook voorloopig on
gedaan gemaakt, terwijl de directie zal trachten
beschermende maatregelen voor het bedrijf te
verkrijgen.
De staking is dus door deze overeenstemming
voorkomen.
De Ned. R. K. Middenstandsbond meldt:
Per 17 Juli wendde onze organisatie zich
tot den Raad van Ministers, naar aanleiding
van de door Z. Exc. den Minister van Binnen-
landsche Zaken aan de Colleges van Gedepu
teerde Staten mede ter doorzending aan de
gemeentebesturen gezonden circulaire met
betrekking tot enkele onderwerpen van perso
neelspolitiek. Den Ministerraad werd verzocht
maatregelen te willen nemen, omdat de richt
lijnen in deze circulaire neergelegd t.a.v. neven-
arbeid van overheidspersoneel niet alleen zou
den worden gevolgd door de Provinciale en
Gemeentelijke Besturen ën de rechtstreeks on
der het Ministerie van Binnenlandsche Zaken
ressorteerende instanties als het Staatsbe
drijf der P.T.T. doch ook door wijziging en/of
gewijzigde toepassing van de desbetreffende
rechtspositieregelingen door de overige depar
tementen van algemeen bestuur t.a.v. de onder
hen ressorteerende diensten en bedrijven zou
den worden doorgevoerd.
Op dit schrijven werd per 31 Juli van den
Minister van Binnenlandsche Zaken een ant
woord ontvangen, waarin deze berichtte, „dat
de Regeering, alvorens zich ter zake van het
vervullen van nevenbetrekkingen en neven
werkzaamheden door Overheidspersoneel te
wenden tot de lagere publiekrechtelijke licha
men, eerst het noodige heeft verricht teneinde
te verzekeren, dat door de verschillende depar
tementen en daaronder ressorteerende diensten
en bedrijven, te dezer zake eenzelfde gedrags
lijn zal worden gevolgd.
In verband daarmede worden thans reeds de
dienstreglementen van enkele diensten en be
drijven op dit punt herzien."
Ter gelegenheid van het bezoek van Z. H. Exc
dr. G. Lemmens, bisschop van Roermond aan
Steyl, heeft de Steyler boom- en rozenkwee-
kerij N.V. Gebr. Leenders aan den bisschop een
bouquet nieuwe rozen aangeboden, die met
toestemming van Z. H. Exc. „Monseigneui
Lemmens-roos" genoemd is.
Over het kweeken van deze nieuwe roos, die
een aanwinst voor de wereldberoemde kas
culturen van Aalsmeer belooft te worden, ver
nemen we van de firma Leenders nader, dat
deze nieuwe variëteit ontstaan is uit een krui
sing van Hadly en Frau Fritz Peltzer.
De Mgr. Lemmens-roos belooft een prima
snij- en groepenroos te worden.
De firma heeft de alleenverkoop van deze
roos voor Amerika contractueel overgedragen
aan den heer Robert Pyle, President van de
Conax-d-Pyle Co. West Grove U.S.A.
Op de rozen- en bloemen-tentoonstelling
welke binnenkort te Venlo in het Concertgebouw
zal gehouden worden, zal de „Mgr. Lemmens'
voor het eerst aan het publiek getoond worden
De minister van Binnenlandsche Zaken, mr.
De Wilde, heeft aan het Haagsche gemeente
bestuur een schrijven gericht, waarin hij den
uitdrukkelijken wensch te kennen geeft, dat
op de salarissen en loonen van het Haagsche
gemeentepersoneel nogmaals bezuinigd wordt.
In dit schrijven, dat, volgens „De Msb.", in
een alles behalve vriendelijken toon schijnt te
zijn gesteld, verlangt de minister, dat de ge
meentelijke salarissen en loonen meer in over
eenstemming zullen worden gebracht met het
rapport-Schouten.
Volgens de verlangens van den- minister zou
den bijvoorbeeld de salarissen van de directeu
ren van bedrijven en diensten met ongeveer
f 1500 per jaar moeten worden verminderd,
terwijl de loonen der arbeiders me" circa 3
per week zouden moeten worden verlaagd.
De verwezenlijking van de denkbeelden van
den minister zou voor Den Haag een vermin
dering op de salarisuitgaven beteekenen van
ongeveer anderhalf millioen gulden.
Het gemeentebestuur is na ontvangst van
dit schrijven onmiddellijk met den minister in
correspondentie getreden.
Waarschijnlijk zullen B. en W. in de raads
vergadering van a.s. Maandag omtrent een en
ander nadere mededeeling aan den Raad kun
nen doen.
Bij Koninklijk Besluit zijn met ingang van 1
September 1934 aangewezen voor den tijd van
twee jaren in de enkelvoudige kamer voor de
behandeling van burgerlijke kinderzaken, tevens
belast met de behandeling van kinderstrafza
ken vaxx de Arrondissements-rechtbank te
's-Hertogenbosch
tot lid: Jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen, rech
ter;
tot plaatsvervangend lid: Mr. L. L. Beckeringh
van Loenen; mr. C. W. Vollgraff; mr. K. C. J.
M. Sassen; xnr. A. A van Schuijlenburgh; mr. J.
E. Poerink allen rechter.
Breda:
totlid: Mr. F. C. A. Tilman, rechter;
tot plaatsvervaixgend lid: mr. Ch. J. M. H.
Roebroeck, vice-president; mr. G. J. Kronen
berg, rechter; mr. A. Bisschop Boele, rechter;
mr. F. A. J. Marres, rechter; mr. J. F. B. J. God
ding, rechter; mr. H. W. W. Andreae. rechter.
Maastricht
tot lid: mr. B. J. M. H. Ruland, rechter;
tot plaatsvervangend lid: mr. J. G. H. D. Ga-
diot; mr Th. van Dorninck; mr. A. E. W. Hus-.
tinx; mr. F. j. W. M. de Nerée tot Babberich;
mr H. M. F. H. Schillings, allen rechter.
Arnhem:
tot lid: nu-. H. Hannema, rechter;
tot plaatsvervangend lid: mr. J. Hou wink; mr.
C. van Nievelt; mr. A. H. van Beusekom; mr.
J. H. Smits; Jhr. mr. F. J. M. van Nispen tot
Sevenaer, allen rechter.
Zutphen:
tot lid: mr. A. H. van der Giesen, rechter;
tot plaatsvervangend lid: mr. H. L. Mees; mr.
H. Sluijterman; mr. H. L. Wilkens, allen rechter.
Zwolle
tot lid: mr. A. Mercier, rechter;
tot plaatsvervangend lid: mr. A. J. M. van
Heijst; mr. W. A. Vos, beiden x-echter.
Almelo:
tot lid: mr. A. C. Leendertz, rechter;
tot plaatsvervangend lid: mr. A. lkman van
Burck; mr. C. G. Bijkeveld; mr. A. W. Kleinen-
hammans; Jhr. mr. G. W. Mollerus, allen rech
ter.
's-Gravenhage:
tot lid: Jhr. mr. H. O. Feith, vice-president;
tot plaatsvervangend lid: mr. C. J. J. de
Joncheere, vice-pi-esident; mr. H. Haga, rechter;
mr. J. H. van Laer, rechter; mr. G H. B. van
den Boom, rechter; Mr. A. J. Paulus, rechter;
en Mr. A. W. J. van Vrijberghe de Coningh,
rechter.
Dordrecht: tot lid Mr. J. H. van Welsen,
rechter; tot plaatsvervangende leden Mr. H.
Heuvelink, president; Mrs. M. van Aken, J.
Bentfort van Valkenburg en G. A. Schreuder,
allen rechter.
Amsterdam: tot lid Mr. W. P. C. Knuttel,
rechter; tot plaatsvervangende leden Mrs. N. de
Beneditty, H. P. van Berkum, H. H. Boas, V. G.
A. Boll, J. Boon, Jhr. P. J. H. M. van der Does
de Willebois, H. D. Feenstra, B. de Gaay Fort
man, C. J. Heemskerk, J. E. Hoekstra, H. J.
Hülsmann, G. J. Jutte, M. D. K. S. van Lier, J.
Meihuizen, N. Muller, A. C. N. P. Ruys, P. H.
Smits, J. Spreij, P. F. Swagerman, J. J. ter Ma
ten, A. M. Baron van Tuyll van Serooskerken en
J. Verdam, allen rechter.
Alkmaar: tot lid mr. A. M. Ledeboer, rechter;
tot plaatsvex-vangende leden Mrs. J. Krabbe, W.
A. Ubbens en H. M. Fruin, allen rechter.
Utrecht: tot lid Mr. A. D. van Regteren Alte-
na, rechter; tot plaatsvervangende leden Mrs.
M. E. Havelaar, president; Mr. J. E. van der
Meulen, vice-president, Mrs. D. Kaars Sype-
steyn, C. Veen T. J. Dorhout Mees en H. P. J.
M. Loeff allen rechter.
Leeuwarden: tot lid Mr. J. Wedeven, rechter;
tot plaatsvervangende leden Mrs. D. G. Korten-
bout van der Sluijs, J. F. van Beeck Calkoen en
B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten, allen
rechter.
Assen (allen voor den tijd van één jaar)tot
lid Mr. W. J. Hox-dijk, rechter; tot plaatsvervan
gende leden Mr. L. van den Bijtel, rechter, Mr.
G. M. Dombos, vice-president en Mr. F. M.
Pleijte, rechter.
Benoemd tot gedelegeerde van de Nederland
sche Regeering bij het vierde internationale
congres voor Byzantijnsche studiën, dat van 9
tot 16 September 1934 te Sofia zal worden ge
houden: Dr. L. H. Grondijs te 's-Gravenhage.
43
„Ik geloof, dat de toestand er niet door zal
verbeteren en wij allen ten slotte in de gevange
nis zullen terechtkomen, als het nog niet erger
is."
Tony lachte en schoof de whiskykaraf van
zich af. „Dat is nog zoo erg niet, Guy," ant
woordde hij op bemoedigenden toon. „Wij zullen
dan op een welbesteed leven kunnen terugzien
en dat is toch het eenige, waar het op aan
komt."
Het was bij vieren, toen Tony op Chester
Square aanbelde en in de huiskamer werd ge
laten. Lady Jocelyn zat op de sofa een nieuwen
roman te lezen en sloot haar boek, toen haar
bezoeker op den drempel verscheen.
„Beste Tony," sprak zij, „dat ïs nu eens aar
dig van je, om zoo spoedig terug te komen. Ik
kan mijn nieuwsgierigheid haast niet bedwin
gen."
Tony kuste haar hartelijk en ging naast haar
op de sofa zitten.
„Gevoelt u zich sterk genoeg, tante Fanny, om
een lange, pijnlijke geschiedenis aan te hooren,
waarin eenige van de oudst adelfjke namen van
Europa voorkomen?"
„Hoe langer en pijnlijker zij is," zei lady Joce
lyn, „des te liever ik haar hoor." Zij stak haar
hand "uit naar een klein tafeltje naast haar en
drukte op een electrisch knopje. „Misschien is
het beter, dat wij eerst thee drinken," vervolgde
zij. „Een kop thee maakt de pijnlijkste geschie
denis draaglijk."
„Ik veronderstel, dat dit een der hoofdoorza
ken is van den rijkdom van Lipton en Lyons,"
zei Tony. „Vroeger dacht ik, dat het een gevolg
was van hun Schotsch bloed."
Het dienstmeisje bracht de thee en kreeg or
der, geen bezoekers toe te laten.
„Nu kun je beginnen, Tony, zei lady Jocelyn
terwijl zij hem een teer Sèvres kopje overhan
digde. „Spi-eek langzaam en sla geen enkel détail
over."
Aldus aangemoedigd, begon Tony zijn taak in
ongeveer dezelfde bewoordingen, als hij haar
reeds aan Molly had verteld. Hij herhaalde de
roerende geschiedenis van zijn ontdekking van
Isabel en hun voortgezette kennismaking. Lady
Jocelyn luisterde met gespannen aandacht en
genoegen, hetgeen duidelijk bleek uit het schit
teren van haar zwarte oogen.
Zij onderbrak hem niet, tot hij zijn verhaal
ten einde had. Slechts nu en dan gaf zij door
een knikje of een goedkeurend glimlachje blijk
van haar aandacht. Toen ten slotte alles was
verteld, liet zij zich achterover in de kussens zin
ken en keek hem met een hartelijken blik aan.
„Beste Tony," zei ze. „Ik heb je groot onrecht
aangedaan. Reeds toen je nog een kleine jongen
was heb ik je pogingen, om het familieleven op
te vroolijken bewonderd, maar ik had nooit ver
wacht, dat je tot iets als dit in staat zou zijn!"
„Ik gelcof, dat ik altijd eenigszins verkeerd
begrepen ben," zei Tony bescheiden. „Vele men-
schen ontwikkelen zich eerst laat, zooals u weet."
„Nu kan ik in vrede gaan," zei lady Jocelyn
met een kort lachje. „Indien iemand mij had
verteld, dat ik het nog zou beleven dat Laura
en Henry te eeniger tijd in een bloedig Euro-
peesch schandaal gewikkeld zouden worden
Zij brak haai- zin af, alsof woox-den niet bij
machte waren de diepte van haar emoties te
vex-tolken.
„Maar het is toch vex-blijdend nieuws, niet
waar?" zei Tony. „Eigenlijk is het hun eigen
schuld. Zij hebben niet opgehouden mij na den
oorlog tot een of andere ernstige daad aan te
sporen."
„Nu, dan behoeven zij zich ook niet te be
klagen," stemde lady Jocelyn toe, „Koninginnen
beschermen is het ernstigste bedrijf, dat een
jongmensch kan kiezen."
Zij schikte zich een weinig gemakkelijk op
de sofa en keek Tony glimlachend aan. „En
welke rol moet ik in het stuk spelen? Moet ik
de fantastische petemoei zijn?"
Tony zweeg een oogenblik. „Ik weet het niet,"
zei hij. „Op mijn woord van eer, tante Fanny,
ik zie er tegen op u er ook in te betrekken."
„Gekheid," antwoordde lady Jocelyn opgewekt.
„Menschen van mijn leeftijd hebben geestelijke
opwekking noodig, om hun belangstelling in het
leven te kunnen behouden." Na een oogenblik
gezwegen te hebben hervatte zij: „Bovendien
moet je aan het meisje denken. Zelfs met den
goeden naam van een Prinses moet rekening ge
houden worden."
Tony knikte. „Dat is ons zwakke punt," ver
klaarde hij. „Wij hebben flinke menschen ge
noeg maar op het gebied van chaperonnes zijn
wij slecht voorzien."
„Dat bezwaar is gemakkelijk op te heffen," zei
lady Jocelyn. „Je moet haar hier brengen, om
bij 'mij te komen logeeren. Ik geloof dat wij het
samen best zullen kunnen vinden. Ik houd van
meisjes met rood haar."
„Ik heb er ook over nagedacht," bekende
Tony, „maar beste tante Fanny, het is werkelijk
gevaarlijk. Sluwe, gluiperige menschen, zooals
Da Freitas, zijn gevaarlijke schavuiten wanneer
zij iets kwaads in het schild voeren."
„Ik maak mij niet ongerust," antwoordde lady
Jocelyn kalm. „Op den hoek staat steeds een
vertrouwde politie-agent, Tony," zei ze plotse
ling, na eenige stilte. „Ik heb een inval gekre
gen.' Als jij werkelijk voor dolenden ridder van
dit meisje wilt spelen stel dan je mooie stoom
jacht disponibel en vaar met haar buiten ge
vaarlijk terrein. Als je naar een mooie streek
gaat heb ik er geen bezwaar tegen, mede te gaan
en als chaperonne dienst te doen. Ik ben dol op
een zeereisje."
Tony staarde haar met bewondering aan.
„Lieve, beste tante Fanny!" riep hij. „Dat is
geen inval, dat is het voorstel van een genie."
Hij zweeg even alsof hij het heerlijke van het
denkbeeld geheel in zich wilde opnemen. „Ik
zou Guy ook kunnen medenemen," voegde hij
er aan toe; „dan hadden wij een vierden man,
om te bridgen."
„Als Guy de oceaan maar welvoeglijk vindt,"
merkte lady Jocelyn op.
„O, dat is in orde," zei Tony. „Hij begint al
heel wat breeder van opvatting te worden, voox--
namelük wanneer het Isabel betreft."
Hij stond van de sofa op. ,Ik zal onderweg een
telegram aan Simmons zenden. De „Betty" ligt
te Southampton en het zal niet langer dan een
paar dagen duren, om haar reisvaardig te ma
ken."
„Je brengt in ieder geval Isabel hier, niet
waar?" vroeg lady Jocelyn. „Afgezien van de
booze tongen, lijkt het mij toch veiliger, om
Hampstead te verlaten. Ik vermoed, dat Da
Freitas weet waar zij is en in dat geval verkeert
zij tot op zekere hoogte in voortdurend gevaar."
Tony knikte., „Ik zal haar zelf morgenochtend
hier brengen" zei hij. „Het huis wordt waar
schijnlijk bewaakt, maar ik zal eerst een toertje
met haar maken en wel zoo rijden dat zij niet te
weten komen waar ons eindpunt is." Na eenige
oogenblikken van zwijgen zei hij: „Tante Fanny,
u is een schat; ik weet niet, hoe ik mijn dank
naar evenredigheid moet betuigen."
Lady Jocelyn glimlachte. „Dat zal ik je zeg
gen, Tony," sprak zij, „als ik Isabel heb gezien."
Vlak bij het Victoria station is een suikerbak
kerswinkel, waarin tevens een telegraafkantoor
is gevestigd. Om welke duistere reden de direc
teur generaal der posterijen tot dien maatregel
is overgegaan, zal evenals zoovele geheimzinnig
heden bij dat instituut wel nooit opgehelderd
worden. Hier liet Tony zijn auto stoppen en ging
de mysterieuze combinatie van suiker en elec-
triciteit binnen, waar hij een formulier van de
lessenaar nam en daarna een oogenblik naden
kend bleef staan. Hij schreef het volgende tele
gram:
Kapitein Simmons
stoomjacht „Betty"
Southampton.
„Neem alle noodige maatregelen voor on
middellijk vertrek. Zes of zeven koppen, be
dienden inbegrepen. Duur der reis onbepaald.
Sein wanneer op zijn vlugst klaar. Alles wel,
hoop insgelijks.
Conway."
Hij reikte het aan een meisje achter de toon
bank over; een bloedarm ding van omstreeks
zeventien jaar. Zij las het, onder het aanstrepen
van elk woord en een benijdend, droef verlan
gen werd op haar gelaat zichtbaar.
„Eén shilling acht pence" besloot zij haar be
rekening. Dan voegde zij er met zwakke stem
aan toe: „Zoo'n reisje zou mij opknappen."
Tony stak zijn hand in zijn zak en haalde een
bankbiljet van vijf pond te voorschijn. Hij keek
even om zich heen en toen hij zag, dat niemand
op hem lette, schoof hij het bankbiljet over de
toonbank naar haar toe.
„Houd maar moed, kind," zei hij vriendelijk.
„Wil je het telegram hiermede betalen en de
rest naar eigen goedvinden besteden?"
Het jonge meisje stond stijf van verbazing en
voor zij zich had hex-steld om weer te kunnen
spreken, was hij den winkel uitgeslenterd.
(Wordt vervolgd.)